Beginnen met mythologie

advertisement
Beginnen met mythologie
Van Luc Ferry verscheen eveneens bij De Arbeiderspers:
Beginnen met filosofie. Met andere ogen kijken naar je leven
Luc Ferry
Beginnen met mythologie
Wat we van Griekse goden en helden kunnen leren
vertaald door peter klinkenberg
uitgeverij de arbeiderspers
amsterdam · antwerpen
Copyright © 2008 Plon
Dit boek is gepubliceerd in overeenkomst met Literary Agency Wandel Kruse, Parijs
Copyright Nederlandse vertaling © 2010 Peter Klinkenberg /
bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Amsterdam
Oorspronkelijke titel: La sagesse des mythes. Apprendre à vivre – 2
Oorspronkelijke uitgave: Editions Plon, Parijs
Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd en /of openbaar gemaakt,
door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook,
zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Herengracht 370-372, 1016 ch Amsterdam. No part of this book may
be reproduced in any form, by print, photoprint, microfilm or any other means, with­
out written permission from bv Uitgeverij De Arbeiderspers, Herengracht 370-372,
1016 ch Amsterdam.
Omslagontwerp: Bockting Ontwerpers, Amsterdam
Omslagillustratie: bronzen hoofd van Dionysos, begin 1ste eeuw n.C.
isbn 978 90 295 7215 6 / nur 730
www.arbeiderspers.nl
Voor Moune
de enige
inhoud
voorwoord. Voor wie is de Griekse mythologie bestemd
en waarom? 11
Odysseus tot Calypso: liever een geslaagd leven van een sterveling
dan een mislukt leven van een god... 15
Uit naam van de cultuur: in welk opzicht we allen oude
Grieken zijn... 18
Uit naam van de filosofie: de mythologie als antwoord op vragen
die de stervelingen over het goede leven stellen 24
De wijsheid van de mythen of het goede leven als een leven in
overeenstemming met de orde van de wereld... 32
Vijf fundamentele vragen die aan de mythen ten
grondslag liggen 35
De laatste opmerkingen hebben betrekking op de stijl en de opzet
van dit boek en het aandeel dat het aan de kinderen toekent... 43
Hoofdstuk 1. Het ontstaan van de goden en
van de wereld 47
De pijnlijke scheiding tussen de hemel (Ouranos) en de aarde
(Gaia): het ontstaan van de ruimte en de tijd 53
De oorlog tussen de goden: het conflict tussen de eerste goden, de
titanen, en hun kinderen, de Olympische goden 55
Kronos verslindt zijn kinderen... Maar Zeus, het jongste kind,
ontsnapt en komt op zijn beurt tegen zijn vader in opstand 61
Het geboorteregister van de voornaamste goden 71
De oorspronkelijke verdeling van de wereld en het ontstaan
van het begrip kosmos 73
De geboorte van Typhon en zijn oorlog tegen Zeus betekenen
een maximale bedreiging, maar ook een kans om de tijd en het
leven in een evenwichtige orde op te nemen 78
De gigantomachie: de strijd van de reuzen tegen de goden 92
Hoofdstuk 2. Van het ontstaan van de goden naar dat van de
mensen 96
i. hybris en kosmos: koning midas verandert
alles wat hij aanraakt in goud 101
Hoe Midas ezelsoren krijgt: een muzikale wedstrijd tussen de fluit
van Pan en de lier van Apollo 107
Een sadistische variant van de muziekwedstrijd: de wrede
kwelling van de sater Marsyas 111
Hermes vindt de lier uit, een kosmisch instrument; de
tegenstelling tussen apollinisch en dionysisch 116
ii. van de onsterfelijke goden naar de sterfelijke
mensen: waarom en hoe werd de mensheid
geschapen? 123
De mythe van het gouden tijdperk en de vijf
menselijke ‘rassen’ 124
Als straf voor de ‘misdaad’ van Prometheus wordt Pandora, de
eerste vrouw, naar de aarde gestuurd, wat ‘voor de mannen
die werken het grootste onheil’ betekent... 127
Drie aan de mythe van Prometheus en Pandora ontleende
filosofische lessen 135
Waarom er een einde aan het gouden tijdperk is gekomen:
de mythe van Prometheus zoals begrepen door Plato
en Aeschylus 139
De watervloed en de ark van Deukalion volgens Ovidius:
vernietiging en wedergeboorte van de mensheid 145
Hoofdstuk 3. De wijsheid van Odysseus of hoe de
verstoorde harmonie wordt hersteld 154
i. het perspectief van de tocht. de zin van de reis
en de wijsheid van odysseus:
van troje naar ithaka of van de chaos naar de
kosmos 155
De eerste leidraad. Op weg naar het goede leven en een wijsheid
voor stervelingen: een tocht die evenals de theogonie van de
chaos naar de kosmos leidt... 156
De tweede leidraad. De twee klippen: niet langer mens zijn (de
verleiding om onsterfelijk te worden) en niet meer tot deze wereld
behoren (Ithaka vergeten en onderweg halt houden) 159
ii. de tocht van odysseus: elf etappen die leiden
naar een wijsheid voor stervelingen 165
Kunnen we van ‘nostalgie’ spreken? En zo ja, in welk
opzicht? 184
Het verruimde denken of de bekoring die van Odysseus
uitgaat 186
Hoofdstuk 4. Hybris: de kosmos loopt gevaar naar de chaos
terug te keren of hoe gebrek aan wijsheid het leven van de
stervelingen vergalt 188
i. verhalen over hybris: asklepios (aesculapius)
en sisyphus, of zij die de dood te slim af willen
