07 In een vorig nummer van Heelal

advertisement
Tussen Vesta en de Virgo-cluster
Ervaringen met een 15x80 binoculair
In een vorig nummer van Heelal (april 2003) besluit collega Johan Van Der Looy zijn
artikel over het waarnemen van variabele sterren, met de opmerking dat hij al zijn
waarnemingen verricht met een 20x60 binoculair. Het toeval wil dat ik sedert enkele maanden
ook zeer regelmatig observeer met een gelijkaardige verrekijker (tot groot ongenoegen van
mijn telescoop), zij het een iets grotere, namelijk een Vixen 15x80. Als ik terugkijk op de
waarnemingen die ik er al mee heb verricht, is het eigenlijk aangenaam verrassend hoeveel je
kan zien met zo’n relatief goedkoop instrument, zelfs in ons uitermate lichtvervuilde
Vlaanderen en dat het inderdaad ‘fun’ is, zoals Johan stelt. Bovendien geeft zo’n verrekijker
toch een specifieke blik op bepaalde objecten die je niet met een telescoop kan bereiken.
Hieronder volgt een greep uit 5 maanden binoculair observeren: zeker geen wereldschokkend
relaas, maar gewoon uit puur enthousiasme voor het nachtelijke landschap bekeken door een
verrekijker.
Fig. 1: Vixen 15x80 binoculair (foto: Vixen)
Misschien eerst een woordje uitleg over het instrument zelf: zoals hoger vermeld heeft
de verrekijker een objectiefdiameter van 80 mm en levert hij een vergroting van 15 maal.
Deze combinatie, gekozen met het oog op het waarnemen van kometen (zie lager), zorgt voor
een contrastrijk en lichtsterk beeldveld van 3.5° (met een exit-pupil van 5.3 mm). Dankzij een
eyerelief van 20mm is het ook met bril aangenaam kijken, maar een degelijke driepoot is
natuurlijk onontbeerlijk om comfortabel te kunnen waarnemen door het 2.3 kg wegende
kleinood. In mijn geval staat de kijker permanent ‘stand-by’ op statief, wat het geheel zeer
interessant maakt voor astronomische vluggertjes: enkel de aanpassing van de ogen aan de
duisternis is nog de enige remmende factor, maar dat even terzijde gelaten, kan je gewoon
naar buiten stappen en onmiddellijk beginnen waarnemen.
Kometen à gogo
Een van de hoofdbedoelingen van de aanschaf van deze ‘mini-giant’ verrekijker zoals
hij wel eens genoemd wordt, was het waarnemen van heldere kometen (magnitude < 10). Wat
dat betreft was het lot mij wel zeer gunstig gezind want ik had de kijker amper 2 weken in
mijn bezit toen komeet Kudo-Fujikawa (C/2002 X5) ontdekt werd op 13 december 2002. Vijf
dagen na de ontdekking kon ik de komeet, met een schijnbare magnitude van ongeveer 8,
perifeer oppikken in Hercules als een zeer zwak wazig vlekje. Daarna speelden de
weersomstandigheden serieus spelbreker, maar na de eindeloze zondvloed in de tweede helft
van december was de komeet aanzienlijk verhelderd en kon begin januari zelfs een klein
staartje (11’) waargenomen worden, net voor de komeet in de ochtendschemering verdween.
Daar bleef het echter niet bij. Nog voor Kudo-Fujikawa goed en wel verdwenen was, maakte
de volgende komeet haar opwachting: C/2002 V1 (NEAT). Dit aanvankelijk zeer zwak
komeetje evolueerde in de loop van januari tot een helder verrekijker-object van magnitude
4.6. Bovendien kon tijdens de laatste waarnemingen een relatief duidelijke, fijne staart van ca.
1° worden gezien. Sinds Ikeya-Zhang was dit voor mij ongetwijfeld de meest fotogenieke
komeet. En terwijl NEAT de zon voorbij schoot op de SOHO beelden, verhelderde komeet
Juels-Holvorcem veel meer dan verwacht op basis van de voorspellingen, en dook vlotjes
onder magnitude 7, zodat ik een derde komeet kon waarnemen met mijn verrekijker in
evenveel maanden. Geen staart deze keer, maar dankzij het relatief goede weer eind februari
en begin maart was deze komeet mooi van dag tot dag te volgen in haar baan door Cepheus en
Lacerta, tot ze eind maart laag in de noordwestelijke avondschemering verdween. Alle
waarnemingen van deze drie voorjaarskometen die gebeurden met deze verrekijker, zijn
trouwens terug te vinden op de website van de werkgroep kometen.
