GEBIED: De Rammelaars te Kwaadmechelen PERCELEN: 693 en A736A Datum: 25 augustus 2012 Aanwezig: Odrada Keldermans, Martin Geboers, Jean Demeyer, Dries Mols, Staf van Reet, Lutgard De Backer, Karel Van Broekhoven, Geert Webers, Peter Van Mol, Ooms Koen, Paul Wouters en Marianne Horemans. Verslag en foto's: Paul en Marianne tenzij anders vermeld Ook op donderdag werden in de namiddag insecten gemonitord. WEER: excursie Temp. min 15°C Bewolkt en een regenbui tijdens de Temp. max 23°C Maan op Maan onder 16:21 --:-Info: Weer in de kempen Windsnelheid 27 km/h Windrichting ZW Zon op 06:45 Zon onder 20:42 LIGGING VIA GOOGLE MAPS Sinds 1988 is natuurreservaat De Rammelaars erkend, het is gelegen in het laaggelegen en natste gedeelte van de Limburgse gemeente Ham van het gehucht Gerhoeven en in het uiterste noorden van de deelgemeente Kwaadmechelen op de grens met Meerhout en Balen. Het natuurreservaat bevindt zich tussen het Albertkanaal en het kanaal Dessel-Kwaadmechelen, op de grens van de provincies ECOLOGISCHE WERKGROEP MEANDERLAND Limburg en Antwerpen. De naam Rammelaars verwijst naar het grote aantal hazen en konijnen dat in het gebied voorkomt. Aan de Oostkant wordt het gebied begrensd door het kanaal DesselKwaadmechelen dat werd gegraven tussen 1854 en 1858. Dit kanaal heeft een totale lengte van 15,7 km. De Luikse Beek vormt in de Rammelaars zowel de grens van de gemeente als van de provincie. In het natuurreservaat is er ook nog de Gerhoevenloop die samenkomt met de Luikse Beek. In vroegere jaren waren de percelen in gebruik als kleinschalig landbouwgebied met vele houtkanten op de perceelsgrenzen. In de tweede helft van de 19de eeuw werden met de ontginning van ijzererts in de Rammelaars, gouden zaken gedaan. Om het ijzererts te kunnen vervoeren werd er destijds zelfs een kleine spoorlijn aangelegd vanaf de toenmalige Gerhoevenbrug. Rond 1900 raakte de ijzerertsexploitatie in verval en kon men de concurrentie met de grote exploitanten niet langer aan. Bovendien was het Gerhoevense ijzererts van een minderwaardige kwaliteit omwille van een te laag ijzergehalte. Ferrariskaart 1777 (bron: www.ngi.be) MONITORINGTYPE: natte hooilanden en moerassen van voedselarme en/of basenrijke gronden. ABIOTIEK: op beide percelen is ijzerhoudend kwelwater aanwezig. In het gebied de Rammelaars worden sinds 2006 via peilbuizen de grondwaterstanden opgemeten. Zo kon er bij de opmaak van het jaarverslag van deze peilgegevens door een studiebureau worden vastgesteld dat er in één van de peilbuizen een abnormaal lage grondwaterstand werd gemeten tijdens de lente van 2010. Dit bleek het gevolg te zijn van tijdelijke grondwaterbemalingen die nodig waren voor de aanleg van een Fluxyspijpleiding. Technisch is het echter perfect mogelijk om bij de aanleg van een leiding een retourbemaling uit te voeren zodat de schade aan het grondwater in het gebied enigszins wordt beperkt. Ook kan er gekozen worden om deze werken op een ander tijdstip in het jaar te laten plaatsvinden. (bron: Jens Verwaerde Beheer flits Natuurpunt) WATERBEOORDELING pH-meting Op perceel 7736A zijn twee poelen waar voor de derde keer rond dezelfde periode door de Ecologische Werkgroep een pH meting werd gedaan. De pH waarde is nagenoeg hetzelfde gebleven, hetzij lichtjes zuurder geworden. Ondanks dat de poelen slechts op enkele 10-tallen meters uit elkaar ECOLOGISCHE WERKGROEP MEANDERLAND liggen en bij hoge