ecologische werkgroep meanderland

advertisement
GEBIED: De Rammelaars te Kwaadmechelen
PERCELEN: 693 en A736A
Datum: 25 augustus 2012
Aanwezig: Odrada Keldermans, Martin Geboers, Jean Demeyer, Dries Mols, Staf van Reet, Lutgard
De Backer, Karel Van Broekhoven, Geert Webers, Peter Van Mol, Ooms Koen, Paul Wouters en
Marianne Horemans.
Verslag en foto's: Paul en Marianne tenzij anders vermeld
Ook op donderdag werden in de namiddag insecten gemonitord.
WEER:
excursie
Temp. min
15°C
Bewolkt en een regenbui tijdens de
Temp. max
23°C
Maan op
Maan onder
16:21
--:-Info: Weer in de kempen
Windsnelheid
27 km/h
Windrichting
ZW
Zon op
06:45
Zon onder
20:42
LIGGING VIA GOOGLE MAPS
Sinds 1988 is natuurreservaat De Rammelaars erkend, het is gelegen in het laaggelegen en natste
gedeelte van de Limburgse gemeente Ham van het gehucht Gerhoeven en in het uiterste noorden van
de deelgemeente Kwaadmechelen op de grens met Meerhout en Balen. Het natuurreservaat bevindt
zich tussen het Albertkanaal en het kanaal Dessel-Kwaadmechelen, op de grens van de provincies
ECOLOGISCHE WERKGROEP MEANDERLAND
Limburg en Antwerpen. De naam Rammelaars verwijst naar het grote aantal hazen en konijnen dat in
het gebied voorkomt. Aan de Oostkant wordt het gebied begrensd door het kanaal DesselKwaadmechelen dat werd gegraven tussen 1854 en 1858. Dit kanaal heeft een totale lengte van 15,7
km. De Luikse Beek vormt in de Rammelaars zowel de grens van de gemeente als van de provincie.
In het natuurreservaat is er ook nog de Gerhoevenloop die samenkomt met de Luikse Beek. In
vroegere jaren waren de percelen in gebruik als kleinschalig landbouwgebied met vele houtkanten op
de perceelsgrenzen. In de tweede helft van de 19de eeuw werden met de ontginning van ijzererts in de
Rammelaars, gouden zaken gedaan. Om het ijzererts te kunnen vervoeren werd er destijds zelfs een
kleine spoorlijn aangelegd vanaf de toenmalige Gerhoevenbrug. Rond 1900 raakte de
ijzerertsexploitatie in verval en kon men de concurrentie met de grote exploitanten niet langer aan.
Bovendien was het Gerhoevense ijzererts van een minderwaardige kwaliteit omwille van een te laag
ijzergehalte.
Ferrariskaart 1777 (bron: www.ngi.be)
MONITORINGTYPE: natte hooilanden en moerassen van voedselarme en/of basenrijke gronden.
ABIOTIEK: op beide percelen is ijzerhoudend kwelwater aanwezig. In het gebied de Rammelaars
worden sinds 2006 via peilbuizen de grondwaterstanden opgemeten. Zo kon er bij de opmaak van het
jaarverslag van deze peilgegevens door een studiebureau worden vastgesteld dat er in één van de
peilbuizen een abnormaal lage grondwaterstand werd gemeten tijdens de lente van 2010. Dit bleek het
gevolg te zijn van tijdelijke grondwaterbemalingen die nodig waren voor de aanleg van een Fluxyspijpleiding. Technisch is het echter perfect mogelijk om bij de aanleg van een leiding een
retourbemaling uit te voeren zodat de schade aan het grondwater in het gebied enigszins wordt beperkt.
Ook kan er gekozen worden om deze werken op een ander tijdstip in het jaar te laten plaatsvinden.
