en milieuorganisaties voor de Provinciale Omgevingsvisie

advertisement
Groningen 26-08-2014
Geachte Commissieleden Omgeving en Milieu,
Met deze brief willen wij (acht natuur- en landschapsorganisaties) reageren op het
Keuzedocument – Omgevingsvisie.
Wij zijn tevreden hoe wij als organisaties in het traject naar het opstellen van het
Keuzedocument zijn geconsulteerd door GS. Vanuit onze interesse en betrokkenheid met
natuur, landschapswaarden en milieukwaliteit, hebben wij van deze mogelijkheid
gebruikgemaakt om mee te denken over het toekomstig ruimtelijke beleid van de Provincie.
Het is goed te vernemen dat de tijdens deze consultaties gevoerde discussies en geopperde
ideeën ten dele terug te vinden zijn in het voorliggende Keuzedocument.
Centraal of decentraal
Een goed voorbeeld hiervan is onze zorg over de voorgenomen decentralisatie van
provinciale taken en verantwoordelijkheden naar gemeenten. De zorg was daarbij onder
andere dat de Provincie te ver voor de muziek zou uitlopen door in de nieuwe
omgevingsvisie al taken door te schuiven naar gemeenten, terwijl deze er op dit moment nog
niet klaar voor zijn. In het Keuzedocument wordt in het geval van doorgeschoven taken nu
gesproken over een ‘warme overdracht en warme ontvangst’. Daarbij achten wij het nog wel
van groot belang dat afspraken over visies, doelen, rol- en taakverdeling vooraf onderling
goed afgestemd en vastgelegd worden. Dergelijke duidelijke afspraken zijn van groot belang
in combinatie met afspraken over hoe de Provincie en gemeenten de voortgang van het
experiment zullen bewaken en wanneer, indien nodig, de Provincie de regie weer terug zal
nemen.
Als organisaties maken we ons zorgen over decentralisatie van taken en thema’s, omdat
diverse thema’s op het gebied van natuur, landschap, energie en milieu het lokale en
gemeentelijke belang ontstijgen. Wij vrezen dat het beleid op deze thema’s, bij
decentralisatie naar gemeenten onder druk van lokale belangen, versplinterd zal raken in
sterk uiteenlopend beleid. De Provincie heeft veel kennis en kunde in huis om beleid op het
gebied van natuur, landschap, energie en milieu in goede banen te leiden. De gemeenten
kunnen dat op dit moment naar onze mening nog niet altijd voldoende waarborgen.
Helemaal nu deze thema’s onder gemeentelijke verantwoordelijkheid ondergesneeuwd
dreigen te raken nu door de decentralisatie van Rijksbeleid talrijke grote dossiers naar de
gemeenten doorgeschoven zijn.
Goede voorbeelden van thema’s waarbij provinciale regie van grote meerwaarde is, zijn
bijvoorbeeld de bescherming van karakteristieke landschapselementen, de inpassing van
grootschalige opwekking van duurzame energie (zoals windenergie), het reguleren van
ruimte voor nieuwe bedrijventerreinen, het nemen van klimaatadaptieve maatregelen en de
bescherming van waardevolle natuurgebieden (zie ook onze eerdere reactie op de
Voordracht van GS). Omdat deze thema’s invloed op regionaal en / of provinciaal niveau
hebben lenen zij zich naar onze mening niet voor decentralisatie. Wij maken ons om
bovenstaande redenen dan ook zorgen over een aantal van de in bijlage 3 mogelijk te
decentraliseren taken: beperken van gezondheidsrisico’s door milieubelasting, hoge
landschappelijke kwaliteit, behoud van cultureel erfgoed, concentratie van bedrijvigheid en
aanbod bedrijventerreinen, agrarische bedrijfsbebouwing, recreatiewoningen en duurzame
energiebronnen. De decentralisatie van taken op het gebied van hoge landschappelijke
kwaliteit lijkt ons bovendien strijdig met het door GS geformuleerde provinciaal belang
nummer 5 ‘Beschermen en versterken van kenmerkende landschapsstructuren die bijdragen
aan de identiteit en variëteit van de diverse landschappen in onze provincie’.
