Het Vaderhart van God in Hosea. A: Introductie. Hos.1:1 Dit zijn de woorden die de HEER richtte tot Hosea, de zoon van Beëri, toen Uzzia, Jotam, Achaz en Hizkia in Juda regeerden, en Jerobeam, de zoon van Joas, koning was in Israël. Hosea is een profeet van wie weinig bekend is over zijn achtergrond; de Heer sprak tot hem in de tijd dat Uzzia, Jotam, Achaz en Hizkia in in het tweestammenrijk Juda regeerden. Uzzia was koning van 767-753 v.Chr. en Hiskia werd koning in 716 v.Chr, dus heeft Hosea tussen de 40 en 50 jaar als profeet opgetreden. Hij was echter geen profeet in Juda maar wel in het tienstammenrijk Israël; in het opschrift wordt alleen Jerobeam II als een koning van Israël genoemd, maar deze was koning van 793-753 v.Chr. wat betekent dat Hosea ook profeet is geweest tijdens de koningen na Jerobeam II. Samaria, de hoofdstad van Israël, werd in 722 v.Chr. door Assyrië ingenomen, en de Israëlieten van het tienstammenrijk werden allen in ballingschap gevoerd. Dat betekent dat Hosea de val van Samaria nog heeft meegemaakt en dat hij alle koningen na Jerobeam II ook heeft meegemaakt; dat waren Zacharia, Sallum, Menahem, Pekahia, Pekah en Hosea, zijn naamgenoot. Na Jerobeam II vond er vier keer een bloedige samenzwering plaats, waardoor deze laatste koningen niet lang geregeerd hebben; Jerobeam II is met zijn 41 jaar durende koningschap de langst regerende koning van Israël geweest. Hoewel er maar een klein Bijbelgedeelte aan hem besteed wordt (2Kon.14:23-29) beleefde het tienstammenrijk Israël onder zijn leiderschap een periode van militaire overwinning en economische bloei; toch was ook hij net als alle andere koningen van het tienstammenrijk een goddeloze koning (vers 24). Hosea heeft niet eens zo heel erg lang als profeet opgetreden tijdens de regering van Jerobeam II, want na diens dood is hij nog veel langer profeet geweest dan tijdens diens leven. Wat we echter goed moeten begrijpen is dat de profetieën van Hosea over de oordelen van God begonnen op een moment dat het tienstammenrijk Israël een van zijn meest voorspoedige perioden beleefde, en daarom werd hij fel bekritiseerd. Hos.9:7-9 Het is tijd voor de afrekening, de tijd van de vergelding is daar, laat Israël dat beseffen! Jullie zeggen: Die profeet is gek! Die ziener heeft zijn verstand verloren! Ja, dankzij al jullie zonden en vijandigheid. De profeet die in dienst van God waakt over Efraïm, vindt op al zijn wegen hinderlagen en stuit tot in het huis van zijn God op vijandigheid. Ze zijn diep gezonken, zoals destijds in Gibea. Nu zal de HEER hun wandaden in rekening brengen en hun zonden bestraffen. Hosea was een tijdgenoot van de profeet Jona die ook nog tegen Jerobeam II geprofeteerd had naast zijn profetische bediening in Ninevé (2Kon.14:25); ook was Hosea een tijdgenoot van de profeet Amos hoewel deze uit het tweestammenrijk Juda kwam. Deze drie zijn de eerste profeten geweest die hun profetieën hebben opgeschreven; en het is geestelijk van groot belang wanneer wij zien wat de boodschap van de profeet Hosea is als een van de eerste schrijvende profeten van het volk van God. De naam Hosea is afgeleid van het Hebreeuwse werkwoord “yasha” waarvan ook de naam Jozua en Jezus zijn afgeleid; dit werkwoord betekent “redden”. De boodschap van de profeet Hosea is een boodschap van redding maar dwars door de grote oordelen van God heen; de boodschap van Gods redding is het meest effectief op het moment dat Gods oordelen de naties gaan treffen, en zo is het ook met de boodschap van Hosea. Want alleen wanneer wij geestelijke openbaring over het gepassioneerde hart van God ontvangen hebben, zullen wij in staat zijn om Zijn oordelen op een juiste manier te begrijpen. Het boek Hosea kan opgedeeld worden in drie verschillende delen, waarbij elk deel eindigt met een intense boodschap over de liefde van God. 1) Hosea 1-3: dit gedeelte openbaart het hart van de Bruidegom-Messias als de belangrijkste boodschap van het boek Hosea. 