waterstand zelfs via een sloot in verbinding staan, is de waterkleur van de eerste poel veel rossiger dan bij de tweede poel. Aan de tweede poel vlogen de meeste libellen en waterjuffers en waren er opvallend meer sieralgen aanwezig dan aan de rossig gekleurde eerste poel. BEHEER EN DOELSTELLINGEN: Het beheer in De Rammelaars is in belangrijke mate gericht op het in stand houden of herstellen van het kleinschalig cultuurlandschap met zijn lineaire landschapselementen en zijn specifieke planten en dieren. Oorspronkelijk werden de hooilandjes in de Rammelaars enkel gemaaid, maar momenteel is er op de gemonitorde percelen jaarrond begrazing met nog 1 paard. Deze begrazing heeft als doel een meer landschappelijke structuur van ruigten, struweel of bos te behouden of te ontwikkelen. In normale omstandigheden worden de percelen éénmaal per jaar gemaaid en het maaisel afgevoerd. ABUNDANTIE VOLGENS TANSLEY SCHOOL: d = dominant, soort is overheersend. c of cod = codominant, soort is overheersend samen met andere soorten. a = abundant, soort is talrijk, veel aanwezig maar nooit (co-)dominant. f = frequent, soort is frequent, vrij talrijk. o = occasional, soort is verspreid aanwezig. r = rare, soort is zeldzaam s = sporadic, soort is zeer zeldzaam, slechts enkele exemplaren aanwezig l = local, soort komt alleen plaatselijk voor in het onderzoeksgebied. De code l wordt gebruikt in combinatie met andere codes. la betekent bijvoorbeeld local abundant en lf local frequent ECOLOGISCHE WERKGROEP MEANDERLAND AANGETROFFEN SOORTEN: Hogere planten Egelboterbloem (Ranunculus flammula) De wetenschappelijke soortnaam flammula betekent vlammetje, zo kan de benaming Egelboterbloem meerdere betekenissen hebben die de plant alle eer aandoen. De smaak zou brandend zijn (vlammetje) of scherp prikkelen (egel), wat men best zelf niet uitprobeert want de plant is giftig! De vruchtvorming van Egelboterbloem lijkt door zijn stekelige vorm ook wel wat op een egel. De rozetbladeren van jonge planten kunnen afgerond driehoekig en gekarteld zijn, wanneer de plant begint te bloeien sterven deze bladeren af en komen er ovale tot langwerpige bladeren in de plaats. Uit de opstijgende holle stengels ontstaan op de onderste knopen vaak worteltjes waar nieuwe rozetjes worden gevormd. Deze plant probeert zijn ondiepe bloeiwijze horizontaal te richten, zo kunnen regendruppels mee voor de bestuiving zorgen. In de Kempen komt Egelboterbloem vrij algemeen voor op zandige leem- en veengrond van drassige weilandjes en oevers van sloten. In de winter mag voor Egelboterbloem de groeiplaats zelfs enkele centimeters onder water staan, in de zomer hebben ze het liever iets droger, zolang de bodem maar niet volledig uitdroogt. foto: Egelboterbloem WETENSCHAPPELIJKE NAAM Achillea ptarmica Agrostis canina Agrostis capillaris Agrostis gigantea Agrostis stolonifera Alnus glutinosa NEDERLANDSE NAAM Wilde bertram Moerasstruisgras Gewoon struisgras Hoog struisgras Fioringras Zwarte Els ECOLOGISCHE WERKGROEP MEANDERLAND ABUNDANTIE r lo f lf lf f OPMERKING rand Angelica archangelica Anthoxanthum odoratum Arctium minus Betula pubescens Bidens frondosa Calamagrostis canescens Cardamine pratensis Carex nigra Carex ovalis Carex rostrata Cerastium fontanum Cirsium palustre Comarum palustre Dryopteris carthusiana Epilobium tetragonum Galeopsis tetrahit Galium aparine Galium palustre Glechoma hederacea Glyceria fluitans