Restanten van waarheid in de Grieks-Romeinse godenverhalen dr. A. Dirkzwager Deze notities zullen deel uitmaken van een uitvoeriger studie. Vandaar dat verwezen wordt naar andere hoofdstukken. High Gods Jaren geleden las ik in een schoolboek over niet-christelijke godsdiensten (1) interessante dingen. De schrijver, professor J.H. Bavinck, schrijft daar over High Gods. Deze term wordt gebruikt om in de godsdienstwetenschap een bepaald type goden aan te duiden. In godsdiensten kunnen er goden zijn die op de achtergrond blijven. Ze worden niet of nauwelijks vereerd. Je kunt geen contact met hen zoeken. Meestal betreft het een god die schepper is geweest, maar de leiding over de schepping heeft afgestaan aan andere goden of aan geesten. Toen ik dat las, was voor mij duidelijk, dat op die manier datgene wat in zo'n godsdienst nog over de echte God bekend gebleven was, naar de achtergrond gewerkt was. Afgoderij is een uitvinding van de duivel en die heeft er belang bij, dat God zo weinig mogelijk aandacht krijgt. Om zelf als hoogste god verering te krijgen, heeft hij mensen beïnvloed. In het begin zal hij het bestaan van God moeilijk hebben kunnen ontkennen. De mensen wisten nog van het bestaan van God en men wist, dat Hij had geschapen en het bestuur over zijn schepping bezat. Wel heeft de duivel de mensen zover gekregen, dat zij geloofden, dat God het gezag had afgestaan en dat andere goden de leiding hadden overgenomen. Dat God de leiding heeft verloren, is een halve waarheid. De duivel werkt graag met halve waarheden. Door de zondeval heeft de duivel zeer zeker bepaalde rechten gekregen in de wereld. Als Jezus verzocht wordt in de woestijn, zegt de duivel over alle koninkrijken van dezr wereldbeschouwingen Zij zijn mij in handen gegeven en ik geef ze aan wie ik wil. Lucas 4: 6 Jezus protesteert niet tegen deze uitspraak. Zie over deze materie verder hoofdstuk 9. De andere kant van de zaak is echter, dat God nog steeds de leiding behoudt en de duivel in zijn mogelijkheden kan beperken. In Job 1 krijgt de duivel uitdrukkelijk toestemming om Job te schaden en er wordt bij gezegd, hoe ver hij mag gaan. “Hem was gegeven” is een uitdrukking die in Openbaring verscheidene malen gebruikt wordt, wanneer de duivel in actie mag komen. Het zal duidelijk zijn, dat de duivel wat God heeft verloren, graag overdrijft en ook graag wat hijzelf heeft gewonnen, opblaast tot de totale macht. Kronos en Zeus In de Griekse godenverhalen bestaat er een mythe over opeenvolgende generaties van goden. De oudste versie is te vinden bij Hesiodus, een dichter van wie de tijd moeilijk te bepalen is. 9e eeuw? 8e eeuw? Deze dichter schreef Theogonia, waarin de geboortes van goden gecatalogiseerd worden. Er bestaan verregaande overeenkomsten tussen het verhaal van Hesiodus en mythes van de Hittieten, de Choerrieten en van verdere volken in het Nabije Oosten. Dit doet nu echter niet terzake. Eerst, zo schrijft Hesiodus (2), ontstond Chaos. Daarna de Aarde en andere goden. De Aarde bracht de Hemel voort. Aarde en Hemel, als echtgenoten, brengen veel goden voort onder wie Kronos. Ook Rhea heeft Hemel en Aarde als ouders. Kronos en Rhea hebben samen ook kinderen. Hesiodus (3) noemt Histia (4), Demeter, Hera, Hades, Poseidon en Zeus. Kronos slokt telkens na de geboorte zijn zonen en dochters op tot en met Poseidon. Dit klinkt vreemd, maar de handelwijze die Kronos toegeschreven wordt, houdt verband met een gewoonte die ons uit de Griekse papyri uit Egypte bekend geworden is, maar door Hesiodus zelf niet beschreven wordt. Na de geboorte van een baby wordt deze voor de voeten van de vader gelegd. Als de vader de baby opneemt, erkent hij die als zijn kind. Doet hij dat niet, dan wordt het kind te vondeling gelegd. Kronos kreeg dus telkens een baby-godje voorgelegd, nam het op en slokte het in. Rhea, nogal weinig intelligent voor een godin, neemt pas na het vijfde kind maatregelen. Zij laat in plaats van Zeus een steen in babykleding aanbieden aan Kronos. Hij slokt de zogenaamde Zeus op. Zeus groeit op en wordt sterk. Dan laat hij Kronos zijn broers en zussen overgeven, waarna Kronos naar de Tartarus verwezen wordt. De Tartarus is de diepste afdeling van de onderwereld, van de wereld van de doden. Zeus wordt de nieuwe oppergod. Hij is dat nog voor Grieken in de tijd van het Nieuwe Testament. Paulus waarschuwt voor het deelnemen aan heidense offermaaltijden. Wat zeg ik dus? Dat een afgodenoffer iets is of dat een afgod iets is? Nee, maar dat ze wat ze offeren, aan demonen offeren en niet aan God. En ik wil niet, dat ge in verbinding geraakt met demonen. 