Fig. 2: komeet C/2002 V1 (NEAT), met een zwakke staart van 1°, zoals ze begin februari
waarneembaar was door een verrekijker (foto: met expliciete toestemming: © Ginger Mayfield,
Colorado, http://velatron.com/dca/ginger/ ).
Deepsky
Het is bekend dat het ‘surfen’ met een verrekijker langs de melkweg zeer mooie
beelden oplevert. Hier kan je het wijde beeldveld en de grote lichtkracht van zo’n 15x80
kijker maximaal uitspelen om de rijke sterrenvelden te doorkruisen en de quasi eindeloze
reeks open sterrenhopen te observeren. Om een paar bekende voorbeeldjes te noemen: niet
enkel NGC884 en 869 (de dubbele cluster in Perseus) maar ook de brede sterrenhoop Stock 2
(bijna een volle graad) passen samen in één beeldveld. Zo ook het trio NGC654, 663 en 581
(M103) in Cassiopeia. En zo zijn er natuurlijk nog een resem andere te ontdekken. Maar zelfs
op klassiekers zoals M44 of M45 (Pleiaden) raak je niet uitgekeken: deze laatste omspannen
elk bijna 2 graden en het is uitermate fraai om te zien hoe deze heldere sterrenhopen als het
ware uit de achtergrond naar voor lijken te komen.
Maar wat valt er in Vlaanderen nog aan ‘zwakkere’ deepsky-objecten waar te nemen met zo’n
verrekijker ? Eigenlijk blijkt dat nogal mee te vallen want mits enige inspanning kan je toch
nog een ruime waaier van objecten observeren. Natuurlijk zijn dat naar telescoopnormen
enkel de heldere exemplaren, maar het is een uitdaging en een zeer goede oefening om na te
gaan hoe ‘deep’ je kan gaan met 8 cm opening. Theoretisch gesproken is voor 80 mm een
magnitude van 12.2 de limiet, maar deze geldt enkel voor puntvormige lichtbronnen. Bij de
meestal ‘uitgesmeerde’ neveltjes en sterrenstelsels ligt deze een stukje lager omdat daar de –
geringere - oppervlaktehelderheid een belangrijke rol begint te spelen in de zichtbaarheid van
zo’n object. Bovendien daalt deze limiet pijlsnel naarmate de atmosferische condities
verminderen en de lichtvervuiling toeneemt.
Een voor de hand liggende manier om deze limiet te verkennen, is nagaan hoever we
geraken met Messier objecten. Het zwakste Messier object heeft een magnitude van 10.1 en
dus schijnbaar binnen het bereik van de verrekijker. Anderzijds variëren de
oppervlaktehelderheden tot magnitude 14.8, wat dan weer ruim buiten de grens ligt. Door
deze range van magnitudes vormen de Messiers dus een ideale set proefobjecten. Met behulp
van het uitstekende boek ‘The Messier Objects’ van Stephen O’Meara (Cambridge University
Press, 2000) en af en toe een extra zoekkaartje uit Guide, ben ik dus aan de slag gegaan.
Als opwarmertje koos ik het bekende duo sterrenstelsels M81 (6.9) en M82 (8.4) in de Grote
Beer, waarvan de respectievelijke oriëntaties en het verschil in vorm probleemloos
waarneembaar waren. Vervolgens de zwakkere versie ervan, de spiraalstelsels M65 (9.3) en
M66 (9.0) in de Leeuw: M66 duidelijk ovaalvormig, M65 onduidelijker maar toch goed
(perifeer) zichtbaar.
