Hoofdstuk 8: Taal Basisfuncties van taal: in de linker hemisfeer (bij linkshandigen in de rechter hemisfeer) Andere functies zijn verdeeld over de beide hersenhelften Spreken Verwerving taal nieuwe cognitieve en sociale interacties mogelijk 2-3jaar de meeste kinderen gebruiken taal relatief goed 5 jaar de meeste kinderen kennen de belangrijkste grammaticale regels verschillende vaardigheden vereist om een taal juist te leren spreken Van brabbelen naar zinnen Alle gezonde baby’s leren op +- dezelfde leeftijd& dezelfde manier spreken culturele overeenkomsten spraakontw? Alle kinderen doorlopen dezelfde ontwikkelingsstadia Voorlopers van de taal Geboren met aantal eigenschappen om met volwassenen te kunnen communiceren pasgeborenen kunnen hun aandacht op interessante voorwerpen richten + voorkeur voor menselijke gezichten Gedeeltelijk aangeboren, deel prenataal aangeleerd. Mehler: na 4 dagen hebben Franse baby’s voorkeur voor Frans 1e 18 maanden: ontwikkeling van reflexief huilen tot produceren doelgerichte geluiden om intenties duidelijk te maken 5 Stadia: Leeftijd Stadium Kenmerken 0-8 weken 8-20 weken Stadium 1: reflexief huilen en vegetatieve geluiden Stadium 2: kirren en lachen Huilt wanneer hij/zij zich niet goed voelt, oprispingen Geluidjes van plezier 16-30 weken Stadium 3: vocale spelletjes 25-50 weken Stadium 4: Herhaald brabbelen Enkelvoudige duidelijk herkenbare lettergrepen Reeksen van klinkers en medeklinkers 9-18 maanden Stadium 5: niet-herhaald brabbelen en expressief jargon Patroon van klemtoon en intonatie Eerste taalklanken klinkers (kunnen gevormd w door positie lippen & tong aan te passen bij continue luchtstroom) Medeklinkers vereisen een stop in de luchtstroom en dus grotere spiercontrole Eerst degene die het makkelijkst te articuleren zijn (p, m, d) Vanaf 8 maanden: duidelijke invloed omgevingstaal De Boysson-Bardies: volwassenen horen verschil op bandjes tussen taalomgevingen waarin het kind opgroeit De eerste woorden De snelheid waarmee eerste woorden zich ontwikkelen en het typte woorden vertoont een grote variantie (Schlichting) Voornamelijk zelfstandige naamwoorden, maar ook veel andere types verscheidenheid toont sterke relatie tussen spraak & sensorimotorische kennis (beschrijven vertrouwde wereld) Telegrafische spraak 18-24 maanden: woorden combineren tot korte zinnetjes (eerst 2 daarna 3 woorden) Bestaan uit inhoudwoorden, nog geen functiewoorden = Telegrafische spraak - De volgorde vd woorden geeft betekenis aan (onderwerp + werkwoord + lijdend voorwerp + plaats) - De betekenis wordt ook gesignaliseerd door de klemtoon en intonatie Verdere ontwikkelingen 21 maanden: 200 woorden 6 jaar: 8000-14000 woorden 2-5 jaar: leren regels te gebruiken voor verleden tijd van werkwoorden, meervoud van zelfstandige naamwoorden, .. Wuggen-test: nagaan of kinderen al meervouden kunnen vormen 5-9 jaar: volledige grammatica Wel nog oefenen op h niveau vd betekenis van afzonderlijke woorden En bijzondere spraakkunstregels Van preverbale boodschap naar spraakklanken Elke individuele taaluiting doorloopt aantal stappen idee dat men wil verwoorden tot klanken die men produceert 1. Preverbale boodschap: betekenis geactiveerd vd boodschap die men onder woorden wil brengen. Welke boodschap geactiveerd zal worden is afhankelijk van de context waarin het gesprek plaatsvindt Conversatie kan enkel plaatsvinden wanneer de toehoorder de mogelijkheid heeft om de boodschap van de spreker af te leiden uit de context 2. Het kiezen van de juiste woorden om de boodschap uit te drukken a. Bepalen welke Concepten de preverbale boodschap het best weergeven Concepten = psychologische representaties vd ideeën die in de boodschap zitten Concepten zijn afhankelijk vd context en proberen de boodschap zo eenduidig mogelijk te maken Zodra de concepten zijn geselecteerd worden de bijbehorende woorden geactiveerd i. Lemma’s: abstracte representaties van woorden die de grammaticale