Helderheid over reikwijdte en toepassing van de

advertisement
www.pwc.nl
Helderheid over reikwijdte
en toepassing van de
transparantierichtlijn
Praktische leidraad
voor de Nederlandse
toepassing van de Europese
transparantierichtlijn
Bij PwC in Nederland werken ruim 4.300 mensen met elkaar samen vanuit
12 vestigingen. PwC Nederland helpt organisaties en personen de waarde te
creëren waarnaar zij op zoek zijn. Wij zijn lid van het PwC-netwerk van firma’s
in 157 landen met meer dan 184.000 mensen. Wij zien het als onze taak om
kwaliteit te leveren op het gebied van assurance-, belasting- en adviesdiensten.
Vertel ons wat voor u belangrijk is. Meer informatie over ons vindt u op
www.pwc.nl
2
PwC
Inhoudsopgave
Voorwoord
4
1Samenvatting belangrijkste bepalingen
transparantierichtlijn5
2 Reikwijdte transparantierichtlijn
7
3 Jaarlijkse financiële verslaglegging
10
4 Halfjaarlijkse financiële verslaglegging
15
5 Tussentijdse financiële verslaglegging
18
6Samenhang met andere corporate governance
en rapportagevereisten
20
Ten slotte
25
Contact
26
Helderheid over reikwijdte en toepassing van de Transparantie­richtlijn
3
Voorwoord
De jaarlijkse, halfjaarlijkse en tussentijdse financiële verslaggeving door Nederlandse
ondernemingen met genoteerde aandelen of obligaties aan een Europese gereglementeerde markt
valt in veel gevallen onder de reikwijdte van de Europese transparantierichtlijn. Deze richtlijn is in
Nederland verankerd in de Wet op het financieel toezicht (Wft).
De bepalingen zijn nu bijna vijf jaar van kracht en in de tussentijd ook op een aantal punten
aangepast, in het bijzonder waar het de halfjaarverslaggeving betreft. Dit, en de vele vragen
die wij de afgelopen jaren uit de praktijk ontvingen over de transparantierichtlijn, waren
voor ons aanleiding om voor u een vervolg te maken op de brochure ‘Helderheid over de
transparantierichtlijn’; de brochure die wij in 2008 uitbrachten naar aanleiding van de introductie
van de Europese transparantierichtlijn.
De praktijkvragen die wij de afgelopen jaren hebben gekregen over de toepassing van de
transparantierichtlijn en aanverwante vraagstukken vormen een belangrijke basis voor deze
nieuwe brochure. Zo gaan we in op het toepassingsgebied van de transparantierichtlijn. Voor
wie gelden de vereisten bijvoorbeeld? Dat is voor een onderneming niet altijd gemakkelijk
te doorgronden. Wij helpen u een antwoord op deze vraag te krijgen door u de belangrijkste
aspecten aan te reiken die u moet bekijken om te bepalen of u wel of niet onder de reikwijdte valt.
Vervolgens gaan we in een aantal hoofdstukken in op de jaarlijkse, halfjaarlijkse en tussentijdse
financiële verslaggevingsvereisten die van toepassing zijn als u daadwerkelijk moet voldoen aan de
transparantierichtlijn.
Wanneer u inderdaad te maken heeft met de transparantierichtlijn, dan heeft u ook te maken
met diverse rapportagevereisten vanuit andere wet- en regelgeving. De reikwijdte van die andere
bronnen is niet altijd gelijk aan de reikwijdte van de transparantierichtlijn. Hierdoor is het wel
eens lastig om vast te stellen waar de rechtspersoon wel en niet aan moet voldoen, met als risico
dat verplichtingen over het hoofd worden gezien. Daarom vindt u in deze brochure een overzicht
van de belangrijkste andere bepalingen op het gebied van de externe rapportage waar u als
beursgenoteerde rechtspersoon rekening mee moet houden.
Wij hopen dat deze brochure u helpt in het beoordelen van de reikwijdte en de effecten van de
transparantierichtlijn en de andere relevante vereisten op uw periodieke verslaggeving zodat u
hier op een efficiënte en effectieve wijze invulling aan kunt geven.
Amsterdam, april 2014
Arjan Brouwer
Jos de Groot
Youri Pasternak
4
PwC
1. S
amenvatting belangrijkste
bepalingen transparantierichtlijn
De transparantierichtlijn heeft als doel om consistentie en transparantie in de verslaggeving
van beursfondsen te waarborgen. De voorschriften zijn gericht op de periodieke verslaggeving:
• de jaarlijkse financiële verslaggeving;
• de halfjaarlijkse financiële verslaggeving;
• de tussentijdse verslaggeving.
De meeste beursgenoteerde ondernemingen moeten deze regels naleven. In de volgende hoofdstukken wordt
nader ingegaan op de vraag of de richtlijnen ook voor u van toepassing zijn.
De invoering van de transparantierichtlijn in de Nederlandse wet heeft ook de toezichtstaak van de Autoriteit
Financiële Markten (AFM) uitgebreid. Met ingang van 2009 houdt de AFM niet alleen toezicht op de jaarlijkse
financiële verslaggeving, maar ook op de halfjaarlijkse financiële verslaggeving.
Beursgenoteerde ondernemingen moeten daarnaast voldoen aan verschillende rapportagevereisten vanuit
andere wet- en regelgeving. In hoofdstuk 6 wordt ingegaan op de belangrijkste andere bepalingen waar
beursgenoteerde ondernemingen rekening mee moeten houden.
Helderheid over reikwijdte en toepassing van de Transparantie­richtlijn
5
Verslaggeving
Tijdstip
Voorbeeld:
data voor het
boekjaar 1 januari
to 31 december
2014
Van toepassing op
Voorwaarden
Jaarlijkse
financiële
verslaggeving
Vier maanden
na afloop van
het boekjaar.
Moet uiterlijk
30 april 2015
verkrijgbaar zijn.
Ondernemingen met
beursgenoteerde aandelen of obligaties op
een gereglementeerde
markt.
• J
aarrekening, normaliter op basis van IFRS
(geconsolideerde jaarrekening).
• Jaarverslag in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW.
• Een risicoparagraaf met een beschrijving van de
voornaamste risico’s en onzekerheden waarmee de
onderneming wordt geconfronteerd.
• Verklaring van het bestuur dat de jaarrekening en het
jaarverslag een getrouw beeld geven en dat wezenlijke
risico’s beschreven zijn.
• Controleverklaring.
Halfjaarlijkse
financiële
verslaggeving
Twee
maanden na
afloop van het
eerste halfjaar
van het
boekjaar.
Moet uiterlijk 31
augustus 2014
verkrijgbaar zijn.
Ondernemingen met
beursgenoteerde aandelen of obligaties op
een gereglementeerde
markt.
• E
en halfjaarrekening op basis van IAS 34 (indien IFRS
vereist voor jaarrekening) en een halfjaarverslag met
hierin opgenomen een opsomming van de belangrijkste
gebeurtenissen en voornaamste risico’s voor het restant
van het boekjaar, evenals (indien het om een notering
met aandelen gaat) de belangrijkste transacties met
verbonden partijen.
• Verklaring van het bestuur dat de halfjaarrekening en het
halfjaarverslag een getrouw beeld geven van de vereiste
informatie.
• Opname van accountants- of beoordelingsverklaring dan
wel vermelding dat geen controle of beoordeling heeft
plaatsgevonden.
Tussentijdse
verklaring (TV)
Tussen tien
weken na
aanvang en
zes weken
voor einde
van de
relevante
periode van
zes maanden.
TV’s van het eerste
kwartaal moeten
worden afgegeven
tussen 12 maart
en 20 mei 2014.
TV’s van het derde
kwartaal moeten
worden afgegeven
tussen 9 september
en 20 november
2014.
Ondernemingen
met beursgenoteerde
aandelen op een
gereglementeerde
markt.
• E
en toelichting van materiële gebeurtenissen en
transacties (tussen de start van de periode en de datum
van de TV) en hun invloed op de financiële positie.
• Een algemene omschrijving van de financiële positie en
prestaties gedurende de relevante periode.
6
PwC
2. Reikwijdte transparantierichtlijn
2.1 Samenvatting van de reikwijdte
Wft
Vereisten
• In hoeverre de Nederlandse transparantierichtlijn van toepassing is op een specifieke
onderneming hangt af van drie factoren, te weten:
- de soort effecten die worden uitgegeven;
- de markt waarop de effecten genoteerd staan;
- de vraag of Nederland lidstaat van herkomst is.
Artikel 2:55,
2:59 en 5:3
• Ondernemingen die effecten uitgeven (zoals aandelen, obligaties, maar ook andere effecten)
met een tegenwaarde van minder dan € 100.000, moeten hiervoor een vergunning hebben
van de AFM. Deze ondernemingen moeten in beginsel voldoen aan de bepalingen van de
transparantierichtlijn.
• Vrijstelling: ondernemingen die effecten uitgeven met een tegenwaarde van meer dan
€ 100.000 zijn vrijgesteld.
Artikel 5:25b
• De Nederlandse transparantierichtlijn is alleen van toepassing op uitgevende instellingen
waarvan effecten zijn toegelaten tot een gereglementeerde markt en waarbij Nederland de
lidstaat van herkomst is.
• Vrijstelling: als de effecten zijn genoteerd op een alternatieve, niet EU-gereglementeerde,
markt of een andere (EU-)lidstaat als lidstaat van herkomst is gekozen, dan is de
onderneming vrijgesteld van de Nederlandse transparantierichtlijn.
