R.M. Beijaert, B. van Eggermont, A.B. Rinia Casuïstiek Een patiënt met een acuut pijnlijke paranasale zwelling Een vrouw presenteerde zich met een pijnlijke zwelling in de linkerneusopening en naast de neus. Het bleek om een zeldzaam voorkomend nasolabiale cyste te gaan. Het betreft een ontwikkelingsstoornis als gevolg van persisterend embryonaal klierbuisepitheel. De cyste werd onder lokale anesthesie gedraineerd en 3 maanden later door een mka-chirurg en een kno-arts gezamenlijk verwijderd onder algehele anesthesie. Leermoment Een wekedelencyste in het middengezicht zonder odontogene oorsprong komt niet vaak voor. Een mogelijke oorzaak voor een paranasale zwelling is de zeldzaam voorkomende nasolabiale cyste die ontstaat uit het onderste deel van de ductus nasolacrimalis. Het betreft een ontwikkelingsstoornis als gevolg van persisterend embryonaal klierbuisepitheel. Behandeling van de nasolabiale cyste bestaat Beijaert RM, Eggermont B van, Rinia AB. Een patiënt met een acuut pijnlijke meestal uit een transorale sublabiale chirurgische paranasale zwelling verwijdering. Ned Tijdschr Tandheelkd 2014; 121: 431-433 doi: 10.5177/ntvt.2014.09.14148 Gegeven Een 57-jarige vrouw presenteerde zich op een polikliniek van een keel-, neus- en oor(kno-)arts met een sinds 4 dagen bestaande pijnlijke zwelling in de linkerneusopening en naast de neus (afb. 1). Anamnese de regio 21-23, met enige fluctuatie. De gebitselementen in het tweede kwadrant reageerden vitaal op koude en op de vervaardigde panoramische röntgenopname alsmede op de tandfilms waren geen periapicale afwijkingen te zien (afb.2). Een odontogeen focus als oorzaak voor de zwelling werd hiermee onwaarschijnlijk. a Er was sprake van een belemmerde neuspassage aan de linkerzijde en wisselende pijnklachten. Voorheen had de patiënt al wel een geringe asymmetrische neusopening, zonder dat zij hiervan klachten ondervond. Diagnostiek Uitwendig onderzoek toonde een zwelling van het caudale deel van de linker neushelft en een verstreken nasolabiale plooi. Bij inwendige inspectie van de neus werd een zwelling van de linker neusbodem gezien die continu was met de onderste neusschelp links. Intraorale inspectie door een geconsulteerde mondziekten-, kaak- en aangezichts(mka-) chirurg liet een zwelling zien hoog in de omslagplooi van b Afb. 1. Aangezichtsfoto van een patiënt met een nasolabiale cyste links. Te zien is een elevatie van de linkerneusvleugel en de cyste is duidelijk zichtbaar op de bodem van de linkerneusgang. Afb. 2. Panoramische röntgenopname (a) en tandfilm (b) van de patiënt. Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde 431 121 | september 2014 Beijaert e.a.: Patiënt met een acuut pijnlijke paranasale zwelling Casuïstiek a Afb. 4. Intraoperatief beeld van chirurgische verwijdering van de cyste. b intraorale incisie werd gesloten met Vicryl™ 4.0. De linker cavum nasi werd gedurende 2 dagen getamponneerd met een Terra-Cortril-gaastampon waardoor het naar boven verplaatste neusslijmvlies tegen de benige neusbodem werd gedrukt en hiermee kon vergroeien. Het herstel was voorspoedig en ongecompliceerd. Histopathologisch onderzoek toonde een cyste bekleed met cilindrisch epitheel, zonder tekenen van dysplasie of maligniteit. Afb. 3. Axiaal computertomogram (a) en sagittale reconstructie (b) van de Beschouwing patiënt. De cyste werd onder lokale anesthesie gedraineerd door een incisie in de omslagplooi in de regio 21-23, waarna zich purulent vocht ontlastte. Na uitgebreid spoelen van de cyste werd een handschoendrain achtergelaten. Er werd Augmentin® (625 mg 3 x daags voor 7 dagen) voorgeschreven en er werd dagelijks gespoeld met natriumchloride langs de drain. Hierdoor verdwenen de zwelling en de pijnklacht en na 3 dagen werd de drain verwijderd. De cyste werd 3 maanden later chirurgisch verwijderd onder