Universiteit van Amsterdam Faculteit Economie en Bedrijfskunde Etnische minderheden en hun algemeen functioneren Wat is de impact van ethisch leiderschap, psychologische contractbreuk en het ervaren van discriminatie op het algemeen functioneren van etnische minderheden? Master Thesis (20 ects) Auteur: Studentnummer: Supervisor: Tweede assessor: Datum laatste versie: Rob Brouwer 5748313 Mw. Drs. N. Abu Ghazaleh Dhr. Prof. Dr. W.L. Buitelaar 7 april 2010 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 VOORWOORD Deze Master Scriptie is geschreven als laatste onderdeel van de Master studie Business Studies aan de Universiteit van Amsterdam. Tijdens colleges en besprekingen bij het Mastervak Leadership kwam ik er achter dat ethisch leiderschap tegenwoordig een steeds belangrijkere rol speelt in onze samenleving. Mede door een aantal fraude zaken heeft dit onderwerp de laatste jaren aan populariteit gewonnen. Niet alleen bedrijfsmatig, maar ook wetenschappelijk heeft het een enorme ontwikkeling doorgemaakt. Dit heeft geresulteerd in een aantal wetenschappelijke stukken die het ontstaan en bestaan van ethisch leiderschap bekijken. Onder andere door het openstellen van de grenzen binnen de EU voor goederen en personen zien we in Nederland een enorme stijging van het aantal allochtonen. Hoe reageren deze mensen op ethisch leiderschap? Hoe worden deze mensen beïnvloedt? En ook niet onbelangrijk: hoe functioneren deze mensen als ze worden blootgesteld aan diverse invloeden binnen een organisatie? Deze vragen vormen voor mij de basis voor deze Master Scriptie. Ik wil van de gelegenheid gebruik maken om een aantal mensen te bedanken die me tijdens dit laatste onderdeel van mijn Master hebben begeleid en hebben bijgestaan. In het bijzonder een dank aan drs. Nesrien Abu Ghazaleh, mijn supervisor gedurende deze periode. Verder dank ik mijn medestudenten, die me hebben voorzien van nuttige feedback en opbouwende kritiek: Jörn Job Klaver en Maarten Sommeijer. Niet alleen tijdens het schrijven van mijn Master Scriptie hebben zij me altijd bijgestaan, maar gedurende mijn hele studietijd aan de Universiteit van Amsterdam. Ook dank ik mijn partner Thalina die me de ruimte heeft gegeven aan mijn Master Thesis te werken en mijn ouders die mijn Master Thesis hebben gecontroleerd op taal. Rob Brouwer Breezand, 7 april 2010 2 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 INHOUD VOORWOORD ......................................................................................................................... 2 INHOUD .................................................................................................................................... 3 ABSTRACT ............................................................................................................................... 4 H1: INLEIDING ........................................................................................................................ 5 1.1 Introductie ........................................................................................................................ 5 1.2 Probleemstelling............................................................................................................... 7 H2: THEORETISCH.................................................................................................................. 8 2.1 Etnische minderheden ...................................................................................................... 8 2.2 Effectief leiderschap......................................................................................................... 9 2.3 Ethisch leiderschap......................................................................................................... 10 2.4 Psychologische contractbreuk ........................................................................................ 13 2.5 Discriminatie .................................................................................................................. 15 2.6 Algemeen functioneren .................................................................................................. 19 2.7 Conceptueel model ......................................................................................................... 20 H3: METHODOLOGIE........................................................................................................... 21 3.1 Beschrijving van de procedure en respondenten............................................................ 21 3.2 Beschrijving van de vragenlijst ...................................................................................... 22 H4: RESULTATEN ................................................................................................................. 24 4.1 Beschrijving van de steekproef ...................................................................................... 24 4.2 Betrouwbaarheidsanalyse............................................................................................... 26 4.3 Factoranalyse.................................................................................................................. 26 4.4 Correlaties ...................................................................................................................... 28 4.5 Regressieanalyse ............................................................................................................ 29 H5: DISCUSSIE....................................................................................................................... 32 5.1 Antwoord op de onderzoeksvraag.................................................................................. 32 5.2 Sterktes, beperkingen en toekomstig onderzoek ............................................................ 33 H6: CONCLUSIE .................................................................................................................... 35 BIBLIOGRAFIE ...................................................................................................................... 36 BIJLAGEN............................................................................................................................... 40 A. Vragenlijst bestemd voor medewerker ...................................................................... 40 B. Vragenlijst bestemd voor leidinggevende ................................................................. 51 3 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 ABSTRACT De vraagstelling welke centraal staat in dit onderzoek probeert een antwoord te geven op de effecten van ethisch leiderschap, psychologische contractbreuk en het ervaren van discriminatie uitgeoefend door de leidinggevende op het algemeen functioneren van autochtone en allochtone werknemers. Interessant is te bekijken wat de verschillen zijn voor wat betreft algemeen functioneren tussen deze etnische minderheden en de autochtone werknemer. Om tot een goed inzicht te komen zal in het onderzoek gekeken worden naar twee verschillende groepen om verschillen en overeenkomsten duidelijk te kunnen maken. De eerste groep is die van de etnische minderheden. Deze groep zal worden vergeleken met de autochtone meerderheid. Etnische minderheden zullen worden geselecteerd op basis van hun geboorteland of het geboorteland van hun ouders. Het doel van dit onderzoek is een overzicht te geven van bevindingen voor wat betreft de algemene prestaties van etnische minderheden wanneer deze worden geconfronteerd met ethisch leiderschap, psychologische contractbreuk of ervaren discriminatie uitgeoefend door de leidinggevende ten opzichte van de autochtone meerderheid. Om daar een duidelijk antwoord op te geven zal de onderzoeksvraag van dit onderzoek gedefinieerd worden als: wat is de impact van ethisch leiderschap, psychologische contractbreuk en ervaren discriminatie uitgeoefend door de leidinggevende op de algemene prestaties van etnische minderheden? Kernwoorden: algemeen functioneren, ethisch leiderschap, psychologisch contract, ervaren discriminatie, etnische minderheden 4 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 H1: INLEIDING 1.1 Introductie De laatste jaren is er een groeiende interesse ontstaan in het onderwerp ethisch leiderschap (De Hoogh en Den Hartog, 2008). Schandalen betreffende de ethiek binnen organisaties zijn ons veelvuldig ter ore gekomen. Zo kennen we het geval van Ahold in 2002, het grote boekhoudschandaal. Door gerommel in de boekhouding vielen de financiële cijfers fors tegen. In eerste instantie werden de resultaten opgepoetst c.q. mooier gemaakt. Verder staat het schandaal rond Shell ons nog vers in het geheugen. In 2007 maakte het bedrijf bekend dat het een schadevergoeding ging betalen van meer dan 32 miljoen dollar aan Europese beleggers. Deze schandalen hebben de roep om ethisch verantwoord leiden alleen maar aangewakkerd. Organisaties lijken wakker te worden geschud en zien de voordelen en verplichtingen van goed ethisch leidinggeven alleen maar toenemen. Een van de gevolgen van de geschetste problemen is dat een toenemend aantal onderzoekers aandacht besteden aan ethisch leiderschap (Brown en Treviño, 2006). Treviño, Brown en Hartman (2003) stellen dat ethisch leiderschap in het bijzonder belangrijk wordt geacht vanwege de impact die het heeft op het gedrag van hun volgers en op deze manier dus ook op de prestaties van een organisatie. Ondanks dit belang van ethisch leiderschap is er weinig empirisch gesteunde kennis over ethisch leiderschap. De hoofdreden voor het ontbreken van dergelijke kennis over leiderschap is dat het lang werd aangezien als een filosofisch perspectief (Treviño, Brown en Hartman, 2003). Treviño, Brown en Hartman, (2003) stellen verder dat er vaak werd beschreven wat een leider zou moeten doen, in plaats van het onderzoek toe te spitsen op een meer beschrijvend en voorspellend perspectief. Een onderzoek van De Hoogh en Den Hartogh uit 2008 toont aan dat de aanwezigheid van ethisch leiderschap bij het topmanagement binnen een bedrijf er toe leidt dat werknemers het topmanagement als effectief bestempelen. Er is echter nog weinig bekend over de effecten van ethisch leiderschap op het algemeen functioneren van werknemers onder het topmanagement. Het is tot nu toe onbelicht gebleven of er verschillen bestaan in het ervaren van ethisch leiderschap tussen bijvoorbeeld werknemers uit verschillende culturen. Als aanvulling op de huidige studies is het daarom interessant om te kijken hoe groepen, die worden gerekend tot een etnische minderheid, reageren op de ethische leiderschapsstijl. In dit onderzoek zal het effect van ethisch leiderschap op het algemeen functioneren van de etnische minderheden en autochtone werknemers vergeleken worden. 5 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 Zijn er bijvoorbeeld verschillen aan te wijzen in de ervaring van autochtonen ten opzichte van allochtonen op de stijl van ethisch leiderschap? Ethisch leiderschap is belangrijk binnen een organisatie, maar de invloed op het algemeen functioneren bij werknemers uit verschillende culturen is tot dusver minimaal bekeken. Naast de toegenomen interesse in ethisch leiderschap, zoals hierboven beschreven, noemen veel onderzoekers, zoals Rousseau (1998) en Turnley en Feldman (1999), tegenwoordig de importantie van het psychologische contract tussen organisaties en hun werknemers. De invloed van het psychologische contract op de algemene prestaties van de werknemer kan zeer ingrijpend zijn (Guest, 1998). Deze invloed wordt in recentelijk onderzoek voornamelijk beschreven door de donkere kant van het psychologische contract toe te lichten: de breuk van het contract. Vaak wordt gesteld dat een breuk van het psychologische contract door de leidinggevende een negatieve invloed heeft op het algemeen functioneren van werknemers. De motivatie daalt, het plezier in het werk neemt af en men zet zich minder in voor de organisatie (Guest, 1998; Turnley en Feldman (1999). Is dit per definitie zo, of valt het allemaal wel mee? En reageren etnische minderheden net zo sterk op het verbreken van het psychologische contract als de autochtone collega? In dit onderzoek zal de breuk van het psychologische contract tegen het licht worden gehouden. Turnley en Feldman (1999) stellen dat een breuk van het psychologische contract zal leiden tot minder inzet voor de organisatie of het bedrijf. Hieruit is af te leiden dat het algemeen functioneren van werknemers negatief wordt beïnvloed door de breuk van het psychologische contract. Naast ethisch leiderschap en psychologische contractbreuk is de laatste jaren het begrip discriminatie veelvuldig bron van discussie geweest. Volgens Ensher, Grant-Vallone en Donaldson (2001) kunnen werknemers die discriminatie ondervinden in hun bedrijf of organisatie, negatief werk gerelateerd gedrag vertonen. Een gevolg hiervan is dat het algemeen functioneren van deze werknemers negatief wordt beïnvloed. Onderzoek naar de invloed van discriminatie door de leidinggevende is niet uitgebreid aanwezig. Het is interessant om te bekijken of autochtone medewerkers eenzelfde reactie plaatsen bij de ervaring van discriminatie als de allochtone medewerkers. Om de hierboven genoemde leegtes te behandelen, zal bekeken worden wat de invloed van ethisch leiderschap, psychologische contractbreuk en discriminatie is op de algemene prestaties van autochtone werknemers en etnische minderheden. Het doel van dit onderzoek is een overzicht te geven van bevindingen voor wat betreft de algemene prestaties van etnische minderheden wanneer deze worden geconfronteerd met de drie genoemde invloeden. Tot op heden is er weinig onderzoek gedaan naar de invloed van de drie variabelen op de algemene 6 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 prestaties van werknemers. Om te kunnen bepalen hoe de algemene prestaties worden beïnvloed door de drie variabelen is het belangrijk om eerst te bekijken hoe de algemene prestaties gemeten kunnen worden. 