Artikel 5:25a
• Doorgaans is de lidstaat van herkomst het EU-land van de statutaire zetel van de
onderneming, maar in geval van obligaties met een nominale waarde van € 1.000 of hoger
kan ook het land waar de onderneming de effecten genoteerd heeft, worden gekozen als
lidstaat van herkomst.
• Voor een onderneming van buiten de EU is het EU-land waar de effecten genoteerd zijn
doorgaans de lidstaat van herkomst.
2.2 Reikwijdte hangt af van vele factoren
De transparantierichtlijn is in Nederland geïmplementeerd via de Wet op het financieel toezicht (Wft). De
bepalingen zijn van toepassing op ondernemingen die effecten uitgeven. Hierbij moet niet alleen worden
gedacht aan beursgenoteerde aandelen, maar ook aan converteerbare en niet-converteerbare obligaties, en
andere effecten zoals warrants en opties. Hierdoor is de transparantierichtlijn, naast op ondernemingen met
genoteerde aandelen, veelal ook van toepassing op financieringsmaatschappijen of obligatiefondsen.
De transparantierichtlijn is niet van toepassing op álle ondernemingen die effecten hebben uitstaan.
Dit hangt af van drie factoren:
1. het soort effect en de tegenwaarde ervan;
2. de markt waarop het effect wordt uitgegeven;
3. de lidstaat van herkomst van de onderneming.
Helderheid over reikwijdte en toepassing van de Transparantie­richtlijn
7
Omdat de situatie voor elke onderneming anders is, is het onmogelijk om een eenvoudig overzicht voor al deze
mogelijke situaties te schetsen. Daarbij komt dat als een onderneming al onder de transparantierichtlijn valt,
door vrijstellingen, niet altijd alle secties van toepassing zijn.
In dit hoofdstuk bespreken we de meest relevante bepalingen ten aanzien van de reikwijdte van de Wft
en de transparantierichtlijn. Het verdient sterke aanbeveling om in een specifieke situatie een juridisch
adviseur te betrekken in de beoordeling van de vraag of uw onderneming wel of niet onder
de transparantierichtlijn valt.
2.3 Factor 1: soort effect en tegenwaarde
De Wft en transparantierichtlijn zijn bedoeld voor de effecten die aan het brede publiek worden aangeboden.
Het begrip ‘effecten’ is door de wetgever breed gedefinieerd1 waardoor niet alleen aandelen en converteerbare
en niet-converteerbare obligaties onder dit begrip vallen, maar ook bijvoorbeeld waardebewijzen die
converteerbaar zijn in effecten (warrants en andere convertibles).
Effecten voor het brede publiek
Uitgebrachte effecten die alleen zijn bedoeld voor institutionele partijen zijn uitgesloten van de
transparantierichtlijn, omdat de wetgever van mening is dat een institutionele belegger voldoende kundig
en deskundig is om zelf afspraken te maken met de uitgevende onderneming over rapportages. Om dit te
operationaliseren is een grens gesteld voor het bedrag waaronder een effect wordt gezien als een effect dat
bedoeld is voor het brede publiek. De grens lag tot 1 januari 2012 voor effecten met een tegenwaarde van
minder dan € 50.000 of nominale waarde van minder dan € 50.000. Met ingang van 1 januari 2012 is de
grens, door de wijziging in de Europese richtlijn, verhoogd naar een tegenwaarde van € 100.000 of nominale
waarde van € 100.000. Dit betekent dus dat alle effecten met een nominale waarde of tegenwaarde van minder
dan € 100.000 onder de reikwijdte van de transparantierichtlijn vallen.
De tegenwaarde is niet altijd gelijk aan de nominale waarde van een effect. In de interpretatie van de wet
wordt een tegenwaarde omschreven als de minimale prijs waarvoor een pakket van effecten kan worden
verkregen. Een obligatie met een nominale waarde van € 1.000, maar met een minimale afname van 100
obligaties, betekent in de praktijk dat het product voor minimaal € 100.000 aan het publiek wordt aangeboden
en in dat geval toch vrijgesteld is van de transparantierichtlijn.
Overgangsperiode voor effecten die vóór 1 januari 2012 zijn uitgegeven
Effecten die vóór 1 januari 2012 zijn uitgegeven met een nominale of tegenwaarde tussen € 50.000 en
€ 100.000, waren vrijgesteld onder de oude wetgeving, maar zouden dat per 1 januari 2012 niet meer zijn.
Om de overgang naar de nieuwe drempel mogelijk te maken geldt voor deze producten een overgangsregeling.
Deze overgangsregeling houdt in dat indien de producten vóór 1 januari 2012 zijn uitgegeven met een
nominale of tegenwaarde van meer dan € 50.000 (maar minder dan € 100.000), de vrijstelling van toepassing
blijft mits dit vóór 31 januari 2012 aan de AFM is gemeld en vóór 1 september 2012 de vergunning daarvoor is
aangevraagd.
1 Artikel 1.1 van Wet op het financieel toezicht definieert effect als volgt: a) een verhandelbaar aandeel of een ander daarmee gelijk
te stellen verhandelbaar waardebewijs of recht niet zijnde een appartementsrecht; b) een verhandelbare obligatie of een ander
verhandelbaar schuldinstrument; of c) elk ander door een rechtspersoon, vennootschap of instelling uitgegeven verhandelbaar
waardebewijs waarmee een in onderdeel a of b bedoeld effect door uitoefening van de daaraan verbonden rechten of door conversie
kan worden verworven of dat in geld wordt afgewikkeld.
8
PwC
2.4 Factor 2: de markt waarop het effect wordt uitgegeven
Naast de bovengenoemde grens van € 100.000 is de plaats van aanbod van het effect aan het publiek
belangrijk. Indien de effecten op een Europese gereglementeerde beurs verhandeld worden, is de
transparantierichtlijn van toepassing voor de uitgever van deze effecten. In overige gevallen vallen deze
effecten buiten de reikwijdte van de transparantierichtlijn.
Dat betekent dat een onderneming die effecten heeft genoteerd aan een zogenaamde alternatieve beurs,
zoals Alternext in Nederland, niet onder de transparantierichtlijn valt. Een EU-gereglementeerde beurs is in
vele gevallen de primaire beurs van een land, zoals:
Land
Beurs
Gereglementeerd
Nederland
Euronext Amsterdam
Ja
Nederland
Alternext Amsterdam
Nee
Luxemburg
Bourse de Luxembourg
Ja
Luxemburg
Euro MTF market
Nee
Verenigd Koninkrijk
London Stock Exchange
Ja
Verenigd Koninkrijk
AIM
Nee
De complete lijst van Europese gereglementeerde beurzen (de zogenoemde MiFID-beurzen) wordt bijgehouden door de Europese
Commissie en is te vinden op de website van de Europese Commissie.
2.5 Factor 3: lidstaat van herkomst
De transparantierichtlijn zoals opgenomen in de Nederlandse Wft is alleen van toepassing indien Nederland
de lidstaat van herkomst is. De term lidstaat van herkomst is een term die door de wetgever in de Wft is
geïntroduceerd. De lidstaat van herkomst wordt in een aantal gevallen bepaald door de wet, in andere
gevallen maakt de onderneming de keuze zelf. Bepalend voor de keuze zijn de nominale waarde van de
uitgegeven effecten, de statutaire vestigingsplaats, het land waar de onderneming haar notering heeft en
of de onderneming haar zetel in de EU dan wel buiten de EU heeft.
Voor aandelen en obligaties waarvan de nominale waarde lager is dan € 1.000, is de lidstaat van herkomst
altijd het land van de statutaire zetel van de onderneming. Indien het om obligaties gaat met een nominale
waarde van € 1.000 of hoger, mag door de onderneming een keus gemaakt worden voor de lidstaat van
herkomst: het land van de statutaire zetel van de onderneming of het land waarin de effecten worden
aangeboden.
Als een onderneming haar statutaire zetel buiten de EU heeft, maar effecten aanbiedt op een EUgereglementeerde markt, dan geldt het land waar ze de notering heeft als lidstaat van herkomst. Bij noteringen
in meerdere EU-landen mag de onderneming zelf kiezen welk van die EU-landen wordt aangemerkt als
lidstaat van herkomst.
De keuze voor lidstaat van herkomst moet de uitgevende instelling eenmalig maken en mag na drie jaar
herzien worden. Kanttekening hierbij is dat de Nederlandse transparantierichtlijn gebaseerd is op een
Europese richtlijn, die ook in de nationale wetgeving in andere EU landen is geïmplementeerd. De keuze
van lidstaat van herkomst voor een EU-land anders dan Nederland zal in principe dan ook geen belangrijke
verlichting in rapportagevereisten betekenen.
2.6 De secties in de transparantierichtlijn hebben eigen reikwijdte
Indien een instelling binnen de reikwijdte van de transparantierichtlijn valt, betekent dit nog niet dat de
instelling aan álle specifieke vereisten van de richtlijn moet voldoen. De richtlijn kan ingedeeld worden in
drie secties: ‘Jaarlijkse financiële verslaggeving’, ‘Halfjaarlijkse financiële verslaggeving’ en ‘Tussentijdse
verslaggeving’. Elk van deze secties heeft een eigen reikwijdte. De hoofdlijnen daarvan komen terug in de
volgende hoofdstukken.
