De werking van bloed, beenmerg en lymfklieren

advertisement
Hematologie
Patiënteninformatie
De werking van bloed, beenmerg en lymfklieren
U ontvangt deze informatie, omdat bij u mogelijk een ziekte is geconstateerd die verband houdt met
hematologie. Hematologie is de leer van het bloed. In deze informatie kunt u meer lezen over
bloed, beenmerg en lymfklieren en over aandoeningen die hiermee verband houden. Als u nog
vragen heeft, kunt u uiteraard contact met ons opnemen.
Hematologie, wat is dat?
Het medisch specialisme hematologie richt zich op afwijkingen van bloed, beenmerg, milt of
lymfklieren. Dit kunnen goedaardige of kwaadaardige aandoeningen zijn.
Om een aantal ziektebeelden op het gebied van de hematologie te kunnen begrijpen, is het nodig u
iets uit te leggen over bloed en de aanmaak daarvan. Hematologie kent een lange geschiedenis.
De Nederlander Anthonie van Leeuwenhoek onderzocht in de zeventiende eeuw met de meest
primitieve microscoop bloed en ontdekte dat daar deeltjes (cellen) in aanwezig zijn. Bloed is
inderdaad een vloeistof met daarin veel verschillende soorten cellen en eiwitten. Beide elementen
zijn van levensbelang. Tekorten aan bepaalde eiwitten (bijvoorbeeld stollingsfactoren) of bepaalde
cellen (bijvoorbeeld de witte bloedcellen) kunnen levensbedreigende complicaties veroorzaken.
Bloedcellen bestaan uit drie verschillende elementen:
1. Rode bloedcellen (erytrocyten), die voor zuurstoftransport zorgen. Een tekort aan rode
bloedcellen leidt tot bloedarmoede.
2. Witte bloedcellen (leukocyten), die verantwoordelijk zijn voor de afweer tegen infecties. We
verdelen deze leukocyten onder in vijf soorten, elk met een eigen naam en functie. Vaak
gebruiken we afkortingen om deze soorten aan te duiden. Elke soort kent een grote variatie aan
percentages en aantallen:
a. baso's (basofiele granulocyten): minder dan 1 procent;
b. eo's (eosinofiele granulocyten): 1 tot 6 procent;
c. neutro's, granulo's of segmenten (neutrofiele granulocyten; de drie benamingen
gebruiken we door elkaar): 40 tot 75 procent;
d. lymfo's (lymfocyten): 20 tot 40 procent;
e. mono's (monocyten): 2 tot 10 procent.
3. Trombocyten (bloedplaatjes), die verantwoordelijk zijn voor de bloedstolling.
Pagina 1/4
Bloedcelaanmaak, beenmerg en stamcellenen
De hoeveelheid van elke soort bloedcellen in het bloed varieert sterk. Van de rode bloedcellen zijn
er de meeste, circa 4 miljard per milliliter. Van de witte cellen zijn er ongeveer duizendmaal zo
weinig: 4 miljoen per milliliter. De kleine bloedplaatjes zitten ertussenin: circa 250 miljoen per
milliliter. De productie van al deze cellen is enorm. Per minuut maakt het lichaam ongeveer 350
miljoen bloedplaatjes, rode en witte cellen aan. De aanmaak van al deze cellen is een ingewikkeld
proces, dat precies gereguleerd moet worden: niet te veel en niet te weinig. Het aanmaaksysteem
moet in staat zijn om bij elke aanslag op het lichaam snel te reageren. Bij een bloeding moeten er
snel nieuwe rode cellen aangemaakt worden, bij een infectie moet er een snelle uitstoot aan witte
cellen voor de afweer georganiseerd worden. Wanneer er genoeg extra bloedcellen zijn
aangemaakt, moet de productie ook snel weer stoppen.
Beenmerg is de plaats waar de bloedcelaanmaak plaatsvindt. Beenmerg bevindt zich in de botten.
Bij kinderen zit beenmerg nog in alle botten, maar bij volwassenen concentreert het beenmerg zich
in de botten van de romp en de schedel. Beenmerg is samengesteld uit een grote hoeveelheid
onrijpe en uitgerijpte cellen die, eenmaal rijp geworden, uitgestoten worden richting de bloedbaan.
We maken gebruik van het feit dat alle verschillende bloedcellen ontstaan uit zogeheten
stamcellen, door deze stamcellen bijvoorbeeld te verzamelen voor een stamceltransplantatie.
Bloed, serum en plasma
Bloed bestaat uit plasma (circa 55 procent) en bloedcellen (circa 45 procent). Plasma bestaat
grotendeels uit water en voor 7 procent uit opgeloste stoffen, zoals eiwitten, suikers, vetten, zouten,
hormonen en vitaminen. Bloed afgenomen zonder voorzorgsmaatregelen gaat stollen. De
bovenliggende vloeistof heet serum. Wanneer bloed van tevoren onstolbaar gemaakt wordt, heet
de vloeistof die overblijft na het verwijderen van de cellen ‘plasma’.