(bron: Jens Verwaerde Beheer flits Natuurpunt)
WATERBEOORDELING pH-meting
Op perceel 7736A zijn twee poelen waar voor de derde keer rond dezelfde periode door de
Ecologische Werkgroep een pH meting werd gedaan. De pH waarde is nagenoeg hetzelfde gebleven,
hetzij lichtjes zuurder geworden. Ondanks dat de poelen slechts op enkele 10-tallen meters uit elkaar
ECOLOGISCHE WERKGROEP MEANDERLAND
liggen en bij hoge waterstand zelfs via een sloot in verbinding staan, is de waterkleur van de eerste
poel veel rossiger dan bij de tweede poel. Aan de tweede poel vlogen de meeste libellen en
waterjuffers en waren er opvallend meer sieralgen aanwezig dan aan de rossig gekleurde eerste poel.
BEHEER EN DOELSTELLINGEN:
Het beheer in De Rammelaars is in belangrijke
mate gericht op het in stand houden of
herstellen
van
het
kleinschalig
cultuurlandschap
met
zijn
lineaire
landschapselementen en zijn specifieke planten
en dieren. Oorspronkelijk werden de
hooilandjes in de Rammelaars enkel gemaaid,
maar momenteel is er op de gemonitorde
percelen jaarrond begrazing met nog 1 paard.
Deze begrazing heeft als doel een meer
landschappelijke structuur van ruigten,
struweel of bos te behouden of te ontwikkelen.
In normale omstandigheden worden de percelen éénmaal per jaar gemaaid en het maaisel afgevoerd.
ABUNDANTIE VOLGENS TANSLEY SCHOOL:
 d = dominant, soort is overheersend.
 c of cod = codominant, soort is overheersend samen met andere soorten.
 a = abundant, soort is talrijk, veel aanwezig maar nooit (co-)dominant.
 f = frequent, soort is frequent, vrij talrijk.
 o = occasional, soort is verspreid aanwezig.
 r = rare, soort is zeldzaam
 s = sporadic, soort is zeer zeldzaam, slechts enkele exemplaren aanwezig
 l = local, soort komt alleen plaatselijk voor in het onderzoeksgebied.
De code l wordt gebruikt in combinatie met andere codes. la betekent bijvoorbeeld local abundant en
lf local frequent
ECOLOGISCHE WERKGROEP MEANDERLAND
AANGETROFFEN SOORTEN:
Hogere planten
Egelboterbloem (Ranunculus flammula)
De wetenschappelijke soortnaam flammula betekent vlammetje, zo kan de benaming Egelboterbloem
meerdere betekenissen hebben die de plant alle eer aandoen. De smaak zou brandend zijn (vlammetje)
of scherp prikkelen (egel), wat men best zelf niet uitprobeert want de plant is giftig! De vruchtvorming
van Egelboterbloem lijkt door zijn stekelige vorm ook wel wat op een egel. De rozetbladeren van
jonge planten kunnen afgerond driehoekig en gekarteld zijn, wanneer de plant begint te bloeien sterven
deze bladeren af en komen er ovale tot langwerpige bladeren in de plaats. Uit de opstijgende holle
stengels ontstaan op de onderste knopen vaak worteltjes waar nieuwe rozetjes worden gevormd. Deze
plant probeert zijn ondiepe bloeiwijze horizontaal te richten, zo kunnen regendruppels mee voor de
bestuiving zorgen. In de Kempen komt Egelboterbloem vrij algemeen voor op zandige leem- en
veengrond van drassige weilandjes en oevers van sloten. In de winter mag voor Egelboterbloem de
groeiplaats zelfs enkele centimeters onder water staan, in de zomer hebben ze het liever iets droger,
zolang de bodem maar niet volledig uitdroogt.
