Correctievoorschrift VWO 2010 tijdvak 1 maatschappijwetenschappen maatschappijleer tevens oud programma Het correctievoorschrift bestaat uit: 1 Regels voor de beoordeling 2 Algemene regels 3 Vakspecifieke regels 4 Beoordelingsmodel 5 Inzenden scores 6 Bronvermeldingen 1 Regels voor de beoordeling Het werk van de kandidaten wordt beoordeeld met inachtneming van de artikelen 41 en 42 van het Eindexamenbesluit v.w.o.-h.a.v.o.-m.a.v.o.-v.b.o. Voorts heeft de CEVO op grond van artikel 39 van dit Besluit de Regeling beoordeling centraal examen vastgesteld (CEVO-09.0313, 31 maart 2009, zie www.examenblad.nl). Deze regeling blijft ook na het aantreden van het College voor Examens van kracht. Voor de beoordeling zijn de volgende passages van de artikelen 36, 41, 41a en 42 van het Eindexamenbesluit van belang: 1 De directeur doet het gemaakte werk met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen en het proces-verbaal van het examen toekomen aan de examinator. Deze kijkt het werk na en zendt het met zijn beoordeling aan de directeur. De examinator past de beoordelingsnormen en de regels voor het toekennen van scorepunten toe die zijn gegeven door het College voor Examens. 2 De directeur doet de van de examinator ontvangen stukken met een exemplaar van de opgaven, de beoordelingsnormen, het proces-verbaal en de regels voor het bepalen van de score onverwijld aan de gecommitteerde toekomen. 3 De gecommitteerde beoordeelt het werk zo spoedig mogelijk en past de beoordelingsnormen en de regels voor het bepalen van de score toe die zijn gegeven door het College voor Examens. VW-1034-a-10-1-c 1 lees verder ►►► 4 5 De gecommitteerde voegt bij het gecorrigeerde werk een verklaring betreffende de verrichte correctie. Deze verklaring wordt mede ondertekend door het bevoegd gezag van de gecommitteerde. De examinator en de gecommitteerde stellen in onderling overleg het aantal scorepunten voor het centraal examen vast. Indien de examinator en de gecommitteerde daarbij niet tot overeenstemming komen, wordt het geschil voorgelegd aan het bevoegd gezag van de gecommitteerde. Dit bevoegd gezag kan hierover in overleg treden met het bevoegd gezag van de examinator. Indien het geschil niet kan worden beslecht, wordt hiervan melding gemaakt aan de inspectie. De inspectie kan een derde onafhankelijke gecommitteerde aanwijzen. De beoordeling van de derde gecommitteerde komt in de plaats van de eerdere beoordelingen. 2 Algemene regels Voor de beoordeling van het examenwerk zijn de volgende bepalingen uit de Regeling beoordeling centraal examen van toepassing: 1 De examinator vermeldt op een lijst de namen en/of nummers van de kandidaten, het aan iedere kandidaat voor iedere vraag toegekende aantal scorepunten en het totaal aantal scorepunten van iedere kandidaat. 2 Voor het antwoord op een vraag worden door de examinator en door de gecommitteerde scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel. Scorepunten zijn de getallen 0, 1, 2, ..., n, waarbij n het maximaal te behalen aantal scorepunten voor een vraag is. Andere scorepunten die geen gehele getallen zijn, of een score minder dan 0 zijn niet geoorloofd. 3 Scorepunten worden toegekend met inachtneming van de volgende regels: 3.1 indien een vraag volledig juist is beantwoord, wordt het maximaal te behalen aantal scorepunten toegekend; 3.2 indien een vraag gedeeltelijk juist is beantwoord, wordt een deel van de te behalen scorepunten toegekend, in overeenstemming met het beoordelingsmodel; 3.3 indien een antwoord op een open vraag niet in het beoordelingsmodel voorkomt en dit antwoord op grond van aantoonbare, vakinhoudelijke argumenten als juist of gedeeltelijk juist aangemerkt kan worden, moeten scorepunten worden toegekend naar analogie of in de geest van het beoordelingsmodel; 3.4 indien slechts één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, wordt uitsluitend het eerstgegeven antwoord beoordeeld; 3.5 indien meer dan één voorbeeld, reden, uitwerking, citaat of andersoortig antwoord gevraagd wordt, worden uitsluitend de eerstgegeven antwoorden beoordeeld, tot maximaal het gevraagde aantal; 3.6 indien in een antwoord een gevraagde verklaring of uitleg of afleiding of berekening ontbreekt dan wel foutief is, worden 0 scorepunten toegekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is aangegeven; 3.7 indien in het beoordelingsmodel verschillende mogelijkheden zijn opgenomen, gescheiden door het teken /, gelden deze mogelijkheden als verschillende formuleringen van hetzelfde antwoord of onderdeel van dat antwoord; VW-1034-a-10-1-c 2 lees verder ►►► 4 5 6 7 8 9 3.8 indien in het beoordelingsmodel een gedeelte van het antwoord tussen haakjes staat, behoeft dit gedeelte niet in het antwoord van de kandidaat voor te komen; 3.9 indien een kandidaat op grond van een algemeen geldende woordbetekenis, zoals bijvoorbeeld vermeld in een woordenboek, een antwoord geeft dat vakinhoudelijk onjuist is, worden aan dat antwoord geen scorepunten toegekend, of tenminste niet de scorepunten die met de vakinhoudelijke onjuistheid gemoeid zijn. Het juiste antwoord op een meerkeuzevraag is de hoofdletter die behoort bij de juiste keuzemogelijkheid. Voor een juist antwoord op een meerkeuzevraag wordt het in het beoordelingsmodel