DOSSIER 1: JOUW VRIJHEIDSBEELD; OVER MENSELIJKE VRIJHEID Doelstellingen: 3.4.1. Omgaan met grenzen. 1. De vraagstelling bespreken die groeit in en uit grenservaring: confrontatie met begrensde vrijheid. 7. Opkomen voor waarheid; vormen van lijden 3.4.2. Levensbeschouwing en ethiek 1. Aantonen dat levensbeschouwing het ethisch denken en handelen beïnvloedt: existentialisme 2. de oriënterende en evaluerende functie van het geweten verwoorden: ontwikkeling van ethisch aanvoelen, verantwoordelijkheid en engagement. A1 Toen was ik vrij… p. 9 Vraag aan de klas: Beschrijf een moment waarop je je echt vrij voelde? enkelen vertellen hun ervaring enkele voorbeelden noteren aan bord. Wat is vrijheid? A3 Vrije termieten? P. 10 Tekstfragment lezen Vragen aan de klas: - Is er een verschil in dapperheid tussen Hector en de termietsoldaten? M.a.w. wie is het dapperst? Kun je in beide gevallen spreken over een vrije keuze? Hector heeft een keuze: - hij kan vluchten: lafaard blijven leven hij kan vechten: kans op sterven hij is een held De sociale druk is echter vrij groot, waardoor hij wsl. zal vechten. Hij heeft wel de vrijheid, hoewel hij zich gedwongen voelt tot een bepaalde keuze. - Termietsoldaten reageren blind genetisch en hebben dus niet echt een keuze; gebruik van termen als vrijheid en dapperheid hebben weinig zin. Vraag aan klas: Wat is nu eigenlijk vrijheid? Definitie? ( voorlopig: de mogelijkheid hebben te doen wat je wil…) A extra Schoolprestaties en vrijheid Vragen aan de klas: Welke factoren bepalen op school of je erdoor bent of niet? Is dat een vrije keuze? Wilskracht Verstand Sociale omkadering/milieu Zijn we als mens dat vrij? Als mens zijn we vrij om zelf keuzes te maken. Toch worden we in dat keuzeproces beïnvloed door verschillende factoren/condities: Enkele voorbeelden/toegepast op kleding 1. 2. 3. 4. 5. Tijdsconditie (kleding in verschillende tijdperken) geografische conditie (klimaat, streek) Psychische conditie (smaak, stemming) Biologische conditie (meisje, jongen; slank…) Sociale conditie (anderen, maatschappelijke instituties: religie, school,…) (vrienden, mode, schoolregels, religie) 6. Financiële conditie (hoeveel geld je hebt) Soms zijn er ook dingen die je als mens gewoon overkomen, bv. ziekte, aardbeving,… oorzaak is onbekend B1 “Wij zijn tot vrijheid veroordeeld.” (J.P.Sartre) p. 11 Zijn leven: Jean-Paul Sartre (leerlingen noteren) - geboren in 1905 in Parijs grote bijdrage geleverd aan Parijse cultuur: filosoof, schrijven, politiek commentator studeerde filosofie in Parijs; relatie met Simone de Beauvoir, zelf een belangrijke filosofe 1931-1937: doceerde filosofie in Le Havre, wat hem niet beviel 1937: terug naar Parijs: schrijft eerste roman : De walging (gebaseerd op tijd in Le Havre) tijdens WOII gaat hij in het Franse leger en wordt hij een jaar lang gevangen genomen door de Duitsers 1943: Het zijn en het niets 1945: Is het existentialisme een humanisme? Hij weigert in 1964 de nobelprijs voor de literatuur. Sterft in 1980 als gerespecteerd man Sterk beïnvloed tijdens zijn leven door Duitse filosoof Heidegger (1989-1976), ook een existentialist. Vragen aan de klas: 1. Wat zou de uitspraak van Sartre betekenen: Wij zijn tot vrijheid veroordeeld? 