2) Hosea 4-11: dit gedeelte openbaart de oordelen van God, maar eindigt in Hos.11 met een openbaring over het Vaderhart van God. 3) Hosea 12-14: dit gedeelte openbaart het reddende optreden van God en eindigt in Hos.14 met de profetische belofte dat Israël uiteindelijk zal terugkeren naar het land. 1 B: Voorbereiding op het kennen van God. Hos.5:3 Ik kende Efraïm, Israël lag Mij na aan het hart; maar nu is Efraïm overspelig geworden, Israël heeft zich besmeurd. Hun daden verhinderen hen terug te keren naar hun God: ze zijn bezeten van ontucht, waardoor de HEER een vreemde voor hen geworden is. Hos.1-3 is het eerste deel van het boek Hosea waarin de God van Israël Zichzelf openbaart aan Zijn volk als de Bruidegom-God van Israël; en vanuit het vurige verlangen van Zijn hart naar een intieme relatie met Zijn Bruid laat Hij het volk door een aantal heftige processen van loutering heen gaan om tenslotte het volk als Zijn Bruid aan Zichzelf te binden op basis van vrijwillige liefde. Hos.4-11 is het tweede deel van het boek Hosea waarin de God van Israël Zichzelf openbaart als een rechtvaardige Rechter om tenslotte in hoofdstuk 11 Zichzelf te kunnen openbaren als de ontfermende Vader-God. Hos.4 begint daarom met een heftige aanklacht. Hos.4:1 Luister naar de woorden van de HEER, Israëlieten! De HEER voert een geding tegen de inwoners van dit land, want ze kennen geen eerlijkheid meer en geen liefde, en met God zijn ze niet meer vertrouwd. De Heer voert in deze hoofdstukken een rechtsgeding tegen Zijn volk, omdat het volk diep gezonken is in zonde en goddeloosheid; vers 2 spreekt over mijneed en bedrog, niets dan moord, diefstal en overspel; het ene bloedbad volgt op het andere. Vers 3 beschrijft daarom terecht dat het land in rouw is gedompeld en dat alle bewoners bezwijken, zelfs de dieren van het veld, de vogels en de vissen. Maar het kernprobleem wordt direct al beschreven in vers 1, want het volk is niet meer met God vertrouwd; het Hebreeuwse “da’ath” betekent dat het volk geen kennis van God meer heeft, en de NBV vertaalt dit z.n.w. als “met God vertrouwd zijn”. Hos.4:1 Luister naar de woorden van de HEER, Israëlieten! De HEER voert een geding tegen de inwoners van dit land, want ze kennen geen eerlijkheid meer en geen liefde, en met God zijn ze niet meer vertrouwd. Hos.4:6 Mijn volk komt om doordat het met Mij niet vertrouwd is. Jij wilde het niet met Mij vertrouwd maken, daarom wil Ik niets meer met jou te maken hebben: je zult Mij niet meer als priester dienen. Jij hebt de wet van je God verwaarloosd, daarom zal Ik jouw kinderen verwaarlozen. Hos.6:6 Want liefde wil Ik, geen offers; met God vertrouwd zijn is meer waard dan enig offer. Dit z.n.w “da’ath” komt van het zeer veelvoorkomende Hebreeuws werkwoord “yada” dat maar liefst 947 keer in het Oude Testament voorkomt en dat de betekenis heeft van kennen, maar ook van een relatie hebben met iemand. Adam en Eva bemerkten dat zij naakt waren (Gen.3:7), maar Adam had ook gemeenschap met zijn vrouw (Gen.4:1); in beide gevallen wordt hetzelfde Hebreeuws werkwoord “yada” gebruikt. Dit werkwoord wordt 15 keer in het boek Hosea gebruikt, maar wordt op diverse manieren vertaald. B1: God kent Zijn volk vanaf het begin. Hos.5:3 Ik kende Efraïm, Israël lag Mij na aan het hart; maar nu is Efraïm overspelig geworden, Israël heeft zich besmeurd. Hos.13:5 Ik heb naar je omgezien in de woestijn, in de dorre woestenij. B2: Israël heeft God niet gekend vanaf het begin. Hos.2:10 Zij beseft niet dat Ik het was die haar koren, wijn en olie gaf. Het zilver en goud waarmee Ik haar verrijkte, werd besteed aan een baälsbeeld. Hos.5:4 Hun daden verhinderen hen terug te keren naar hun God: ze zijn bezeten van ontucht, waardoor de HEER een vreemde voor hen geworden is. Hos.8:2-3 Hoor ze roepen: O God, U bent toch de onze? Wij zijn Uw Israël! Maar de Israëlieten wijzen af wat goed is…… Hos.8:4 Ze hebben een koning aangesteld, maar buiten Mij om, leiders gekozen zonder mij erin te kennen. Van hun zilver en goud hebben ze godenbeelden gemaakt, maar voor niets. 