vermelde aantal punten toegekend. Voor elk ander antwoord worden geen scorepunten toegekend. Indien meer dan één antwoord gegeven is, worden eveneens geen scorepunten toegekend. Een fout mag in de uitwerking van een vraag maar één keer worden aangerekend, tenzij daardoor de vraag aanzienlijk vereenvoudigd wordt en/of tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Een zelfde fout in de beantwoording van verschillende vragen moet steeds opnieuw worden aangerekend, tenzij in het beoordelingsmodel anders is vermeld. Indien de examinator of de gecommitteerde meent dat in een examen of in het beoordelingsmodel bij dat examen een fout of onvolkomenheid zit, beoordeelt hij het werk van de kandidaten alsof examen en beoordelingsmodel juist zijn. Hij kan de fout of onvolkomenheid mededelen aan het College voor Examens. Het is niet toegestaan zelfstandig af te wijken van het beoordelingsmodel. Met een eventuele fout wordt bij de definitieve normering van het examen rekening gehouden. Scorepunten worden toegekend op grond van het door de kandidaat gegeven antwoord op iedere vraag. Er worden geen scorepunten vooraf gegeven. Het cijfer voor het centraal examen wordt als volgt verkregen. Eerste en tweede corrector stellen de score voor iedere kandidaat vast. Deze score wordt meegedeeld aan de directeur. De directeur stelt het cijfer voor het centraal examen vast op basis van de regels voor omzetting van score naar cijfer. NB Het aangeven van de onvolkomenheden op het werk en/of het noteren van de behaalde scores bij de vraag is toegestaan, maar niet verplicht. 3 Vakspecifieke regel Voor dit examen kunnen maximaal 85 scorepunten worden behaald. VW-1034-a-10-1-c 3 lees verder ►►► 4 Beoordelingsmodel Vraag Antwoord Scores Opgave 1 Sensatie in het Nederlandse televisienieuws 1 2 maximumscore 3 • kwaliteitskranten/kaderkranten Uitleg • Kwaliteitskranten besteden veel aandacht aan informatie over beleid of over berichten die relevant zijn voor beleid en politiek. Onderzoek naar de aard en inhoud van televisienieuws past daarbij, omdat het van belang is voor de berichtgeving over beleid en politiek • Het zijn dagbladen die relatief veel gelezen worden door mensen met een hoge opleiding. In deze groep zitten veel lezers die geïnteresseerd zijn in beleidsinformatie en minder in human-interest. Zij hechten waarde aan een uitgebreide en onafhankelijke nieuwsvoorziening op de televisie 1 1 1 maximumscore 4 twee van de volgende: − de commentaarfunctie / opiniefunctie / opiniërende functie Voorbeeld van een juist antwoord is: Als de nieuwsrubrieken sensationeler worden dan zouden deze functies van de media onder druk komen te staan. Door verschraling van het nieuws / minder diepgaand nieuws kunnen burgers minder in aanraking komen met kritische commentaren en meningen over maatschappelijke politieke kwesties. Dit gaat ten koste van de vorming van de publieke opinie of bijdrage aan het publieke debat. Daarom is het belangrijk te onderzoeken of nieuwsrubrieken sensationeler zijn geworden. Empirische gegevens kunnen de ‘ongerustheid’ over sensatie in televisienieuws wel of niet aantonen. − de controle- of waakhondfunctie Voorbeeld van een juist antwoord is: Als het nieuws meer gaat over human-interest, schandalen en incidenten/beelden of emoties dan is het de vraag of tekortkomingen in het overheidsbeleid en het niet goed functioneren van politici en gezagsdragers op een journalistiek verantwoorde manier gebracht worden. Daarom is het belangrijk te onderzoeken of nieuwsrubrieken sensationeler zijn geworden. Empirische gegevens kunnen de ‘ongerustheid’ over sensatie in televisienieuws wel of niet aantonen. − de informatieve functie Voorbeeld van een juist antwoord is: Als de nieuwsrubrieken sensationeler worden, krijgen de burgers dan wel voldoende en betrouwbare informatie over het functioneren van overheid, politici, maatschappelijke organisaties, leidinggevende personen? / De kans is groot dat het nieuws meer gaat over VW-1034-a-10-1-c 4 lees verder ►►► Vraag Antwoord − Scores schandalen en incidenten/beelden of emoties dan om de inhoud, achtergrond en de feiten van overheidsbeleid. Daarom is het belangrijk te onderzoeken of nieuwsrubrieken sensationeler zijn geworden. Empirische gegevens kunnen de ‘ongerustheid’ over sensatie in televisienieuws wel of niet aantonen. de agendafunctie / spreekbuisfunctie Voorbeeld van een juist antwoord is: Indien in televisienieuws de nadruk komt te liggen op amusement, human-interest, e.d. dan kunnen de burgers en politici minder informatie krijgen over maatschappelijke en politieke problemen / minder informatie krijgen over maatschappelijke eisen en wensen. Deze kwesties hebben dan minder kans om op de politieke agenda te komen. Daarom is het belangrijk te onderzoeken of nieuwsrubrieken sensationeler zijn geworden. Empirische gegevens kunnen de ‘ongerustheid’ over sensatie in televisienieuws wel of niet aantonen. per juiste functie met juiste uitleg 2 Opmerking Wanneer alleen de functie wordt genoemd, worden geen punten toegekend. 