zijn 193
Aan de oorsprong van de mythe van Frankenstein staat Asklepios
(Aesculapius), de arts die de doden weer tot leven wekt 194
De twee listen van Sisyphus 201
ii. mislukte en geslaagde opstandingen: orpheus,
demeter en de eleusinische mysteriën 205
Orpheus in de onderwereld of waarom de dood sterker is dan de
liefde 205
Demeter, of hoe het mogelijk wordt uit de onderwereld terug te
keren wanneer je onsterfelijk bent... 212
Hoofdstuk 5. Dikè en kosmos. Het is de voornaamste taak
van de held de kosmische orde tegen een terugkeer van de
chaos te beschermen 221
i. herakles: hoe de halfgod de taak van zeus
voortzet en de monsters uitschakelt die de
harmonie van de wereld verstoren 222
De geboorte van Herakles en de herkomst van zijn naam 223
De eerste heldendaden van de halfgod 231
De twaalf werken 234
Dood en verrijzenis – ‘apotheose’ – van Herakles 245
ii. theseus zet de taak van herakles voort in zijn
strijd tegen de overgebleven krachten van de
chaos 249
Theseus biedt het hoofd aan de Minotaurus in het door Daedalus
aangelegde labyrint 260
De dood van Minos en de mythe van Ikarus, de zoon van
Daedalus 267
De laatste avonturen. Hippolytus, Phaedra en de dood van
Theseus 269
iii. perseus of hoe de kosmos wordt bevrijd van
de gorgoon medusa 271
iv. nog een strijd uit naam van dikè: jason, het
gulden vlies en de wonderbaarlijke tocht van de
argonauten 282
Jason bij Aeëtes: de verovering van het Gulden Vlies 293
De moeizame terugkeer van de argonauten naar Iolcos en de
bestraffing van Pelias 296
Hoofdstuk 6. De rampspoed die Oedipus en zijn dochter
Antigone treft of waarom de stervelingen vaak worden
‘gestraft’ zonder schuldig te zijn... 300
Oedipus en Antigone: het archetype van de tragische
lotsbestemming of hoe onheil de stervelingen blindelings kan
treffen 302
conclusie. Mythologie en filosofie. De wijsheid van
Dionysos en de wereldlijke spiritualiteit 327
Over de filosofie in het algemeen als verwereldlijking
van de religie en de Griekse filosofie in het bijzonder als
verwereldlijking van de mythologie: het ontstaan van een
wereldlijke spiritualiteit 338
noten 347
register 359
voorwoord
Voor wie is de Griekse mythologie bestemd en waarom?
Laten we met de belangrijkste vraag beginnen: welke diepere betekenis hebben de Griekse mythen en waarom zouden we er tegenwoordig nog aandacht aan moeten schenken, en nu wellicht meer
dan ooit? Volgens mij wordt het antwoord op deze vraag gegeven
in een passage van een van de oudste en bekendste werken die in
de Griekse taal zijn geschreven, de Odyssee van Homerus. Dadelijk
wordt duidelijk dat de mythologie geenszins een verzameling ‘fabels en legendes’ is, zoals tegenwoordig nogal eens wordt aangenomen, een reeks min of meer fantastische verhaaltjes die slechts
ten doel zou hebben verstrooiing te verschaffen. De mythologie
kan bepaald niet tot een literair tijdverdrijf worden gereduceerd,
maar vormt in werkelijkheid de oorsprong en de kern van de klassieke wijsheid die door de voornaamste traditie van de Griekse filosofie niet lang daarna in een abstracte vorm zal worden gegoten
die de hoofdlijnen aangeeft van wat voor ons stervelingen een geslaagd leven is.
Laten we even het verloop van het verhaal volgen dat ik hier in
grote lijnen zal schetsen, maar waarop we later natuurlijk zullen
terugkomen.
Nadat Odysseus, de Griekse held bij uitstek, tien eindeloze jaren buiten zijn land heeft doorgebracht om tegen de Trojanen te
strijden, behaalt hij ten slotte de overwinning door een list, namelijk dankzij het vermaarde houten paard dat hij op het strand
dicht bij de vestingmuur van de stad heeft achtergelaten. De Trojanen halen het zelf hun stad binnen, die de Grieken niet op een
andere wijze hadden kunnen innemen. Ze menen dat het een of11
fergave voor de goden is, terwijl het in werkelijkheid oorlogstuig
is waarvan de buik vol krijgslieden zit. Wanneer de duisternis is
ingevallen komen de Griekse krijgers uit de buik van het imposante gevaarte tevoorschijn en slachten de ingeslapen Trojanen tot
nagenoeg de laatste man af. Het bloedbad dat wordt aangericht is
zo gruwelijk en de plundering van de stad zo meedogenloos en afschuwelijk dat zelfs de toorn van de goden wordt opgewekt. Maar
de oorlog is tenminste afgelopen en Odysseus probeert naar huis
terug te keren, naar zijn eiland Ithaka, zijn vrouw Penelope en zijn
zoon Telemachus, kortom, hij wil zijn plaats in zijn gezin en zijn
koninkrijk weer innemen. Nu al kunnen we opmerken dat het leven van Odysseus, zoals de wereld in haar geheel, in chaos begint en in harmonie eindigt, in vredige overeenstemming met de
werkelijkheid zoals ze is. De verschrikkelijke oorlog waaraan hij
heeft deelgenomen en die hem heeft gedwongen tegen zijn zin de
‘natuurlijke plaats’ te verlaten die hij bij de zijnen innam, speelt
zich af onder bescherming van Eris, de godin van de tweedracht.
