- Scholieren.com

advertisement
Geschiedenis jaartallen.

















1
1853: Verscheen Amerikaanse vloot in baai van Tokio, met brief dat Japan zich moest
openstellen voor Amerikaanse handelaren.
1859: Japan wint oorlog China.
1880: vanaf nu hadden de Europeanen bijna heel Afrika en delen van Azië in bezit genomen,
Duitsland was ontevreden en wilde meer.
1892: Frankrijk en Rusland beloofden elkaar al om bij een oorlog tegen Duitsland te vechten.
1905: Japan wint oorlog Rusland.
1914: - Oostenrijk-Hongarije was een van de grootste landen van Europa.
- Moord op Frans Ferdinand , 28 juni.
 Duitsland valt België aan, 4 augustus, begin eerste wereldoorlog.
 Japan sluit zich bij de geallieerden aan.
 De oorlog leidde in augustus tot grote enthousiasme, in alle landen meldden
honderdduizenden vrijwilligers.
 Augustus, besloten socialistische partijen overal te helpen bij verdediging vaderland,
geen internationale solidariteit meer, Lenin boos.
1916: Britten begonnen aanval bij rivier de Somme tegen de Duitsers.
1917: - Amerika gaat meedoen met de oorlog en VS was een van grote geallieerde landen.
 Russische Revolutie, Russische leger stortte in, Rusland trekt zich uit de oorlog terug,
Rusland sluit vrede met Duitsland.
 Oktober, Lenin geeft sein voor tweede revolutie. Aanhangers bezetten Moskou en
Sint-Petersburg, nemen regering gevangen.
1918: - Voorjaar, in westen begonnen de Duitser een nieuw offensief, maar werden gestopt
door Amerikanen.
 Maart, Lenin sloot vrede met Duitsland daarbij stond hij grote delen van het
voormalige tsarenrijk af.
 16 en 17 juli, tsarenfamilie doodgeschoten.
 11 november, wapenstilstand aan westfront , einde eerste wereldoorlog.
1919: Verdrag van Versailles.
1922: - Oktober, Mussolini aan de macht.
 December, USSR gesticht.
 December, vorming Sovjet-Unie door communisten. Communistische staat , bestaat
uit Rusland, Georgië, Oekraïne en andere staten, werd totalitaire staat.
1923: - Frankrijk bezet het Ruhrgebied, Duitsland.
 34-jarige Adolf Hitler pleegde staatsgreep in München, mislukte.
1924: - Januari, overlijden Lenin.
 Stalin aan de macht, Sovjet-Unie.
 Hitler vrijgelaten, NSDAP doet mee aan verkiezingen.
1928: Planeconomie ingesteld door Stalin, stalinisme.
1929: 24 oktober, werd Amerikaanse economie getroffen door zware crisis, miljoenen
raakten hun baan kwijt, beurskrach.
 Duitsland en Japan ook getroffen door economische wereldcrisis.
1930: - De armoede en werkeloosheid wakkerde nationalisme aan.
 “Cambridge Five” studeerden en speelden cricket aan beroemde universiteit
Cambridge.
 Verschil tussen arm en rijk erg goed te zien in Amerika.
 Nazi’s begonnen nu pas echt aanhangers te krijgen door economische beurskrach.
1931: Japanse troepen vallen Mantsjoerije binnen.











2
1932: -Mei, Japanse minister-president vermoord.
 ½ Duitsers werkeloos.
 NSDAP kreeg 37% van de stemmen.
1933: - Hitler grijpt macht , werd minister-president.
 Roosevelt president VS.
1935: -Rassenweten van Neurenberg.
 Zuiveringen door Stalin van communistische partij, showprocessen, geheime politie.
1936: Hitler bezet Rijnland.
1937: Japan valt gebieden in noorden van China binnen. Later tienduizenden mannen uit
Nanking met vrachtwagens buiten de stad gereden, was ‘militaire oefening’ om de Japanners
hard te maken.
1938: Hitler bezet Oostenrijk. Laat Oostenrijk en Tsjechië “inlijven” bij Duitsland.
1939: - 15 maart, Hitler neemt heel Tsjechië in.
 1 september, Hitler valt Polen binnen.
 Begin tweede wereldoorlog.
1940: -Japan sluit militair bondgenootschap met Duitsland en Italië.
 VS blokkeerde toevoer van olie van Japan.
 9 mei, Nederland kreeg waarschuwingstelefoontje uit Berlijn van een Nederlandse
militaire diplomaat dat Nederland op 10 mei zou worden aangevallen.
 10 mei, bombardeerden Duitse vliegtuigen Schiphol en landden Duitse parachutisten
bij Den Haag om de regering gevangen te nemen, intussen trok een groot invasieleger
op verschillende plaatsen de grens over.
 Tussen april en juni veroverde Duitsland Noorwegen, Denemarken, Nederland, België,
Luxemburg en Frankrijk, 10 mei blitzkrieg (Nederland, België en Frankrijk.) .
 Churchill premier Engeland.
 Hitler kan Groot-Brittannië niet krijgen.
 In juli opgerichte Nederlandse Unie werd populairder.
1941: - Duitsland pakt Griekenland, Joegoslavië en een groot deel van Noord-Afrika.
 Februaristaking, eerste en enigste openlijke protest tegen Jodenvervolging, 9 doden
en tientallen zwaargewonden. Nederland.
 Duitsers verboden Nederlandse Unie.
 22 juni, Hitler valt Sovjet-Unie aan.
 5 december, Duitsers werden voor Moskou teruggeslagen.
 7 december, Japan valt marinebasis Pearl Harbor op Hawaii in Stille Oceaan aan.
 Hitler verklaard VS de oorlog.
1942: - 20 januari, 15 nazi’s bijeen villa aan de Wannsee, meer in Berlijn over holocaust.
 Mei, Joden moesten gele davidsster dragen.
 Slag om Midway gewonnen door Amerikaanse marine.
 September, slag om Stalingrad.
 9 augustus, Oekraïne wint voetbalwedstrijd van Duitsland, voetbalspelers daarna
opgepakt en/of vermoord of naar concentratiekampen gestuurd.
 Japan verovert Nederlands-Indië.
1943: - 2 februari, Russen winnen slag om Stalingrad, keerpunt oorlog.
 Jonge Nederlandse mannen arbeidsplicht Duitsland.
 Op de geallieerde conferentie te Teheran beloofde Roosevelt Stalin een 2de front in
Europa, zodat ze niet alleen zouden staan.







