Thema: Genetica H. Van Esch, A. Verdonck, C.E.L. Carels Erfelijkheid van niet-syndromale orofaciale schisis Niet-syndromale orofaciale schisis is een frequent voorkomende congenitale afwijking van heterogene oorsprong. Deze aandoening wordt meestal multifactorieel bepaald door een interactie tussen multipele genetische factoren en omgevingsfactoren. Tot op heden zijn slechts weinig van deze onderliggende factoren bekend. Zelfs bij genetisch identieke personen, zoals een monozygote tweeling, is het fenotype van orofaciale schisis meestal niet gelijk. Ter illustratie van niet-syndromale orofaciale schisis wordt de casus van een monozygote tweeling met onvolledige concordantie van hun orofaciale schisis gepresenteerd. Van Esch H, Verdonck A, Carels CEL. Erfelijkheid van niet-syndromale orofaciale schisis Ned Tijdschr Tandheelkd 2008; 115: 101-104 Inleiding De craniofaciale ontwikkeling is een van de meest complexe processen tijdens de embryonale ontwikkeling. Reeds in de vijfde week van de embryonale ontwikkeling ontstaan de verschillende processi die zowel mediaan als paramediaan zullen fuseren om de structuren van de neus, het filtrum, de bovenlip, de maxilla en de mandibula te vormen. Rond de twaalfde week ontstaat het palatum op dezelfde wijze, door fusie van verschillende structuren. Het voorste of primaire palatum wordt eerst gevormd uitgaande van dezelfde processi die de neus en het filtrum vormen. In een tweede tijd wordt het secundaire palatum gevormd door fusie van de palatumplaten. Wanneer om één of andere reden deze normale groeien fusieprocessen worden verstoord, kan dit leiden tot het ontstaan van orofaciale schisis. De meest voorkomende vormen van schisis zijn cheiloschisis en/of palatoschisis (cheilo- +/- palatoschisis). Zij vormen de meest frequent pre- en postnataal gediagnosticeerde congenitale craniofaciale afwijkingen. De incidentie van cheilo- +/-palatoschisis is ongeveer 1op de 700 geboorten en de incidentie van palatoschisis is ongeveer 1 op de 1.000 geboorten (Gorlin et al, 2001; Hashmi et al, 2005). Het palatum, de bovenlip en de bovenste processus alveolaris worden uit dezelfde structuren gevormd, hetgeen een verklaring is voor het samen optreden van een cheilo-, een gnatho- en een palatoschisis. Door het verschil in timing – het palatum sluit enkele weken later dan de lip en de processus alveolaris – is het echter belangrijk om een onderscheid te maken tussen enerzijds een geïsoleerde palatoschisis en anderzijds een cheiloschisis die al dan niet kan samen optreden met een gnathoschisis en/of een palatoschisis (cheilo+/- palatoschisis). Ongeveer 50% van de patiënten met een cheiloschisis heeft ook een palatoschisis (Stanier en Moore, 2004). Dit onderscheid houdt belangrijke implicaties in voor erfelijkheidsadvies, waarop in de volgende paragraaf dieper wordt ingegaan. Naast deze frequente voorkomende vormen van orofaciale schisis bestaan er ook meer zeldzame vormen, zoals een mediane cheiloschisis of een schisis op een andere plaats in Afb. 1. Extra- en intraorale opnamen van monozygote tweelingbroers (a en b) met een bilaterale cheilognathopalatoschisis bij de geboorte. a b Ned Tijdschr Tandheelkd 115 februari 2008 101 Thema: Genetica het gelaat. Vaak worden deze aandoeningen gezien in het kader van een meer uitgebreide congenitale afwijking of van een syndroom. bepaald. Dit betekent dat er een interactie van verschillende genetische en omgevingsfactoren aan de basis ligt. Hierdoor behoort de geïsoleerde schisis tot het rijtje van multifactorieel bepaalde aandoeningen zoals spina bifida, klompvoetjes en