Inhoud Thema 1 Voedselrelaties Les 1: Soorten relaties tussen organismen x x Les 2: Voorstellingen van voedselrelaties xx Les 3: Belang van biodiversiteit xx Les 4: Mens en biodiversiteit xx Thema 2 Producenten doen aan fotosynthese xx Les 5: Planten vormen energierijke stoffen xx Les 6: Fotosynthese xx Thema 3 Voortplanting bij bloemplanten xx Les 7: Bouw van een bloem en functie van de bloemdelen xx Les 8: Bestuiving en bevruchting xx Les 9: Ontwikkeling van een bloemplant xx 1 VOEDSELRELATIES In dit thema bespreek je de soorten relaties tussen organismen. Je leert hoe voedselrelaties voorgesteld worden. Je gaat na wat het belang is van biodiversiteit. Je onderzoekt hoe de mens de biodiversiteit beïnvloedt. 7 1 SOORTEN RELATIES TUSSEN ORGANISMEN Soorten relaties tussen organismen Voorbereiding les 1 Je brengt mee: - kleurpotloden: blauw, groen, rood en bruin Welke relaties ontdek je tussen organismen in een biotoop? Al deze beelden zijn gemaakt in dezelfde tuin. Afb. 1 hommel op bloem Afb. 2 bladluizen op rozenblad Afb. 3 haagwinde rond maïs Afb. 4 kleine stinkzwam op dood gras Afb. 5 de rups van de sint-jacobsvlinder op jacobskruid Afb. 6 merelnest in boom Afb. 7 regenwormen in compost Afb. 8 kat met muis Op elke afbeelding ontdek je organismen die elkaar nodig hebben. Er is een relatie tussen de organismen. 8 LES 1 LES 1 SOORTEN RELATIES TUSSEN ORGANISMEN Noteer in de tabel voor elke afbeelding de naam van beide organismen. Zet ook een kruisje bij de juiste relatie tussen de organismen. Relatie tussen Afb. organisme A organisme B Functie van de relatie voedsel bescherming steun 1 2 3 4 5 6 7 8 In een biotoop ontdek je verschillende relatievormen tussen organismen. Verbind wat bij elkaar hoort. Gebruik voor de verbindingslijn de kleur die bij de verklaring vermeld is. Een organisme gebruikt een ander organisme om zichzelf of zijn nest te verbergen. (groen) Beschermingsrelatie Een plant hecht zich vast aan een andere plant om hogerop te raken en zo meer licht op te vangen. (rood) Voedselrelatie Een organisme voedt zich met andere organismen of delen van andere organismen. (blauw) Steunrelatie 9 LES 1 SOORTEN RELATIES TUSSEN ORGANISMEN Welke voedselrelaties ontdek je tussen organismen? Markeer met blauw de namen van alle organismen die zich voeden met andere organismen of met delen van andere organismen. Info over de voedingsgewoonten van de verschillende organismen vind je in de tabel. 10 Afb. 9 wilg Afb. 10 schimmel Afb. 11 egel Afb. 12 mus Afb. 13 naaktslak Afb. 14 gras Afb. 15 kleine stinkzwam Afb. 16 merel Afb. 17 bruine kikker Afb. 18 bladluis Afb. 19 rozenstruik Afb. 20 regenworm Afb. 21 kat Afb. 22 mol Afb. 23 honingbij Afb. 24 sla LES 1 SOORTEN RELATIES TUSSEN ORGANISMEN Infotabel Organisme Wie eet wat? bladluis Zeer klein insect. Zuigt plantensappen. egel Zoogdier waarvan het merendeel van de haren vervormd is tot stekels. Voedt zich met kleine dieren zoals slakken, wormen, insecten ... gras Kruidachtige plant. Neemt water en mineralen op uit de bodem. honingbij Stekend insect. Eet nectar en stuifmeel. Zet het grootste deel daarvan om in honing en bewaart die als wintervoorraad. kat Zoogdier. Voedt zich hoofdzakelijk met kleine dieren zoals muizen, vogels, spinnen ... bruine kikker Amfibie. Eet insecten, wormen, slakjes ... kleine stinkzwam Paddenstoel. Komt voor op afgestorven plantendelen waaruit hij energierijke voedingsstoffen opneemt. Daarbij komen mineralen vrij. merel Zwarte (mannetje) of donkerbruine (wijfje) vogel. Voedt zich met kleine diertjes (wormen, kevers ...), vruchten en zaden. mol Klein zoogdier met zwarte vacht. Leeft onder de grond. Eet wormen, insecten en insectenlarven. mus Kleine, bruingrijze vogel. Voedt zich hoofdzakelijk met zaden. De jongen worden gevoed met insecten. naaktslak Slak zonder slakkenhuis. Voedt zich met planten. regenworm Worm die zich voedt met afgestorven organisch materiaal. Hij haalt daaruit energierijke voedingsstoffen. Zijn uitwerpselen zijn rijk aan mineralen. rozenstruik Houtachtige plant. Neemt water en mineralen op uit de bodem. schimmel Organisme dat leeft op plantaardig of dierlijk materiaal. Het breekt weefsel af en neemt daaruit energierijke voedingsstoffen op. Daarbij komen mineralen vrij. sla Kruidachtige plant. Neemt water en mineralen op uit de bodem. wilg Houtachtige plant. Neemt water en mineralen op uit de bodem. Noteer de namen van de organismen die niet gemarkeerd zijn. Omcirkel het juiste antwoord. Het zijn planten / dieren / schimmels en paddenstoelen. / zijn de enige organismen die zich niet voeden met andere organismen. / Ze nemen uit de omgeving water en mineralen op en ze maken of produceren zelf energierijke voedingsstoffen (brandstoffen), zoals suikers (glucose en zetmeel) en vetten. 