Helderheid over reikwijdte en toepassing van de Transparantie­richtlijn
9
3. J
aarlijkse financiële
verslaggeving
3.1 Samenvatting van de vereisten
Wft
Vereisten
Artikel 5:25c
lid 1
Timing:
• Jaarlijkse financiële verslaggeving binnen vier maanden na het einde van boekjaar algemeen
verkrijgbaar.
• Jaarlijkse financiële verslaggeving minimaal vijf jaar beschikbaar voor het publiek.
Artikel 5:25c
lid 2
Elementen:
De jaarlijkse financiële verslaggeving bestaat uit:
• de jaarrekening inclusief de controleverklaring;
• het jaarverslag inclusief een beschrijving van de voornaamste risico’s en onzekerheden
waarmee de onderneming geconfronteerd wordt; en
• de bestuursverklaring van het bestuur.
Artikel 5:25c
lid 3/4
Grondslagen:
• De geconsolideerde jaarrekening wordt opgemaakt in overeenstemming met de door
de Europese Unie goedgekeurde IFRS. Indien de onderneming alleen een enkelvoudige
jaarrekening opstelt (zoals veel financieringsentiteiten) is het toegestaan om deze op basis van
Titel 9 Boek 2 BW en in Nederland algemeen aanvaardbaar geachte grondslagen op te stellen.
• Daarnaast voldoen de jaarrekening en het jaarverslag aan de relevante vereisten van Titel 9
Boek 2 BW.
Artikel 5:25c
lid 2(c)
Bestuursverklaring:
De personen die bij de onderneming als ter zake verantwoordelijk aangewezen zijn, verklaren met
duidelijke vermelding van naam en functie, dat, voor zover hun bekend:
• de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de activa, de passiva, de financiële positie en de
winst of het verlies; en
• het jaarverslag een getrouw beeld geeft omtrent de toestand op de balansdatum, de gang van
zaken gedurende het boekjaar; en
• in het jaarverslag de wezenlijke risico’s waarmee de onderneming wordt geconfronteerd, zijn
beschreven.
Artikel 5:25ka
Artikel 5:25m
Artikel 5:250
Openbaarmaking en deponering (indien aandelen zijn uitgegeven):
• Een uitgevende instelling stelt uiterlijk op de 42e dag voor de dag van de algemene vergadering
de aandeelhouders via haar website in kennis.
• De algemene beschikbaarstelling vindt plaats door middel van een persbericht en het plaatsen
van jaarrekening en jaarverslag op de corporate website.
• Een uitgevende instelling met zetel in Nederland zendt binnen vijf dagen na vaststelling van de
jaarrekening de vastgestelde jaarrekening aan de AFM.
• De AFM zendt binnen drie dagen na de toezending, de jaarrekening, het jaarverslag en de
overige gegevens aan het handelsregister.
3.2 Tijdstip van publicatie
De jaarrekening en het jaarverslag van beursfondsen moeten binnen vier maanden na afloop van het
boekjaar beschikbaar zijn voor het publiek. Dit is een verzwaring ten opzichte van de vereisten die in de wet
zijn opgenomen voor niet-beursfondsen. Op basis van artikel 2:101 lid BW en artikel 2:210 lid 1 BW maken
Nederlandse ondernemingen de jaarrekening binnen vijf maanden na balansdatum op, en deponeren deze
maximaal twee maanden hierna. Daarnaast kunnen ondernemingen op grond van bijzondere omstandigheden
aan de aandeelhoudersvergadering vragen of zij hiervoor maximaal zes maanden uitstel mogen krijgen. Deze
termijnen en de mogelijkheid om uitstel te vragen gelden derhalve niet voor beursfondsen.
Voor een uitgevende instelling die aandelen uitgeeft (zie artikel 1:1 Wft en artikel 5:25j Wft) geldt een
specifieke regel (artikel 5:25ka) voor het openbaar maken van de jaarrekening en jaarverslag. De jaarrekening
van een uitgevende instelling wordt door de algemene vergadering van aandeelhouders (ava) vastgesteld.
10
PwC
Uiterlijk op de 42ste dag voor de ava voorziet de uitgevende instelling de aandeelhouders van de vast te stellen
jaarrekening. Het algemeen beschikbaar stellen van die jaarrekening en het jaarverslag gebeurt door plaatsing
op de eigen website en de vermelding hiervan in een persbericht. De uitgevende instelling zendt deze stukken
tegelijkertijd toe aan de AFM.
Binnen vijf dagen nadat de jaarrekening door de ava is vastgesteld zendt de uitgevende instelling de
jaarrekening en het jaarverslag toe aan de AFM. De AFM zendt die stukken binnen drie dagen na toezending
door naar de Kamer van Koophandel (KvK).
3.3 De grondslagen voor de jaarrekening
Sinds 2005 moeten beursgenoteerde ondernemingen hun geconsolideerde jaarrekening opmaken volgens
de standaarden die door de IASB vastgesteld en door de Europese Commissie goedgekeurd zijn (de EU-IFRS).
Een voorbeeldjaarrekening op basis van IFRS is beschikbaar via www.pwc.nl/ifrs.
Daarnaast blijft een aantal Nederlandse wettelijke bepalingen van kracht. Dit betreft vooral de toelichting over
de beloning van de bestuurders, het aanhouden van wettelijke reserves, de toelichting van het honorarium
van de accountant2 en de toelichting inzake verschillen in het eigen vermogen en resultaat volgens de
geconsolideerde en enkelvoudige jaarrekening.
Zoals hiervoor aangegeven stellen beursgenoteerde ondernemingen hun geconsolideerde jaarrekening op
op basis van EU-IFRS. Voor de enkelvoudige jaarrekening blijft een keuzemogelijkheid bestaan. Dit betekent
dat beursgenoteerde ondernemingen die geen geconsolideerde jaarrekening hoeven op te stellen (omdat
ze geen te consolideren deelnemingen hebben), zoals veel financieringsvennootschappen, de jaarrekening
kunnen opstellen op basis van Titel 9 Boek 2 BW. Indien de geconsolideerde jaarrekening is opgemaakt op
basis van EU-IFRS, kan de enkelvoudige jaarrekening worden opgemaakt volgens EU-IFRS of Titel 9 Boek 2
BW, waarbij in het laatste geval gekozen kan worden voor toepassing van de waarderingsgrondslagen van de
geconsolideerde jaarrekening.
Bij toepassing van EU-IFRS in de enkelvoudige jaarrekening worden de deelnemingen gewaardeerd
tegen kostprijs of reële waarde. Bij kostprijswaardering worden resultaten van deelnemingen pas bij
dividenduitkeringen als uitkeerbare winst bij de holding aangemerkt. Indien Titel 9 van Boek 2 BW wordt
toegepast, moet de nettovermogenswaarde van deelnemingen bepaald worden op basis van de Nederlandse
verslaggevingregels. Deze optie is vaak niet erg aantrekkelijk en wordt zelden toegepast. De optie waarbij
Titel 9 Boek 2 BW wordt toegepast, met de waarderingsgrondslagen van de geconsolideerde jaarrekening,
wordt het vaakst gebruikt. Bij deze optie worden, indien de geconsolideerde jaarrekening volgens EU-IFRS
wordt opgemaakt, de grondslagen van de geconsolideerde jaarrekening voor waardering en resultaatbepaling
ook toegepast in de enkelvoudige jaarrekening. Hierdoor kan bijvoorbeeld de nettovermogenswaarde van
de deelnemingen gebaseerd worden op EU-IFRS-grondslagen. De enkelvoudige jaarrekening wordt dan
niet opgemaakt volgens IFRS, maar binnen de wettelijke kaders van Titel 9 Boek 2 BW. Deze keuze van
verslaggeving voor de enkelvoudige jaarrekening is overigens niet alleen van belang voor de bepaling van de
nettovermogenswaarde van de deelnemingen, maar voor alle waarderingsgrondslagen in de enkelvoudige
jaarrekening.
Helderheid over reikwijdte en toepassing van de Transparantie­richtlijn
11
3.4 Het jaarverslag
Het doel van het jaarverslag is het afleggen van verantwoording door het bestuur en te voorzien in de behoefte
aan aanvullende informatie naast de jaarrekening. Dit betreft zowel nadere informatie (zoals analyses) over
resultaat en vermogen, als informatie over onderwerpen die niet of beperkt in de jaarrekening tot uitdrukking
komen, zoals de doelstelling van de onderneming, een beschrijving van de kernactiviteiten, de structuur van de
groep, ontwikkeling van de onderneming of de groep en de omgeving waarin de onderneming of de groep werkt,
de interne-organisatiestructuur en personele bezetting en belangrijke elementen van het gevoerde beleid. Het
jaarverslag wordt in de Nederlandse taal gesteld, tenzij de algemene vergadering tot het gebruik van een andere
taal heeft besloten.
Het jaarverslag geeft door middel van een evenwichtige en volledige analyse een getrouw beeld van de
toestand per balansdatum, de ontwikkeling gedurende het verslagjaar en de resultaten van de onderneming.
De analyse bevat zowel financiële als niet-financiële prestatie-indicatoren, met inbegrip van milieu- en
personeelsaangelegenheden. In deze analyse wordt in ieder geval aan de volgende onderwerpen aandacht
besteed:
• de ontwikkeling gedurende het boekjaar;
• de behaalde omzet en resultaten;
• de solvabiliteit en liquiditeit op balansdatum;
• de voornaamste risico’s en onzekerheden; en
• de kasstromen en financieringsbehoefte.
