1. Het herbarium Deze opdracht is al gestart in groep 7. Een herbarium is een verzameling van gedroogde planten. Je moet een aantal planten en bloemen die veel in onze omgeving voorkomen leren kennen. Je moet minimaal 15 bloemen en planten drogen. Plak alleen planten op die helemaal droog zijn. Gebruik voor dit opplakken A4-papier. Gebruik altijd per plant één bladzijde. Plak de planten op met smalle strookjes doorzichtig plakband. Plak de planten maar aan één kant van het papier. Zorg ervoor dat alles er netjes uitziet en alles mooi vlak ligt. Bovenaan de bladzijde komt de naam en eventueel de familienaam van de plant of bloem. Vermeld in de volgende gegevens bij de plant: o de naam ( ook de Latijnse naam als je die weet) o de vindplaats o de datum (dag/maand/jaar) o een korte omschrijving van de vindplaats o bloeitijd (als je dat weet) Zorg dat alles netjes geschreven of getypt is. Doe de losse vellen in plastic hoesjes/mapjes en bundel het. Nummer de bladzijden. Je maakt natuurlijk een voorpagina en een inhoudsopgave. Lever het in voor de herfstvakantie! 2. Boekbespreking Bespreek in je eigen woorden een leuk (en goedgekeurd) boek. Kies een boek voor je eigen leeftijd. Het is de bedoeling dat de kinderen door jouw boekbespreking zo enthousiast worden, dat ze dat boek ook gaan lezen. De boekbespreking mag je niet aflezen van een blaadje, je moet vertellen. Je mag wel een blaadje hebben waar korte punten (sleutelwoorden) op staan. Zo zorg je ervoor dat je niets vergeet! Wat vertel je tijdens je boekbespreking: de titel van het boek wie de auteur is en wat je allemaal over hem/haar weet ( informatie over auteurs kun je vinden in de bibliotheek en op internet) wie de illustrator (tekenaar) is wie de uitgever is of het boek in het Nederlands is geschreven of vertaald welke boeken deze auteur nog meer heeft geschreven. Heb je ze bij je, laat ze dan even zien. waarom je het boek hebt gekozen om te gaan lezen en om over te vertellen wie de hoofdpersonen zijn (dit kunnen mensen maar ook dieren zijn), vertel hoe ze zijn: aardig, gemeen, raar, geniepig, enzovoort waar het verhaal zich afspeelt (in Zoetermeer, in een ver land, op school, op de camping enzovoort) wanneer het verhaal zich afspeelt ( nu, vroeger, heel lang geleden, ’s nachts, in de zomer enzovoort) de inhoud van het boek: gebruik hiervoor ongeveer drie minuten en let er op dat je niet verklapt hoe het verhaal afloopt een fragment uit je boek (niet meer dan één bladzijde). Kies een stukje uit je boek. Vertel heel kort wat er aan dat fragment in het boek voorafgaat en lees dan het fragment voor. Natuurlijk kies je een mooi, spannend, leuk stuk uit je boek. Let bij het voorlezen op: verstaanbaarheid, tempo, op toon lezen, punten en komma’s, mimiek ( dit is het uitbeelden van wat je voorleest, vooral met je gezicht), stemmetjes. wat je zelf van het verhaal/boek vindt Heel veel succes en plezier!!!