1.2 Probleemstelling Door de toegenomen interesse op het gebied van ethisch leiderschap is het interessant om dit gebied nader te bestuderen. De gaten die er bestaan in de kennis rondom het begrip etniciteit en etnische minderheid zorgen er tevens voor dat we een onderzoeksgat kunnen waarnemen in de invloed van ethisch leiderschap op etnische minderheden. Vrijwel alle bedrijven zijn bezig met het beïnvloeden van hun personeel. Ethiek is dan voor veel bedrijven inmiddels een vanzelfsprekendheid, maar vaak beseffen dergelijke bedrijven niet wat de leiding van de organisatie doet met het (gevoel van) personeel. Echter, deze vorm van leiderschap kan cruciaal zijn bij het algemeen presteren van de werknemers. Om een volledig beeld te vormen ten aanzien van het algemeen functioneren van een werknemer zal er tevens gekeken worden naar de invloed van psychologische contractbreuk en de perceptie van discriminatie op het werk op het algemeen functioneren van werknemers. De centrale onderzoeksvraag in dit onderzoek zal zijn: Wat is de impact van ethisch leiderschap, psychologische contractbreuk en discriminatie door de leidinggevende op de algemene prestaties van etnische minderheden? Om zinnige uitspraken te kunnen doen zal de groep bestaande uit etnische minderheden worden vergeleken met de autochtone meerderheid om verschillen en overeenkomsten te kunnen aanwijzen voor wat betreft de algemene prestaties binnen een bedrijf. 7 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 H2: THEORETISCH KADER Om antwoord te kunnen geven op de opgestelde onderzoeksvraag is het belangrijk om te begrijpen wat de diverse variabelen inhouden. In dit theoretisch kader worden relevante theorieën afkomstig uit eerder gepubliceerde werken besproken. Ten eerste zal er aandacht worden besteed aan de groep etnische minderheden. Omdat alle variabelen indirect te maken hebben met effectief leiderschap is het verstandig aan te geven hoe wetenschappers tegen het begrip leiderschap aan kijken. De afhankelijke variabelen zullen hierna aan bod komen. In paragraaf 2.3 wordt de variabele ethisch leiderschap behandeld. Vervolgens wordt in paragraaf 2.4 psychologische contractbreuk aan de orde gesteld. In paragraaf 2.5 zal de invloed van discriminatie op etnische minderheden worden behandeld waarna in paragraaf 2.6 de onafhankelijke variabele binnen dit onderzoek wordt besproken: het algemeen functioneren van werknemers. Om een duidelijk overzicht van de diverse variabelen te geven wordt ten slotte in paragraaf 2.7 een conceptueel model getoond. 2.1 Etnische minderheden Een algemeen aanvaarde definitie van etnische minderheden is lastig te geven. Het probleem ontstaat al bij het woord ‘etnisch’. Bij etnisch spreekt men vrijwel altijd over etnische groepen. Feitelijk gaat het in dit onderzoek om de groep mensen in onze samenleving die een andere groepsidentiteit omvatten, of de groep mensen waarvan één of beide ouders in een ander land dan Nederland geboren zijn. We kunnen spreken van eerste generatieallochtonen en tweede generatie-allochtonen. De eerste groep, de eerste generatieallochtonen, omvat die mensen die in het buitenland geboren zijn met ten minste één in het buitenland geboren ouder. De tweede generatie-allochtonen zijn personen die in Nederland zijn geboren met ten minste één in het buitenland geboren ouder (CBS). In Nederland wonen in 2009 bijna 16,5 miljoen mensen waarvan we er ruim 1,6 miljoen kunnen plaatsen in de groep van de eerste generatie-allochtonen. Van de 1,6 miljoen mensen die we kunnen plaatsen in de groep van de tweede generatie-allochtonen hebben ruim 900.000 mensen één ouder die in het buitenland geboren is en zijn er bijna 700.000 mensen waarvan de ouders beiden in het buitenland zijn geboren. Ford, Kraiger en Schechtman (1986) concluderen in hun onderzoek dat er verschillen zijn in het algemeen functioneren tussen autochtone medewerkers en etnische minderheden. Echter, zo stellen ze, er zijn een aantal belangrijke beperkingen bij het onderzoek uit 1986. Ten eerste is het onderzoek uitgevoerd in Noord Amerika en er is weinig bekend over de mate waarin het onderzoek generaliseerbaar is voor andere landen of culturen. Verder noemen de 8 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 auteurs als beperking dat er sprake kan zijn van een bias bij het verkrijgen van de antwoorden. Antwoorden kunnen op een dusdanige wijze gegeven zijn dat de werkelijkheid op een positievere of negatievere manier wordt neergezet (Dewberry, 2001). Dit kan leiden tot verkeerde conclusies aangezien de volledige waarheid niet altijd wordt geanalyseerd. In dit onderzoek zal daarom bekeken worden of er daadwerkelijk verschillen in algemeen functioneren zijn tussen groepen etnische minderheden en autochtone werknemers wanneer deze worden blootgesteld aan de invloed van diverse variabelen. 2.2 Effectief leiderschap Leiderschap is een begrip dat zowel door wetenschappers als het algemene publiek veelvuldig als fascinerend ervaren wordt (Den Hartog en Koopman, 2001). Er zijn in het verleden diverse definities van leiderschap naar voren gebracht. Bryman (1992) stelt dat de meeste definities van leiderschap drie hoofdelementen bevatten, namelijk een groep, invloed en een doel. In dit onderzoek zal de definitie van leiderschap gebruikt worden, die door House en Shamir (1993) opgesteld is. De definitie van House en Shamir (1993) is de volgende: Leadership is the ability of an individual to motivate others to forego self interest in the interest of a collective vision, and to contribute to the attainment of that vision and to the collective by making significant personal self-sacrifices over and above the call of duty, willingly (House en Shamir, 1993). Hogan, Curphy en Hogan (1994) voegen hier aan toe dat leiderschap een vorm van volgen is en geen vorm van dominantie. Leiderschap ontstaat slechts op die momenten wanneer anderen vrijwillig voor een bepaalde periode de doelstellingen van een groep als persoonlijke doelstellingen ervaren. Hogan e.a. stellen verder dat leiderschap het bouwen van cohesie en doelgerichte teams bevat. Er kan dus worden gesteld dat er een causaal verband bestaat tussen leiderschap en het functioneren van teams (Hogan e.a., 1994). Effectief leiderschap refereert aan de bekwaamheid van een leider in het beïnvloeden en begeleiden van de activiteiten van zijn of haar afdeling richting een doelstelling (Stogdill, 1950). Hogan e.a. (1994) voegen hier aan toe dat effectief leiderschap gemeten dient te worden aan de hand van een team-, groeps-, of bedrijfseffectiviteit. Yukl (1998) stelt dat diverse karaktertrekken het effectief leiderschap kunnen beschrijven. Deze karaktertrekken zijn: hoge mate van energie, stressbestendigheid, zelfvertrouwen, emotionele rijpheid, personele integriteit, sociale macht motivatie, gemiddeld hoge prestatie motivatie en een geringe behoefte aan afdelingen (Yukl, 1998). Verder noemt Covey (1989) in zijn onderzoek zeven gewoontes van effectief leiderschap. Voorbeelden van dergelijke gewoontes zijn 9 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 proactief gedrag, synergie en resultaatgericht denken. Het in hoge mate aanwezig zijn van deze elementen zal resulteren in effectiever leiderschap. Verondersteld kan worden dat een ethisch leider die een hoge mate van effectief leiderschap tentoonspreidt het algemeen functioneren van zijn werknemers positief beïnvloedt (Brown en Treviño, 2006). Hogan, Curphy en Hogan (1994) stellen dat de werkomgeving meer en meer divers wordt: meer vrouwen gaan het werk en men zal meer etnische minderheden tegenkomen (Hogan e.a., 1994). Tot nu toe is het echter onduidelijk of leiderschap dezelfde invloed op de werkprestaties van een autochtone werknemer heeft als op etnische minderheden. In dit onderzoek zal deze vraag verder worden behandeld. Nu een algemene beschrijving van leiderschap uiteengezet is en de diverse invloeden van effectief leiderschap getoond zijn wordt in de volgende paragraaf de eerste afhankelijke variabele van dit onderzoek uitgelicht. 2.3 Ethisch leiderschap Schandalen zoals we die vinden in de introductie hebben bedrijven en wetenschappers de laatste jaren wakker geschud (Brown en Treviño, 2006). Een leider wordt meer en meer geacht een voorbeeld te zijn voor zijn volgers, ook voor wat betreft ethiek. Er bestaan in de verschenen literatuur over dit onderwerp diverse definities van ethisch leiderschap. De definitie van ethisch leiderschap welke gebruikt zal worden in dit onderzoek is afkomstig van Brown, Treviño en Harrison (2005) en luidt: The demonstration of normatively appropriate conduct through personal actions and interpersonal relationships, and the promotion of such conduct to followers through two-way communication, reinforcement and decision-making (Brown, Treviño en Harrison, 2005, p. 120). Als we kijken naar het begin van het onderzoek naar ethisch leiderschap, hebben onderzoekers zich lang gefocust op het verband tussen personele kenmerken zoals integriteit, eerlijkheid, geloofwaardigheid en de perceptie van effectiviteit van de leider (Brown en Treviño, 2006). Ze stellen dat kenmerken als integriteit, eerlijkheid en geloofwaardigheid erg belangrijk waren om de effectiviteit van de leider te bekijken. Treviño, Brown en Hartman (2003) constateren dat er inderdaad een aantal kenmerken gerelateerd zijn aan ethisch leiderschap. Door gestructureerde interviews met twintig senior executives en twintig controleurs kwamen ze tot de conclusie dat ethische leiders geacht werden eerlijk en geloofwaardig te zijn bij het nemen van hun beslissingen (Treviño, Brown 10 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 en Hartman, 2003). De onderzoekers in deze studie beschrijven twee dimensies van ethisch leiderschap. Deze dimensies worden weergegeven door de ‘moral person’ en de ‘moral manager’ dimensie van ethisch leiderschap. De moral person dimensie geeft de perceptie van de observator aan voor wat betreft de personele kenmerken, karakteristieken en onbaatzuchtigheid van de leider. Personen die werden waargenomen als ethisch leider, pasten bij de moral person dimensie omdat deze gezien werden als eerlijke, principiële beslissingnemers die zich op een ethische manier gedragen zowel tijdens werk als in hun privé leven. De tweede dimensie, die van de moral manager, geeft de proactieve pogingen van een leider weer om volgers te beïnvloeden met betrekking tot ethisch en onethisch gedrag. Dit houdt in dat leiders die hoog scoren met de dimensie moral manager, het niet alleen belangrijk vinden dat ze zelf ethisch handelen, maar ook anderen stimuleren om over ethiek na te denken (Brown en Treviño, 2006). Moral managers in het onderzoek zorgden er voor dat ethiek daadwerkelijk terugkwam als deel van hun leiderschapsagenda door over ethische zaken te communiceren door middel van ‘role modeling’ en door het gebruik van beloning- en discipline systemen. Treviño, Brown en Hartman (2003) concluderen dat leiders die werden waargenomen als ethische leiders, niet alleen gekarakteriseerd worden door eerlijkheid, principieel en zorgzaam, maar ook op regelmatige basis communiceren met hun volgers over duidelijke ethische standaarden. Verder maken ze gebruik van beloning- en discipline systemen om er voor te zorgen dat deze ethische standaarden worden opgevolgd. Als laatste stelden de auteurs dat ethische leiders een proactief rolmodel zijn voor ethisch gedrag (Brown en Treviño, 2006). Brown, Treviño en Harrison (2005) voegen hier aan toe dat ethische leiders worden omschreven als transparant en open in communicatie. Verder stimuleren en belonen ze het ethische gedrag onder de volgers. Ethisch leiderschap verhoogt verder het vertrouwen van werknemers in hun leidinggevenden. Hierdoor is de werknemer bereid de leidinggevende te volgen en zich voor de leidinggevende in te zetten (Brown e.a., 2006). Hieruit is af te leiden dat de aanwezigheid van ethisch leiderschap binnen een