Wij vragen PS om niet akkoord te gaan met decentralisatie van provinciale taken zolang er
geen duidelijkheid is over een kwalitatief goede invulling vanuit de gemeenten.
Ruimtelijke kwaliteit
Het versterken van de ruimtelijke kwaliteit bij nieuwe bovenlokale ontwikkelingen is een goed
streven. Wij raden hierbij ook aan om de mogelijkheden tot compensatie en versterken van
natuur- en landschapswaarden te verkennen in het kader van bijvoorbeeld ‘rood voor groen
regelingen’. Wij zijn verder tevreden dat het belang van natuur- en landschapswaarden voor
de leefomgeving en het vestigingsklimaat onderschreven wordt in het Keuzedocument.
Daarnaast ondersteunen wij de aanpak van het overaanbod aan woningbouw locaties en
bedrijventerreinen die de Provincie voorstaat.
Aantrekkelijk vestigingsklimaat
In de plattelandsgebieden vergrijst en krimpt de bevolking, terwijl bevolking en bedrijvigheid
in de stedelijke gebieden toeneemt. Winkelaanbod en voorzieningen op het platteland staan
onder druk, verdwijnen. Krimp biedt echter ook kansen. Bij concentratie van de bevolking in
de stedelijke centra daalt het autogebruik en autobezit, en neemt de behoefte aan
infrastructuur af. En ontstaat op het platteland ruimte voor andere ontwikkelingen zoals
natuur en recreatie.
Wij onderschrijven uw streven het aanbod van woningbouwlocaties, bedrijventerreinen en
kantorenlocaties beter op de vraag af te stemmen. Met name in krimpgebieden is er op dit
moment een overaanbod aan woningbouwlocaties en bedrijventerreinen. Maar ook in de
grote kernen is er een overaanbod aan kantoor- en winkelpanden. Wij missen echter een
visie op wat er moet gebeuren met het bestaande overschot aan kantoorgebouwen,
woningbouwlocaties en bedrijventerrein en de rol die de Provincie daar voor zichzelf ziet.
In het Keuzedocument wordt terecht de relatie gelegd tussen een aantrekkelijke
leefomgeving met hoge landschaps- en natuurwaarden om in te recreëren. In het
Keuzedocument wordt naar onze mening echter onvoldoende aandacht aan de
recreatiemogelijkheden in Groningen en het provinciale beleid en - rol hierin. In bijlage 3
wordt zelfs aangegeven dat de Provincie overweegt het beleid ten aanzien van de
verbetering van de bereikbaarheid op de fiets over wil dragen aan de gemeenten.
Ruimte voor duurzame energie
Onder het hoofdstuk ruimtelijke kwaliteit is in het Keuzedocument ook het provinciaal belang
‘ruimte voor energie’ geschaard. Dit verbaast ons omdat de omvang en urgentie van deze
thematiek een afzonderlijk hoofdstuk rechtvaardigt. Om de duurzaamheidsdoelstellingen te
kunnen halen moet op het gebied van energie de komende beleidsperiode veel gebeuren. In
navolging van het in de herfst gesloten Nationale Energieakkoord heeft Energy Valley een
Noordelijke Energie-agenda opgesteld. De ambities van het noorden reiken daarin verder
Pagina 2 van 9
dan het Nationale Energieakkoord: Het noorden wil meer dan 16% van haar energieverbruik
duurzaam opgewekt hebben in 2020. Een streven waarvan wij de noodzaak onderschrijven.
Dat is echter wel een verdrievoudiging van de huidige opwekkingscapaciteit aan duurzame
energie in zes jaar tijd. Deze verduurzaming van de energieproductie moet ingevuld worden
door wind op zee en op land, warmtenetten, Warmte–Koude Opslag, zonne-energie en
biomassa. Trends daarbij zijn dat het van ondergronds naar boven de grond gaat (van
fossiel naar duurzaam) en van centraal naar decentraal (lokale opwekking). Allemaal
ontwikkelingen die een grote invloed zullen hebben op onze leefomgeving. Hierbij is het van
groot belang al in een vroeg stadium draagvlak in de omgeving te genereren. Naast de
opwekking van duurzame energie staat er een stevige opgave op het gebied van
energiebesparing en vergroening van de industrie.