3 maximumscore 2 • Eis van betrouwbaarheid: leveren de ‘meetinstrumenten’ bij herhaling dezelfde resultaten op? / Zouden de resultaten bij herhaling van het (op gelijke wijze uitgevoerde) onderzoek hetzelfde zijn? • Citaten uit tekst 1 (één van de volgende): − “Ik heb steekproeven genomen”, vertelt Nuijten. “Verspreid over 25 jaar hebben we dertien keer een hele week aan nieuwsitems geanalyseerd. Ik meen dat we op basis daarvan een goede indruk hebben van de inhoud van het nieuws.” (regels 61-67) − “Van tevoren getrainde derdejaars communicatiestudenten turfden daar per item welke beelden, geluiden, emoties en cameratechnieken passeerden.” (regels 69-73). VW-1034-a-10-1-c 5 1 1 lees verder ►►► Vraag 4 5 Antwoord Scores maximumscore 2 • Eis van validiteit of geldigheid (één van de volgende): − Wordt datgene waarvan het de bedoeling is dat het wordt gemeten, ook daadwerkelijk gemeten? − De onderzoeker moet duidelijk maken hoe hij het begrip (in dit geval ‘sensatie’) heeft geoperationaliseerd; dat wil zeggen: het uitwerken van het begrip in meetbare eenheden (indicatoren). − Zijn de resultaten van het onderzoek een afspiegeling van de werkelijkheid? Met andere woorden: wordt het begrip ‘sensatie’ zoals bedoeld ook feitelijk vastgesteld/gemeten? • Citaten uit tekst 1 (één van de volgende): − “Hij stelde zestien kenmerken op van sensatie en keek of die kenmerken bij kijkers de verwachte sensatie opriepen.” (regels 44-47) (Deze kenmerken zijn de indicatoren.) − “Van tevoren getrainde derdejaars communicatiestudenten turfden daar per item welke beelden, geluiden, emoties en cameratechnieken passeerden.” (regels 69-73) − “De communicatiestudenten turfden onder meer ongelukken, rampen, branden, criminaliteit, seks en terrorisme.” (regels 91-94) 1 maximumscore 2 Voorbeelden van juiste bezwaren zijn (twee van de volgende): − Verschraling van het programma-aanbod: relatief veel verstrooiing en oppervlakkige programma’s. − Kleine maatschappelijke groepen / etnische minderheden krijgen geen of weinig aandacht in televisieprogramma’s. − Minder of geen diepgaande programma’s (documentaires) of programma’s over ‘moeilijke’ onderwerpen. − Adverteerders hebben grote invloed op de programma’s. per juist bezwaar 6 1 1 maximumscore 2 Voorbeelden van juiste regels of voorschriften uit de Mediawet zijn (twee van de volgende): − De publieke omroeporganisaties moeten programma’s maken waardoor gezamenlijk een volwaardig programma-aanbod tot stand komt (programma met onderdelen als informatie, cultuur, amusement en educatie). Dit voorkomt dat er alleen programma’s worden uitgezonden met veel verstrooiing of human-interest. − De ledengebonden omroepverenigingen moet een maatschappelijke, culturele, godsdienstige of geestelijke stroming vertegenwoordigen / een eigen identiteit hebben. Dit moet tot uitdrukking komen in hun programma’s. / Programma’s van de omroepverenigingen moeten gericht zijn op de maatschappelijke/ culturele of geestelijke behoeften van die stroming. Dit verhindert dat bepaalde maatschappelijke en religieuze groepen geen ‘stem’ hebben in de media. VW-1034-a-10-1-c 6 lees verder ►►► Vraag Antwoord − Scores De programmering van de publieke omroepen is in principe onafhankelijk van commerciële invloeden. per juist voorschrift 7 8 9 1 maximumscore 3 Voorbeeld van een juist antwoord is: • Het publieke en politieke debat wordt steeds meer bepaald door de (technische) mogelijkheden van het medium en de toenemende druk van concurrentie tussen de media en commercie van de media, vooral bij de televisie. • Door de technische mogelijkheden kan de consument kiezen uit een groot media-aanbod. De media staan in een concurrentieverhouding met andere media en moeten de aandacht trekken van de consument. Dat doen ze door een selectie te maken van de meest opvallende nieuwsitems. De media vertonen daarbij een voorkeur voor een politicus die opvallende uitspraken doet of voor een politiek debat dat emotionele beelden, schandalen toont of dat gaat over incidenten en conflicten. De consument moet een keuze maken uit het grote aanbod en hij kiest vaak voor wat zijn aandacht trekt. Dat zijn dus de media met de opvallende (sensationele) berichtgeving. maximumscore 2 • Commerciële zenders zijn gericht op het maken van winst. Het aanbieden van meer sensationeel gerichte nieuwsitems doet naar verwachting de kijkcijfers stijgen, waardoor de inkomsten uit reclame kunnen toenemen • Taak van de publieke omroep is o.a. het zorgen voor kwalitatief hoogwaardige programma’s en informatie. Het NOS Journaal dient aan deze publieke taak te voldoen, namelijk het leveren van kwalitatief goede nieuwsvoorziening. (Deze taak verdraagt zich slecht met het tonen van veel sensationele onderwerpen of het op sensationele wijze brengen van onderwerpen) 1 2 1 1 maximumscore 2 Voorbeelden van een juiste reden zijn (één van de volgende): − Een onafhankelijke zendgemachtigde zoals de NOS biedt de beste garantie voor een kwalitatief goede informatievoorziening. Omroepverenigingen vertegenwoordigen een bepaalde maatschappelijke stroming en zullen vanuit die identiteit nieuws selecteren en kleuren. − De NOS kent geen specifieke identiteit / geen leden; de omroepverenigingen wel. De NOS biedt daardoor de garantie voor zo’n objectief mogelijke nieuwsvoorziening. VW-1034-a-10-1-c 7 lees verder ►►► Vraag 10 Antwoord Scores maximumscore 2 • met het begrip referentiekader (Het referentiekader is het geheel van ervaringen, kennis, normen, waarden, houdingen, verwachtingen