Stil de tijd

advertisement
Stil de tijd
pleidooi voor een langzame toekomst
Auteur:Joke J. Hermsen
LOF DER VERVELING
'Wat is de tijd? Wanneer maar niemand het me vraagt, weet ik het; wil ik het echter
uitleggen aan iemand die het vraagt, dan weet ik het niet.' Met deze passage leidde
de kerkvader Aurelius Augustinus (354-430) het filosofische denken over het verschijnsel
tijd in. Er gingen echter eeuwen overheen voordat het onderwerp hoog op de agenda
van de grote filosofen kwam te staan, maar toen was het er ook niet meer af te slaan.
Immanuel Kant, Henri Bergson, Martin Heidegger, Ernst Bloch, ze hebben zich het hoofd
erover gebroken. En in hun kielzog hebben de grote romanschrijvers zich over het
thema gebogen. De Toverberg van Thomas Mann bijvoorbeeld is één grote
bespiegeling over de tijd. En wat is Prousts Op zoek naar de verloren tijd anders dan een
tijdsymfonie, gecomponeerd naar een grondmotief van Bergson? En ook de onlangs
vertaalde roman Het klokkengelijkzetinstituut van de Turkse schrijver Ahmet Hamdi
Tanpinar (1901-1962) speelt met motieven uit de filosofie van Bergson.
In haar essaybundel Stil de tijd (de titel is ontleend aan een dichtregel van Gerrit
Kouwenaar 'spel het vlees, stil de tijd, leef nog even', geeft filosofe en romanschrijfster
Joke Hermsen een overzicht van het denken over de tijd in de westerse filosofie. Vooral
Bergson krijgt haar volle aandacht, in een doorwrocht en zeer leesbaar essay, waar ze
ook uitgebreid ingaat op de invloed van de tijdfilosoof bij uitstek op Marcel Proust. En
opvallend genoeg wijdt ze ook een enthousiasmerend opstel aan het opus
magnum Das Prinzip Hoffnung van de bijna vergeten (want door het odium van het
marxisme - ten onrechte - besmette) Ernst Bloch (1885-1977). Haar hartenkreet aan het
einde van dit opstel: 'Het is hoog tijd voor een Nederlandse vertaling van dit
opmerkelijke filosofische werk', is ook mij uit het hart gegrepen.
Niet alleen filosofen en romanschrijvers werden en worden geïntrigeerd door het
verschijnsel tijd. Hermsen laat in opstellen over de componist Simeon ten Holt, de
fotografe Margriet Luyten en de schilder Mark Rothko zien dat ook in hun werk de tijd
een hoofdrol speelt.
Hermsen laat zich bij haar bespiegelingen over de tijd niet alleen leiden door de werken
van anderen. In twee reisjournalen, een over haar verblijf op het Franse platteland en
een over dat in Athene, vertelt ze hoe een verandering van de landschappelijke en
culturele omgeving ook een verandering in haar tijdbeleving met zich brengt.
Heel verrassend is bijvoorbeeld haar constatering dat in het tijdsbesef van de Grieken
de toekomst niet vóór maar achter hen ligt. En op het platteland van Frankrijk merkt ze
hoe alleen al het ontbreken van internet haar tijd lijkt te verlangzamen, en hoe
weldadig dat voor haar is. Vandaar waarschijnlijk ook de ondertitel van de
bundel:Pleidooi voor een langzame toekomst.
Hermsen houdt nog een ander pleidooi: voor een herwaardering van de verveling , of
positiever gezegd voor de ledige tijd, die ze beschouwt als een sine qua non van de
creativiteit, waarbij ze met instemming de Duitse filosoof Wilhelm Schmidt aanhaalt, die
de verveling omschrijft als een 'vacuüm [...] dat van alles aantrekt: ongedachte
gedachten, gedurfde ideeën, verbanden, samenhangen die plotseling zin geven'.
En met evenveel instemming citeert ze Heidegger die ergens schrijft dat 'uit het niets
van de verveling de filosofie wordt geboren'. Beide citaten combinerend kunnen we
de essaybundel van Hermsen beschouwen als een geslaagd voorbeeld van de
vruchten van de verveling .
Het mooiste opstel in deze bundel is 'Bellen blazen in de tijd', waarin Hermsen een
verrassend en overtuigend verband legt tussen de diepere zin van het bellen blazen
door Hedwig in Frederik van Eeden's roman Van de koele meren des doods en het
bellen blazende kind in de prelude tot Peter Sloterdijks Sferen (de ontroerende mezzotint
Bubbles (1887) van G.H. Every, naar een schilderij van John Everett Millais is in het
kleurenkatern van de essaybundel afgedrukt).
Hermsen citeert rijkelijk uit de werken van filosofen en romanschrijvers, zonder precieze
bronvermelding. Het is begrijpelijk dat ze haar opstellen niet wilde ontsieren door een
wildgroei van noten, maar een bibliografie aan het einde van het boek was geen
overbodige luxe geweest. Misschien kan die worden toegevoegd in de zesde druk, die
in voorbereiding is.
(Recensie door Driessen Hans, gepubliceerd op 29-01-2010)
Download