foto: Egelboterbloem
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
Achillea ptarmica
Agrostis canina
Agrostis capillaris
Agrostis gigantea
Agrostis stolonifera
Alnus glutinosa
NEDERLANDSE NAAM
Wilde bertram
Moerasstruisgras
Gewoon struisgras
Hoog struisgras
Fioringras
Zwarte Els
ECOLOGISCHE WERKGROEP MEANDERLAND
ABUNDANTIE
r
lo
f
lf
lf
f
OPMERKING
rand
Angelica archangelica
Anthoxanthum odoratum
Arctium minus
Betula pubescens
Bidens frondosa
Calamagrostis canescens
Cardamine pratensis
Carex nigra
Carex ovalis
Carex rostrata
Cerastium fontanum
Cirsium palustre
Comarum palustre
Dryopteris carthusiana
Epilobium tetragonum
Galeopsis tetrahit
Galium aparine
Galium palustre
Glechoma hederacea
Glyceria fluitans
Glyceria maxima
Gnaphalium uliginosum
Holcus lanatus
Holcus mollis
Hydrocotyle vulgaris
Hypericum perforatum
Iris pseudacorus
Juncus acutiflorus
Juncus bufonius
Juncus bulbosus
Juncus effusus
Juncus filiformis
Lemma minuta
Lemna minor
Lolium perenne
Lonicera periclymenum
Lotus pedunculatus
Lycopus europaeus
Lysimachia vulgaris
Lythrum salicaria
Molinia caerulea
Myosotis scorpioides
Persicaria amphibia
Persicaria hydropiper
Persicaria maculosa
Peucedanum palustre
Picea abies
Plantago major
Poa annua
Potamogeton acutifolius
Gewone engelwortel
Gewoon reukgras
Gewone klit
Zachte berk
Zwart tandzaad
Hennegras
Pinksterbloem
Zwarte zegge
Hazenzegge
Snavelzegge
Gewone hoornbloem
Kale jonker
Wateraardbei
Smalle stekelvaren
Kantige basterdwederik
Gewone hennepnetel
Kleefkruid
Moeraswalstro
Hondsdraf
Mannagras
Liesgras
Moerasdroogbloem
Gestreepte Witbol
Gladde witbol
Waternavel
Sint-Janskruid
Gele lis
Veldrus
Greppelrus
Knolrus
Pitrus
Draadrus
Dwergkroos
Klein kroos
Engels raaigras
Wilde Kamperfoelie
Moerasrolklaver
Wolfspoot
Grote wederik
Grote kattenstaart
Pijpenstrootje
Moerasvergeet-mij-nietje
Veenwortel
Waterpeper
Perzikkruid
Melkeppe
Fijnspar
Grote weegbree
Straatgras
Spits fonteinkruid
ECOLOGISCHE WERKGROEP MEANDERLAND
r
lo
r
lo
lo
lo
r
r
r
lo
r
lo
f
lf
lo
lo
lo
lo
lf
lo
lf
lo
la
lo
lf
r
lo
lf
lo
lf
lf
r
lf
lf
r
r
o
o
lf
lo
o
r
lf
la
lo
o
s
lo
r
lf
+opslag
Poel 1
aanplant
Poel 2
Potamogeton obtusifolius
Potamogeton pusillus
Prunella vulgaris
Prunus serotina
Quercus robur
Ranunculus flammula
Ranunculus repens
Rhamnus frangula
Robinia pseudoacacia
Rubus fruticosus
Rumex acetosa
Rumex conglomeratus
Rumex obtusifolius
Salix cinerea/multinervis
Sambucus nigra
Scirpus sylvaticus
Scutellaria galericulata
Solanum dulcamara
Sonchus asper
Sorbus aucuparia
Stellaria alsine
Stellaria graminea
Stellaria media
Taraxacum officinale
Trifolium repens
Typha latifolia
Urtica dioica
Stomp fonteinkruid
Tenger fonteinkruid
Gewone brunel
Amerikaanse vogelkers
Zomereik
Egelboterbloem
Kruipende boterbloem
Sporkenhout
Robinia
Braam
Veldzuring
Kluwenzuring
Ridderzuring
Grauwe/basterd wilg
Gewone vlier
Bosbies
Blauw glidkruid
Bitterzoet
Gekroesde melkdistel
Wilde lijsterbes
Moerasmuur
Grasmuur
Vogelmuur
Paardenbloem
Witte klaver
Grote lisdodde
Grote brandnetel
o
lo
r
o
lo
lf
lo
lo
r
la
lf
s
lo
lo
r
lf
r
o
r
lo
lo
lo
r
lo
lf
lo
la
poel 1
Poel 2
rand
rand + opslag
rand
rand
rand
rand
Sieralgen en wieren
Het slootje op perceel 693 stond tijdens de excursie droog. Van de poelen op perceel 7736A werden
staaltjes water onderzocht naar sieralgen. De aanwezig soorten sieralgen duiden op mesotroof water
met een neutrale tot licht zure pH.