van een persoon, dat van invloed is op de subjectieve waarneming van gebeurtenissen en verschijnselen.) • uitleg: Die ervaringen en gevoelens vormen een belangrijk deel van het referentiekader van de kijker. Als er meer aandacht besteed wordt aan de persoonlijke en emotionele kanten van een nieuwsverhaal dan zullen deze kanten eerder aansluiten bij de eigen ervaringen en gevoelens van de kijker. De betekenis van het nieuws komt dan makkelijker over bij de kijker. / Kijkers zullen juist die zaken onthouden die overeenkomen met hun referentiekader, in dit geval emoties en ervaringen 1 1 of • • − − − 11 met het begrip selectiviteit uitleg (één van de volgende): Kijkers pikken niet alles op van wat ze zien. Ze zullen juist die zaken onthouden die overeenkomen met hun referentiekader, in dit geval emoties en ervaringen. Het persoonlijk verhaal over het jongetje in de tekst trekt de aandacht van de kijker en daarmee ook de boodschap van Sarkozy. Individuen kunnen niet aan alles aandacht schenken en als iets sensationeel gebracht wordt, trekt dit de aandacht van de kijker (selectieve aandacht). Het sensatiegehalte kan er (ook) voor zorgen dat het nieuwsitem beter wordt onthouden (selectief onthouden). 1 1 maximumscore 2 Voorbeelden van juiste analysevragen zijn (twee van de volgende): − Kunnen de media nog hun politieke en maatschappelijke functies goed vervullen indien sensatie in televisienieuws toeneemt en moet de overheid deze tendens tegengaan? − Is het probleem een politiek probleem? Staat het onderwerp op de politieke agenda? − Vinden politici het zorgelijk dat sensatie in het nieuws op televisie toeneemt? − Door welke bepalingen in de Mediawet wordt de kwaliteit van het NOS Journaal gegarandeerd? − Moet er een overheidsregeling komen voor het waarborgen van de kwaliteit van nieuwsrubrieken van commerciële zenders? − Wat is het belang van nieuws/nieuwsrubrieken in een democratie? per juiste analysevraag VW-1034-a-10-1-c 1 8 lees verder ►►► Vraag Antwoord Scores Opgave 2 De kredietcrisis 12 maximumscore 5 Het antwoord dient de volgende onderdelen te bevatten: • Globalisering houdt in dat ontwikkelingen op terreinen van economie, cultuur, media enz. zich voltrekken over landsgrenzen heen en dat daardoor landen, mensen, volkeren, culturen, gemeenschappen meer afhankelijk van elkaar zijn geworden. of een meer enge definitie: Globalisering houdt in dat de economische en financiële markten wereldwijd met elkaar verbonden zijn en dat kapitaalbewegingen zich over de hele wereld voltrekken en dat landen daardoor afhankelijk van elkaar zijn • • − − − − − VW-1034-a-10-1-c In het klassieke beeld van de internationale orde spelen natiestaten een eigen zelfstandige rol. Volgens dit beeld nemen staten zelfstandig besluiten over nationale en internationale kwesties. Slechts onder bepaalde voorwaarden werken de natiestaten samen. Dit beeld voldoet niet meer. Door de verwevenheid van de financiële en economische markten wereldwijd (globalisering) kunnen de natiestaten niet op eigen houtje de kredietcrisis oplossen. De speelruimte van de natiestaten is in de huidige wereldorde beperkt doordat ze met andere landen geacht worden samen te werken om mondiale vraagstukken zoals de kredietcrisis op te lossen (postklassieke beeld van internationale orde) Dat het klassieke beeld van de internationale orde niet voldoet, blijkt uit de volgende gegevens of tekstfragmenten uit tekst 2 (twee van de volgende): Omdat de internationale markten sterk met elkaar verbonden zijn, is de kredietcrisis die in de Verenigde Staten begon, naar de rest van de wereld overgeslagen. Het economische klimaat in Europa verslechterde snel. (regels 18-25) De Europees Centrale Bank heeft ingegrepen met miljarden euro’s. (regels 26-29) “In oktober 2008 bereiken de Europese ministers van Financiën van de eurolanden een principeakkoord over het instellen van een garantie op spaartegoeden in de EU voor een bedrag van minstens 50.000 euro.” (regels 55-60) “De vijftien landen van de eurozone hebben op 12 oktober afgesproken om garant te staan voor leningen tussen banken.” (regels 76-79) De twintig machtigste industrielanden werken samen binnen de G20. De EU heeft wensen ingebracht bij de G20 top in Washington. (regels 84-92) 9 1 2 2 lees verder ►►► Vraag Antwoord − − Scores De EU wil dat het IMF een versterkte centrale rol krijgt in het internationale financiële systeem. (regels 92-96) Veel landen vragen financiële ondersteuning aan bij het IMF. (regels 97-103) Opmerking Voor elk juist gegeven uit de tekst wordt een punt gegeven, met een maximum van twee punten. Opgave 3 Gevolg van de kredietcrisis: toetreding IJsland tot de Europese Unie 13 maximumscore 2 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn (twee van de volgende): − Een toelatingscriterium is dat een land het geheel aan regelgeving en rechtspraak van de EU aanvaardt. De regelgeving en rechtspraak van IJsland komen waarschijnlijk al meer overeen met die van de EU dan de regelgeving en rechtspraak van Turkije en Macedonië. − Toelatingscriterium is dat een land democratische instellingen heeft en een rechtsstaat is. IJsland voldoet hieraan zeker; met betrekking tot Turkije en Macedonië bestaat er over deze criteria nog enige