organisatie of bedrijf zal resulteren in een verbeterd algemeen functioneren van de werknemer. De Hoogh en Den Hartogh (2008) voegen hier nog aan toe dat ethische leiders expliciet communiceren wat van volgers wordt verwacht doordat leiders duidelijk maken wat de verwachtingen en verantwoordelijkheden van de volgers zijn (De Hoogh en Den Hartogh, 2008). Daarnaast stellen Treviño, Brown en Hartman (2003) dat ethische leiders per definitie onbaatzuchtig gemotiveerd zijn, zorg dragen voor hun volgers en interesse hebben in het 11 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 welzijn van hun volgers. Brown, Treviño en Harrison (2005) stellen dat ethisch leiderschap positief gerelateerd is aan de tevredenheid van de werknemer ten aanzien van hun leider. Ethisch leiderschap is positief gerelateerd aan het algemeen functioneren. Er kan dus worden gesteld dat een hoge mate van ethisch leiderschap zal resulteren in betere werkprestaties van de werknemer. Karakteristieken van ethische leiders, zoals eerlijkheid en openheid zijn lang aangemerkt als belangrijke variabelen voor de effectiviteit van een leider (Yukl, 2002). Kanungo en Mendonea (1996) concluderen dat leiders die worden gedreven door altruïsme effectiever worden ervaren dan leiders die uit zijn op meer persoonlijke macht. Hogan e.a. (1994) voegen hier aan toe dat eerlijkheid en integriteit belangrijke aspecten zijn voor ethisch leiderschap en in lijn staan met effectiviteit van de leider. Bass (1985) concludeert in zijn onderzoek dat een transformationeel leider de effectiviteit van de werknemers positief zal beïnvloeden. Ik veronderstel dat hier bij ethisch leiderschap ook sprake van zal zijn, aangezien transformationeel leiderschap een ethische component bevat (Brown e.a., 2005). Greenhaus, Parasuraman en Wormley (1990) stellen verder dat etnische minderheden die een mindere mate van respect van hun leider ervaren een verstoorde consequentie voor hun carrière ontwikkeling kunnen hebben. Ilgen en Youtz (1986) voegen hier aan toe dat etnische minderheden op deze manier een negatieve invloed kunnen ervaren op het algemeen functioneren en carrièrekansen, omdat deze etnische minderheden minder mogelijkheden hebben om werkgerelateerde bekwaamheden te verbeteren. Dit is terug te zien in de vorm van een depressie of in motivatiegebrek (Ilgen en Youtz (1986). Hieruit is af te leiden dat volgens de tien items van Brown e.a. (2005) respect voor de werknemer bij een ethisch leider aanwezig dient te zijn. Bestaat dit respect in mindere mate dan heeft dit een negatieve invloed op het algemeen functioneren van de werknemer. Vanuit de voorgaande gegevens kan de volgende hypothese worden opgesteld: 12 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 H1: Ethisch leiderschap heeft een positieve invloed op het algemeen functioneren van (a) autochtone werknemers en (b) allochtone werknemers. Ethisch leiderschap Algemeen functioneren Etniciteit 2.4 Psychologische contractbreuk Naast de toegenomen interesse in ethisch leiderschap beklemtonen veel onderzoekers tegenwoordig de importantie van het psychologische contract tussen organisaties en hun werknemers. Verschillende onderzoekers geven ook verschillende definities voor dit contract. Het lijkt er op dat er net zoveel definities voor handen zijn als dat er onderzoekers zijn. In dit onderzoek zal de definitie van Rousseau (1989) worden gebruikt. Rousseau definieert het psychologische contract als volgt: An individual’s belief regarding the terms and conditions of a reciprocal exchange agreement between that focal person and another party (Rousseau, 1989, p. 123). Een psychologisch contract ontstaat wanneer de ene partij gelooft dat de belofte van een toekomstige tegenprestatie (bijvoorbeeld geld voor prestaties) gemaakt is, er een contributie gegeven is (bijvoorbeeld een vorm van uitwisseling) en er dus een verbintenis gecreëerd is om toekomstige voordelen op te leveren (Robinson & Rousseau, 1994). Als resultaat hiervan wordt het psychologisch contract gezien als een kader om de relaties tussen werknemer en organisaties te verklaren en om te bekijken hoe deze relatie wordt beïnvloed door structurele veranderingen binnen een organisatie (Conway & Briner, 2002). Er dient echter wel gezegd te worden dat het psychologische contract subjectief is. Het psychologische contract wordt niet eenmaal opgesteld maar wordt gedurende de werkperiode van de werknemer bij de organisatie continu herzien (Rousseau & Parks, 1993). Recentelijk onderzoek aangaande het psychologische contract heeft zich vooral gericht op de donkere kant: de breuk van het contract door de organisatie of het bedrijf. Psychologische contractbreuk wordt gedefinieerd als: 13 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 Occasions where an employee believes that their organization has failed to fulfill its promises (Conway & Briner, 2002, p. 288). Het moet gezegd dat, ondanks dat veel werknemers het gevoel hebben dat hun psychologische contract niet helemaal wordt nageleefd, niet alle onvervulde beloftes worden opgemerkt als psychologische contractbreuk (Rousseau, 1995; Turnley & Feldman, 1999). De negatieve resultaten van contractbreuk kunnen worden waargenomen in verloop van personeel, verminderde betrokkenheid bij de organisatie, verminderde tevredenheid over het werk en een verminderd algemeen functioneren (Guest, 1998; Turnley & Feldman, 1999, p. 368). Psychologische contractbreuk kan daarom tevens invloed op de organisatie zelf hebben. Een verminderd algemeen functioneren van werknemers zal de productiviteit van de organisatie niet ten goede komen (Turnley & Feldman, 1999). Werknemers met verschillende culturele achtergronden, zoals etnische minderheden, kunnen heel verschillende ideeën over beloftes, gemaakt door hun werkgever, hebben dan de autochtone werknemers (Thomas, Au en Ravlin, 2003). Werknemers met een individualistische achtergrond, of uit een individualistische cultuur, zijn attenter bij het verkrijgen van compensaties voor gedane arbeid (Morrison en Robinson 1997). Hier is uit af te leiden dat de medewerkers afkomstig uit een individualistische cultuur eerder zullen opmerken dat er sprake is van psychologische contractbreuk. Werknemers uit een cultuur die kan worden omschreven als collectivistisch zullen minder snel een directe compensatie voor extra inzet verwachten. Verder zijn deze werknemers toleranter bij de confrontatie met psychologische contractbreuk (Triandis, 1995). Nederland kent een individualistische cultuur (Triandlis en Gelfand (1998). Bij de confrontatie met psychologische contractbreuk zullen Nederlandse werknemers dus volgens de theorie van Triandis (1995) minder tolerant reageren dan bijvoorbeeld etnische minderheden die worden geconfronteerd met psychologische contractbreuk. Verschillende ideeën over beloftes kunnen ook van toepassing zijn bij de tegenprestaties die de werknemers verwachten te moeten leveren (Thomas, Au en Ravlin, 2003). Thomas e.a. (2003) stellen dat de basis van de perceptie van hoe cultuur invloed heeft op het psychologische contract gevonden kan worden in de concepten van zowel sociale cognitie en motieven in sociale uitwisselingen. De auteurs suggereren dat de culturele profielen van individuen zowel als processor van informatie kan dienen en als bron van invloed op gedrag. De mechanismen van culturele invloed kunnen beschreven worden door twee verschillende domeinen: een cognitief domein en een motiverend domein (Thomas e.a., 14 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 2003). Volgens Thomas, Au en Ravlin (2003) zijn er verschillende manieren om contractbreuk te voorkomen. Allereerst stellen ze dat wanneer men aandacht besteedt aan de cultuur van zowel de organisatie als de medewerkers, de psychologische contractbreuk minder vaak zal voorkomen. Ten tweede zal psychologische contractbreuk minder vaak spelen bij managers die zorg dragen voor effectieve communicatie (Guest en Conway, 2002). Effectieve organisatorische communicatie richt de aandacht op mogelijkheden om verwachtingen van werknemers vast te stellen en deze te verhelderen (Guest en Conway, 2002). Guest en Conway (2002) stellen verder dat effectieve organisatorische communicatie zal resulteren in een meer effectief psychologisch contract. Ten derde is vertrouwen een belangrijke factor welke invloed heeft op het voorkomen van psychologische contractbreuk (Robinson, 1996). Robinson definieert vertrouwen als: One's expectations, assumptions, or beliefs about the likelihood that another's future actions will be beneficial. (Robinson, 1996, p. 576). Ik veronderstel dat er een negatieve invloed van psychologische contractbreuk op het functioneren van verschillende culturen, zoals etnische minderheden en autochtonen, aanwezig is. Uit voorgaande gegevens stel ik de volgende hypotheses op: H2: Psychologische contractbreuk heeft een negatieve invloed op het algemeen functioneren van (a) autochtone medewerkers en (b) allochtone medewerkers. Psychologische contractbreuk Algemeen functioneren Etniciteit 2.5 Discriminatie Binnen een organisatie willen veel medewerkers stappen vooruit maken: een beter salaris, meer verantwoordelijkheid of bijvoorbeeld een andere, hogere functie. Is dit in gelijke mate mogelijk voor iedere werknemer of hebben werknemers het idee dat ze achtergesteld worden? Ensher, Grant-Vallone en Donaldson (2001) stellen dat het belangrijk is om te kijken 15 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 naar de perceptie van discriminatie van werknemers, omdat het invloed heeft op diverse gebieden binnen Human Resource Management (HRM). Waargenomen gelijkheid tussen een werknemer en een sollicitant zal eerder leiden tot het aannemen van de sollicitant dan wanneer deze gelijkheid niet opgemerkt wordt (Graves en Powell, 1995). In dit gedeelte zal ik bekijken welke vormen van discriminatie we tegenkomen en wat de rol van de leidinggevende hierbij kan zijn. Er zijn diverse definities voor discriminatie te vinden. Er kan gesproken worden van discriminatie als personen als individu ongunstiger behandeld worden op grond van criteria die er, gegeven de specifieke situatie, niet toe doen (Veenman, 2003). Etniciteit kan hier dan ook gezien worden als een niet relevant criterium. Discriminatie kunnen we terugbrengen naar verschillende vormen. Er kan sprake zijn van bewuste en onbewuste discriminatie, directe en indirecte discriminatie, institutionele discriminatie en statistische discriminatie (Veenman, 2003). Deze vormen van discriminatie zullen in het volgende gedeelte verder worden uitgewerkt. Bewuste en onbewuste discriminatie: Er kan zowel bewuste als onbewuste discriminatie optreden. Ondanks dat werkgevers zich niet altijd bewust zijn van vooroordelen tegenover bijvoorbeeld allochtonen of etnische minderheden kan dit wel effecten hebben op het wervings-, selectie- of promotiegedrag (Veenman, 2003). Directe en indirecte discriminatie: Directe discriminatie kan worden gezien als een duidelijke vorm van discriminatie. Denk hierbij aan het weigeren van het in dienst nemen van een sollicitant vanwege zijn afkomst. Indirecte discriminatie is minder snel op te merken omdat het vaak wat meer verpakt is. Hierbij kan worden gedacht aan criteria die het voor sollicitanten lastiger maken omdat deze geen relevantie hebben met een specifieke baan. Een voorbeeld is een eis om grammaticaal perfect Nederlands te kunnen schrijven bij een functie waarbij dit niet relevant is (Veenman, 2003). Statistische discriminatie: Bij statistische discriminatie wordt gekeken naar een groep in plaats van een individu. Kenmerken worden gewogen aan de hand van informatie over een etnische of sociale groep waartoe een sollicitant of kandidaat behoort. Werknemers en leidinggevenden kiezen bij deze vorm van discriminatie voor een individu uit een groep waar zij positieve informatie over hebben. Organisaties geven hierbij de voorkeur aan autochtonen en wijzen etnische minderheden of allochtonen af vanwege de veronderstelde kenmerken van de groep waar zij toe behoren (Veenman, 2003). Institutionele discriminatie: Wanneer men regels en procedures toepast, waarbij groepen mensen stelselmatig minder kansen hebben, spreken we van institutionele 16 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 discriminatie (Veenman, 2003). Er is ook sprake van institutionele discriminatie als men gebruik maakt van psychologische testen en andere diagnostische instrumenten die niet cultuurvrij zijn. Verschillende wetenschappelijke benaderingen vormen bruikbaar materiaal en perspectieven om het fenomeen van het ervaren van discriminatie te beschrijven. Een benadering vormt de zogeheten social identity theory. Deze theorie stelt dat individuen zichzelf en anderen categoriseren in onderscheidende groepen gebaseerd op gedeelde karakteristieken zoals persoonlijke demografie (Tajfel en Turner, 1985). Ervaring van discriminatie is de perceptie van een individu dat hij of zij op een andere of