11 SOORTEN RELATIES TUSSEN ORGANISMEN LES 1 Planten zijn producenten. Producenten bezitten in hun cellen kleine, groene deeltjes. Afb. 25 cellen van waterpest Noteer de naam van de groene deeltjes die je ziet in de cel op afbeelding 25. Over het productieproces van de energierijke voedingsstoffen in de plantencellen ontdek je meer in les 5 en 6. Omcirkel in de tabel op pagina 11 de namen van de producenten met groen. Sommige van de blauw gemarkeerde organismen voeden zich met levende planten en dieren, of met delen van die organismen. Ze halen daaruit energierijke stoffen en bouwstoffen, zoals eiwitten en mineralen. Deze organismen verbruiken of consumeren andere organismen. Het zijn consumenten. Omcirkel in de tabel de namen van de consumenten met blauw. Nu blijven nog enkele organismen over waarvan de namen niet omcirkeld zijn. Waarmee voeden deze organismen zich? Het zijn reducenten of opruimers. Reducenten halen energierijke stoffen en mineralen uit organisch afval. Organisch afval bestaat uit afgestorven resten van planten en/of dieren. Reducenten gebruiken niet alle mineralen die vrijkomen. Een groot deel van de mineralen uit het organisch afval komt, na de vertering door de opruimers, vrij in de omgeving. Die mineralen lossen meestal op in het bodemwater. Omcirkel in de tabel de namen van de reducenten met bruin. Voor welke levende wezens zijn de vrijgekomen mineralen zeer belangrijk? 12 LES 1 SOORTEN RELATIES TUSSEN ORGANISMEN Hoe stel je de voedselrelatie tussen organismen voor? Bekijk het onderstaande schema. De pijlen tussen de verschillende organismen stellen de richting van de voedselstroom voor. Noteer bij elke pijl wat het ene organisme opneemt van het andere. Kies uit: - water en mineralen; - energierijke stoffen en bouwstoffen. Afb. 27 Afb. 28 organisch afval Afb. 26 bodemwater Deze voorstelling toont dat voedingsstoffen voortdurend doorstromen van het ene levende wezen naar het andere. Dat is een voedselkringloop. Een voedselkringloop is een van de mogelijke voorstellingswijzen van een voedselrelatie. Wat heb je geleerd? Vul aan. nemen mineralen op uit de omgeving en vormen zelf energierijke voedingsstoffen. nemen energierijke voedingsstoffen en bouwstoffen op uit levende organismen. halen energierijke stoffen en bouwstoffen uit organisch afval. Ze maken daarbij mineralen vrij. Een voedselkringloop is een voorstelling van de doorstroming van voedingsstoffen van het ene levende wezen naar het andere. 13 SOORTEN RELATIES TUSSEN ORGANISMEN LES 1 Vul het schema “voedselrelaties tussen organismen in een voedselkringloop” aan. energierijke stoffen en bouwstoffen mineralen en water Ontdek de juiste oplossing in de verbetersleutel. 14 energierijke stoffen en bouwstoffen LES 1 SOORTEN RELATIES TUSSEN ORGANISMEN Test jezelf! 1 Verbind de naam met de juiste beschrijving. Gebruik voor de verbindingslijn de opgegeven kleur. Producent (groen) Een levend wezen dat organische stoffen afbreekt, daaruit zelf energierijke stoffen en bouwstoffen gebruikt en de resterende mineralen aan de omgeving afgeeft. Consument (blauw) Een levend wezen dat bladgroenkorrels bezit en zelf energierijke voedingsstoffen maakt. Reducent (bruin) Een levend wezen dat zich voedt met levende planten en/of dieren en daaruit energierijke stoffen en bouwstoffen haalt. 2 Stel een voedselkringloop op. Kies uit deze organismen: gras - rups - peen - kever - regenworm - koe - konijn schimmel. Verschillende juiste antwoorden zijn mogelijk. 3. Leg uit hoe het komt dat planten niet kunnen blijven leven in een natuurlijke omgeving waarin geen andere organismen leven. Wat kun je? m m m m m m organismen indelen in producenten, consumenten, opruimers (reducenten) uitleggen wat producenten zijn uitleggen wat consumenten zijn uitleggen wat opruimers (reducenten) zijn uitleggen wat het nut is van opruimers (reducenten) een voedselkringloop opstellen 15 2 VOORSTELLINGEN VAN VOEDSELRELATIES LES 2 Voorstellingen van voedselrelaties Naast de voedselkringloop zijn er nog andere manieren om voedselrelaties voor te stellen. Hoe stel je voedselrelaties tussen organismen nog voor? Tijdens de biotoopstudie of bij een observatie in de tuin kun je het volgende waarnemen: Een naaktslak is omhooggekropen langs een tak van de appelboom en eet van een rijpe appel. Daar wordt de slak opgemerkt door een merel. De merel plukt het slakje weg en neemt het mee naar zijn nest, waar hij het voedt aan een van zijn hongerige jongen. Tijdens zijn nachtelijke strooptocht komt een wezel langs het nest en rooft het mereljong. Het bovenstaande verhaal kun je korter voorstellen als je enkel de namen