zorg. − Toelatingscriterium is dat een land de mensenrechten eerbiedigt. Turkije is in het verleden regelmatig op de vingers getikt door de Raad van Europa / het Europees Hof voor de Rechten van de Mens in Straatsburg, omdat het land bepaalde mensenrechten heeft geschonden. − Toelatingscriterium is dat een land minderheden beschermt. Er is regelmatig discussie of landen in de Balkan en Turkije voldoende doen om de rechten van minderheden (bijvoorbeeld Koerden, Grieken) te beschermen. per juist antwoord 14 1 maximumscore 3 • Het dilemma is meewerken aan de Europese integratie versus het behoud van de eigen nationale autonomie • Toenemende marktintegratie en Europese samenwerking hebben voor een lidstaat voordelen als het vergroten van de welvaart, financiële stabiliteit en economische groei. Beslissingen over Europese regelgeving en beleid worden in Brussel genomen en gaan ten koste van de eigen nationale autonomie • In de tekst is dit dilemma zichtbaar: IJsland zal het alleenrecht om in de zee rondom IJsland te mogen vissen waarschijnlijk moeten opgeven (regels 45-49). Als lid biedt de Europese samenwerking voor IJsland voordelen, zoals financiële stabiliteit VW-1034-a-10-1-c 10 1 1 1 lees verder ►►► Vraag 15 Antwoord Scores maximumscore 2 Twee van de volgende rechten: − IJslandse burgers hebben het recht om vrij in elke lidstaat te werken of te wonen. − Als IJslandse burgers in een andere lidstaat wonen, hebben zij actief en passief kiesrecht bij gemeenteraadsverkiezingen. − Als IJslandse burgers in een andere lidstaat wonen, hebben zij actief en passief kiesrecht bij verkiezingen voor het Europees Parlement. − Als IJslandse burgers in een andere lidstaat wonen, krijgen zij toegang tot de sociale zekerheid in andere lidstaten (dit is in de praktijk nog lang niet doorgevoerd). − Als IJslandse burgers in een andere lidstaat wonen, kunnen zij in een land dat geen lid is van de Europese Unie diplomatieke en consulaire bescherming krijgen van elke EU-staat. − Als IJslandse burgers in een andere lidstaat wonen, hebben zij het recht om hun beklag te doen bij de Europese Ombudsman als zij menen dat hun rechten niet worden geëerbiedigd. − IJslandse burgers kunnen zich tot het Europese Hof richten als bijvoorbeeld hun ‘Europese rechten’ worden geschaad door hun eigen overheid. per juist recht 1 Opgave 4 Politieke besluitvorming: de waarde van opiniepeilingen 16 maximumscore 3 Het antwoord dient de volgende elementen te bevatten: • Het Nederlandse kiesstelsel is een kiesstelsel met evenredige vertegenwoordiging. / Het aantal zetels dat een partij behaalt in de Tweede Kamer is evenredig met het op deze partij uitgebrachte aantal (geldige) stemmen. / Het is een kiesstelsel zonder kiesdrempel • Dit heeft tot gevolg dat er veel politieke partijen vertegenwoordigd zijn in de Tweede Kamer en dat tot nu toe geen enkele partij in de praktijk de meerderheid heeft. Partijen moeten dan ook een regeringscoalitie vormen om de steun van de meerderheid in de Kamer te verwerven • Dat Tweede Kamerfracties een coalitie moeten maken voor een meerderheid in de Kamer, maakt strategisch stemmen van belang. Kiezers die strategisch stemmen, stemmen dan niet op de partij van hun eerste voorkeur, maar steunen de (ideologisch verwante) partij die ze graag in de regering willen hebben of steunen die partij die de grootste moet worden en bij regeringsdeelname de minister-president kan leveren VW-1034-a-10-1-c 11 1 1 1 lees verder ►►► Vraag 17 Antwoord Scores maximumscore 2 Voorbeeld van strategisch stemmen op grond van tabel 1. De politieke standpunten van een kiezer komen inhoudelijk het meest overeen met de SP. Hij/zij ziet dat deze partij in de peilingen daalt en verwacht dat de SP weinig kans heeft om deel te nemen aan een regeringscoalitie. Hij/zij wil toch graag een zo’n links mogelijk kabinet. De PvdA stijgt in de peilingen en heeft zelfs kans om de grootste partij te worden (en daardoor de minister-president te kunnen leveren). In de laatste peiling (week 4) hebben PvdA en CDA samen 85 zetels, ruim voldoende om een regeringscoalitie te vormen. Linkse partijen hebben geen meerderheid in de laatste peilingen (samen 62). De persoon stemt daarom op de PvdA om de kans op regeringsdeelname van die partij te vergroten. Opmerking Andere voorbeelden van strategisch stemmen zijn ook mogelijk en goed te rekenen, bijvoorbeeld de keus tussen CDA en VVD of de keus tussen GroenLinks en PvdA. Voorbeelden: Als een CDA-PvdA coalitie waarschijnlijk is, kan dat een motief voor potentiële VVD-kiezers zijn om CDA te stemmen, zodat het CDA in ieder geval de minister-president levert en de invloed van de PvdA enigszins beperkt wordt; omgekeerd zullen in een dergelijke situatie een aantal SPen GroenLinks-sympathisanten besluiten PvdA te stemmen. 