3
1944: - 6 juni, D-day, grote invasiemacht op stranden van Normandië in Frankrijk,
tweefronten oorlog.
 Japanse vice-admiraal Takijiro Onishi koos nieuwe aanvalstechniek, piloten brachten
bommen tot ontploffing door hun toestel in de zijkant van Amerikaanse
oorlogsschepen te boren.
 September, bevrijdden geallieerden zuiden van Nederland.
 Britse premier Churchill in Moskou om met Stalin te onderhandelen over verdeling
invloedssferen in Europa na de oorlog.
 Hongerwinter.
1945: - Januari, drongen Russen vanuit oosten Duitsland binnen.
 Februari, conferentie van Jalta : Stalin, Roosevelt en Churchill aanwezig.
 Maart, Amerikanen vanuit westen Duitsland binnen. (Samen = tweefronten oorlog.)
 Amerikaanse leger heroverde Filipijnen.
 30 april, Hitler pleegt zelfmoord.
 5/8 mei, Duitsland geeft zich over, bijltjesdag, NSB’ers worden teruggepakt.
 6 augustus bom op Hirsoshima, 9 augustus bom op Nagasaki. Little boy & Fat Man.
 Japan en Duitsland verslagen.
 Churchill geen premier meer Engeland, Roosevelt geen president meer VS.
 Truman president VS.
 Volkerenorganisatie en Verenigde Naties opgericht.
 Oost-Duitsland bezet door Sovjet-Unie. West-Duitsland bezet door Amerikanen,
Britten en Fransen.
 Was gedaan met vriendschap VS en Sovjet-Unie, dat bleek uit conferentie Jalta en
Potsdam (=Koude Oorlog.).
 Systemen VS en Sovjet-Unie stonden lijnrecht over elkaar.
 Test met Amerikaanse atoombom op Bikini in Stille Oceaan.
 Na 1945 dekolonisatie op de gang, Frankrijk verzette nog tegen
onafhankelijkheidsbewegingen in Vietnam en Zuidoost-Azië vochten de Fransen een
bloedige oorlog.
1946: - Brits-Indië in opstand , Engeland gaf toe. Binnen een jaar waren de Britten
vertrokken. Bloedig geweld barstte los tussen moslims en hindoes, kolonie viel uiteen.
Moslims naar Pakistan en hindoes naar Indië.
 Dag na parlementsverkiezingen wapperden in Nederland opmerkelijk veel rode
vlaggen van de Communistische Partij Nederland (CPN) , ze hadden nog nooit zoveel
stemmen gehaald.
 De Amerikaanse diplomaat George Kennan stuurde vanuit Moskou een telegram naar
Washington, waarin hij de ware bedoelingen van Stalin op een rijtje zette.
1947: - Bij verkiezingen in Frankrijk kreeg de communistische partij 30% van de stemmen.
 Marshallhulp aangeboden door Amerika aan Europa.
1948: - Marshallplan ingevoerd, het hielp, volgde snel herstel en welvaart in West-Europa
nam sensationeel toe.
 West-Berlijn blokkeerd door Stalin, oplossing VS : luchtbrug.
1949: -China werd communistisch onder leiding van Mao Zedong.
 Stalin heft blokkade op.
 West-Duitser stichtten eigen staat de Bondsrepubliek, BRD , Oost-Duitsland bekwam
communistische staat: de DDR.
 Om West-Europa te beschermen tegen de Sovjet-Unie richtten de West-Europese
landen, de VS en Canada een militair bondgenootschap op : de NAVO.
1950: Angst wereldleiders zat er goed in.

