van de organismen gebruikt. Je verbindt de namen met pijlen, die aangeven welk organisme een ander organisme eet. Zo stel je de naaktslak die gegeten wordt door de merel als volgt voor: merel. naaktslak Het verbindingspijltje betekent ‘wordt gegeten door’. Maak met alle vetgedrukte woorden uit het verhaal een soortgelijke geordende voorstelling. Dat is een voedselketen. Noteer de namen van - de producenten: - de consumenten: - de reducenten (opruimers): Je ziet één producent. Op welke plaats staat de producent in de voedselketen? Geef daarvoor een verklaring. Je ziet meerdere consumenten. De naaktslak voedt zich met planten / dieren. Ze is een consument van de eerste orde. De merel in deze voedselketen neemt voedingsstoffen op van de naaktslak. Hij is een consument van de tweede orde. Noem in deze voedselketen de consumenten van de derde orde. Een voedselketen is een zeer eenvoudige voorstelling van voedselrelaties. In de natuur verloopt het ‘eten en gegeten worden’ heel wat complexer. 16 LES 2 VOORSTELLINGEN VAN VOEDSELRELATIES Op de afbeelding zie je dat verschillende voedselketens door elkaar lopen en gemeenschappelijke schakels hebben. Dat is een voedselweb. vossen roofvogels Haal twee volledige voedselketens uit het voedselweb. slangen insectenetende vogels kikkers spinnen roofinsecten konijnen eekhoorns muizen zaadetende vogels plantenetende insecten Afb. 29 voedselweb Wat is het verschil tussen een voedselketen, een voedselweb en een voedselkringloop? Omcirkel de groep organismen die ontbreekt in een voedselketen. producenten - consumenten - reducenten Zijn deze organismen aanwezig in een voedselweb? Leg het belang uit van deze organismen voor de omgeving. Verduidelijk het verschil tussen voedselkringloop enerzijds, en voedselketen en voedselweb anderzijds. Wat gebeurt er als een van de schakels in een voedselrelatie verdwijnt? Bekijk afbeelding 29. Dit voedselweb geeft de situatie weer in een uitgestrekt landbouwgebied. De plantenetende insecten beschadigen de landbouwgewassen, waardoor de opbrengst vermindert. Dat probleem wordt vaak opgelost door het gebruik van een insecticide. Ga na welke invloed die ingreep heeft op de organismen binnen dat voedselweb. 17 VOORSTELLINGEN VAN VOEDSELRELATIES LES 2 Zet een kruisje bij wat er met elke groep organismen gebeurt. Organismen Geen invloed Aantal daalt Aantal stijgt roofinsecten spinnen padden insectenetende vogels slangen haviken en uilen vossen konijnen eekhoorns muizen zaadetende vogels planten Wat is er gebeurd met het aantal dieren in deze biotoop? Wat gebeurt er met het aantal diersoorten in dit gebied als men het gebruik van insecticiden regelmatig herhaalt? De natuur is verstoord, waardoor sommige organismen verdwijnen. De biodiversiteit, dat is de verscheidenheid van organismen, in dit gebied daalt. Leg uit wat het uiteindelijke effect is op de opbrengst van de landbouwgewassen. Is het probleem opgelost? Hoe kan het probleem op een milieuvriendelijke manier opgelost worden? 18 LES 2 VOORSTELLINGEN VAN VOEDSELRELATIES Wat heb je geleerd? Vul aan. is een opeenvolging van organismen waarin elk organisme als voedsel dient voor het volgende. bestaat uit meerdere met elkaar verbonden voedselketens. is een voorstelling die weergeeft welke weg de voedingsstoffen doorlopen tussen producenten, consumenten en reducenten. is de verscheidenheid van organismen in een gebied. Het verwijderen van één schakel in een voedselketen heeft wel / geen invloed op de andere schakels. De biodiversiteit vermindert. Vul het schema “voorstellingen van voedselrelaties” aan. VOEDSEL producent 1 consument 1 producent 2 consument 4 consument 2 consument 3 consument 5 VOEDSEL mineralen en water reducent VOEDSEL Ontdek de juiste oplossing in de verbetersleutel. 19 VOORSTELLINGEN VAN VOEDSELRELATIES LES 2 Test jezelf! 1 Stel met de vetgedrukte woorden uit de tekst een voedselketen op. Een mus scharrelt rond en eet graszaden. Op de oogrand van de mus likt een vlieg oogvocht. Even later raakt de vlieg verstrikt in het web van een spin. Een koolmees is op zoek naar voedsel voor haar jongen en vangt de spin. Als het mezenjong voor het eerst het nest verlaat, komt het bij een eerste vliegpoging op een laaghangende tak terecht. Het is een makkelijke prooi voor een voorbijlopende kat. 2 Aanvulling bij het voorgaande verhaal. De mus eet behalve graszaden ook zonnebloempitten. De koolmees heeft behalve een spin ook een rups gevangen, die in de moestuin net een stukje van een bloemkoolblad gegeten had. Maak een voorstelling van het volledige verhaal. Hoe heet deze voorstelling? 3 Maak met minstens drie organismen uit de vorige voorstelling een voedselkringloop. Welk organisme ontbreekt in het verhaal? 