de groep van hartafwijkingen. Welke omgevingsfactoren mogelijk een rol spelen is tot op heden niet goed bekend, tenzij er duidelijk een contact kan worden aangetoond met een toxische stof, zoals bepaalde medicamenten die tijdens de zwangerschap dienen te worden vermeden. Eerdere rapporten beschreven een mogelijke ongunstige rol van slechte voedingsgewoonten, zoals een laag foliumzuurgehalte en vitaminegebrek bij de moeder (Loffredo et al, 2001), en andere omgevingsfactoren, zoals passief roken in de periconceptionele periode (Krapels et al, 2004; Little et al, 2004). In een ander onderzoek werd het risicoreducerende effect van intensieve suppletie van foliumzuur echter niet bevestigd (Shaw et al, 2006). In het multifactoriële model gaat het veelal om een interactie tussen omgevingsfactoren en wat omschreven kan worden als ‘genetisch belaste’ embryo’s. Over de genetische factoren die een rol spelen bij geïsoleerde schisis is echter nog weinig bekend. Aangenomen wordt dat, aangezien lip- en palatumsluiting een complex proces is, meer dan 100 verschillende genen hierin participeren. In de zoektocht naar de onderliggende genetische factoren wordt Erfelijkheid Erfelijkheidsonderzoek bij patiënten die zich presenteren met een orofaciale schisis heeft als doel de oorzaak van de schisis te achterhalen. Dit zal niet alleen leiden tot een eventuele genetische diagnose, maar zal het ook mogelijk maken de erfelijkheidsrisico’s van de familieleden te bepalen en de vooruitzichten voor de patiënt zelf in te schatten. Essentieel in dit diagnostisch proces is het maken van een onderscheid tussen geïsoleerde schisis en schisis in het kader van een ruimere aandoening, een zogenaamde syndromale schisis. In de volgende paragraaf wordt uitsluitend de erfelijkheid van niet-syndromale schisis besproken. Erfelijkheid van geïsoleerde schisis Men gebruikt de term ‘geïsoleerde schisis’ wanneer er na uitgebreid klinisch onderzoek geen andere geassocieerde afwijkingen worden gevonden dan schisis. Ongeveer 90-95% van de gevallen met een cheilo- +/- palatoschisis komt geïsoleerd voor (Schutte en Murray, 1999). In het geval van een palatoschisis is dit ongeveer 85%. De oorzaak van geïsoleerde schisis is complex en meestal multifactorieel Afb. 2 Extraorale opnamen van monozygote tweelingbroers (a en b) met een bilaterale cheilognathopalatoschisis op 4-jarige leeftijd. a b Afb. 3. Extraorale opnamen van monozygote tweelingbroers (a en b) met een bilaterale cheilognathopalatoschisis op 9-jarige leeftijd. a b 102 Ned Tijdschr Tandheelkd 115 februari 2008 Van Esch e.a.: Erfelijkheid van niet-syndromale orofaciale schisis voornamelijk gebruikgemaakt van associatieanalyse van een kandidaatgen en van volledige genoomscans. Associatieanalyses hebben tot op heden enkele kandidaatgenen voor orofaciale schisis geïdentificeerd. Zo werd aangetoond dat bepaalde varianten in het MSX1-gen (MIM 142983) die verantwoordelijk zijn voor een autosomaal dominante vorm van oligodontie, een rol spelen in niet-syndromale cheilo- +/-palatoschisis (Jezewski et al, 2003; Vieira et al, 2003). Recent werden ook varianten in het IRF6-gen (MIM 607199) en in het MYH9-gen (MIM 160775) geassocieerd met geïsoleerde cheilo- +/- palatoschisis (Zucchero et al, 2004; Martinelli et al, 2007). Deze resultaten zijn echter nog lang niet toepasbaar in erfelijkheidsklinieken, omdat verwacht wordt dat enkel een samenspel van verschillende varianten, in combinatie met mogelijke omgevingsfactoren, tot schisis kunnen leiden en omdat er nog teveel onbekende factoren zijn. Daarom is men aangewezen op empirische