Glyceria maxima Gnaphalium uliginosum Holcus lanatus Holcus mollis Hydrocotyle vulgaris Hypericum perforatum Iris pseudacorus Juncus acutiflorus Juncus bufonius Juncus bulbosus Juncus effusus Juncus filiformis Lemma minuta Lemna minor Lolium perenne Lonicera periclymenum Lotus pedunculatus Lycopus europaeus Lysimachia vulgaris Lythrum salicaria Molinia caerulea Myosotis scorpioides Persicaria amphibia Persicaria hydropiper Persicaria maculosa Peucedanum palustre Picea abies Plantago major Poa annua Potamogeton acutifolius Gewone engelwortel Gewoon reukgras Gewone klit Zachte berk Zwart tandzaad Hennegras Pinksterbloem Zwarte zegge Hazenzegge Snavelzegge Gewone hoornbloem Kale jonker Wateraardbei Smalle stekelvaren Kantige basterdwederik Gewone hennepnetel Kleefkruid Moeraswalstro Hondsdraf Mannagras Liesgras Moerasdroogbloem Gestreepte Witbol Gladde witbol Waternavel Sint-Janskruid Gele lis Veldrus Greppelrus Knolrus Pitrus Draadrus Dwergkroos Klein kroos Engels raaigras Wilde Kamperfoelie Moerasrolklaver Wolfspoot Grote wederik Grote kattenstaart Pijpenstrootje Moerasvergeet-mij-nietje Veenwortel Waterpeper Perzikkruid Melkeppe Fijnspar Grote weegbree Straatgras Spits fonteinkruid ECOLOGISCHE WERKGROEP MEANDERLAND r lo r lo lo lo r r r lo r lo f lf lo lo lo lo lf lo lf lo la lo lf r lo lf lo lf lf r lf lf r r o o lf lo o r lf la lo o s lo r lf +opslag Poel 1 aanplant Poel 2 Potamogeton obtusifolius Potamogeton pusillus Prunella vulgaris Prunus serotina Quercus robur Ranunculus flammula Ranunculus repens Rhamnus frangula Robinia pseudoacacia Rubus fruticosus Rumex acetosa Rumex conglomeratus Rumex obtusifolius Salix cinerea/multinervis Sambucus nigra Scirpus sylvaticus Scutellaria galericulata Solanum dulcamara Sonchus asper Sorbus aucuparia Stellaria alsine Stellaria graminea Stellaria media Taraxacum officinale Trifolium repens Typha latifolia Urtica dioica Stomp fonteinkruid Tenger fonteinkruid Gewone brunel Amerikaanse vogelkers Zomereik Egelboterbloem Kruipende boterbloem Sporkenhout Robinia Braam Veldzuring Kluwenzuring Ridderzuring Grauwe/basterd wilg Gewone vlier Bosbies Blauw glidkruid Bitterzoet Gekroesde melkdistel Wilde lijsterbes Moerasmuur Grasmuur Vogelmuur Paardenbloem Witte klaver Grote lisdodde Grote brandnetel o lo r o lo lf lo lo r la lf s lo lo r lf r o r lo lo lo r lo lf lo la poel 1 Poel 2 rand rand + opslag rand rand rand rand Sieralgen en wieren Het slootje op perceel 693 stond tijdens de excursie droog. Van de poelen op perceel 7736A werden staaltjes water onderzocht naar sieralgen. De aanwezig soorten sieralgen duiden op mesotroof water met een neutrale tot licht zure pH. Abundantie voor sieralgen volgens Coesel en Meesters: Code 1 = slechts incidenteel waargenomen Code 2 = niet waargenomen in elk beeldveld maar wel in elk preparaat, met meer dan 1 exemplaar Code 3 = bij 100 x vergroting in elk beeldveld aanwezig WETENSCHAPPELIJKE NAAM Closterium delpontei Closterium dianae var dianae Closterium incurvum Closterium kuetzingii Closterium leibleinii var leibleinii Closterium moniliferum Closterium regulare Closterium submoniliferum Closterium submoniliferum var submoniliferum Closterium venus Cosmarium boitierense Cosmarium obtusatum Cosmarium regnellii ECOLOGISCHE WERKGROEP MEANDERLAND ABUNDANTIE Code 1 Code 2 Code 3 Code 1 Code 2 Code 2 Code 2 Code 2 Code 3 Code 3 Code 2 Code 2 Code 1 OPMERKING Pleurotaenium trabecula