20 LES 2 VOORSTELLINGEN VAN VOEDSELRELATIES 4 Bij landbouwgronden worden regelmatig mineralen (meststoffen) aan de bodem toegevoegd. In een bos doet men dat niet. Bosgrond blijft vruchtbaar (mineraalrijk). Geef daarvoor een verklaring. Wat kun je? m m m m m m m m uitleggen wat een voedselketen is uitleggen wat een voedselweb is uitleggen wat een voedselkringloop is uitleggen waarom elke schakel in een keten belangrijk is een voedselketen opbouwen een voedselweb opbouwen een voedselkringloop opbouwen uitleggen wat biodiversiteit is 21 3 BELANG VAN BIODIVERSITEIT LES 3 Belang van biodiversiteit Gedurende miljarden jaren heeft het leven op aarde zich ontwikkeld. Het resultaat is een enorme verscheidenheid van organismen. Afb. 30 tropisch regenwoud Afb. 31 gemengd bos Afb. 32 toendra Organismen zijn afhankelijk van elkaar en van hun leefomgeving. Zo vind je in een tropisch regenwoud andere organismen dan in een gemengd bos of in de toendra. Elke leefomgeving vormt een ecosysteem waarbinnen er een natuurlijk evenwicht is tussen producenten, consumenten en reducenten. Zonder ingrepen van buitenaf blijft dat systeem in evenwicht en blijft de omgeving gezond. Wat is het belang van biodiversiteit voor het behoud van een ecosysteem? Gebied 1 Consument van 3e orde C8 Consument van 2e orde C5 Consument van 1e orde Producent C1 P1 C9 C6 C2 P2 Gebied 2 Ce C7 C3 P3 C4 P4 P5 Cc Cd Ca Cb Pa Pb Afb. 33 Deze afbeelding toont je twee voedselwebben, waargenomen in twee verschillende gebieden. De namen van de soorten organismen zijn vervangen door P = producent (plantensoort) C = consument van 1e orde (planteneter) C = consument van 2e orde (vleeseter die zich voedt met planteneter) C = consument van 3e orde (vleeseter die zich voedt met vleeseter) 22 LES 3 BELANG VAN BIODIVERSITEIT Vergelijk de variatie in plantensoorten in beide gebieden. Wat stel je vast? Hoeveel soorten organismen zijn betrokken bij het voedselweb in gebied 1? Hoeveel soorten organismen zijn betrokken bij het voedselweb in gebied 2? In welk gebied is de biodiversiteit bijgevolg het grootst? In beide gebieden is het ecosysteem in evenwicht. Door een verandering in de omgeving sterft in gebied 1 plantensoort 3 uit. Schrap die plantensoort op de afbeelding. Onderzoek aan de hand van de vragen wat de gevolgen van die verstoring zijn voor het evenwicht binnen dat gebied. Welke invloed heeft het verdwijnen van plantensoort 3 op de consumenten van de eerste orde in gebied 1? Welke invloed heeft dat op de consumenten van de tweede orde in dat gebied? Welke invloed heeft dat op de consumenten van de derde orde in dat gebied? Schrap in het voedselweb van gebied 1 alle uitgestorven diersoorten. Hoeveel soorten organismen zijn in totaal in gebied 1 verdwenen? Hoeveel soorten organismen blijven er in dat gebied over? Oorspronkelijk aantal soorten organismen Totaal aantal soorten organismen dat uitsterft in het gebied Totaal aantal soorten organismen dat overblijft in het gebied Gebied 1 23 BELANG VAN BIODIVERSITEIT LES 3 Door een verandering in de omgeving sterft in gebied 2 plantensoort a uit. Welke invloed heeft dat op de consumenten van de eerste orde in dat gebied? Welke invloed heeft dat op de consumenten van de tweede orde in dat gebied? Welke invloed heeft dat op de consumenten van de derde orde in dat gebied? Hoeveel soorten organismen zijn er uiteindelijk verdwenen in gebied 2? Schrap die organismen op de afbeelding. Hoeveel soorten organismen blijven er over in het gebied? Vul de tabel aan. Oorspronkelijk aantal soorten organismen Totaal aantal soorten organismen dat uitsterft in het gebied Totaal aantal soorten organismen dat overblijft in het gebied Gebied 2 Vergelijk de resultaten in beide tabellen. Wat stel je vast? Omcirkel wat juist is. Het verdwijnen van één plantensoort heeft de grootste invloed in gebied 1 / gebied 2. Dat is het gebied met de grootste / kleinste biodiversiteit. Hoe kleiner / groter de biodiversiteit, hoe kwetsbaarder het gebied. Hoe kleiner / groter de biodiversiteit, hoe beter het evenwicht binnen een ecosysteem behouden kan blijven. 