2. Lees de tekst en probeer de vraag nogmaals te beantwoorden. Mensen kunnen het frustrerende en moeilijke proces van keuzes maken niet ontlopen. Mensen zijn geen termieten die ‘automatisch’ ten aanval trekken. Mensen kunnen ‘ja’ of ‘nee’ zeggen en worden hierbij geconfronteerd met gevoelens van schuld, lafheid, onmacht,… mensen zijn veroordeeld tot vrijheid als een niet te ontwijken existentiële ervaring. Vrijheid is dus niet alleen een mogelijkheid om je zin te doen; het is ook een levensopdracht die zwaar en moeilijk is. Dus volgens Sartre moeten we ondanks onze bepaaldheid door verschillende factoren toch altijd kiezen. C2 Een filosofische kijk op vrijheid (Sartre) De leerlingen lezen de tekst en zoeken de betekenis van een aantal uitspraken van Sartre. Het existentialisme is een humanisme. De existentie gaat aan de essentie vooraf. Klassikaal overlopen, daarna blad van de leerkracht met juiste antwoorden overlopen C2 Een filosofische kijk op vrijheid (Sartre) Het existentialisme is een humanisme. Existentialisme sleutelwoord: existentie betekent niet gewoon ‘bestaan’, Planten en dieren bestaan ook maar zijn zich niet van dit bestaan bewust (ze maken zich daar niet druk over). De mens is het enige wezen dat zich van zijn bestaan bewust is. De mens existeert. Humanisme: geloof in de menselijke vrijheid. De mens heeft geen God nodig of geen werkelijkheid boven zichzelf. De mens en zijn vrijheid staan centraal. Het existentialisme van Sartre stelt de mens en zijn vrijheid en verantwoordelijkheid om te existeren centraal. In die zin is zijn existentialisme een humanisme. (wel een somberdere visie op de mens en zijn vrijheid dan het humanisme uit de renaissance) De existentie gaat aan de essentie vooraf. ‘Dat ik ben’ gaat vooraf aan ‘wat ik ben’ (essentie: het wezen, de natuur van iets). Volgens Sartre heeft de mens geen aangeboren natuur. De mens heeft geen voorafbepaalde eeuwige natuur waarop hij kan terugvallen. De mens moet zijn eigen natuur creëren. Het staat dus nergens vast hoe we moeten leven, we zijn gedoemd tot improviseren. Er zijn geen universele waarden, er is geen religie (met bv. 10 geboden) die bepaald wat we moeten doen. We moeten zelf kiezen hoe we moeten leven, wie of wat we zijn. We kunnen dus niet op zoek gaan naar de ‘zin van het leven in het algemeen’. Dat veroorzaakt ANGST. De mens voelt zich vreemd in een wereld zonder zin. Sartre spreekt van vervreemding. Deze vervreemding van de mens leidt tot afschuw, absurditeit. De mens is tot vrijheid veroordeeld Veroordeeld: Hij is in het leven geworpen. Hij heeft er niet zelf voor gekozen. Toch vrij: eens op de wereld is de mens verantwoordelijk voor zijn daden gedoemd te kiezen. Er bestaan geen eeuwige waarden of normen waarnaar we ons kunnen richten. Mensen die zeggen dat ze dit of dat ‘moeten’ zijn zichzelf ontvlucht. Dat zijn ‘onpersoonlijke massamensen’. De vrijheid verplicht ons om ‘authentiek te existeren’ Ook in verband met ethische keuzes: We kunnen nooit de verantwoordelijkheid voor onze daden afschuiven op de ‘menselijke zwakheid’ of ‘menselijke natuur’. B4 Wet en vrijheid p. 13 Aan bord: de leerlingen trachten het verband te zoeken? Leerkracht noteert aan bord Wet vrijheid Lees teksten a-d, p. 13. Omschrijf met je eigen woorden wat de tekst zegt? Akkoord/niet? Zonder wet, geen vrijheid. anders wet van de jungle, dictatuur van de sterkste, natuur overheerst. als er geen richtlijn is, hebben mensen geen vrijheid nodig, omdat er geen echte keuzemogelijkheden zijn. Alles kan of mag, dus moet nergens worden over nagedacht. keuzes maken hangt samen met een onderscheid maken tussen goed en kwaad. En er is pas goed en kwaad als uitgemaakt is wat verkeerd is wetten. Wetten zijn zelfs bevrijdend. Doordat er wetten zijn, weten we min of meer wat we kunnen verwachten, of wat we best kiezen. We voelen ons er veilig door. Het bevrijdt ons. Bv. zonder wet die stelen verbiedt zouden we constant op onze hoede moeten zijn; Cfr. 10 geboden; voor veel mensen bevrijdend. Men wist waar men aan toe was; bv. Niet stelen, niet liegen, geen echtbreuk. Je weet dat anderen