Dankzij haar ontstaat er vijandigheid tussen Grieken en Trojanen,
en we moeten de zwerftocht van de held1 vanuit dit oorspronkelijke conflict bezien als we zijn betekenis in termen van levenswijsheid willen begrijpen.
Het conflict breekt uit tijdens het bruiloftsfeest van de toekomstige ouders van Achilles2, ook een belangrijke Griekse held en een
van de beroemdste hoofdrolspelers tijdens de Trojaanse oorlog.
Zoals in het sprookje van de schone slaapster heeft men hier ‘vergeten’ niet de boze heks, maar degene die haar plaats inneemt, namelijk Eris, uit te nodigen. Eerlijk gezegd zou men op deze feestdag maar al te graag van haar aanwezigheid verschoond blijven,
want het staat vast dat overal waar ze komt vijandigheid ontstaat
en haat en woede maar al te gauw liefde en vreugde verdringen.
Natuurlijk verschijnt Eris ongenood op het bruiloftsfeest met het
vaste voornemen onrust te stoken. Om dat te bereiken heeft ze al
iets bedacht: op de tafel waaraan het bruidspaar, voor deze gelegenheid omringd door de belangrijkste goden van de Olympus,
feestviert werpt ze een prachtige gouden appel met daarop een
duidelijk leesbaar opschrift: ‘Aan de schoonste!’ Zoals te verwachten was roepen de aanwezige vrouwen eenstemmig: ‘Die is dus
12
voor mij!’ En langzaam maar zeker sluipt het conflict binnen dat
uiteindelijk de Trojaanse oorlog zal ontketenen. En wel op deze
wijze.
Aan het feestmaal nemen drie beeldschone godinnen deel, allen naaste familieleden van Zeus, de koning der goden. In de eerste plaats Hera (Juno in het Latijn), zijn goddelijke gemalin, die hij
niets vermag te weigeren. Maar ook zijn lievelingsdochter Athena
(Minerva) en zijn tante Aphrodite (Venus), de godin van de liefde
en de schoonheid, zijn aanwezig. De verwachting van Eris komt
natuurlijk uit en de drie vrouwen maken ruzie om de mooie appel. Als verstandig familiehoofd zorgt Zeus er wel voor zich op
geen enkele wijze in de twist te mengen, want hij weet maar al te
goed dat als hij zou kiezen tussen zijn dochter, zijn echtgenote en
zijn tante het met zijn rust zou zijn gedaan... Bovendien behoort
hij rechtvaardig te zijn en zal hij, welk besluit hij ook zou nemen,
door degenen die hij heeft veronachtzaamd van vooringenomenheid worden beschuldigd. Hij laat dus zijn trouwe boodschapper
Hermes heimelijk een argeloze jongeman halen om tussen de drie
beeldschone vrouwen te kiezen. Op het eerste gezicht is hij een
eenvoudige Trojaanse herder, maar in werkelijkheid is deze jongeman niemand anders dan Paris, een van de zonen van Priamus, de
koning van Troje. Zijn ouders hadden Paris aanstonds na zijn geboorte te vondeling laten leggen, omdat een orakel had voorspeld
dat hij de ondergang van zijn stad zou teweegbrengen. Een herder
redde hem echter op het nippertje en nam hem bij zich in huis. Hij
had medelijden met de zuigeling en bracht hem groot, zodat hij nu
een schone jongeling is geworden. Achter het uiterlijk van de jonge boer gaat dus een Trojaanse prins schuil. In jeugdige argeloosheid is Paris bereid de rol van scheidsrechter te vervullen.
Om zijn gunsten te winnen en de befaamde ‘twistappel’ in de
wacht te slepen doet elk van de vrouwen hem een bij haar passende
belofte. Hera, die aan de zijde van Zeus heerst over het meest grandioze rijk, namelijk over de hele wereld, belooft hem dat indien hij
haar kiest ook hij over een koninkrijk zonder weerga op aarde zal
beschikken. Athena, de godin van de schranderheid, de kunsten en
de oorlog, geeft hem de verzekering dat indien zij wordt gekozen
hij in alle veldslagen de overwinning zal behalen. Aphrodite fluis13
tert hem in dat hij dankzij haar de schoonste vrouw ter wereld zal
kunnen verleiden... En Paris kiest natuurlijk Aphrodite. Maar het
ongeluk wil dat het schoonste schepsel ter wereld de echtgenote
van een Griek blijkt te zijn, en niet zomaar een Griek: Menelaos,
de koning van Sparta, de meest oorlogszuchtige van alle steden.
De jonge vrouw heet Helena – de befaamde ‘schone Helena’ die
dichters, componisten en koks in de loop der eeuwen eer zullen
blijven aandoen... Eris heeft haar doel bereikt: omdat een Trojaanse prins, Paris, onder de bekoring van Aphrodite de schone Helena van Menelaos afpakt zal enkele jaren later de oorlog tussen Trojanen en Grieken uitbreken...
En de arme Odysseus zal verplicht zijn eraan deel te nemen.