24 LES 3 BELANG VAN BIODIVERSITEIT Extra opdracht Bereken voor beide gebieden hoeveel procent van de soorten binnen het gebied uitgestorven is en hoeveel procent van de soorten overblijft. De werkelijke aantallen neem je over uit de tabellen op de vorige pagina. Gebied 1 Werkelijke aantallen % Uitgestorven soorten Overblijvende soorten Oorspronkelijke soorten 100 Gebied 2 Werkelijke aantallen % Uitgestorven soorten Overblijvende soorten Oorspronkelijke soorten 100 Vergelijk de procentuele verdeling van het aantal uitgestorven en overblijvende soorten in beide gebieden. Wat stel je vast? Omcirkel wat juist is en vul aan. Het verdwijnen van één plantensoort heeft de grootste invloed in gebied 1 / gebied 2. In dat gebied sterft % van de soorten uit. % van de soorten overleeft de verstoring. In het gebied met de grootste biodiversiteit overleeft % van de soorten de verstoring. Het evenwicht binnen een ecosysteem blijft beter behouden als de biodiversiteit groot / klein is. Komt die vaststelling overeen met de vorige vaststelling? Wat is het economische belang van biodiversiteit? Om met velen op deze planeet te kunnen overleven, heeft de mens gespecialiseerde activiteiten ontwikkeld. Zo zorgt de landbouwsector voor voedsel en grondstoffen voor de industrie. Het is interessant als de gekweekte gewassen en dieren snel groeien, weinig ziektegevoelig zijn en bijgevolg voor een goede opbrengst zorgen. De landbouwer is al sinds duizenden jaren op zoek naar gewassen en dieren die die interessante kenmerken bezitten. In de volgende oefening vind je - verschillende activiteiten van de mens; - het aspect van de natuur dat interessant is voor een van die activiteiten; - het voordeel dat de mens uit dat aspect haalt. 25 LES 3 BELANG VAN BIODIVERSITEIT Bekijk de foto’s en lees de bijschriften. Markeer in de oefening elke activiteit, het juiste kenmerk van de natuur en het juiste voordeel voor de mens in de opgegeven kleur. Afb. 34 waterwinningsgebied Activiteit Afb. 35 weide met vee en akkergebied Interessant kenmerk van de natuur landbouw (groen) Voordeel voor de mens voldoende bevoorrading van houtproducten houtbedrijf (oranje) snelgroeiende en sterke rassen van gewassen en vee (blauw) voldoende bossen met een grote verscheidenheid van bomen Afb. 37 viswater Afb. 36 gemengd bos Afb. 38 geneeskrachtige wilde plant: bernagie rijke oogst, grote vleesen melkopbrengst Afb. 39 bloemenweide Activiteit Interessant kenmerk van de natuur Voordeel farmaceutische nijverheid (groen) geneeskrachtige eigenschappen van plantensoorten voldoende productie van honing bijenteelt (oranje) verscheidenheid in vissoorten en de grootte van vispopulaties mogelijkheden voor ontdekking van nieuwe geneesmiddelen visserij (blauw) grote verscheidenheid van kleurrijk bloeiende planten, die bloeien op verschillende momenten behoud van voldoende vispopulaties om een goede vangst te garanderen Wat stel je vast? De belangstelling voor biodiversiteit is naargelang van de activiteit van de mens gelijk / verschillend. 26 LES 3 BELANG VAN BIODIVERSITEIT Verbind elke economische sector met biodiversiteitskenmerken die belangrijk zijn voor die sector. Trek de verbindingslijn in de kleur die voor de sector gebruikt is. VOEDINGSSECTOR grote variatie in plantensoorten waaruit men kan selecteren in functie van opbrengst (eetbare vruchten, wortels, stengels, bladeren ...) grote variatie in dierenrassen waaruit men kan selecteren in functie van opbrengst (vlees, melk, eieren) grote diversiteit van kleurrijk bloeiende planten uitgestrekte bossen ENERGIESECTOR grote variatie in plantensoorten waaruit men kan selecteren in functie van het oliegehalte grote diversiteit van planten en dieren in een rustige, natuurlijke omgeving grote variatie in boomsoorten met diverse houtkwaliteiten aanwezigheid van opvallende, soms spectaculaire dieren plantensoorten TOERISTISCHE SECTOR Wat stel je vast? Een grote biodiversiteit is zeer / niet belangrijk voor de economie. Is er een relatie tussen biodiversiteit en ontspanning? Bekijk de foto’s en lees de bijschriften. Markeer in de oefening elke activiteit, het juiste kenmerk van de natuur en het juiste voordeel voor de mens in de opgegeven kleur. Afb. 40 bos met speelweide Afb. 41 natuur als wandelgebied Afb. 42 beschermd natuurgebied 27 LES 3 BELANG VAN BIODIVERSITEIT Activiteit Interessant kenmerk van de natuur Voordeel natuurliefhebber (groen) aantrekkelijke, opvallende, soms spectaculaire soorten planten en dieren in een wilde omgeving leuke, soms avontuurlijke plek om buiten te spelen spelende kind (oranje) rijkdom aan soorten, grote diversiteit van planten en dieren, schoonheid van de natuur aantrekkelijk toeristisch aanbood, mooi en soms uitdagend toerisme (blauw) voldoende ruimte, groen, wilde natuur, een beetje avontuurlijk maar niet gevaarlijk mogelijkheid om rijke en gevarieerde natuur te observeren Wat stel je vast? Een grote biodiversiteit geeft meer / minder mogelijkheden tot ontspanning en draagt ertoe bij dat de mens zich goed voelt. Wat heb je geleerd? Vul aan. Een grote biodiversiteit is belangrijk voor - het behoud van evenwicht in ecosystemen; - de economie; - ontspanning en welbevinden. Vul het schema “belang van biodiversiteit” aan. E E N G R O T E B I O D I V E R S I T E I T is o.a. belangrijk voor MEER KANS OM MET VELEN TE OVERLEVEN OP DEZE PLANEET Ontdek de juiste oplossing in de verbetersleutel. 