Begrippenlijst Logopedie

advertisement
Begrippenlijst Mondelinge taal
Abstracte taal
Actieve taal
Actieve woordenschat
AD
Additie
ADS
AS
Auditief geheugen
Auditieve concentratie
Auditieve discriminatie
Auditieve gerichtheid
Auditieve vaardigheden
Backing
Cluster
Clusterreductie
Communicatieve vaardigheden
Concrete taal
Taal voor dingen die je niet kunt zien of
vastpakken. Bijvoorbeeld democratie, respect,
voorspellen.
Het gebruiken van taal: door het kiezen van
woorden in een bepaalde volgorde in de zin en
zinnen na elkaar vertel je wat je denkt, voelt en
hebt meegemaakt. Ook wel taalgebruik,
expressieve taal en taalproductie genoemd.
De woorden die je gebruikt of kan gebruiken
tijdens het vertellen.
Afkorting voor ‘Auris Dexter’. Deze
audiologische term wordt gebruikt als het
informatie betreft van het rechteroor.
Een toevoeging van een klank in een woord.
Bijvoorbeeld: /knoop/ wordt /koenoop/.
Afkorting voor ‘Auris Dexter Sinister’. Deze
audiologische term wordt gebruikt als het
informatie betreft van het linker- en rechteroor.
Afkorting voor ‘Auris Sinister’. Deze
audiologische term wordt gebruikt als het
informatie betreft van het linkeroor.
Het vermogen om dat wat je gehoord hebt te
onthouden.
Of je geconcentreerd of aandachtig kan
luisteren naar informatie of taal van een
ander/anderen.
Het vermogen om verschillen in klanken en
woorden op het gehoor te kunnen
onderscheiden, bijvoorbeeld: hoor je verschil
tussen /poes/ – bloes/ of /v/- /f/.
Of en in welke mate je gericht bent op
gesproken taal of mondelinge informatie van de
ander/ anderen.
De vaardigheden die nodig zijn om mondelinge
informatie en gesproken taal van een ander te
kunnen verwerken. De auditieve vaardigheden
bestaat uit de onderdelen: auditief geheugen,
auditieve discriminatie, auditieve concentratie
en luistergerichtheid of auditieve gerichtheid.
Klanken die vooraan in de mond gevormd
worden, worden steeds vervangen door klanken
die meer achteraan in de mond gemaakt
worden. Bijvoorbeeld: de /s/ wordt een /g/,
/soep/ wordt /goep/.
Medeklinkerverbinding, twee of meer
medeklinkers achter elkaar. Bijvoorbeeld: /sn-/
in snoep, /-rf/ in verf, /-rnst/ in ernst.
Bij het uitspreken van een woord met een
medeklinkerverbinding worden een of meer
medeklinkers weggelaten. Bijvoorbeeld /knoop/
wordt /noop/.
Vaardigheden die je nodig hebt om je in de
communicatie te kunnen redden, om
gesprekken te kunnen voeren. Denk hierbij
bijvoorbeeld aan groeten, beurtgedrag,
aandachtig luisteren, gepast informatie geven
en vragen.
Taal voor dingen die je kunt zien of vastpakken.
Bijvoorbeeld: koek, tandem, vallen.
Begrippenlijst Mondelinge taal bij leerlingverslag van De Spreekhoorn
versie d.d. 26-05-2011
Conductief verlies
Consonant
Dagelijkse omgangstaal
Dysfonemie
Expressieve taal
Figuurlijke taal
Fonologische cue
Fonologische parafasie
Fonologische vereenvoudigingsproces
Fronting
Geleidingsverlies
Gliding
Hooropvoeding
Hoortraining
Instructietaal
Een gehoorverlies door een (meestal tijdelijk)
probleem in het middenoor bijvoorbeeld
doordat er vocht achter het trommelvlies zit.
Geluiden en spraak worden zachter gehoord.
Zie ook geleidingsverlies.
Medeklinker, bijvoorbeeld /m/ of /p/ of /k/.
Taal die gebruikt wordt in dagelijkse situaties.
Bijvoorbeeld: kom maar mee!, eet smakelijk!,
hoe gaat het?.
Verspreking.
Het gebruiken van taal: door het kiezen van
woorden in een bepaalde volgorde in de zin en
zinnen na elkaar vertel je wat je denkt, voelt en
hebt meegemaakt. Ook wel actieve taal,
taalgebruik en taalproductie genoemd.
