DIABETES BIJ DE KAT Diabetes is een ingewikkelde aandoening die veroorzaakt wordt door een relatief of een absoluut tekort aan insuline dat leidt tot hyperglycemie (een verhoging van glucose in het bloed) of tot glycosurie (glucose in de urine). Diabetes mellitus komt voornamelijk voor bij oudere katten, bij katers en bij dikke katten. Erfelijkheid zou ook een rol kunnen spelen, zoals waargenomen is bij de Heilige Birmaan in Australië. Waar dient insuline voor in normale omstandigheden? Insuline wordt geproduceerd door de pancreas of de alvleesklier, een klein orgaan die in de buik gelegen is en dicht bij de maag en de lever ligt. Insuline wordt vrijgesteld in de bloedbaan langswaar het naar alle weefsels van het lichaam gaat. De belangrijkste rol van insuline is er voor te zorgen dat de cellen glucose kunnen opnemen als voornaamste energiebron. Insuline stimuleert ook de opname van andere stoffen zoals aminozuren (bouwstenen voor de eiwitten), vetzuren (zijn nodig voor de aanmaak van de celmembranen), kalium en magnesium. In de lever vervult insuline ook een belangrijke rol zoals de produktie van glycogeen en vet. Insuline vermindert ook de hoeveelheid glucose die wordt gemaakt en vrijgesteld door de lever. Diabetes mellitus Bij diabetische katten is er een relatief of absoluut tekort aan insuline dat resulteert in een verminderde glucoseopname door de cellen dat dan hyperglcemie veroorzaakt. Wanneer de cellen volledig zonder glucose zitten gaan ze de vetten en de eiwitten gebruiken als energiebron. Hiervoor worden de vetten en eiwitten die opgeslagen zijn in het lichaam afgebroken. Dit leidt tot gewichtsverlies en de opstapeling van toxische afvalstoffen die dan kan leiden tot een diabetescrisis (keto-acidose). Een absoluut insulinetekort kan optreden als een gevolg van het falen van de pancreas om insuline te produceren. Bij de meeste diabeteskatten is er echter een combinatie van een tekort aan insulinevrijlating door de pancreas en de zogenaamde perifere insulineresistentie. Perifere insulineresistentie beschrijft een situatie waarbij de lichaamscellen falen om zo effectief mogelijk op insuline te reageren. Het kan veroorzaakt worden door een groot aantal factoren zoals zwangerschap, zwaarlijvigheid, bepaalde medicijnen (prednisolone), bepaalde hormonale aandoeningen zoals hyperadrenocorticisme en acromegalie. Klinische symptomen Bij diabetische katten is de hyperglycemie zo erg dat de glusoce via de urine wordt uitgescheiden (glucosurie). Glucose neemt water met zich mee zodat er meer urine wordt geproduceerd (polyurie). Om dit te compenseren en om deshydratatie te voorkomen ontwikkelt de kat een verhoogde dorst (polydipsie). Gewichtsverlies en toch een enorme eetlust (polygafie) zijn ook symptomen die frequent worden gezien en die vaak de reden zijn dat de mensen met hun kat tot bij de dierenarts gaan. Samengevat zijn dus de voornaamste symptomen: -gewichtsverlies -polyfagie -polyurie/polydipsie Deze symptomen zijn niet altijd aanwezig of kunnen soms onopgemerkt voorbijgaan. Andere symptomen die kunnen worden opgemerkt bij een diabetische kat zijn onder andere: -moeilijkheden met urineren of bloederige urine gecombineerd met een bacteriële infectie van de urinewegen (bacteriële cystitis). -een vergroting van de lever die bij een klinisch onderzoek duidelijk voelbaar is (hepatomegalie). -slechte vacht Bij een kleine groep van diabetische katten kunnen de zenuwen die de benen bezenuwen en dan voornamelijk deze van de achterbenen aangetast raken wat dan leidt tot een abnormale stand. De katten staan dan als het ware op hun hielen. In zeldzame gevallen kunnen de ogen aangetast worden door cataract of problemen met de retina. Dit kan invloed hebben op het zicht en soms zelfs