Presentatie. Mijn naam is Wies Brinkhof. Ik werk als orthopedagoog in de jeugdhulpverlening en heb in januari 2002 mijn supervisieopleiding op Hogeschool Windesheim afgerond. Naast mijn werk heb ik een eigen praktijk voor supervisie en training en ben ik lid van een maatschap, Quavisie. Opvallend is dat de aandacht voor overdracht en tegenoverdracht in hulpverlening, in supervisie en andere begeleidingsrelaties toeneemt. De opkomst op deze avond getuigt er ook van: het is een onderwerp dat boeit. Helaas blijkt er weinig literatuur te zijn, specifiek betrekking hebbend op supervisie. Ik heb een literatuurlijst gemaakt, voor wie daarvoor belangstelling heeft, waarop titels zowel met betrekking tot hulpverlening als supervisie vermeld staan. Mocht daar belangstelling voor zijn, dan wil ik mijn scriptie wel mailen. Ik baseer mijn verhaal vooral op wat ik daarin beschreven heb. Sheet 1: titel scriptie Wat dichtbij komt laat sporen na overdracht en tegenoverdracht in supervisie In een supervisie werd ik geconfronteerd met leervragen van een supervisante, leervragen die betrekking hadden op het aanleren van een ander patroon van omgaan met tijd en beschikbaarheid voor werk en in andere relaties, een patroon wat bleek terug te gaan tot in haar jeugd. Haar socialisatie en patronen vertoonden gelijkenis met mijn eigen leerproces: ik herkende de door haar ingebrachte thematiek sterk. Hierdoor ging ik terugdenken aan mijn eigen proces, hetgeen invloed had op mijn wijze van vragen stellen, mijn benadering van de ingebrachte thema’s. Het onderscheid tussen supervisant en supervisor dreigde te vervagen, mede doordat ik haar erg aardig vond én aardig gevonden wilde worden. Mede door de SOS-supervisie werd ik mij ervan bewust dat ik confrontaties met haar uit de weg ging: ik werd een zeer begripvolle supervisor, die haar echter te weinig aan het werk zette. Hoewel ze zei dat ze bepaalde patronen wilde veranderen, lukte dit haar niet. De aandacht, het begrip dat ik had voor haar verhalen voorzag in een behoefte: haar behoefte aan aandacht, een luisterend oor voor haar problemen, de aandacht die ze vroeger gemist had. Dit is haar overdracht naar mij als supervisor: erkenning zoeken voor problemen in eerdere relaties. Mijn pogingen om haar te stimuleren tot anders omgaan met deze patronen riep bij haar weerstand op: ze deed toch al erg haar best, het ging allemaal al veel beter, ze wilde het maar zo laten. Vroeger werd ze niet gewaardeerd om haar inzet en nu deed ik hetzelfde als supervisor: ze voelde zich niet erkent in haar inspanningen. Ik bleef begripvol reageren, maar voelde mijn irritatie toenemen en kon steeds minder goed naar haar luisteren: ik haakte af, raakte ontmoedigd en was geneigd om mee te gaan in het bevestigen van verbetering, terwijl ik vond dat doelen niet behaald werden. Als supervisor was ik niet overtuigd van gedragsverandering: ik zag haar dezelfde patronen herhalen. Haar hiermee confronteren werd onvermijdelijk. Ik diende een andere positie in te nemen, waarbij ik aanliep tegen mijn gevoelens: ik wilde aardig gevonden worden, ik had veel begrip voor haar, wilde niet de strenge ouder zijn die 1 eiste dat het anders moest, etc.: mijn tegenoverdrachtsgevoelens. Mede dankzij de SOS-supervisie werd ik mij ervan bewust van het belang van een confrontatie en kan ik overdenken hoe ik die confrontatie aan zou gaan, rekening houdend met de gevoelens van \overdracht en tegenoverdracht die een rol speelden. Deze confrontatie werkte zowel voor haar als voor mijzelf zeer verhelderend en bood openingen om met samen verder te werken aan de supervisiedoelen, doordat een door beiden niet toegestaan deel in de supervisie bespreekbaar gemaakt was Mijn belangstelling was gewekt voor welke processen zich tussen ons af hadden afgespeeld en ik besloot het thema