De Richtlijn 400 voor de Jaarverslaggeving (Richtlijn 400 jaarverslag) bevat daarnaast voor grote ondernemingen
nadere voorschriften voor de informatievoorziening over de maatschappelijke aspecten van ondernemen. Sinds
1 januari 2013 moeten grote ondernemingen tevens verantwoording afleggen over de man-vrouwverhouding in
de raad van bestuur en raad van commissarissen (art. 2:391 lid 7 BW).
Verder moeten in het jaarverslag mededelingen worden gedaan over de verwachte gang van zaken, de
zogenaamde ‘toekomstparagraaf’ (art. 2:391 lid 2 BW). Hierin wordt aandacht besteed aan de verwachte
investeringen, financiering, personeelsbezetting en de omstandigheden waarvan de ontwikkeling van de
omzet en van de rentabiliteit afhankelijk is.
Het jaarverslag bevat tevens een risicoparagraaf met een beschrijving van de voornaamste bedrijfsrisico’s en
onzekerheden waarmee de organisatie wordt geconfronteerd. Ook moet specifiek aandacht worden besteed aan
de doelstellingen en het beleid op het gebied van het risicobeheer met betrekking tot het hanteren van financiële
instrumenten (art. 2:391 lid 3 BW).
Voor beursgenoteerde vennootschappen geldt nog een aantal aanvullende vereisten volgens Boek 2 BW of andere
wetgeving. Zie hiervoor ook hoofdstuk 6.
Naast het feit dat in het jaarverslag aan een aantal wettelijke vereisten moet worden voldaan, is het verslag vooral
ook een belangrijk middel om helder en transparant te communiceren aan de belanghebbenden. Een kwalitatief
goede beschrijvende verslaggeving is van groot belang voor een goed inzicht in en begrip van de prestaties
van de onderneming. Hierin past ook de trend van ‘integrated reporting’. Meer informatie, handreikingen en
voorbeelden hiervoor vindt u op www.corporatereporting.com.
3.5 De verklaring van het bestuur
In de transparantierichtlijn is de vereiste opgenomen dat bestuurders verklaren dat de jaarrekening een getrouw
beeld geeft van de activa, de passiva, de financiële positie en de winst of het verlies en dat het jaarverslag een
getrouw beeld geeft van de toestand op de balansdatum, de gang van zaken gedurende het boekjaar en dat in
het jaarverslag de wezenlijke risico’s waarmee de uitgevende instelling wordt geconfronteerd, zijn beschreven.
De bestuursverklaring heeft dus mede betrekking op het risicoprofiel: de beschrijving van de wezenlijke
strategische, operationele, financiële, en compliancerisico’s waarmee de onderneming wordt geconfronteerd.
12
PwC
Niet duidelijk is waarom de wetgever de term ‘wezenlijke’ risico’s hanteert als het gaat om de
bestuursverklaring. Dit, terwijl de wettelijke bepaling over de uiteenzetting over risico’s (art 391 lid 1
Boek2 BW) spreekt over de ‘voornaamste’ risico’s en onzekerheden.
In de toelichting op de Nederlandse Code Corporate Governance is opgenomen dat de in-controlverklaring
ten aanzien van de beheersing van de financiële verslagleggingrisico’s gecombineerd kan worden met de
bestuursverklaring uit hoofde van de Wft.
Hoewel de bestuurders van een onderneming altijd verantwoordelijk zijn voor het opmaken van een
jaarrekening en jaarverslag die aan deze vereisten voldoen, vereist de wet van de bestuurders van een
beursgenoteerde onderneming dus dat zij deze verantwoordelijkheid ook expliciet maken door middel van de
bestuursverklaring. Volgens de Memorie van Toelichting is de bestuursverklaring niet bedoeld om wijzigingen
aan te brengen in de aansprakelijkheidsregels ten aanzien van de jaarrekening.
De wet spreekt over verklaringen van de verantwoordelijke personen waaruit kan worden afgeleid dat
iedere bestuurder individueel een verklaring moet afgeven. Hierbij is het de gangbare praktijk dat er één
verklaring wordt opgenomen die door alle bestuurders wordt ondertekend wat aansluit bij het Nederlandse
governancemodel waarin sprake is van een collectieve verantwoordelijkheid van de raad van bestuur. Dit is
ook consistent met de huidige praktijk waarin de jaarrekening wordt ondertekend door het gehele bestuur. Het
is in een ‘two-tier’regime niet gebruikelijk dat de leden van de raad van commissarissen de bestuursverklaring
mede ondertekenen. In een one-tier regime tekent de gehele board de bestuursverklaring.
Er bestaat geen voorgeschreven, wettelijke tekst voor de bestuursverklaring. We adviseren u om bij de concrete
uitwerking van de bestuursverklaring zo dicht mogelijk bij de wettekst aan te sluiten.
Bestuursverklaring: tekst artikel Wft 5.25c lid 2c:
verklaringen van de bij de uitgevende instelling als ter zake verantwoordelijk aangewezen personen,
met duidelijke vermelding van naam en functie, van het feit dat, voor zover hun bekend,
1°. de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de activa, de passiva, de financiële positie en de
winst of het verlies van de uitgevende instelling en de gezamenlijk in de consolidatie opgenomen
ondernemingen; en
2°. het jaarverslag een getrouw beeld geeft omtrent de toestand op de balansdatum, de gang van zaken
gedurende het boekjaar van de uitgevende instelling en van de met haar verbonden ondernemingen
waarvan de gegevens in haar jaarrekening zijn opgenomen en dat in het jaarverslag de wezenlijke risico’s
waarmee de uitgevende instelling wordt geconfronteerd, zijn beschreven.
Hierbij merken wij op dat in de Nederlandse Wft wettekst over de bestuursverklaring, in tegenstelling tot
wat is opgenomen in de tekst van de EU richtlijn, de bestuursverklaring over het getrouw beeld van de
jaarrekening niet is gekoppeld aan het zijn opgesteld overeenkomstig de toepasselijke reeks standaarden
voor jaarrekeningen (bijvoorbeeld opgesteld in overeenstemming met EU-IFRS).
Gesteld zou kunnen worden dat een verklaring dat het bestuur van mening is dat de jaarrekening is opgesteld
in overeenstemming met EU-IFRS al voldoende is. Hieruit vloeit immers voort dat de jaarrekening een getrouw
beeld geeft van de activa, de passiva, de financiële positie en de winst of het verlies.
Helderheid over reikwijdte en toepassing van de Transparantie­richtlijn
13
IAS 1, paragraaf 13
De jaarrekening moet een getrouw beeld geven van de financiële positie, de financiële prestaties en
de kasstromen van een entiteit. Een getrouw beeld vereist de getrouwe weergave van de gevolgen van
transacties, andere gebeurtenissen en omstandigheden, overeenkomstig de definities en opnamecriteria
voor activa, verplichtingen, baten en lasten zoals die in het Raamwerk zijn uiteengezet. De toepassing
van de IFRS met waar nodig aanvullende informatie, wordt geacht te leiden tot een jaarrekening die een
getrouw beeld weergeeft.
Een dergelijke interpretatie lijkt in de Nederlandse context minder wenselijk aangezien artikel 5:25c Wft
een verklaring eist dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft. Hoewel de jaarrekening geacht wordt een
getrouw beeld te geven indien IFRS wordt toegepast geeft IAS 1 ook aan dat het nodig kan zijn om hiervoor
aanvullende informatie te verschaffen. De wet vereist meer dan het volgen van bepaalde regels (EU-IFRS),
namelijk een specifiek resultaat (een getrouw beeld). Daarnaast zou een verklaring dat de jaarrekening
volledig in overeenstemming is met EU-IFRS verder gaan dan de vereisten van artikel 5:25c. Artikel 5:25c
vereist een verklaring dat de jaarrekening een getrouw beeld geeft van de activa, passiva, financiële positie
en resultaten van de uitgevende instelling. De verklaring dat de jaarrekening conform EU-IFRS is opgesteld
is ruimer dan nodig. EU-IFRS bevat immers ook bepalingen die niet of niet direct van doen hebben met
een getrouw beeld van de activa, passiva, financiële positie en resultaten, zoals het kasstroomoverzicht en
bepaalde toelichtingen.
Anderzijds is het niet onlogisch om in de bestuursverklaring juist wel een referentie te maken naar de
gehanteerde grondslagen voor het opstellen van de jaarrekening. Immers die invalshoek ligt ook besloten in
het artikel in de Europese regelgeving dat ten grondslag ligt aan de Nederlandse Wft-bepaling. Bovendien
geeft de vermelding duidelijkheid over het referentiekader waarop de verklaring is gebaseerd. Maar een
dergelijke verwijzing is geen gangbare praktijk in Nederland.
14
PwC
4. Halfjaarlijkse financiële
verslaggeving
4.1 Samenvatting van de vereisten
Wft
Vereisten
Artikel 5:25d
lid 1
Timing:
• Halfjaarlijkse financiële verslaggeving binnen twee maanden na afloop van de eerste zes
maanden van het boekjaar algemeen verkrijgbaar.
• Halfjaarlijkse financiële verslaggeving minstens vijf jaar beschikbaar voor het publiek.
Artikel 5:25d
lid 2
Elementen:
De halfjaarlijkse financiële verslaggeving omvat:
• de halfjaarrekening;
• het halfjaarverslag; en
• de bestuursverklaring.