Van de vele verschillende soorten opgeloste stoffen in het plasma zijn voor een hematoloog vooral
twee grote groepen belangrijk: de groep van de stollingseiwitten en de groep van de afweerstoffen,
de immuunglobulinen. De immuunglobulinen worden gemaakt door een bepaald type cellen: de
plasmacellen. Bij een toename aan plasmacellen stijgt het immuunglobulinegehalte. Soms is die
toename een uiting van een kwaadaardige beenmergziekte: multipel myeloom. Daarom meten
hematologen dit eiwit vaak bij patiënten.
De stollingseiwitten omvatten een grote groep factoren die er samen voor zorgen dat bloed goed
stolt, maar ook dat de stolling op een gegeven moment weer ophoudt en stolsels weer worden
afgebroken. Mensen die stollingsfactoren missen (mannen met hemofilie missen stollingsfactor 8 of
9), hebben een groot risico op ernstige bloedingen. Mensen die factoren missen die ervoor zorgen
dat de stolling ophoudt (zoals de factoren proteïne C of S), hebben een verhoogd risico op het
ontwikkelen van trombose.
Pagina 2/4
Lymfklieren
Lymfklieren zijn de gebieden waar de lymfocyten (een bepaald type witte bloedcellen) hun
ontwikkeling doormaken en hun werk doen. We rekenen lymfklieren tot de lymfoïde organen.
Andere lymfoïde organen zijn de milt en de thymus (zwezerik). Zelfs het beenmerg rekenen we
indirect tot de lymfoïde organen, omdat de lymfocyten hier hun oorsprong vinden.
In de lymfklieren komen alle signalen binnen die vreemd zijn voor het lichaam, waarna de
lymfocyten hun afweerreactie in gang kunnen zetten. Dit gebeurt grotendeels in de zogeheten
lymfklierfollikels. De lymfocyten delen zich en maken meerdere rijpingsprocessen door om
vervolgens specifieke antistoffen te kunnen maken om een potentiële boosdoener uit te schakelen.
Deze ontwikkelingen gaan ook weleens mis en dat kan het begin zijn van een kwaadaardige
aandoening van het lymfklierweefsel: een non-Hodgkinlymfoom. We vernoemen nonHodgkinlymfomen naar de fase waarin de fout is opgetreden. Zodoende bestaan er bijvoorbeeld
folliculaire lymfomen of mantelcellymfomen.
Kwaadaardige ontwikkelingen in bloed, beenmerg en lymfklieren
Bij zoveel celdelingen en andere gebeurtenissen in de groei van beenmerg- en lymfkliercellen gaat
er regelmatig wat mis in individuele cellen. Een cel kan door een fout harder gaan delen of stoppen
met uitrijpen. Vrijwel steeds heeft zo'n cel dan een mechanisme in zich waardoor het zichzelf doodt.
Dit mechanisme heet apoptose (gereguleerde celdood). Als de cel dood is, kan er niets meer
gebeuren. Als er echter – door toeval – fout op fout ontstaat, kan het gebeuren dat het specifieke
beschermende mechanisme van de celdoding is uitgevallen. Op dat moment ontstaat het risico op
een kwaadaardige ziekte, bijvoorbeeld leukemie (bloedkanker) of een maligne lymfoom
(lymfklierkanker). Gelukkig is het lichaam meestal nog in staat om de foute cellen uit te schakelen,
maar soms winnen de kwaadaardige cellen en wordt de persoon ziek. Het is in dit geval meteen
duidelijk dat de fouten die ontstaan zijn tijdens de celdelingen in de loop van het leven zijn
opgetreden. Met andere woorden, de afwijking is niet aangeboren, niet erfelijk, en worden ook niet
doorgegeven. De fouten zijn in dit geval alleen aanwezig in de betreffende bloed- of lymfkliercellen
en niet in de rest van het lichaam (bijvoorbeeld in de huid, de lever of de nieren).
Wellicht kunt u nu beter begrijpen waarom de kans op het krijgen van dit soort ziekten toeneemt
met de leeftijd: hoe ouder, hoe meer kans dat het een keer mis gaat. Het is duidelijk dat dit soort
ziekten vrijwel steeds door toeval ('domme pech') ontstaat en niet door een foute leefstijl, een
verkeerd dieet, stress of een andere oorzaak.
Ingewikkelde processen
Pagina 3/4
Kortom, de bloedcelvorming en lymfklierontwikkeling zijn ingewikkelde en sterk gereguleerde
processen. Dagelijks produceert het lichaam miljarden cellen. Tijdens de vele celdelingen kunnen
zich fouten voordoen. Wanneer er fout op fout ontstaat, is er een kans op een kwaadaardige
ontwikkeling, zoals leukemie of andere beenmergziekten, lymfklierkanker of multipel myeloom.
Versie: augustus 2015
Pagina 4/4
Download