algehele anesthesie door een mka-chirurg en een kno-arts. Hierbij werd een L-vormige incisie gemaakt in de labiale omslagplooi ter hoogte van gebitselementen 21-23 (afb.3). Na het afschuiven van het mucoperiost werd de cyste zichtbaar en, deels stomp en deels scherp, werd deze over het kapsel vrijgeprepareerd. Hierbij ontstond een klein defect in het neusslijmvlies. De cyste bleek over de neusbodem door te lopen tot aan de aanhechting van de concha inferior links. De cyste werd in toto verwijderd en het slijmvliesdefect werd gesloten met Vicryl Rapide™. De Een nasolabiale cyste, ook wel cyste van Klestadt genoemd, wordt gekarakteriseerd door een fluctuerende wekedelenzwelling die is gelegen tussen de omslagplooi en het vestibulum nasi. Een nasolabiale cyste betreft een ontwikkelingsstoornis en wordt veroorzaakt door proliferatie van persisterend embryonaal klierbuisepitheel (Özer et al, 2013). De door de cyste veroorzaakte zwelling kenmerkt zich klinisch vaak door een verstrijking van de plica nasolabialis en elevatie van de neusvleugel (Yuen et al, 2007). Een nasolabiale cyste komt niet vaak voor (Allard, 2006). Bij vrouwen komt de cyste 4 maal zo vaak voor als bij mannen (Bom et al, 2007). De afwijking wordt meestal gezien tussen het 40ste en 50ste levensjaar, maar nasolabiale cysten kunnen op alle leeftijden voorkomen (Özer et al, 2013). De geschatte incidentie van een nasolabiale cyste bedraagt minder dan 1:1.000.000 inwoners per jaar (Saridin en Van der Waal, 2004). Hoewel de cyste meestal unilateraal voorkomt, wordt bij ongeveer 10% van de patiënten de cyste bilateraal aangetroffen (Allard, 1982). Door de langzame en pijnloze groei van de afwijking kan het jaren duren tot de cyste klinisch wordt opgemerkt. Maligne ontaarding van de nasolabiale cyste is, voor zover bekend, nooit beschreven (Allard, 1982). Ondanks de lage incidentie van de nasolabiale cyste is de diagnose vaak relatief eenvoudig te stellen op basis van de anamnese en de karakteristieke klinische presentatie (Van der Waal et al, 2002). De typische klinische klachten die patiënten met een nasolabiale cyste hebben zijn unilaterale zwelling van de nasolabiale plooi en soms is er sprake van een langzaam Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde 432 Een computertomogram van de neus en de maxilla (met intraveneus contrast) toonde een randaankleurende radiolucente laesie met een diameter van 2,5 cm in de nasolabiale plooi, ventraal van de processus alveolarisregio 21-23 (afb.3). Er bleek geen relatie met de apices van de gebitselementen te bestaan. Op basis hiervan werd de diagnose geïnfecteerde nasolabiale cyste gesteld. Behandeling 121 | september 2014 Beijaert e.a.: Patiënt met een acuut pijnlijke paranasale zwelling Casuïstiek progressieve ipsilaterale neusobstructie (Tiago et al, 2008). De cyste ontstaat in de weke delen en kan door expansie een geringe erosie van het onderliggende bot veroorzaken (Bom et al, 2007). Patiënten kunnen zich presenteren met een acuut pijnlijke zwelling en koorts wanneer de cyste secundair geïnfecteerd raakt. De cyste kan spontaan ruptureren met drainage naar meestal de mond- of neusholte en in zeldzame gevallen met een cutane fistel (Nixdorf et al 2003; Yuen et al, 2007). Uitbreiding van deze infectie kan een beeld geven gelijkend op faciale cellulitis, acute sinusitis maxillaris, een submuceus abces of een furunkel nasi met cutane paranasale uitbreiding (Yuen et al, 2007). De klinische diagnose nasolabiale cyste wordt meestal gesteld op basis van de typische klinisch-anamnestische gegevens. Differentieel diagnostisch kan worden gedacht aan een odontogeen abces, cyste van de ductus nasopalatinus, furunkel nasi, speekselkliertumor of maligniteit van de neusbodem (Westerduin et al, 2012). Beeldvormend onderzoek, bij voorkeur in de vorm van een