Lutherbijbel (1522/1546) 1 De taal van de tot de zestiende eeuw verschenen Bijbelvertalingen was vrij stroef: de vertalers hadden groot ontzag voor de Vulgata1 en volgden daarom slaafs de tekst ervan; bovendien hadden ze vaak een geringe kennis van het Latijn en waren ze niet bij machte de volkstaal op adequate wijze te hanteren. Het gevolg was naar het gevoel van Maarten Luther (1483–1546) dat de Bijbel toch een gesloten boek bleef. Hij besloot de hele Bijbel opnieuw te vertalen, en nu niet vanuit het Latijn, maar direct vanuit de grondtalen: het Hebreeuws, Aramees en Grieks. Mystieke geschriften hadden Luther doen beseffen, dat zijn moedertaal bij uitstek geschikt was om het Woord van God uit te drukken en om te theologiseren. Een moeilijkheid was, dat elke streek zijn eigen dialect had. Een gelukkige omstandigheid was, dat in het gebied waarin Luther woonde een gemeenschappelijke taal aan het groeien was (althans in officiële kringen) die de verschillende dialecten zou gaan binden en overwinnen. Luther ging de Bijbel vertalen en nam de wordende officiële schrijftaal als basis voor zijn Duits. Hij deed dat bewust. ‘Ik spreek volgens het gebruik van de Saksische kanselarij, waaraan de vorsten en koningen van Duitsland zich houden en wat dus de meest algemene Duitse taal is. Maximiliaan en Frederik hebben het gehele rijk zo tot een bepaalde vorm van spreken gebracht, ze hebben alle streektalen zo samengetrokken. Daarom kan ik in verschillende streken van het land verstaan worden.’2 Luther besefte dat de officiële taal zowel in Lucas Cranach de Oudere 1472-1553), woordkeus als in constructie een ambtenarentaal was. Maarten Luther, 1529. Daarom zocht hij een eigen weg in woordkeus en zinsbouw om zo dichter bij de omgangstaal te komen. Hij legde daarbij zijn oor te luisteren bij vrouwen in huis, kinderen op straat, mannen op de markt en leerde te spreken en schrijven in de taal van ‘Jan en alleman’. Luther was er niet op uit de taal van zijn tijd te democratiseren door haar van een hof- en paleistaal te maken tot een taal van keuken en markt, van ambachtslieden en boeren. Wat hem bewoog was de Bijbel te verwoorden in een taal die iedereen kon begrijpen – een aanschouwelijke en natuurlijke taal, lenig en gespierd, gekruid zo nu en dan, maar nooit onverzorgd. Luther benadrukte dat vertalen een geestelijk, scheppend werk is. Het is voor een deel uitleggen. Daarbij is het grammaticaal-historisch begrijpen niet voldoende. Vertalen moet gebeuren vanuit een innerlijk verstaan. Dit verstaan wordt in de geloofservaring geschonken. Met alleen kennis komt een vertaler niet verder dan de dode letter. Hij moet zoeken naar de geestelijke inhoud van de tekst en die proberen weer te geven. Wil hij, wat zijn taak is, het contact tussen de oorspronkelijke Bijbeltekst en de lezer/hoorder leggen, dan moet hij de tekst Titel van het Nieuwe Testament vertaald in het Duits door zelf doorleefd hebben, en ‘een oprecht, Maarten Luther, eerste editie, Septembertestament, vroom, trouw, vlijtig, eerbiedig, christelijk, Wittenberg 1521, Bibliotheek van Weimar. geoefend, ervaren hart’3 hebben. 1 2 3 Bijbelvertaling in het Latijn, gemaakt door Hiëronymus tussen 390 en 405. Geciteerd door Kooiman 1977, 78. Kooiman 1977, 80. 