4
1952: Beide supermachten beschikken over waterstofbom (VS en Sovjet-Unie).
1953: - Stalin president af. Destalinisatie.
 Chroetsjov president Sovjet-Unie.
 Truman president af VS.
 Voorspelde Amerikaanse president Eisenhower : “er zullen miljoenen doden vallen”
(Door atoombommen, wederzijdse afschrikking), “een oorlog met kernwapens is
ondenkbaar.”
 Wapenstilstand Noord- en Zuid-Korea.
1954: Fransen geven strijd op in Vietnam.
1955: - Dekolonisatie begonnen in Afrika.
 Sovjet-Unie met Oost-Europese landen Warschaupact.
De VS & Sovjet-Unie hadden bommen die 1000x krachtiger waren dan die van
Hiroshima en Nagasaki.
1956: - Marokko onafhankelijk van Fransen.
 Bijna heel Azië en Afrika onafhankelijk.
 Hongaren in opstand tegen de Russische overheersing, Russen sloegen de opstand
bloedig neer, Nederlandse communisten boos.
1957: -Vietnamoorlog.
 Amerikaanse president hoorde op 4 oktober dat de Russen erin geslaagd waren een
onbemande ruimtevlucht uit te voeren.
1959: - Tentoonstelling Amerikaanse huishoudelijke apparaten in Moskou, leiders VS en
Sovjet-Unie voor de camera’s met elkaar in debat voor eerste keer. “Het keukendebat”.
 Communist Fidel aan de macht in Cuba.
1961: - Januari, Kennedy president VS.
 April , kosmonaut Joeri Gagarin stapte levend uit zijn ruimteschip (Rus), eerste mens
in de ruimte.
 13 augustus, West-Berlijn werd door honderden tanks en pantserwagens omsingeld,
onder militair toezicht ramden arbeiders palen in de grond en spanden prikkeldraad
eromheen. Daarna bouwde de DDR de Berlijnse muur, vluchten werd onmogelijk
gemaakt.
1962: - 5 juli, Fransen geven strijd op in Algerije.
 Oktober, Ontdekte VS Russische kernwapens op Cuba, Cubacrisis.
1963: - Kennedy geen president meer VS.
1964: - Communistisch China werd kernmacht.
 Chroetsjov afgezet Sovjet-Unie.
1967: Vietnamdemonstratie Amsterdam.
1968: - 16 maart, trok een Amerikaanse legereenheid het Vietnamse dorpje My Lai binnen,
zochten communisten maar hebben meer dan 500 dorpsbewoners gedood, hierdoor begon
steun van Nederland aan VS af te nemen. (Vietnamdemonstratie)
 Alle kernmachten beloofden elkaar alleen kernwapens te gebruiken als ze zelf met
kernwapens zouden aangevallen worden.
1969: 21 juli, landde de apollo 11 op de maan, Neil Armstrong, “Dit is een klein stapje voor
een mens, maar een geweldige sprong voor de mensheid”.
1975: -Amerika trok zich terug uit Vietnam voor eerste keer had VS oorlog verloren.
 Sovjet-Unie bezet Vietnam.
1979: -12 december, NAVO nam dubbelbesluit, dreigement aan Russen, bleek te werken,
ontwapeningsakkoord.
 Kerstavond, Russen pakken Afghanistan, Osama Bin Laden tegen Sovjet-Unie,
hiervoor gaf Amerika (geallieerden) geld voor.
1980: Star Wars bedacht door Reagan. (kondigde het aan).









5
1981: -Reagan president VS.
- Protest tegen kruisraketten in Amsterdam en Den Haag.
1985: Gorbatsjov, 54 jaar, president Sovjet-Unie, wil Glasnost en Perestrojka.
1988: Philby van “Cambridge Five” in Moskou met militaire eer begraven.
1989: - Reagan geen president meer VS.
 7 oktober, DDR viert haar 40-jarig bestaan.
 9 november, stonden de nieuwe Oost-Duitse leiders de mensen in Oost-Berlijn toe
om naar het vrije westen van de stad te reizen. Val Berlijnse muur, val hele Ijzeren
Gordijn.
 Eind Koude Oorlog.
1991: - Uiteenvallen Sovjet-Unie.
 Gorbatsjov president af Sovjet-Unie.
 Boris Jeltsin met bevolking verjoegen plegers staatsgreep, hij schafte dat jaar SovjetUnie af en werd president.
1998: 80 jaar na dood Tsarenfamilie kregen ze eindelijk een plechtige begrafenis.
1999: President Vladimir Poetin aan de macht Rusland.
2001: 11 september, radicale moslims van de terreurorganisatie Al Qaida boorden zich met
gekaapte passagiersvliegtuigen in de TwinTowers in New York.
Elk jaar 15 augustus dag van Japanse capitulatie herdacht.
Aantekeningen