28 LES 3 BELANG VAN BIODIVERSITEIT Test jezelf! Noteer bij elk kenmerk van biodiversiteit een economische sector die baat heeft bij het kenmerk. Kies uit: voedingssector - landbouwsector - bouwsector - toeristische sector. kenmerk van biodiversiteit economische sector grote diversiteit van bloemplanten met kleurige bloemen grote diversiteit van snelgroeiende planten met een grote opbrengst aan bruikbaar materiaal voor diverse sectoren (olienijverheid, textielindustrie, veevoeder ...) opvallende diersoorten in een landschappelijk mooi gebied grote diversiteit van planten met voedselrijke wortels grote diversiteit van snelgroeiende bomen mooie bosgebieden met gevarieerde plantengroei Wat kun je? m m m m het begrip ecosysteem uitleggen het ecologische belang van biodiversiteit verklaren het economische belang van biodiversiteit verklaren het verband aantonen tussen biodiversiteit en ontspanning Voorbereiding les 4 Je brengt mee: - bijlage 1 - kleurpotloden: groen, blauw, rood en paars 29 4 LES 4 MENS EN BIODIVERSITEIT Mens en biodiversiteit Welke invloed heeft de mens op het landschap? Onder invloed van de activiteiten van de mens is het landschap veranderd. Het natuurlijke landschap is vervangen door - landbouwlandschap; - woonlandschap; - industrielandschap. Welke invloed heeft het landschap op de biodiversiteit? Verbind elk landschap met een of meer organismen die in dat landschap voorkomen. Gebruik voor de verbindingslijn de kleur waarmee de landschapsfoto omlijnd is. Afb. 47 ijsvogel Afb. 55 vos Afb. 48 libel Afb. 56 regenworm Afb. 43 een natuurlijk landschap Afb. 49 orchis Afb. 57 zandoogje Afb. 50 wild konijn Afb. 58 bruine kikker Afb. 44 een landbouwlandschap Afb. 51 paardenbloem Afb. 59 eikvaren Afb. 52 vliegenzwam Afb. 60 struikheide Afb. 45 een woonlandschap (stadskern) Afb. 53 merel Afb. 61 gras Afb. 54 eekhoorn Afb. 62 mus Afb. 46 foto van een industrielandschap 30 LES 4 MENS EN BIODIVERSITEIT Welk gebied bezit de grootste biodiversiteit? Geef een verklaring voor de verminderde biodiversiteit in het landbouwlandschap. In de landbouwsector zie je dat meer en meer kleine velden samengevoegd worden tot grote akkers. Houtkanten en akkerzomen met kruiden verdwijnen en de biodiversiteit vermindert nog meer. Geef een verklaring voor de verminderde biodiversiteit in het woonlandschap. Geef een verklaring voor de verminderde biodiversiteit in het industrielandschap. Welke ingrepen van de mens hebben een negatieve invloed op de biodiversiteit? Bij het omvormen van een natuurlijk landschap tot een landbouw-, woon- of industrielandschap wordt een deel van de natuur vernield. Afb. 63 honingbij Afb. 64 edelhert De resterende natuurgebieden zijn klein en grenzen niet meer aan elkaar. Door de fragmentatie (versnippering) van natuurgebieden wordt het er voor sommige dieren onleefbaar. Grotere zoogdieren, zoals het edelhert, kunnen niet meer van het ene naar het andere gebied om een partner te zoeken. Na verloop van tijd sterven zulke diersoorten uit. Ook voor sommige insecten is de versnippering van het landschap dodelijk. In de kleine gebieden is de variatie in bloemplanten klein. Waar vroeger gedurende het hele zomerseizoen bloeiende planten aanwezig waren, zijn er nu periodes zonder nectar- en stuifmeel producerende bloemen. Honingbijen, hommels en vlinders vinden daardoor te weinig voedsel. Ze slagen er niet in om voldoende voorraad aan te leggen voor de koude periode. Daardoor verzwakt de soort, worden ze vatbaarder voor ziekten en planten ze zich niet voort. 31 MENS EN BIODIVERSITEIT LES 4 Als de insecten uitsterven, komt de bestuiving en de zaadvorming van de bloemplanten in het gebied in gevaar. Daardoor neemt het aantal bloeiende planten nog verder af. Het verdwijnen van de insecten heeft ook gevolgen voor de groente- en fruitteelt. Geef daarvoor een verklaring. Afb. 65 zonnedauw Afb. 66 moeraswolfsklauw Planten die houden van voedselarme grond, zoals zonnedauw en moeraswolfsklauw, verdwijnen door overbemesting. Andere soorten, zoals de grote brandnetel, houden van een rijke bodem en gaan overheersen op overbemeste gronden. Afb. 67 reuzenbalsemien Afb. 68 Aziatisch veelkleurig lieveheersbeestje Afb. 69 grote waternavel Afb. 70 tijgerspin Door de industrialisatie, de grotere mobiliteit van de mens en het gebruik van biologische bestrijdingsmiddelen in de land- en tuinbouw zijn er bewust en onbewust organismen uit ander streken in ons leefgebied terechtgekomen. Die exotenimport is niet altijd een verrijking van de biodiversiteit. Reuzenbalsemien en grote waternavel zijn ingevoerd als tuinplanten. De zaden van reuzenbalsemien hebben zich zeer snel in de omgeving verspreid. De plant, afkomstig uit de Himalaya, heeft intussen het veel kleinere inheemse springzaad verdrongen. Grote waternavel emigreerde uit tuinvijvers naar beken. De plant, afkomstig uit warmere streken, vermenigvuldigt zeer snel. Grote waternavel verdringt alle andere planten en vormt een dikke deklaag op het wateroppervlak. Daardoor kan licht onvoldoende in het water doordringen. Dat is dodelijk voor planten die onder het wateroppervlak leven en voor waterdieren. 