bestand - Rijksmuseum van Oudheden

advertisement
V1 05-12-09 katern 5 pagina 05
EXPOSITIE Rijksmuseum van Oudheden laat Gustave Flaubert en fotograaf Maxime Du Camp in Egypte zien
Droefheid om achtergelaten stenen
In 1849-1850 reisde Gustave Flaubert samen met zijn vriend en fotograaf Maxime Du Camp
langs de indrukwekkende monumenten van Egypte. Een tentoonstelling met meer dan
honderd objecten laat zien hoe dat ging.
Door Wim Wirtz
‘S
inds mijn laatste brief
uit Esna, uitgegaan
op 26 april’, schrijft
Gustave Flaubert op
3 mei 1850 aan zijn
moeder, ‘heb ik je niets nieuws te
vertellen, behalve dan dat al mijn
vingers zwart zijn geworden door
zilvernitraat omdat ik mijn partner heb geholpen, gisteren, in Armant, bij zijn fotografisch werk.’
De 28-jarige schrijver is dan ruim
zes maanden onderweg. Samen
met zijn vriend en fotograaf Maxime Du Camp reist hij van eind oktober 1849 tot juli 1850 langs de
oudheden van Egypte, naar het
Heilige Land van Palestina, Syrië en
Libanon. Na 21 maanden keren ze
via Turkije, Griekenland en Italië in
Frankrijk terug.
In 1910 worden Flauberts dagboeknotities postuum gebundeld
in Voyage en Orient (Reis door de
Oriënt). Fragmenten daarvan en
van de brieven die hij aan zijn moeder schreef, zijn nu te zien op de
tentoonstelling Het Egypte van
Gustave Flaubert in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden, samen met 35 zwart-witte, soms wat
vervaagde foto’s van Maxime Du
Camp en meer dan honderd oudEgyptische objecten. Waaronder:
een papyrus van een dodenboek,
een sfinx van kalksteen, een beeld
van de farao Amenhotep III, een
kopje van de farao Ramses II en een
sarcofaag, de meeste uit de 14de tot
11de eeuw voor Christus.
De foto’s – en enkele originele calotypes – van Du Camp zijn bijzonder vanwege het verhaal dat ze vertellen over de staat van de Egyptische monumenten. Op een aantal
foto’s zijn oude bouwwerken te
zien, verbrokkeld of nog redelijk
intact, die na de reis van beide
vrienden voorgoed zijn verdwenen, volledig verkleurd of verplaatst. Dat maakt de expositie tot
meer dan een gewone erfgoedtoer.
Je kunt er ook een kleine geschiedenis in zien van wat er verloren is
gegaan en bewaard is gebleven.
Een treffend voorbeeld is Du
Camps foto van de Isis-tempel in
Philae langs de Nijl, zuidelijk Egypte: nadat de Engelsen in 1912 de eer-
Links een foto van Maxime Du Camp: Gustave Flaubert
wandelt in Nubische kledij door Caïro. Hierboven de kop
van farao Amenthotep III, in bruikleen van het Kestner-Museum in Hannover. Linksonder de rijk beschilderde sarcofaag van de priesteres van Amon Gaoetsesjen (ca. 1070712 v. Chr.), met daarnaast het deksel van een onbekende
persoon (ca. 1070-712 v. Chr.).
Foto’s Martijn Beekman / de Volkskrant
Terracotta
Een enkele notitie
van Flaubert
blijkt gekuist
. .....................................
ste stuwdam in de Nijl hadden gebouwd, was het eiland niet meer te
zien zoals Du Camp het had vereeuwigd. Jarenlang stond de tempel onder water, en na de bouw van
een tweede dam in 1971 bij Aswan
was het hele eiland compleet onder de oppervlakte verdwenen. Op
initiatief van Unesco werden de
monumenten gered, in de acht
daaropvolgende jaren uit elkaar
gehaald en opnieuw opgebouwd
op het naburige eiland Agilkia,
waar ze tot op de dag van vandaag
te zien zijn.
Een tragischer lot trof ‘het geboortehuis’ van Cleopatra VII in Armant, de Montoe-tempel (1ste
eeuw v. Chr.), die elf jaar na de foto
van Du Camp werd afgebroken. De
stenen werden gebruikt voor de
bouw van een suikerfabriek.