2 In 1522 was Luthers vertaling van het Nieuwe Testament gereed. Hij had deze in nog geen twaalf weken gemaakt. Dit is een ongelooflijke prestatie, ook als we er rekening mee houden dat hij met de tekst door en door vertrouwd was door zijn jarenlange omgang ermee, zijn persoonlijke studie en zijn voorbereiding op preken en colleges. In 1534 kon Luther zijn vertaling van het Oude Testament het licht doen zien. Een gedeelte van het eerste blad van het Septembertestament, 1521. Bij zijn vertaalwerk maakte Luther dankbaar gebruik van de hulpmiddelen die de humanisten aanreikten: woordenboek en grammatica van Johannes Reuchlin (1455–1522), tekstuitgave van het Nieuwe Testament van Desiderius Erasmus(1469–1536) en kritische aantekeningen van Laurentius Valla (1407–1457). Hij wilde de geest van de auteurs van de Bijbelboeken zo overbrengen, dat gewone mensen erdoor zouden worden aangesproken. Hij vermeed daarom kerktaal die alleen maar in zwang was bij en verstaan kon worden door ingewijden die het Latijn dat erachter stak, kenden. Het karakter van het Duits moest volgens hem zo geëerbiedigd worden, dat de lezers geen ogenblik de indruk zouden krijgen een vertaald boek voor zich te hebben. Het was voor hem een gewetenszaak om de ware bedoeling Links: Septembertestament 1521: Het beest uit de afgrond met de tiara van de paus. Rechts: Decembertestament 1521: Het beest uit de afgrond zonder tiara. van een Bijbeltekst aan het licht te brengen. Daarom herschiep hij de Bijbeltekst in een taal die eenvoudige mensen van zijn tijd konden begrijpen. Om de bedoeling van de oorspronkelijke tekst zo goed mogelijk weer te geven, aarzelde hij niet door kleine toevoegingen de Bijbeltekst te verduidelijken en vloeiender te maken. Om te bewijzen met hoeveel zorg hij zich had toegelegd op de verstaanbaarheid van de tekstvorm, vertelde hij dat hij met zijn vrienden soms enkele weken naar een bepaald woord had gezocht, en dan vaak nog zonder het gewenste resultaat. 3 Luther hield er rekening mee dat een Bijbel gewoonlijk hardop gelezen werd. Omdat het voor een hoorder moeilijk is een ingewikkelde zinsconstructie te verwerken, stelde hij zijn zinnen zo kort mogelijk samen. Elke zin bouwde hij op uit een aantal ritmische eenheden of spreekmaten. Bij voorkeur hield hij de verschillende delen van een werkwoord met de daarbij horende woorden bij elkaar. De Bijbelinhoud wilde hij inprenten. Daarom maakte hij kwistig gebruik van allitererende zegswijzen, treffende beelden en aanschouwelijke uitdrukkingen. Luther wilde niet alleen in zijn vertaling, maar ook in zijn uitleg de man en vrouw van de straat aanspreken. Daarom plaatste hij toelichtingen in de marge. Door pakkende voorbeelden en spreekwoorden die gemeengoed waren, probeerde hij het lezen te vergemakkelijken. In zijn aantekeningen bracht hij een schat van volkswijsheden bijeen. Enkele voorbeelden. Bij 1 Samuël 3:1, ‘Dat is, Daer en waren niet predikers noch parochiheeren genoech, de Bybel heeft doe onder de banck ghelegen, niemant heeft gestudeert, doch Samuel is gekomen, ende heeft dat woort weder voortghebracht’; bij Spreuken 6:26, ‘Dat is, Wie hem met hoeren generet ende met karren veret (= rijdt), dien is ongheluk bescheret: Want Overspel is een doodschult’; bij Spreuken 31:10, ‘Dat is, Niet lievers en is op Aerden, als vrouwen liefde, wien de kan te deele worden’4. Luther kreeg te horen, dat hij door zijn vrije vertaling de Bijbel tekort deed. In zijn Zendbrief over het vertalen verdedigde hij zich. Een voorbeeld dat verhelderend is voor zijn wijze van werken is zijn vertaling van Mattheüs 12:34. Letterlijk staat er: ‘Uit de overvloed van het hart spreekt de mond’. Luther betoogde, dat je in het Duits niet kunt spreken over ‘overvloed van het hart’, want dat roept de gedachte op aan een hartvergroting of aan iemand die te veel hart heeft. De uitdrukking ‘waar het hart vol van is, loopt de mond Lutherbijbel 1534, uitgegeven door Hans Lufft te Wittenberg: De evangelist van over’ geeft beter weer Mattheüs met de engel. wat de tekst bedoelt. Een ander voorbeeld. De groet waarmee de engel tot Maria sprak (Lucas 1:28) werd vaak vertaald met: ‘Wees gegroet, gij begenadigde.’ Luther betoogde dat het Griekse woord dat met ‘begenadigd’ weergegeven wordt, oorspronkelijk ook betekende: ‘die je bemind gemaakt hebt, die in de gunst staat.’ De Vulgata had ervan gemaakt: ‘Ave, plena gratia’ (Wees gegroet, gij, vol van genade). Luther vertaalde: ‘Gegrüsset seist du, Holdselige’ (gegroet ben jij, lieflijke). Hij verdedigde zich als volgt: ‘Welke Duitser zegt nu: Gij zijt vol genade? En welke Duitser begrijpt het als dat gezegd wordt: vol genade? Dan denkt hij aan een vat vol bier of een buidel vol geld. Daarom heb ik het verduitst met: du Holdselige, want dan kan een Duitser zich ongeveer indenken, wat de engel bedoelde met zijn groet. En nu zijn de papisten razend op mij en beweren, dat ik de groet met de engel verknoeid heb, ofschoon ik met mijn vertaling nog niet eens het beste heb getroffen. Want in het beste Duits zou de groet aldus moeten luiden: ‘Gott grüsse dich, du liebe Maria’ – want dat wil de engel 4 Geciteerd door De Bruin 1993,1983. eigenlijk zeggen en zo zou hij gesproken hebben als hij het in het Duits gezegd had. Wanneer ik het zo vertaald had, hadden ze zich, uit eerbied voor de lieve Maria en uit ergernis over het feit dat ik de groet helemaal vernield had, misschien wel opgehangen.’5 4 Lutherbijbel 1534, uitgegeven door Hans Lufft te Wittenberg: Paulus neemt afscheid van Phébe en geeft haar de Brief aan de Romeinen mee (Romeinen 16:1). De Bijbelvertaling van Luther ontmoette niet alleen veel kritiek, maar kreeg ook veel waardering. In 1534 was ze in eerste versie gereed en een jaar later al in het Nederlands overgezet. Tot aan zijn dood in 1546 bleef Luther zich wijden aan de vervolmaking van zijn levenswerk. De belangrijkste herziening van zijn Bijbelvertaling verscheen in 1541. Ook daarna bleef hij nog bezig met de Bijbeltekst. Bij zijn herzieningswerk liet hij zich voorlichten door een speciale commissie van vrienden en geleerden, kenners van de grondteksten en het (Keursaksische) Duits. Er was hem veel aan gelegen zijn werk wetenschappelijk te verantwoorden. De uitgave van 1546 geldt als de definitieve Lutherbijbel. De Luthervertaling had grote invloed op het Duits. Ze vormde het begin van de standaardisering van deze taal en gold als voorbeeld in kwesties van taalgebruik, spelling en stijl. © L. den Besten Literatuur Besten, Leen den, Het uitgelezen boek. De bijbel in Nederland, Zoetermeer: Meinema 2005. Bruin, C.C. de, & Broeyer, F., De Statenbijbel en zijn voorgangers. Nederlandse bijbelvertalingen vanaf de Reformatie tot 1637, Amsterdam/Brussel 1993. Kooiman, W.J., Luther en de bijbel, Baarn 1977. 5 Geciteerd door Kooiman 1977, 81-82. 5 Titelblad van het Oude Testament vertaald in het Duits door Maarten Luther, uitgave uit Wittenberg 1523. 6 Lutherbijbel 1533. 7 Titelblad van de Bijbelvertaling van Luther in de uitgave van 1541. De afbeeldingen maken geen aanspraak op een zelfstandige betekenis, maar zijn verwijzingen naar de tekst, waarin sprake is dat de mens God ontmoet. 8 Titelblad van Lutherbijbel 1641. 9 Uitsnede uit titelpagina, Biblia (…) van nieuws uijt D.M. Luthers Hoogh-Duijtsche Bibel in onse Neder-landsche tale getrouwelijkck overgeset (…), Amsterdam 1648. 10 Biblia, Das ist: Die Heilige Schrift Altes und Neues Testaments: nach der deutschen uebersetzung D. Martin Luthers. Eerste editie, Germantown: Christoph Saur, 1743. Quarto. Henk Renting (º1954), Kraagdoos met Lutherbijbel, olieverf op hout, 67 x 96 cm.