2 Hos.13:4 Maar Ik, de HEER, ben je God al sinds Egypte, en met andere goden mag je je niet inlaten; buiten Mij is er niemand die je redt. Hos.7:9 Vreemdelingen hebben zijn krachten verteerd, maar hij beseft het niet; zijn haar is grijs geworden, maar hij beseft het niet. B3: God kondigt Zijn oordeel af om Israël te redden. Hos.5:9 Efraïm zal een schrikbeeld worden als de dag van de vergelding komt; wat Ik over de stammen van Israël afkondig is onafwendbaar. Hos.9:7 Het is tijd voor de afrekening, de tijd van de vergelding is daar, laat Israël dat beseffen! Jullie zeggen: Die profeet is gek! Die ziener heeft zijn verstand verloren! Ja, dankzij al jullie zonden en vijandigheid. Hos.11:3 …terwijl Ik het toch was die Efraïm leerde lopen en hem op Mijn arm nam. Maar zij beseften niet dat Ik hen verzorgde. B4: God profeteert dat Israël Hem zal kennen. Hos.2:22 Mijn vrouw zul je zijn, want Ik beloof je trouw, en jij zult de HEER toegewijd zijn. Hos.6:3 Dan zullen wij Hem kennen, ernaar jagen om de HEER te kennen. Even zeker als de dageraad zal Hij komen, Hij komt naar ons als milde regen, als de lenteregen die de aarde drenkt. B5: Een hernieuwde oproep tot geestelijke inzicht. Hos.14:10 Wie inzicht heeft doorgrondt deze woorden, wie wijs is neemt ze ter harte. Want de wegen van de HEER zijn recht: wie rechtvaardig is verlaat ze niet, maar wie zich verzet komt ten val. C: Tijdelijk door God verlaten. Hos.5:14-15 Want Ik ben het die Efraïm aanvalt als een leeuw, als een sterke leeuw keer Ik Mij tegen het volk van Juda: Ikzelf zal hen verscheuren, Ik zal hen wegslepen, en niemand die hen redden kan. Ik ga terug naar de plaats waar Ik woon, totdat ze voor hun daden geboet hebben en Mij weer gaan zoeken. Door de nood gedreven zullen ze weer naar Mij vragen. Het was Jezus, de Joodse Messias, die Israël liefhad in woestijn waar Hij hun voorging na de bevrijding uit Egypte; Jezus heeft Zijn volk Israël altijd liefgehad en Zijn liefde zal dit volk altijd vergezellen (Jer.31:2-3). Door de eeuwen heen heeft Jezus Zich altijd herinnerd hoe dit volk Hem liefhad als een Bruid en Hem volgde door de woestijn (Jer.2:2), maar deze liefde van Israël heeft niet lang geduurd. In Hos.5:14 beschrijft Jezus Zichzelf als een sterke leeuw die Zich tegen het volk van God keert; Hij zal hen verscheuren en wegslepen totdat ze voor hun slechte daden geboet hebben. Hos.5:15 beschrijft de Heer als iemand die naar Zijn woonplaats terugkeert, en dit heeft betrekking op de hemelvaart van Jezus; Hij zal in de hemel blijven totdat het volk Israël door de nood gedreven weer naar Hem zal vragen. Deze belofte zal in de eindtijd in vervulling gaan, dan zal het Joodse volk om de Messias vragen met de volgende woorden. Hos.6:1-3 Kom, laten wij teruggaan naar de HEER ! Hij heeft ons verscheurd, Hij zal ons genezen; de hand die sloeg, zal ons verbinden. Hij redt ons na twee dagen van de dood, de derde dag doet Hij ons opstaan: in Zijn nabijheid zullen wij leven. Dan zullen wij Hem kennen, ernaar jagen om de HEER te kennen. Even zeker als de dageraad zal Hij komen, Hij komt naar ons als milde regen, als de lenteregen die de aarde drenkt. De genoemde twee en drie dagen spreken in de eerste plaats over de drie dagen waarin Jezus in het dodenrijk was, terwijl Zijn lichaam nog in het graf was; maar de redding van de dood na twee dagen spreekt ook van de redding van Israël nadat dit volk bijna 2000 jaar niet in het beloofde land gewoond heeft. Want voor God is één dag als 1000 jaar en 1000 jaren zijn voor Hem als één dag (Ps.90:4), en dan spreekt de derde dag van het duizendjarige vrederijk. Deze derde 1000 jaar zal de dag zijn waarin Israël als volk van God opstaat in zijn eeuwige bestemming, en dan zullen