Aanleiding eerste wereldoorlog:  moord op Frans Ferdinand in Sarajevo, 28 juni.
Oorzaak: Serviërs wilden nationalisme in hun land.
Aanleiding
Oorzaak
 Directe oorzaak
 “dieper”
 Concrete gebeurtenis
 Speelt langer
 Ontwikkeling
Oorzaak= hout, aanleiding= vlam die het hout in brand zet.
In alle landen zit beetje nationalisme.
Oorzaken eerste wereldoorlog:
 Nationalisme,vijandbeelden,militarisme,wapenwedloop,kolonialisme,industralisatie,
Nieuwe wapentechnieken.

















6
Centralen
Geallieerden

Duitsland

Frankrijk

Oostenrijk-Hongarije

Engeland

Italië (Later geallieerd)

Rusland/Sovjet-Unie

Later Turkije

Later Verenigde Staten en Italië
Collectivisatie: Alle bedrijven en boerderijen worden eigendom van de regering.
Amerika gaat meedoen doordat Duitse duikboten hun boten hadden neergehaald 1917.
1 september 1939: bezetting Polen, start tweede wereldoorlog. Engeland en VS verklaren
oorlog maar doen niks.
10 mei 1940, Duitsland valt Nederland (4/5 dagen), België (10/12 dagen), en Frankrijk (6
weken) aan. = Blitzkrieg, komt door vliegtuigen en tanks. (Bliksemoorlog, bewegelijke
oorlogsvoering
Heel London wordt in as gelegd.
Amerika meedoen wo1, Duitse onderzeeërs schieten Amerikaanse boten neer.
Amerika meedoen wo2, Japan valt Pearl Harbor aan.
Engeland, Canada, Amerika (geallieerden) aanval Frankrijk 6 juni 1944 D-day = keerpunt
westfront. Later FrankrijkBelgië Nederland terugveroverd.
Roosevelt president Amerika.
Keerpunten
Oostfront Rusland, Stalingrad wo2.
WestfrontFrankrijk, D-day. (Landing in Normandië)
Rusland en Frankrijk allebei tegen Duitsland, wel bondgenoten maar niet van harte.
Sovjet-Unie leiders,
Eerste wereldoorlog
Interbellum
Tweede wereldoorlog
Tsaar Nicolaas ||
Lenin
Stalin
Russische revolutie vindt plaats midden in eerste wereldoorlog.
Lenin= kaal, Stalin heeft haar.
Beurskrach, 1929, in Amerika de aandelen koersen op de beur van Wall Street hard te dalen,
krach= oud Nederlands woord voor crash.
- Parachutisten Den Haag, wilden koningin hebben, (ook voor koloniën, NederlandsIndië) 10 mei tot 14 mei.
 Afsluitdijk hielden we ze tegen.
 Grebbenberg hard gevochten.
 Bombardement Rotterdam.
Door inflatie en beurskrach komt Hitler aan de macht.
Eerste wereldoorlog hebben geallieerden nooit Duitsland veroverd, tweede wereldoorlog
veroveren Amerika en Sovjet-Unie Duitsland wel.
























7
Door dekolonisatie zijn Engeland en Frankrijk geen supermachten meer.
Koude Oorlog = periode van spanning.
Tactiek VS : (Verenigde Staten)
 Politiek: containmentpolitiek : indamming.
 Economisch: marshallplan : economische steun aan landen.
 Militair: NAVO : Noord Atlantische Verdrag Organisatie
Tactiek SU : (Sovjet-Unie)
 Politiek : Systeem van bufferstaten.
 Militair : Warschaupact.
Duitsland in 4 zones, Berlijn in 4 zones.
Luchtbrug: vliegtuigen bevoorraden West-Berlijn.
1948 Westen Berlijn blokkeerd.
Midden in Stalin zijn invloedssfeer zitten geallieerden, daarom sluit hij alle wegen af =
blokkade, deed Sovjet-Unie.
Oplossing: luchtbrug, vliegtuigen bevoorraden West-Berlijn elke 2 minuten 1948-1949.
Van Stalin naar Chroetsjov = was liever, hoefde niet de hele wereld, alleen zijn macht wou hij
vasthouden.
Berlijnse muur om heel West-Berlijn 1961.
1962 Chroetsjov wil op Cuba raketten plaatsen “pest Amerika” reactie Kennedy; als de
bommen doorvaren zouden zij zelf bommen gooien op Sovjet-Unie. =keerpunt= cubacrisis
=daarna “hotline”= met elkaar praten.
Koude oorlog :
-Periode van spanning.
-Sovjet-Unie tegen Amerika.
- Angst voor atoombommen.
-1945-1989
Churchill (Engeland) en Roosevelt (Amerika) vrienden.
Einde tweede wereldoorlog:
 Wantrouwen VS & SU
 Ijzeren Gordijn tussen Oost en West.
 Bufferstaten moesten “eerste klap” opvangen, bedacht door Stalin.
Tactiek VS :
 Politiek: Containmentpolitiek=indamming.
 Economisch: Marshallplan.
 Militair: NAVO.
Tactiek US :
 Politiek: Bufferstaten
 Militair: Warschaupact.
Duitsland in 4 zones, Berlijn in 4 zones.
Berlijnse Blokkade : “Aanleiding” volgens Sovjet-Unie voor blokkade was dat geallieerden
nieuwe munt inschakelde.
Westen : BRD , Oosten : DDR (Deutsche Demokratische Republik).
Chroetsjov : Beide partijen krijgen halve wereld.
1961 Berlijnse muur door Chroetsjov, doordat DDR leegliep. (Berlijnse muur is van stenen)
Kennedy en Chroetsjov bij cubacrisis. Vanaf toen keerpunt, rode telefoon.
1979 Russen pakken Afghanistan. Osama Bin Laden tegen Sovjet-Unie hiervoor gaf VS ze
geld.
Reagan : Star Wars.