overdracht en tegenoverdracht nader te onderzoeken in het kader van mijn scriptie met als titel: Wat dichtbij komt laat sporen na. De sporen van de eigen opvoeding, de meest primaire relatie, bepalen ons op een wijze die we soms niet vermoeden. Doordat dit geactiveerd wordt in werk- en/of onderwijs- en begeleidingsrelaties kunnen we ons bewust worden van onvervulde behoeften, die mede een rol spelen in hoe we ons gedragen, behoeften bij onszelf en bij de supervisant die invloed hebben op hoe de supervisie verloopt. Hiernaar kijken is zinvol, zeker wanneer het ons belemmerd in het supervisie geven. Maar ook is het zinvol om gedrag van supervisanten beter te begrijpen: de lijn tussen heden en verleden kan veel belangrijke informatie bevatten over waar iemand steeds weer in vast loopt. Ik had de volgende vragen: Sheet 2: vragen m.b.t. overdracht en tegenoverdracht Roept confrontatie overdracht op? Treden overdracht en tegenoverdracht gelijktijdig op? Maken overdracht en tegenoverdracht een confrontatie onvermijdelijk? Speelt hiërarchie in de supervisierelatie mogelijk een rol bij het optreden van overdracht en tegenoverdracht? Ik zal vanavond proberen om op de volgende vragen in te gaan, als aanzet voor het werken in kleine groepen over overdracht en tegenoverdracht in supervisie. Sheet 3: scriptie vraagstelling: Welke rol kunnen processen van overdracht en tegenoverdracht spelen in supervisie? Hoe herken ik deze processen als supervisor? Wat kan de supervisant ervan leren? Hoe hanteer ik overdracht en tegenoverdracht op constructieve wijze, samenhangend met de supervisiedoelen? Ik zal eerst kort iets vertellen over overdracht en tegenoverdracht en over de processen,die daar een rol bij kunnen spelen. Daarna gaan we in groepen van 6 personen verder praten over hoe ieder dit zelf tegenkomt in eigen supervisies, bij 2 jezelf en bij supervisanten, welke belemmeringen het oplevert en hoe hiermee om te gaan. Sheet 4: overdracht Overdracht: “Het ervaren van gevoelens, driften, houdingen, fantasieën en weerstanden ten aanzien van een persoon in het heden (in casu de therapeut), die niet het werkelijke object van deze gevoelens en emotionele reacties is.” (Bouwkamp, 1999) Sheet 5: toegestane en niet-toegestane deel Zie Bouwkamp Psychosociale hulpverlening p. 153 Sheet 6: tegenoverdracht Tegenoverdracht “ Zoals de cliënt bij overdracht zijn onbewuste reacties op ouderfiguren uit zijn verleden op de behandelaar projecteert, zo projecteert de behandelaar bij tegenoverdracht op analoge wijze zijn onbewuste reacties op figuren uit zijn verleden op de cliënt”. (Bouwkamp, 1999) Een belangrijk deel van de theorie over overdracht en tegenoverdacht is afkomstig uit de psychoanalyse. Freud vond het eerst een storend fenomeen, maar ontdekte toen dat het werken met overdrachtsgevoelens een middel is om conflicten uit de kindertijd opnieuw te laten beleven, waardoor ze alsnog verwerkt kunnen worden. Zoals Bouwkamp aangeeft: het is een herhaling van een gedragspatroon uit het verleden, maar een inadequaat patroon: niet in overeenstemming met de realiteit. Daar kan men overdracht ook aan herkennen: heftige positieve of negatieve gevoelens ten opzichte van de hulpverlener, c.q. therapeut, bijv. bewondering, zich veilig voelen, verliefdheid of bij negatieve overdracht: boosheid, agressie, jaloezie, onderdanig gedrag. Rigter stelt dat hoe persoonlijker, frequenter en langduriger een contact is, hoe groter de kans zal zijn dat overdrachtsgevoelens tot ontwikkeling komen. De supervisierelatie leent zich hier dus voor: we scheppen veiligheid of gaan de confrontatie aan in een persoonlijk, frequent contact. De kans dat overdrachtsgevoelens een rol spelen in supervisie is groot, zowel in individuele supervisie t.o.v. de supervisor als ook in groepssupervisie t.o.v. supervisanten