Abundantie voor sieralgen volgens Coesel en Meesters:
Code 1 = slechts incidenteel waargenomen
Code 2 = niet waargenomen in elk beeldveld maar wel in elk preparaat, met meer dan 1 exemplaar
Code 3 = bij 100 x vergroting in elk beeldveld aanwezig
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
Closterium delpontei
Closterium dianae var dianae
Closterium incurvum
Closterium kuetzingii
Closterium leibleinii var leibleinii
Closterium moniliferum
Closterium regulare
Closterium submoniliferum
Closterium submoniliferum var submoniliferum
Closterium venus
Cosmarium boitierense
Cosmarium obtusatum
Cosmarium regnellii
ECOLOGISCHE WERKGROEP MEANDERLAND
ABUNDANTIE
Code 1
Code 2
Code 3
Code 1
Code 2
Code 2
Code 2
Code 2
Code 3
Code 3
Code 2
Code 2
Code 1
OPMERKING
Pleurotaenium trabecula
Staurastrum crenulatum
Code 1
Code 2
foto: Closterium dianae var dianae
foto: Closterium regulare
foto: Closterium moniliferum
foto: Pleurotaenium trabecula
Mossen en lichenen
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
Brachythecium rutabulum
Mnium hornum
Orthotrichum affine
Rhytidiadelphus squarrosus
Sphagnum palustre
NEDERLANDSE NAAM
Gewoon dikkopmos
Gewoon sterrenmos
Gewone haarmuts
Gewoon haakmos
Gewoon veenmos
ABUNDANTIE
lo
lo
lf
f
s
OPMERKING
Gewoon veenmos is één van onze meest algemeen voorkomende veenmossen dat vrijwel overal kan
voorkomen waar er geschikte groeiplaatsen zijn. In laagveengebieden kan dit veenmos op een groot
aantal standplaatsen worden gevonden. Gewoon veenmos vormt forse planten met bolle kapvormige
bladeren en takken met spitse hoofdjes, wat de soort vrij goed herkenbaar maakt. Verwisseling met
enkele zeldzamere soorten veenmos zoals Broekbosveenmos (Sphagnum centrale) en Kamveenmos
(Sphagnum affine) alsook Wrattig veenmos (Sphagnum papillosum) zijn echter mogelijk. Gewoon
veenmos is een soort van graslanden, struwelen en bossen op natte voedselarme zure tot zwak zure
bodem. Het komt ook voor in verlandingsvegetaties in voedselarm, zuur water. De driehoekige
trapeziumvormige groene cellen met gladde aanliggende hyaline cellen die bij een takbladdoorsnede
zichtbaar zijn (zie foto 4 boven rechts), vormen het beste kenmerk om dit soort veenmos met zekerheid
op naam te brengen.
ECOLOGISCHE WERKGROEP MEANDERLAND
Foto's : Gewoon veenmos (Sphagnum palustre)
Paddenstoelen en aanverwanten
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
Ramularia rubella
Scleroderma citrinum
NEDERLANDSE NAAM
Ramularia rubella
Gele aardappelbovist
AANTAL
10
6
OPMERKING
op Ridderzuring
Amfibieën en Reptielen
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
Bufo bufo
Rana temporaria
NEDERLANDSE NAAM
Gewone pad
Bruine kikker
AANTAL
4
6
OPMERKING
Bijen, wespen, bladwespen, mieren en hommels
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
NEDERLANDSE NAAM
Bombus pascuorum
Akkerhommel
Nematinae indet.