de Joden in de nabijheid van Jezus de Messias leven. Vers 3 belooft dat Jezus zal komen als de dageraad, en dat Hij zal komen als een milde 3 regen. In die tijd zullen alle profetieën over Israël in vervulling gaan, en zal het eeuwenlange proces van loutering en zuivering voorbij zijn; dan zal Israël samen met de gelovigen uit de heidenen voor eeuwig de Bruid van Christus vormen. Hos.6-10 vormen een lange aanklacht van de Rechter-God die Zichzelf in Hos.11 tenslotte als God de Vader openbaart. D: Het Vaderhart van God. Hos.11:1 Toen Israël nog een kind was, had Ik het lief; uit Egypte heb Ik Mijn zoon geroepen. Hos.11 is een uniek hoofdstuk in het boek Hosea, want het spreekt van het Vaderhart van God; het is God de Vader die Israël als Zijn geliefde maar opstandige zoon herstelt in de volheid van zijn oorspronkelijke bestemming. Dit hoofdstuk geeft ons inzicht in het hart van de Vader vanwege de liefde waarmee Hij het opstandige volk van God disciplineert, maar deze discipline gebruikt om Zijn volk in zijn profetische bestemming te brengen. In Hos.1-3 gebruikte de Heer de romantische taal van het bruidsperspectief om het volk van God in aanraking te brengen met Jezus de Bruidegom. Maar in Hos.11 gebruikt de Heer de taal van familierelatie om het volk van God in aanraking te brengen met het Vaderhart van God, want er wordt nu gesproken vanuit de relatie van een Vader met Zijn zoon. Vers 8 en 9 vormen het absolute hoogtepunt, want deze beide verzen geven ons een diep inzicht in de verborgen turbulentie van het emotionele hart van God. Hier wordt beschreven hoe God Zich voelt over Zijn opstandige zoon en hoe intens Hij er naar verlangt om Zijn zoon weer naar Zich toe te trekken met grote liefde. In tegenstelling tot Hos.1-3 spreekt God in Hos.11 rechtstreeks tot Zijn volk en gebruikt Hij niet meer de menselijke pijn van de profeet Hosea om tot Zijn volk te communiceren; nu spreekt God de Vader rechtstreeks tot Israël, Zijn zoon. God laat zien dat Hij niet op een emotionele afstand staat, maar dat Hij intens betrokken is bij het hele proces waar Hij Zijn zoon Israël door heen laat gaan. De Vader heeft dit volk geschapen, en Hij heeft diep in Zijn hart besloten dat Hij niet zonder dit volk wil leven; daarom jaagt Hij met Zijn grote liefde achter dit volk aan. In dit proces zal er sprake zijn van veel pijn, zelfs de diepe pijn van een gekruisigde Christus, maar het heerlijke einde zal zijn dat dit volk van God louter en alleen uit vrijwillige liefhebbers van God zal bestaan. De liefde van de Vader zal absoluut zeker zijn weg vinden om tot het volle doel te komen met dit volk; deze liefde is schrikaanjagend maar glorieus. Deze liefde bewandelt de weg waarop Gods eigen Zoon op het kruis van Golgotha de volle toorn van de Vader heeft gedragen om dit volk bij God terug te kunnen brengen. Hos.11 toont ons vier verschillende gezichten van de Vader, expressies van de Vaderliefde door de hele geschiedenis van het volk Israël heen. 1) De eerste expressie is het liefdevolle Vaderhart in Egypte en de woestijn (11:1-4). 2) De tweede expressie is de disciplinerende Rechter in ballingschap (11:5-7). 3) De derde expressie is het bewogen Vaderhart van God in de geschiedenis (11:8-9). 4) De vierde expressie is de Bevrijder van Israël in de eindtijd (11:10-11). D1: Het Vaderhart van God in de tijd van de exodus. Hos.11:1-4 Toen Israël nog een kind was, had Ik het lief; uit Egypte heb Ik Mijn zoon geroepen. Hoe harder ze geroepen werden, hoe meer ze hun eigen weg gingen. Ze brachten offers aan de Baäls en brandden wierook voor godenbeelden, terwijl Ik het toch was die Efraïm leerde lopen en hem op Mijn arm nam. Maar zij beseften niet dat Ik hen verzorgde. Zacht leidde Ik hen bij de teugels, aan koorden van liefde trok Ik hen mee; Ik verloste hen van het juk om hen te laten eten, Ik hield hun het voer zelfs nog voor. In dit gedeelte spreekt de Vader hoe Hij