eigenschappen van het woord bevatten maar nog niet de uitspraak ii. Lexemen: zodra de nodige lemma’s en syntactische functies geactiveerd zijn worden de bijbehorende woordvormen geactiveerd b. Fonemen selecteren om tot de uitspraak te komen Foneem = klank in een taal die aanleiding geeft tot een verschil in betekenis c. De lettergrepen vd uitspraak worden bepaald veel klanken verspringen van lettergreep/woord Veranderingen in het signaal worden veroorzaakt door eigenschappen van ons articulatorisch proces 3. Oproeping van complexe articulatorische codes voor het uitspreken van de lettergrepen = bewegingen van het strottenhoofd, de keel, de mond en de kaken + er treden contexteffecten op waardoor het ene foneem anders klinkt in het ene woord als in het andere 4. De monitor controleert en corrigeert eventueel de spraakoutput voor of nadat het woord effectief gezegd wordt ‘euhm..’ <kras> <barst> <wijnglas> <glas> Preverbale boodschap die concepten activeert <zijn> <in> monitor Zijn (werkwoord) (persoon) (tijd) (er) er is Barst (zelfst nw) (enk/mv) (de) een barst In (voorz) in Glas (zelfst nw) (enk/mv) (het) het glas /e/ /r/ /i/ /s/ /e/ /n/ /b/ /a/ /r/ /s/ /t/ /i/ /n/ /h/ /e/ /t/ // /l/ /a/ /s/ /e/ /risen/ /bars/ /tinet/ Articulatorische codes Articulatorische bewegingen Geluidsgolven /e risen bars tinet las/ /las/ Lemma’s Lexemen Fonemen Hergroepering van de lettergrepen Kenmerken van de normale spraak Verhoeven: 4,6 lettergrepen per seconde Psychologen: vooral interesse in haperingen en fouten vertellen iets over de onderliggende processen Kenmerken v menselijke spraak: - Veel haperingen, eventueel opgevuld met ‘euh’ mensen vinden niet snel genoeg een preverbale boodschap of bijbehorende concepten het lemma is al wel geactiveerd maar het bijbehorende lexeem kan niet gevonden worden = ‘tip of the tongue’ Gollan&Acenas: meer naarmate men ouder wordt, en meer bij 2taligen Sporadisch gebruik ‘euh’ helpt luisteraar (verwerkingsmoeilijkheden spreker = moeilijk voor luisteraar) Feilloos opgezegde lezingen minder aandacht voor koppeling spreeksnelheid en verwerkingsmoeilijkheid - Af en toe spreekfouten verkeerd woord (preverbale boodschap wordt niet altijd in juiste concepten of juist woord vertaald) klanken van 2 woorden worden met elkaar verward (fout in toewijzing geactiveerde fonemen aan lettergrepen) o Klank ve naburige lettergreep aan een woord toegevoegd (= frequentst) o Een klank valt weg resulteren meestal in o Klanken van 2 woorden worden verwisseld bestaande woorden grammaticale fout in de persoonsvorm vh werkwoord Hoe groter de afstand tussen het onderwerp en het werkwoord, hoe groter de kans op deze fouten Sandra: ook dt-fouten worden hierdoor beïnvloedt - Sprekers hebben de neiging een constructie te herhalen die kort voordien gebruikt werd Hartsuiker: keuze woordvolgorde in een zin, gedeeltelijk bepaald door restactivatie van voordien geproduceerde of gehoorde zinnen = syntactische priming Afasie Letsel linkerkant hersenen vaak gepaard met spraakproblemen = Afasie (problemen taalverwerking) Problemen grootst meteen na letsel, nemen gewoonlijk in ernst af = spontaan herstel Afasie van Broca: problemen met spreken, de woorden worden met moeite gevonden Telegrafische stijl: geen functiewoorden MAAR taalbegrip relatief intact Gevolg letsel frontale lob (gebied van Broca) vlak bij motorische cortex Afasie van Wernicke: vloeiende spraak en geen probleem met grammaticale regels MAAR: inhoud vd spraak is zinloos: zinsdelen aan elkaar gevoegd zonder coherentie, invoeging onbestaande woorden.. moeite om te begrijpen wat tegen hem/haar gezegd wordt Gevolg letsel bovenkant temporale lob dicht bij grensgebied partiële lob Luisteren en lezen De manier waarop we taal waarnemen Gesproken taal begrijpen Manier segmentatieprobleem op lossen: eerst alle mogelijke woorden in input activeren en daarna de juiste selecteren - Woorden die uit dezelfde input bestaan concurreren met elkaar (niet samen voorkomen elkaar onderdrukken) - Beklemtoonde lettergrepen vormen meestal het begin van een woord - Sommige opeenvolgingen van fonemen komen gewoonlijk voor op de grens tussen 2 woorden - Sommige kandidaatwoorden kunnen niet omdat de restfractie geen lettergreep vormt Bottom-up principes die vanuit de input komen Top-down invloeden kunnen ook gebruikt worden om de juiste woorden te selecteren Grammaticale beperkingen & afgeleid uit de context van de boodschap in het algemeen Onderzoek met artificiële spraakherkenning computerprogramma’s in staat menselijke spraak te herkennen Vroomen&De Gelder: visuele woord kwaad sneller herkend na het horen van framboos (boos mee geactiveerd) Visuele woord huid niet sneller herkend na het horen van velg Principe dat kandidaatwoorden snel onderdrukt worden als de rest van de uitspraak niet genoeg is om een lettergreep mee te vormen Gesproken taal strekt zich uit in tijd luisteraars houden on-line alle mogelijke voortzettingen van de spraak bij Naar elk foneem kijken, of die aanduid dat volgend cohort begint en een vorig woord dus afgesloten kan worden Cohort = lijst van alle mogelijke woorden die beginnen met dezelfde klanken Soms kan een woord al herkend worden voor het volledig uit gesproken is (lang en sterk door context bepaald) Zwitserlood: bij auditief woord ‘Kapi..’ wordt het visuele woord geld en schip sneller geactiveerd Omdat zowel kapitaal als kapitein deel uit maken van het cohort dat opgestart werd door ‘kapi..’ Hulp om gesproken taal te begrijpen kijken naar de mond van de spreker (vooral bij veel omgevingslawaai) Moeilijkheden met nagesynchroniseerde films: overeenkomst tussen klanken & mondbewegingen doorbroken McGurk&MacDonald: vermenging van auditieve en visuele stimui = McGurk-illusie Lezen Belangrijke verschillen tussen het herkennen van geschreven of gesproken woorden - Er zijn duidelijke spaties tussen de woorden in een geschreven tekst = Reden waarom een tekst - Het volledige woord wordt in 1 keer aangeboden lezen sneller gaat dan dezelfde - Als men een woord in een tekst gemist heeft kan men nog altijd gaan terug kijken informatie auditief verwerken Leessnelheid afh v: ind verschillen, moeilijkheid tekst (hoev nieuwe info en moeilijkheid zinsbouw) & doel lezer Leesproces onderzoeken door oogbewegingen vd proefpersonen te registreren (Rayner) Oogbewegingen: opeenvolging v stilstaande periodes (Fixatie) en snelle oogbewegingen (Saccade) Fixaties: nieuwe info tekst opnemen. Saccaden: kijkpunt v plaats verschuiven (even gn info opgenomen visuele veld) Innerlijke stem die mee leest: lezen niet volledig gebaseerd op visuele code maar doet ook een beroep op een auditieve code om de info tijdelijk in het werkgeheugen te houden auditieve code: om woorden lang genoeg te onthouden om ze te integreren in de zin Empirische evidentie: tijdens proeflezen lezen mensen makkelijker over fouten die niet te horen zijn. Moeite zinnen te lezen die moeilijk zijn om uit te spreken evolutionair perspectief: stillezen is een recente vaardigheid (1800) ook kinderen kunnen dit aanvankelijk niet Dyslexie 1e beschreven door: Ruijssenaars & Gersons-Wolfenberger Oorzaken zwakke leesvaardigheden: - Gebrekkig taalbegrip in het algemeen (hangt vast met het algemene intelligentieniveau vd persoon) - Probleem om accuraat & vlot geschreven woorden te herkennen (staat los van het intelligentieniveau) Dyslexie: toestand waarbij automatisering van de woordidentificatie / schriftbeeldvorming zich moeizaam ontwikkelt Basisprobleem: moeilijkheid gesproken woord op te delen in een reeks fonemen = een probleem met het fonologisch bewustzijn Fonologisch bewustzijn: onderscheid maken tussen woorden, dan lettergrepen, dan rijmen en dan individuele klanken Bus&Van Ijsendoorn: verhoogd risico dyslexie bij moeizame ontwikkeling & te weinig oefening op herkenning letters Noodzakelijk omdat: tijdens het lezen moet een kind leren de geschreven woorden