leiden tot volledige blindheid bij de heel erg aangetaste katten. De meeste katten met diabetes doen het vrij goed maar er is altijd het risico op keto-acidose dat kan optreden bij elke kat waarbij de diabetes niet goed onder controle is. In zo’n geval wordt de kat extreem depressief en vertoont ze symptomen als overgeven, diarree, totaal geen eetlust meer, uitdroging en coma. Als één van deze symptomen bij een kat met diabetes worden gezien dan moet ze snel mogelijk de dierenarts worden gecontacteerd. Diagnose Diabetes mellitus wordt vermoed bij katten die dergelijke symptomen vertonen. Men moet wel opletten want er zijn nog een aantal aandoeningen die dergelijke symptomen kunnen vertonen zoals nierfalen, kanker, hyperthyroïdisme. Bloed- en urinetesten zijn nodig om de diagnose te bevestigen. Hoewel er hyperglycemie en glucosurie gevonden zijn bij de kat moet men wel nog opletten want bij katten bestaat er ook een stress-geassocieerde hyperglycemie die aanleiding kan geven tot glucosurie en zo de diagnose bemoeilijken. Om deze reden is een éénmalig urine- of bloedonderzoek niet voldoende om de diagnose voor 100% te bevestigen. Het beste is dan eigenlijk om urine te verzamelen op een moment en plaats waar de kat niet gestresseerd is en dat is dan thuis. Een andere mogelijkheid is de bepaling van het fructosamine-gehalte in het bloed. Deze bepaling is een nauwkeurigere bepaling van het suikerniveau op lange termijn en kan helpen om een onderscheid te maken tussen een diabetes mellitus en een stress-geassocieerde hyperglycemie. Een verhoging van het fructosamine-gehalte wil zeggen dat er duidelijke hyperglycemie aanwezig is geweest de voorbije twee tot drie weken. Deze bepaling kan dus ook nuttig zijn om op lange termijn te zien hoe stabiel de kat blijft. Behandelingsmogelijkheden -Aanpakken van de predisposerende factoren: in eerste instantie moeten de factoren worden aangepakt die de diabetes hebben uitgelokt of hebben bemoeilijkt zoals het aanpakken van zwaarlijvigheid of het stoppen met bepaalde medicijnen. Als er geen predisposerende factoren kunnen worden gevonden of als de diabetes niet verdwijnt ondanks het aanpakken van deze problemen dan moet er gestart worden met een specifieke behandeling. -Dieetmaatregelen: katten met ondergewicht hebben een energierijk dieet nodig totdat hun gewicht normaliseert. Zwaarlijvige katten worden best op een vermageringsdieet gezet omdat zwaarlijvigheid interfereert met de werking van insuline. Dit moet wel gebeuren onder de strikte begeleiding van de dierenarts. Bij sommige katten is een dieet voldoende om de diabetes op te lossen. Bij niet-zware katten is een aangepast dieet alleen niet voldoende om de diabetes onder controle te brengen. Het is wel aangeraden om het dieet heel strikt toe te passen en de hoeveelheden en de tijdsduur van eten zo constant mogelijk te houden. -Orale medicatie voor diabetes Orale hypoglycemische produkten kunnen effect hebben bij mild aangetaste katten en bij zwaarlijvige katten waar er een insulineresistentie aanwezig is. -Insulinetherapie Bij de meeste katten is een behandeling met insuline de meest effectieve behandeling. Insuline wordt gegeven onder de huid en de meeste katten stabiliseren met een één- of tweemalige injectie per dag. Men moet dagelijks wisselen van plaats waar men de kat spuit om reactie op de injectieplaats te vermijden waardoor er een verminderde opname zou zijn van insuline. Het beste is om speciale insuline-spuitjes te gebruiken die een heel fijne naald hebben zodat de kat de injectie amper voelt. Het is belangrijk dat de insuline steeds op hetzelfde tijdstip wordt gegeven. Insuline moet koel in de koelkast bewaard worden en men moet voor elke poes een ander flesje gebruiken. Voor