Staurastrum crenulatum Code 1 Code 2 foto: Closterium dianae var dianae foto: Closterium regulare foto: Closterium moniliferum foto: Pleurotaenium trabecula Mossen en lichenen WETENSCHAPPELIJKE NAAM Brachythecium rutabulum Mnium hornum Orthotrichum affine Rhytidiadelphus squarrosus Sphagnum palustre NEDERLANDSE NAAM Gewoon dikkopmos Gewoon sterrenmos Gewone haarmuts Gewoon haakmos Gewoon veenmos ABUNDANTIE lo lo lf f s OPMERKING Gewoon veenmos is één van onze meest algemeen voorkomende veenmossen dat vrijwel overal kan voorkomen waar er geschikte groeiplaatsen zijn. In laagveengebieden kan dit veenmos op een groot aantal standplaatsen worden gevonden. Gewoon veenmos vormt forse planten met bolle kapvormige bladeren en takken met spitse hoofdjes, wat de soort vrij goed herkenbaar maakt. Verwisseling met enkele zeldzamere soorten veenmos zoals Broekbosveenmos (Sphagnum centrale) en Kamveenmos (Sphagnum affine) alsook Wrattig veenmos (Sphagnum papillosum) zijn echter mogelijk. Gewoon veenmos is een soort van graslanden, struwelen en bossen op natte voedselarme zure tot zwak zure bodem. Het komt ook voor in verlandingsvegetaties in voedselarm, zuur water. De driehoekige trapeziumvormige groene cellen met gladde aanliggende hyaline cellen die bij een takbladdoorsnede zichtbaar zijn (zie foto 4 boven rechts), vormen het beste kenmerk om dit soort veenmos met zekerheid op naam te brengen. ECOLOGISCHE WERKGROEP MEANDERLAND Foto's : Gewoon veenmos (Sphagnum palustre) Paddenstoelen en aanverwanten WETENSCHAPPELIJKE NAAM Ramularia rubella Scleroderma citrinum NEDERLANDSE NAAM Ramularia rubella Gele aardappelbovist AANTAL 10 6 OPMERKING op Ridderzuring Amfibieën en Reptielen WETENSCHAPPELIJKE NAAM Bufo bufo Rana temporaria NEDERLANDSE NAAM Gewone pad Bruine kikker AANTAL 4 6 OPMERKING Bijen, wespen, bladwespen, mieren en hommels WETENSCHAPPELIJKE NAAM NEDERLANDSE NAAM Bombus pascuorum Akkerhommel Nematinae indet. Bladwesp spec. Vespa crabro Hoornaar AANTAL 4 1 1 OPMERKING AANTAL 5 1 10 OPMERKING AANTAL 2 OPMERKING Gallen WETENSCHAPPELIJKE NAAM NEDERLANDSE NAAM Andricus foecundatrix Ananasgalwesp Andricus legitimus Zaadgalwesp Dasineura urticae Brandnetelbladgalmug Insecten WETENSCHAPPELIJKE NAAM NEDERLANDSE NAAM Panorpa communis Gewone schorpioenvlieg ECOLOGISCHE WERKGROEP MEANDERLAND Kevers De lieveheersbeestjes (familie Coccinellidae) behoren tot de insectenorde van de kevers (Coleoptera) en hebben vaak felle kleuren en glanzende dekschilden. Ze hebben net als alle kevers een volledige gedaanteverwisseling, ei-larve-pop-imago. De meeste lieveheersbeestjes leven van bladluizen, schildluizen, bladvlooien of larven van bladhaantjes. Net zoals het Citroenlieveheersbeestje eet ook het Meeldauwlieveheersbeestje geen bladluizen maar een plantenschimmel, de zogenaamde meeldauw (vandaar zijn naam). Ook de larven eten deze schimmel. De larven van het Meeldauwlieveheersbeestje zijn geel gekleurd met zwarte stippen. Foto: Meeldauwlieveheersbeestje (Halyzia sedecimguttata) Het halsschild van het Meeldauwlieveheersbeestje heeft aan de voorzijde een breed doorschijnende rand waardoor de ogen zichtbaar zijn. Op de fel oranje dekschilden met een brede doorschijnende rand staan 8 witte vlekken op elk schild. Het is vooral te vinden op schaduwrijke loofbomen. Het Meeldauwlieveheersbeestje wordt tussen de 5,5 en 7 mm groot en komt algemeen in Vlaanderen voor in allerlei biotopen. Het