18 maximumscore 2 • Met monisme Voorbeeld van een juiste uitleg is: • Het beleid voor de komende jaren wordt vastgelegd in een regeerakkoord dat door de regeringspartijen wordt gesloten. Deze partijen hebben samen de meerderheid in het parlement en zij zullen door fractiediscipline en overleg tussen fractieleiders van coalitiepartijen ervoor zorgen dat alle door het kabinet bedachte plannen worden aangenomen. Voorstellen van de oppositiepartijen maken weinig kans om aangenomen te worden. Deze praktijk komt overeen met monisme VW-1034-a-10-1-c 12 0 2 lees verder ►►► Vraag 19 Antwoord Scores maximumscore 3 • confessionele stroming 1 Opmerking Het antwoord ‘christendemocratische stroming’ moet fout gerekend worden. • − − − − • 20 De uitleg dient één van de volgende elementen over de SGP te bevatten: De SGP neemt de Bijbel als leidraad voor politiek handelen. Voor de SGP is de Bijbel de basis van waaruit politieke standpunten worden bepaald en discussies gevoerd. (website SGP.nl) De SGP richt zich op een (streng) christelijke achterban. De SGP heeft principieel christelijke kiezers. De SGP heeft daardoor een hechte en trouwe achterban. Het CDA gaat uit van democratische waarden en gebruikt het Evangelie als grondslag en inspiratiebron bij het zoeken naar oplossingen voor hedendaagse problemen. De partij ziet zichzelf als een volkspartij, met steun onder alle bevolkingsgroepen. (“Wij zijn er niet voor de belangen van één bepaalde bevolkingsgroep, sociale klasse of godsdienst.”, website CDA.nl) Door een grondslag die door een breed publiek gedragen wordt, wisselt de steun van de kiezers voor het CDA afhankelijk van de publieke opinie en/of waardering van het kabinetsbeleid maximumscore 2 • Linkerkant van de links–rechtsschaal: − SP − GroenLinks − PvdA 1 1 1 Opmerking Ook te verdedigen is: ChristenUnie. Voorbeeld van een juist antwoord van de sociaaleconomische betekenis van begrip ‘links’ is: • Economische vrijheid moet aan banden worden gelegd door de overheid om sociale ongelijkheid te beperken/verminderen. De genoemde politieke partijen voldoen aan deze sociaaleconomische betekenis VW-1034-a-10-1-c 13 1 lees verder ►►► Vraag 21 Antwoord Scores maximumscore 3 Drie van de volgende: − Rekruterings-/selectiefunctie: het werven en selecteren van kandidaten voor de Tweede Kamer / bepalen wie de lijsttrekker wordt. − Aggregatiefunctie/integratiefunctie: formuleren van een verkiezingsprogramma door het tegen elkaar afwegen en bij elkaar brengen van wensen, eisen en belangen / door integratie van wensen met de eigen (ideologische) uitgangspunten. − Articulatiefunctie: het naar voren brengen van eisen en wensen van leden/kiezers. − Participatiefunctie: burgers interesseren om deel te nemen aan de verkiezingen / kiezers oproepen om lid te worden / kiezers oproepen om mee te doen aan verkiezingscampagne van een partij. − Socialisatiefunctie: tijdens de verkiezingscampagne kunnen leden en kandidaten meedoen aan scholingsactiviteiten die de partij organiseert. − Communicatiefunctie: communicatie tussen kandidaten en kiezers. per juiste functie en toelichting 22 23 1 maximumscore 2 • Framing houdt in dat gebeurtenissen en feiten op een bepaalde manier worden gepresenteerd en geïnterpreteerd door journalisten • Winnaars-verliezers frame / conflictframe. In de berichtgeving over de verkiezingscampagne wordt het nieuws geplaatst en geïnterpreteerd in het kader van de vraag wie er heeft gewonnen en verloren in de peilingen en niet in het kader van de inhoud van het debat 1 1 maximumscore 2 Het onderzoek is gebaseerd op een betrekkelijk kleine steekproef. Wellicht te klein om daar conclusies aan te verbinden. Bijvoorbeeld Frits Wester kan zijn uitspraak in de regels 111-114 niet op basis van deze steekproef doen. De vraag is of een steekproef van 150 kijkers wel representatief is: dat wil zeggen dat deze populatie een goede afspiegeling is van de totale populatie van kiezers waarover je uitspraken wilt doen. VW-1034-a-10-1-c 14 lees verder ►►► Vraag Antwoord Scores Opgave 5 Sociale veiligheid ontsleuteld 24 maximumscore 2 • Ministerie van Binnenlandse Zaken (en Koninkrijksrelaties) heeft als taak (één van de volgende): − het bevorderen van de openbare orde en veiligheid − supervisie over de rol van de politie op het gebied van de openbare orde • − − − − − 25 26 Ministerie van Justitie heeft als taak (bijvoorbeeld één van de volgende): de handhaving van wetten / rechtshandhaving (verantwoordelijk voor het werk van het OM) handhaven van de rechtsorde / voorkomen en bestrijden van criminaliteit verantwoordelijk voor de wetgeving op het gebied van o.a. straf(proces)recht belast met het doen opsporen en vervolgen van strafbare feiten (en uitvoeren van straffen) supervisie over de opsporingstaken van de politie via het OM maximumscore 2 • fase van terugkoppeling of feedback • Het rapport is een evaluatie van het overheidsbeleid, in dit geval van het veiligheidsbeleid van de kabinetten-Balkenende in de periode 2002-2007. Beleidsevaluatie is een vorm van terugkoppeling: er wordt nagegaan of het beleid goed is uitgevoerd en effectief is geweest. Dit kan leiden tot verbetering van beleid maximumscore 3 Voorbeelden van juiste antwoorden zijn: • Onderzoekers kiezen twee uitgaansgebieden in bijvoorbeeld verschillende steden die qua uitgaansgelegenheden, bezoekersaantallen, samenstelling publiek zo goed als gelijk aan elkaar zijn • Voorafgaand aan het experiment wordt in beide uitgaansgebieden het aantal geweldsdelicten gemeten. In het ene gebied worden camera’s opgehangen en in het andere gebied niet • Na afloop van een bepaalde periode meten de onderzoekers het aantal geweldsdelicten per uitgaansgebied en stellen zij vast of zich in het uitgaansgebied met cameratoezicht