Artikel 5:25d
lid 5
Grondslagen halfjaarrekening:
Als de onderneming een geconsolideerde jaarrekening opmaakt, zal de halfjaarrekening worden
opgemaakt in overeenstemming met IAS 34.
Als dat niet het geval is, dan zal de halfjaarrekening minimaal bevatten:
• een verkorte balans;
• een verkorte winst-en-verliesrekening; en
• de toelichtingen hierop.
Hierbij worden dezelfde beginselen aangehouden voor indeling en waardering als bij het
opmaken van de jaarrekening.
Artikel 5:25d
lid 8/9
Inhoud halfjaarverslag:
Het halfjaarverslag bevat minimaal:
• een opsomming van belangrijke gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden gedurende de
eerste zes maanden van het boekjaar en hun invloed op de halfjaarrekening;
• een beschrijving van de voornaamste risico’s en onzekerheden voor de resterende zes
maanden van het boekjaar; en
• voor ondernemingen waarvan aandelen aan de beurs worden verhandeld, ook een toelichting
van de belangrijkste transacties met verbonden partijen.
Artikel 5:25d
lid 2c
Bestuursverklaring:
Het bestuur, met duidelijke vermelding van naam en functie, dient een bestuursverklaring op te
nemen waarin, voor zover hun bekend, verklaard wordt dat:
• de halfjaarrekening een getrouw beeld geeft van de activa, de passiva, de financiële positie en
de winst of het verlies;
• het halfjaarverslag een getrouw overzicht geeft van de in het achtste lid (te weten een
opsomming van belangrijke gebeurtenissen die zich de eerste zes maanden van het
desbetreffende boekjaar hebben voorgedaan en het effect daarvan op de halfjaarrekening,
alsmede een beschrijving van de voornaamste risico’s en onzekerheden voor de overige zes
maanden van het desbetreffende boekjaar), en voor ondernemingen met beursgenoteerde
aandelen, negende lid van Wft artikel 5:25d (te weten de belangrijkste transacties met
verbonden partijen) bedoelde informatie.
Artikel 5:25d
lid 3/4
Controle- of beoordelingsverklaring externe accountant:
Als de halfjaarlijkse financiële verslaggeving is gecontroleerd of beoordeeld door een accountant
wordt de controleverklaring samen met de halfjaarlijkse financiële verslaggeving algemeen
verkrijgbaar gesteld. Als de halfjaarlijkse financiële verslaggeving niet door een accountant is
gecontroleerd of beoordeeld dan wordt dat door de onderneming in haar halfjaarverslag vermeld.
4.2 Grondslagen tussentijdse verslaglegging: IAS 34
Op basis van de transparantierichtlijn passen alle beursfondsen die een geconsolideerde jaarrekening
opstellen, IAS 34 toe bij het opstellen van de halfjaarrekening.
Helderheid over reikwijdte en toepassing van de Transparantie­richtlijn
15
IAS 34 vereist dat het tussentijds financieel verslag minimaal de volgende onderdelen bevat:
• verkorte balans;
• verkorte winst-en-verliesrekening;
• verkort mutatieoverzicht van het eigen vermogen;
• verkort kasstroomoverzicht; en
• geselecteerde toelichtingen.
Op bepaalde aspecten zijn de toelichtingvereisten van IAS 34 vrij uitgebreid. Zo wordt van overnames dezelfde
(uitgebreide) informatie opgenomen in een tussentijds financieel verslag als in de jaarrekening. Hetzelfde
geldt voor bepaalde informatie over financiële instrumenten. Ook wordt beperkte segmentinformatie
verschaft en worden bijzondere transacties toegelicht , waaronder transacties in eigen obligaties en aandelen,
uitgekeerde dividenden en andere transacties die een invloed hebben op activa, verplichtingen, eigen
vermogen, nettowinst, of kasstromen die ongebruikelijk zijn wegens hun aard, omvang of frequentie.
U vindt een voorbeeld van een tussentijds financieel verslag in overeenstemming met IAS 34 op
www.pwc.com/ifrs ‘Manual of accounting: Interim financial reporting 2013’.
Als de onderneming geen te consolideren deelnemingen heeft en ervoor kiest om de jaarrekening niet op basis
van EU-IFRS, maar op basis van Nederlandse wet- en regelgeving op te stellen dan moet de halfjaarrekening
op grond van de Wft minimaal een verkorte balans, verkorte winst- en verliesrekening en toelichtingen daarop
bevatten. De Nederlandse richtlijn voor de jaarverslaggeving RJ 394 ‘Tussentijdse berichten’ gaat verder dan
dat en vereist ook opname van een kasstroomoverzicht, een mutatieoverzicht van het eigen vermogen en
uitgebreide toelichtingen.
4.3 Halfjaarverslag
Naast de halfjaarrekening moet ook een halfjaarverslag worden opgenomen. Het halfjaarverslag is
vergelijkbaar met het jaarverslag zoals dat is opgenomen bij de jaarlijkse financiële verslaggeving. Het betreft
een uitbreiding van de eisen die IAS 34 stelt aan tussentijdse verslaggeving.
Allereerst vereist de wet een indicatie van belangrijke gebeurtenissen die hebben plaatsgevonden gedurende
de eerste zes maanden van het financiële jaar en hun invloed op de halfjaarrekening. Hierbij kan worden
gedacht aan dezelfde soort gebeurtenissen als voor de tussentijdse verklaringen (zie hierna). Daarnaast moet
het verslag een getrouw overzicht geven van de toestand op de balansdatum, de gang van zaken gedurende het
halve boekjaar en een beschrijving van de voornaamste risico’s en onzekerheden voor de overige zes maanden
van het desbetreffende boekjaar. De wetgever onderstreept dan ook voor de halfjaarlijkse verslaggeving
het belang van de risicoparagraaf. Dit sluit aan op de trend die wij zien in de markt dat transparantie over
risico’s, en de beheersing van die specifieke risico’s, steeds belangrijker wordt gevonden. Het verwijzen naar
de beschreven risico’s in het jaarverslag is mogelijk mits de onderneming zich ervan heeft vergewist dat
die risico’s nog steeds actueel zijn voor de komende zes maanden van het lopende boekjaar. Nieuwe risico’s
moeten worden toegelicht. Met andere woorden, het risicoprofiel in het halfjaarverslag moet up-to-date zijn.
Ten slotte moeten de instellingen die aandelen uitgeven in het halfjaarverslag ook een toelichting opnemen
van de belangrijkste transacties met verbonden partijen. Hiervoor zal normaal gesproken aangesloten worden
bij IAS 24 ‘Related Party Disclosures’, zoals die al van toepassing is op de jaarrekening.
De informatie die u in de halfjaarrekening opneemt is van andere aard dan de informatie die u in het
halfjaarverslag opneemt. Daarom adviseren wij u om beide delen op dezelfde wijze als bij de jaarlijkse
verslaggeving duidelijk af te bakenen. Waar de halfjaarrekening primair feitelijke, historische en
financiële informatie bevat, is het halfjaarverslag meer kwalitatief en deels ook toekomstgericht.
Een duidelijke afbakening is van belang met het oog op de verantwoordelijkheid van de bestuurders.
Indien de halfjaarrekening wordt gecontroleerd of beoordeeld zorgt een duidelijke splitsing tussen
halfjaarrekening en halfjaarverslag ook voor een goede afbakening van het object van onderzoek door
de externe accountant.
16
PwC
4.4 De verklaring van het bestuur
Ook bij het halfjaarbericht neemt het bestuur een verklaring op inzake het getrouwe beeld van de
halfjaarrekening en het halfjaarverslag. De strekking van de verklaring ligt in lijn met die bij de jaarrekening
en het directieverslag, maar het kent wel een aantal specifieke bewoordingen. Het verdient aanbeveling om bij
de concrete uitwerking van de bestuursverklaring zo dicht mogelijk bij de wettekst aan te sluiten.
Bestuursverklaring: tekst artikel Wft 5.25d lid 2c:
verklaringen van de bij de uitgevende instelling als ter zake verantwoordelijk aangewezen personen, met
duidelijke vermelding van naam en functie, van het feit dat, voor zover hun bekend,:
1°. de halfjaarrekening een getrouw beeld geeft van de activa, de passiva, de financiële positie en de
winst of het verlies van de uitgevende instelling en de gezamenlijke in de consolidatie opgenomen
ondernemingen; en
2°. het halfjaarverslag een getrouw overzicht geeft van de in het achtste en, voor zover van toepassing,
negende lid bedoelde informatie.
Met informatie in het achtste lid wordt gedoeld op een opsomming van belangrijke gebeurtenissen die zich
de eerste zes maanden van het desbetreffende boekjaar hebben voorgedaan en het effect daarvan op de
halfjaarrekening, alsmede een beschrijving van de voornaamste risico’s en onzekerheden voor de overige zes
maanden van het desbetreffende boekjaar. Met ‘informatie in het negende lid Wft artikel 5:25d’ – uitsluitend
van toepassing op ondernemingen met beursgenoteerde aandelen - wordt gedoeld op informatie over de
belangrijkste transacties met verbonden partijen.
4.5 Externe accountant
Als de halfjaarlijkse financiële verslaggeving is gecontroleerd of beoordeeld door een accountant, dan wordt de
controle- of beoordelingsverklaring samen met de halfjaarlijkse financiële verslaggeving algemeen verkrijgbaar
gesteld.