gegevens om het herhalingsrisico van een geïsoleerde schisis binnen erfelijkheidsklinieken te bepalen. Algemeen wordt aangenomen dat het herhalingsrisico voor multifactoriële aandoeningen zoals geïsoleerde cheilo- +/- palatoschisis gelijk is aan ongeveer 3-5%, maar afhankelijk is van de graad van verwantschap bij de ouders, het aantal aangedane personen in de familie en de ernst van het defect. Curtis et al (1961) schatten dat wanneer er 1 aangedaan kind in een gezin is, het herhalingsrisico voor cheiloschisis al dan niet in combinatie met palatoschisis 3-5% voor het volgende kind is. Wanneer 1 van beide ouders is aangedaan, is dit eveneens een risico van 3-5% bij de volgende generatie. Indien een aangetaste ouder echter al een kind met cheilopalatoschisis heeft, stijgt het herhalingsrisico tot 10%. Ook de ernst van de schisis speelt een rol. Het herhalingsrisico voor een unilaterale geïsoleerde cheiloschisis is kleiner (2,5%) dan voor een bilaterale cheilopalatoschisis (6%). Daarnaast bestaat er ook een invloed van het geslacht van de aangedane persoon. Zo zien we dat cheilo- +/- palatoschisis vaker voorkomt bij jongens dan bij meisjes. De geïsoleerde palatoschisis komt vaker voor bij meisjes. Bij multifactorieel bepaalde afwijkingen waarbij (meestal multipele) genetische factoren met elkaar en met omgevingsfactoren interageren, neemt het onderzoek van tweelingen – en in het bijzonder van monozygote tweelingen waarvan minimum 1 lid van de tweeling is aangetast – een bijzondere plaats in. In een onderzoek van Christensen en Fogh-Andersen (1996) werd in 40% van de gevallen een discordantie gerapporteerd voor cheilo- +/- palatoschisis bij monozygote tweelingen. Dit kan enerzijds te wijten zijn aan epigenetische factoren, die verschillen in vatbaarheid voor ziekte en verschillen in fenotype bij genetisch identieke individuen, zoals monozygote tweelingen, kunnen verklaren. Anderzijds dient men ook rekening te houden met het tijdstip van splitsing van de blastocyst. Genetische veranderingen, zoals mutaties die postzygotisch optreden, kunnen voor een groot deel deze discordantie tussen monozygote tweelingen verklaren, opnieuw rekening houdend met het multifactoriële model. Afb.4. Orthopantomogrammen en röntgenschedelprofielopnamen van monozygote tweelingbroers (a en b) met een bilaterale cheilognathopalatoschisis op 9-jarige leeftijd. a b Ned Tijdschr Tandheelkd 115 februari 2008 103 Thema: Genetica a b > Hashmi SS, Waller DK, Langlois P, Canfield M, Hecht JT. Prevalence of nonsyndromic oral clefts in Texas: 1995-1999. Am J Med Genet A 2005; 134: 368-372. > Jezewski PA, Vieira AR, Nishimura C, et al. Complete sequencing shows a role for MSX1 in non-syndromic cleft lip and palate. J Med Genet 2003; 40: 399-407. > Krapels IP, Rooij IA van, Ocke MC, West CE, Horst CM van der, Steegers-Theunissen RP. Maternal nutritional status and the risk for orofacial cleft offspring in humans. J Nutr 2004; 134: 3106-3113. > Little J, Cardy A, Arslan MT, Gilmour M, Mossey PA. Smoking and orofacial clefts: a United Kingdom-based case-control study. Cleft Palate Craniofac J 2004; 41: 381-386. > Loffredo LC, Souza JM, Freitas JA, Mossey PA. Oral clefts and vitamin supplementation. Cleft Palate Craniofac J 2001; 38: 76-83. > Martinelli M, Di Stazio M, Scapoli L, et al. Cleft lip with or without cleft palate: implication of the heavy chain of non-muscle myosin Afb. 5. Gebitsmodellen van monozygote tweelingbroers (a en b) met een bilaterale cheilognathopalatoschisis op de leeftijd van 6 jaar. > Schutte BC, Murray JC. The many faces and factors of orofacial