te herkennen Visuele woord verklanken om zo toegang te krijgen tot kennis die h kind al heeft over gesproken woorden Gebieden niet-consistente letter-klankovereenkomst (Engeland) meer dyslexie, beginleeftijd lezen lager Zwak fonologisch bewustzijn: gedeeltelijk ondervangen door aangepast onderwijs, klankspelletjes vanaf jonge leeftijd en door het kind extra te helpen de letters te leren schrijven en benoemen Erfelijke component (40-60%): maar genetische component leidt niet altijd tot dyslexie interventie op jonge leeftijd Van woorden naar conversaties Algemene kenmerken van taalproductie en taalperceptie 4 niveaus: ind woorden, grammaticale relaties woorden zin, niveau tekst& niveau conventies gebruikt bij conversaties Moeilijke en gemakkelijke woorden Wat beïnvloedt de moeilijkheid van een woord: - Frequentie-effect: woorden die frequent voorkomen worden sneller herkend en gesproken worden vaardiger in dingen die ze vaak herhalen, overgang van gecontroleerde naar automatische processen - Verwervingsleeftijd: hoe vroeger we een woord geleerd hebben, hoe sneller we het herkennen Hoe vroeger we een woord geleerd hebben hoe vaker we het in ons leven al tegengekomen zijn MAAR: zelfs laagfrequente woorden die we vroeg geleerd hebben blijven we verbazend snel herkennen Stadthagen-Gonzalez: woorden die we vroeg geleerd hebben, laten een diepe indruk na die niet meer tenietgedaan kan worden door grote frequentieverschillen op volwassen leeftijd - Semantische priming: woorden kunnen de activatie van betekenisverwante woorden verhogen Een prime doet de activatie van een doelwoord toenemen waardoor het doelwoord vlugger herkend zal worden Testen welke primers & doelwoorden goed werken: woordassociatietest Helpt om woorden sneller& juister te herkennen + verschaft inzicht in processen bij woordherkenning proefpersonen moeten de prime niet bewust waarnemen om een primingeffect te vertonen (grote delen woordherkennigsproces, selecteren woordkandidaten, gebeurt onbewust) Chwilla: mogelijk doelwoord te primen dat helemaal niet verwant is aan de prime = gemedieerde priming (spreiding v activatie gebeurt automatisch, niet omdat de pp het doelwoord verwacht na de prime) primers & doelwoorden die maar in 1 richting verbonden zijn = asymmetrische associatiesterkte (MAAR: de priming gebeurt toch in beide richtingen!! Morfeem = kleinste bestanddeel van een woord met een betekenis of een grammaticale waarde 3 categorieën van morfologisch complexe woorden: - Verbuigingen en vervoegingen (vormen meestal wel relatief consistente regels) MAAR: uitzonderingen!! - Afgeleide vormen. Werkwoord + er = zefstn. Werkwoord + baar = bijvoegn. Bijvoegn + heid = zefstn. - Samengestelde woorden (betekenis meestal makkelijk af te leiden uit d samenstellende woorden) Herkenning op 2 manieren: opsplitsing in morfenen of ze zijn als zodanig opgeslagen in ons lexicon Lexicon = mentale woordenboek van alle woorden die we kennen Beide processen zijn nodig voor een volledig taalbegrip opsplitsingsproces: nieuwe woorden herkennen discussie: in welke mate beide processen bijdrage opgeslagen vormen: uitzonderingen begrijpen leveren tot verwerking morfologisch complexe woorden Wie doet wat met wie? Syntaxis/ zinsleer: enerzijds een classificatieschema voor de woorden Anderzijds systeem v regels dat bepaalt hoe verschillende woordsoorten samengevoegd kunnen w Al vanaf het 1e woord met een boomdiagram de structuur vd zin trachten te achterhalen Zin Werkwoordzin Naamwoordzin Nomen Lidwoord Naamwoordzin Hoofdwerkwoord Bijvoeglijk naamwoord De stoute Zelfstandig naamwoord vampier bijt lidwoord Zelfstandig naamwoord het meisje Opstellen boomdiagram: interactie tussen binnenkomende info (bottom-up) en algemene kennis over taal (top-down) Functiewoorden, weinig invloed inhoud wel structuur vd zin Snel gedeactiveerd zodra hun functie in opbouw zin vervuld is Assink&Knuijt: letterzoektaak letters van functiewoorden dikwijls