De Griekse koningen – en Odysseus, die zoals gezegd over Ithaka
heerst, is een van hen – hebben immers gezworen degene die met
Helena zal trouwen bijstand te verlenen. Haar schoonheid en bekoring zijn zo groot dat ze bang zijn dat er wel eens jaloezie, haat
en tweedracht onder hen konden worden gezaaid. Ze hebben toen
trouw gezworen aan degene die door Helena zou worden gekozen. Omdat Menelaos de uitverkorene is moeten alle anderen hem
in geval van ontrouw te hulp komen. Odysseus, wiens vrouw Penelope pas zijn zoon Telemachus ter wereld heeft gebracht, stelt
alles in het werk om zich aan deze oorlog te onttrekken. Hij doet
alsof hij krankzinnig is, ploegt zijn akker in de omgekeerde richting en zaait kiezelstenen in plaats van zaadkorrels. Maar de oude
wijze man die hem komt halen laat zich niet door zijn list misleiden en uiteindelijk moet hij wel besluiten om evenals de anderen
te vertrekken. Gedurende tien eindeloze jaren bevindt hij zich ver
weg van zijn ‘natuurlijke plaats’ in de wereld, zijn eiland en zijn familie, overgeleverd aan conflict en tweedracht in plaats van vrede
en eendracht. Wanneer de oorlog eenmaal is afgelopen heeft hij
slechts één gedachte in zijn hoofd: naar huis terugkeren. Maar dan
beginnen zijn moeilijkheden pas. Ook zijn terugreis zal tien eindeloze jaren duren en is bezaaid met obstakels en welhaast onoverkomelijke beproevingen die te denken geven dat een harmonisch
leven, heil en wijsheid niet zonder slag of stoot worden verworven.
Soms moeten ze zelfs met gevaar voor eigen leven worden veroverd. De gebeurtenis die hier voor ons van onmiddellijk belang
14
is vindt plaats helemaal aan het begin van deze zwerftocht die van
oorlog naar vrede leidt.
Odysseus tot Calypso: liever een geslaagd leven van een sterveling
dan een mislukt leven van een god...
Wanneer Odysseus naar Ithaka probeert te gaan moet hij halt houden op het eiland van de beeldschone Calypso, een ondergeschikte godin, die niettemin subliem is en over bovennatuurlijke vermogens beschikt. Calypso wordt smoorverliefd op hem. Dadelijk
wordt ze zijn maîtresse en ze besluit om hem gevangen te houden.
In het Grieks is haar naam trouwens afgeleid van het werkwoord
kaluptein, dat ‘verbergen’ betekent. Ze is beeldschoon, haar groene
eiland is paradijselijk, vol met dieren en vruchtbomen die droomvoedsel verschaffen. Er heerst een aangenaam klimaat en de nimfen die voor de beide minnaars zorg dragen zijn even betoverend
als hulpvaardig. Het lijkt erop dat de godin alle troeven in handen
heeft. Toch wordt Odysseus als door een magneet naar Ithaka getrokken, zijn plekje op de wereld. Hij wil hoe dan ook naar zijn
vertrekpunt terugkeren en iedere avond, wanneer hij zich alleen
aan zee bevindt, huilt hij wanhopig omdat hij geen enkele mogelijkheid heeft zijn doel te bereiken. Daarbij houdt hij evenwel geen
rekening met de tussenkomst van Athena, die om haar moverende
redenen – onder andere jaloezie, omdat de Trojaan Paris haar niet
heeft gekozen – tijdens de hele oorlog de Grieken heeft gesteund.
Wanneer ze ziet dat Odysseus zo smartelijk lijdt, verzoekt ze haar
vader Zeus zijn trouwe boodschapper Hermes te sturen om Calypso te gelasten hem te laten vertrekken, opdat hij naar zijn natuurlijke plaats kan terugkeren en leven in overeenstemming met
de kosmische orde waarvan de koning der goden zowel de schepper als de hoeder is.
Maar Calypso heeft haar laatste woord nog niet gesproken. In
een uiterste poging haar minnaar te behouden biedt ze hem iets
aan wat voor een sterveling onmogelijk is, namelijk de ongehoorde kans om aan de dood, de gemeenschappelijke bestemming van
alle mensen, te ontsnappen en de onverhoopte mogelijkheid om
15
de ontoegankelijke sfeer te betreden van hen die de Grieken de
‘gelukzaligen’ noemen, namelijk de onsterfelijke goden. Bovendien verruimt ze haar aanbod en vult het op een niet onbelangrijke wijze aan: indien Odysseus ja tegen haar zegt, zal hij voor
altijd behalve met onsterfelijkheid ook met de schoonheid en levenskracht worden begiftigd die alleen jeugdigheid verleent. Deze
aanvulling is zowel belangrijk als amusant. Calypso voegt jeugdigheid aan onsterfelijkheid toe omdat ze een levendige herinnering
bewaart aan een onzalig precedent3, namelijk dat van een andere
godin, Aurora, die ook verliefd werd op een eenvoudig menselijk
wezen, een Trojaan, Tythonus genaamd. Evenals Calypso wil Aurora haar minnaar onsterfelijk maken om nimmer van hem te worden gescheiden. Ze smeekt Zeus haar wens te vervullen, wat hij
ten slotte doet, maar ze vergeet behalve onsterfelijkheid ook jeugdigheid te vragen. Met als gevolg dat de arme Tythonus in de loop
der jaren verdort en gruwelijk verschrompelt, tot hij een soort ouwe sok wordt, een weerzinwekkend insect dat Aurora ten slotte in
een hoek van haar paleis aan zijn lot overlaat, waarna ze besluit om
zich voorgoed van hem te ontdoen door hem in een sprinkhaan te
veranderen. Calypso kijkt dus goed uit. Ze houdt zoveel van Odysseus dat ze hem niet wil zien sterven maar ook niet verouderen.