Ontwikkelingen waar de Provincie regie kan voeren op een zorgvuldige ruimtelijke inpassing,
maar ook op het genereren van draagvlak, op het faciliteren van de benodigde infrastructuur,
op het stimuleren van lokale initiatieven, op het versnellen van procedures: kortom op een
integrale aanpak. Absolute noodzaak om deze grote opgave in relatief korte tijd mogelijk te
kunnen maken. De nieuwe omgevingsvisie zou de marsroute in al deze facetten moeten
weergeven. Belangrijk daarbij is dat de provincie zich niet alleen richt op grootschalige
energieopwekking, een belangrijke rol in de energietransitie is weggelegd voor decentrale
opwekking door lokale energiecoöperaties.
Het Keuzedocument onderschrijft de urgentie van deze grote opgave en brengt ook terecht
de kansen in beeld die dat voor onze energieregio meebrengt. Het verbaast ons dan ook dat
tegelijkertijd in bijlage 3 sterk geschrapt wordt in het beleid dat uitvoering moet geven aan de
provinciale doelstelling ‘minder uitstoot broeikasgassen en vervanging fossiele
energiebronnen’. Hier wordt aangegeven dat beleid binnen dit thema om de uitstoot van
broeikasgassen te beperken, energiebesparing, stimulatie van biobrandstoffen, duurzame
mobiliteit, duurzaam inkopen en kennis en innovatie komen te vervallen. Juist tegen de
omvang en urgentie van het energievraagstuk vinden wij dit een onverklaarbare keuze. Om
de duurzaamheidsdoelstellingen te kunnen behalen ligt er een grote opgave op het gebied
van energiebesparing zowel voor de bebouwde omgeving als in industriële processen. Er is
een provinciale rol weggelegd voor coördinatie van kennisontwikkeling, organisatie en
ruimtelijke sturing op industriële ecologie (zodat bijvoorbeeld restwarmte uit industriële
processen gebruikt kan worden op locaties waar een warmtevraag is). Wij vragen u daarom
om dit beleid in de nieuwe omgevingsvisie wel degelijk vorm te geven.
Wij ondersteunen het voornemen om de transitie te versnellen onder de voorwaarde van een
goede ruimtelijke inpassing en een zorgvuldige ruimtelijke afweging met betrekking tot de
bovengrondse effecten van de opwekking van duurzame energie. Wij raden daarbij aan om
de effecten op natuur, landschap en leefomgeving al in het initiële stadium van locatiekeuze
mee te wegen. Wij hechten aan voortzetting van het concentratiebeleid bij WoL, maar zijn
tevens van mening dat vanwege de grote natuurlijke en landschappelijke waarde de
Waddenkust (inclusief kwelders en dijken) gevrijwaard moet worden van verdere plaatsing
van windturbines. Daarnaast denken wij dat een kader voor compensatie van natuur en
landschap niet alleen van belang is bij infrastructurele projecten, maar ook in beeld komt bij
bouwwerken en parken voor de grootschalige opwekking van energie. Voor het mogelijk
maken van een snelle realisatie van de grootschalige opwekking van duurzame energie is
draagvlak van wezenlijk belang. Het voornemen om vroegtijdige planparticipatie en een
Pagina 3 van 9
redelijke verdeling van de lusten en de lasten te stimuleren ondersteunen wij dan ook. In het
huidige Keuzedocument wordt naar onze mening onvoldoende aandacht besteed aan de
toenemende trend van lokale energieopwekking, het is van groot belang dat de Provincie
ruimte biedt om deze ontwikkeling te stimuleren en te faciliteren.
In het Keuzedocument stelt de Provincie zich als doel om de centrale positie van Energyport
te laten doorgroeien. Dit kan in onze ogen echter alleen als de provincie Groningen aansluit
bij het Energieakkoord. Daarnaast stellen wij voor om op te nemen dat er geen nieuwe
kolencentrales worden gebouwd.