Bladwesp spec.
Vespa crabro
Hoornaar
AANTAL
4
1
1
OPMERKING
AANTAL
5
1
10
OPMERKING
AANTAL
2
OPMERKING
Gallen
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
NEDERLANDSE NAAM
Andricus foecundatrix
Ananasgalwesp
Andricus legitimus
Zaadgalwesp
Dasineura urticae
Brandnetelbladgalmug
Insecten
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
NEDERLANDSE NAAM
Panorpa communis
Gewone schorpioenvlieg
ECOLOGISCHE WERKGROEP MEANDERLAND
Kevers
De lieveheersbeestjes (familie Coccinellidae) behoren tot de insectenorde van de kevers (Coleoptera)
en hebben vaak felle kleuren en glanzende dekschilden. Ze hebben net als alle kevers een volledige
gedaanteverwisseling, ei-larve-pop-imago. De meeste lieveheersbeestjes leven van bladluizen,
schildluizen, bladvlooien of larven van bladhaantjes. Net zoals het Citroenlieveheersbeestje eet ook het
Meeldauwlieveheersbeestje geen bladluizen maar een plantenschimmel, de zogenaamde meeldauw
(vandaar zijn naam). Ook de larven eten deze schimmel. De larven van het Meeldauwlieveheersbeestje
zijn geel gekleurd met zwarte stippen.
Foto: Meeldauwlieveheersbeestje (Halyzia sedecimguttata)
Het halsschild van het Meeldauwlieveheersbeestje heeft
aan de voorzijde een breed doorschijnende rand waardoor
de ogen zichtbaar zijn. Op de fel oranje dekschilden met
een brede doorschijnende rand staan 8 witte vlekken op elk
schild. Het is vooral te vinden op schaduwrijke loofbomen.
Het Meeldauwlieveheersbeestje wordt tussen de 5,5 en 7
mm groot en komt algemeen in Vlaanderen voor in allerlei
biotopen. Het overwintert in diapauze (lethargische
toestand) in strooisel of bladeren van verschillende
loofbomen. Ze zijn dan bestand tegen zeer lage
temperaturen. Soms overwintert dit lieveheersbeestje in het
popstadium of met velen bijeen in de oksels van Essen- en
Elzentakken.
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
Carabus granulatus
Coccinella septempunctata
Halyzia sedecimguttata
Harmonia axyridis
Hippodamia tredecimpunctata
Silpha spec.
Libellen en juffers
NEDERLANDSE NAAM
Gekorrelde schalebijter
Zevenstippelig lvh
Meeldauwlieveheersbeestje
Veelkleurig aziatisch lvh
Dertienstippelig lvh
Silpha onbekend
AANTAL
1
2
1
1
1
1
OPMERKING
RL zeldzaam
Foto: Tangpantserjuffer (Lestes dryas)
De zeldzame Tangpantserjuffer lijkt sterk op de Gewone
pantserjuffer qua lichaamskleur, doch is wat forser van
formaat en wordt circa 4 cm groot. Bij het mannetje van de
Tangpantserjuffer zijn de achterlijfsaanhangels gekromd en
naar elkaar toegebogen en is het achterlijfsegment S2
slechts voor tweederde berijpt en voor de rest rechthoekig.
De Tangpantserjuffer komt voor bij allerlei stilstaande
voedselarme wateren, die in de loop van de zomer meestal
opdrogen of met zonnige ondiepe oevers met snel
opwarmende microhabitats. Verder houdt deze juffer van
dichtbegroeide plaatsen en met riet begroeide ruigten.
De Tangpantserjuffer vliegt vanaf einde mei tot eind september.