oneerlijke manier behandeld wordt doordat ze tot een bepaalde groep behoren (Mirage, 1994). Wanneer individuen het gevoel hebben dat ze oneerlijk worden behandeld vanwege hun lidmaatschap bij een groep, hebben ze vaak een gevoel van vervreemding en woede, wat kan leiden tot negatief werk gerelateerd gedrag (Ensher e.a., 2001). Dit negatieve werkgerelateerde gedrag kan zich vertalen in een verminderd algemeen functioneren. Er kan worden afgeleid dat individuen, zoals etnische minderheden, die een vorm van discriminatie ervaren slechter zullen functioneren binnen een bedrijf of organisatie. In dit onderzoek wordt gekeken naar de invloed van de perceptie van discriminatie uitgeoefend door de leidinggevende. Veenman (1982) stelt in zijn onderzoek dat er bij de groep leidinggevenden die zich bezighouden met het selecteren van werknemers, een negatief beeld van allochtonen aanwezig is. Olde Monnikhor en Buis (2001) voegen hier aan toe dat stereotiepe beeldvorming over etnische minderheden een knelpunt vormt bij het werving- en selectiebeleid van werknemers. In tegenstelling tot deze oudere onderzoeken toont een onderzoek uit 2006 (De Graaf-Zijl e.a.) aan dat deze vorm van discriminatie aan het vervagen is. In het onderzoek uit 2006 wordt aangetoond dat werkgevers selecteren op basis van opleiding en ervaring, ongeacht de afkomst van de sollicitant. Voor dit onderzoek kan dit betekenen dat er geen relaties worden aangetroffen tussen het ervaren van discriminatie door de leidinggevende en het algemeen functioneren van etnische minderheden. Klaver e.a. (2005) stellen verder dat uitingen van discriminatie vooral gericht zijn op verwijzingen naar huidskleur, het moeten uitvoeren van minder aangename werkzaamheden, meer verantwoording moeten afleggen dan de autochtone collega’s, zich meer moeten bewijzen dan de autochtone collega’s en het niet toebedeeld krijgen van promoties. Sanchez en Brock (1996) hebben de effecten van discriminatie op de werkresultaten bekeken. Ze concludeerden dat ervaring van discriminatie een bijdrage levert aan een hogere werkspanning, een verminderde tevredenheid en een minder grote mate van toewijding aan de 17 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 organisatie. Verder zagen ze dat werknemers met een hoger niveau aan salaris en werkervaring minder te maken hadden met discriminatie op basis van etniciteit dan de groep met een lager salaris en mindere werkervaring. Dewberry (2001) onderzoekt in zijn studie de invloed van discriminatie op het functioneren van etnische minderheden. Hij concludeert dat etnische minderheden zichtbaar slechter functioneren dan de autochtone werknemers. Een onderzoek van Klaver (2005) bevestigt dit. Het onderzoek toont aan dat de werknemers die te maken kregen met discriminatie onder andere uitlatingen over de afkomst te verwerken kregen. Verder was de kans op mislopen van promoties aanwezig en kregen de etnische minderheden veelvuldig minder aangename werkzaamheden. Een groot deel van de ervaren discriminatie kwam van de leidinggevenden. Een direct gevolg van deze discriminatie was dat de werknemers zeer voorzichtig werden in het doen van uitspraken de werknemers ondervonden stress en afnemende motivatie (Klaver, 2005). Ondanks het onderzoek uit 2006 (De Graaf-Zijl e.a.) waarbij gesteld wordt dat discriminatie bij werving en selectie van werknemers aan het vervagen is, kunnen etnische minderheden dus wel degelijk negatieve ervaringen hebben met discriminatie door de leidinggevende. Er bestaat nog altijd de kans op het mislopen van promoties. Etnische minderheden durven zich minder te profileren of zich uit te spreken en men kan te maken krijgen met verminderde motivatie. Uit deze punten kan worden afgeleid dat de aanwezigheid van discriminatie door de leidinggevende zal leiden tot vermindering van de werkprestaties. Aan de hand van bovenstaande theorieën stel ik de volgende hypotheses op: H3: Het ervaren van discriminatie heeft een negatieve invloed op het algemeen functioneren van (a) autochtone en (b) allochtone werknemers. Ervaren discriminatie door leidinggevende Algemeen functioneren Etniciteit 18 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 2.6 Algemeen functioneren Zoals blijkt uit onderzoek van bijvoorbeeld Veenman (1982) bestaat er binnen het bedrijfsleven bewust of onbewust onderscheid tussen autochtone werknemers en etnische minderheden. Er zijn diverse invloeden beschreven die van invloed zijn op het algemeen functioneren van deze werknemers. Hoewel proactief gedrag belangrijk is in organisaties wordt dit niet altijd als gewenst beschouwd door leidinggevenden. Proactief gedrag wordt omschreven als acties ondernomen door werknemers om een impact te bewerkstelligen op de omgeving (Bateman & Crant, 1993). De werknemers zelf kunnen oplopen tegen het zogenaamde “glazen plafond”. Dit glazen plafond voorkomt dat groepen bestaande uit etnische of andere minderheden kunnen doorgroeien naar bijvoorbeeld middenmanagent posities (Morrison, White & van Velsor (1987). Deze vorm van discriminatie kan een negatief effect hebben op het algemeen functioneren van de werknemers. Hoewel er groei zit in het aantal managers dat geplaatst kan worden onder de etnische minderheden, is er nog steeds sprake van het beeld dat etnische minderheden te maken hebben met zogenaamde ‘treatment discrimination’ (Greenhaus e.a., 1990). Ilgen en Youtz (1986) stellen dat bij etnische minderheden deze vorm van discriminatie kan leiden tot verslechtering van het algemeen functioneren. Een reden hiervoor is dat de etnische minderheden het gevoel hebben dat ze minder kansen en mogelijkheden krijgen om zich binnen de organisatie te ontwikkelen. Deze beperking van mogelijkheden kan worden teruggezien in de vorm van depressies en verlaagde motivatie waardoor het een zeer ingrijpend effect kan hebben op het algemeen functioneren. Kijkend naar de literatuur en de onderzoeksvraag is een conceptueel model opgesteld met de belangrijkste relaties tussen de variabelen. Dit conceptuele model is terug te vinden in paragraaf 2.7. 19 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 2.7 Conceptueel model Wanneer we bovenstaande literatuur en opgestelde hypothesen in ogenschouw nemen, kan het conceptueel model gevormd worden zoals te zien is in figuur 1. De uitwerking en analyse van dit model zullen in de hoofdstukken drie en vier worden behandeld. In hoofdstuk drie volgt een beschrijving van de gebruikte methode, waarna in hoofdstuk vier de resultaten uiteengezet worden. De hypotheses zullen worden getoetst aan de hand van een aantal vooraf opgestelde vragen in de vragenlijst die zijn verspreid. Meer over deze vragen is te vinden in het hoofdstuk methodologie op bladzijde 20. Figuur 1 Conceptueel Model gebaseerd op de vermelde Literatuur en Hypotheses Ethisch leiderschap (H1) Moderatie effect Psychologische contractbreuk (H2) Algemeen functioneren Ondervonden discriminatie (H3) Etniciteit (Allochtoon/Autochtoon) Onafhankelijke variabelen Afhankelijke variabele 20 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 H3: METHODOLOGIE In dit hoofdstuk zal de onderzoeksmethode worden toegelicht. Het hoofdstuk begint met een beschrijving van de onderzoeksprocedure. Vervolgens zal de gebruikte vragenlijst worden toegelicht. 3.1 Beschrijving van de procedure en respondenten De vragenlijsten welke zijn gebruikt voor dit onderzoek bestaat uit twee verschillende delen. Een vragenlijst is bestemd voor de werknemer en de andere vragenlijst is bedoeld voor de leidinggevende. Om een bias, doordat leidinggevende de vragenlijsten zelf zouden verspreiden onder hun (favoriete) werknemers, te voorkomen, werd de leidinggevende gevraagd de vragenlijst te overhandigen aan die werknemer, die vanaf dat moment als eerste zijn of haar verjaardag zou vieren. Door de vragenlijsten op deze manier te verspreiden is een mate van willekeurigheid gecreëerd. De vragenlijsten gingen vergezeld van een begeleidende brief waarin het doel van de vragenlijsten en de procedure beschreven werden. Eén van de vragenlijsten was bestemd voor de werknemers van een organisatie, de andere vragenlijst diende te worden ingevuld door zijn of haar directe leidinggevende. Op deze manier kunnen de antwoorden van de werknemers direct gekoppeld kunnen worden aan de antwoorden van de leidinggevende. Om de anonimiteit van de respondenten te waarborgen hoefde men geen namen op te geven. Om toch de juiste vragenlijsten bij elkaar te kunnen leggen werden de lijsten echter wel gecodeerd met behulp van getallen. De anonimiteit van de respondenten is gewaarborgd. Werknemer en leidinggevenden vulden de vragenlijsten in zonder dat men wist of kon inzien wat de ander had ingevuld. Tegenover het invullen van de vragenlijsten stond geen enkele vorm van beloning. De vragenlijsten welke zijn gebruikt voor dit onderzoek zijn verspreid in Nederland aan werknemers en leidinggevenden in verschillende sectoren en op verschillende werkniveaus. Deze vragenlijsten werden persoonlijk afgegeven en opgehaald. Verder zijn er diverse vragenlijsten verspreid met twee gefrankeerde enveloppen om ze op deze manier weer te verzamelen. Verder werden diverse vragenlijsten afgenomen door studenten van het schakeljaar Business Studies. Deze vragenlijsten werden verzameld tijdens de colleges van het vak Project 3. Het aantal respondenten zal zo groot mogelijk moeten zijn. Daarom is er gebruik 21 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 gemaakt van een dataset beschikbaar gesteld door de Universiteit van Amsterdam, via studenten die deelnemen aan het college van het vak Project 3. Naast deze set werden er 80 complete pakketten, bestaande uit een vragenlijst voor de werknemers en een vragenlijst voor de leidinggevende, verspreid. Hiervan zijn 31 vragenlijsten teruggekomen. Geretourneerde vragenlijsten waarvan één van de twee delen ontbrak (geen werknemersvragenlijst of geen leidinggevende vragenlijst) zijn uit de dataset verwijderd. De dataset ontvangen van de Universiteit van Amsterdam heeft een omvang (N) van 158. Ook in deze set zijn de nietcomplete pakketten niet opgenomen. De totale dataset heeft een N van 150. Deze set bevat zowel mannen als vrouwen. De data collectie omvat een aantal te nemen stappen: het opmaken van de vragenlijsten, het selecteren van de sample voor het afnemen van de vragenlijsten en vervolgens het verkrijgen van de informatie via de vragenlijsten. 3.2 Beschrijving van de vragenlijst De diverse variabelen welke getoetst worden in dit onderzoek zijn de volgende: - Ethisch leiderschap - Psychologisch contractbreuk - Ervaren van discriminatie - Algemeen functioneren Deze variabelen worden gemeten aan de hand van unieke en kenmerkende schalen. Ethisch leiderschap zal worden getoetst aan de hand van de Ethical Leadership Scale (ELS) die is opgezet door Brown e.a. (2005). De tien items van de ELS werden opgenomen in de vragenlijst voor de medewerker. Een voorbeeld van een stelling is: “De leidinggevende luistert naar wat een werknemer te zeggen heeft”. Psychologische contractbreuk werd gemeten aan de hand van vijf stellingen, zoals: “mijn werkgever heeft bijna alle beloftes die men tijdens de wervingsfase heeft gedaan nagekomen”. De vijf items behorende bij de psychologische contractbreuk worden opgenomen in de vragenlijst voor de medewerker. De variabele “ervaring van discriminatie uitgeoefend door de leidinggevende” werd gemeten aan de hand van drie opgestelde stellingen in de vragenlijst van de medewerker. Een voorbeeld van een dergelijke stelling: “mijn werkgever doet alsof hij/zij zich beter voelt dan ik”. Om de variabelen middels de vragen te koppelen aan de variabele “algemeen functioneren” is de laatstgenoemde variabele opgenomen in de vragenlijst voor de 22 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 leidinggevende. Algemeen functioneren werd getoetst aan de hand van een vijftal stellingen. Een voorbeeld voor een stelling horende bij de variabele algemeen functioneren: “Ik beoordeel mijn werknemer voor de kwaliteit van de werkprestaties”. In het volgende hoofdstuk zullen de resultaten van de afgenomen vragenlijsten behandeld worden. 23 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 H4: RESULTATEN In dit hoofdstuk worden de resultaten van het onderzoek besproken. In de eerste paragraaf van dit hoofdstuk zal een beschrijving van de respondenten weergeven worden. Om wat voor mensen gaat het: wat is hun afkomst of opleidingsniveau? Dergelijke vragen zullen verder worden uitgewerkt en schematisch worden weergegeven. In de daaropvolgende paragraaf zal een factoranalyse worden uitgevoerd om het aantal variabelen te reduceren tot een kleiner aantal nieuwe variabelen. Deze nieuwe variabelen zullen zoveel mogelijk informatie bevatten van de oorspronkelijke variabelen. Na de factoranalyse zal er een blik geworpen worden op de correlaties (bivariate samenhang) tussen de vier variabelen. Daarna zal worden ingegaan op het daadwerkelijke doel van dit hoofdstuk: het testen van de hypotheses. Dit gebeurt aan de hand van een regressieanalyse, rekening houdend met de moderatie-effecten van de variabelen. 