De doelstellingen op het gebied van Wind op Zee hebben voor de provincie consequenties
in de sfeer van een te realiseren infrastructuur. Zoals de bouw van havenbekkens en kades
die daarop zijn toegesneden, kabels en leidingen, toename scheepvaart en
helicopterverkeer. Deze infrastructuur is benodigd in directe nabijheid en / of doorsnijdt de
natura2000 gebieden de Waddenzee en de Eems-Dollard en stuit vanwege de te
verwachten effecten op beschermde waarden op vergunningstechnische beperkingen. Om
dit proces zorgvuldig en snel te laten verlopen zijn wij van mening dat alle consequenties
voor de Wadden en de Eems-Dollard van Wind op Zee in één keer in beeld moeten worden
gebracht en in één keer grootschalig moeten worden gemitigeerd en gecompenseerd in
overleg met de betrokken NMO’s. Naar onze mening wordt er in het Keuzedocument te
weinig aandacht besteed aan Wind op Zee en de gerelateerde ruimtelijke ontwikkelingen.
Landbouw
Wij zijn tevreden dat landbouw en de relatie daarvan met natuur, landschap en milieu als
provinciaal belang in het Keuzedocument benoemd is. Naar onze mening ligt er in het
Keuzedocument echter te veel nadruk op de schaalvergroting en intensivering van de
landbouw en wordt er onterecht geen aandacht besteed aan verbreding van de landbouw en
biologische landbouw.
Wij zijn van mening dat schaalvergroting in de landbouw slechts aan de orde kan zijn als
gelijktijdig de landschappelijke structuur en kwaliteit wordt versterkt. Provinciale regie is in
onze ogen een vereiste. Regie op de uitvoering van het Groninger Verdienmodel
bijvoorbeeld, en de inpassing van agrarische bouwblokken. De Provincie dient naar onze
mening in het kader van het POP duidelijk aan te geven waar uitbreiding van agrarische
bouwblokken in het kader van het verdienmodel wel en niet mogelijk is op een regulerende
kaart. Dit schept vooraf duidelijkheid voor ondernemers, gemeenten en andere
belanghebbenden. Een dergelijke kaart en rol voor de Provincie is ook aanbevolen in het
onlangs verschenen evaluatierapport maatwerkbenadering.
Provinciale regie is ook van grote meerwaarde om schadelijke emissies naar het milieu en
de leefomgeving te reduceren. Om dit doel te kunnen bereiken is een provinciale
stikstofboekhouding van belang om stikstofemissies vanuit o.a. de landbouw goed in beeld
te krijgen. Op deze wijze kunnen schadelijke effecten op de natuur tijdig voorkomen worden.
De discussie rondom de schadelijke effecten en het grootschalige gebruik van pesticiden in
de lelieteelt is op dit moment ook actueel in onze provincie. Landelijk beleid laat nog op zich
wachten terwijl de lelieteelt en het gebruik van schadelijke pesticiden ook in Groningen
plaatsvindt. Dit terwijl het schadelijke effecten kan hebben op de menselijke gezondheid, op
vee en op waterkwaliteit. Daarom houden wij een pleidooi om via de nieuwe omgevingsvisie
Pagina 4 van 9
vrijwaringzones voor het gebruik van schadelijke pesticiden in de lelie- en bollenteelt rondom
woonkernen, recreatiezones en waterlopen in te stellen.
In het Keuzedocument wordt aangekondigd dat het huidige ruimtelijke beleid rondom de
intensieve veehouderij herzien kan worden als stakeholders er gezamenlijk in slagen een
Groninger Verdienmodel voor deze bedrijfstak te ontwikkelen. Wij onderschrijven de aanpak
van het Groninger Verdienmodel voor de melkveehouderij. Een dergelijke aanpak voor de
intensieve veehouderij ligt binnen onze organisaties en achterban veel gevoeliger en vraagt
om een uitvoerige verkenning van de kansen en mogelijkheden alvorens aan een dergelijk
model gewerkt kan worden. De vraag of intensieve veehouderij en duurzaamheid samen
kunnen gaan staat hierbij centraal. Wij vragen u dan ook om voor de nieuwe omgevingsvisie
het huidige beleid vooralsnog aan te houden, vanwege het grote draagvlak hiervoor binnen
onze organisaties en achterban.