1 Corinthiërs 10: 19-20 Paulus maakt hier een onderscheid tussen de heidense goden en de demonen die hun rol spelen. De heidense goden stellen niets voor, maar op de achtergrond spelen demonen voor Zeus, Poseidon, Hades en de hele rest. En demonen stellen wél iets voor! Zo moeten we dus ook de godenverhalen bekijken. We moeten er geen waarheid voor ons leven in zoeken. Wel kunnen we zien, hoe de demonen die verhalen gebruikten om de Grieken te misleiden. In de oppergod Zeus kunnen we de duivel zien. Hij is zogezegd de goede en sterke god die de onrechtvaardige Kronos onttroont en naar de Tartarus stuurt. In werkelijkheid heeft de duivel een opstand ontketend tegen de rechtvaardige God. Hij zal in de hel belanden en niet God. Hij heeft wel zekere rechten gekregen op aarde, maar hij staat nog altijd onder toezicht van de echte God. Het is goed hierin de misleiding en de halve waarheden te zien. Ook wat de schepping betreft, is er sprake van halve waarheden. De Bijbel zegt, dat eerst aarde en hemel geschapen zijn. De aarde was woest en leeg. Uiteraard ligt die situatie opgesloten in het begrip chaos. Maar chaos houdt verband met het werkwoord chainein 'gapen'. Chaos is dus in de Griekse godenverhalen niet alleen de chaotische toestand, maar ook het uiteengaan (het “gapen”) van aarde en hemel. Eerst was er Chaos en daarna bracht de Aarde de Hemel voort. Weer een halve waarheid. De Bijbel zegt En God zei: “Laat er een gewelf zijn in het midden van het water, en laat dat scheiding maken tussen water en water!” En God maakte dat gewelf en maakte scheiding tussen het water dat onder het gewelf is, en het water dat boven het gewelf is. En het was zo. En God noemde het gewelf hemel. Toen was het avond geweest en het was morgen geweest: de tweede dag. Genesis 1: 6-8 De 'gaping' is het uiteengaan van aarde en hemel – niet de hemel waar God woont, maar de wolkenhemel, de wateren boven de aarde en de sterrenhemel. In ieder geval kent Hesiodus geen scheppergod. Dit is tekenend, omdat de duivel de schepping graag ontkent. Wie schept, heeft namelijk rechten over wat Hij geschapen heeft. Kronos en de mensengeslachten Hesiodus schreef ook Werken en dagen, een gedicht waarin de werkzaamheden van de boer beschreven worden. De geadresseerde is Perses, een jongeman, voor wie Hesiodus ook opvoedende boodschappen heeft. Beroemd is een passage waarin de opeenvolging van mensengeslachten beschreven wordt. Geslacht moet hier niet verstaan worden als generatie, maar als de mensen van een langere periode (5). Ook wij zouden kunnen spreken over het mensengeslacht van de Middeleeuwen. Over het gouden geslacht lezen we Allereerst maakten de onsterfelijken, die de Olympische woningen bezitten, het gouden geslacht van de intelligente mensen. Zij waren tijdens Kronos, toen deze koning was in de hemel. Ze leefden zoals goden zonder zorgen in het gemoed los van en zonder moeiten en leed. Ook was de rampzalige ouderdom er niet. Maar altijd, met voeten en handen gelijk, genieten ze van dansen ver van alle rampen. Ze stierven als door slaap bedwongen. Alles was edel voor hen. Het graanschenkende veld bracht vrucht voort, vanzelf, veel en overvloedig. En zij leefden tevreden en rustig op het land met veel goederen. Maar nadat dan de aarde dit geslacht had bedekt, zijn ze demonen door de plannen van de grote Zeus, edele, op aarde levende, behoeders van de sterfelijke mensen. Ze houden de rechtspraak in het oog en de schandelijke daden, terwijl ze met nevel bekleed overal rondgaan op aarde, rijkdom schenkend. Die koninklijke eer verkregen ze. Hesiodus, Werken en dagen 109-126 Het gaat duidelijk over een paradijsachtige toestand. Het paradijs is echter anders dan het bijbelse paradijs uit Genesis. De mensen sterven. Ze worden verder 'demonen' die mensen begeleiden en waken over het recht. Voor de Grieken was 'demonen' niet een woord dat altijd negatief klonk. Goede halfgoden noemden ze ook demonen. Wat opvalt, is, dat Kronos nog de heerschappij had over het gouden mensengeslacht. Wij hadden al gezien, dat Kronos een high god was, die geschapen had en die oorspronkelijk overeenkomsten bezat met onze God. De onttroning van Kronos door Zeus kwam overeen met de zondeval en de rechten die de duivel daardoor verwierf. De Grieken hadden dus nog besef van het paradijs van Adam en Eva, maar de verhalen erover waren allesbehalve