overgeslagen Kennis dat zinnen bestaan uit een onderwerp en een werkwoord Top-down postuleren dat er een werkwoord volgt: zin on-line al beginnen ontleden Onderzoek hoe boomdiagrammen worden opgesteld: intuinzinnen (spontaan op een verkeerde manier ontleden) Modellen opstellen over welke keuzes gemaakt worden bij het ontleden Veel zinnen bevatten dubbelzinnige onderdelen. MAAR: we merken dit meestal niet Omdat: dubbelzinnigheid duurt slechts heel even of obv context kiezen we de meest plausibele interpretatie Van losse zinnen een verhaal maken Informatie uit individuele zinnen moet dan nog geïntegreerd worden in het complete verhaal Rumelhart&Ortony: een lezer voegt heel wat kennis aan een verhaal toe om het te begrijpen (door activatie schema’s) Interferenties maken over de info die niet in de tekst gegeven wordt, gevolgtrekkingen die extra actergrondinfo veronderstellen en die de lezer in staat stellen om de coherentie in het verhaal te bewaren. Betekenis en context (het belang van pragmatiek) Taal wordt gebruikt om betekenis te communiceren (MAAR: betekenis =/ inherent aan het talige symbolensysteem) Betekenis: gevormd in d geest vd spreker& luisteraar = cognitief product beïnvloedt door socio-culturele context Pragmatiek vd taal = spreker & luisteraar moeten hun communicatie aan elkaar aanpassen zodat ze termen gebruiken die voor beiden dezelfde betekenis hebben Zowel de algemeen aanvaarde betekenis van woorden als de sociale context waarin de woorden geuit worden is van belang om betekenis te kunnen toekennen aan taal Pragmatiek = aspect waar jonge kinderen (vooral met autisme) problemen mee hebben Te letterlijk antwoord bv. Wat doe je als je in je vinger snijdt: Bloeden De boodschap moet geïntegreerd worden in de context om te weten wat de spreker/schrijver bedoelt + speelt ook een belangrijke rol bij het begrijpen van beeldspraak Betekenis communiceren Uiteindelijke doel taal = informatie communiceren & opslagen Betekenis v stimuli geactiveerd in het semantische systeem. (beeld over het semantisch systeem verandert gronding door invloed van het model van neurale netwerken) Betekenis = kern vh menselijke functioneren reactie op situatie is afh v hoe die situatie geïnterpreteerd wordt De organisatie van het semantische systeem De theorie van het semantische netwerk Collins: 1e grote theorie over de organisatie vh menselijke betekenissysteem Betekenis wordt opgeslagen in d vorm v een semantisch netwerk dat bestaat uit met elkaar verbonden concepten Concept = psychologische representatie v alle voorwerpen die een reeks kernattributen gemeenschappelijk hebben Mensen hebben een concept voor elke stimuluscategorie die van belang is voor hun interactie met de wereld Optimum nagestreefd tussen cognitieve zuinigheid & informatierijkdom: - Minder concepten eenvoudiger menselijk betekenissysteem MAAR: kan minder info uit stimuli halen - Grote informatierijkdom MAAR: veel verwerkingscapaciteit / + problemen bij generalisatie Activatie concepten: vanuit het lexicon wanneer een woord verbonden met het concept geactiveerd wordt Of door percepties en motorische codes Activatie stroomt automatisch door naar verbonden concepten = spreiding van activatie Afhankelijk v associatiesterkte tussen concepten & aantal te doorlopen knopen Spreiding v activatie = reden waarom semantische priming optreedt: Prime stuurt activatie door naar het concept van het doelwoord waardoor dit makkelijker herkend kan worden Kritiek op het semantische netwerkmodel: problemen met definities die gehanteerd worden Hoe wordt een concept afgebakend en niet duidelijk welke connecties wel en niet gelegd moeten worden Een theorie gebaseerd op kenmerken Betekenis bestaat niet uit een concept dat geactiveerd wordt en zijn activatie verspreidt Maar uit een bundel van kenmerken die geactiveerd worden McRea: kenmerkenmodel = eenvoudig neuraal netwerk bestande uit een laag van woorden en een laag van semantische kenmerken