Beschermen landschap
Wij onderschrijven het belang van landschappelijke kwaliteit en cultuurhistorisch erfgoed
voor een plezierige leefomgeving, voor een gevoel van verbondenheid met en eigenheid van
de streek, en voor de toeristisch-recreatieve waarde van een vitaal platteland. De nieuwe
beleidsnotitie landschap en bijbehorende kwaliteitskaart landschap geven een goed inzicht
in de landschappelijke en cultuurhistorische waarden per regio. Wij pleiten ervoor om de
kwaliteitskaart landschap als basis te gebruiken voor het behoud en bescherming van het
landschap, en deze op te nemen in de provinciale verordening. In de huidige omgevingsvisie
en bijbehorende verordening is een dergelijke kaart (kaart 6a) waarin gemeenten
voorgeschreven werd welke landschappelijke elementen beschermd dienden te worden bij
nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, van grote meerwaarde gebleken. Desondanks worden de
landschappelijke waarden die karakteristiek Groningen vormen nog steeds bedreigd door
schaalvergroting, bedrijvigheid, infrastructuur en een gebrek aan budget voor
landschapsbeheer. Vandaar ook ons pleidooi om niet alleen de landschappelijke
hoofdstructuur (zoals nu via kaart 6a), maar ook de kleinere waardevolle
landschapselementen goed te behouden en te beschermen.
In het Keuzedocument wordt aangegeven dat de Provincie en gemeenten een
gemeenschappelijke verantwoordelijkheid hebben in het behouden en beschermen van de
landschappelijke kernkarakteristieken. De Provincie ziet voor zichzelf de belangrijkste
verantwoordelijkheid in de zorg voor de landschappelijke hoofdstructuur. Gemeenten dragen
in die verdeling de zorg voor het landschap op het lokale schaalniveau. Wij maken ons hier
zorgen over, want gemeentelijke herindeling volgt niet de landschappelijke eenheden van
gebieden, samenwerking tussen gemeenten met provinciale regie hierboven blijft
noodzakelijk.
Indien de Provincie besluit om een dergelijke taakverdeling vorm te geven door taken en
verantwoordelijkheden door te schuiven naar gemeenten is het van groot belang om
afspraken
over
rollen,
taakverdeling,
visie,
doelen
en
te
beschermen
landschapskarakteristieken goed vast te leggen in de vorm van bestuurlijke convenanten
met gemeenten en andere gebiedspartners. Dit is essentieel om achteruitgang van
landschappelijke waarden onder druk van lokale belangen te voorkomen.
Pagina 5 van 9
Naar onze mening zou er in het provinciale ruimtelijke beleid meer aandacht besteed
moeten worden aan de aan het steeds groter wordende probleem van de leegstaande, vaak
monumentale en karakteristieke boerderijen die zo bepalend zijn voor de ruimtelijke kwaliteit,
maar nu vaak verpauperd als ‘rotte kiezen’in het landschap staan.
Beschermen biodiversiteit
Wij zijn tevreden dat de Provincie belang hecht aan de bescherming van biodiversiteit zowel
binnen als buiten het Nationaal Natuurnetwerk. Het Nationaal Natuurnetwerk, dorpsbosjes
en lokale natuurgebieden zijn daarnaast van grote meerwaarde voor de kwaliteit van de
leefomgeving en de recreatieve mogelijkheden in Groningen. Wij zijn bovendien blij dat de
Provincie de meerwaarde van goed bermbeheer, akkerrandenbeheer, weidevogelbeheer en
een groen-blauwe dooradering erkent voor de biodiversiteit. Natuurvriendelijk herstel en
beheer van maren en andere grote waterwegen kan naar onze mening een waardevolle
bijdrage leveren in de realisatie van deze groen-blauwe dooradering. Deze dooradering is
juist op het platteland buiten het Nationaal Natuurnetwerk van belang, omdat de
biodiversiteit daar nog steeds onder druk staat. Wij zien de concrete uitwerking van deze
doelstelling en de provinciale rol hierin tegemoet in de nieuwe omgevingsvisie en leveren
graag een bijdrage in de totstandkoming van de groen-blauwe dooradering. Daarbij is het
van belang om in de uitwerking de relatie tussen het agrarische natuur- en
landschapsbeheer (en de vergroening van de landbouw) duidelijk te leggen.