zuiver. Belangrijk is, dat de duivel de Grieken deed geloven, dat ook in het paradijs de dood al aanwezig was. God zou dus geen goede schepping hebben gemaakt. De duivel geeft graag God schuld van allerlei dingen die in de wereld fout lopen. Belangrijk is ook, dat hij de zondeval probeert weg te werken. De zondeval geeft de duivel schuld. Hij is verantwoordelijk voor de komst van de dood en voor de veroordeling van de mens door God, uiteraard naast Adam en Eva zelf. Deze vaststelling moet ons huiverig maken voor “christelijke” theologische systemen, waarin de zondeval ontkend wordt. De Saturnalia De Romeinse Saturnus komt overeen met de Griekse Kronos. Ook Saturnus ontvangt nauwelijks verering. Wel bestaat er een merkwaardig gebruik tijdens de Sarturnusfeesten die Saturnalia heetten. De Saturnalia werden gevierd in december. Tijdens die periode wisselden slaven en heren van positie evenals leidinggevenden en ondergeschikten. Dit gebeurde ter herinnering aan de gouden tijd in het grijze verleden, waarin een paradijselijke toestand bestond. We kunnen veronderstellen, dat ook de Romeinen wisten van het gouden tijdperk van Kronos – niet alleen in hun litteratuur (die kan beïnvloed zijn door de Grieken), maar ook in typisch Romeinse godsdienstige gebruiken. Het woord zaterdag is afgeleid van Saturnusdag. En zaterdag is de sabbat, de dag van de echte God ....... De generatie die Homerus beschrijft Homerus is de oudste en volgens velen ook de grootste Griekse dichter. Op zijn naam staan de Ilias en de Odyssee. In de Ilias wordt een fase uit de Trojaanse oorlog beschreven (6). In de Odyssee vinden we de zwerftochten van Odysseus en zijn makkers van Troje naar huis. Geweldige gedichten. Opvallend is, dat goden en godinnen herhaaldelijk ingrijpen in de gebeurtenissen. Goden en godinnen treden ook op in mensengedaante. In verdere verhalen over de tijd van de Trojaanse oorlog en de eeuwen ervoor zijn er verscheidene verhalen over liefdesaffaires tussen goden en mensen. Zeus was er een kampioen in. Heel wat helden heten zonen te zijn van een god en een vrouw of van een godin en een man. Mij herinnert dit soort verhalen aan Toen de mensen zich op de aarde begonnen te vermenigvuldigen en aan hen dochters geboren werden, zagen de zonen van God, dat de dochters van de mensen schoon waren, en zij namen zich daaruit vrouwen, wie zij maar verkozen. En Jahweh zei: “Mijn Geest zal niet altijd in de mens blijven, nu zij zich misgaan hebben. Hij is vlees. Zijn dagen zullen honderd twintig jaar zijn.” De reuzen waren in die dagen op de aarde, en ook daarna, toen de zonen van God tot de dochters van de mensen kwamen, en zij aan hen (kinderen) baarden. Dit zijn de geweldigen uit de voortijd, mannen van naam. Genesis 6: 1-5 In hoofdstuk 1 is al uiteengezet, dat “zonen van God” een term is die ook engelen kan aanduiden. Engelen kunnen goed zijn. Ze kunnen ook demonisch zijn. Het is duidelijk, dat de engelen uit Genesis 6 demonen waren. Noach en zijn zonen en hun gezinnen zullen dit geweten hebben. De duivel heeft echter in de misleiding van de mensen deze demonen tot goden gepromoveerd. De Grieken hadden dus nog een zekere notie van de vermenging van demonen en mensen uit de tijd voor de zondvloed. Alleen projecteerden zij die verhalen in de generatie van de Trojaanse oorlog en de eeuwen daarvoor. In hoofdstuk 7 zal blijken, dat de duivel niet de leider was van de groep demonen die zich met mensen vermengde. De Grieken maakten Zeus wel de leider, maar dat was alleen maar, omdat de duivel/Zeus graag doorging voor een goede oppergod die bekommernis had voor de zorgen van de helden. De helden ..... de geweldigen uit de voortijd, mannen van naam. _____________ 1 J.H. Bavinck, Religies en wereldbeschouwingen in onze tijd, serie 'De Bijbel', deel 4, Groningen 1958 2 Ik vat samen wat Hesiodus beschrijft in Theogonia 116 vv. Ik sla daarbij over wat met ons onderwerp niets te doen heeft. 3 Theogonia 453 vv. 4 Elders bekend als Hestia. 5 Deze uitgebreide betekenis van 'geslacht' speelt ook een rol in Mattheüs 24: 34 “ Dit geslacht zal zeker niet voorbijgaan, totdat al deze dingen gebeurd zijn”. Antieke volken zagen ook graag kosmische rampen als afsluiting van een 'geslacht'. Tot aan de wederkomst zal niet gesproken kunnen worden van een ingrijpende verandering van omstandigheden, waardoor van een ander geslacht sprake zou kunnen zijn. 6 Traditioneel ca. 1190 v.Chr. In de herziene chronologie van David Rohl ca. 860 v.Chr.