Als de halfjaarlijkse financiële verslaggeving niet door een accountant is gecontroleerd of beoordeeld, dan
wordt dat door de onderneming in haar halfjaarverslag vermeld. Daarmee geldt dus een extra transparantie­
verplichting over de rol van de externe accountant bij de halfjaarcijfers.
4.6 AFM-toezicht
Sinds 2009 houdt de AFM toezicht op de naleving van verslaggevingvoorschriften in de halfjaarlijkse financiële
verslaggeving. Dat toezicht is vergelijkbaar met het toezicht op de jaarlijkse financiële verslaggeving. De AFM
heeft de bevoegdheid om de onderneming te verzoeken om een nadere toelichting te geven ten aanzien van
de halfjaarlijkse financiële verslaggeving en kan een aanbeveling doen om extern te communiceren over
toepassing van verslaggevingvoorschriften in bestaande of toekomstige stukken.
Een verschil met het AFM-toezicht op de jaarlijkse financiële verslaggeving is dat ten aanzien van de inhoud
van de halfjaarlijkse financiële verslaggeving door de AFM geen procedure bij de Ondernemingskamer
kan worden gestart. De wetgever acht het namelijk niet wenselijk als lange tijd nadat een halfjaarbericht
is uitgebracht nog over het bericht kan worden geprocedeerd. Een eventuele procedure zal daarom alleen
worden gestart als de AFM een onvolkomenheid in de halfjaarberichtgeving constateert die niet door de
onderneming wordt hersteld in de jaarrekening die daarop volgt. Overigens kan de AFM wel een procedure bij
de Ondernemingskamer starten indien de onderneming onvoldoende gevolg geeft aan verzoeken van de AFM
om toelichting.
Helderheid over reikwijdte en toepassing van de Transparantie­richtlijn
17
5. Tussentijdse verslaggeving
5.1 Samenvatting van de vereisten
Wft
Vereisten
Artikel 5:25e
lid 1
Timing:
• Een zogenaamde tussentijdse verklaring wordt afgegeven gedurende de eerste zes maanden
van het financiële jaar, en een andere tussentijdse verklaring gedurende de tweede termijn van
zes maanden.
• De verklaring wordt afgegeven in de periode tussen tien weken na aanvang en zes weken voor
het einde van de relevante termijn van zes maanden.
Artikel 5:25e
lid 2
Periode:
• De verklaring bevat informatie over de periode tussen aanvang van de relevante termijn van
zes maanden en de datum van afgifte van de verklaring.
Artikel 5:25e
lid 2
Inhoud:
De tussentijdse verklaring bevat de volgende informatie:
• een toelichting van belangrijke gebeurtenissen en transacties die in de periode hebben
plaatsgevonden en van de gevolgen daarvan voor de financiële positie; en
• een algemene beschrijving van de financiële positie en de prestaties van de onderneming.
5.2 Publicatiedatum
De richtlijn voorziet in een venster van ongeveer tien weken in de loop waarvan de onderneming een
tussentijdse verklaring moet publiceren. In de praktijk betekent dit dat financiële data in een tussentijdse
verklaring ofwel de resultaten van het eerste kwartaal beslaan, ofwel de cumulatieve resultaten van het derde
kwartaal.
De verplichting tot het uitbrengen van een tussentijdse verklaring geldt uitsluitend voor organisaties die
beursgenoteerde aandelen hebben en onder de transparantierichtlijn vallen.
5.3 Inhoud van de tussentijdse verklaring
De vereisten voor de tussentijdse verklaring zijn beperkt. De onderneming kan aan deze vereisten voldoen
door een tussentijds bericht op basis van IAS 34 te publiceren, maar dat is niet verplicht.
Voor de tussentijdse verklaring is het niet noodzakelijk om kwantitatieve, financiële gegevens op te nemen.
Een onderneming kan ook met een beschrijvende toelichting (vormvrij) aan de vereisten voldoen. Vaak zal het
voor een zinvolle beschrijving van de financiële positie en de prestaties van de onderneming wel noodzakelijk
zijn om bepaalde financiële gegevens te verstrekken, maar het is zeker niet noodzakelijk om een (verkorte)
winst-en-verliesrekening of balans te verstrekken. Het is ook mogelijk dat de onderneming haar financiële
informatie op basis van andere grondslagen dan IFRS verstrekt. Zolang de onderneming dit voldoende helder
doet en toelicht en het beeld dat deze financiële informatie geeft van de financiële positie en de prestaties
van de onderneming niet strijdig is met het beeld dat de IFRS informatie zou geven, is dit naar onze mening
aanvaardbaar.
5.4 Overige informatie
Naast de verplichtingen om bovengenoemde tussentijdse verklaring uit te brengen blijven andere, al voor
de invoering van de transparantierichtlijn bestaande, verplichtingen om tussentijds informatie openbaar te
maken, van toepassing. Zo bevat de wet bepalingen over het openbaar maken van koersgevoelige informatie,
de verwerving van belangrijke deelnemingen in beursfondsen en wijzigingen in de rechten van de houders van
aandelen en obligaties.
18
PwC
5.5 Recente ontwikkeling
Recent heeft de EU besloten om de EU transparantierichtlijn aan te passen en de verplichting om een
tussentijdse verklaring uit te brengen met ingang van 2015 af te schaffen. Het doel van deze aanpassing is het
verlagen van kosten voor kleine en middelgrote ondernemingen en het verminderen van korte-termijn denken
op financiële markten.
Deze beslissing dient eerst nog verwerkt te worden in de Nederlandse wet voordat dit ook van toepassing is op
Nederlandse beursgenoteerde ondernemingen. De EU heeft in dat kader aangegeven dat een lidstaat alleen
onder specifieke voorwaarden periodieke financiële informatie op een frequentere basis dan de jaarlijkse en
halfjaarlijkse informatie mag vereisen. Voorwaarde hiervoor is dat is aangetoond dat een dergelijke eis niet
leidt tot een te grote focus op de korte termijn resultaten en prestaties of een negatieve invloed heeft op de
toegang van kleine en middelgrote ondernemingen tot de (gereglementeerde) financiële markt.
Helderheid over reikwijdte en toepassing van de Transparantie­richtlijn
19
6. Samenhang met andere
corporate governance- en
rapportagevereisten
De vereisten van de transparantierichtlijn zijn niet de enige vereisten waarmee de onderneming rekening
moet houden wanneer zij een beursnotering heeft of overweegt. Zij moet ook rekening houden met diverse
andere vereisten op het gebied van corporate governance en rapportage. Deze vereisten staan verspreid in
verschillende wettelijke en andere regelingen.
De reikwijdtes van de verschillende regelingen lopen niet synchroon. Soms is de reikwijdte enger en
soms is de reikwijdte breder dan die van de transparantierichtlijn. Zorgvuldigheid is dus geboden in de
beoordeling of een specifieke regeling wel of juist niet van toepassing is. Bovendien kennen sommige
regelingen weer afwijkende bepalingen voor subgroepen van ondernemingen. We raden u dan ook aan
om met een (juridisch) adviseur per situatie precies te bepalen welke regeling van toepassing is, en om
vervolgens per regeling te bekijken welke specifieke bepalingen van toepassing zijn.
Hierna worden de belangrijkste bepalingen samengevat waarmee een onderneming, naast de
transparantierichtlijn, rekening moet houden indien zij een beursnotering heeft of overweegt.
6.1 Samenvatting van de vereisten
20
PwC
Bron
Vereisten
Betrekking op
Verordening EG nr.
1606/2002
Geconsolideerde
jaarrekening op basis
van IFRS.
Onderneming met een notering (aandelen of schuld) aan een
gereglementeerde beurs binnen de EU.
BW art 2:383b-e en
art 2:391 lid 2
Beloningsbeleid en
toelichting beloningen
bestuurders en
commissarissen per
individu.
Open nv’s (ongeacht notering).
Besluit Corporate
Governance
Corporategovernanceverklaring.
Nederlandse vennootschap met beursgenoteerde aandelen of
obligaties aan een gereglementeerde beurs binnen de EU.
Corporate
Governance Code
’Pas toe of leg uit’
inzake naleving code,
risicoparagraaf inclusief
in-controlverklaring.
Vennootschap met statutaire zetel in Nederland waarvan de
aandelen of certificaten van aandelen zijn toegelaten tot of (a)
een effectenbeurs, of meer specifiek tot de handel van een
gereglementeerde markt of een daarmee vergelijkbaar systeem
(binnen EU en buiten EU), of (b) tot een multilaterale handelsfaciliteit
(voor grote ondernemingen).
Besluit art. 10
Overnamerichtlijn
Informatie over
onder andere
kapitaalstructuur,
zeggenschapsrechten
en andere informatie
die relevant kan zijn bij
een openbaar bod.
Vennootschap met een aandelennotering aan een gereglementeerde
beurs binnen de EU.
Wta bepaling Audit
Commissie
Instellen
auditcommissie.
Organisaties van openbaar belang (OOB’s) (al dan niet
beursgenoteerd).