Taal waarvan de betekenis anders is dan dat
wat letterlijk gezegd wordt. Bijvoorbeeld: een
kind kan de was doen, het regent pijpestelen.
De eerste letter of letters van een woord
voorzeggen. Dit wordt gebruikt om een kind te
helpen een woord te vinden.
Vervangingen van een woord door een
bestaand woord dat wat betreft uitspraak
(deels) lijkt op het bedoelde woord.
Bijvoorbeeld /hamster/ wordt /hamer/.
De structuur van een woord wordt eenvoudiger
gemaakt. Bijvoorbeeld /appel/ wordt /appe/.
Klanken die achteraan in de mond gevormd
worden, worden steeds vervangen door klanken
die vooraan in de mond gevormd worden.
Bijvoorbeeld de /k/ wordt een /t/, /kip/ wordt
/tip/.
Een gehoorverlies door een (meestal tijdelijk)
probleem in het middenoor bijvoorbeeld
doordat er vocht achter het trommelvlies zit.
Geluiden en spraak worden zachter gehoord.
Zie ook conductief verlies.
Klanken worden steeds vervangen door een
glijklank. Bijvoorbeeld de /l/ wordt een /j/,
/lift/ wordt /jift/.
Het leren omgaan met slechthorend zijn. Denk
hierbij aan het leren oorhangers zelfstandig inen uit te doen, soloapparatuur hanteren,
controleren van de batterijen, leren aangeven
dat apparatuur niet goed werkt, belang van
spraakafzien/ spraakwaarneming weten, leren
om voor jezelf de beste hooromgeving te
creëren (o.a. aangeven dat je last ervaart van
lawaai, door elkaar pratende mensen/kinderen,
zorgen voor een goede plek in de ruimte, nabij
de spreker staan of vragen of iemand dichterbij
komt staan).
Zo optimaal mogelijk leren gebruiken van het
(rest)gehoor door het oefenen van het horen
van verschillen in geluiden, klanken, woorden
en zinnen.
Taal die gebruikt wordt bij het geven van
opdrachten. Bijvoorbeeld: zoek oefening 1 op
pagina 26 en begin bij de rechterkolom.
Begrippenlijst Mondelinge taal bij leerlingverslag van De Spreekhoorn
versie d.d. 26-05-2011
Impliciete taal
Luistergerichtheid
Luisterhouding
Medeklinkerverbinding
Morfologie
Omissie
Onomatopee
Passieve taal
Passieve woordenschat
Perceptief verlies
Pragmatiek
Receptieve taal
Schwa-klank
Semantische cue
Taal die een verborgen boodschap heeft die niet
gezegd wordt, taal waarvan de betekenis
afgeleid moet worden. Bijvoorbeeld: ik wou dat
IK een ijsje had!, als hij gerend had was hij wel
op tijd geweest.
Of en in welke mate je gericht bent op
gesproken taal of mondelinge informatie van
een ander/anderen.
Je laat zien dat je luistert door iemand aan te
kijken, naar iemand toegewend te zijn en stil te
zijn.
Twee of meer medeklinkers achter elkaar
bijvoorbeeld /sn-/ in snoep, /-rf/ in verf, /-rnst/
in ernst. Zie ook cluster.
De vormveranderingen in woorden. Deze
verbuigingen en vervoegingen van woorden
komen voor bij meervouden, verkleinwoorden,
trappen van vergelijking, bijwoorden,
bijvoeglijke naamwoorden en werkwoorden.
Bijvoorbeeld /leeuw/-/leeuwin/ of /kijk/–/keek//gekeken/ of /appel/–/appels/-/appeltje/ of
/een heel groot huis/ - /het hele grote huis/.
Weglatingen van klanken in woorden.
Bijvoorbeeld /poes/ wordt /poe/, /gedaan/
wordt /edaa/.
Klanknabootsing, bijvoorbeeld in plaats van het
woord /auto/ wordt “broem broem” gezegd.
Het begrijpen van taal: begrijpen van de
grammaticale structuur van zinnen, de
verbanden tussen zinsdelen in de zin en de
relatie tussen de verschillende woorden in een
zin. Ook wel taalbegrip en receptieve taal
genoemd.
De woorden die je begrijpt als iemand tegen je
praat.
Een gehoorverlies waarbij er een probleem is in
het binnenoor. Geluiden en spraak worden
vervormd en zachter gehoord.
Het kunnen gebruiken van je taalvaardigheden
tijdens communicatie/ spreeksituaties. Het gaat
om taalvaardig zijn in begrijpen en gebruiken.