zich er ook aan houden en dat geeft gevoel van veiligheid. valt meer en meer weg de laatste tijd. Extra vraag: Zoek zelf een voorbeeld van “niet alles wat we kunnen, is geoorloofd”. (tekst c) B5 Een recht op vrije meningsuiting? P. 14-15 Vragen aan de klas: Houdt het recht op vrije meningsuiting in dat je ‘alles’ mag zeggen? Hebben we voldoende recht onze mening te uiten in ons land? Foto 2: wat zie je? Waarvan komt die foto? Hadden die vrouwen vrijheid van mening? Afghanistan: Burka (cfr; Taliban) - vrouwen wordt het zwijgen opgelegd - niet deelnemen aan publieke leven - niet werken (weduwe: bedelen) - kleding - geen rechten,… c) De Duivelsverzen: lezen fatwa: doodsvonnis: hij mag gedood worden als hij gevonden wordt. recht op vrije mening werd de auteur ontzegd; weet iemand waarom? Waarover ging het boek? S. Rushdie verloor zijn geloof op zijn 15de . Ervoor speelde het ook geen belangrijke rol. Hij wantrouwde het geloof immers al van jongsaf. Het boek vertelt een andere versie van het grote verhaal van de islam, door een fictief verhaal te vertellen dat op vele punten gelijkenissen vertoont met het oorspronkelijke verhaal. In zijn boek maakt Rushdie bepaalde personen onrechtstreeks belachelijk, o.a. Mohammed en zijn volgelingen (onder een andere naam). Hij spreekt over hen op een onrespectvolle manier: - dronken toestand - zeer intieme momenten tussen profeet en zijn vrouw worden beschreven - uitspraak: ‘God gaf hem de toestemming om seks te hebben met zoveel vrouwen hij maar wou’ - ‘hij viel voor moeders en dochters’ (eerste vrouw was veel ouder) - hij creëert in zijn boek een bordeel waar 12 vrouwen werkzaam zijn. De beschrijving doet denken aan de vrouwen van Mohammed. - Naam van het bordeel: Hijab (begrip dat wijst op het bedekken van de haren van moslimvrouwen = belediging) - De gewoonte om op bedevaart te gaan en rond de kabala te lopen wordt ook belachelijk gemaakt. In het bordeel lopen de klanten ook rond het centrum, een centraal gelegen fontein. - Invloed ondergaan van Satan. Een verhaal dat echt bestaat en door moslims verworpen wordt, wordt door Rushdie verwerkt in zijn boek. Reactie van moslims op het boek: Ze beseffen dat het om fictie gaat Ze hebben naar eigen zeggen geen problemen met kritiek op de islam Wel problemen met het gebruik van obscene, gewelddadige taal en beelden, wanneer het gaat over belangrijke personen die elke moslim respecteert. Beantwoord de vragen (tekst lezen) C1 Het recht op vrije meningsuiting: een gesprek met Noam Chomsky Lees a) een democratisch recht? Vragen: 1) Wat is democratie? Iedereen heeft inspraak in het bestuur van zijn land, debat-cultuur. 2) Streeft iedereen volgens Chomsky naar democratie? Wie een beetje macht en invloed heeft, wenst geen democratie want dat ondermijnt juist de macht. 3) ‘De democratie zoals ze functioneert, is geen echte democratie’ volgens Chomsky. Leg uit. De mensen die regeren worden verkozen door het volk, maar het zijn allemaal intellectuelen en ze zullen ervoor zorgen dat in de eerste plaats de rechten van de welgestelden gewaarborgd blijven. Als intellectueel behoor je zelf tot de elite en ga je automatisch geen dingen zeggen of denken die ingaan tegen de belangen van de elite. Lees b) Het recht op vrije meningsuiting in de praktijk Vraag: Wat zegt de auteur in dit stuk over vrije meningsuiting? Het is een recht dat in elke situatie moet gewaarborgd blijven, zelfs waar mensen historische onjuistheden verkondigen die kwetsend en onmenselijk zijn (cfr. Revisionisten). Niemand mag het zwijgen worden opgelegd. Als je de vrije meningsuiting verdedigt, verdedig je in de eerste plaats het recht van de mensen die je veracht.