dat men het produkt gaat gebruiken best heel even zeer lichtjes schudden zodat een homogene oplossing bereikt wordt. Er zijn verschillende soorten insuline en een kat reageert beter op het ene produkt dan op het andere. Er is een groot verschil wat betreft de hoeveelheid insuline en het aantal injecties die per dag moeten worden gegeven. Omdat dit zo verschillende is duurt het soms ook een aantal weken om de behandeling op punt te stellen. Dikwijls wordt de kat opgenomen om het begin van de behandeling te starten. -Monitoring Een stricte routine is nodig om de behandeling op punt te stellen. Daarom is het vaak aangewezen om de kat op te nemen om de behandeling te starten. Tijdens de opname worden er verschillende parameters geëvalueerd. -gedrag: de meeste diabetes katten zijn over het algemeen vrij helder en ze doen het goed. In het geval van keto-acidose worden de dierendepressief, gaan ze overgeven, hebben ze diarree of kunnen ze uitdrogen. Bij heel erg aangetaste katten kan heel snel de dood intreden. -eetlust: de meeste katten met diabetes hebben een enorme eetlust. Dit blijft gewoonlijk bestaan ook al stabiliseert de diabetes zich. -wateropname: deze parameter is zeer nuttig om te volgen aangezien katten met diabetes heel veel dorst hebben. Wanneer we dus een daling zien in de dagelijkse wateropname kan dat gezien worden als een stabilisatie van de diabetes. Een normale kat drinkt 10-20ml/kg per 24u als ze nat voer krijgt. -urine-analyse: het meten van glucose in de urine alleen is niet voldoende omdat ook bij katten waar de diabetes onder controle is toch een hoog glusosegehalte in de ochtendurine aanwezig kan zijn. -meten van bloedglucose: dit is het beste om katten met diabetes op te volgen. Men moet wel echter opletten met katten waar stress-geassocieerde hyperglycemie een probleem is. De voornaamste redenen om bloedglucose te bepalen zijn: -om te bepalen wanneer de werking van insuline zijn top bereikt -om te bepalen hoelang de werking van insuline duurt:op basis hiervan kunnen we dan kijken of er een ander type insuline nodig is of dat er meer injecties nodig zijn. -om te kijken hoe laag het bloedglucosegehalte wordt nadat insuline is gegeven. In de ideale omstandigheden daalt glucose tot 5-9mmol/l en blijft ze gedurende de komende 24 uur lager als 14 mmol/l. Men moet echter wel opletten dat het glucoesegehalte niet te laag gaat zakken want dan kan er erge ziekte of zelfs de dood optreden. Het bloed nemen moet zeer nauwkeurig gebeuren en volgens een bepaald schema. Het best is om bloed te nemen voordat insuline wordt toegediend en dan elke twee uur tot men ziet dat het glucosegehalte terugkeert naar zijn beginniveau. Op die manier weet men exact de piek van de werking van insuline en de duur van de werking. Het verhogen van de toegediende insuline moet zeer traag gebeuren omdat hypoglycemie kan optreden met eventueel fatale gevolgen. -het gewicht: dit moet ook zeer goed opgevolgd worden omdat een ongecontroleerde diabetespatiënt zeer sterk kan vermageren. Als éénmaal de diabetes onder controle is kan de kat naar huis gaan. Aanpak van de kat als de kat thuis is De eigenaar moet zeer goed weten dat het heel belangrijk is om een vast schema te volgen wat betreft het toedienen van insuline en ook het tijdstip. De dosis insuline mag nooit veranderd worden zonder de dierenarts te contacteren. Zelf kan de eigenaar een aan factoren zelf controleren zoals de hoeveelheid van eten en drinken, het gedrag. Hij kan ook glucose en ketonen bepalen in de urine die gedurende de nacht kan worden opgevangen. Een lichte variatie van het glucose-gehalte is niet zo erg maar wanneer er grote verschillen worden waargenomen of wanneer er ketonen in de urine aanwezig zijn dan moet er een dierenarts