computertomogram of magnetic resonance imaging, kan de vermoedelijke klinische diagnose bevestigen (Sumer et al, 2010). De definitieve diagnose wordt gesteld na histopathologisch onderzoek van het verwijderde weefsel (Bom et al, 2007). Beschreven behandelingen van een nasolabiale cyste zijn chirurgische verwijdering, aspiratie van de cyste-inhoud, injectie van scleroserende vloeistoffen in de cyste en transnasale endoscopische marsupialisatie (Su et al, 1999; Lee et al, 2009). Wanneer de cyste in toto chirurgisch wordt verwijderd, is de kans op een recidief nihil. Bij de andere technieken is er een kans op het optreden van een recidief. De voorkeursbehandeling is daarom chirurgische enucleatie van de cyste (Van der Waal et al, 2002; Bom et al, 2007). Benadering geschiedt meestal via een sublabiale incisie in de omslagplooi van het bovenfront. Eventuele complicaties bestaan uit een nabloeding, infectie of letsel van de nervus infraorbitalis. * Su CY, Chien CY, Hwang CF. A new transnasal approach to endoscopic marsupialization of the nasolabial cyst. Laryngoscope 1999; 109: 1116-1118. * Sumer AP, Celenk P, Sumer M, Telcioglu NT, et al. Nasolabial cyst: case report with CT and MRI findings. Oral Surg Oral Med Oral Pathol Oral Radiol Endod 2010; 109: e92-94. * Tiago RS, Maia MS, Nascimento GM, Correa JP, et al. Nasolabial cyst: diagnostic and therapeutical aspects. Braz J Otorhinolaryngol 2008; 74: 39-43. * Waal I van der, Kwast WA van der, Wal JE van der. Nasolabiale cyste (cyste van Klestadt). In: Pathologie van de mondholte. Houten: Bohn Stafleu van Loghum, 2002. * Westerduin E, Klaver EC, Beerens AJF. Een nasolabiale cyste. Ned Tijdschr KNO 2012; 18: 55-58. * Yuen HW, Julian CY, Samuel Cl. Nasolabial cyst: clinical features, diagnosis, and treatment. Br J Oral Maxillofac Surg 2007; 45: 293-297. Summary A patient with an acute naso-labial swelling A patient presented herself with a painful swelling in the left nostril and next to the nose. It appeared to be a rarely occurring naso-labial cyst. This has to do with a developmental disorder resulting from a persistent embryonic glandular duct epithelium. The cyst was drained under local anaesthetic and was removed 3 months later, under general anaesthetics, by an oral and maxillofacial surgeon and an ENT-specialist working together. Bron R.M. Beijaert1, B. van Eggermont2, A.B. Rinia1 Uit 1de afdeling Keel-, Neus- en Oorheelkunde en 2de afdeling Mond-, Kaak- en Aangezichtschirurgie van Isala te Zwolle Datum van acceptatie: 3 juli 2014 Adres: dr. B. van Eggermont, Isala, postbus 10.400, 8000 GK Zwolle [email protected] Literatuur * Allard RH. Nasolabial cyst. Review of the literature and report of 7 cases. Int J Oral Surg 1982; 11: 351-359. * Allard RH. Proefschriften 25 jaar na dato 8. Niet-dentogene cysten in het hoofd-halsgebied. Ned Tijdschr Tandheelkd 2006; 113: 278-281. * Bom MRE, Schulten EAJM, Tuinzing DB, Waal I van der. Twee patiënten met progressieve neuspassageklachten door respectievelijk een dentogene en een niet-dentogene cyste. Ned Tijdschr Geneeskd 2007; 151: 1743-1746. * Lee JY, Baek BJ, Chang HS, Lee BD, et al. Comparison of conventional excision via a sublabial approach and transnasal arsupialization for the treatment of nasolabial cysts: a prospective randomized study. Clin Exp Otorhinolaryngol 2009; 2: 85-89. * Nixdorf DR, Peters E, Lung KE. Clinical presentation and differential diagnosis of nasolabial cyst. J Can Dent Assoc 2003; 69: 146-149. * Özer S, Cabbarzade C, Ögretmenoglu O. A new transnasal approach to nasolabial cyst: endoscopic excision of nasolabial cyst. J Craniofac Surg 2013; 24: 1748-1749. * Saridin CP, Waal I van der. De nasolabiale cyste; een typische zwelling naast de neus. Ned Tijdschr Tandheelkd 2004; 111: 101-102. Nederlands Tijdschrift voor Tandheelkunde 433 121 | september 2014