Semantische kenmerkknoppen automatisch actief als woord geactiveerd wordt Semantische kenmerken Semantische priming: semantisch gerelateerde woorden= dezelfde kenmerken Primewoord doet activatieniveau v kenmerken vh doelwoord toenemen Waardoor het doelwoord sneller herkend zal worden Woorden Een theorie gebaseerd op het samen voorkomen van woorden De betekenis van een woord wordt voor een groot deel bepaald door de woorden die eromheen staan Betekenis ve woord: de som vd woorden die een grote kans maken om in dezelfde contexten voor te komen Landauer&Dumais: latente semantische analyse = model geeft voor elk woord weer hoe vaak het in teksten voorkomt Betekenis als verbindingsknopen tussen verbale, sensorische en motorische codes Rogers: expliciet verband tussen semantische systeem waarin de betekenis v woorden opgeslagen is en het semantische geheugen voor feiten en kennis over de wereld (gebaseerd op model v McClelland) Het semantische geheugen bevat 3 soorten codes: sensorische, motorische en verbale Betekenis ve stimulus = bundeling v alle sensorische, motorische & verbale codes die bij die stimulus horen Semantische systeem = centrale knopen en de gewichten van de verbindingen tussen deze centrale knopen en de verschillende verbale, sensorische & motorische knopen Model v Rogers: kenmerken blijven deel uit maken vd perifere inputsystemen (in tegenstelling tot model v McRae) Woorden: opgeslagen in een lexicon Allemaal verspreid over verschillende gebieden in hersenen maar Sensorische codes: deel vd waarnemingssystemen staan met elkaar in verbinding via centrale knopen. Motorische codes: deel vh procedurele geheugen Sterkte gewichten sterkte activatie wordt door ander kenmerk Centrale stimulusknopen (Het semantische systeem) Woorden (namen v voorwerpen, perceptuele Kenmerken, functionele kenmerken, Encyclopedische kennis) Motorische codes (Bewegingen) Sensorische codes (kenmerken v beelden, geluiden en geuren) Stimuli categoriseren Kennis opslaan op economische, informatieve manier nieuwe stimuli meteen gecategoriseerd kunnen worden Categorieën worden gevormd door regels Vroeger dachten filosofen: categorieën & concepten w gedefinieerd door regels over kenmerken vd stimulus Bruner: onderzoek welke combinaties v regels makkelijk zijn en hoe mensen de juiste categorisatie bereiken MAAR: heeft weinig te maken met natuurlijke categorieën (= grenzen zijn veel waziger) Labov: mensen gn consistent benoemingspatroon maar beschouwen sommige voorwerpen typischer voor 1 categorie Categorieën worden gevormd op basis van prototypes en familiegelijkenis Probleem met h vinden v bepaalde kenmerken en regels voor categorieën familiegelijkenis ingevoerd = voor elke categorie bestaat een representatieve instantie = prototype (= beste voorbeeld van een concept) Lidmaatschap categorie niet langer bepaald door regels maar door gelijkenis vd stimulus met h prototype Concept met duidelijk prototype vormt een basiscategorie (spontaan gebruikt om te categoriseren + snelst aangeleerd) = gelijkheid instanties binnen categorie groter als gelijkheid instanties buiten categorie + geassocieerd met bewegingen Bovengeschikte categorieën = algemene categorieën die verschillende basiscategorieën omvatten (geen echt prototype) Ondergeschikte categorieën = specifieke onderverdelingen van de basiscategorieën (prototypes zijn te gelijkend) wanneer men een grote kennis heeft in een bepaald gebied kunnen onder categorieën basis categorieën worden Categorieën worden gevormd op basis van exemplaren MAAR: concepten niet stabiel en ter plekke opgesteld + slechts deel info over concept geactiveerd in bepaalde context Veel concepten hebben geen prototype (bovengeschikte categorieën en abstracte categorieën zoals <geloof>) Problemen verklaren: lidmaatschap categorie niet bepaald door vergelijking met prototype (ideaalexemplaar) maar door vergelijking met andere al bestaande leden ve categorie = exemplaar-gebaseerde