worden gecontacteerd. Spoedgevallen Het is heel belangrijk om te weten wanneer men dringend een dierenarts moet contacteren. -hypoglycemie: het meest levensbedreigende dat kan gebeuren thuis is hypoglycemie. Dit is het geval wanneer het glucosegehalte in het bloed lager is dan 3mmol/l. Hypoglycemie kan optreden wanneer er een overdosis insuline wordt gegeven maar ook als er problemen zij met het schema. De symptomen die optreden zijn zwakte, ze zijn gedesoriënteerd, hebben een ‘dronken’ gang, ze vertonen vreemd gedrag zoals likken van de lippen, doelloos rondlopen, zoeken naar eten. Er kunnen ook erge neurologische problemen optreden zoals collaps, convulsies, bewustzijnsverlies. Een snelle herkenning en een onmiddellijke behandeling zijn hier zeer nodig om erger te voorkomen. Als de symptomen mild zijn dan moet de kat eten worden aangeboden en moet de kat gestimuleerd worden om te eten. Als dit niet lukt of als er ergere symptomen aanwezig zijn moet er glucose oraal worden gegeven. Zeer erg hypoglycemische katten moeten soms zelfs een glucoseinfuus krijgen. -ketoacidose: ketoacidose treedt op wanneer de diabetes niet goed onder controle is. Het kan dodelijk zijn als niet snel wordt opgetreden vandaar dat bij het minste vermoeden onmiddellijk moet gereageerd worden. De typische symptomen zijn: geen zin meer hebben om te eten, zwakte, overgeven of diarree, uitdroging of collaps. De adem kan een fruitige geur hebben. Eigenaars van diabetes-katten zouden sticks in huis moeten hebben om de aanwezigheid van glucose of ketonen in de urine te testen. Dit kan dan routinematig worden toegepast bv één keer in de week of bij een vermoeden van ketoacidose. Ketoacidose kan ook worden bevestigd door de aanwezigheid van ketonen aan te tonen in het speeksel, tranen of bloed met daarvoor geschikte strips. Als de aanwezigheid van ketonen is bevestigd moet men onmiddellijk een dierenarts contacteren, ook als de kat zo voor de rest geen symptomen vertoont. Deze katten vereisen een onmiddellijke intensieve behandeling waarbij er intraveneus of intramusculair insuline wordt gegeven om een snel effect te bekomen. Bovenop de insuline is er een vloeistoftherapie nodig, alsook antibiotica. Dergelijke katten worden best opgenomen. -andere factoren: bij elke grote verandering in gedrag of symptomen wordt best de dierenarts gecontacteerd. Routine-controle In het begin moet een diabeteskat elke twee weken op controle komen om te kijken hoe goed de diabetes onder controle is en om te kijken naar het gewicht. Het is namelijk normaal dat er in de eerste periode een aantal problemen kunnen opduiken. Deze zijn meestal verbonden met de opslag en het toedienen van insuline. De meest voor de hand liggende problemen die kunnen optreden zijn: -de routine is niet in orde bv elke dag wordt insuline op een ander tijdstip toegediend. -een wisselende hoeveelheid of type voedsel dat wordt gegeven. -een onjuiste manier om insuline te bewaren. -een onjuiste manier van insuline toe te dienen. Als al deze problemen zijn geëlimineerd dan kan het nodig zijn om verder onderzoek uit te voeren. Soms wordt de kat weer opgenomen om een glucose-dagcurve te maken. Mogelijke oorzaken van een slechte stabilisatie kunnen zijn: -de aanwezigheid van een andere ziekte bv pancreatitis, nierfalen. -infecties, meestal de urinewegen, huid of mond. -ketoacidose -een onaangepaste insulinehoeveelheid. Als één keer alles onder controle is dan volstaat het om één keer in de drie maanden op controle te komen. Prognose De prognose is sterk afhankelijk van de leeftijd van de kat, van het gemak om de diabetes te stabiliseren en de eventuele aanwezigheid van een andere ziekte. De meeste katten met diabetes hebben een uitstekende kwaliteit van leven.