Israël liefhad, terwijl de Israëlieten nog als slaven werden behandeld door de Egyptenaren en hun kinderen vlak na de geboorte werden gedood. Maar ondanks dit alles was Israël door God uitgekozen om Zijn kostbaar bezit te zijn, niet omdat dit volk zo talrijk was maar juist omdat het volk zo klein was. De Vader had dit volk lief en hield Zich aan het verbond met Israël's voorouders (Deut.7:6-8). Juist omdat dit volk klein was en onderdrukt werd, omdat dit een gebroken en zwak volk was, richtte de Vader Zijn grote liefde op dit volk. God is de grote Kampioen van gebroken en zwakke mensen, omdat zij niets hebben om op terug te vallen behalve alleen Zijn grote liefde voor hen in hun zwakheid en gebrokenheid. De liefde van de Vader komt in dit gedeelte tot 4 uitdrukking in zeven belangrijke werkwoorden; liefhebben en roepen (vers 1), onderwijzen, dragen en genezen (vers 3), trekken en voeden (vers 4). Vers 2 spreekt over de profeten die het tienstammenrijk Israël voortdurend tot God hebben teruggeroepen, maar ze bleven de afgoden aanbidden. Ze beseften niet dat God Zelf dit tienstammenrijk had leren functioneren als nationale eenheid, hoewel Hij hen door allerlei moeilijke omstandigheden heen droeg en genas (vers 3). God onderscheidt Zichzelf van de buitenlandse overheersers die Israël voortdurend belaagd hebben en hen een zwaar juk hebben opgelegd. God beschrijft Zichzelf als een vriendelijke Verzorger die elk juk van hun schouders wegnam en dit volk met koorden van liefde meetrok; en altijd bleef Hij hen voeden met Zijn voedsel (vers 4). In dit gedeelte laat God Zijn voetstappen zien in de vroegere geschiedenis van Israël, en neemt Hij elk argument voor een aanklacht tegen God weg; Hij laat hen zien dat elke aanklacht tegen Hem ongegrond is. Wanneer wij met een oprecht hart terugkijken in onze eigen persoonlijke geschiedenis, zullen wij kunnen ontdekken dat God ons altijd met de grootst mogelijke liefde heeft omringd. Het achterliggende probleem in Israël was dat dit volk nooit heeft kunnen begrijpen hoe God als een Vader dit volk uit Egypte heeft bevrijd en als een Vader door de woestijn heen heeft gedragen (Deut.1:31-33). Omdat zij het hart van de Vader niet kenden, ervoeren zij het handelen van God als een hardvochtig optreden; zij verklaarden God als een Persoon die een hekel had aan Zijn volk en het daarom wilde vernietigen (Deut.1:27). Dit totale gebrek aan vertrouwen in de liefde van de Vader heeft Israël altijd naar de afgoden toe gedreven. Ze zagen in God een soortgelijke persoon als de farao van Egypte; het is de duivel die God altijd aanklaagt in Zijn wezen en karakter, terwijl hij zichzelf presenteert als een god die mensen zal helpen wanneer zij in zonde leven. De duivel presenteert zonde als een leven in vrijheid, terwijl hij het leven met God als een leven in gevangenschap presenteert; maar het is juist het juk dat Jezus ons oplegt dat ware vrijheid brengt (Matt.11:29-30). Het zijn onze verkeerde ideeën over God die ons weerhouden om onszelf volledig over te geven aan Zijn teugels, aan de koorden van Zijn liefde en het voedsel dat Hij ons geeft in Zijn geschreven woord (vers 4). D2: Het hart van de Rechter in de tijd van de ballingschap. Hos.11:5-7 Zouden zij niet naar Egypte terugkeren, zou Assyrië niet over hen heersen, nu zij weigeren naar Mij terug te keren? Het zwaard zal huishouden in hun steden en hun orakelpriesters neerhouwen om alles wat ze hebben uitgebroed. Mijn volk bijt zich vast in zijn ontrouw jegens Mij. Al roepen ze tot Mij, de Allerhoogste, Ik zal hun lot niet verlichten. Vanuit deze liefde spreekt de Vader over de moeilijke omstandigheden die gaan komen vanwege noodzakelijke discipline; de Vader heeft hen namelijk bevrijd uit de slavernij van Egypte, maar vanwege het overspel van Zijn volk gaat de Vader hen brengen in soortgelijke omstandigheden. Het was de liefde van de Vader die hen uit Egypte bevrijdde, maar