minder geweldsdelicten hebben voorgedaan dan in het uitgaansgebied zonder cameratoezicht. Is dit het geval, dan is de veronderstelling/hypothese bevestigd of VW-1034-a-10-1-c 15 1 1 1 1 1 1 1 lees verder ►►► Vraag Antwoord • • • 27 28 29 Scores Van een bepaald uitgaansgebied in een stad zonder cameratoezicht wordt gedurende een bepaalde periode de geweldscriminaliteit gemeten Daarna wordt in hetzelfde uitgaansgebied in een vergelijkbare periode (vergelijkbaar qua drukte, samenstelling uitgaanspubliek, evenementen e.d.) de hoeveelheid geweldscriminaliteit met cameratoezicht gemeten Vervolgens wordt vastgesteld of na de periode met cameratoezicht minder geweldsdelicten hebben voorgedaan dan in de periode zonder cameratoezicht. / Er wordt vastgesteld of er een significant verschil is wat betreft het aantal geweldsdelicten in de periode zonder en in de periode met cameratoezicht maximumscore 2 • slachtofferenquêtes • Door het verschil te berekenen tussen het aantal geweldsdelicten dat door de bevolking ervaren wordt (figuur 1.1b) en de geweldsdelicten die door de politie geregistreerd worden (figuur 1.1f) maximumscore 2 • Self report onderzoeken / zelfrapportage: in dit onderzoek wordt aan mensen gevraagd of zij zelf bepaalde delicten hebben gepleegd en hoe vaak ze dit hebben gedaan • kanttekening (bijvoorbeeld één van de volgende): − Zelfrapportage geeft over bepaalde delicten (bijvoorbeeld moord) geen betrouwbare informatie: die delicten komen in Nederland zo weinig voor dat de kans zeer klein is dat daders in de onderzoeksgroep zitten. − Bovendien is het de vraag of daders van zware misdrijven eerlijk antwoord zullen geven. maximumscore 3 • Voorbeelden van een juiste omschrijving van vermindering van sociale cohesie zijn (twee van de volgende): − Mensen voelen zich veel minder sterk met elkaar verbonden en minder verantwoordelijk voor elkaar. − Mensen voelen zich minder verbonden met groepen, organisaties of instituties. − Het aantal mensen dat lid is van verenigingen, kerken e.d. neemt af. − Bewoners van een wijk/stad vinden of ervaren dat mensen niet op een prettige manier met elkaar omgaan. − Bewoners vinden dat ze weinig contact hebben met hun directe buren en/of andere wijkbewoners. 1 1 1 1 1 1 1 2 Opmerking Voor een juist voorbeeld wordt een punt toegekend, met een maximum van twee punten. VW-1034-a-10-1-c 16 lees verder ►►► Vraag Antwoord Scores Uitleg • Deze voorbeelden van vermindering van sociale cohesie kunnen leiden tot (één van de volgende): − minder sociale controle / minder formeel en informeel toezicht. − het vergroten van de anonimiteit. − het ontstaan van een afstand tussen verschillende bevolkingsgroepen. − afnemende betekenis van religie. − verandering van het norm- en waardebesef bij bepaalde mensen ten aanzien van bijvoorbeeld ‘mijn’ en ‘dijn’. (Bijvoorbeeld iets stelen of vernielen wordt door personen die zich hieraan schuldig maken niet zo erg gevonden.) 1 Elk van deze veranderingen kan een oorzaak zijn van de stijging van de criminaliteit, maar ook de veranderingen gezamenlijk kunnen leiden tot stijging van de criminaliteit. 30 maximumscore 3 Binnen de hoofdlijn rechtshandhaving ligt de nadruk op repressief beleid. Repressief beleid legt de nadruk op strafrechtelijk optreden. Citaten/voorbeelden (één van de volgende): − “De eerste en zwaarste beleidslijn is die van de strafrechtelijke aanpak.” (regels 1-2) − “de veelplegers en de criminele jongeren moeten sneller, zekerder, zwaarder en meer op maat (of persoonsgericht) bestraft worden.” (regels 9-12) − De politie moet meer verdachten aanhouden en doorsturen naar het OM. (regels 13-17) voor een juiste uitleg met een juist citaat/voorbeeld 1 Binnen de tweede hoofdlijn toezicht en handhaving ligt de nadruk op preventie. Preventief beleid omdat het gaat om maatregelen van de overheid om delicten te voorkomen door het vergroten van toezicht / sociale controle en handhaving. Citaten/voorbeelden (één van de volgende): − “Hierin staan vooral gelegenheidsbeperkende maatregelen centraal.” (regels 26-27) − controle versterken op specifieke locaties (stations, uitgaansgebieden etc.) (regels 29-35) − Door de versterkte controle worden overtredingen en delicten voorkomen en tegelijk worden ook overlast en verloedering teruggedrongen. (regels 38-43) − “door toezichthouders extra bevoegdheden te verschaffen” (regels 5051) − “preventief fouilleren en technopreventie” (regels 55-56) − “uitbreiding van cameratoezicht” (regels 57-58) of VW-1034-a-10-1-c 17 lees verder ►►► Vraag Antwoord Scores Binnen de tweede hoofdlijn toezicht en handhaving kan de nadruk ook liggen op repressie. Verschillende maatregelen kunnen als een vorm van repressie ervaren worden. Namelijk als de daadwerkelijke bestrijding en bestraffing van misdrijven door politie en justitie. Zoals: − “Men verwacht dat door de versterkte controle niet alleen overtredingen en delicten worden voorkomen of sneller worden aangepakt,” (regels 38-41) − “Binnen deze urgentiegebieden spant de overheid zich in om wettelijke belemmeringen weg te nemen door onorthodoxe maatregelen en door toezichthouders extra bevoegdheden te verschaffen.” (regels 46-51) − “Tot de onorthodoxe maatregelen kunnen de wijziging van de privacywetgeving, de identificatieplicht, het