Akademie Nieuws december 2009 3 door Liesbeth Koenen Na de koloniën Hoe Nederland minder muf werd De slogan ‘We are here because you were there’ is al decennialang wereldwijd in zwang bij migranten uit voormalige koloniën en hun kinderen en kleinkinderen. Ook in Nederland, waar nu zo’n zes procent van de bevolking ‘hier is omdat wij daar waren’. De afgelopen vijf jaar is er gewerkt aan het in kaart brengen van de gevolgen die de dekolonisatie had en heeft voor de voormalige kolonisator. Nederland werd een ander land. Maar de recente geschiedenis ligt nog vaak gevoelig. Begin jaren zestig zaten er een paar bruine jongetjes in de klas van Gert Oostindie (1955). Waar die vandaan kwamen, vroeg hij zich niet af. Zo ging dat toen. De verzuiling en de nog heel verse oorlogsherinneringen waren veel belangrijker. Het gereformeerde jongetje Gert speelde zo jarenlang met klasgenootjes van wie hij zich pas veel later realiseerde dat ze Moluks, Indo-Chinees en Afro-Surinaams waren. Kinderen die hier nooit gewoond zouden hebben zonder de Nederlandse koloniën. Als projectleider van het onderzoeksprogramma ‘Bringing History Home’ over het postkoloniale tijdperk in Nederland, keek Oostindie met lichte verbazing terug op zijn eigen, voor veel generatiegenoten herkenbare herinneringen. Hij schreef ze op, bij wijze van inleiding op zijn Vrijwel de hele Surinaamse bevolking is daar gekomen door ons heel leesbaar uitgevallen boek Postkoloniaal Nederland. Vijfenzestig jaar vergeten, herdenken, verdringen, dat begin december werd gepresenteerd en het voorlopig eindpunt vormt van het project. Oostindie (let op: geen puntjes op de e, dus ook geen uitspraak Oostindiejuh) is historicus, hoogleraar Caraïbische Geschiedenis in Leiden en directeur van het Koninklijk Instituut voor Taal-, Land- en Volkenkunde (KITLV), een van drie KNAW-instituten die vijf jaar samenwerkten om in kaart te brengen wat de consequenties waren en zijn van het einde van Nederland als koloniale natie. Het Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis (IISG) en het Meertens Instituut zijn de andere twee, NWO droeg stevig bij aan de financiering. Ruim een miljoen van de huidige inwoners van Nederland komt uit een van de koloniën, of is een nazaat. Maar al zaten ze nog zo vaak gebroederlijk bijeen in de klas, er is niet één groep ‘postkoloniale Nederlanders’, benadrukte Oostindie direct tijdens de bijeenkomst in het Trippenhuis, die onder het motto ‘Wij zijn hier, omdat jullie daar waren’ de boekpresentatie opluisterde. gevochten Een paar dagen later, napratend over de middag en verder pratend over zijn boek, wijst hij onder meer op de grote verschillen tussen Suriname en Indonesië, of in dit geval: voormalig Indië. De rol die ‘wij’ er gespeeld hebben, verschilt hemelsbreed. Oostindie: ‘Vrijwel de hele Surinaamse bevolking is daar gekomen door ons. We importeerden slaven en contractarbeiders. En het is zó’n lange geschiedenis, van ruim 300 jaar. Op de enorme bevolking van Indonesië heeft Nederland korter en veel minder diepgaand invloed gehad.’ Cijfers laten dat eenvoudig zien: tegenwoordig woont veertig procent van alle Surinamers in Nederland. Maar er zijn ook onderlinge verschillen. De Hindoestanen onder hen bijvoorbeeld zien zichzelf als een andere groep dan pakweg de marrons (vroeger meestal bosnegers genoemd). Bij de ‘Indo’s’ vormen de Molukkers een duidelijke eigen groep, met een eigen geschiedenis: vrijwel alle 12.500 Molukkers die Nederland in 1951 telde waren militairen uit het Koninklijk Nederlandsch-Indisch Leger (KNIL) en hun gezinnen. Ze hadden voor Nederland gevochten, en hoopten op terugkeer naar onafhankelijke Molukken. Die zijn er nooit gekomen, ook niet nadat een aantal tweedegeneratie-Molukkers in de jaren zeventig 4 