4.1 Beschrijving van de steekproef Aan dit onderzoek hebben in totaal 150 werknemers en 150 leidinggevenden deelgenomen. Dit waren zowel vrouwen als mannen (zie tabel 1 en tabel 2). Tabel 1 Beschrijving van de Werknemer, N=150. Leeftijd 31.75 (SD: 11.4) Man 78 (52.0%) Vrouw 72 (48.0%) Vrouw 40 (26.7%) Missend 3 (2.0%) Tabel 2 Beschrijving van de Leidinggevende, N=150. Man 107 (71.3%) De gemiddelde leeftijd van de werknemer in dit onderzoek bedraagt 32 jaar. De gemiddelde leeftijd van de werknemer in dit onderzoek bedraagt 32 jaar. De verdeling manvrouw is bij de werknemer vrijwel gelijk verdeeld, namelijk 52% man en 48% vrouw. Als we dit vergelijken met de leidinggevenden zien we een duidelijk verschil. 107 van 150 respondenten, 71.3%, is man en 26.7% is vrouw. Het grootste gedeelte van de respondenten (52%)heeft een HBO opleiding afgerond. Ruim13% (13.3%) heeft een universitaire opleiding afgerond en 28.7% heeft een MBO opleiding gevolgd (zie tabel 3). 24 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 Tabel 3 Beschrijving van het Opleidingsniveau van de Werknemer, N=150. Opleidingsniveau Middelbare school MBO HBO Universitair Totaal Aantal 9 43 78 20 150 Percentage 6,0 28,7 52,0 13,3 100,0 De respondenten van dit onderzoek zijn werkzaam in vijftien verschillende sectoren. Het overgrote deel is werkzaam in de financieel/zakelijke dienstverlening, de handel, industriële sector en in het verzekeringswezen (respectievelijk 40%, 15.3%, 13.3% en 8.7%. De overige sectoren zitten allen niet boven een aandeel van 5.3%. Er kan worden gesteld dat de respondenten goed verspreid zijn over verschillende sectoren. Daarnaast is ook gekeken naar de etnische achtergrond van de werknemers. In dit onderzoek wordt onder etnische minderheden verstaan: die personen waarvan één of beide ouders in een ander land dan Nederland geboren is of personen die aangeven zelf een andere identiteit dan de Nederlandse te hebben. In dit onderzoek worden die personen meegenomen die als eerste of als tweede keuze bij de groepsidentiteit een andere dan de Nederlandse hebben opgegeven. Van deze onderzochte groep geeft 72% aan het meest te passen bij de Nederlandse identiteit (zie tabel 4). Tabel 4 Identiteit werknemer, N=150. Identiteit Aantal Percentage Nederlands 108 Surinaams 4 2,7% Turks 14 9,3% Antilliaanse 10 6,7% Marokkaans 4 2,7% Anders 10 6,7% Totaal 150 72,0% 100,0% 25 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 4.2 Betrouwbaarheidsanalyse In de vragenlijst is gebruik gemaakt van vier schalen. Om te kijken of de respons een betrouwbare schaal vormt, is de Cronbach’s Alpha berekend. Een alpha hoger dan .70 wijst op een betrouwbare schaal. In tabel 5 staan de resultaten van de Cronbach’s Alpha analyse. Bij het berekenen van de Cronbach’s Alpha is het tiende item horende bij ethisch leiderschap niet meegenomen. In paragraaf 4.3 zal blijken dat de lading van dit item te laag scoort om mee te kunnen nemen in verdere analyses. Tabel 5 Cronbach’s Alpha voor de Afhankelijke en de Onafhakelijke Variabelen Variabele: Cronbach’s Alpha Ethisch leiderschap .90 Ervaren discriminatie .89 Psychologische contractbreuk .90 Algemeen functioneren .95 Alle schalen laten een uitstekende betrouwbaarheid zien (Cronbach’s Alpha > .8) en kunnen gebruikt worden in de analyses. 4.3 Factoranalyse Er is een factoranalyse met oblique rotatie (varimax) uitgevoerd om te bekijken of de opgenomen stellingen daadwerkelijk datgene meten wat de onderzoeker te weten zou willen komen (Saunders e.a., 2007). In de factoranalyse (Principale Componenten Analyse (PCA)) worden alle 23 variabelen van de vier concepten gestopt. Het doel van deze factoranalyse is om te kijken of uit deze 23 variabelen inderdaad deze vier concepten naar boven komen. De Factoranalyse in tabel 6 geeft aan dat er in totaal vier componenten kunnen worden onderscheiden binnen de 23 variabelen. Vuistregel is dat de items die een lading hoger dan .4 hebben op hetzelfde concept behoren tot de schaal. De resultaten laten zien dat de variabele psychologische contractbreuk één tot en met vijf behoren tot component drie, de variabelen ervaren discriminatie één tot en met drie tot component vier en de variabelen ethisch leiderschap één tot en met negen tot component één. De variabelen algemeen functioneren één tot en met vijf behoren tot component twee. Alleen de variabele ethisch leiderschap tien behoort tot geen van de componenten. Geconcludeerd kan worden dat de vooraf veronderstelde onderverdeling van de 23 variabelen in vier componenten ook terecht is, maar dat variabele ethisch leiderschap tien niet past binnen het component ethisch leiderschap. De 26 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 23 variabelen zijn teruggebracht naar vier componenten die samen 72% van de variantie verklaren. Tabel 6 1 PCA resultaten Variabele Psych1 Psych2 Psych3 Psych4 Psych5 Disc1 Disc2 Disc3 Eth1 Eth2 Eth3 Eth4 Eth5 Eth6 Eth7 Eth8 Eth9 Eth10 AlgFun1 AlgFun2 AlgFun3 AlgFun4 AlgFun5 Ethisch Leiderschap -.17 -.15 -.22 .15 .02 -.04 -.10 -.13 .77 .61 .74 .65 .81 .73 .72 .81 .82 .20 .05 -.03 -.09 -.04 .13 Component Algemeen Psychologische Functioneren Contractbreuk -.17 -.12 -.18 .03 .02 -.03 -.20 -.00 -.05 -.16 -.04 -.02 -.01 .07 -.05 .23 .03 .05 .91 .79 .91 .89 .91 .77 .86 .72 .72 .80 .03 .05 .07 -.14 -.32 -.03 -.03 -.09 -.03 -.04 .15 .12 -.16 .05 .02 -.12 -.09 -.02 Ervaren Discriminatie -.08 -.10 .00 .17 .12 .87 .68 .84 .04 .05 -.21 .02 -.05 -.16 -.24 .06 -.08 -.23 -.04 -.19 .07 -.06 .06 Extraction Method: Principal Component Analysis. Rotation Method: Oblimin with Kaiser Normalization Rotation converged in 6 iretations 1 Psych1 tot en met Psych5 geven de vijf stellingen weer behorende bij de variabele psychologische contractbreuk. Disc1 tot en met Disc3 geven de drie stellingen weer behorende bij de variabele waargenomen discriminatie door de leidinggevende. Eth1 tot en met Eth10 geven de tien stellingen weer behorende bij de variabele ethisch leiderschap. AlgFun1 tot en met AlgFun5 geven de vijf stellingen weer behorende bij de variabele algemeen functioneren. 27 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 4.4 Correlaties Om te onderzoeken of er een lineaire samenhang bestaat tussen de drie somschalen (ethisch leiderschap, ervaren discriminatie en psychologische contractbreuk) en de somschaal algemeen functioneren zijn correlaties berekend. Tabel 7 Correlaties tussen de Variabelen. Ethisch leiderschap Ervaren discriminatie Psychologische contractbreuk Algemeen functioneren Ethisch leiderschap 1 Ervaren discriminatie Psychologische contractbreuk -.64** 1 -.60** .55** 1 .33** -.44** -.41** Algemeen functioneren 1 **. Correlaties zijn significant bij p < .01 level (2-zijdig). Uit tabel 7 blijkt dat ethisch leiderschap een significant gemiddelde positieve samenhang laat zien met algemeen functioneren (r=.33, p<.01). Dit wil zeggen dat, een hoge score op ethisch leiderschap samenhangt met een hoge score op algemeen functioneren. Ervaren discriminatie uitgeoefend door de leidinggevende laat een significant gemiddelde negatieve samenhang zien met algemeen functioneren (r=-.44, p<.01). Dit houdt in dat, een hoge score op waargenomen discriminatie samenhangt met een lage score op algemeen functioneren. Psychologische contractbreuk laat eveneens een significant gemiddelde negatieve samenhang zien met algemeen functioneren (r=-.41, p<.01): hoe hoger de score op psychologische contractbreuk, hoe lager de score op algemeen functioneren is en vice versa. De correlatiematrix laat verder zien dat tussen de drie onafhankelijke factoren onderling een sterk significante samenhang bestaat: Ethisch leiderschap en psychologische contractbreuk: r=-.60, p<.01 Ethisch leiderschap en ervaren discriminatie: r=-.64, p<.01 Psychologische contractbreuk en waargenomen discriminatie: r=.55, p<.01 Dit geeft aan dat de onafhankelijke variabelen mogelijk een verstorend effect op elkaar kunnen hebben en daarom dienen te worden gecorrigeerd in de regressieanalyse. 28 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 4.5 Regressieanalyse De hypotheses werden getoetst met behulp van een multivariate lineaire regressieanalyse. Hiermee wordt het verband tussen een combinatie van onafhankelijke variabelen enerzijds en één afhankelijke variabele anderzijds getoetst. De onafhankelijke variabelen worden hierbij voor elkaar gecorrigeerd en het zuivere effect van de onafhankelijke variabelen op de afhankelijke variabele wordt gegeven. Om na te gaan of etniciteit de relatie tussen de drie onafhankelijke variabelen enerzijds en de afhankelijke variabele anderzijds beïnvloedt, wordt deze in de regressieanalyse opgenomen als moderatorvariabele. Er is een multivariate regressieanalyse uitgevoerd met algemeen functioneren als afhankelijke variabele en ethisch leiderschap, waargenomen discriminatie, psychologische contractbreuk en etniciteit als onafhankelijke variabelen. In model 2 zijn interactie-effecten tussen etniciteit en de overige drie onafhankeljke variabelen toegevoegd. Tabel 8 Verklaarde variantie Change Statistics Model R R square Adjusted R Square Std. Error of the Estimate R Square Change 12 24 .59 3 .64 5 .35 .42 .32 .39 1.14 1.09 .35 .07 F Change 19.28 5.45 df1 df2 Sig. F Change 4 3 145 142 .000 .001 Uit tabel 8 wordt afgeleid dat bij model 1 32% (Adjusted R Square * 100%) van de variantie in de uitkomst op de afhankelijke variabele wordt verklaard door de onafhankelijke variabelen. Bij model 2 verklaren de drie onafhankelijke variabelen en de moderatievariabele inclusief de interactietermen 39% van de variantie. Deze toename van verklaarde variantie is significant (p=.001). Er kan dus worden gesteld dat de interactietermen invloed hebben op het model en etniciteit als moderatorvariabele een deel van de variantie verklaart. In tabel 9 wordt de uitkomst van de twee modellen weergegeven. Af te leiden is dat er een regressieanalyse is uitgevoerd met alleen de drie onafhankelijke variabelen en de moderatorvariabele (model 1). Tevens is er een regressieanalyse uitgevoerd met de drie onafhankelijke variabelen, de moderatorvariabele en de drie interactietermen. 2 Model 1 is de regressieanalyse met de drie onafhankelijke variabelen inclusief de moderatorvariabele etniciteit. Predictors: etniciteit, ethisch leiderschap, psychologische contractbreuk en ervaren discriminatie. 4 Bij model 2 zijn na de analyse bij model 1 drie interactietermen toegevoegd: ethisch leiderschap*etniciteit, ervaren discriminatie*etniciteit en psychologische contractbreuk*etniciteit. Dit om het modererende effect van etniciteit te bekijken. 5 Predictors: etniciteit, ethisch leiderschap, psychologische contractbreuk, ervaren discriminatie, ethisch leiderschap*etniciteit, psychologische contractbreuk*etniciteit en ervaren discriminatie*etniciteit. 3 29 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 Tabel 9 Regressieanalyse voor de Afhankelijke Variabele Algemeen Functioneren Model 1 Model 2 Variabele B SE B ß B SE B ß Ethisch Leiderschap .01 .12 .01 .09 .15 .08 Ervaren discriminatie -.24 .08 -.28** .00 .11 .00 Psychologische contractbreuk -.24 .10 -.22 -.16 .13 -.14 Etniciteit Ethisch leiderschap*etniciteit .19 -.33* -.93 -.22 .18 .23 -.33* -.12 Ervaren discriminatie*etniciteit -.50 .15 -.41* Psych.contractbreuk*etniciteit -.11 .18 -.08 R2 -.93 .35 F for R2 change .42 19.28 5.45 *p<.001**p<.005, Uit tabel 9 valt af te lezen dat in Model 1 er een negatieve samenhang is tussen ervaren discriminatie en algemeen functioneren en tussen etniciteit en algemeen functioneren. Van de drie interactietermen laat alleen de interactieterm ervaren discriminatie*etniciteit een significant verband zien met het algemeen functioneren van de werknemer (p=0,001). Gesteld kan worden dat etniciteit een modererend effect heeft op de relatie tussen ervaren discriminatie en het algemeen functioneren van de werknemer. Na bestudering van de regressievergelijking kan worden geconstateerd dat voor allochtonen ervaren discriminatie een sterker negatief effect op het algemene functioneren heeft dan voor autochtonen. Het algemeen functioneren blijkt significant voorspeld te kunnen worden door de mate van ervaren discriminatie (ß=-.28, p<.005) en door etniciteit (ß=-.33, p<.001). De variantie in de mate van algemeen functioneren wordt voor 35% verklaard door de variantie in ervaren discriminatie en etniciteit (R2=.35, F(4,145) =19.28, p <.001). Uit model 2 blijkt wanneer interactie-effecten aan het model worden toegevoegd, dat de invloed van ervaren discriminatie verdwijnt (ß=.00, p=.98). De invloed van etniciteit op algemeen functioneren, blijft echter overeind (ß=-.33, p<.005). Ook blijkt dat de interactie van ervaren discriminatie en etniciteit (ß=-.41, p<.005) van invloed is op het algemeen functioneren. Beide variabelen beïnvloeden het algemeen functioneren in negatieve zin. Etniciteit en de interactie tussen etniciteit en ervaren discriminatie verklaren in dit 30 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 model 42% van de variantie in de mate van algemeen functioneren. (R2=.42, F(3,142) =5.45, p <.001). Figuur 2 Interactie plot: Waargenomen Discriminatie als Onafhankelijke Variabele en Etniciteit als Moderator In figuur 2 is te zien dat het algemeen functioneren van Nederlanders onder zowel laag als hoog waargenomen discriminatie nagenoeg gelijk blijft. Bij allochtonen is te zien dat het algemeen functioneren afneemt onder hoog waargenomen discriminatie ten opzichte van laag waargenomen discriminatie. Er is geen verband gevonden tussen ethisch leiderschap en het algemeen functioneren van de werknemer. Ten slotte kan worden gesteld dat er geen significant verband tussen psychologische contractbreuk en het algemeen functioneren van de werknemer gevonden is. 31 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 H5: DISCUSSIE Nu alle onderzoeksresultaten geanalyseerd en besproken zijn is het tijd om de onderzoeksvraag te beantwoorden. Verder zal dit hoofdstuk de beperkingen van dit onderzoek naar voren halen. Vervolgens zullen er een aantal aanbevelingen voor toekomstig onderzoek volgen waarna tot slot de conclusie van dit onderzoek behandeld zal worden. 