Zoals in alle belangrijke heilsleren en filosofieën vormt de tegenspraak tussen liefde en dood ook de kern van óns verhaal...
Het voorstel dat ze hem voorspiegelt is even subliem als zij en
haar eiland, en wat de stervelingen betreft zonder enig precedent.
Maar in schril contrast daarmee laat het voorstel Odysseus steenkoud, wat bijna onbegrijpelijk is. Terwijl hij nog steeds even ongelukkig is, wijst hij het toch zo verleidelijke aanbod van de godin af.
We moeten dadelijk erkennen dat de betekenis van deze weigering
uiterst diepzinnig is. Tussen de regels door kunnen we de waarschijnlijk meest diepgaande en verstrekkende boodschap van de
Griekse mythologie lezen, die door de filosofie4 zal worden overgenomen en die we op eenvoudige wijze als volgt zouden kunnen formuleren: het doel van het menselijke leven is niet om met alle
middelen, met inbegrip van de meest morele en de meest onaangename,
het eeuwige heil te verwerven en onsterfelijkheid te verkrijgen, zoals de
christenen enige tijd later zullen denken, want een geslaagd leven van
16
een sterveling valt te verkiezen boven een mislukt leven van een onster­
felijke god. Anders gezegd, Odysseus is ervan overtuigd dat een ‘gedelo­
kaliseerd leven’, een leven ver van huis, zonder harmonie, buiten zijn
natuurlijke plaats en aan de zelfkant van de kosmos, zelfs erger is dan de
dood.
Indirect worden hier natuurlijk de hoofdlijnen van een goed en
geslaagd leven geschetst die ons al enigszins de filosofische betekenis van de mythologie laten zien: in navolging van Odysseus moeten we een sterfelijk leven dat in overeenstemming met de kosmische orde is verkiezen boven een onsterfelijk leven dat zich overgeeft aan wat de Grieken hybris noemen, de mateloosheid die ons
afwendt van verzoening met de wereld. We moeten ons bewust
zijn van onze eindigheid, de dood aanvaarden en leven in overeenstemming met zowel wat we werkelijk zijn als de werkelijkheid buiten ons, in harmonie met zowel onze naaste omgeving als
de wereld. Dat is heel wat meer waard dan onsterfelijkheid in een
verlaten en zinledig oord, ook al is het dan een paradijs, met een
vrouw van wie je niet houdt, ook al is ze dan subliem, ver weg van
je ‘huis en haard’ en in eenzaamheid, wat niet alleen door het eiland wordt gesymboliseerd, maar ook door de verleiding om te
worden vergoddelijkt en eeuwig leven te verkrijgen wat ons zou
verwijderen van wat we zijn en van onze omgeving... Een wijze
les van onschatbare waarde voor een geseculariseerde wereld zoals
de onze tegenwoordig is, een levensles die in strijd is met wat de
vroegere en toekomstige monotheïstische godsdiensten betogen,
een boodschap die de filosofie om zo te zeggen slechts in termen
van de rede hoefde te vertalen om op haar wijze, die natuurlijk niet
meer helemaal mythologisch zal zijn, niet minder fraaie heilsleren
zonder God op te stellen die het goede leven voor de gewone stervelingen die wij zijn definiëren.
Vanzelfsprekend zullen we grondiger moeten bestuderen om
welke redenen Odysseus het aanbod van zijn bekoorlijke maîtresse
afwijst. Ook zullen we in dit boek zien hoe elk van de belangrijke
Griekse mythen op haar wijze deze meesterlijke levensles verduidelijkt, uitwerkt en rechtvaardigt, en zo de grondslag legt voor de
toekomstige bloei van de filosofie.
Maar laten we eerst proberen uit deze eerste benadering enige
17
lering te trekken om de opzet en bedoeling van dit boek duidelijk
te maken. En om te beginnen moeten we ons afvragen hoe het te
verklaren is dat mythen die meer dan drieduizend jaar geleden zijn
bedacht in een taal en een omgeving die nauwelijks meer enig verband met onze huidige leefwereld hebben ons concreet nog iets
te zeggen hebben. Ieder jaar verschijnen er overal ter wereld tientallen boeken over de Griekse mythologie. Al lang baseren films,
tekenfilms en televisieseries hun scenario op bepaalde thema’s uit
de klassieke cultuur. Zo heeft ieder van ons wel eens iets gehoord
over de werken van Herakles, de tocht van Odysseus, de liefdes
van Zeus of de Trojaanse oorlog. Ik meen dat daarvoor twee redenen zijn. Natuurlijk een culturele reden, maar ook en vooral een
gegronde filosofische reden, waarvan ik de lezer in dit voorwoord
wil overtuigen. Wat dit betreft ligt het boek dat hij gaat lezen geheel in de lijn die in het eerste deel van Beginnen met filosofie5 werd
geschetst. In dit werk probeer ik op een zo eenvoudig mogelijke en
levendige wijze de belangrijkste verhalen van de Griekse mythologie te vertellen. Maar dat doe ik vanuit een specifiek filosofisch
perspectief, waarover ik hier enkele woorden zou willen zeggen.
Ik probeer de in de mythen verborgen wijze lessen aan het licht te
brengen en uit te leggen waarop de talloze verhalen en anekdotes
berusten die gewoonlijk op een min of meer grillige wijze onder
de naam ‘mythologie’ worden bijeengebracht. Om dadelijk al te
benadrukken wat dit luisterrijke verleden ons tegenwoordig nog te
zeggen heeft, wil ik bij wijze van voorwoord duidelijk maken wat
onze cultuur daaraan te danken heeft, niet alleen de omgangstaal
maar ook de meest verfijnde filosofische wijsheid.