overwintert in diapauze (lethargische toestand) in strooisel of bladeren van verschillende loofbomen. Ze zijn dan bestand tegen zeer lage temperaturen. Soms overwintert dit lieveheersbeestje in het popstadium of met velen bijeen in de oksels van Essen- en Elzentakken. WETENSCHAPPELIJKE NAAM Carabus granulatus Coccinella septempunctata Halyzia sedecimguttata Harmonia axyridis Hippodamia tredecimpunctata Silpha spec. Libellen en juffers NEDERLANDSE NAAM Gekorrelde schalebijter Zevenstippelig lvh Meeldauwlieveheersbeestje Veelkleurig aziatisch lvh Dertienstippelig lvh Silpha onbekend AANTAL 1 2 1 1 1 1 OPMERKING RL zeldzaam Foto: Tangpantserjuffer (Lestes dryas) De zeldzame Tangpantserjuffer lijkt sterk op de Gewone pantserjuffer qua lichaamskleur, doch is wat forser van formaat en wordt circa 4 cm groot. Bij het mannetje van de Tangpantserjuffer zijn de achterlijfsaanhangels gekromd en naar elkaar toegebogen en is het achterlijfsegment S2 slechts voor tweederde berijpt en voor de rest rechthoekig. De Tangpantserjuffer komt voor bij allerlei stilstaande voedselarme wateren, die in de loop van de zomer meestal opdrogen of met zonnige ondiepe oevers met snel opwarmende microhabitats. Verder houdt deze juffer van dichtbegroeide plaatsen en met riet begroeide ruigten. De Tangpantserjuffer vliegt vanaf einde mei tot eind september. WETENSCHAPPELIJKE NAAM Aeshna mixta Coenagrion puella Enallagma cyathigerum Enallagma cyathigerum Ischnura elegans NEDERLANDSE NAAM Paardenbijter Azuurjuffer Watersnuffel Watersnuffel Lantaarntje ECOLOGISCHE WERKGROEP MEANDERLAND AANTAL 2 3 4 2 4 OPMERKING Lestes dryas Lestes sponsa Lestes viridis Sympetrum sanguineum Tangpantserjuffer Gewone pantserjuffer Houtpantserjuffer Bloedrode heidelibel 2 1 3 4 RL zeldzaam Slakken en wormen WETENSCHAPPELIJKE NAAM NEDERLANDSE NAAM Arion spec. Gewone/Spaanse wegslak Cepaea nemoralis Gewone tuinslak Succinea spec. Barnsteenslak specimen AANTAL 4 2 10 OPMERKING Spinnen en geleedpotigen Spinnen zijn als bio-indicatoren zeer geschikt om de effecten van verstoringen op het milieu in te schatten. Alle spinnen behoren tot de predatoren. De meeste soorten spinnen bouwen webben waarmee ze vliegende of kruipende insecten en andere geleedpotigen als prooi vangen. Een groot aantal spinnen maakt echter geen vangwebben maar gaat actief op jacht naar een prooi. Deze soorten gebruiken hun spinrag om bijvoorbeeld een schuilplaats te maken waarin ze de nacht of dag doorbrengen of om hun eicocons in te weven. Belangrijk hierbij is dat er voldoende structuur in de vegetatie aanwezig is. Omdat natuurbeheer van invloed is op de vegetatie kan dit een effect hebben op het voorkomen en de dichtheid van spinnensoorten in een gebied. Een rijke spinnenfauna betekent dan ook dat een gunstig leefgebied voor allerlei insecten en dieren aanwezig is. De meeste spinnen van bij ons kennen een levenscyclus van ongeveer 1 jaar. Alle spinnen hebben 6 tot 8 ogen die ontwikkeld zijn als puntogen of ocellen. Spinnen vormen tevens een belangrijke schakel in de voedselketen, omdat ze op hun beurt belangrijke prooidieren zijn voor amfibieën en reptielen, kleine zoogdieren en vogels. Foto: Sinaasappelspin vrouw (Araneus alsine) De Sinaasappelspin behoort tot één van de mooiste van onze inheemse wielwebspinnen (Araneidae). Het vrouwtje kan tussen de 11 en 15 mm en het mannetje tussen de 6 en 8 mm groot worden. De acht ogen staan