preventief fouilleren en technopreventie gerekend worden.” (regels 52-56) − “Onder voorwaarden mogen de cameraregistraties gebruikt worden voor de opsporing van verdachten.” (regels 58-61) voor een juiste uitleg met een juist citaat/voorbeeld 1 In de derde beleidslijn kwaliteit van de leefomgeving ligt de nadruk op preventie. Criminaliteit en overlast wil men voorkomen door de kwaliteit van de leefomgeving te verbeteren. Citaten/voorbeelden (één van de volgende): − Men wil de criminaliteit niet aanpakken via bestraffing maar vanuit een veiligheidsstreven. (regels 63-66) − “Deze beleidslijn richt zich ... op het tegengaan van overlast en verloedering, en het vergroten van veiligheidsgevoelens in de stad en de eigen wijk.” (regels 67-73) 31 32 voor een juiste uitleg met een juist citaat/voorbeeld 1 maximumscore 2 • Het OM kan meer zaken seponeren (op grond van het opportuniteitsbeginsel) • Het OM kan meer transacties aanbieden / schikkingen treffen om vervolging te voorkomen 1 1 maximumscore 3 • Het dilemma van de overheid in de rechtsstaat houdt in dat de overheid aan twee doelen van de rechtsstaat moet voldoen die met elkaar op gespannen voet staan. Er is sprake van een spanning tussen enerzijds het doel rechtshandhaving / zorgen voor veiligheid en anderzijds het doel rechtsbescherming van de burgers tegen machtsmisbruik van de overheid bij rechtshandhaving VW-1034-a-10-1-c 18 1 lees verder ►►► Vraag Antwoord Scores Voorbeeld van een juist antwoord op het tweede onderdeel van de vraag: • Meer cameratoezicht / preventief fouilleren zou misschien effectief kunnen zijn om de veiligheid te vergroten of om de criminaliteit terug te dringen (rechtshandhaving), maar het plaatsen en gebruiken van camera’s / preventief fouilleren tast de privacy van de burger of persoonlijke vrijheid aan (rechtsbescherming van de burgers). De burgers moeten in een rechtsstaat beschermd zijn tegen de macht/willekeur van de overheid. of (andere uitleg van rechtsbescherming van de burgers) Ook de overheid moet bij het bestrijden van criminaliteit zich houden aan wettelijke regels. Er moeten waarborgen zijn dat er geen oneigenlijk gebruik of misbruik wordt gemaakt van beelden van personen die door camera’s zijn opgenomen. / Er moeten waarborgen zijn voor bescherming van de persoonlijke levenssfeer 2 Opmerking In de uitleg moet expliciet staan wat rechtsbescherming van de burgers inhoudt, namelijk bescherming tegen de macht of willekeur van de overheid en dat er daardoor wettelijke waarborgen zijn tegen oneigenlijk gebruik of misbruik van maatregelen om criminaliteit te bestrijden. 33 maximumscore 4 • De rationele keuzetheorie / gelegenheidstheorie (houdt in dat het plegen van een delict het gevolg is van de afweging door de potentiële dader van mogelijke risico’s (kosten) en opbrengsten van dat delict (baten)). Verhoging van de pakkans maakt dat de risico’s hoger zullen worden geschat en dat daardoor de kans dat potentiële daders daadwerkelijk zullen overgaan tot crimineel gedrag, zal afnemen • De sociale controletheorie (houdt in dat crimineel gedrag wordt tegengegaan door de pijnlijke of vervelende gevolgen van formele of informele sociale controle). De politie zorgt voor formele sociale controle en zorgt voor vervelende gevolgen voor daders door ze uit de roulatie te halen. Hierdoor worden potentiële daders afgeschrikt 2 2 Opmerking Wanneer alleen de theorie zonder juiste uitleg wordt genoemd, mogen geen punten worden toegekend. 34 maximumscore 2 Bij relatieve theorieën, omdat in deze theorieën de straf wordt gerechtvaardigd door het effect dat de straf heeft op de dader (en niet door het door hem gepleegde delict). (Bij absolute theorieën wordt de straf gerechtvaardigd als vergelding voor het plegen van het delict. De straf is absoluut omdat deze losstaat van een eventueel effect op de dader.) VW-1034-a-10-1-c 19 lees verder ►►► 5 Inzenden scores Verwerk de scores van de alfabetisch eerste tien kandidaten per school in het programma WOLF. Zend de gegevens uiterlijk op 28 mei naar Cito. 6 Bronvermeldingen tekst 1 naar: Martine Zuidweg, Vox, jaargang 8, nr. 2 (6 september 2007) tekst 2 naar: Ieke van den Burg, www.europa-nu.nl (2 januari 2009) tekst 3 naar: www.volkskrant.nl/buitenland (28 juli 2009) tekst 4 naar: W.L. Tiemeijer, Wat 93,7 procent van de Nederlanders moet weten over opiniepeilingen. Utrecht, 2008, Aksant, blz. 92-96 tabel 1 http://nl.wikipedia.org/wiki/Tweede_Kamerverkiezingen_2006_-_peilingen (31 maart 2009) tabel 2 www.politiekebarometer.nl/ (28 september 2009) tekst 5 naar: Lonneke van Noije en Karin Wittenbrood, Sociale veiligheid ontsleuteld, veronderstelde en werkelijke effecten van veiligheidsbeleid, Rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau, juli 2008 figuur 1 naar: Lonneke van Noije en Karin Wittenbrood, Sociale veiligheid ontsleuteld, veronderstelde en werkelijke effecten van veiligheidsbeleid, Rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau, juli 2008, blz. 22 tekst 6 naar: Lonneke van Noije en Karin Wittenbrood, Sociale veiligheid ontsleuteld, veronderstelde en werkelijke effecten van veiligheidsbeleid, Rapport van het Sociaal en Cultureel Planbureau, juli 2008, blz. 44 VW-1034-a-10-1-c VW-1034-a-10-1-c* 20 lees verdereinde ►►►