6.2 Geconsolideerde jaarrekening op basis van IFRS
Zoals al eerder in deze brochure is aangegeven stellen ondernemingen met een notering aan een
gereglementeerde beurs hun geconsolideerde jaarrekening op op basis van IFRS. Het betreft hier de door
de EU goedgekeurde IFRS-standaarden (EU-IFRS). De verplichting geldt alleen voor de geconsolideerde
jaarrekening. Ondernemingen die alleen een enkelvoudige jaarrekening opstellen kunnen deze daarom
opstellen op basis van de Nederlandse wet- en regelgeving. Niet-beursgenoteerde ondernemingen mogen
EU-IFRS vrijwillig toepassen. Twee voorschriften binnen IFRS gelden alleen voor ondernemingen die een
beursnotering hebben (ongeacht de vraag of het een gereglementeerde beurs betreft) dan wel ondernemingen
die bezig zijn met het verkrijgen van een notering. Het gaat dan om de opname van gesegmenteerde informatie
en informatie over de winst per aandeel (beursgenoteerde aandelen).
Ondernemingen die hun geconsolideerde jaarrekening opstellen op basis van EU-IFRS hebben drie opties voor
de enkelvoudige jaarrekening:
• Boek 2 Titel 9 BW;
• Boek 2 Titel 9 BW met de waarderingsgrondslagen van de geconsolideerde jaarrekening;
• EU-IFRS.
Toepassing Boek 2 Titel 9 BW
Bij toepassing van Boek 2 Titel 9 BW waardeert de onderneming haar deelnemingen tegen
nettovermogenswaarde. De grondslagen die zij daarbij hanteert moeten voldoen aan Boek 2 Titel 9 BW en
(derhalve) in Nederland aanvaardbaar geachte grondslagen. In veel gevallen zal daardoor een verschil tussen
het geconsolideerde en het enkelvoudige eigen vermogen ontstaan.
Toepassing Boek 2 Titel 9 BW met waarderingsgrondslagen geconsolideerde jaarrekening
Ook bij toepassing van Boek 2 Titel 9 BW met de waarderingsgrondslagen van de geconsolideerde
jaarrekening waardeert de onderneming haar deelnemingen tegen nettovermogenswaarde. Doordat zij
daarnaast de waarderingsgrondslagen van de geconsolideerde jaarrekening hanteert, zal het eigen vermogen
in de geconsolideerde jaarrekening veelal gelijk zijn aan het eigen vermogen in de enkelvoudige jaarrekening.
Toepassing EU-IFRS
Als de onderneming enkelvoudig EU-IFRS toepast dan waardeert zij haar deelnemingen tegen kostprijs dan
wel tegen reële waarde. In dat geval moet de enkelvoudige jaarrekening eveneens de op basis van EU-IFRS
vereiste toelichtingen bevatten.
6.3 Beloningsbeleid en beloning bestuurders per individu
Boek 2 Titel 9 BW vereist gedetailleerde informatie over de beloning van bestuurders van zogenaamde open
nv’s. Open nv’s zijn alle naamloze vennootschappen met uitzondering van de vennootschappen waarvan de
statuten uitsluitend aandelen op naam kennen, een blokkeringsregeling bevatten en niet toelaten dat met
medewerking van de vennootschap certificaten aan toonder worden uitgegeven. Alle beursgenoteerde nv’s zijn
open nv’s, maar het kan ook voorkomen dat een nv kwalificeert als open nv zonder beursgenoteerd te zijn.
Op grond van artikel 2:391 BW beschrijft de vennootschap in het jaarverslag het beleid ten aanzien van de
bezoldiging van bestuurders en commissarissen en de wijze waarop dit beleid in het verslagjaar in de praktijk
is gebracht. Daarnaast vereisen art 2:383c-e BW gedetailleerde toelichting van de beloningen per individuele
(gewezen) bestuurder en (gewezen) commissaris per beloningscategorie.
Helderheid over reikwijdte en toepassing van de Transparantie­richtlijn
21
Ook IFRS schrijft toelichting van bestuurdersbeloningen voor. Alleen onder IFRS gaat het om de beloning
voor het key management, en die groep kan groter zijn dan de groep waarvoor de Nederlandse wet toelichting
voorschrijft. IFRS vraagt overigens niet om een toelichting per individuele bestuurder, maar om een toelichting
van de beloningen per beloningscategorie voor het key management in totaal. Beursgenoteerde open nv’s
zullen moeten waarborgen dat ze zowel aan Boek 2 Titel 9 BW als aan IFRS voldoen op het gebied van deze
toelichting.
6.4 Besluit Corporate Governance: de corporate-governanceverklaring
Ondernemingen die beursgenoteerde aandelen of obligaties hebben uitgegeven nemen een corporategovernanceverslag (de wet hanteert de term corporate governance verklaring) op in het jaarverslag of
publiceren dit op hun website. Deze verplichting is opgenomen in het Besluit Corporate Governance (herziene
besluit van 23 december 2004 tot vaststelling van nadere voorschriften omtrent het jaarverslag, gepubliceerd
in Staatsblad 2008, 154). Deze regeling is van toepassing voor Nederlandse nv’s met beursgenoteerde
aandelen of obligaties aan een gereglementeerde Europese markt (de Mifid-markt).
In de vertaling van de Europese wetgeving is door de Nederlandse wetgever gekozen voor de term ‘corporate
governance verklaring’. Het zou beter zijn geweest als de term ‘corporate-governanceverslag’ was gehanteerd
want feitelijk schrijft de wet geen formele verklaring van het bestuur voor maar wordt voorgeschreven dat een
aantal specifieke corporate-governancetoelichtingen wordt gepubliceerd. Daarbij hebben ondernemingen de
keuze om die betreffende ‘verklaring’ op te nemen in het jaarverslag, dan wel op de corporate website.
De verplichte elementen in het corporate-governanceverslag zijn:
(a) de naleving en de toepassing van de verplichte of vrijwillige gevolgde corporate governance code;
(b) het functioneren van de ava alsmede de bevoegdheden en rechten van aandeelhouders;
(c) de samenstelling en het functioneren van het bestuur en de raad van commissarissen en hun commissies;
(d) de beschrijving van het beheers- en controlesysteem rondom financiële verslaglegging;
(e) de informatievoorziening uit hoofde van artikel 10 van de overnamerichtlijn (indien van toepassing).
Wanneer een nv aandelen of certificaten van aandelen heeft die zijn toegelaten tot de handel op een
gereglementeerde markt (als bedoeld in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht) of een met een
gereglementeerde markt vergelijkbaar systeem uit een staat die geen lidstaat is als bedoeld in dat artikel, dan
neemt ze de elementen (a) t/m (e) op in haar corporate-governanceverklaring. Het gaat hier om noteringen
aan bijvoorbeeld de Euronext, de London Stock Exchange – Regulated Market.
Wanneer een nv uitsluitend effecten, niet zijnde aandelen, heeft die zijn toegelaten tot de handel op een
gereglementeerde markt, dan neemt zij in haar corporate-governanceverklaring de elementen (d) en (e) op.
Het gaat hier om bijvoorbeeld nv’s met uitsluitend genoteerde obligaties aan Euronext.
De elementen (b) t/m (e) zijn verplicht voor een nv die uitsluitend effecten heeft, niet zijnde aandelen die
zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt én waarvan de aandelen worden verhandeld
op een multilaterale handelsfaciliteit. Een voorbeeld van een markt die zich classificeert als een multilaterale
handelsfaciliteit is Alternext.
6.5 Nederlandse Corporate Governance Code
De Nederlandse Corporate Governance Code (zie www.commissiecorporategovernance.nl) is wettelijk
verplicht voor alle vennootschappen met statutaire zetel in Nederland waarvan de aandelen of certificaten
van aandelen zijn toegelaten tot een effectenbeurs, of meer specifiek tot de handel van een gereglementeerde
markt of een daarmee vergelijkbaar systeem, en op alle grote vennootschappen met statutaire zetel in
Nederland (> € 500 miljoen balanswaarde) waarvan de aandelen of certificaten zijn toegelaten tot de handel
op een multilaterale handelsfaciliteit of een daarmee vergelijkbaar systeem.
De Code kent het principe van ‘pas-toe’ of ‘leg-uit’. Indien de onderneming kiest voor leg-uit bij een ‘principe
of best practice’ uit de Code, dan moet de onderneming in het jaarverslag motiveren waarom zij die bepaling
niet volgt.
22
PwC
De Code schrijft voor dat de onderneming een aantal documenten op haar website plaatst, waaronder de
gedragscode, de klokkenluidersregeling en de policy ten aanzien van bilaterale contacten met aandeelhouders.
Daarnaast bevat de Code tal van best practices die voorschrijven dat specifieke toelichtingen worden
opgenomen in het verslag van de raad van commissarissen of in het directieverslag. Dit betreft bijvoorbeeld
de onafhankelijkheid van de commissarissen, de zelfevaluatie van de raad van commissarissen, relatedpartytransacties en de aanwezigheid van commissarissen tijdens vergaderingen van de rvc. Ook is een
remuneratieverslag verplicht. Dit verslag moet op de website worden geplaatst.
Ook het directieverslag moet een aantal specifieke toelichtingen bevatten, zoals de risicoparagraaf met
een uiteenzetting van de voornaamste risico’s die samenhangen met de strategie van de onderneming.
De beschrijving van de voornaamste risico’s sluit aan op de in artikel 2:391, lid 2, BW voorgeschreven
’risicoparagraaf’ en op de beschrijving van de wezenlijke risico’s in het kader van artikel 5:25c Wft. Ook
neemt de onderneming in haar jaarverslag de beschrijving op van de risicohouding en van het systeem van
risicomanagement waarmee de bedrijfsrisico’s tegemoet worden getreden. En verder beschrijft zij materiële
tekortkomingen in de beheersing van de bedrijfsrisico’s (best practice II.1.4).