32 LES 4 MENS EN BIODIVERSITEIT In planten- en fruitkwekerijen werd in de vorige eeuw, ter bestrijding van bladluizen, het Aziatische lieveheersbeestje ingevoerd. Die exoot is groter en bijgevolg hongeriger dan de inheemse soorten. De beestjes beperken hun leefgebied echter niet tot de plantenkwekerijen. Ze zijn intussen overal uitgezwermd en zijn een voedselconcurrent geworden voor het inlandse zevenstippige lieveheersbeestje. Die laatste soort is intussen sterk in aantal verminderd. Het transport van goederen zorgt vaak onbewust voor de import van exoten. Zo reizen zaden, vruchten, insecten, spinnen ... als verstekeling mee en verspreiden ze zich daarna in het nieuwe leefgebied. De tijgerspin is daarvan een voorbeeld. Ook dat dier kan dankzij de klimaatopwarming hier overleven. Afb. 71 groot waterverbruik Door het grote waterverbruik daalt de stand van het grondwater in Vlaanderen. Als gevolg daarvan vallen moerassen, sloten en plassen droog in de zomerperiode. Heel wat dieren en planten kunnen daardoor niet meer overleven. Geef twee voorbeelden van dieren die daardoor bedreigd zijn. Welke ingrepen van de mens hebben een positieve invloed op de biodiversiteit? Afb. 72 Wegberm 1 wordt tweewekelijks gemaaid. Afb. 73 Wegberm 2 wordt begin juli en eind september gemaaid. Welke wegberm vertoont de grootste biodiversiteit? Geef daarvoor een verklaring. 33 MENS EN BIODIVERSITEIT Afb. 74 randbegroeiing bij een bebouwde akker LES 4 Afb. 75 wegberm in de buurt van akkerland Afbeelding 74 toont de natuurlijke plantengroei aan de rand van een bebouwde akker. De strook wordt telkens mee bemest met de akker. Daardoor ontstaat overbemesting. Afbeelding 75 toont de natuurlijke plantengroei op een strook die iets verder van de bebouwde akker ligt. Op die strook doet men aan maaibeheer. Er wordt tweemaal per jaar gemaaid, begin juli en eind september. Het maaisel wordt onmiddellijk na het maaien afgevoerd naar het groenpark. Daardoor verdwijnen na elke maaibeurt voedingsstoffen uit het terrein. Waar zie je de grootste biodiversiteit? Door welke factor wordt de biodiversiteit beïnvloed? Door het verarmen van de bodem neemt de biodiversiteit toe / af. Natuurherstel Afb. 76 lorkenbos Afb. 77 ontbost stuk Afb. 78 afgeplagd stuk Afb. 79 graafmachine gebouwd voor het afplaggen In sommige natuurgebieden gaat men zeer drastisch te werk om de natuur te herstellen. Het doel daarvan is de biodiversiteit te bevorderen. Afbeelding 76 toont je een productiebos van lork. Het bos werd aangeplant in de vorige eeuw. Oorspronkelijk was het een heide- en loofbosgebied. Nu probeert men de oorspronkelijke begroeiing te herstellen door de bodem te verarmen. 34 LES 4 MENS EN BIODIVERSITEIT Wat is er gebeurd op afbeelding 77? De bovenste bodemlaag bestaat uit de strooisellaag en humus (verteerd plantenmateriaal). Op afbeelding 78 is de bovenste laag weggeschraapt, afgeplagd, tot de onderliggende zandlaag. Dat gebeurt zeer omzichtig, met speciaal daarvoor ontwikkeld materiaal. In de nu bloot liggende laag zitten nog zaden van planten die al een hele tijd verdwenen zijn. Afb. 80 na één jaar herstel Afb. 81 na drie jaar herstel Afb. 82 na acht jaar herstel Wat stel je vast als je de plantenvariatie op afbeelding 76 vergelijkt met die op afbeeldingen 80, 81 en 82? Nu leven in het gebied diersoorten die er al een hele tijd verdwenen waren. Daar zijn enkele rodelijstsoorten bij. De rode lijst geeft een opsomming van organismen die met uitsterven bedreigd zijn en bij wet beschermd worden. Voorbeelden zijn de boompieper, de boomleeuwerik, de nachtzwaluw, de wespendief en de levendbarende hagedis. Ook planten zoals zonnedauw, moeraswolfsklauw en stekelbrem komen opnieuw voor. Afb. 83 nachtzwaluw Afb. 84 levendbarende hagedis Door de grotere biodiversiteit vinden de organismen makkelijker geschikt voedsel en is het natuurlijk evenwicht minder kwetsbaar. Ook minder drastische ingrepen kunnen problemen oplossen. Afb. 85 ecoduct Afb. 86 houtkant 35 MENS EN BIODIVERSITEIT LES 4 Grote autowegen vormen voor heel wat dieren een barrière. Dat probleem kan men oplossen door een ecoduct aan te