onderling. Overdracht kan ook uitgelokt worden, juist om het bespreekbaar te maken. Dit vergt het doorzien van processen en de hantering ervan: de hulpverlener moet zich bewust worden van de gevoelens die een patiënt oproept, maar mag deze niet in daden omzetten, maar moet deze gebruiken om de problemen van de patiënt te begrijpen. Ik heb een aantal auteurs geciteerd over overdracht en tegenoverdracht, zowel vanuit de hulpverlening bezien, zoals Roel Bouwkamp, Riekje Boswijk-Hummel en Debby 3 Ford, als vanuit supervisie bezien: Jurgen Korner in een artikel met een voor- en nawoord van Han Bennink,gepubliceerd in Supervisie in opleiding en beroep, als Piet Weisfeldt. De verschillen tussen de auteurs zijn gering: het beeld van wat overdracht/tegenoverdracht is vrij unaniem hetzelfde, evenals wat gedaan moet worden om met deze fenomenen om te gaan binnen hulpverlening en supervisie. Sheet 7: processen samenhangend met overdracht en tegenoverdracht Onbewust: “herhalen zonder herinneren” Projectie Projectieve identificatie Objectieve tegenoverdracht Van gevoelens van overdracht en tegenoverdracht hoeven de supervisant en de supervisor zich niet bewust te zijn. Vaak is het complementair: de supervisant is uitstekend tevreden over de supervisor en de supervisie, de supervisor voelt zich erkend en gewaardeerd, een voorbeeld van positieve overdracht die versterkend kan werken. Pas wanneer er een verstoring in de relatie optreedt gaat men vragen stellen m.b.t. de relatie, worden we ons bewust van wat deze relatie oproept en kan het noodzakelijk zijn om deze gevoelens bespreekbaar te maken. Overdracht berust op projectie: “bepaalde delen van onszelf (je schaduw) worden ontkend door ze weg te geven aan anderen.” (Ford), bijv. kwaadheid die vroeger niet geuit mocht worden wordt nu gericht op de supervisor: jij bent autoritair, etc. Bij projectieve identificatie vertoont een persoon bepaald gedrag, wat bij de ander gedrag uitlokt, afgestemd op het door de persoon vertoonde gedrag, bijv. de supervisant gedraagt zich als een veel jonger iemand, stelt zich zeer afhankelijk op, waardoor de supervisor geneigd is de ouderrol in te nemen en zij hem verwijt: je behandelt mij als een klein meisje. Hier is sprake van een circulair proces. Bij ‘objectieve’ overdracht gaat het om de reactie van de therapeut op een bepaalde groep moeilijke patiënten, bijv. mensen met een persoonlijkheidsstoornis, zoals borderline, of met een bepaalde vergelijkbare achtergrond, zoals vluchtelingen en asielzoekers. De hulpverlening aan deze groepen stelt hoge eisen aan hulpverleners. Het gedrag of de verhalen van getraumatiseerde vluchtelingen kunnen gevoelens van boosheid, onbegrip, maar ook twijfel oproepen. Ook door mensen die als kind zijn afgewezen of seksueel misbruikt zijn kan een sterk appel gedaan worden op de gevoelens van hulpverleners, waardoor mogelijke tegenoverdrachtsgevoelens kunnen optreden en het moeilijk kan zijn om de eigen emoties te hanteren: enerzijds willen helpen, de goede hulpverlener willen zijn, maar mogelijk ook afstand willen houden, afhankelijk van onverwerkte gevoelens bij de hulpverlener of supervisor zelf. Soms weten mensen heel goed in te spelen op de zwakke plekken van een hulpverlener/supervisor: in die zin heeft het onderkennen van tegenoverdrachtsgevoelens ook een belangrijke signalerende waarde voor de supervisor: welke defensieve en irrationele reacties spelen een rol, naast de kwaliteiten die iemand bezit. Bepaalde situaties kunnen uitlokkend zijn voor het optreden van emoties, die vaak op dat moment niet geuit mogen worden, maar die wel doorwerken in andere relaties. 