clefts. Casus > Shaw GM, Carmichael SL, Laurent C, Rasmussen SA. Maternal nutrient IIA. J Med Genet 2007: 44: 387-392. Hum Mol Genet 1999; 8: 1853-1859. Bij een monozygote tweeling (afb. 1 t/m 5) was de aard van de schisis, bilaterale onvolledige cheilognathopalatoschisis, bij de geboorte nagenoeg gelijk en er waren ook geen grote verschillen in de omvang van de afwijking. Naarmate de craniofaciale ontwikkeling zich postnataal vervolgde, werden de dentofaciale verschillen duidelijk. Deze verschillen konden voornamelijk worden toegeschreven aan omgevingsfactoren, zoals de orthodontische en chirurgische behandelingen die uiteraard nooit identiek zijn en ook nooit op een identieke wijze kunnen worden uitgevoerd. intakes and risk of orofacial clefts. Epidemiology 2006; 17: 285-291. > Stanier P, Moore GE. Genetics of cleft lip and palate: syndromic genes contribute to the incidence of non-syndromic clefts. Hum Mol Genet 2004; 13 (Spec. issue 1): R73-81. > Vieira AR, Orioli IM, Castilla EE, Cooper ME, Marazita ML, Murray JC. MSX1 and TGFB3 contribute to clefting in South America. J Dent Res 2003: 82; 289-292. > Zucchero TM, Cooper ME, Maher BS, et al. Interferon regulatory factor 6 (IRF6) gene variants and the risk of isolated cleft lip or palate. N Engl J Med 2004; 351: 769-780. Conclusie Hoewel niet-syndromale orofaciale schisis een frequent voorkomende congenitale afwijking is, zijn tot op heden slechts weinig van de onderliggende factoren bekend en is de etiologie bij de individuele patiënt vaak niet te achterhalen. Niet-syndromale schisis is van heterogene oorsprong en wordt meestal multifactorieel bepaald door een interactie tussen multipele genetische en omgevingsfactoren. Ook bij aangedane monozygote tweelingen zijn – ondanks het feit dat ze genetisch identiek zijn – vaak onderlinge verschillen in het fenotype bij de geboorte gerapporteerd. Zelfs in geval van volledige concordantie van de aard en de omvang van de orofaciale schisis bij de geboorte, ontstaan er tijdens de verdere postnatale gebitsontwikkeling en craniofaciale groei min of meer uitgebreide verschillen tussen monozygote individuen door de chirurgische en orthodontische behandelingen. Literatuur > Christensen K, Fogh-Andersen P. Cleft-twin sets in Finland 1948-1987. Cleft Palate Craniofac J 1996 ; 33: 530. > Curtis EJ, Fraser FC, Warburton D. Congenital cleft lip and palate. Am J Dis Child 1961; 102: 853-857. > Gorlin RJ, Cohen MM Jr, Hennekam RCM. Syndromes of the head and neck. New York: Oxford University Press, 2001. 104 Summary Heridity of non-syndromal orofacial clefts Non-syndromal orofacial clefts are congenital anomalies with a high incidence of heterogeneous origin. The condition is usually multifactorially determined, caused by interaction between multiple genetic and environmental factors. So far, only a few causal factors have been identified. Even in genetically identical individuals like monozygotic twins, the orofacial cleft is usually not fully concordant. As an illustration of non-syndromal orofacial clefts, monozygotic twin brothers with orofacial clefts which are not fully concordant are presented. Bron H. Van Esch1, A. Verdonck2, C.E.L. Carels2 Uit 1het Centrum voor Menselijke Erfelijkheid van het Universitair Ziekenhuis Leuven in België en 2de afdeling Orthodontie, School voor Tandheelkunde, Mondziekten en Kaakchirurgie, van de Katholieke Universiteit Leuven in België Datum van acceptatie: 11 december 2007 Adres; prof. dr. H. Van Esch, UZ Leuven, Herestraat 49, B-3000 Leuven, België [email protected] Ned Tijdschr Tandheelkd 115 februari 2008