vooraan in twee rijen die dicht achter elkaar gelegen zijn. Het kopborststuk van deze spin is roodbruin gekleurd en het achterlijf fel oranje met witgele stippen. Volwassen individuen van deze spin zijn te vinden van juni tot half september. De Sinaasappelspin schuilt overdag in een puntig opgerold blad, dat met de opening naar beneden wordt ingesponnen in het kleine wielweb (ongeveer 20 spaken) op een hoogte van ca 30 cm (zie onderste foto). Hierdoor is deze feloranje spin nauwelijks zichtbaar tussen de vegetatie en wordt ze niet vaak gevonden. Vanuit haar goed gecamoufleerde schuilplaats is de Sinaasappelspin via een signaaldraad verbonden met haar wielweb, dat dicht bij de bodem wordt geweven. De paartijd van deze soort valt in juni en juli en rond die tijd kan men mannetjes en vrouwtjes beiden in dezelfde schuilplaats aantreffen. Het vrouwtje legt haar eitjes in juli of augustus waarna de jonge spinnen kort erna al uitkomen en overwinteren als halfvolwassen spinnen. In het daaropvolgende voorjaar worden ze dan volwassen. Als biotoop verkiest de Sinaasappelspin vochtige graslanden en weiden aan schaduwrijke bosranden. Op de Vlaamse rode lijst staat deze soort als zeldzaam. ECOLOGISCHE WERKGROEP MEANDERLAND WETENSCHAPPELIJKE NAAM Agelena labyrinthica Araneus alsine Araneus diadematus Araneus marmoreus Araneus quadratus Argiope bruennichi Cheiracanthium spec. Clubiona spec. Larinioides cornutus Leiobunum rotundum Linyphia triangularis Metellina spec. Microlinyphia pusilla Padiscura pallens Pardosa spec. Pirata piraticus Pisaura mirabilis Tetragnatha spec. Xysticus specimen Sprinkhanen en oorwormen WETENSCHAPPELIJKE NAAM Chorthippus parallelus Conocephalus dorsalis Tettigonia viridissima NEDERLANDSE NAAM Gewone doolhofspin Sinaasappelspin Kruisspin Marmerspin Viervlekwielwebspin Tijgerspin Cheiracanthium spec. Zakspin spec. Rietkruisspin Leiobunum rotundum Herfsthangmatspin Metellina spec. Kleine heidehangmatspin Kleine boskogelspin Wolfspin spec. Poelpiraat Kraamwebspin Strekspin spec. Krabspin spec. NEDERLANDSE NAAM Krasser Gewoon spitskopje Grote groene sabelsprinkhaan AANTAL 3 3 15 10 4 10 1 1 3 1 25 3 3 4 25 1 1 3 1 AANTAL 10 10 1 OPMERKING RL zeldzaam OPMERKING Vliegen, zweefvliegen en muggen Roofvliegen (Asilidae) behoren tot de groep van vliegen die vrijwel overal in België en Nederland aanwezig zijn. Ze hebben op hun gezicht een baard die praktisch altijd op een knobbel staat ingeplant. Tevens hebben ze een stevige steeksnuit die de koplengte nooit overtreft. Hiermee steken zij hun prooi en spuiten bepaalde verlammende en verterende enzymen naar binnen, zodat de roofvlieg de vloeibaar geworden inhoud van zijn slachtoffer kan opzuigen via zijn steeksnuit. Boven op de kop tussen de tamelijk grote facetogen is er een uitdieping waarin drie kleine puntogen (ocelli) op een kleine bult staan. Volwassen roofvliegen jagen op hun prooi in de vlucht of vangen deze van bladeren. Ook bij de Roofvliegen zijn er voorjaars- en najaarssoorten. Foto: Machimus atricapillus Deze kleine onopvallende bruine tot bruingrijze roofvlieg (10-15 mm) is weinig kieskeurig en komt op allerlei plaatsen in diverse habitats voor. Ze jagen vanuit allerlei zitplaatsen zoals boomstronken, grassen en kruiden, bladeren van struiken, banken, fietsen, mensen enz. De voorschenen zijn vuilrood met een zwarte top die aan de voorkant verder omhoogkomt dan aan de zij- en achterkant. De