Opvallend is dat het negatieve effect van verdroging op natuurwaarden in het Nationaal
Natuurnetwerk buiten het gezichtsveld geraakt lijken te zijn. Wij vinden dit onterecht en
pleiten ervoor om in het provinciale beleid prioriteit te geven aan maatregelen die verdroging
van natuurgebieden in het Nationaal Natuurnetwerk tegen gaan.
Het Eems-Dollard estuarium is een uniek natuurgebied van grote (internationale) waarde. In
het kader van het Integraal Managementplan is vastgesteld dat de huidige staat van
instandhouding van het Eems-Dollardestuarium slecht is. Het gebied heeft te maken met
een verstoorde verhouding van eb en vloed, het water bevat te veel slib en daardoor, vooral
in de zomermaanden, te weinig zuurstof. In de rivier de Eems in Duitsland is de situatie zo
erg dat tijdens de zomermaanden in het deelstuk tussen Leer en Emden de rivier praktisch
levenloos is. De oorzaken voor deze problemen liggen ook aan Nederlandse zijde. Op dit
moment vinden tal van processen plaats die tot verbetering van de huidige situatie moeten
leiden (Ecologie en Economie in Balans, Voorverkenning MIRT studie, Marconi etc.). De
Provincie zit bij alle processen aan tafel en heeft samen met alle stakeholders de ambitie tot
herstel van de ED onderschreven in de samenwerkingsovereenkomst Vaargeul en
systeemherstel. Wij zouden graag willen dat in de omgevingsvisie aandacht wordt besteed
aan het Eems-Dollardestuarium en dat als doel wordt gesteld dat de provincie de
gebiedsprocessen faciliteert die leiden tot natuurherstel van het estuarium.
Voor nieuw te vormen beleid wordt in het Keuzedocument gestreefd om bij schaalvergroting
in de landbouw te kiezen voor compensatie natuur en landschap in robuuste gebieden. Wij
zijn benieuwd hoe deze compensatie er concreet uit zal gaan zien en willen daarbij ook
wijzen op het belang van compensatie op het eigen erf zoals is afgesproken in het
Verdienmodel.
Pagina 6 van 9
Beschermen tegen water
Binnen het provinciaal belang ‘beschermen tegen water’ wordt in het Keuzedocument naar
onze tevredenheid de link gelegd met het Deltaprogramma en aandacht besteed aan
maatregelen in het achterland om de veiligheid te borgen. In onze ogen is het essentieel om
de noodzakelijke werken aan de zeekeringen integraal te benaderen, zodat ook doelen ten
aanzien van landbouw, natuur, recreatie en leefbaarheid worden nagestreefd. De
leefbaarheid van de regio is gebaat bij het realiseren van een zogenaamde groene dijk. Wij
zijn dan ook tevreden dat in het Keuzedocument aandacht wordt besteed aan deze kans.
De noodzaak om in gebieden, waar verregaande bodemdaling door veenoxidatie verwacht
wordt, extra eisen te stellen aan grondgebruik en woningbouw wordt door ons
onderschreven. Veenoxidatie gaat ten koste van waardevolle landbouwgronden,
natuurwaarden, veroorzaakt bodemdaling, vermesting van het oppervlakte water en uitstoot
van CO2. Bovendien brengt het kostbare investeringen en ingrepen in het waterbeheer met
zich mee. Genoeg redenen dus om in gebieden waar dit speelt de beleidsmaatregel functie
volgt peil na te streven.
Schoon water
Wij onderschrijven de in het Keuzedocument geformuleerde doelen voor het thema schoon
water. Om deze doelen te kunnen halen is het wel van belang dat GS er op toeziet dat de
waterschappen de benodigde maatregelen nemen. Onder invloed van de klimaatverandering
wordt de beschikbaarheid van voldoende schoon water steeds belangrijker. Niet alleen voor
de landbouw en de drinkwatervoorziening, maar ook voor de natuur. Wij onderschrijven dan
ook van harte uw streven het noorden meer zelfvoorzienend te maken en minder afhankelijk
van de aanvoer van (vervuild) water uit het IJsselmeer. Ook omdat in de toekomst de
aanvoer uit het IJsselmeer in lange, droge zomers onzeker wordt.