theorie Storms: exemplaar-gebaseerde theorie verklaart best dagelijks-gebruikte concepten (experiment kenmerken v fruit) In semantische systeem geen concepten voor basiscategorieën concepten ter plekke gedefinieerd door meest typische exemplaren betekenis voor groot deel gebaseerd op perceptie & motoriek (dagelijkse omgang met wereld) Betekenissen combineren tot proposities Betekenissen woorden: bundel kenmerken automatisch geactiveerd & overlappen met kenmerken v andere betekenis gerelateerde/tekst gerelateerde woorden. Betekenis gerelateerde woorden geactiveerd bij aanbieding stimuluswoord. Basiscategorieën: stimuli die perceptueel en motorisch sterk op elkaar lijken Bovengeschikte categorieën: gn afzonderlijke betekeniseenh in semantische systeem berekend obv typische exemp. Ondergeschikte categorieën: verdere onderverdeling v basiscategorieën, meestal door experts Recente theorieën over betekenis v woorden: geen plaats voor idee v concept als onafhankelijke representatie in semantische systeem waarbinnen gemeenschappelijke info v alle stimuli uit categorie gebundeld wordt. Computermodellen zonder zo’n expliciete concepten kunnen menselijk gedrag even goed en zelfs beter simuleren. MAAR: betekenis v taal houdt meer in dan d betekenis vd individuele woorden Achtergrondkennis gebruiken om interferenties te maken en d pragmatiek vh gezegde juist in te schatten Niet kennen tot in detail: Onderzoek naar tekstbegrip: concepten zijn essentieel om d betekenis v taal voor te stellen Betekenis tekst: tekst vertalen in reeks proposities (= combinatie v concepten & hun relaties) die ih geheugen opgeslagen worden Component vd onderliggende betekenis ve zin John Anderson: ACT-R-theorie: zinnen voorgesteld door reeks proposities die met elkaar gecombineerd worden en opgeslagen worden in het declaratieve geheugen. Goede propositietheorie is in staat alle betekenissen te vatten met beperkt aantal relaties. Schank: betekenis actiewerkwoorden kan adequaat gerepresenteerd worden door 12 primitieve acties Evidentie dat taal in proposities opgeslagen wordt: letterlijke boodschap vlug vergeten alleen onderliggende betekenis onthouden Sachs: mensen vergeten oppervlakkige structuur van zinnen maar onthouden de boodschap (=proposities) Binnen onderzoek naar taal 2 denkkaders: een met concepten en een zonder Gebruikt om tekstbegrip op te vatten als geheel v proporties Gebruikt bij onderzoek naar d betekenis v individuele woorden Bijkomende taalvormen Gebaren en taal Alibali & Goldin-Meadow: gebaren hebben 3 functies: - Ondersteuning voor wat gezegd wordt + helpen de luisteraar de boodschap te begrijpen - Ondersteuning voor de spreker bij het formuleren van de boodschap - Andere vorm v communicatie die tot op zeker hoogte losstaat van de gesprokenboodschap wanneer een persoon aan 2 boodschappen denkt is het mogelijk dat de handen de ene boodschap uitdrukken en de mond de andere zegt. Ook tegenstrijdigheid bij het leren van een moeilijke vaardigheid. Kinderen die foute conclusies maken maar wel juist gebaren hebben een grote kans in de toekomst de juiste oplossingsstrategie te vinden. De gebaren lijken voor te lopen op hun bewust inzicht. Gebaren zonder spraak = gedetailleerder bv. Gebaren taal die doven gebruiken (er zijn varianten & dialecten) Tot jaren ’80 gebruik gebarentaal ontmoedigd, liplezen beter thuisgemaakte gebaren communicatie met familie Toenemende contacten tussen doven volwaardige gebarentaal (vertoond snel alle kenmerken ve volwaardige taal) Onderscheid verschillende soorten gebaren morfologisch complex werden + met elkaar gecombineerd konden worden Senghas: onderzoek dovenschool in Nicaragua 1e generatie vlak na opening school 1e generatie: geen gebruik v spatiale code. 2e generatie: wel consistent gebruik v spatiale code Gebarentaal in 1 generatie veranderd zodat uitgedrukt kon worden wie wat met wie deed Bepaalde karakteristieken ve taal zijn zo fundamenteel dat deze