5.1 Antwoord op de onderzoeksvraag Het doel van dit onderzoek was te bekijken of er verbanden aanwezig waren tussen de afhankelijke variabelen ethische leiderschap, psychologische contractbreuk en ervaren discriminatie uitgeoefend door de leidinggevende en de afhankelijke variabele algemeen functioneren. Specifieker werden de verbanden onderzocht bij twee verschillende groepen: autochtone en allochtone werknemers. Voor ethisch leiderschap werd in dit onderzoek de schaal van Brown e.a. (2005) gebruikt. Voor de overige variabelen zijn vooraf opgemaakte stellingen gebruikt. Gebaseerd op het conceptuele model, welke is vervaardigd na het literatuuronderzoek, zijn er drie hypotheses opgesteld. Deze hypothesen behandelden alle drie de invloed van een onafhankelijke variabele (ethisch leiderschap, psychologische contractbreuk en ervaren discriminatie) op het algemeen functioneren van een autochtone en allochtone werknemer. Slechts bij één variabele, te weten ervaren discriminatie, werd in dit onderzoek de invloed op het algemeen functioneren zichtbaar. Allochtone werknemers functioneren minder goed indien de stellingen behorende bij de onafhankelijke variabele waargenomen discriminatie werden beoordeeld met een hoger cijfer op de 7-punts Likert schaal. Dit is vergelijkbaar met de uitkomsten van het onderzoek van Dewberry (2001). Dewberry stelt dat etnische minderheden zichtbaar slechter functioneren dan de autochtone werknemers wanneer ze worden blootgesteld aan discriminatie. De overige resultaten staan in contrast met de verwachtingen, aangezien verwacht werd dat alle drie de onafhankelijke variabelen van invloed zouden zijn op het algemeen functioneren van de werknemers. Er zijn diverse factoren die de ontbrekende relaties zouden kunnen verklaren. Een verklaring ten aanzien van de onafhankelijke variabele ethisch leiderschap kan zijn dat er andere factoren, naast persoonlijke kenmerken, een rol spelen bij het voorspellen van de invloed van ethisch leiderschap. Judge en Bono (2000) ondervinden in hun studie eenzelfde probleem: transformationeel leiderschap werd door de persoonlijkheidskenmerken niet degelijk voorspeld. Judge en Bono (2000) halen dan ook naar voren dat transformationeel leiderschap kan worden aangeleerd waardoor persoonlijkheid een 32 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 minder grote invloed krijgt bij gedragingen van een leider. Dit principe zou ook van toepassing kunnen zijn bij ethisch leiderschap. Een tweede reden voor het ontbreken van verbanden kan gevonden worden bij de antwoorden op de vragen in de vragenlijst. Het is mogelijk dat leiders bij het beantwoorden van de vragen het sociaal wenselijke aspect hebben meegenomen. Ondanks de verzekerde anonimiteit bij het behandelen van de vragenlijsten, kunnen leidinggevenden bij het beoordelen van hun werknemer op het gebied van algemeen functioneren een positievere indruk achterlaten dan in werkelijkheid van toepassing is. Ten derde is het mogelijk dat situationele factoren een rol hebben gespeeld bij het invullen van de vragenlijst. Bij het verklaren van gedrag in de organisatie is de context van belang (John, 2006). De vragen in de gebruikte vragenlijst zijn algemeen geformuleerd. Respondenten hebben de neiging om persoonlijke kenmerken, welke naar voren zijn gekomen in de vragenlijst, hoger te schalen dan in werkelijkheid het geval is als ze de vragenlijst zelf mogen invullen (De Hoogh & Den Hartogh, 2008). De vraag komt nu boven drijven of dit wel de gewenste methode is voor dit soort onderzoeken om op deze manier de data te verzamelen. Er zijn echter praktische overwegingen gemaakt om voor dit onderzoeksmodel te kiezen: interviews zijn erg tijdrovend en moeilijk te verwezenlijken aangezien ze dienen te worden afgenomen bij zowel de medewerker als zijn of haar leidinggevende. Hierdoor is het lastiger een grote dataset te verzamelen. Tevens bevat de vragenlijst stellingen over variabelen die in dit onderzoek niet meegenomen zijn. Een volgend onderzoek naar de variabelen die zijn meegenomen in dit onderzoek zou wellicht beter gericht kunnen zijn op alleen die variabelen die meegenomen worden. Variabelen die voor het onderzoek niet van belang zijn kunnen dan achterwege gelaten worden. 5.2 Sterktes, beperkingen en toekomstig onderzoek Hoewel dit onderzoek informatie heeft verschaft over de variabelen ethisch leiderschap, psychologische contractbreuk en ervaren discriminatie en empirisch onderzoek heeft laten zien, kent het tevens een aantal andere potentiële sterke punten en een aantal beperkingen die genoemd dienen te worden. Een sterk punt van dit onderzoek is dat alle data, gebruikt voor dit onderzoek, verzameld zijn bij verschillende types organisaties in verschillende sectoren. Dit zorgt voor generaliseerbaarheid van de resultaten. Een ander sterk punt is dat de werknemer willekeurig werd aangewezen door de leidinggevende om een vragenlijst in te vullen. De leidinggevende 33 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 was gevraagd om de vragenlijst bestemd voor de medewerker te geven aan de werknemer die als eerste zijn verjaardag zou vieren. Op deze manier is voorkomen dat er een bias zou ontstaan wanneer leidinggevende zelf een medewerker mochten uitkiezen. Dit onderzoek kent tevens een aantal beperkingen. In de eerste plaats zijn alle data verzameld in Nederland. Wat de resultaten dan ook mogen zijn, ze zijn niet generaliseerbaar aangezien er culturele invloeden aanwezig kunnen zijn. Verder hebben we hier te maken met respondenten die de vragenlijsten zelf invullen. Dit creëert de kans op een bias. Deze kans is extra groot wanneer er in de meting elementen als eerlijkheid, betrouwbaarheid en verantwoordelijkheid te vinden zijn (De Hoogh en Den Hartog, 2008; Viswesvaran en Ones, 1999). Bij het behandelen van de variabele ethisch leiderschap zijn dergelijke elementen naar voren gekomen. Een derde beperking betreft de grootte van de dataset. Hoewel deze een redelijke omvang heeft is het ten aanzien van de generaliseerbaarheid voor Nederland interessant om een dergelijk onderzoek uit te voeren met een grotere dataset. Voor toekomstig onderzoek kan worden gezegd dat er meer aandacht besteedt dient te worden aan de manier waarop de data verzameld zijn en aan de grootte van de dataset. Deze twee beperkingen zijn de grootste zwaktes van dit onderzoek. Als er in de toekomst meer aandacht besteedt wordt aan deze zwaktes kunnen de data wellicht beter geïnterpreteerd worden. Buiten deze praktische suggesties voor toekomstig onderzoek zijn er nog een aantal vragen ontstaan behorende bij het onderzoeksveld voor het algemeen functioneren van werknemers. Dit onderzoek heeft niet aangetoond dat er verbanden zijn tussen ethisch leiderschap en het algemeen functioneren van werknemers en psychologische contractbreuk en het algemeen functioneren. Eerdere onderzoeken veronderstelden dat deze verbanden wel aanwezig zouden zijn. Echter, er is tot op heden weinig onderzoek gedaan naar de variabelen die zijn meegenomen in dit onderzoek (ethisch leiderschap, psychologische contractbreuk en ervaren discriminatie). Toekomstig onderzoek kan zich meer en meer richten op deze variabelen. 34 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 H6: CONCLUSIE Het doel van dit onderzoek was een overzicht te geven van bevindingen voor wat betreft de algemene prestaties van etnische minderheden, wanneer deze worden geconfronteerd met de invloeden van de variabelen ethisch leiderschap, psychologische contractbreuk en ervaren discriminatie uitgeoefend door de leidinggevende. In dit onderzoek zijn er tussen ethisch leiderschap en algemeen functioneren en psychologische contractbreuk en algemeen functioneren geen positieve of negatieve verbanden gevonden. Echter, er is een negatief significant verband aangetroffen tussen ondervonden discriminatie en algemeen functioneren. Er kan worden geconcludeerd dat hoe hoger de mate van discriminatie uitgeoefend door de leidinggevende, hoe lager de score voor algemeen functioneren van de werknemers horende bij de groep etnische minderheden. Hoewel het gekozen pad niet tot grote verbanden tussen de onafhankelijke en afhankelijke variabelen geleid heeft, is het interessant om te zien dat er voor de variabele ondervonden discriminatie door de leidinggevende wel degelijk aanwijzingen te vinden zijn die het algemeen functioneren van etnische minderheden beïnvloedt. Dit kan tevens een basis vormen voor toekomstig onderzoek. Tot op heden is er weinig bekend over deze verbanden en daarom kan deze studie gezien worden als een opstap naar verder onderzoek. 35 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 BIBLIOGRAFIE Anatonakis, J., Avolio, B.J. & Sivasubramaniam, N. (2003). Context and leadership: an examination of the nine-factor full-range leadership theory using the Multifactor Leadership Questionnaire. The Leadership Quarterly, vol. 14, p. 261-295. Avolio, B.J., Gardner, W.L., Walumbwa, F.O., Luthans, F. & May, D.R. (2004). Unlocking the mask: A look at the process by which authentic leaders impact follower attitudes and behaviors. The Leadership quarterly, vol.15, p. 801-823. Baarda, D.B., De Goede, M.P.M. & Dijkum, C.J. (2005). Basisboek statistiek met SPSS. Groningen: Stenfert Kroerse. Bandura, A. (1986), Social foundation of thought and action. Englewood Cliffs, New Jersey: Prentice-Hall. Bateman, T.S. & Crant, J.M. (1993). The proactive component of organizational behavior. Journal of Organizational Behavior, 14, p. 103-118. Brown, M.E. & Treviño, L.K. (2006). Ethical leadership: A review and future directions. The leadership quarterly, vol. 17, p. 595-616. Brown, M.E., Treviño, L.K., & Harrison, D.A. (2005). Ethical Leadership: A social learning perspective for construct development and testing. Organisational behaviour and human decision processes, vol.97, p. 117-134. Bryman, A. (1992). Charisma and leadership in organizations. London: Sage Publications. Conway, N. & Briner, R.B. (2002). A daily diary study of affective responses to psychological contract violation and exceeded promises. Journal of Organizational Behavior, 23, 287-302. Covey (1989) The Seven Habits of Highly Effective People: Powerful lessons in personal change. Emergency Librarian, 03158888, Sep/Oct, Vol. 20, Issue 1 Cropozano, R. & Mitchell, M.S. (2005). Social Exchange Theory: An Interdisciplinary Review. Journal of Mangement, vol. 31, p. 874-900. Ensher, E.A., Grant-Vallone, E.J. & Donaldson, S.I. (2001). Effects of perceived discrimination on job satisfaction, organizational commitment, organizational citizenship behavior and grievances. Hum Resource Development Quarterly, 12, p. 5372. Euverman, T.J. (2008). Management Research II, 4. Amsterdam School of Economics. Gerritsen, S. (2006). Schrijfgids voor economen. Coutinho. Graaf-Zijl, M. de . . e.a. (2006). De onderkant van de arbeidsmarkt vanuit werkgeversperspectief. De rol van percepties bij de selectie van laag opgeleide sollicitanten. Amsterdam: SEO Economisch Onderzoek, 2006 36 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 Grant, A.M., Parker, S. & Collins, C. (2009). Getting credit for proactive behavior: supervisor reactions depend on what you value and how you feel. Personnel psychology,62, p. 31-55. Graves, L.M. & Powell, G.N. (1995). The effect of sex similarity on recruiters’ evaluations of actual applicants: A test of the similarity-attraction paradigm. Personnel Psychology, 48, p. 85-98. Guest, D. E. (1998). Is the Psychological Contract Worth Taking Seriously? Journal of Organizational Behavior, 19, 649-664. Guest, D.E. & Conway, N. (2002) Communicating the psychological contract: An employer perspective. Human Resource Management Journal, 12, 22-38. Harris, M.M., Lievens, F. & van Hoye, G. I think they discriminate against prototype theory and organizational justice theory for understanding discrimination in selection and promotion situations. me: using perceived Hartog, D.N. den, & Koopman, P.L. (2001) Leadership in Organizations. Handbook of industrial, work and organizational psychology, 2, 166 – 187. Hogan, R., Curphy, G. J., & Hogan, J. (1994). What we know about leadership: Effectiveness and personality. American Psychologist, 49, 493–504. Hoogh, A.H.B de. & Den Hartog, D.N. (2008). Ethical and despotic leadership, relationships with leader’s social responsibility, top management team effectiveness and subordinates’ optimism: A multimethod study. The Leadership quarterly, vol.19, p. 297. Hoogh, A.H.B de., Den Hartog, D.N., & Koopman, P.L. (2005). Linking the Big Fivefactors of personality to charismatic and transformational leadership; percieved dynamic work environment as a moderator. Journal of Organisational Behavior, vol.26, p. 839-865 House, R. J., & Shamir, B. 1993. Toward an integration of transformational, charismatic and visionary theories of leadership. Leadership: Perspectives and research directions, p. 81-107. Klaver, J. e.a. (2005). Etnische minderheden p de arbeidsmarkt: beelden en feiten, belemmeringen en oplossingen, Amsterdam, april 2005. Mirage, C.L. (1994). Development of an Instrument Measuring Valence of Ethnicity and Perception of Discrimination. Journal of Multicultural Counseling and Development, 22, p. 49-59. Morrison, E.W., & Robinson, S.L. (1997). When employees feel betrayed: a model of how psychological contract violation develops. Academy of Management Review, 22, 226256. Morrison, A.M., White, R.P. & Velsor, E. (1987). Breaking the glass ceiling. Reading, Mass.: Addison-Wesley. 