Naast het inrichten van waterbergingen, om in droge perioden water beschikbaar te hebben,
is het ook van belang te kijken naar maatregelen om het waterverbruik te beperken. Daarbij
moet onderzocht worden of er alternatieven bestaan voor het beregenen vanuit grondwater
en het doorspoelen van sloten in de kustgebieden om verzilting tegen te gaan. Wij zijn
tevreden dat u aandacht besteed aan het tegengaan van verontreinigen (zoals pesticiden en
medicijnresten) op het oppervlakte en grondwater, een belangrijke voorwaarde voor een
gezond watersysteem en om drinkwater te kunnen winnen vanuit oppervlaktewater. Ten
onrechte wordt er onvoldoende aandacht besteed aan de negatieve effecten van
grondwaterwinning op de natuurwaarden door verdroging van omringende natuurgebieden.
Wij bepleiten een integrale benadering van het gehele watersysteem waarbij maatregelen ter
bescherming tegen water en maatregelen om de beschikbaarheid van water te bevorderen
gezamenlijk aangepakt worden. Waarbij gestreefd wordt naar het nemen maatregelen die
zowel bijdragen aan verbeteren van de waterveiligheid als aan verbeteren van de
waterkwaliteit als aan verbeteren van de waterbeschikbaarheid. Zo streven wij bij voorbeeld
naar een natuurlijk peilbeheer, waarbij het boezempeil (mogelijk ook het polderpeil) op het
eind van de winter hoog is en in de loop van de zomer kan uitzakken. En wij streven naar
waterberging zo hoog mogelijk in het watersysteem: goed voor de waterveiligheid en er is
water beschikbaar voor gebruik in de zomer.
Pagina 7 van 9
Tegengaan Milieuhinder
Ook wij zien een provinciaal belang in het tegen gaan van milieuhinder en zijn blij dat de
Provincie voornemens is deze rol op te pakken door in te zetten op het verminderen van
milieuhinder, gebiedsspecifiek milieubeleid en door differentiatie van bedrijven deze minder
hinder te laten veroorzaken en / of beter aan te laten sluiten binnen materiaalketens.
Gebruik van de ondergrond
In de doelstellingen met betrekking tot het gebruik van de ondergrond wordt in het
Keuzedocument gesteld dat het faciliteren van ondergrond, gebruik van de ondergrond voor
de winning van (delf)stoffen zoals water, zout en aardgas een provinciaal belang is.
Gaswinning is van groot nationaal belang, maar heeft provinciaal grote gevolgen. Om de
relatie tussen te winnen hoeveelheid gas en de reactie van de ondergrond te begrijpen, is
veel onderzoek nodig. Totdat de modellen aantoonbaar juist zijn vinden wij dat het ‘hand aan
de kraan principe’ moet worden toegepast, waarbij de mate van gaswinning aangepast wordt
om zware aardbevingen te voorkomen. Een tweede voorwaarde vanuit de Provincie zou in
onze ogen moeten zijn dat gaswinning wordt gefaciliteerd mits en voor zover er afdoende
middelen beschikbaar zijn voor schadeherstel, preventie en compensatie van het getroffen
gebied.
Er is strijd tussen geothermie en winning van aardgas. Het Rijk wil in grote delen van
Groningen geen vergunning geven vanwege de aanwezigheid van gaswinning, met name
rond de Eemshaven en Delfzijl speelt dit een rol. Vanwege het potentiële belang van
geothermie voor de toekomst van het chemiecluster zijn wij van mening dat die exclusiviteit
moet worden opgeheven. De Provincie zou zich in onze ogen moeten richten op Rijksbeleid,
waarbij geothermie in principe voorrang heeft, tenzij er aantoonbare risico’s zijn voor
aardgas of drinkwaterwinning.
Vanwege de breuken, trillingen, bevingen in de Groningse ondergrond en de
onvoorspelbaarheid daarvan, die zich in meer of minder mate uitstrekken tot de gehele
provincie, is opslag van materiaal in de ondergrond niet zonder meer en aantoonbaar veilig.