4 Sheet 8: Pedagogische strukturen Werkgever – werknemer, man – vrouw, vrouw- kind, kind – pop. Sheet 9: Factoren die overdracht bevorderen sterke affectie: positief of negatief een hiërarchische relatie een afhankelijkheidsrelatie een onveilige situatie, bijv. onvoldoende leiding of te weinig reactie wanneer eigen positieve of negatieve eigenschappen worden onderdrukt gemis aan erkenning en bevestiging in eerdere relaties Sheet 10: Condities waaronder tegenoverdracht kan optreden sterke sympathie (= overidentificatie) of sterke antipathie (desidentificatie) angst en onkunde van de therapeut: vermijdingsgedrag afweerreacties van de supervisor(afwijzend reageren, zich terugtrekken) uit onzekerheid afstandelijk reageren of confrontatie aangaan een supervisor die zijn eigen verleden niet of onvoldoende verwerkt heeft onvervulde behoefte aan aandacht en waardering bij supervisor Sheet 11: Signalen die kunnen wijzen op overdracht emotionele heftigheid en emotioneel appél projectie van gevoelens op de ander onderdanig en hulpeloos gedrag ‘compliance’: proberen naar de zin te maken manipulerend gedrag, uitdagen Sheet 12: Signalen die kunnen wijzen op tegenoverdracht blijven denken aan supervisant, emotioneel reageren gaan twijfelen aan eigen competenties sterk aangetrokken voelen tot een supervisant verveling tijdens de supervisie wanneer de supervisant de competitie aangaat Samenvattend: overdrachts- en tegenoverdrachtsgevoelens komen bij iedereen voor en zijn afkomstig uit primaire relaties, maar kunnen ook later zijn opgedaan en 5 hebben dan betrekking op het oordeel dat we over onszelf hebben. Overdracht en tegenoverdracht kunnen los van elkaar voorkomen, maar ook tegelijkertijd, kunnen elkaar oproepen, c.q. versterken. Ze hebben een belangrijke signalerende functie. Door deze bewust te hanteren kan het meerwaarde hebben: voor de supervisant: de supervisor geeft terug wat het gedrag van de supervisant oproept bij de supervisor en daarmee mogelijk ook bij anderen. voor de supervisor op basis van reacties van de supervisant: bewustwording van “ ik ben gevoelig voor…” . In beide gevallen is door bewustwording een betere hantering van het gedrag mogelijk. Overdracht en tegenoverdracht binnen de supervisierelatie: Korner benadrukt dat overdracht bevorderlijk kan werken voor de relatie supervisant-supervisor, bijvoorbeeld waar het gaat om overdracht van positieve gevoelens. Als gevoelens te heftig worden en het supervisierpoces verstoren zijn andere vormen van hulp nodig. Dit is kenmerkend voor de supervisierelatie: treedt overdracht op in de hulpverlening, dan is het onderdeel van het proces. Treedt het op in supervisie, dan kan het stoppen van de supervisierelatie noodzakelijk zijn als de overdracht verstorend werkt en zal eerst middels therapie aan de overdracht gewerkt moeten worden. Vraag is: gaat dit ook op voor de supervisor? Misschien een aardig punt van discussie. De waarde van het herkennen van overdracht en tegenoverdracht is 1. dat het informatie geeft over onvervulde behoeften en onverwerkte thema’s, zowel bij de supervisant als bij de supervisor: bewustwording 2. dat gezocht kan worden naar lijnen met het functioneren in andere, vergelijkbare situaties: kan zelfinzicht vergroten en bijdragen aan gedragsverandering 3. levert werkmateriaal op in de supervisie: de supervisierelatie (met de sor en santen onderling) kan gebruikt worden als oefenmateriaal, supervisor kan voorbeeldfunctie hebben. Hoe hiermee om te gaan in supervisie? Graag wil ik jullie een aantal casussen voorleggen en een aantal stellingen, zodat in groepen verder gepraat kan worden. Mijn voorstel is om een half uur aan de casus en een half uur aan de stellingen te besteden. Maar natuurlijk kan het gesprek ook gaan over eigen supervisie-ervaringen waar overdracht en tegenoverdracht kan spelen. Graag onderling afspreken wie bij de afsluiting kort nog even iets verteld over wat aan de orde is gekomen, vragen die er zijn, tips aan anderen, etc. 6 SITUATIES Situatie 1 Je hebt een supervisant die steeds het reflectieverslag niet of te laat inlevert, maar wel inbreng stuurt. Ook is ze al een keer de supervisie vergeten. Je hebt vragen ten aanzien van haar motivatie en wil hier met haar een gesprek over aangaan. 