37 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 Olde Monnikhof, M. & Buis, T. (2001). De werving en selectie van etnische minderheden. Een onderzoek naar het zoekgedrag van werkzoekende etnische minderheden en het wervings- en selectiegedrag van werkgevers in zes sectoren. Doetinchem: Elsevier Bedrijfsinformatie. Robinson, S.L. (1996). Trust and breach of the psychological contract. Administrative Science Quarterly, 41, 574-599. Rousseau, D. M. (1989). Psyhocological and Implied Contracts in Organizations. Employee Responsibilities and Rights Journal,2, p. 121-139 Rousseau D.M. (1995). Psychological Contracts in Organizations: Understanding Written and Unwritten Agreements. Newbury Park, CA: Sage Rousseau, D. M. (1998). The `problem' of the psychological contract considered. Journal of Organizational Behavior, 19, 665-671. Sanchez, J.I. & Brock, P. (1996). Outcomes of perceived discrimination among Hispanic employees: is diversity management a luxury or a necessity? Academy of MangementJournal, 39, p. 704-719. Saunders, M., Lewis, P. & Thornhill, A. (2007). Research Methods for Business Students. Shamir, B., House, R.J. & Arthur, M.B. (1993). The motivational effects of charismatic leadership: A self-concept based theory. Organizational science, vol.4, p. 577- 594 Shamir, B., & Howell, J.M. (1999). Organizational and contextual influences on the emergence and effectiveness of charismatic leadership. The Leadership Quarterly, 10 (2), p. 257-283. Tejeda, M.J., Scandura, T.A. & Pillai, R. (2001). The MLQ revisited Psychometric properties and recommendations. The Leadership Quarterly, vol. 12, p 31-52. Thomas, D. C., Au, K.,&Ravlin, E. C. (2003). Cultural variation and the psychological contract. Journal of Organizational Behavior, 24, 451-471. Treviño, L.K., Brown, M., & Hartman, L.P. (2003). A qualitative investigation of perceived executive ethical leadership: Perceptions from inside and outside the executive suite. Human relations, vol. 56, p.5-37. Triandis, H. C. & Gelfand, M. J. (1998). Converging measurement of horizontal and vertical individualism and collectivism. Journal of Personality and Social Psychology, 74, 118 -128. Triandis, H.C. (1995). Individualism and collectivism. Boulder, CO: Westview. Turnley, W.H. & Feldman, D.C. (1999) A discrepancy model of psychological contract violations. Human Resource Management Review, 9(3), 367-386. Veenman, J. (red) (1982). De arbeidsmarktproblematiek van Molukkers. Een verkennend onderzoek. Rotterdam: Nederlands Economisch Instituut – Erasmus Universiteit Rotterdam. 38 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 Veenman, J. (2003). Discriminatie op de arbeidsmarktL de resultaten van Nederlands onderzoek. In: Beleid en maatschappij 30 (2). Vocht, A. (2008). Basishandboek SPSS 16. Bijleveld, Uitgeverij. Yukl, G. A. 1998. Leadership in organizations (4th ed.). Englewood Cliffs, NJ: Prentice-Hall. Zhao, H., Wayne, S.J., Glibkowski, B.C. & Bravo, J. (2007). The impact of psychological contract breach on work related outcomes: A meta-analysis. Personal Psychology, 60, 647-680. Internet: http://statline.cbs.nl (Centraal Bureau voor de Statistiek). 39 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 BIJLAGEN A. Vragenlijst bestemd voor medewerker Enquête voor de medewerker Geachte deelnemer, Allereerst wil ik u hartelijk bedanken voor uw medewerking aan dit onderzoek. Deze vragenlijst maakt deel uit van de laatste fase van mijn Master Studie Business Studies. Het project wordt afgerond aan de Amsterdam Business School van de Universiteit van Amsterdam. Dit onderzoek richt zich op de werkomstandigheden en het gedrag van mensen op de werkvloer. LEES A.U.B. DEZE INSTRUCTIES ALVORENS TE BEGINNEN In de bijgaande vragenlijst worden u vragen gesteld of uitspraken voorgelegd, die betrekking hebben op uw werksituatie. Het is de bedoeling dat u het antwoord kiest dat het best past bij de situatie waarin u dagelijks uw werk uitvoert en uw ervaringen tijdens het werk. U kunt bijvoorbeeld antwoorden met: 1 2 3 4 5 6 7 Volledig mee oneens Mee oneens Gedeeltelijk mee oneens Eens noch oneens Gedeeltelijk mee eens Mee eens Volledig mee eens Voorbeeld: “Ik voel mij een ‘deel van het gezin’ in deze organisatie.” Als u in dit geval antwoord 7 zou omcirkelen, betekent dit dat u het met deze uitspraak volledig eens bent. Bedenkt u alstublieft dat Er geen goede of foute antwoorden zijn; Alleen uw EIGEN mening belangrijk is, niet die van anderen; Het belangrijk is dat u ook in moeilijke gevallen een antwoord geeft. Sla liefst geen vragen over. 40 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 N.B. De antwoorden op deze vragenlijst worden strikt vertrouwelijk en anoniem behandeld en zijn uitsluitend bestemd voor onderzoeksdoeleinden!!! Door het gebruik van een nummering kan ik uw respons koppelen aan uw leidinggevende. De codering wordt enkel gebruikt om de gegevens te kunnen koppelen. Uw leidinggevende krijgt geen inzage in uw respons. Uw naam is ons niet bekend, het is dus anoniem. Alleen het onderzoeksteam krijgt de antwoorden te zien! Amsterdam, Rob Brouwer De volgende stellingen gaan over uw werk en de organisatie. oneens 1 2 3 4 5 6 eens 7 In hoeverre bent u het eens met de volgende stellingen? 1. Ik heb aanzienlijke inspraak in de manier waarop ik mijn werk uitvoer 2. Ik kan zelf beslissen over hoe ik mijn werk uitvoer 3. Ik krijg voldoende ruimte om mijn werk op een onafhankelijke en ongedwongen manier uit te voeren 4. Mijn werkgever is in mijn ogen aantrekkelijk. 5. Mijn houding ten opzichte van mijn werkgever is positief. 6. Mijn werkgever is in mijn ogen een goede organisatie. 7. Mijn houding ten opzichte van mijn werkgever is gunstig oneens 1 2 eens 3 4 5 6 In hoeverre zijn de volgende stellingen op u van toepassing? 1. Ik sta achter mijn ideeën, zelfs als anderen er tegen zijn. 2. Als ik ergens in geloof zal ik het waar maken onafhankelijk van de kans van slagen. 3. Ik ben heel goed in het herkennen van mogelijkheden. 41 7 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 4. Ik ben altijd op zoek naar mogelijkheden om dingen beter te doen. 5. Als ik ergens in geloof kan niets me ervan weerhouden om mijn doel te bereiken. De volgende stellingen gaan over hoe zelfverzekerd u bent op uw werk. niet Hoe zelfverzekerd bent u als u, 1 1. ... informatie aan een groep collega's moet presenteren. 2. ... in uw eigen vakgebied moet helpen met het uiteenzetten van doelstellingen. 3. ... voor uw vakgebied nieuwe procedures moet opstellen. 4. ... mensen buiten het bedrijf (bijvoorbeeld cliënten) moet benaderen om problemen te bespreken. 5. ... een langlopend probleem analyseert om een oplossing te vinden. 6. ... uw vakgebied moet vertegenwoordigen tijdens vergaderingen met de directie. 7. ... mensen van een andere afdeling bezoekt om ze te laten weten dat ze dingen anders moeten aanpakken. wel 2 3 4 5 6 oneens 1 2 3 4 5 6 7 In hoeverre zijn de volgende stellingen van toepassing op uw eigen werkgedrag? eens 7 Op het werk toon ik initiatief om… 1. ... oplossingen te suggereren voor problemen die binnen de organisatie spelen. 2. ... mij nieuwe kennis eigen te maken die de organisatie verder helpt. 3. ... de manier waarop het werk wordt uitgevoerd te optimaliseren zodat de organisatie efficiënter kan werken. 4. ... taken van collega’s over te nemen als dit nodig is, zelfs als dit niet van mij wordt geëist. 5. ... nieuwe collega’s wegwijs te maken. 6. ... kennis te delen met collega’s. 42 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 7. ... collega’s te helpen zelf nieuwe ideeën te ontwikkelen of implementeren. 8. ... nieuwe manieren te vinden om mijn taken aan te pakken die mij succesvoller maken. 9. ... me nieuwe kennis eigen te maken die mijn carrière verder helpt. 10. ... taken op me te nemen die me in mijn carrière verder zullen helpen. 11. ... mijn persoonlijke doelen op het werk zo snel mogelijk te realiseren. 12. … feedback te zoeken over mijn functioneren 13. …. mijn carrière vooruitzichten te bespreken met iemand die meer ervaren is binnen deze organisatie 14. … mijn loopbaan te plannen 15. … mijn vaardigheden bij te houden om mijn kansen voor promotie te vergroten 16. … mijn ambities te bespreken met mijn leidinggevende 17. …. buiten mijn dagelijkse werkzaamheden extra activiteiten te ondernemen, zoals een actieve deelname aan beroepsverenigingen Hoe tevreden bent u met de vooruitgang die u heeft geboekt in het bereiken van de volgende doelstellingen? 1. Uw carrière in algemene zin 2. Uw inkomen 3. Voortgang in termen van uw carrièrestappen 4. Het ontwikkelen van nieuwe vaardigheden niet 1 2 3 4 5 6 wel 7 43 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 In hoeverre zijn de volgende stellingen op u van toepassing? oneens 1 1. Ik pas goed bij mijn organisatie en collega’s 2. Wat ik belangrijk vind in het leven is vergelijkbaar met wat binnen mijn organisatie belangrijk wordt gevonden 3. Mijn waarden en normen passen bij de waarden, normen en cultuur van mijn organisatie 4. De waarden en cultuur van mijn organisatie sluiten goed aan bij de dingen die ik belangrijk vind in het leven 5. Er is een goede ‘match’ tussen de eisen van mijn baan en mijn persoonlijke vaardigheden 6. Mijn vaardigheden en opleiding passen goed bij de eisen voor mijn huidige baan 7. Mijn persoonlijke vaardigheden en opleiding passen goed bij wat er van mij verwacht wordt in mijn huidige baan 8. Wat mijn baan me biedt komt overeen met wat ik in een baan zoek 9. De dingen die ik zoek in een baan worden in mijn huidige baan vervuld 10. Mijn huidige baan biedt mij alles wat ik verwacht van een baan 11. Mijn waarden en normen passen bij de waarden en normen van de collega’s in mijn team 12. Ik pas goed bij mijn team en teamleden 13. Ik ben tevreden met het succes dat ik in mijn carrière bereikt heb 2 eens 3 4 5 6 44 7 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 In hoeverre zijn de volgende stellingen van toepassing op uw werkgever? oneens 1 1. Bijna alle beloftes die mijn organisatie tijdens de wervingsfase heeft gedaan zijn nagekomen. 2. Ik heb de indruk dat de beloftes die tijdens mijn aanstelling zijn gedaan, zijn nagekomen door mijn werkgever. 3. Tot op heden heeft mijn werkgever zich op zeer goede wijze ingezet om gedane beloftes na te komen. 4. Ik heb niet alles ontvangen dat mij was beloofd in ruil voor mijn bijdragen 5. Hoewel ik mijn verplichtingen jegens mijn organisatie ben nagekomen, is mijn werkgever vele beloftes niet nagekomen In hoeverre zijn de volgende stellingen op u van toepassing? 1. Ik voel niet echt een band met de andere mensen op mijn werk 2. Ik voel me een deel van een groep op het werk 3. Ik kan met anderen op het werk praten over wat ik echt belangrijk vind 4. De mensen op mijn werk zijn echte vrienden 5. Ik heb de taken op mijn werk goed onder de knie 6. Ik voel me bekwaam in mijn werk 7. Ik twijfel eraan of ik mijn werk goed kan uitvoeren 8. Ik ben goed in mijn werk 9. Ik heb het gevoel dat ik mezelf kan zijn op mijn werk 10. Op mijn werk heb ik vaak het gevoel dat ik moet doen wat anderen mij opdragen. 