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
Aeshna mixta
Coenagrion puella
Enallagma cyathigerum
Enallagma cyathigerum
Ischnura elegans
NEDERLANDSE NAAM
Paardenbijter
Azuurjuffer
Watersnuffel
Watersnuffel
Lantaarntje
ECOLOGISCHE WERKGROEP MEANDERLAND
AANTAL
2
3
4
2
4
OPMERKING
Lestes dryas
Lestes sponsa
Lestes viridis
Sympetrum sanguineum
Tangpantserjuffer
Gewone pantserjuffer
Houtpantserjuffer
Bloedrode heidelibel
2
1
3
4
RL zeldzaam
Slakken en wormen
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
NEDERLANDSE NAAM
Arion spec.
Gewone/Spaanse wegslak
Cepaea nemoralis
Gewone tuinslak
Succinea spec.
Barnsteenslak specimen
AANTAL
4
2
10
OPMERKING
Spinnen en geleedpotigen
Spinnen zijn als bio-indicatoren zeer geschikt om de effecten van verstoringen op het milieu in te
schatten. Alle spinnen behoren tot de predatoren. De meeste soorten spinnen bouwen webben waarmee
ze vliegende of kruipende insecten en andere geleedpotigen als prooi vangen. Een groot aantal spinnen
maakt echter geen vangwebben maar gaat actief op jacht naar een prooi. Deze soorten gebruiken hun
spinrag om bijvoorbeeld een schuilplaats te maken waarin ze de nacht of dag doorbrengen of om hun
eicocons in te weven. Belangrijk hierbij is dat er voldoende structuur in de vegetatie aanwezig is.
Omdat natuurbeheer van invloed is op de vegetatie kan dit een effect hebben op het voorkomen en de
dichtheid van spinnensoorten in een gebied. Een rijke spinnenfauna betekent dan ook dat een gunstig
leefgebied voor allerlei insecten en dieren aanwezig is. De meeste spinnen van bij ons kennen een
levenscyclus van ongeveer 1 jaar. Alle spinnen hebben 6 tot 8 ogen die ontwikkeld zijn als puntogen of
ocellen. Spinnen vormen tevens een belangrijke schakel in de voedselketen, omdat ze op hun beurt
belangrijke prooidieren zijn voor amfibieën en reptielen, kleine zoogdieren en vogels.
Foto: Sinaasappelspin vrouw (Araneus alsine)
De Sinaasappelspin behoort tot één van de mooiste van
onze inheemse wielwebspinnen (Araneidae). Het vrouwtje
kan tussen de 11 en 15 mm en het mannetje tussen de 6 en
8 mm groot worden. De acht ogen staan vooraan in twee
rijen die dicht achter elkaar gelegen zijn. Het kopborststuk
van deze spin is roodbruin gekleurd en het achterlijf fel
oranje met witgele stippen. Volwassen individuen van
deze spin zijn te vinden van juni tot half september. De
Sinaasappelspin schuilt overdag in een puntig opgerold
blad, dat met de opening naar beneden wordt ingesponnen
in het kleine wielweb (ongeveer 20 spaken) op een hoogte
van ca 30 cm (zie onderste foto). Hierdoor is deze
feloranje spin nauwelijks zichtbaar tussen de vegetatie en
wordt ze niet vaak gevonden. Vanuit haar goed
gecamoufleerde schuilplaats is de Sinaasappelspin via een
signaaldraad verbonden met haar wielweb, dat dicht bij de
bodem wordt geweven. De paartijd van deze soort valt in
juni en juli en rond die tijd kan men mannetjes en
vrouwtjes beiden in dezelfde schuilplaats aantreffen. Het
vrouwtje legt haar eitjes in juli of augustus waarna de
jonge spinnen kort erna al uitkomen en overwinteren als
halfvolwassen spinnen. In het daaropvolgende voorjaar
worden ze dan volwassen. Als biotoop verkiest de
Sinaasappelspin vochtige graslanden en weiden aan
schaduwrijke bosranden. Op de Vlaamse rode lijst staat
deze soort als zeldzaam.