8
Gorbatsjov : Wijnvlek .
 Perestrojka: economische hervorming , wou communisme redden, lukte niet.
 Vrijheid meningsuiting.
1989:
 Val ijzeren gordijn (Prikkeldraad).
 Val Berlijnse muur (Stenen).
 Einde koude oorlog.
1991: Uiteenvallen Sovjet-Unie.
Reagan en Gorbatsjov bij de val.
Sovjet-Unie:
’24-’53 Stalin // wo2, Jalta, Berlijnse Blokkade.
’53-’64 Chroetsjov // Bouw Berlijnse muur, Cubacrisis.
’85-’91 Gorbatsjov //Perestrojka en Glasnost, val muur, val ijzeren gordijn.
Engeland :
’40-’45 Churchill // wo2, Jalta.
VS / Amerika:
´33-’45 Roosevelt // Jalta, wo2
´45-’53 Truman // Marshallplan, Berlijnse Blokkade, oprichting NAVO.
´61-’63 Kennedy // Cubacrisis.
’81-’89 Reagan // Star Wars, Perestrojka en Glasnost van Gorbatsjov.
Koude oorlog laait op 1975
1) Sovjet-Unie bezet Vietnam (1975)
2) Sovjet-Unie bezet Afghanistan (1979)
3) VS gaat raketschild ruimte bouwen (Star Wars)
Churchill en de tweede wereldoorlog:
 Conferentie van München:
-1938 Oostenrijk bij Duitsland.
-Wil ook Sudetenland hebben.
-Dreigt oorlog tussen Duitsland en Tsjecho-Slowakije.
-Hitler belooft dat Sudetenland laatste is wat hij wou. =appeasementpolitiek (Deal
Chamberlain), de krokodil voeren tot hij jou zelf opeet.
 Chamberlain wordt vervangen door Churchill.
 Churchill is eerlijk, zegt waar het op staat, Chamberlain moet aftreden als Hitler
Nederland, België en Frankrijk inpakt.
 Hoe denkt Europa over communisten?
-Churchill sluit verbond met communisten.
-Iedereen bang voor communisten.
-Sloot verbond want hij zag alleen Hitler als echte vijand, gingen samen tegen
Duitsland vechten.
 Hitler had verbond met Stalin, Churchill waarschuwde de Russen al dat Sovjet-Unie
wel zou worden aangevallen door Duitsland.
 Churchill deed alles om Hitler te pakken, samenwerking met Russen.
Nederland in de tweede wereldoorlog:
 Mobilisatie/ Duitse inval 10 mei 1940.
 Bombardement Rotterdam 800 mensen dood/ capitulatie/ bezetting.
 Nederlandse regering en koningshuis al naar Engeland.
 Generaal Winkelman gaf Nederland over.
 Toespraak koningin Wilhelmina spreekt ons moed in vanuit Engeland.
 NSB Nederland  leider Anton Mussert. WA : Weerafdeling, soort knokploegen van
de NSB.





