probeerden die af te dwingen met een reeks gijzelingen en treinkapingen. Met andere woorden: ‘dé postkoloniale gemeenschap’ is volgens Oostindie een wetenschappelijk construct. Ook al hebben de postkoloniale migranten samen Nederland behoorlijk veranderd. Dat is een centraal punt in zijn boek: Nederland werd beslist minder muf. Nieuwe culturen hielpen de ramen open te zetten. Intussen was bij de boekpresentatie het hele ‘wetenschappelijk construct’ verzameld, en liet van zich horen. ‘Jullie verloren een kolonie, wij kwamen gewoon naar een ander deel van ons land’, zei Edy Seriese, directeur van het Indische Wetenschappelijk Instituut, met lichte ironie, ‘Impliciet stelt het boek dat alleen assimilatie “normaal” is’ provocatiezin en tevredenheid over de vondst van deze invalshoek. Eddy Campbell, van het Nederlands Slavernijinstituut, zag het heel anders: de Afrikanen en hun nazaten waren altijd, letterlijk, onderdanen. En voormalig directeur van het Moluks Museum, Wim Manuhutu, wees erop dat de Molukse kapingen meestal een ‘zwarte bladzijde’ genoemd worden, maar dat daarmee die bladzijde ook meteen wordt omgeslagen. Als iets deze middag duidelijk werd dan is het dat veel nog steeds gevoelig ligt. ‘Ik heb moeite met het theoretisch kader van het boek’, had de Surinaamse hoogleraar Sociale Cohesie en Transnationale Vraagstukken Ruben Gowricharn daarvoor al gemeld. ‘Impliciet stelt het dat alleen assimilatie “normaal” is, doordat Oostindie spreekt van de “postkoloniale bonus” waarmee de migranten uit de koloniën binnenkwamen.’ In de discussie volgde nog veel verwarring over of nu wel of niet het einde van het postkoloniale tijdperk bereikt was. bonus Oostindie had het zichzelf niet makkelijk gemaakt door geen ruimte in het programma in te bouwen voor nog een reactie van zijn kant. ‘Dat was af en toe een Tantaluskwelling’, vertelt hij achteraf, ‘eerlijk gezegd hoorde ik behalve veel interessants ook nogal wat onzin. Natuurlijk is assimilatie niet de norm in dit boek. Maar het boek daagt uit en dan moet je even ruimte geven voor weerwoord. Maar neem die ‘postkoloniale bonus’, die hij als begrip introduceert. Het is in zijn ogen een vaststelling, niets anders: ‘De migranten uit de koloniën hadden voordelen boven Een van de laatste boten met ‘repatrianten’ uit Indonesië arriveert in Nederland, ca. 1962. Veruit het grootste deel van de migranten uit de voormalige kolonie arriveerde tussen 1945 en het midden van de jaren vijftig. De laatste kleine piek in 1962 hing samen met de overdracht van Nieuw-Guinea aan de Verenigde Naties en daarmee indirect aan de Republiek Indonesië. (Collectie Internationaal Instituut voor Sociale Geschiedenis) andere migranten. Niet alleen spraken ze vaak de taal en kenden ze de cultuur, maar ook juridisch waren ze als Nederlandse burgers in het voordeel. Bovendien konden ze cultureel makkelijker eigen ruimte opeisen. En die bonus werkte: postkoloniale migranten integreerden in de regel vrij goed.’ Wat niet wil zeggen dat er met geld gesmeten werd voor de migranten. ‘Doeltreffend, maar zuinig en paternalistisch’ noemt Oostindie de Nederlandse overheid in Migranten uit de koloniën hadden voordelen boven andere migranten zijn boek, dat met nuchtere feiten ook het idee van de multiculturele samenleving als mislukking en bodemloze geldput behoorlijk nuanceert. Verhelderend is de vergelijking met andere postkoloniale landen die hij maakt. Bijvoorbeeld als het gaat om dat einde van het postkoloniale tijdperk, waar migrantenorganisaties vaak van zeggen dat het er nog lang niet is. Woede en bitterheid vind je overal, en boosheid bindt en isoleert. Toch zie je in alle landen de Akademie Nieuws december 2009 5 ‘postkoloniale identiteit’ bij de tweede en derde generaties onherroepelijk veranderen. Oostindie: ‘De jonge generatie denkt vaak ook: nou opa, rottig voor jullie, maar wij leven nu in een andere wereld. Zo gaat dat.’ De identiteit vervluchtigt over de jaren ook doordat er buiten de groep getrouwd wordt (in jargon: door exoga- ‘Nou opa, rottig voor jullie, maar wij leven nu in een andere wereld’ mie), wat in Nederland al snel vrij veel gebeurde. Oostindie: ‘Dat miljoen postkolonialen is daardoor een beetje een slag in de lucht.’ Al dan niet trouwen buiten de groep blijkt overal het sterkst af te hangen van religie, niet van etniciteit. Wat je ook terugziet als het gaat om discriminatie. ‘Er is er een hiërarchie’, zegt Oostindie. ‘Postkoloniale migranten kunnen met recht wel klagen over discriminatie, maar dat is niets vergeleken met de vijandigheid tegenover moslims.’ zien. Maar dan denk ik om te beginnen: hoeveel Nederlanders gaan er eigenlijk helemaal naar 4 mei-herdenkingen? En hoe veel Surinamers zie je daar? Hindoestanen komen ook niet op de Arubadag. De onderlinge belangstelling is nu eenmaal niet groot.’ ‘Nu is het wel zo dat er in Nederland zelden neutraal naar het koloniale verleden wordt gekeken. Ofwel we schamen ons, of we zijn trots. Door gebrek aan kennis zie je ook allerlei simplificaties. Zoals dat de VOC goed en heroïsch was, maar de West-Indische Compagnie met de slavenhandel een schandvlek. Zo eenvoudig lag dat niet.’ geborneerdheid Oostindie probeert het breed te zien, toch hoort hij nogal eens het verwijt dat zijn blik op de geschiedenis te Nederlands zou zijn. Het hindert hem. ‘Ik verzet me tegen het idee van een wit en een zwart perspectief, van de jager en zo kil De Surinamers zijn de afgelopen tijd als probleemgroep juist uit het zicht verdwenen. Wat niet per se tot tevredenheid leidt. Paul Scheffers vertelde bij zijn commentaar op Oostindies boek (‘de post-westerse wereld gaat komen, pas dan krijgen we de echte repercussies te zien van het koloniale tijdperk’) over een zeer boze Surinamer, die bij een van Scheffers talloze lezingen naar aanleiding van zijn multiculturele-drama-artikel had geroepen ‘Niemand heeft het meer over ons!’. Strijd om erkenning. Het is de misschien wel de dikste rode draad door de geschiedenis van alle postkoloniale migranten. Erkenning van de eigen identiteit en cultuur, en voor het aangedane leed. Het verwijt dat daar niet genoeg aandacht voor is, is een terugkerend element. Ook een monument voor de slavernij, of geld in de vorm van ‘Het Gebaar’ voor de Indonesische repatrianten die zo kil ontvangen werden, maken daar geen eind aan. Oostindie heeft er begrip voor, maar relativeert ook dit. ‘In 1963, toen de slavernij honderd jaar afgeschaft was, kwamen er duizend Surinamers naar de herdenking’, vertelt hij. ‘Er woonden toen 30.000 Surinamers in Nederland. Nu komen er op 1 juli nog steeds duizend mensen, en er leven 300.000 nazaten in ons land, Antillianen en Surinamers. Overigens stamt maar de helft van de Surinamers af van slaven. Je hoort over die 1 juli-bijeenkomsten het verwijt dat witte Nederlanders zich daar niet laten Gert Oostindie, foto Hans van den Bogaard/HH 6 de opgejaagde. Ik schrijf en debatteer veel over de slavernij. In die context is me wel voor de voeten geworpen: ‘je laat toch ook geen nazi over de concentratiekampen schrijven?’ Een beetje begrijpelijk, zo’n verwijt, maar uiteindelijk absurd. In de wetenschap moet je abstraheren. We proberen dingen te begrijpen, ook de emoties. Maar dat Er wordt in Nederland zelden neutraal naar het koloniale verleden gekeken wil niet zeggen dat je je als historicus door emoties mag laten leiden. Ach, het ligt allemaal erg gevoelig. Zo hoor ik vaak de klacht dat er in de gevestigde wetenschap niet genoeg aandacht is voor de postkoloniale geschiedenis. Ik heb er zo’n twintig boeken over geschreven. Dat is heel wat aandacht. Maar als ik het doe, ben ik weer te wit, of is mijn perspectief niet antikoloniaal genoeg. Wat wil je dan, denk ik soms.’ Heeft het onderzoek voor dit boek zijn kijk op sommige zaken toch veranderd? ‘Natuurlijk. Het onderwerp was me tevoren niet heel vertrouwd, dus ik heb veel geleerd. Ik was soms onthutst over de tenenkrommende geborneerdheid waarmee migranten uit de koloniën vaak werden bejegend. Ook fascineert me de hedendaagse krampachtigheid waarmee over postkoloniale gemeenschappen en identiteiten wordt gesproken, alsof die in steen gehouwen zijn. En natuurlijk de spanning tussen het herontdekken van verdrongen facetten van onze geschiedenis en het vermijden van een balkanisering van het nationale geheugen.’ onderschat De oogst van het project overziend, is Oostindie tevreden. Ondanks de nodige tegenslagen met onder andere ziekte, en ondanks het feit dat achteraf gezien het instituut voor oorlogsdocumentatie (NIOD) waarschijnlijk een voor de handliggender partner was geweest dan het Meertens Instituut voor Nederlandse taal en cultuur, liggen er nu drie kloeke boeken die voor een breed publiek bedoeld zijn. Ze zijn dan ook verschenen bij een algemene uitgeverij: Bert Bakker. Drie invalshoeken op het onderwerp. Vóór het boek van Oostindie verscheen al Ons Indisch erfgoed. Zestig jaar strijd om cultuur en identiteit, over de nu ruim 300.000 Indische Nederlanders van bestuurskundige en cultureel antropologe Lizzy van Leeuwen. En historicus Ulbe Bosma van het IISG inventariseerde en analyseerde voor Terug uit de koloniën. Zestig jaar postkoloniale migranten en hun organisaties de meer dan 2600 sociale, politieke en religieuze organisaties van postkoloniale migranten. Die zijn ook opgenomen in een databank: www.iisg.nl/research/ migrantenorganisaties.php. Oostindie: ‘Er zijn ook twee Engelstalige bundels af, en wat andere dingen die ik net op een rijtje heb gezet voor NWO.’ Het blijkt om nog eens tientallen artikelen te gaan voor verschillende tijdschriften en bundels te gaan, waaronder een aantal voor het nog te verschijnen Het blijft gevoelig; Hoe wij ons de Tweede Wereldoorlog herinneren (van Madelon de Keijzer en Marije Plomp). Oostindie komt een paar keer terug op het grote belang van leesbaar schrijven. Daar werkt hij zelf altijd hard aan – hij is dan ook verguld met de complimenten over zijn stijl die rijkelijk werden rondgestrooid bij de presentatie ‘Als ik het doe, ben ik weer te wit, of is mijn perspectief niet antikoloniaal genoeg’ – maar het wordt nogal eens onderschat. ‘Geschiedschrijving is ontzaglijk belangrijk’, zegt hij, en hij haalt KNAWpresident Robbert Dijkgraaf aan, die er bij de presentatie op wees dat juist de geesteswetenschappen een grote rol spelen in het maatschappelijk debat. Oostindie: ‘In onze hele tak van sport draait het niet alleen om kennis en diepgang, maar ook om het overbrengen van de boodschap. Daarom valt het me op dat kwesties van stijl en toegankelijkheid meestal weinig aandacht krijgen.’ Inmiddels zet hij zich alweer op een andere manier in om met zijn kennis ook het algemene publiek te bereiken: ‘De NPS bereidt een vijfdelige tv-serie voor over de slavernij. Ik dien als wetenschappelijk adviseur. Dat vind ik leuk, maar ook belangrijk. Maar natuurlijk gaat daar wel weer commentaar op komen, of er niet iemand anders te vinden was dan die witte man.’ Postkoloniaal Nederland - Vijfenzestig jaar vergeten, herdenken, verdringen door Gert Oostindie, is verschenen bij uitgeverij Bert Bakker. ISBN 978-90-3513-497-3, 336 pagina’s, verkoopprijs € 25,00. Dit boek is het derde boek en de voorlopige afsluiting van het onderzoeksproject ‘Bringing history home: Postcolonial identity politics in the Netherlands’.