ECOLOGISCHE WERKGROEP MEANDERLAND
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
Agelena labyrinthica
Araneus alsine
Araneus diadematus
Araneus marmoreus
Araneus quadratus
Argiope bruennichi
Cheiracanthium spec.
Clubiona spec.
Larinioides cornutus
Leiobunum rotundum
Linyphia triangularis
Metellina spec.
Microlinyphia pusilla
Padiscura pallens
Pardosa spec.
Pirata piraticus
Pisaura mirabilis
Tetragnatha spec.
Xysticus specimen
Sprinkhanen en oorwormen
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
Chorthippus parallelus
Conocephalus dorsalis
Tettigonia viridissima
NEDERLANDSE NAAM
Gewone doolhofspin
Sinaasappelspin
Kruisspin
Marmerspin
Viervlekwielwebspin
Tijgerspin
Cheiracanthium spec.
Zakspin spec.
Rietkruisspin
Leiobunum rotundum
Herfsthangmatspin
Metellina spec.
Kleine heidehangmatspin
Kleine boskogelspin
Wolfspin spec.
Poelpiraat
Kraamwebspin
Strekspin spec.
Krabspin spec.
NEDERLANDSE NAAM
Krasser
Gewoon spitskopje
Grote groene sabelsprinkhaan
AANTAL
3
3
15
10
4
10
1
1
3
1
25
3
3
4
25
1
1
3
1
AANTAL
10
10
1
OPMERKING
RL zeldzaam
OPMERKING
Vliegen, zweefvliegen en muggen
Roofvliegen (Asilidae) behoren tot de groep van vliegen die vrijwel overal in België en Nederland
aanwezig zijn. Ze hebben op hun gezicht een baard die praktisch altijd op een knobbel staat ingeplant.
Tevens hebben ze een stevige steeksnuit die de koplengte nooit overtreft. Hiermee steken zij hun prooi
en spuiten bepaalde verlammende en verterende enzymen naar binnen, zodat de roofvlieg de vloeibaar
geworden inhoud van zijn slachtoffer kan opzuigen via zijn steeksnuit. Boven op de kop tussen de
tamelijk grote facetogen is er een uitdieping waarin drie kleine puntogen (ocelli) op een kleine bult
staan. Volwassen roofvliegen jagen op hun prooi in de vlucht of vangen deze van bladeren. Ook bij de
Roofvliegen zijn er voorjaars- en najaarssoorten.
Foto: Machimus atricapillus
Deze kleine onopvallende bruine tot bruingrijze
roofvlieg (10-15 mm) is weinig kieskeurig en komt
op allerlei plaatsen in diverse habitats voor. Ze jagen
vanuit allerlei zitplaatsen zoals boomstronken,
grassen en kruiden, bladeren van struiken, banken,
fietsen, mensen enz. De voorschenen zijn vuilrood
met een zwarte top die aan de voorkant verder
omhoogkomt dan aan de zij- en achterkant. De dijen
zijn zwart met achteraan een rode streep. Deze
algemeen voorkomende soort vliegt van eind mei tot
begin november. De hoofdvliegperiode van
Machimus atricapillus valt in de nazomer rond eind
augustus.
ECOLOGISCHE WERKGROEP MEANDERLAND
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
Dolichopodidae indet.
Eristalis tenax
Haematopota spec.
Helophilus pendulus
Helophilus trivittatus
Lucilia spec.
Machimus atricapillus
Melanostoma mellinum
Melanostoma spec.
Myathropa florea
Sarcophaga spec.
Scathophaga spec.
Sphaerophoria scripta
Tachina fera/magnicornis
Xyphosia miliaria
NEDERLANDSE NAAM
Slankpootvlieg spec.
Blinde bij
Regendaas onbekend
Gewone pendelvlieg
Citroenpendelvlieg
Groene vleesvlieg spec.
Machimus atricapillus
Gewone driehoekzweefvlieg
Driehoekzweefvlieg spec.