Waarom Flaubert met Du Camp
meeging naar het Nabije Oosten, is
niet geheel duidelijk. Hij zou zich
thuis hebben verveeld. Hij wilde
zich in zijn dromen over de Oriënt
verliezen. Hij zou braaf het advies
van de familiearts hebben opgevolgd om de chronische zenuwcrises waaraan hij leed, te bestrijden
met een reis naar warme landen.
Uiteindelijk ging hij niet vrolijk
op weg. Du Camp en de dichter
Bouilhet hadden kort voor de reis
een vernietigend oordeel uitgesproken over een extravagant
boek, La tentation de Saint-Antoine,
dat hij net had voltooid: ‘Gooi het
in het vuur en spreek er niet meer
over.’ Zij adviseerden Flaubert een
alledaagser thema te kiezen. Dat
werd Madame Bovary (1856-1857).
De naam ontleende hij aan een hotelhouder in Caïro: Bouvaret.
De ontgoocheling over het oordeel van zijn twee vrienden vergalde zijn eerste maanden in het Oosten, schrijft de dichter/schrijver
Paul Claes in het voorwoord van
Reis door de Oriënt. Maar toen hij samen met zijn gidsen en bedienden
Caïro eenmaal achter zich had ge-
laten, sloeg zijn stemming om.
De reis begon in Alexandrië en
voerde via Caïro langs de Nijl, de
piramides van Gizeh en de heiligdommen van Luxor naar de faraobeelden bij Aboe Simbhel in het
diepe zuiden. Op maandag 13 mei
1850 passeert Flaubert voor de
tweede keer Karnak, vlak bij Luxor,
en zijn hart breekt. ‘Droefheid om
Tegelijk met de tentoonstelling over
Gustave Flaubert en
Egypte is er in het
Rijksmuseum van
Oudheden een expositie te zien van terracottabeeldjes, -sculpturen en -miniaturen.
Terracotta (gebakken
klei) omspant een geschiedenis van ruim
vijfduizend jaar, van
het oude Syrië, Griekenland, Egypte en
Rome tot de Middeleeuwen. Van de enkele duizenden terracottavoorwerpen die
het museum in zijn
bezit heeft, zijn er
zo’n 150 te zien, ingedeeld in thema’s als
dierenrijk, speelkwartier, vrouwenfeest, mannenwereld, huis en haard.
Ook wordt er getoond hoe de voorwerpen zijn gemaakt
en welke betekenis
ze hadden.
Terracotta,
Rijksmuseum van
Oudheden, Leiden,
2 december 2009 t/m
13 juni 2010
stenen die je achterlaat!’, schrijft
hij in zijn dagboek. ‘Waarom?’
Hij verlangt terug naar Karnak,
naar het paleis, de koningskamer
waar hij heeft gelogeerd, de oudEgyptische ptolemeïsche tempel,
‘de kleine groene poel waarover
elke nacht een gouden boot met
gouden mannen vaart’, de rots
waarop hij onder de blote hemel
heeft geslapen.
Een enkele dagboeknotitie van
Flaubert blijkt voor de expositie
gekuist. Zo lezen we onder een
foto van de schrijver in Caïro: ‘Gisteren, 1 december, zagen we beneden bij de citadel een goochelaar,
met een jongen van zes à zeven
jaar en op de grond twee kleine
meisjes, blootsvoets, allebei in een
blauw overkleed en met een wollen puntmuts. De manier waarop
hij ‘Allah’ zei toen hij een met
koekjes gevulde pot opende – ik
vond dat het Arabisch aardig
klonk.’
In de oorspronkelijke tekst staan
tussen de woorden ‘puntmuts’ en
‘De manier waarop…’ nog deze
zinnen: ‘De meisjes bootsten met
hun handen scheten na. Het joch
was kostelijk; een klein mormel,
maar heel vastberaden: ‘Als u me
vijf para geeft, mag u mijn moeder
neuken. Ik wens u het allerbeste
toe, en vooral een knaap van een
pik’.’
Het Egypte van Gustave Flaubert,
Rijksmuseum van Oudheden,
Leiden, 2 december 2009 t/m 4 april
2010.
Download