aanwezig zullen zijn in elke menselijke taal aangeboren taalfaculteit: jonge kinderen in staat bepaalde structuren in d communicatie gemakkelijk te ontdekken deze vormen zijn zo fundamenteel voor communicatie dat ze vlug geleerd zullen worden Meertaligheid Kennis 2e taal beperkter: beperking tot frequentst voorkomende woorden en focus op kleiner aantal gebieden Vroeger: 2 taligen hebben 2 verschillende taalsystemen verbonden met een gemeenschappelijk semantisch systeem Herkenning gedrukte woorden: 2 lexicons verbonden met geïntegreerd semantisch systeem met betekenissen Betekenissen vertalingen overlappen elkaar niet altijd volledig omdat: betekenis woord is bundel v kenmerken Connecties woorden in lexicon en betekeniskenmerken semantisch systeem sterker voor de moedertaal Woorden in lexicon hebben directe connecties met vertalingen in ander lexicon Woorden vreemde taal meestal geleerd met directe associaties tussen woorden en vertalingen Connecties tussen lexicons sterker van 2e taal naar 1e (associaties vooral belangrijk voor nieuwe taal) Competenter in 2e taal sterkte verbindingen tussen lexicon vd 2e taal en semantische systeem neemt toe en woorden uit 2e taal activeren rechtstreeks hun betekenis zonder een omweg te maken via de moedertaal Nu: idee v 2 afzonderlijke lexicons, een voor elke taal, is verkeerd Was eenvoudige verklaring voor waarom mensen weinig hinder ondervinden v andere taal wanneer ze een tekst lezen in de ene taal. (onderdrukken dan activiteit in lexicon v taal die ze niet gebruiken) Dijkstra: woorden die frequenter voorkomen in Engels spontaan herkend als Engels woord, niet Nederlands Herkenning Nederlands woord zelfs gehinderd wanneer dat woord in het Engels niet frequent voorkomt Interacties tussen woordvormen uit 1e en 2e taal zijn even sterk als interacties v woordvormen binnen een taal Alle woorden die persoon kent (onafh v taal) nemen deel aan competitieproces aan grondslag v woordherkenning Weber & Cutler: cohorten bestaan uit Nederlandse & Engelse woorden die met dezelfde klanken beginnen Dijkstra & Van Heuven: uitbreiding computermodel v McClelland & Rumlhart binnenkomend woord activeert alle gelijkende woorden in Nederlands en in Engels. Door competitieproces wordt de juiste woordvorm gekozen. Tegelijk wordt de betekenis geactiveerd. Semantische priming, priming vanuit andere woorden in d zin en taakvereisten zorgen ervoor dat h juiste woord geselecteerd wordt uit d geactiveerde woorden Taalverwerkingssysteem 2 talige lijkt sterk op dat van een 1 talige. Woorden uit 2e taal maken gewoon deel uit vd grotere woordenschat vd persoon en zijn niet opgeslagen in een apart systeem Hartsuiker: vervlechting 2 talen speelt ook een rol bij de syntax (gebaseerd op bevindingen over syntactische priming) ook syntactische priming wanneer 1e persoon in moedertaal spreekt en 2e persoon in de 2e taal Discrimineren tussen talen: woorden uit een taal lijken meer op woorden vd taal als woorden uit andere taal Terugblik vanuit de 3 invalshoeken Biologische Spraakorganen moeten een bepaalde structuur hebben om te kunnen spreken. Een deel v onze taalcapaciteit lijkt aangeboren te zijn. Alle menselijke talen hebben ongeveer dezelfde fundamentele kenmerken. Er is een erfelijkheids-component bij dyslexie. Cognitieve Enerzijds genereren en herkennen individuele woorden. Anderzijds woorden samenvoegen tot zinnen. interferenties maken, gevolgtrekkingen obv kennis die niet in de tekst gegeven is. kennis die van buitenaf ingebracht moet worden om de coherentie vd tekst te kunnen bewaren. Betekenis v woorden begrijpen: opgeslagen in categorieën v gelijksoortige stimuli. Categorisatie door nieuwe stimulus te vergelijken exemplaren ve categorie. Sociaal-culturele Verschillen in moeilijkheid bij het leren v talen. Houdt verband met de consistentie waarmee letters uitgesproken worden. Pragmatiek: weten welke conventies mensen hanteren om tussen de regels te kunnen lezen.