Uit naam van de cultuur: in welk opzicht we allen
oude Grieken zijn...
Laten we beginnen met de culturele betekenis van de mythen. Die
spreekt bijna vanzelf als we ook maar even aandacht schenken aan
de omgangstaal, waarin talloze beelden, metaforen en uitdrukkingen worden gebruikt die rechtstreeks aan de mythen zijn ontleend,
zelfs zonder dat we hun betekenis en oorsprong kennen. Bepaalde
18
uitdrukkingen6 zijn gemeenplaatsen geworden en houden de herinnering levendig aan een bijzonder gedenkwaardige gebeurtenis
tijdens de fabelachtige avonturen van een god of een held: op zoek
gaan naar het ‘Gulden Vlies’, ‘de koe bij de hoorns vatten’, ‘van
Scylla in Charybdis vallen’, het ‘Trojaanse paard’ inhalen, de ‘Augiasstal’ reinigen, de ‘draad van Ariadne’ volgen, een ‘achilleshiel’
hebben, terugverlangen naar een ‘gouden tijdperk’, een onderneming onder ‘aegide’ van iemand plaatsen, de ‘Melkweg’ observeren, aan de ‘Olympische Spelen’ deelnemen... Nog veel meer andere uitdrukkingen beklemtonen de overheersende karaktertrek
van een figuur, wiens naam ons vertrouwd is geworden zonder dat
we altijd de redenen van een dergelijk succes kennen of de exacte
rol die hij in de Griekse verbeelding speelde: ‘sibillijnse’ woorden
spreken, een ‘twistappel’ zijn, de rol van ‘Cassandra’ vervullen, zoals Telemachus een ‘mentor’ hebben, in de ‘armen van Morpheus’
rusten of ‘morfine’ innemen, ‘midasoren’ hebben, in een ‘labyrint’
verdwalen, een Egeria (een nimf die naar verluidt een der eerste
koningen van Rome raad gaf ), een ‘titanisch’ werk verrichten, een
‘herculeskracht’ bezitten, een ‘tantaluskwelling’ ondergaan, op het
‘procrustesbed’ liggen, een ‘Amphitryon’ zijn, een Pygmalion verliefd op zijn eigen schepsel, een sybariet (een inwoner van de weelderige stad Sybaris), een ‘atlas’ openen, vloeken als een voerman7,
een ‘prometheïsche’ taak op zich nemen, de eindeloze taak zoals
het ‘vat der Danaïden’ vullen, met een ‘stentorstem’ spreken, een
‘cerberus’ op de trap tegenkomen, een ‘gordiaanse knoop’ doorhakken, in ‘amazonezit’ rijden, achter een ‘chimaera’ aan jagen,
uit ‘de dij van Jupiter’ geboren zijn, op een ‘harpij’, ‘megera’ of
‘furie’ stuiten, in ‘paniek’ raken, een ‘doos van Pandora’ openen,
een ‘oedipuscomplex’ hebben, ‘narcistisch’ zijn, in gezelschap van
een hoge ‘areopagus’ verkeren... De lijst zou schier eindeloos kunnen worden verlengd. Zijn we ons er wat dit betreft wel altijd van
bewust dat ‘hermafrodiet’ van Hermaphroditus afkomstig is, het
kind van Hermes en Aphrodite, de boodschapper van de goden en
de godin van de liefde; dat een gorgoon een versteende plant aanduidt, alsof die de blik van Medusa had gekruist; dat het museum
en de muziek erfgenamen van de negen muzen zijn; dat een lynx
wordt geacht de doordringende blik van Lynceus te hebben, de ar19
gonaut van wie wordt beweerd dat hij dwars door een eikenhouten
plank kon zien; dat Echo, de mooie nimf die wegens het vertrek
van Narcissus ontroostbaar is, haar klaagzang ook na haar dood
nog laat weerklinken; dat de laurier een aan de nagedachtenis van
Daphne gewijde boom is en de cipres, die op heel wat kerkhoven
rond de Middellandse Zee wordt aangetroffen, een symbool van
rouw ter nagedachtenis aan de arme Cyparissos, die per ongeluk
een hem dierbaar hert had gedood en daar nooit meer overheen
kon komen... Ook heel wat uitdrukkingen doen denken aan beroemde mythologische plaatsen, zoals het ‘Marsveld’, de ‘Elysese
velden’ of, op een meer verborgen wijze, de ‘Bosporus’, die letterlijk de ‘overtocht van de koe’ betekent, ter herinnering aan Io, de
nimf die zich de afgunstige haat van Hera, de gemalin van Zeus,
op de hals had gehaald sinds haar doorluchtige gemaal zijn maîtresse in een bevallig kalfje had veranderd om haar te beschermen
tegen de wraakzucht van zijn vrouw...
Je zou werkelijk een heel hoofdstuk nodig hebben om alle mythologische verwijzingen bijeen te brengen die in de dagelijkse taal
zijn opgenomen en vervolgens vergeten, of om weer de betekenis tot leven te wekken van namen zoals Oceanus, Typhon, Triton, Python en andere wonderlijke wezens die incognito verblijf
houden in de woorden die we iedere dag gebruiken. Charles Perelman, een van de belangrijkste taalkundigen van de vorige eeuw,
gebruikte de aardige uitdrukking ‘ingeslapen metaforen’ van de
moedertaal. Welke Fransman denkt er nog bij na dat de lunettes
(bril) die hij kwijt is en mopperend zoekt petites lunes (maantjes)
zijn? Je moet onbekend zijn met de Franse taal wil het je opvallen
en daarom vindt een Japanner of een Indiër een term of een uitdrukking soms poëtisch die een Fransman heel gewoon lijkt – zoals wij de voornamen die zij soms aan hun kinderen geven, ‘dauwdruppel’, ‘dappere beer’ of ‘ochtendzon’, leuk of grappig vinden...