Het bestuur moet tevens een in-controlverklaring opnemen. Deze komt in het jaarverslag. In de incontrolverklaring verklaart het bestuur met een redelijke mate van zekerheid dat het systeem van interne
beheersing rondom de financiële-rapportagerisico’s adequaat is opgezet en gedurende het verslagjaar effectief
heeft gewerkt en dat derhalve de financiële verslaglegging geen afwijkingen van materieel belang bevat (best
practice II.1.5). Volgens de toelichting op de Code kan deze in-controlverklaring een onderdeel vormen van de
bestuurdersverklaring die vereist is in het kader van artikel 5:25c Wft.
Opgemerkt wordt tevens dat vennootschappen waarvan effecten worden verhandeld op een met een
gereglementeerde markt of multilaterale handelsfaciliteit vergelijkbaar systeem in de Verenigde Staten
worden geacht te voldoen aan best practice II.1.5 onderdelen a en b (zijnde de in-controlverklaring), indien
zij op juiste wijze toepassing geven aan Section 404 van de Sarbanes-Oxley Act. Dit biedt ondernemingen die
een beursnotering hebben in de US en Sarbanes Oxley Sectie 404 toepassen, de mogelijkheid om te volstaan
met het US In-control statement, ook al ziet die verklaring toe op een verklaring per balansdatum en de
Nederlandse in-controlverklaring op de werking van de ‘internal controls over financial reporting’ gedurende
het gehele verslagjaar.
De Monitoring Commissie Corporate Governance beoordeelt jaarlijks de wijze waarop de Nederlandse Code
wordt nageleefd. Het verdient aanbeveling om bij het opstellen van de paragraaf over corporate governance
kennis te nemen van de rapportages en aanbevelingen van de Monitoring Commissie.
6.6 Besluit artikel 10 overnamerichtlijn
Het Besluit artikel 10 overnamerichtlijn schrijft additionele informatie voor die een beursfonds in
haar jaarverslag moet opnemen wanneer haar aandelen of de certificaten van haar aandelen op een
gereglementeerde markt zijn genoteerd. In het besluit zijn elf punten opgenomen waarover een beursfonds
informatie verschaft in het jaarverslag. Het gaat om informatie over onder andere kapitaalstructuur,
zeggenschapsrechten en andere informatie die relevant kan zijn bij een openbaar bod.
6.7 Wta: de wettelijke verplichting tot instellen van een auditcommissie
Organisaties van openbaar belang (OOBs) zijn verplicht een afzonderlijke auditcommissie in te stellen of de
wettelijke toezichtstaken van de auditcommissie te beleggen bij een ander onafhankelijk intern toezichtsorgaan,
te weten de raad van commissarissen of de non-executive directors in een ‘one-tier board’-structuur.
OOB’s (zoals gedefinieerd in de Wta) zijn vrij vertaald in Nederland gevestigde rechtspersonen naar
Nederlands recht waarvan effecten zijn toegelaten tot de handel op een gereglementeerde markt als bedoeld
in artikel 1:1 van de Wet op het financieel toezicht, banken en verzekeringsmaatschappijen. Er circuleren
momenteel Europese voorstellen om de definitie van OOB uit te breiden. Zie Wta artikel 1 voor de actuele
definitie van OOB’s.
Helderheid over reikwijdte en toepassing van de Transparantie­richtlijn
23
Deze verplichting voor OOB’s is in de Nederlandse wetgeving opgenomen via een omweg, namelijk via de
Wet Toezicht Accountantsorganisaties (Wta), het besluit van 26 juli 2008 tot uitvoering van artikel 41 richtlijn
2006/43/EG en is gepubliceerd in het Staatsblad op 7 augustus 2008. Doordat deze bepaling opgenomen is in
de Wta blijft deze regeling soms onterecht onopgemerkt voor ondernemingen.
Stelt de OOB een afzonderlijke auditcommissie in dan moeten de leden daarvan commissarissen zijn of nonexecutive directors in de one-tierstructuur, en ten minste één lid moet onafhankelijk zijn zoals omschreven
in best practice III.2.2 in de Nederlandse Code corporate governance 2004. De wettelijke taken van de audit
commissie zijn niet expliciet in de wet gedefinieerd maar in termen van verwijzingen naar best practice
bepalingen uit de Code 2004 (Code Tabaksblat). Daarmee is het dus wettelijk verplicht te voldoen aan de
volgende best practices en principes: de toezichttaken zoals benoemd in best practices III.5.4, onderdeel a,
b, c en f; de best practice III.5.7 ten aanzien van financieel expert in de audit commissie; en principe V.2 ten
aanzien van de rol, benoeming, beloning, beoordeling van het functioneren van de externe accountant; en
ten slotte principe V.4 ter zake de relatie en communicatie van de externe accountant met de organen van de
vennootschap.
Indien wordt geopteerd om geen afzonderlijke audit commissie in te stellen maar de toezichtstaken te
beleggen bij een ander onafhankelijk orgaan dan moet dat orgaan zijn samengesteld uit leden van de raad van
commissarissen of uit leden van het bestuursorgaan die niet belast zijn met het uitvoerend bestuur en dient ten
minste één lid onafhankelijk te zijn als omschreven in best practice bepaling III.2.2 uit de Code Tabaksblat. De
toezichtstaken hebben betrekking op de volgende zaken:
(a) het financiële-verslagleggingproces;
(b) de doeltreffendheid van de interne-beheersings- en risicomanagementsystemen;
(c) de jaarrekeningcontrole door de accountant; en
(d) de onafhankelijkheid van de externe accountant.
Indien er geen afzonderlijke auditcommissie wordt ingesteld maar de toezichtstaken worden belegd bij een
ander orgaan, dan moet de OOB dat andere orgaan en de samenstelling daarvan jaarlijks toelichten in haar
jaarverslag.
Ten slotte bestaan er vrijstellingen voor de verplichting om een auditcommissie in te stellen. Onder
voorwaarden is vrijstelling mogelijk voor een dochtermaatschappij waarvan de moedermaatschappij al een
auditcommissie heeft, voor een bank vallend onder artikel 3:111, eerste lid Wft, voor een instelling voor
collectieve belegging in effecten en voor entiteiten voor securisatiedoeleinden.
24
PwC
Ten slotte
Deze brochure geeft een overzicht van de financiële rapportagevereisten voor beursgenoteerde
ondernemingen en in het bijzonder de vereisten uit hoofde van de transparantierichtlijn. Voor
transparantierichtlijn voorschriften geldt: ‘the devil is in the details’. Welke rapportageverplichtingen exact
van toepassing zijn in een specifieke situatie hangt af van diverse factoren. Dit vereist daarom in veel gevallen
de betrokkenheid van juristen.
Verslaggeving heeft echter niet alleen te maken met het voldoen aan regels en minimumvereisten, maar
vooral met het afleggen van verantwoording aan en informeren van stakeholders. Of het nu een onderneming
betreft met beursgenoteerde aandelen of met obligaties, genoteerd aan een gereglementeerde beurs of een
niet-gereglementeerde beurs, en of ze zich nu richt op institutionele beleggers of ook op ‘retail-beleggers’.
Uiteindelijk gaat het erom dat de onderneming haar stakeholders voorziet van relevante en betrouwbare
informatie over haar strategie, doelstellingen, proces van waardecreatie, risico’s, governance en interne
beheersing, haar prestaties en beloning. Compliance met wet- en regelgeving is hierin een startpunt, maar zou
niet het einddoel moeten zijn.
Wij nodigen u dan ook van harte uit om u, nadat de compliance op orde is, verder te laten inspireren op
www.corporatereporting.com en uw verslaggeving naar een volgend niveau te brengen.
Helderheid over reikwijdte en toepassing van de Transparantie­richtlijn
25
Contact
Neem voor meer informatie contact op met:
Arjan Brouwer [email protected]
088 792 49 45
Jos de Groot
[email protected]
088 792 52 38
26
PwC
De informatie zoals opgenomen in deze publicatie is uitsluitend bestemd voor algemene informatiedoeleinden.
De informatie in deze publicatie mag niet worden beschouwd als professioneel advies. Wij raden u aan advies in
te winnen bij een PwC professional, voordat u beslist of handelt.
Hoewel wij de grootst mogelijke zorgvuldigheid betrachten in de samenstelling en het onderhoud van de in
deze publicatie verstrekte informatie, kan PwC niet garanderen dat deze informatie compleet, actueel en/of
accuraat is. PwC aanvaardt dan ook geen aansprakelijkheid voor directe of indirecte schade die is ontstaan door
gebruikmaking van, vertrouwen in of handelingen verricht naar aanleiding van de in deze publicatie verstrekte
informatie, tenzij er aan de zijde van PwC sprake is van opzet of bewuste roekeloosheid. PwC geeft geen enkele
garantie met betrekking tot deze informatie, noch uitdrukkelijk, noch impliciet, daaronder mede begrepen –
maar niet beperkt tot – garanties van prestatie, verhandelbaarheid of geschiktheid voor een bepaald doel.
Helderheid over reikwijdte en toepassing van de Transparantie­richtlijn
27
© 2014 PricewaterhouseCoopers B.V. (KvK 34180289). Alle rechten voorbehouden. PwC verwijst naar de Nederlandse
firma en kan soms naar het PwC-netwerk verwijzen. Elke aangesloten firma is een afzonderlijke juridische entiteit.
Kijk op www.pwc.com/structure voor meer informatie.
Download