9
Februaristaking 1941, eerste en enigste openlijke protest tegen Jodenvervolging, 9
doden, tientallen zwaargewonden. Amsterdam krijg boete.
 Jodenvervolging :
-RegistratieConcentratie(Bij elkaar gezet worden)DeportatieEliminatie(=gedood)
- Identificatieplicht/ persoonsbewijzen.
- Werken in Duitsland, razzia’s.
- Eten op de bon, bonnetje + geld=eten.
- Dolle dinsdag 5 september 1944.
- Slag om Arnhem.
- Hongerwinter 1944/45
- Bevrijding 5 mei 1945, Bijltjesdag, NSB’ers worden teruggepakt.
Conferentie van München: Chamberlain-vrede-Sudetenland-Appeasementpolitiek.
10 mei 1940 Nederland, België, Frankrijk aangevallen. Churchill die dag premier.
Churchill sluit vrede met Stalin om Hitler te pakken.
1942/43 keerpunt Stalingrad, miljoenen soldaten dood.
Amerika 254000 doden in gehele oorlog. (Russen dus veel meer)
Stalin vraagt Churchill wanneer komt tweefronten oorlog  1944 D-Day, landing Normandië.
Februari : 1945 : Jalta, wat na de oorlog ?  Churchill, Roosevelt en Stalin.
Roosevelt had kanker, net dood na de oorlog.
Truman is de man met de bril.
Verdrag Jalta : In Europa moet democratische regering komen, oprichting Verenigde Naties.
Duitsland bezet, 4 zones. Duitsland geen herstelbetalingen.
Engeland hoefde Churchill niet meer, afgezet. Churchill ging naar Amerika, hield toespraken.
Bedacht term “ijzeren gordijn’’.
Verdrag van Versailles, Duitsland voelt zich onderdrukt + hoge inflatie  geld wordt minder
waard + beurskrach 1929 Amerika  Hitler aan de macht 1933. (Amerika leende veel geld uit
aan Duitsland voor herstelbetalingen in interbellum).
Eerste wereldoorlog  Interbellum ( = tussen oorlog)  Tweede wereldoorlog.
Hitler wil af van Versailles + wil wraak voor eerste wereldoorlog = revanche.
Hitler pakt :
- Oostenrijk ‘38
- Sudetenland ’38  appeasementpolitiek van Chamberlain.
- Polen ’39  Chamberlain faalt.
+ Duitsland en Sovjet-Unie sluiten een verbond : molotov-ribbentroppact.
=1. Duitsland + Sovjet-Unie vallen elkaar niet aan.
2. Samen pakken Duitsland+ Sovjet-Unie Polen.
Roosevelt had kanker Truman .
Eerst Cubacrisis dan Star Wars.
Keerpunt Oostfront= Duitsland loopt zich vast op Stalingrad in winter 1942/1943.
Keerpunt Westfront= D-Day, Normandië 1944, 6 juni.
= Dus tweefronten oorlog.
Hitler vecht in oosten tegen Russen en in westen tegen Amerika/geallieerden.
Stalin heeft eigenlijk 3 jaar gewacht op geallieerden.
1945 begin koude oorlog: Churchill zegt: er is een ijzeren gordijn neergelaten door Europa.

Kenmerken koude oorlog:
West
- Democratie
- Vrije markt
- Vrijheid
- Rijk
- Je eigen geloof
-



10
Oost
-
Dictatuur
Planeconomie
Onderdrukking
Arm
Zorg, onderwijs,
openbaar vervoer gratis
Amerika + Sovjet-Unie durven niet te schieten omdat ze bang zijn voor
kernoorlog.
1948/49 Berlijnse Blokkade.
1949 NAVO.
1949 BRD + DDR.
1953 Stalin overlijdt , dooi door ChroetsjovDestalinisatie.
1955 Warschaupact.
Trumandoctrine : Amerika zorgt dat alle volken vrij zijn (van communisme)
Door :
1) Containment  indamming.
2) Marshallplan.
1980: Als reactie op Russische inval van Afghanistan wil Amerika/Reagan een raketschild in
de ruimte  Star Wars.
Begrippen
































