Opdracht 1 (klas): Tekst lezen

advertisement
week 5 – 27 januari 2014 – opdrachten niveau A
Tekst lezen en moeilijke woorden
1. Lees de uitleg.
In een tekst lees je soms stukjes die je niet goed begrijpt. Misschien
komt dat door een onbekend woord.
Probeer erachter te komen wat het woord betekent. Gebruik daarbij
de woordhulp op het stappenplan.
Denk aan de woordhulp:
1. Lees een stukje terug of verder
2. Kijk naar de plaatjes in de tekst
3. Kijk naar het woord
2. Lees de tekst met het stappenplan. Maak de opdrachten hieronder terwijl je leest.
3. Regel 6
‘Er zijn nu grootschalige protesten.’ Wat betekent grootschalige?
_________________________________________________________
Welk deel van de woordhulp heb je gebruikt? Zet er een rondje omheen.
1
2
3
4. Regel 7 en 8
‘In plaats daarvan zocht de president toenadering tot Rusland.’ Wat betekent toenadering
zoeken?
A. Iemand lastig vallen
B. Proberen vrienden te worden
C. Verhuizen naar een plaats dichterbij
_________________________________________________________
Welk deel van de woordhulp heb je gebruikt? Zet er een rondje omheen.
1
2
3
5. Regel 12 en 13
‘Zij zijn het met hun president nu heel erg oneens.’ Wat betekent het oneens zijn?
_________________________________________________________
Welk deel van de woordhulp heb je gebruikt? Zet er een rondje omheen.
1
2
3
pagina 1 van pagina
3
1 van 3
week 5 – 27 januari 2014 – opdrachten niveau A
6. Regel 23 en 24
‘Hij heeft veel te veel macht vinden ze.’ Wat betekent macht hebben?
A. Jezelf heel goed vinden
B. Te oud zijn voor een beroep
C. Veel te vertellen hebben
Welk deel van de woordhulp heb je gebruikt? Zet er een rondje omheen.
1
2
3
7. Hele tekst
a. Het woord ‘de betoger’ komt in de tekst heel vaak voor. Zet in de tekst een streep
onder het woord, overal waar je ‘betoger’ of ‘betogers’ ziet.
b. Schrijf daarna in het woordweb wat betogers allemaal doen.
Betogers
c. Wat betekent ‘de betoger’?
A. Iemand die graag met anderen wil samenwerken voor het land
B. Iemand die laat zien dat hij ergens voor of tegen is.
C. Iemand die minister kan worden.
Zie je meer woorden die je niet kent? Schrijf ze hieronder op en probeer te bedenken wat
ze betekenen.
Woord
Betekenis
Welk deel van de
woordhulp?
pagina 2 van pagina
3
2 van 3
week 5 – 27 januari 2014 – opdrachten niveau A
Vragen bij de tekst maken
Lees de tekst met het stappenplan. Kom je nog moeilijke woorden tegen in de tekst?
Gebruik dan de woordhulp.
1. Met wie wil president Janoekovitsj samenwerken?
__________________________________________________________________
2. Maak een landkaart. Teken op de kaart Oekraïne. Schrijf op de kaart waar Europa en
Rusland liggen. Teken ook waar de stad Kiev ligt.
3. Wat zie je op de foto in de tekst? Gebruik een woord uit de tekst.
__________________________________________________________________
4. Lees het stukje met het kopje Praten. Wat willen de betogers vooral?
__________________________________________________________________
pagina 3 van pagina
3
3 van 3
week 5 – 27 januari 2014 – opdrachten niveau A
5. Stel dat je in Kiev woont. Als je naar school loopt, moet je altijd langs het plein met
de betogers. Hoe zou je dat vinden?
__________________________________________________________________
__________________________________________________________________
Een tijdbalk maken
Zet de gebeurtenissen op de goede plaats in de tijdbalk. Trek een streep van de
gebeurtenis naar ongeveer de goede datum.
november
december
januari
Betogingen in andere steden
Leiders praten met de president
februari
Betogers bezetten het plein
Betogers met geweld verdreven
Wat wil jij laten horen?
Op televisie zie je soms beelden van Vitalij Klitsjko,
een van de leiders. Hij roept dan door een megafoon,
bijvoorbeeld: ‘Geen geweld!’
Wat zou jij roepen als je op het plein stond met een
megafoon? Schrijf in de tekstballon.
pagina 4 van pagina
3
4 van 3
Download