Denk hierbij bijvoorbeeld aan verhaalopbouw
en gespreksvaardigheden.
Het begrijpen van taal: begrijpen van de
grammaticale structuur van zinnen, de
verbanden tussen zinsdelen in de zin en de
relatie tussen de verschillende woorden in een
zin. Ook wel passieve taal en taalbegrip
genoemd.
Een klank die bijna klinkt als /u/. Deze wordt
vooral gehoord tussen twee medeklinkers als de
uitspraak hiervan problemen oplevert.
Bijvoorbeeld /knoop/ wordt /kunoop/.
Het geven van een aanwijzing die inhoudelijk te
maken heeft met een woord. Dit wordt gebruikt
om een kind te helpen een woord te vinden.
Enkele voorbeelden:
- een aanvulzin (een giraf heeft een lange..),
- een synoniem (een ander woord voor raam..),
- een tegenstelling (niet groot, maar..),
- een omschrijving (het is scherp en je kan er
brood mee smeren en snijden).
Begrippenlijst Mondelinge taal bij leerlingverslag van De Spreekhoorn
versie d.d. 26-05-2011
Semantische parafasie
Spraakafzien
Stemhebbende en stemloze klanken
Stopping
Substitutieproces
Substitutie
Syntaxis
Taalbegrip
Taalgebruik
Taalproductie
Telegramstijl
Telescopie
Tweeklank
Vocaal
Woordvindingsproblemen
Woorduitstempeling
Vervangingen van een woord door een
bestaand woord dat wat betreft betekenis lijkt
op het bedoelde woord maar niet het goede
woord is. Bijvoorbeeld /vest/ wordt /broek/ of
/vensterbank/ wordt /raam/.
Het herkennen van spraak en woorden door
naar de mond van de spreker te kijken.
De stemhebbende klanken worden gemaakt
met trilling van de stembanden. De stemloze
klanken zonder trilling van de stembanden.
Stemhebbende klanken kunnen stemloos
uitgesproken worden. De /b/ wordt dan een /p/,
de /d/ wordt een /t/, de /v/ wordt een /f/ en de
/z/ wordt een /s/.
Klanken die moeten glijden worden vervangen
door een stopklank. Bijvoorbeeld /vis/ wordt
/tis/, /soep/ wordt /poep/.
Klanken of lettergrepen worden in woorden
vervangen door andere klanken of lettergrepen.
Bijvoorbeeld /soep/ wordt /toep/ of /goep/.
Een klank wordt vervangen door een andere
klank. Bijvoorbeeld /lief/ wordt /jief/.
Grammatica, de manier waarop zinnen
gevormd worden.
Het begrijpen van taal: begrijpen van de
grammaticale structuur van zinnen, de
verbanden tussen zinsdelen in de zin en de
relatie tussen de verschillende woorden in een
zin. Ook wel passieve taal en receptieve taal
genoemd.
Het gebruiken van taal: door het kiezen van
woorden in een bepaalde volgorde in de zin en
zinnen na elkaar vertel je wat je denkt, voelt en
hebt meegemaakt. Ook wel actieve taal,
expressieve taal en taalproductie genoemd.
Het gebruiken van taal: door het kiezen van
woorden in een bepaalde volgorde in de zin en
zinnen na elkaar vertel je wat je denkt, voelt en
hebt meegemaakt. Ook wel actieve taal,
expressieve taal en taalgebruik genoemd.
Spreken in korte, niet volledige zinnen.
Bijvoorbeeld: /ik heb buiten gespeeld/ wordt
/buiten gespeeld/.
Het in elkaar schuiven van klanken en
lettergrepen in woorden. Bijvoorbeeld:
/sinaasappel/ wordt /sinsappel/, /politie/ wordt
/plisie/.
Klinker die uit twee klanken bestaan
bijvoorbeeld /ou/ of /ui/.
Klinker, bijvoorbeeld /a/ of /i/ of /oo/.
Het niet (meteen) kunnen zeggen van het juiste
woord als je het nodig hebt tijdens het spreken.
Je kent het woord wel, maar het zoeken naar
het woord tijdens het vertellen duurt lang. Het
juiste woord wordt laat gevonden, niet
gevonden of er wordt een ander woord
genoemd (zie fonologische en semantische
parafasie).
Het uitspreken van alle klanken en lettergrepen
van een woord.
Begrippenlijst Mondelinge taal bij leerlingverslag van De Spreekhoorn
versie d.d. 26-05-2011
Download