11
Appeasementpolitiek: politiek waarbij geprobeerd wordt oorlog te voorkomen door toe te
geven aan de eisen van de tegenstander.
Blitzkrieg: bliksemoorlog, snelle, beweeglijke oorlogvoering.
Bondgenootschap: verdrag tussen twee of meer staten, bijvoorbeeld om elkaar te helpen in
tijden van oorlog.
Geallieerden: bondgenoten, in de Eerste en de Tweede Wereldoorlog Groot-Brittannië,
Frankrijk, Rusland/Sovjet-Unie, de VS en hun bondgenoten.
Herstelbetalingen: betalingen voor herstel van oorlogsschade.
NSDAP: Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei (Nationaal socialistische Duitse
Arbeiderspartij), de partij van Adolf Hitler, opgericht in 1920.
Slag om Stalingrad: veldslag tussen Duitsland en de Sovjet-Unie bij de Russische stad
Stalingrad (nu Wolgorad) in de winter van 1942-1943; de slag werd door de Russen
gewonnen en was een keerpunt in de oorlog.
Verdrag van Versailles: verdrag uit 1919 waarin de geallieerden Duitsland de schuld gaven
van de Eerste Wereldoorlog en het land strafmaatregelen oplegden.
Burgeroorlog: oorlog tussen (groepen) inwoners van hetzelfde land.
Grootmacht: zeer machtige staat.
Slag bij Midway: in 1943 gevoerde zeeslag tussen Japan en de VS bij het eiland Midway in de
Stille Oceaan; de slag werd door de Amerikanen gewonnen en was een keerpunt in de
oorlog.
Wapenwedloop: strijd om het sterkste bewapend te worden.
Antisemitisme: haat tegen joden.
Lebensraum: (Levensruimte) Hitler’s idee dat het Duitse volk meer land nodig had om te
overleven.
Holocaust: massamoord op de joden in de Tweede Wereldoorlog.
Nazi’s: aanhangers van Hitler en zijn NSDAP.
Racisme: geloven dat de mensheid bestaat uit rassen en dat het ene ras beter is dan het
andere.
Vernietigingskamp: (Hier): kampen waarin tijdens de Tweede Wereldoorlog joden massaal in
gaskamers werden gedood.
Arbeidsinzet: gedwongen arbeid van Nederlandse mannen in nazi-Duitsland.
Collaborateurs: mensen die samenwerken met de vijand.
Deportaties: het afvoeren van (groepen) mensen.
Februaristaking: staking van werknemers uit protest tegen de deportatie van Amsterdamse
joden in februari 1941.
Hongerwinter: winter van 1944-1945, toen in het bezette deel van Nederland
verhoudingsgewijs veel mensen stierven door ondervoeding, kou en ziekte.
NSB: Nationaalsocialistische Beweging, Nederlandse nazi-partij. (1931-1945)
Verzetslieden: mensen die strijden tegen de vijand die hun land heeft bezet.
Bufferzone: gebied dat tussen twee vijanden ligt om een oorlog te voorkomen.
Communisme: revolutionair socialisme volgens de opvattingen van Lenin.
Containmentpolitiek: Amerikaanse politiek in de Koude Oorlog om verspreiding van het
communisme te voorkomen.
Invloedssfeer: gebied waar een land invloed heeft.
Koude oorlog: ideologische vijandigheid en een wapenwedloop tussen de Sovjet-Unie en
haar bondgenoten en de VS en haar bondgenoten.
Atheïsme: overtuiging dat God niet bestaat.
Berlijnse Muur: betonnen muur die van 1961 tot 1989 Oost-Berlijn van West-Berlijn
scheidde.


































12
NAVO: (Engels : NATO) Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, militair bondgenootschap van
de VS, Canada, en Europese landen.
Planeconomie: economie waarin de staat vooraf bepaalt wat er geproduceerd moet worden.
Vrijemarkteconomie: economisch systeem waarin het productieaanbod, de lonen en de
prijzen worden bepaald door vraag en aanbod.
Warschaupact: militair bondgenootschap onder leiding van de Sovjet-Unie.
Ijzeren Gordijn: ondoordringbare grens tussen het Oostblok en West-Europa.
Atoombom: bom met grote explosieve kracht, die veroorzaakt wordt door splitsing van
atoomkernen.
Cubacrisis: hoog opgelopen spanning tussen de VS en de Sovjet-Unie in 1962 nadat de
Russen kernraketten hadden geplaatst op Cuba.
Kernwapen: verzamelnaam voor atoombommen en waterstofbommen.
Nucleaire tijdperk: tijd na de uitvinding van de atoombom.
Waterstofbom: bom met een veel grotere explosieve kracht dan de atoombom, die
veroorzaakt wordt door versmelting van atoomkernen.
Wederzijdse afschrikking: situatie waarin vijandige partijen geen oorlog durven te beginnen
uit angst zelf ook vernietigd te worden.
Derde wereld: ander woord voor ontwikkelingslanden: de rijke westerse landen waren de
‘eerste wereld’ en de communistische landen de ‘tweede wereld’.
Dominotheorie: Amerikaans idee dat als één land communistisch werd, de buurlanden als
een rij omvallende dominostenen zouden volgen.
Korea-oorlog: oorlog tussen het communistische Noord-Korea(1950-1953); de Sovjet-Unie
steunde Noord-Korea, de VS vochten mee aan de kant van Zuid-Korea.
Vietnamoorlog: oorlog tussen het communistische Noord-Vietnam en het kapitalistische
Zuid-Vietnam (1957-1975); de Sovjet-Unie steunde Noord-Vietnam, de VS vochten mee aan
de kant van Zuid-Vietnam.
Al Qaida: islamitisch terreurnetwerk van Osama Bin Laden.
Glasnost: Russisch voor openheid, politiek van Gorbatsjov om vrijheid van meningsuiting toe
te staan.
Perestrojka: Russisch voor ombouwen: economische hervormingspolitiek van Gorbatsjov om
het communistische systeem weer gezond te maken.
Staatsgreep: poging om met geweld de macht in een land over te nemen.
Nationalisme: sterke liefde voor het eigen volk, het verlangen naar een eigen staat en het
streven om de eigen staat sterker te maken.
Vijandbeelden: negatief (vijandig) beeld over andere volken.
Militarisme: verheerlijking van alles wat met het leger (en met oorlog) te maken heeft.
Wapenwedloop: strijd om het bezit van de meeste en krachtigste wapens.
Kolonialisme: het gedrag van landen met kolonies.
Centralen: Duitsland, Oostenrijk en hun bondgenoten in de Eerste Wereldoorlog.
Geallieerden: bondgenoten, in de Eerste en Tweede Wereldoorlog Groot-Brittannië,
Frankrijk, Rusland/Sovjet-Unie, de VS en hun bondgenoten.
Loopgraven: gang in de grond waarin militairen bescherming zoeken tegen vijandelijk
geweervuur.
Censuur: toezicht op de media, bedoeld om bepaalde informatie tegen te houden.
Propaganda: het eenzijdig verspreiden van bepaalde ideeën.
Totale oorlog: oorlog waaraan niet alleen het leger maar de hele maatschappij meedoet.
Internationale solidariteit: saamhorigheid over de grenzen van landen heen.
Revolutionair: iemand die voor een revolutie strijdt.
Revolutie: ingrijpende verandering van de maatschappij.
Dictatuur: land met onbeperkte macht voor de regering.







