11. Als ik mocht kiezen, dan zou ik mijn werk anders aanpakken 12. Ik voel me vrij om mijn werk te doen zoals ik denk dat het goed is eens 2 3 4 5 6 7 oneens 1 2 3 4 5 6 eens 7 45 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 In welke mate voelt u op het werk de laatste tijd de volgende emoties? zeer zwak 1 2 3 4 zeer sterk 5 6 7 zeer zwak 1 2 3 4 1. Plezier 5. Angst 2. Affectie 6. Woede 3. Trots 7. Verdriet 4. Tevredenheid 8. Schuld zeer sterk 5 6 7 Kunt u een indicatie geven in hoeverre u en uw leidinggevende op elkaar lijken? oneens 1 1. Mijn leidinggevende ziet dingen op dezelfde manier als ik. 2. Mijn leidinggevende denkt hetzelfde als het gaat om verwachtingen, perspectieven en waarden. 3. Mijn leidinggevende en ik zijn in veel opzichten hetzelfde. 4. Mijn leidinggevende en ik denken hetzelfde als het gaat om oplossingen vinden voor een probleem. 5. Mijn leidinggevende en ik analyseren problemen op dezelfde manier. 2 eens 3 4 5 6 7 Kunt u hieronder aangeven in hoeverre de stellingen op u van toepassing zijn? 1. Ik vind het erg afgewezen te worden. 2. Ik ben bang om een negatieve uitslag te krijgen. 3. Omdat ik al eerder ergens voor ben afgewezen, denk ik dat er een kans is dat ik weer word afgewezen. 4. Ik kan niet tegen de gedachte, dat ik de taken die ik wil niet mag uitvoeren. 5. Zelfs voordat ik een functioneringsgesprek heb, speel ik al met de gedachte dat ik een negatieve evaluatie zal krijgen. 46 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 De volgende stellingen gaan over de mogelijke impact van de leidinggevende op het werk. Kunt u aangeven in hoeverre u het met de volgende stellingen eens bent? oneens Mijn leidinggevende…. 1. … doet alsof hij/zij zich beter voelt dan ik 2. … behandelt mij niet met respect 3. … doet alsof hij/zij slimmer is dan ik. 4. … geeft het goede voorbeeld van het ethische gedrag dat wordt verwacht op het werk. 5. … handelt in het belang van zijn/haar collega’s. 6. … is te vertrouwen. 7. … vraagt aan zijn/haar collega’s “wat is de juiste manier om dit te doen” als er een beslissing genomen moet worden. 8. … maakt eerlijke en weloverwogen beslissingen. 9. … definieert succes niet alleen als goede uitkomsten, maar ook als de manier waarop die worden bereikt. 10. … luistert naar zijn/haar collega’s. 11. … gedraagt zich ook buiten het werk op een ethische manier. 12. …maakt bedrijfsethiek en bedrijfswaarden bespreekbaar onder collega’s. 13. … hanteert sancties als werknemers de ethische regels/procedures overtreden. 1 2 eens 3 4 5 6 7 47 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 De volgende stellingen gaan over uw algemene achtergrond en de groep waarmee u zich het meest identificeert. Tot welke groep(en) behoort u, naar uw idee het meest ongeacht uw nationaliteit, wat is eventueel uw 2de groep? 1ste keus 2de keus Nederlands Surinaams Nederlands Surinaams Turks Antilliaans/ Arubaans Turks Antilliaans/ Arubaans Marokkaans Anders Marokkaans Anders In hoeverre bent u het met de volgende stellingen eens, mbt uw werkervaring? oneens 1 1. Waar ik werk bestaan vooroordelen 2. Er is discriminatie op het werk 3. Ik word op het werk slecht behandeld vanwege mijn groepsidentiteit 4. Op het werk, voel ik mij sociaal geïsoleerd door mijn groepsidentiteit 5. Leidinggevenden bekritiseren het werk van mijn groepsleden meer dan van andere groepsleden. 6. Als ik niet zou zijn aangenomen dan zou dat gekomen zijn doordat ik deel uitmaak van een groep. 2 eens 3 4 5 6 7 Hieronder volgt een aantal stellingen over diversiteitbeleid. 1. Diversiteitbeleid is een goed beleid. 2. Ik steun het diversiteitbeleid niet. 3. Medewerkers zouden actief betrokken moeten zijn om het diversiteitbeleid binnen de organisatie te stimuleren. 4. Ik zou bereid zijn binnen een organisatie te werken met een diversiteitbeleid. 48 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 5. Binnen deze organisatie wordt iedereen gelijk behandeld. 6. Ik sta positief tegenover een diversiteitbeleid. Hieronder volgt een aantal stellingen over de eerlijkheid die u tijdens de selectieprocedure voor uw huidige baan hebt ervaren. In hoeverre bent u het met de volgende stellingen eens? oneens 1 1. 2 eens 3 4 5 6 7 De methoden die het bedrijf heeft gebruikt om de sollicitanten te selecteren, waren geschikt. 2. De werkgever heeft een beslissing genomen op een manier die eerlijk was voor de sollicitanten. 3. Over het algemeen heb ik het gevoel dat het een consistente en niet bevooroordeelde procedure was. 4. Gegeven de situatie, heb ik het gevoel dat het bedrijf de juiste selectiebeslissing heeft genomen. 5. Over het algemeen heb ik het gevoel dat de selectiebeslissing gepast was 6. Ik heb het gevoel dat het bedrijf de beslissing, om mij aan te nemen, eerlijk heeft genomen. In hoeverre bent u het met de volgende stellingen eens? oneens 1 1. Als het aan mij ligt, werk ik over een jaar nog steeds bij deze organisatie. 2. Ik ben van plan om een andere baan te gaan zoeken binnen nu en een jaar. 3. Ik denk er vaak over om te stoppen met mijn baan. 2 eens 3 4 5 6 7 49 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 Ten slotte enkele algemene vragen: 1.Wat is uw leeftijd? ........ 2. Wat is uw geslacht: Man Vrouw 3. Wat is uw hoogst genoten onderwijsniveau? Middelbare school HBO MBO Universiteit Anders, namelijk ................................................. 4.Wat is het geboorteland van uw ouders? vader: moeder: 5. Heeft uw leidinggevende dezelfde etniciteit als u? ja nee 6. Heeft uw leidinggevende ongeveer dezelfde leeftijd als u? ja nee 7. Hoeveel jaar werkervaring heeft u? ............. jaren 8. In welke branche is de organisatie waar u voor werkt actief? ................................... 9. Hoeveel promoties heeft u in de afgelopen 5 jaar gehad (een promotie is elke verhoging in werkniveau en/of een aanzienlijke toename in uw verantwoordelijkheden op het werk)? …… 10. Geeft u direct of indirect leiding? Nee Ja; aantal mensen direct: … aantal indirect:… 11. Hoe frequent is het contact tussen u en uw leidinggevende? dagelijks 12. Soort dienstverband wekelijks parttime maandelijks fulltime 13. Datum eerste dag indiensttreding bij uw huidige werkgever …………………… Van harte bedankt voor uw medewerking ! 50 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 B. Vragenlijst bestemd voor leidinggevende Enquête voor de leidinggevende Geachte deelnemer, Deze vragenlijst maakt deel uit van de laatste fase van mijn Master Studie Business Studies. Het project wordt afgerond aan de Amsterdam Business School van de Universiteit van Amsterdam. Het invullen duurt slechts 5 minuten. Hieronder worden u uitspraken voorgelegd, die betrekking hebben op het werkgedrag van een van uw medewerkers. Het is de bedoeling dat u het antwoord kiest dat het beste past bij uw ervaringen met deze medewerker tijdens het werk. U kunt bijvoorbeeld antwoorden met: 8 9 10 11 12 13 14 Volledig mee oneens Mee oneens Gedeeltelijk mee oneens Eens noch oneens Gedeeltelijk mee eens Mee eens Volledig mee eens Voorbeeld: “De medewerker pakt problemen op een actieve manier aan.” Als u in dit geval antwoord 7 zou omcirkelen, betekent dit dat u het met deze uitspraak volledig eens bent. Bedenkt u alstublieft dat Er geen goede of foute antwoorden zijn; Het belangrijk is dat u ook in moeilijke gevallen een antwoord geeft. Sla liefst geen vragen over. N.B. De antwoorden op deze vragenlijst worden strikt vertrouwelijk en anoniem behandeld en zijn uitsluitend bestemd voor onderzoeksdoeleinden!!! Door het gebruik van een nummering kan ik uw respons koppelen aan uw medewerker. De codering wordt enkel gebruikt om de gegevens te kunnen koppelen. Uw naam is ons niet bekend, het is dus anoniem. Uw medewerker krijgt geen inzage in uw respons. Alleen het onderzoeksteam krijgt de antwoorden te zien! Amsterdam, Rob Brouwer 51 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 Graag wil ik iets over het gedrag van uw medewerker weten. In hoeverre zijn de volgende stellingen van toepassing op deze medewerker? oneens Op het werk, toont uw medewerker het initiatief om... 1. ... mogelijke oplossingen te suggereren voor problemen die binnen de organisatie spelen. 2. ... zich nieuwe kennis eigen te maken die de organisatie verder helpt. 3. ... taken op zich te nemen die de organisatie helpen, zelfs als dat niet van hem/haar wordt geëist. 4. ... de manier waarop het werk wordt uitgevoerd te optimaliseren zodat de organisatie efficiënter kan werken. 5. ... nieuwe collega’s wegwijs te maken. 6. ... wanneer nodig taken van collega’s over te nemen, zelfs als dat niet van hem/haar wordt geëist. 7. ... kennis te delen met collega’s. 8. ... collega’s te helpen zelf nieuwe ideeën te ontwikkelen of te implementeren. 9. ... nieuwe manieren te vinden om zijn/haar taken aan te pakken die hem/haar succesvoller maken. 10. ... zich nieuwe kennis eigen te maken die zijn/haar carrière verder helpt. 11. ... taken op zich te nemen die zijn/haar carrière verder zullen helpen. 12. ... zijn persoonlijke doelen op het werk zo snel mogelijk te realiseren. 13. … feedback te zoeken over zijn/haar functioneren. 14. …. zijn/haar carrièrevooruitzichten te bespreken met iemand die meer ervaren is binnen deze organisatie. 15. … zijn/haar loopbaan te plannen. 16. … zijn/haar vaardigheden te verbeteren om de kansen op een promotie te vergroten. 17. … zijn/haar ambities met u te bespreken. 1 2 eens 3 4 5 6 7 52 Rob Brouwer 18. Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 …. buiten zijn/haar dagelijkse werkzaamheden extra activiteiten te ondernemen, zoals een actieve deelname aan beroepsverenigingen. Hoe schat u de carrièrekansen van deze medewerker: slecht goed binnen deze organisatie. op de arbeidsmarkt in het algemeen. Kunt u een indicatie geven van de algemene werkprestaties van uw medewerker door aan te geven hoe zijn/haar werkprestaties zich verhouden tot die van anderen in eenzelfde of vergelijkbare functie? U kunt een cijfer geven van 1 tot 9 (1=slechtst presterende 10%, 9=best presterende 10%, en 5=gemiddeld) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 1. De werkprestaties in algemene zin. 2. Het vermogen om met anderen overweg te kunnen. 3. Het vermogen om taken op tijd af te krijgen. 4. De kwaliteit van de werkprestaties. 5. Het bereiken van werkdoelen. oneens 1 2 eens 3 4 5 6 7 Kunt u een indicatie geven in hoeverre u en uw medewerker op elkaar lijken? 1. Mijn medewerker ziet dingen op dezelfde manier als ik. 2. Mijn medewerker denkt hetzelfde als het gaat om verwachtingen perspectieven en waarden. 3. Mijn medewerker en ik zijn in veel opzichten hetzelfde. 53 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 4. Mijn medewerker en ik denken hetzelfde als het gaat om oplossingen vinden voor een probleem. 5. Mijn medewerker en ik analyseren problemen op dezelfde manier. Hieronder volgt een aantal stellingen over diversiteitbeleid. In hoeverre bent u het eens met de volgende stellingen? 1. Diversiteitbeleid is een goed beleid. 2. Ik steun het diversiteitbeleid niet. 3. Medewerkers zouden actief betrokken moeten zijn om het diversiteitbeleid binnen de organisatie te stimuleren 4. Ik zou bereid zijn binnen een organisatie te werken met een diversiteitbeleid. 5. Binnen deze organisatie wordt iedereen gelijk behandeld. 6. Ik sta positief tegenover een diversiteitbeleid. oneens 1 2 eens 3 4 5 6 7 Graag willen wij iets over het gedrag van uw medewerker op zijn/haar werkplek weten. In hoeverre zijn de volgende stellingen van toepassing op uw medewerker? oneens Mijn medewerker…. 1. … doet alsof hij/zij zich beter voelt dan ik 2. … behandelt mij niet met respect 3. … doet alsof hij/zij slimmer is dan ik. 4. … geeft het goede voorbeeld van het ethische gedrag dat wordt verwacht op het werk. 5. … handelt in het belang van zijn/haar collega’s. 6. … is te vertrouwen. 7. … vraagt aan zijn/haar collega’s “wat is de juiste manier om dit te doen” 1 2 eens 3 4 5 6 7 54 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 als er een beslissing genomen moet worden. 8. … maakt eerlijke en weloverwogen beslissingen. 9. … definieert succes niet alleen als goede uitkomsten, maar ook als de manier waarop die worden bereikt. 10. … luistert naar zijn/haar collega’s. 11. … gedraagt zich ook buiten het werk op een ethische manier. 12. … maakt bedrijfsethiek en bedrijfswaarden bespreekbaar onder collega’s. Tot slot; 1. Hoeveel promoties heeft uw medewerker (in deze organisatie) in de afgelopen 3 jaar gemaakt? ….. 2. Hoe lang bent u al de leidinggevende van deze medewerker? ….…jaar 3. Hoe frequent is het contact tussen u en uw medewerker? dagelijks wekelijks maandelijks 4. Wat is uw geslacht: Man Vrouw 5. Wat is het geboorteland van uw ouders? vader:………….. moeder:……………. ja nee 6. Heeft uw medewerker dezelfde etniciteit als u? ja nee 7. Heeft uw medewerker ongeveer dezelfde leeftijd als u? Van harte bedankt voor uw medewerking ! 55 Rob Brouwer Etnische minderheden en hun algemeen functioneren | 2010 56