Het gaat hier dan om opslag in de ondergrond van gas, olie, CO 2, stikstof, radioactief afval,
andere industriële gassen en afvalstoffen in zoutcavernes en lege gasvelden. In
tegenstelling tot bestaand beleid zou bovendien injectie met uit de mijnbouw afkomstige
afvalstoffen en afvalwater moeten worden beëindigd. Dit omdat de stoffen zo
geconcentreerd worden geïnjecteerd dat ze niet langer ongevaarlijk zijn (vooral vanwege de
hoge concentraties arseen) en omdat de injectieputten kunnen gaan lekken door beweging
in de bodem.
Door de grote drukte in de ondiepe bodem (opslag, leidingen, kabels etc) worden de
mogelijkheden voor projecten zoals geothermie, warmte-koudeopslag en restwarmte
beperkt. Wij stellen daarom voor dat de Provincie zich tot doel stelt om het gebruik van de
ondiepe ondergrond en de reserveringen die nodig zijn voor een afdoende bijdrage aan
klimaat- en energiedoelstellingen in kaart te brengen.
Gebiedenbeleid
Wij zijn tevreden dat de Provincie het succesvolle gebiedenbeleid ook in de nieuwe
omgevingsvisie verder voort zal zetten. Op deze wijze kunnen noodzakelijke ontwikkelingen
versneld worden door middel van een integrale aanpak in gebieden waar veel
Pagina 8 van 9
ontwikkelingen en beleidsvelden samenkomen. Goede voorbeelden uit het vorige POP
waren het Lauwersmeergebied en de Eemsdelta.
Wij onderschrijven het belang om de waddenkust als seperate gebiedsopgave op te nemen.
Een gebied met unieke natuur en landschappelijke kwaliteiten van grote waarde voor
biodiversiteit, recreatie en economie waar verschillende landelijke, provinciale en
gemeentelijke overheden invloed hebben. Een gebied wat zich bij uitstek leent voor deze
integrale aanpak. Binnen deze gebiedsopgave zouden wij ook graag zien dat het
waddenlandschap als speerpunt wordt opgenomen. Enerzijds is het vastgesteld beleid dat
het open, weidse karakter van het waddenlandschap behouden moet blijven (in provinciaal
e
beleid, de nota Ruimte en de PKB 3 nota Waddenzee). Anderzijds blijkt uit het compendium
voor de leefomgeving dat de openheid van de Waddenzee tussen 2002 en 2012 gehalveerd
is. Een integrale ruimtelijke aanpak van de waddenkust tussen in eerste instantie
Nederlandse waddenprovincies onderling zou een waardevolle bijdrage leveren om het open
waddenlandschap te behouden. Deze aanpak zou een logisch vervolg zijn van de vorig jaar
nog door GS en PS vastgestelde gezamenlijke waddenvisie van de provincies Groningen,
Friesland en Noord-Holland “Wadden van Allure’.
Binnen de gebiedsopgave Groningen / regio Groningen – Assen wordt naar onze mening ten
onrechte geen aandacht besteed aan de kwaliteit van natuur en landschap. Basiskwaliteiten
als rust, leegte, ruigte en duisternis zijn steeds belangrijker. Samen met unieke
natuurgebieden en cultuurhistorisch waardevolle landschappen zijn zij van groot economisch
belang. Voor een aantrekkelijk vestigingsklimaat en voor recreatie en toerisme. Rond grote
steden is de vraag naar recreatiegebieden groot. De komende jaren kan nieuwe natuur dicht
bij Groningen van meer betekenis worden. Het ontwikkelen van ‘leisurelandschappen’ in
Groningen (zoals de laagveengordel) zou een plek moeten krijgen binnen deze
gebiedsopgave.
Wij hopen dat u deze brief bij de behandeling van het Keuzedocument zult betrekken,
Met vriendelijke groet,
Namens de Natuur en Milieufederatie Groningen en mede namens Staatsbosbeheer,
Stichting het Groninger Landschap, Natuurmonumenten, Landschapsbeheer Groningen, de
Waddenvereniging, het IVN-consulentschap en Stichting Natuur en Landschap Eemsmond.
Marjolijn Tijdens
Pagina 9 van 9
Download