het is dezelfde liefde van de Vader die hen in ballingschap laat gaan naar Assyrië (vers 5); het motief voor de bevrijding is hetzelfde motief voor de discipline, want God is een Vader die hartstochtelijk verlangt naar het volk dat door Hem als Zijn zoon wordt aangesproken. Dit is een seizoen waarin het volk Gods liefde niet zal ervaren, omdat het geconfronteerd wordt met de consequenties van ontrouw. God zal hun gebeden niet verhoren en Hij zal hun lot niet verlichten (vers 7). Maar dit is ook een tijd waarin God profetische voorbidders tot leven roept om voor Zijn troon te verschijnen in voorbede, en om boodschappers te zijn van de grote liefde waarmee de Vader Zijn volk disciplineert. Deze profetische voorbidders zullen verklaring geven van de vurige reden voor Goddelijke discipline. Het is een voorrecht wanneer God ons als Zijn zonen en dochters aanspreekt; want als de Bruid van Christus hebben wij toegang tot het vurig gepassioneerde hart van God, maar als zonen en dochters hebben wij toegang tot de autoriteit en kracht van God. In Ex.4:22 wordt het volk Israël al als de zoon van God omschreven, terwijl dit volk nog volop in slavernij zat en nog bezig was de afgoden van Egypte te aanbidden (Joz.24:14, Ezech.20:7-8). In hun zwakheid en gebrokenheid werden ze al aangesproken als de erfgenamen van God die voorbestemd waren om te leven in de kracht en autoriteit van God om hun eeuwige erfenis in bezit te kunnen nemen. 5 D3: Het Vaderhart van God in de geschiedenis van Israël. Hos.11:8-9 Ach Efraïm, hoe zou Ik je ooit kunnen prijsgeven? Hoe zou Ik je kunnen uitleveren, Israël? Zou Ik je prijsgeven als Adma, je laten ondergaan als Seboïm? Mijn hart wordt verscheurd, door barmhartigheid word Ik bewogen. Ik zal Mijn toorn laten varen en Efraïm niet opnieuw te gronde richten. Want God ben Ik, en geen mens, Ik ben in jullie midden, Ik ben heilig, Ik zal niet meer in woede ontsteken. In dit gedeelte maakt de Vader duidelijk dat Zijn liefdevolle Vaderhart pijn en verdriet ervaart vanwege de discipline die Hij op Zijn volk moet toepassen; maar God voegt eraan toe dat Hij Zijn volk weliswaar zal disciplineren, maar nooit zal overgeven aan de totale vernietiging. Want hoewel Zijn volk gezondigd heeft als Sodom en Gomorra, zal de Vader Zijn volk nooit vernietigen zoals gebeurd is met Adma en Seboïm, twee plaatsen die samen met Sodom en Gomorra volledig vernietigd werden (Deut.29:22). Het fundament voor deze Vaderliefde is het feit dat God een heilig God is, d.w.z. een God van unieke schoonheid in heel Zijn wezen en karakter. Dat betekent dat God in al Zijn handelen met Israël Zich altijd zal houden aan Zijn verbond met dit volk; Hij gaat al Zijn macht en autoriteit gebruiken om Zijn liefde voor dit volk te bewijzen en het tot volle bestemming te brengen. De Vader gaat dit volk verlossen van zijn rebellie door heftige discipline te gebruiken en dit volk te veranderen in vrijwillige liefhebbers zonder dat Hij daarbij de vrije wil aantast. God doet dit omdat Zijn Vaderhart door grote barmhartigheid voor hen bewogen wordt (vers 8b). D4: De grote Bevrijder van Israël in de eindtijd. Hos.11:10-11 De HEER zal brullen als een leeuw en zij zullen Hem weer volgen. Wanneer Hij brult, keren ze schuchter terug van overzee, als bange vogeltjes komen ze uit Egypte, als duiven uit Assyrië. Dan laat Ik hen weer wonen in hun eigen huis, zo spreekt de HEER. In dit gedeelte belooft de Heer dat er een tijd zal gaan komen waarin een nationale bekering van het volk Israël zal gaan plaatsvinden; dat zal de tijd zijn waarin het grote mysterie van Rom.11:25-26 in vervulling zal gaan, en het volk Israël alleen nog maar zal bestaan uit vrijwillige liefhebbers van God. Terwijl in vers 2 de Israëlieten geen gehoor gaven aan de profeten die namens God tot hen spraken, belooft de Heer dat Hij in de eindtijd Zelf brullen zal als een leeuw, en dan zullen zij Hem wel gehoor gegeven (vers 10). E: De vasthoudendheid van de Bruidegom. Hos.14:5-9 Ik genees hen van hun ontrouw, Mijn hart gaat naar hen uit. Mijn toorn heb Ik laten varen. Ik zal voor Israël zijn als de dauw. Het zal bloeien als een lelie, wortelen als een ceder op de Libanon; zijn jonge loten zullen uitlopen. Het zal als een prachtige olijfboom pronken en geuren als de ceders op de Libanon. Dan is het weer goed toeven in zijn schaduw, er wordt weer koren verbouwd. Het zal bloeien als een wijnstok, befaamd zijn als de wijn van de Libanon. Dan zegt Efraïm: ‘Wat heb ik nog met afgoden te maken? Ik wil Zijn liefde beantwoorden, mijn oog op Hem richten. Dan ben ik als een cipres, altijd groen; het zijn Uw vruchten die ik draag. Wij weten dat God ons het eerst heeft liefgehad, want dat is wat een bruidegom doet; maar de grote vraag is of Hij ons aan het eind ook nog zal liefhebben. We weten dat Jezus van ons hield toen Hij naar het kruis ging om voor onze zonden te sterven, maar zal Hij ook nog van ons houden nu wij eenmaal Zijn koninkrijk zijn binnengegaan? Zal Hij er geen spijt van krijgen dat Hij ons eerst liefhad, en zal Hij nu nog even volhardend en vasthoudend in Zijn liefde zijn als op het kruis? 1Joh.4:19 Wij hebben lief, omdat God ons het eerst heeft liefgehad. We weten dat Jezus Zichzelf bij de voltooiing van de tijden eenmaal geopenbaard heeft om met Zijn offer de zonde teniet te doen (Hebr.9:26b), en het is zeker dat Christus eenmaal geofferd is om de zonden van velen te dragen (Hebr.9:28a). Maar om een werkelijk intieme relatie met Jezus de Bruidegom te kunnen ontwikkelen is het nodig dat wij beseffen dat dit eenmaal de betekenis heeft van eens en voor altijd. Dan weten we ook dat Hij een tweede maal zal verschijnen als Redder voor wie Hem verwachten (Hebr.9:28b), en dan weten we dat we Hem zullen zien zoals Hij is (1Joh.3:2). Jezus kwam niet eenmaal als een Redder 6 met het hart van een Bruidegom om daarna Zijn hart aan de kant te leggen, maar Hij kwam eens en voor altijd om onze smoorverliefde Bruidegom te zijn met een vurig gepassioneerd hart voor Zijn Bruid. Hij heeft een vasthoudendheid in Zijn hart die boven alle grenzen uitstijgt, en Hij weet van geen ophouden in het najagen van Zijn Bruid met een volhardende liefde die geen enkele grens kent. Hij heeft ons eerst liefgehad maar Hij zal ons ook op het laatst liefhebben, want Hij is de alfa en de omega (Openb.1:8, 21:6, 22:13). Zoals de Heer tot Hosea sprak dat hij zijn vrouw nogmaals moest liefhebben ondanks haar overspel, zo jaagt de Heer ons na door ons telkens weer lief te hebben totdat Zijn liefde ons hart volledig veroverd heeft en wij Zijn liefde gaan beantwoorden. In Hos.1-3 wordt het hart van de Bruidegom-God geopenbaard, in Hos.4-11 wordt het hart van de Vader-God geopenbaard, en in het derde en laatste deel van Hos.12-14 komen deze beide aspecten samen en wordt de volhardende liefde van de God van Israël geopenbaard. In Hos.12:7 roept God Zijn volk Israël tot Zich terug met het dringende advies aan het volk om zich te laten leiden door liefde en recht; wanneer ze voortdurend op God blijven hopen, zal het volk uiteindelijk God vinden en ontdekken dat het zelf door God gevonden is. Hij is de God van Israël sinds Egypte (13:4) en Hij heeft naar hen ongezien in de woestijn (13:5); Hij heeft hen naar het beloofde land gebracht, maar daar liet het volk Hem in de steek (13:6). Maar dit volk kan geen enkele kant uit dan alleen naar God toe, want het is de eeuwige bestemming van de Joden om op Hem aangewezen te zijn, maar in tijden van geestelijke afval wordt hun dat ook noodlottig (13:9). Deze vasthoudende Bruidegom roept Israël keer op keer terug (14:2-3), en dat doet de Heer nu al sinds de dagen van Mozes; al 3500 jaar heeft deze Bruidegom-God een vasthoudendheid in Zijn hart en Hij weet van geen wijken. Zijn volharding zal Israël tot volledig herstel brengen en Zijn eeuwige doelstelling