Een hardere noot om kraken was het koppel M97 en M108, ook in de Grote Beer: beide
objecten, respectievelijk een planetaire nevel (Uilnevel) en een spiraalstelsel, hebben
magnitude 10 en kon ik, op de kraakheldere nacht van 3 februari, enkel vinden door exact te
weten waar ik moest zoeken. Nochtans, eenmaal gevonden, was het verschil in vorm tussen
beide objecten duidelijk: M97 ontegensprekelijk rond zoals de coma van een zeer zwak
komeetje, terwijl M108, op de momenten dat ik hem kom zien, langwerpig van vorm was. Dit
was naar mijn gevoel dicht op het randje van wat mogelijk is met dit instrument, gegeven de
locatie (mijn achtertuin, met in het beste geval een grensmagnitude van 5 in de buurt van het
zenit).
Ook bij het waarnemen van de Virgo-cluster stootte ik op dezelfde grens. Makkelijk te vinden
zijn de elliptische stelsels M85 (9.1) en M87 (8.6), die beiden in de verrekijker de aanblik
hebben van een zwakke bolhoop, duidelijk geconcentreerd naar het centrum toe. Wat
moeilijker, maar toch ook zonder kaart te spotten, is het duo M84 (9.1) en M86 (8.9),
waarneembaar als zwakke, vormeloze neveltjes waarbij de laatste iets uitgestrekter is dan de
eerste. Een beetje tot mijn verassing is ook het spiraalstelsel M88 (9.6) vlot waarneembaar als
een smal sigaartje, te vergelijken met de aanblik van M82. Voor de andere drie vlakbij
liggende stelsels van de cluster, M89 (9.7), M90 (9.5) en M91 (10.1) moest ik wel gebruik
maken van een zoekkaartje. Deze stelsels waren enkel zichtbaar als zeer wazige vlekjes
waarbij M91 duidelijk een klasse moeilijker was dan de andere twee, en zoals M108 in de
Grote Beer, maar op bepaalde momenten zichtbaar. M91 en M108 hebben een
oppervlaktehelderheid van respectievelijk 13.3 en 13.0 en dit in combinatie met een globale
magnitude van 10, blijkt dus totnogtoe de grens van het waarneembare met deze verrekijker.
Er zijn nog een aantal Messiers met een nog lagere oppervlaktehelderheid (M74, M101, …)
maar deze zijn dan globaal helderder dan magnitude 10. De toekomst zal uitwijzen of deze
ook nog te verschalken zijn …
En tot slot…
… nog even dichter bij huis. Wat betreft planeten is de vergroting van 15 keer
natuurlijk te weinig om enig detail te kunnen onderscheiden, wat niet wegneemt dat je toch
mooie samenstanden kan observeren. Zo konden we de laatste maanden Saturnus voorbij de
Krabnevel (M1) zien schuiven en Jupiter tot vlakbij Praesepe (M44). Beide samenstanden
waren subliem te observeren met de verrekijker: Saturnus als helgeel ovaaltje, tegenover de
wazige contouren van M1, en Jupiter met de 4 galileïsche manen op een rijtje naast de rijke
cluster die M44 toch is. Naar mijn smaak kan geen foto of tekening de schoonheid weergeven
van dergelijke contrastrijke breedbeelden.
Fig. 3: Vesta en enkele leden van de Virgo-cluster, waargenomen op 18 april 2003: geheel links M87,
midden boven M86 en M84, de heldere ‘ster’ rechts is Vesta. Het beeldveld is 3.5° (tekening: Peter De
Schrijver).
Een andere samenstand die op verrekijker-maat gesneden was, was de passage van planetoïde
Vesta langs het zuidelijke deel van de Virgo-cluster. Rond het tijdstip dat Vesta haar
maximale magnitude (m = 5.9) bereikte, stond deze net in de buurt van de helderste leden van
de cluster, het gigantische, elliptische stelsel M87 en het duo spiraalstelsels M84 en M86. De
vier objecten vormden een prachtig paradoxaal beeld: Vesta, als steenklompje met een
diameter van amper 500 km. prominent het helderste object in het beeld, tegenover het wazige
vlekje van M87, dat naar schatting 800 miljard sterren bevat ! Als je zo’n beeld aanschouwt
en bedenkt waar je eigenlijk naar kijkt, dan kan je toch niet anders dan stil worden van
verwondering ?
Download