Doodskopzweefvlieg
Dambordvlieg spec.
Strontvlieg of Drekvlieg
Grote langlijf
Tachina fera/magnicornis
Akkerdistelboorvlieg
AANTAL
1
10
1
2
8
4
1
2
3
3
1
10
1
1
3
OPMERKING
Vlinders
Zuringuil rups
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
Acronicta rumicis
Aglais io
Agriphila selasella
Autopgrapha gamma
Cabera pusaria
Macdunnoughia confusa
Pararge aegeria
Pieris napi
Rivula sericealis
Timandra comae
Lieveling
Dagpauwoog rups
NEDERLANDSE NAAM
Zuringuil
Dagpauwoog
Smalle witlijngrasmot
Gamma uil
Witte grijsbandspanner
Getekende Gamma uil
Bont zandoogje
Klein geaderd witje
Stro uiltje
Lieveling
1
50
1
10
1
1
1
1
2
1
NEDERLANDSE NAAM
Staartmees
Buizerd
Houtduif
Zwarte kraai
Grote bonte specht
Roodborst
Vink
Gaai
AANTAL
4
3
1
2
1
1
1
1
OPMERKING
rups
rupsen
RL zeldzaam
Vogels
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
Aegithalos caudatus
Buteo buteo
Columba palumbus
Corvus corone
Dendrocopos major
Erithacus rubecula
Fringilla coelebs
Garrulus glandarius
ECOLOGISCHE WERKGROEP MEANDERLAND
OPMERKING
Hirundo rustica
Parus major
Troglodytes troglodytes
Boerenzwaluw
Koolmees
Winterkonig
5
1
1
Wantsen
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
Cicadella viridis
Coreus marginatus
Eurygaster spec.
Himacerus mirmicoides
Palomena prasina
NEDERLANDSE NAAM
Groene rietcicade
Zuringwants
Eurygaster spec.
Himacerus mirmicoides
Groene stinkwants
AANTAL
50
2
2
1
2
OPMERKING
NEDERLANDSE NAAM
Ree
Konijn
AANTAL
sporen
sporen
OPMERKING
Zoogdieren
WETENSCHAPPELIJKE NAAM
Capreolus capreolus
Oryctolagus cuniculus
Foto's: ecologische werkgroep in actie
foto: perceel 693 op 21 augustus 2010
ECOLOGISCHE WERKGROEP MEANDERLAND
foto: perceel 693 op 25 augustus 2012
foto: perceel 7736 vooraan 21.08.2010
foto: perceel 7736 vooraan 23.08.2012
foto: perceel 7736 achteraan 21.08.2010
foto: perceel 7736 achteraan 23.08.2012
Akkerdistelboorvlieg
Dertienstippelig lvh.
Paardenbijter
Geraadpleegde bronnen:
Nederlandse oecologische flora KNNV, Heukels flora Wolters-Noordhoff, Slakken in beeld KNNV,
Insectengids Tirion, Veldgids Sprinkhanen en Krekels KNNV, Insecten ANWB, Insecten Deltas,
Insecten TIRION NATUUR, Vlinders Rupsen en Waardplanten Tirion, De nieuwe veldgids
Dagvlinders KNNV, Veldgids Mossen KNNV, Velddeterminatietabel voor de lieveheersbeesjes van
België en Nederland JNM, Beknopte Mosflora van Nederland en België KNN, Veldgids Amfibieën en
reptielen KNNV, De Roofvliegen van Nederland, Op spinnensafari van Koen van Keer, Spinnen van
Europa TIRION NATUUR, Gallenboek KNNV, Das Leben im Wassertrophen Kosmos. Fotogids
Mossen KNNV, De Nederlandse veenmossen, Libellen van Europa TIRION NATUUR, Veldgids
Libellen KNNV, www.arabel.be, www.wikipedia.be, www.vlindernet.nl .
ECOLOGISCHE WERKGROEP MEANDERLAND
Download