met dit volk zal volledig tot zijn recht komen. Jer.31:2-14 Dit zegt de HEER: In de woestijn kreeg Ik Israël lief, het volk dat aan vernietiging ontkomen was. Ik ging hun voor en gaf hun vrede. Van ver ben Ik naar je toe gekomen, vrouwe Israël. Ik heb je altijd liefgehad, Mijn liefde zal je altijd vergezellen. Ik breng je weer tot bloei. Je zult weer dansen in de rei en de tamboerijnen laten klinken. In Samaria’s bergen zul je wijngaarden planten, en mogen eten van de eerste vruchten. De dag breekt aan dat in Efraïm de wachters op de bergen roepen: Kom, laten we op weg gaan naar de Sion, naar de HEER, onze God! Dit zegt de HEER: Juich van vreugde over Jakob, jubel aan het hoofd van alle volken, roep het uit, zing een lofzang: De HEER heeft Zijn volk gered, en wat er van Israël nog overbleef bevrijd. Ik laat hen uit het noorden terugkeren en breng hen samen van de einden der aarde. Ook blinden en lammen komen mee, ook zwangere vrouwen, en vrouwen in barensnood. In dichte drommen keren ze terug. Zij komen terug in tranen, ze heffen smeekbeden aan, en Ik zal hen leiden. Ik breng hen naar stromende beken en voer hen over geëffende wegen; daar kunnen zij niet struikelen. Want ik ben voor Israël een Vader, en Efraïm is Mijn eerstgeboren zoon. Volken, luister naar de woorden van de HEER, vertel het verder op de verste eilanden: Hij die Israël verstrooid heeft, zal het samenbrengen en het hoeden, zoals een herder zijn kudde. Want de HEER verlost het volk van Jakob, Hij bevrijdt hen uit de hand die sterker was dan zij. Zij komen juichend naar de Sion, stralend van vreugde om de gaven van de HEER: koren, wijn, olijfolie, en geiten, schapen, koeien. Zij gedijen als een waterrijke hof, nooit meer zal het hun aan iets ontbreken. Meisjes dansen vrolijk in de rei, jongens en grijsaards dansen mee. Hun rouw verander Ik in vreugde, ik troost hen, hun verdriet vergeten zij. De priesters schenk Ik overvloedig offervlees. Ik overstelp Mijn volk met al het goede, spreekt de HEER. God blijft hen liefhebben omdat Hij de aartsvaders heeft uitgekozen. De genade die God schenkt neemt Hij nooit terug, en wanneer Hij iemand roept maakt Hij dat niet ongedaan (Rom.11:28b-29). En omdat wij als gelovigen uit de heidenen dankzij Jezus Christus deel hebben gekregen aan Gods verbond met Israël, zijn wij ingelijfd in dit volk en hebben wij door genade deel aan alles wat per definitie aan Israël toebehoort (Efez.2:12-13, 2:19-22, 3:5-6). Daarom geldt voor zowel Joden als heidenen dat de God van Israël met het vurige hart van een Bruidegom ons zal najagen met vurig gepassioneerd hartstocht, en in dat proces zal Hij ons genezen van onze ontrouw omdat Zijn hart naar ons uit gaat (Hos.14:5). Jezus zal voor ons zijn als de dauw in de ochtend waardoor wij weer gaan bloeien en wortel 7 schieten, zodat wij weer zullen gaan uitlopen als een ceder, een olijfboom of als een wijnstok (Hos.14:6-8). Het eindresultaat van de eeuwenlange investering van de liefde van Jezus als de liefde van een Bruidegom zal zijn dat de Bruid vrijwillig en met volle overgave van haar hart zichzelf volledig aan de Bruidegom toevertrouwt en tot het besef komt dat al de goede vruchten van haar leven van Hem afkomstig zijn (Jes.26:12). Hos.14:9 Dan zegt Efraïm: ‘Wat heb ik nog met afgoden te maken? Ik wil Zijn liefde beantwoorden, mijn oog op Hem richten. Dan ben ik als een cipres, altijd groen; het zijn Uw vruchten die ik draag. Tenslotte eindigt het boek Hosea met de dringende oproep dat wij ons intens moeten verdiepen in het bruidsperspectief van het woord van God; dan zullen wij zien dat de wegen van de Heer onvoorstelbaar vervuld zijn van een eeuwige liefde die al ons besef te boven gaat (Efez.3:19). Hos.14:10 Wie inzicht heeft doorgrondt deze woorden, wie wijs is neemt ze ter harte. Want de wegen van de HEER zijn recht: wie rechtvaardig is verlaat ze niet, maar wie zich verzet komt ten val. V.v.d.B. 8