In dit boek wil ik de ‘ingeslapen metaforen’ van de Griekse mythologie wekken en de wonderlijke verhalen vertellen die er de
oorsprong van vormen. Al was het maar uit naam van de cultuur,
opdat we in staat zijn de talloze kunstwerken in onze musea en geschriften in onze bibliotheken te begrijpen die hun inspiratie aan
deze oude wortels ontlenen en die ‘hermetisch’ (nog een herinne20
ring aan de god Hermes!) gesloten blijven voor iemand die niets
van de mythologie afweet. Het is de moeite waard – en zoals we
zullen zien nog meer het genoegen waard.
Want dit geweldige taalkundige succes van de mythologie is natuurlijk niet zonder betekenis of belang. Dit opvallende verschijnsel – geen enkel filosofisch stelsel, geen enkele godsdienst en zelfs
niet de Bijbel kan op een vergelijkbare status aanspraak maken –
heeft fundamentele oorzaken die van de mythologie een onvervreemdbaar deel van onze alledaagse cultuur maken, ook al zou je
volledig onbekend met haar werkelijke bronnen zijn. Waarschijnlijk komt dat allereerst doordat ze concrete verhalen vertelt en niet
zoals de filosofie op een abstracte en reflexieve wijze te werk gaat.
En wat dit betreft heeft ze ook tegenwoordig iedereen nog iets te
zeggen, kan ze ouders en kinderen met dezelfde geestdrift bezielen en, mits op een zinvolle wijze uiteengezet, niet alleen de eeuwen en de maatschappelijke klassen maar ook de generaties overbruggen en aan ons tijdperk worden overgedragen zoals ze al sinds
bijna drieduizend jaar nagenoeg ononderbroken wordt overgeleverd. Hoewel de mythologie lange tijd als een ‘teken van onderscheid’ werd beschouwd en het symbool van de hoogste cultuur, is
ze in werkelijkheid helemaal niet voor een elite bestemd en zelfs
niet voor degenen die Grieks en Latijn hebben geleerd. Jean-Pierre Vernant, die naar het schijnt graag mythen aan zijn kleinzoon
vertelde, heeft terecht opgemerkt dat iedereen ze kan begrijpen,
ook kinderen, die er juist zo vroeg mogelijk kennis mee moeten
maken. Niet alleen hebben ze er oneindig veel meer aan dan aan
de tekenfilms waarmee ze trouwens worden overvoerd, maar de
mythen werpen ook een onvervangbaar licht op hun leven, mits
wij eerst de moeite nemen hun buitengewone rijkdom en diepzinnigheid voldoende te begrijpen om ze vervolgens in begrijpelijke
en zinvolle bewoordingen te kunnen vertellen.
En dit is het eerste doel van dit boek: de mythologie voor de
meeste ouders zo begrijpelijk maken dat ze er hun kinderen mee
kennis kunnen laten maken – zonder evenwel de klassieke teksten
waaraan ze is ontleend op enigerlei wijze geweld aan te doen of te vervor­
men. Dit is volgens mij een zeer belangrijk punt waar ik een ogenblik nader op wil ingaan.
21
Het werk dat ik hier presenteer lijkt wegens zijn methode en
doel niet op de populairwetenschappelijke werken die gewoonlijk in de reeks ‘verhalen en legendes’ worden ondergebracht en
die overigens heel onderhoudend zijn. Omdat ze voor kinderen
en ook voor het grote publiek zijn bestemd worden doorgaans onbekommerd alle heterogene lagen met elkaar vermengd die in de
loop der tijd en op verschillende plaatsen geleidelijk wat wordt genoemd ‘de’ mythologie hebben samengesteld. Meestal blijven deze kennisfragmenten onsamenhangend en vertekend, omdat ze
eens om de een of andere reden op een bepaalde wijze werden
‘gerangschikt’. Op deze wijze wordt de oorspronkelijke betekenis
van de belangrijke mythische verhalen zozeer verhuld en zelfs verdraaid dat ze in onze herinnering ten slotte worden gereduceerd
tot een verzameling min of meer zinvolle anekdotes die ergens
tussen de sprookjes en het van de primitieve godsdiensten geërfde
bijgeloof worden ingedeeld. Nog erger is dat hun samenhang verloren gaat wegens allerlei versiersels en ornamenten – en zelfs pure vergissingen, die in dit soort werken talloos zijn – waarmee de
moderne auteurs de oude verhalen gewoonlijk optuigen, en ook
daardoor wordt hun betekenis vervormd. Want we moeten goed
beseffen dat ‘de’ mythologie geenszins het werk van één auteur is.
Er bestaat niet één verhaal, een canonieke of gewijde tekst, vergelijkbaar met de Bijbel of de Koran, die in de loop der eeuwen eerbiedig werd bewaard en die in het vervolg als norm zou gelden. We
hebben daarentegen te maken met een veelheid van verhalen die
vertellers, filosofen, dichters en mythografen (zo worden de compilatoren genoemd die vanaf de Oudheid de mythische verhalen
hebben verzameld en opgetekend) in de loop van meer dan twaalf
eeuwen hebben geschreven (in grote lijnen vanaf de achtste eeuw
voor Christus tot de vijfde eeuw na Christus) – om maar te zwijgen
over de vele mondelinge tradities waarvan we per definitie niet
veel weten.