leggen. Ook houtkanten, hagen, geknotte bomen ... bieden een schuilplaats en verschaffen voedsel aan heel wat kleine diersoorten. Hoe kun jij meewerken aan het bevorderen van biodiversiteit? Onze westerse manier van leven maakt drinkwater schaarser, de lucht vuiler en beïnvloedt het klimaat. Dat heeft een negatieve invloed op de biodiversiteit. Als we de omgeving leefbaar willen houden, moeten we met z’n allen een inspanning doen. Noteer wat jij kunt doen. Zorg dat je inspanning een positief effect heeft op het milieu en bijgevolg ook op de biodiversiteit. in huis in de tuin op school of op het werk in de winkel in de vrije tijd op reis Wat heb je geleerd? Vul aan. De mens kan de biodiversiteit negatief beïnvloeden door o.a. De mens kan de biodiversiteit positief beïnvloeden door o.a. 36 LES 4 MENS EN BIODIVERSITEIT Vul het schema “mens en biodiversiteit” aan. B I O D I V E R S I T E I T beïnvloed door o.a. VERSNIPPERING beïnvloed door o.a. MAAIBEHEER NATUURHERSTEL OVERBEMESTING ECODUCTEN EXOTEN HAGEN EN KNOTBOMEN TE GROOT WATERVERBRUIK GEDRAG AANPASSEN Ontdek de juiste oplossing in de verbetersleutel. 37 MENS EN BIODIVERSITEIT LES 4 Test jezelf! Markeer bij elke ingreep het juiste effect op de biodiversiteit. Verklaar in de laatste kolom kort je keuze. Ingreep Een waterschildpad (vleeseter) die te groot geworden is voor zijn aquarium wordt losgelaten in een beek en kan daar probleemloos overleven. Alle barsten, spleten en voegen in het wegdek en de voetpaden worden perfect dichtgemaakt met cement. Je vervangt de scheidingsmuur rond je tuin door een haag. Effect Verklaring Positief Negatief Positief Negatief Positief Negatief Je beschrijft vanaf nu de twee zijden van een cursusblad. Positief Negatief Je kiest voor een zevendaagse fietstrektocht langs de Vlaamse kust en door de polders in plaats van een vliegvakantie naar de Spaanse kust. Positief Negatief Wat kun je? m uitleggen welke ingrepen in het landschap een negatieve invloed hebben op de biodiversiteit m enkele voorbeelden geven van positieve invloeden op biodiversiteit m uitleggen waarom de import van exoten negatief is voor het milieu m uitleggen wat het negatieve effect is van fragmentatie van het landschap m uitleggen hoe jij de biodiversiteit positief kunt beïnvloeden 38 LES 4 MENS EN BIODIVERSITEIT Voorbereiding les 9 Voer dit experiment thuis uit. Duur: ongeveer twee weken g Benodigdheden - vijf verschillende soorten zaden (maïs, erwt, boon, radijsjeszaad, tuinkerszaad, pinda, zonnebloemzaad, graan ...) - doorzichtig plastic doosje met deksel - keukenpapier - water - logboek j Werkwijze 1 Leg de zaden in het plastic doosje. 2 Giet water in het doosje tot alle zaden bedekt zijn met water. 3 Laat het doosje 12 tot maximaal 24 uur staan. 4 Giet de inhoud van het doosje door een zeef. 5 Neem een vel keukenpapier en vouw dat tot het op de bodem van het doosje past. 6 Maak het keukenpapier nat. 7 Zet het doosje schuin, zodat het teveel aan water samenstroomt. 8 Giet het verzamelde water weg. 9 Leg de zaden op het vochtige keukenpapier. 10 Sluit het doosje af met het deksel. 11 Controleer de zaden elke dag. 12 Noteer elke dag de veranderingen van de zaden in het logboek. 13 Neem je logboek mee naar les 9. 39 VOEDSELRELATIES Evalueer jezelf VOEDSELRELATIES Les 1 – Soorten relaties tussen organismen Pagina … tot … Wat kun je? 1 organismen indelen in producenten, consumenten, opruimers (reducenten) 2 uitleggen wat producenten zijn 3 uitleggen wat consumenten zijn 4 uitleggen wat opruimers (reducenten) zijn 5 uitleggen wat het nut is van opruimers (reducenten) 6 een voedselkringloop met eenvoudige elementen opstellen Les 2 – Voorstellingen van voedselrelaties Pagina … tot … Wat kun je? 1 uitleggen wat een voedselketen is 2 uitleggen wat een voedselweb is 3 uitleggen wat een voedselkringloop is 4 uitleggen waarom elke schakel in een keten belangrijk is 5 een voedselketen opbouwen 6 een voedselweb opbouwen 7 een voedselkringloop opbouwen 8 uitleggen wat biodiversiteit is Les 3 – Belang van biodiversiteit Pagina … tot … Wat kun je? 1 het begrip ecosysteem uitleggen 2 het ecologische belang van biodiversiteit verklaren 3 het economische belang van biodiversiteit verklaren 4 het verband aantonen tussen biodiversiteit en ontspanning Les 4 – Mens en biodiversiteit Pagina … tot … Wat kun je? 40 1 uitleggen welke ingrepen in het landschap een negatieve invloed hebben op de biodiversiteit 2 enkele voorbeelden geven van positieve invloeden op biodiversiteit 3 uitleggen waarom de import van exoten negatief is voor het milieu 4 uitleggen wat het negatieve effect is van fragmentatie van het landschap 5 uitleggen hoe jij de biodiversiteit positief kunt beïnvloeden