dijen zijn zwart met achteraan een rode streep. Deze algemeen voorkomende soort vliegt van eind mei tot begin november. De hoofdvliegperiode van Machimus atricapillus valt in de nazomer rond eind augustus. ECOLOGISCHE WERKGROEP MEANDERLAND WETENSCHAPPELIJKE NAAM Dolichopodidae indet. Eristalis tenax Haematopota spec. Helophilus pendulus Helophilus trivittatus Lucilia spec. Machimus atricapillus Melanostoma mellinum Melanostoma spec. Myathropa florea Sarcophaga spec. Scathophaga spec. Sphaerophoria scripta Tachina fera/magnicornis Xyphosia miliaria NEDERLANDSE NAAM Slankpootvlieg spec. Blinde bij Regendaas onbekend Gewone pendelvlieg Citroenpendelvlieg Groene vleesvlieg spec. Machimus atricapillus Gewone driehoekzweefvlieg Driehoekzweefvlieg spec. Doodskopzweefvlieg Dambordvlieg spec. Strontvlieg of Drekvlieg Grote langlijf Tachina fera/magnicornis Akkerdistelboorvlieg AANTAL 1 10 1 2 8 4 1 2 3 3 1 10 1 1 3 OPMERKING Vlinders Zuringuil rups WETENSCHAPPELIJKE NAAM Acronicta rumicis Aglais io Agriphila selasella Autopgrapha gamma Cabera pusaria Macdunnoughia confusa Pararge aegeria Pieris napi Rivula sericealis Timandra comae Lieveling Dagpauwoog rups NEDERLANDSE NAAM Zuringuil Dagpauwoog Smalle witlijngrasmot Gamma uil Witte grijsbandspanner Getekende Gamma uil Bont zandoogje Klein geaderd witje Stro uiltje Lieveling 1 50 1 10 1 1 1 1 2 1 NEDERLANDSE NAAM Staartmees Buizerd Houtduif Zwarte kraai Grote bonte specht Roodborst Vink Gaai AANTAL 4 3 1 2 1 1 1 1 OPMERKING rups rupsen RL zeldzaam Vogels WETENSCHAPPELIJKE NAAM Aegithalos caudatus Buteo buteo Columba palumbus Corvus corone Dendrocopos major Erithacus rubecula Fringilla coelebs Garrulus glandarius ECOLOGISCHE WERKGROEP MEANDERLAND OPMERKING Hirundo rustica Parus major Troglodytes troglodytes Boerenzwaluw Koolmees Winterkonig 5 1 1 Wantsen WETENSCHAPPELIJKE NAAM Cicadella viridis Coreus marginatus Eurygaster spec. Himacerus mirmicoides Palomena prasina NEDERLANDSE NAAM Groene rietcicade Zuringwants Eurygaster spec. Himacerus mirmicoides Groene stinkwants AANTAL 50 2 2 1 2 OPMERKING NEDERLANDSE NAAM Ree Konijn AANTAL sporen sporen OPMERKING Zoogdieren WETENSCHAPPELIJKE NAAM Capreolus capreolus Oryctolagus cuniculus Foto's: ecologische werkgroep in actie foto: perceel 693 op 21 augustus 2010 ECOLOGISCHE WERKGROEP MEANDERLAND foto: perceel 693 op 25 augustus 2012 foto: perceel 7736 vooraan 21.08.2010 foto: perceel 7736 vooraan 23.08.2012 foto: perceel 7736 achteraan 21.08.2010 foto: perceel 7736 achteraan 23.08.2012 Akkerdistelboorvlieg Dertienstippelig lvh. Paardenbijter Geraadpleegde bronnen: Nederlandse oecologische flora KNNV, Heukels flora Wolters-Noordhoff, Slakken in beeld KNNV, Insectengids Tirion, Veldgids Sprinkhanen en Krekels KNNV, Insecten ANWB, Insecten Deltas, Insecten TIRION NATUUR, Vlinders Rupsen en Waardplanten Tirion, De nieuwe veldgids Dagvlinders KNNV, Veldgids Mossen KNNV, Velddeterminatietabel voor de lieveheersbeesjes van België en Nederland JNM, Beknopte Mosflora van Nederland en België KNN, Veldgids Amfibieën en reptielen KNNV, De Roofvliegen van Nederland, Op spinnensafari van Koen van Keer, Spinnen van Europa TIRION NATUUR, Gallenboek KNNV, Das Leben im Wassertrophen Kosmos. Fotogids Mossen KNNV, De Nederlandse veenmossen, Libellen van Europa TIRION NATUUR, Veldgids Libellen KNNV, www.arabel.be, www.wikipedia.be, www.vlindernet.nl . ECOLOGISCHE WERKGROEP MEANDERLAND