1. Hoe voel je je? Welke gedachten heb je? 2. Hoe los je dit op? Wat doe je? 3. Hoe reageer je als ze de volgende supervisiebijeenkomst weer het verslag niet inlevert? Situatie 2 Een supervisant brengt in de supervisie werkproblemen in, waar jij zelf ook mee geworsteld hebt of nog mee worstelt. Welke impulsen komen bij je boven: 1. Welke gevoelens roept dit op? 2. Vertel je over je eigen situatie? Wanneer wel, wanneer juist niet? 3. Hoe voorkom je dat je dat de herkenning leidt tot tegenoverdrachtsgevoelens? Men kan kiezen uit de volgende mogelijkheden: A. Analyseer beide situaties en reflecteer hierop. Ga na welke mogelijkheden de supervisor heeft om van zijn tegenoverdracht gebruik te maken en het supervisieproces op een andere wijze te sturen. B. Je staat (los van de casussen) stil bij de volgende vragen: Of: Welke (regelmatig terugkerende) thema’s herken je in supervisies (thema’s waar je je heel lekker bij voelt of juist niet)? Wat triggert jou daarbij? Hoe reageer je daarop? Neem een supervisant voor ogen die bepaalde (sterke) gevoelens bij je oproept; Wélke gevoelens/gedachten roept deze supervisant bij je op? Hoe ga je daarmee om? C. Discussie aan de hand van de volgende stellingen: 1. Alle gevoelens welke in de interactie tussen supervisant en supervisor een rol spelen zijn gevoelens van overdracht en tegenoverdracht. 2. Overdracht en tegenoverdracht zijn binnen supervisie in feite te vervangen door het begrip parallelproces. 3. Het meegaan in overdracht van de supervisant middels tegenoverdracht is per definitie een blijk van gebrek aan professionaliteit bij de supervisor. 4. In overdrachtssituaties is ofwel het kind ofwel de ouder (TA) aan het woord. In een werkrelatie, zoals die binnen een supervisie is, moet de supervisor zich op een volwassen manier opstellen en is een supervisiedoel dat de supervisant dit ook bereikt! 7 LITERATUURLIJST OVERDRACHT EN TEGENOVERDRACHT Adank, R. Overdracht en tegenoverdracht in supervisierelaties Supervisie in Opleiding en Beroep, 19, 2002 Bersgma, Ad en Korina van Petersen, Prisma van de psychologie. Het Spectrum, Utrecht, 1992. Bennink, H. Compliance in supervisie en andere begeleidingsvormen, Supervisie in Opleiding en Beroep, 17, 2000 Bos, Mathilde, De tranen van de supervisant. Supervisie in opleiding en beroep, 15, 1998. Boswijk-Hummel, Riekje, Liefde in wonderland. De Toorts, Haarlem, 2000. Bouwkamp, R. en S. de Vries, Handboek voor psychosociale therapie. Elsevier/de Tijdstroom, Maarsen, 1999. Ford, Debbie, Licht op de schaduw. Kosmos, Utrecht, 2001. Hellinga, G. Lastige lieden, een inleiding over persoonlijkheidsstoornissen Amsterdam, Boom, 2000 Huizing, Wout, Levensverhaal in supervisie. Supervisie in opleiding en beroep, 18, 2001. Jagt, Nel, Noëlle Leufkens, Toos Rombout, Supervisie praktisch gezien, kritisch bekeken. Bohn Stafleu Van Loghum, Houten/Diegem, 1994. Körner, Jürgen, Overdracht in professionele begeleidingsrelaties. Supervisie in Opleiding en Beroep, 17, 2000. Rigter, J. Het palet van de psychologie Coutinho, Bussum, 1998 Siegers, F. en Haan, D., Handboek supervisie. Bohn Stafleu Van Loghum, Houten/Diegem, 1999. Weisfeldt, Piet, Nestgeuren. Over de betekenis van de ouder-kindrelatie in een mensenleven. Uitgeverij Nelissen B.V., Baarn, 1996. Wolbink, Ronald, Ervaringleren in supervisie. Supervisie in Opleiding en Beroep, 16, 2000. Confronteren in supervisie, supervisorendag. Windesheim, Zwolle, 29-09-2000. Verslag van de thema-avond overdracht en tegenoverdracht in supervisie. LVSB, regio Noord-Holland Noord, Alkmaar, 05-10-2001. 8