13
Communistische partij: revolutionair socialisme volgens de opvattingen van Lenin.
Tsaar: keizer van Rusland (tot 1917).
Rode Leger: het communistisch leger, vanaf 1922 het leger van de Sovjet-Unie.
Sovjet-Unie: communistisch staat die in plaats kwam van het Russische tsarenrijk.
Totalitarisme: systeem waarin de staat controle heeft over vrijwel alle onderdelen van de
samenleving.
Planeconomie: economie waarin de staat vooraf bepaalt wat er geproduceerd moet worden.
Stalinisme: extreem onderdrukkende vorm van communisme.
Terreur: geweld om angst aan te jagen.
Zuiveringen: het wegwerken van mensen die onbetrouwbaar worden gevonden.
Showproces: rechtszaak die voor de schijn wordt gehouden: de uitslag staat van tevoren al
vast.
Geheime politie: politie die in het geheim werkt.
Persoonsverheerlijking: het overdreven prijzen van iemand.
Indoctrinatie: het systematisch en eenzijdig opdringen van bepaalde ideeën. (hersenspoelen)
Republiek van Weimar: naam van het democratische Duitsland van 1919 tot 1933.
Herstelbetalingen: betalingen voor herstel van schade (meestal na de oorlog).
Demilitarisering: het verminderen van het aantal wapens, militairen en andere militaire
zaken.
Lidstaat: staat die lid is van een internationale organisatie.
Antisemitisme: haat tegen de joden.
Rassenleer: de onwetenschappelijke leer dat er superieure en minderwaardige rassen
bestaan.
Economische crisis: ernstige achteruitgang van de economie.
Beurskrach: plotselinge, scherpe daling van de koersen van aandelen.
Concentratiekampen: plaats waar ‘ongewenste’ mensen of groepen zonder rechtszaak
worden opgesloten.
Gelijkschakeling: het ondergeschikt maken van organisaties aan de doelen van een regering.
Blitzkrieg: bliksemoorlog, snelle, beweeglijke oorlogsvoering.
Capitulatie: overgave, officiële verklaring dat je de strijd staakt.
As-mogendheden: Duitsland, Italië en Japan in de Tweede Wereldoorlog.
D-day: beslissende dag, de dag van de geallieerde invasie in West-Europa.
Tweefrontenoorlog: oorlog die op twee verschillende fronten wordt gevoerd.
Holocaust: massamoord op de joden in de Tweede Wereldoorlog.
Dekolonisatie: het onafhankelijk worden van kolonies.
Verenigde Naties: volkerenorganisatie die in 1945 werd opgericht om oorlogen te
voorkomen.
Veiligheidsraad: hoogste orgaan van de Verenigde Naties, met vijf vaste en tien wisselende
leden.
Koude Oorlog: vijandigheid tussen het Oostblok onder leiding van de Sovjet-Unie en het
Westen onder leiding van de VS.
Ideologie: ideeën over hoe de maatschappij moet worden georganiseerd.
Invloedssfeer: gebied waar een land invloed heeft, meestal geaccepteerd door andere
landen.
Oostblok: communistische landen in Europa onder leiding van de Sovjet-Unie.
Ijzeren Gordijn: de ondoordringbare grens tussen het Oostblok en West-Europa.
Bondsrepubliek Duitsland: sinds 1949 de naam van West-Duitsland, sinds 1990 de naam van
heel Duitsland.
DDR: communistische staat in Oost-Duitsland (1949-1990)






14
NAVO: (Engels NATO) Noord-Atlantische Verdragsorganisatie, militair bondgenootschap van
de VS, Canada en Europese landen.
Warschaupact: militair bondgenootschap onder leiding van de Sovjet-Unie.
Containment: de Amerikaanse politiek in de Koude Oorlog om verspreiding van het
communisme te voorkomen.
Marshallplan: economische hulp van de VS voor West-Europa van 1948 tot 1952.
Wapenwedloop: strijd om het bezit van de meeste en krachtigste wapens.
Glasnost: Russisch voor openheid; de politiek van Gorbatsjov om vrijheid van meningsuiting
toe te staan.
Download