Deze verscheidenheid mag echter niet worden opgeofferd of
verwaarloosd met als reden dat dit werk niet uitsluitend voor de
wetenschap zou zijn bestemd. Hoewel ik me hier niet, of in elk
geval niet uitsluitend, tot specialisten richt, maar tot lezers uit alle
22
kringen, wil ik toch niet alles op één hoop gooien. Ik heb geprobeerd om wat de eruditie ons leert en waartoe de popularisering
ons verplicht met elkaar in overeenstemming te brengen zonder
ooit het eerste aan de eisen van het laatste op te offeren. Met andere woorden, met betrekking tot elk verhaal dat ik ga vertellen verwijs ik naar de originele bronnen, ik citeer zo vaak als nodig is de
oorspronkelijke teksten en geef wanneer dat interessant en nuttig
is de belangrijkste varianten weer die in de loop der tijd zijn ontstaan. Ik houd staande dat deze eerbied voor de complexiteit en
verscheidenheid van de klassieke teksten niet alleen geen afbreuk
doet aan de begrijpelijkheid van de mythen, maar ook daartoe juist
de noodzakelijke voorwaarde is. Het is niet misleidend maar juist
verhelderend om te bezien welke wendingen een treurspeldichter als Aeschylus (zesde eeuw voor Christus) of een filosoof als
Plato (vierde eeuw voor Christus) aan de mythe van Prometheus
heeft gegeven die de dichter Hesiodus als eerste (in de zevende
eeuw voor Christus) had verteld. Dit verschraalt de begrijpelijkheid niet, maar verrijkt haar juist en het zou onzinnig zijn de lezer deze rijkdom te onthouden met als reden dat het doel van dit
boek popularisering is. De nieuwe interpretaties die elkaar opvolgen maken deze verhalen alleen maar interessanter.
Maar het belang van de mythologie beperkt zich niet tot haar
taalkundige of culturele aspecten en haar succes houdt natuurlijk
niet alleen verband met de kwaliteiten die eigen zijn aan de verhaalvorm die ze aanneemt om ons haar wijze lessen te vertellen.
Mijn boek wil dus niet alleen wijzers bieden die ons wegwijs maken in wat de Grieken de ‘gemeenplaatsen’ van de cultuur zouden
hebben genoemd – hoewel dat helemaal niet verachtelijk of onbelangrijk is: op grond van deze erfenis heeft ieder van ons, of hij dat
nu wil of niet, althans gedeeltelijk een bepaald wereld‑ en mensbeeld gevormd. Wanneer we er de oorsprong van kennen, kan ons
dat alleen maar vrijer en zelfbewuster maken. Maar behalve hun
onschatbare historische of esthetische belang bevatten de verhalen
die we zullen ontdekken of herontdekken wijze lessen waarvan ik
nu de filosofische diepzinnigheid en actualiteit wil laten zien.
23
Uit naam van de filosofie: de mythologie als antwoord op vragen
die de stervelingen over het goede leven stellen
Honderden, zelfs duizenden boeken en artikelen werden alleen al
aan de kwestie van de status van de Griekse mythen gewijd: moeten
ze in de categorie ‘verhalen en legendes’ worden ondergebracht of
bij de afdeling godsdiensten, moeten ze naast de literatuur en de
dichtkunst worden gerangschikt of eerder op het gebied van de
politiek en de sociologie? Het antwoord dat ik in dit boek geef is
glashelder: de mythologie is de gemeenschappelijke traditie van
een hele beschaving en een polytheïstische religie, maar ze is eerst
en voor alles ook een nog ‘verhalende’ filosofie, een grandioze poging om een seculier8 antwoord te geven op de vraag naar het goede
leven, door middel van levendige lessen in wereldse wijsheid die
meer de vorm hebben van literatuur, poëzie en heldendichten dan
van abstract geformuleerde bewijsvoeringen. In mijn ogen schuilen het belang en de bekoring die de mythologie tegenwoordig
nog voor ons heeft in dit aspect dat traditie, dichtkunst en filosofie
onverbrekelijk met elkaar verbindt. Dat maakt haar zo bijzonder
en waardevol vergeleken met het oneindige aantal andere mythen,
verhalen en legendes, dat slechts vanuit literair oogpunt met haar
zou kunnen wedijveren. Ik wil daarvoor een korte verklaring geven, die evenwel voldoende is om zowel de structuur als de opzet
van dit boek begrijpelijk te maken.
In het eerste deel van Beginnen met filosofie heb ik een definitie
van de filosofie gegeven die omschrijft wat ze was en mijns inziens
tegenwoordig nog steeds behoort te zijn: een heilsleer zonder god,
een antwoord op de vraag naar het goede leven dat geen beroep
doet op een ‘opperwezen’ noch op het geloof, maar slechts op het
eigen denkvermogen en de rede. Kortom, in de eerste plaats is helderheid van geest vereist om sereniteit te verkrijgen, opgevat in
de meest eenvoudige en letterlijke betekenis van het woord: een
waarschijnlijk altijd onvolledige en onzekere overwinning op de
angsten en in het bijzonder op de angst voor de dood, die ons op
uiteenlopende en verraderlijke wijzen belet een goed leven te leiden. Ook heb ik geprobeerd een beeld te geven van de belangrijkste fasen van de geschiedenis van de filosofie en een kort over24
Download