Document

advertisement
De Verlichting (1700-1780)
 Kerk minder belangrijk, vorsten geen wil van god
 Natuurfenomenen wetenschappelijk te verklaren (rationalisme en empirisme)
 Literaire regels die enkel schoonheid wilden onderkennen
 Verstand, vrije wil, moreel
 Opvoeding tot verantwoordelijk, kritisch denkend en tolerant burger
 Leef in het hier en nu, i.p.v. hiernamaals
 Emancipatie van onderdrukte groepen in de samenleving
Sturm und Drang (1767-1785)
1. Naam
Naar titel van een drama van Friedrich Maximilian Klinger
2. Grondkarakter
Een protest- en jongerenbeweging, protest tegen:
 De absolutistische en de hoofse wereld van de adel (= Verlichting)
 Het burgerlijke beroepsleven dat men en de burgerlijke moraalvoorstellingen smal en
vreugdeloos hield (≠ Verlichting)
 De verouderde tradities in de kunst en literatuur
3. Het literaire protest
Inhoud
 Genie geprezen i.p.v. dichter: scheppende krachten van de natuur, anarchisme
 Eenheid denken en handelen, gevoel
Vormen
 Afkeer tegen de traditionele vormen en artistieke conventies van de Barok en Verlichting
 Toneel: genie dat tegen de werkelijkheid ingaat. Shakespeare i.p.v. traditionele vormen
 Literatuur: Die Leiden des jungen Werthers, Werther pleegt zelfmoord om zijn vrouw Lotte
 Poëzie: Erlebnislyrik – wat de dichter zelf meemaakt, geen traditionele vormen. Liefde,
natuur, God en mens als eenheid, een harmonische kosmos
4. Voorbeelden
 Shakespeare: markante karakters, turbulente actie, mengsel van tragische en komische
elementen, frequente wijzigingen van plaats en tijd
 Zwitser Johann Kaspar Lavater: ontwikkelde het geniebegrip
 Johann Gottfried Herder: maakte de Volksdichtung bekend en verdrong het ideaal van de Antik
 Friedrich Gottlieb Klopstock: emotief, religieus gedicht Der Messias
5. Werken en auteurs
 Komt voort uit de midden- en lagere middenklasse
 Leraren en pastors die niet van literatuur konden leven, hun sociale contacten waren kleinschalig
 Belangrijke steden: Straatsburg, Göttingen, Frankfurt am Main
 Voor veel dichters (Goethe en Schiller) was dit een voorbijgaande fase van hun leven en werk
Deutsche Klassik (1786-1832)
2. Persoonlijke en sociale basis
 Ideeën ontwikkeld door Goethe en Schiller in Weimar
 Hertog Karl Augustus verlicht absolutistisch vorst met interesse voor kunst en wetenschap
 1775 haalde Goethe naar Weimar: politieke functies, dichten en onderzoek
 1786, 1788, 1790 Italiëreis: Goethe leerde klassieke oudheid kennen, werd voorbeeld
 Schiller ziek, politiek vervolgd, schulden, geen geordend leven. Werd in 1788 hoogleraar
geschiedenis in Jena, verhuisde in 1799 naar Weimar
 1794 begin vriendschap Goethe en Schiller
 Kunstenaars werden naar centra getrokken zonder financiële zorgen en Duits karakter
 Weltbürgertum: Duitse saaiheid zorgde voor kijk op de hele wereld
3. Grondideeën
 Opvoedbaarheid van de mens ten goede (=Verlichting)
 Harmonie en totaliteit i.p.v. tolerantie en liefdadigheid
 Totaliteit: gevoel, verstand, wetenschappelijk denken, theorie verwerven, praktische inzicht
 Harmonie: eigenschappen mogen niet in tegenspraak met elkaar zijn, wel evenwichtige eenheid
 Griekse klassieke oudheid: vermogen en harmonie, ideaal als realiteit, men snapte de natuur
 Goethe als natuuronderzoeker: liet eenheid tussen het dierlijke en het menselijke (harmonie)
 Verandering van het individu door utopische kunst



De werkelijkheid werd tegenover hun ideaal als ontoereikend beschouwd, door:
Arbeidsverdeling, specialisatie, conflict tussen emotie en rede
Duitsland werd beschouwd als achterlijk, de hoop lag bij de Franse Revolutie
4. Effecten op het schoolsysteem
 Wilhelm von Humboldt: zorgde in de Pruisische ambtenarij voor onderwijshervormingen in 1809.
Nadruk op das Gymnasium, richtte Universität in Berlijn op
 Klassieke oudheid: niet te vroeg specialisatie, juist algemene vorming (=onafhankelijkheid)
 Niet door drillen maar motivatie en zelfstandigheid
 Klassieke talen: Grieks (ideaal totaliteit en harmonie) en Latijn (deugd, energie, patriottisme)
 Algemene ontwikkeling, verbetering, basislessen, verplichte taken
5. Effect
 Ontstaan spreekwoorden
 Het lezen van klassiekers verplicht op hogere scholen
 Schiller’s drama domineerde het theater
 Hierdoor kreeg men een geïdealiseerd beeld van de Duitse Klassik (leven en werk), het ernstige
had geen vooruitzicht
Romantik (1798-1835)
2. Wereldbeeld van de Romantiek
 Weigerde de werkelijkheid uit de 18e en 19e eeuw
 Samenleving getekend door het winstmotief en nut-denken van de beginnende industrialisatie
 Wetenschappers: romantici verklaarden alles met verstand
 Burgers: romantici grijs, geen variatie, prozaïsch, gedomineerd door het monotone beroepsleven
 Mythische wereld van religie, christendom verenigde mensen
 Middeleeuwen als ideaal: voorgevoel, contemplatie, geloof, intuïtie
 Van dromen en fantasie tot de donkere gebieden van de ziel
 Kunst geïnspireerd door de schoon- en wildheid van de natuur
 Poëzie: waarin alle alternatieve werelden werden samengevat, progressief en universeel
3. Rol van de poëzie en de dichters
 Naturpoesie: algemene poëzie
 Kunstpoesie: dichten als allesomvattende poëzie, deel van de ideale wereld zelf. Moest de
gemorste wereld bewust maken en ontdekken. In de hoop dat mensen terugvielen op het geloof
4. Onderscheid in de Klassik
 Mens in staat om zijn krachten tot een harmonieuze eenheid te vormen
 Geen idealen, geen onderwijsprogramma, wilde zo de utopie bereiken
 Vluchtwereld voor gelijkgezinden of alleen (drugs)
5. Beperkingen
Ondanks onduidelijke regels wel wetenschappelijk denken:
 Gebroeders Grimm en Germanistiek
 Indeling geschiedenis stamt hieruit
 Romantici als politici: sommigen wilden een verenigd Duitsland, anderen een restauratie
6. Belangrijke auteurs en hun werken
 Dichters en filosofen kwamen samen in universiteitssteden met vrouwen als middelpunt
 Roman als belangrijkste genre, was allesomvattend
 Voor nageslacht romantische lyriek het belangrijkst: beeldspraak, de mogelijkheid om dingen uit
te drukken die anders niet uit te drukken vallen, past bij het romantische wereldbeeld
Download