FINANCIEEL “ ” Aandachtspunten bij echtscheiding van de huisarts In uw huisartsenpraktijk wordt u regelmatig geconfronteerd met echtscheiding en de gevolgen daarvan. In dit artikel wordt ingegaan op de fiscale gevolgen van echtscheiding voor de huisarts zelf. Er wordt in dat kader in het bijzonder aandacht besteed aan de onderneming (de huisartsenpraktijk) en de eigen woning. Tekst: Mr. G.J.F. Vink RB 25 FINANCIEEL Foto: © NFP Photography - Pieter Magielsen W Even bijliggen… at zijn bij scheiding de fiscale gevolgen voor de huisarts en in het bijzonder voor de praktijk en de eigen woning? Eerst een korte inleiding huwelijksvermogensrecht. Er zijn twee manieren waarop men vermogensrechtelijk kan huwen: gemeenschap van goederen en huwelijkse voorwaarden. Voor het eerste hoeft er niets geregeld te worden; dit ontstaat van rechtswege op het moment dat men huwt. Voor het tweede is een gang naar de notaris nodig. Deze stelt een akte van huwelijkse voorwaarden op waarin de aanstaande echtgenoten hun huwelijk op vermogensrechtelijk gebied vormgeven. In dit soort akten kom je nogal eens een zogenaamd periodiek verrekenbeding tegen. Dit is een beding waarin de echtgenoten afspreken, de bespaarde inkomsten aan het einde van elk jaar te zullen delen. Bespaarde inkomsten is over het algemeen het inkomen dat overblijft nadat de kosten van de huishouding hier vanaf zijn gehaald, oftewel het bedrag dat per jaar bespaard wordt nadat alle kosten zijn betaald. De praktijk leert, dat de uitvoering van het periodiek verrekenbeding nadat het huwelijk is gesloten, vrijwel nooit gebeurt. Begrijpelijk; het is taaie materie, dus niet leuk en als het goed gaat in het huwelijk wordt de noodzaak tot uitwerking ook niet gevoeld. Toch zit hier een flinke adder onder het gras. Een voorbeeld. Huwelijks voorwaarden Een huisarts is op huwelijkse voorwaarden gehuwd waarbij een periodiek verrekenbeding is overeengekomen. Aan het einde van het jaar bedraagt het te verreken inkomen op grond van het periodieke verrekenbeding 50.000 euro. Er wordt niets verrekend. De huisarts in kwestie gebruikt dit bedrag voor een aankoop van 150.000 euro aan effecten. Tien jaar later gaat de huisarts scheiden; de effecten behorend tot zijn vermogen zijn op dat moment 300.000 euro waard. Doordat destijds 50.000 euro uit het te verreken inkomen is gebruikt, dient 50/150 oftewel eenderde deel van 300.000 euro zijnde 100.000 euro te worden verrekend. De partner heeft dus recht op 50.000 euro. Was destijds niet geput uit het te verrekenen inkomen maar uit het privévermogen van de huisarts, dan had zij met 25.000 euro genoegen moeten nemen. Maar het kan nog heftiger. Kan de 26 COLUMN Wouter van den Berg huisarts in kwestie niet aantonen dat de 50.000 euro destijds niet uit het te verrekenen inkomen is gekomen, dan treedt art. 1: 136 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek in werking dat luidt: ‘bestaat een geschil over de vraag of een goed tot het te verrekenen vermogen behoort en kan niet worden bewezen, dat het daar niet toe behoort, wordt het goed aangemerkt als te rekenen tot het te verrekenen vermogen.’ Concreet betekent dit, dat de totale waarde van 300.000 euro tot het te verrekenen vermogen gaat behoren, waardoor de ex-echtgenote recht heeft op 150.000 euro in plaats van 25.000 euro. Voor wat betreft de fiscale kant van de huisartsenpraktijk zijn er, ervan uitgaande dat er sprake is van huwelijkse voorwaarden waarbij de huisartsenpraktijk tot het vermogen van de huisarts behoort, geen gevolgen. Zou er sprake zijn geweest van gemeenschap van goederen dan bleven de fiscale gevolgen beperkt. Hoewel de fiscale wetgeving in dat soort gevallen een fictieve overdracht van de helft van de onderneming aan de echtgenoot/niet ondernemer fingeert, wordt deze overdracht materieel gezien weer teniet gedaan als de onderneming bij de afwikkeling van de scheiding volledig wordt toegedeeld aan de echtgenoot/ondernemer. Eigen woning Ten slotte nog de fiscale gevolgen voor de eigen koopwoning. Omdat hier diverse varianten kunnen ontstaan, moet er gezien de beschikbare ruimte voor dit artikel een keuze worden gemaakt. Uitgangspunt is een in gemeenschap van goederen gehuwde huisarts die gaat scheiden en de echtelijke woning definitief verlaat. Zijn echtgenote blijft in de woning wonen. Met name de hypotheek- renteaftrek is in dit geval een punt van aandacht. Kortweg gezegd komt het er op neer, dat voor de huisarts de hypotheekrente nog twee jaar gerekend vanaf het moment van het verlaten van de echtelijke woning voor zijn deel aftrekbaar is, 50 procent dus en wel in box 1 waardoor een aftrek tegen maximaal 51 procent (cijfers 2015) mogelijk is. Voor de echtgenote blijft de hypotheekrenteaftrek voor haar deel gewoon doorlopen; zij mag dus eveneens 50 procent aftrekken in box 1 ook na die twee jaar. Mocht na de tweejaarstermijn de huisarts nog steeds de helft van de hypotheek op zijn naam hebben staan, dan vervalt de aftrek in box 1 en gaat de schuld tot de rendementsgrondslag in box 3 behoren; in het ongunstigste geval kan dat betekenen dat de hypotheekrente fiscaal in het geheel niet meer vergolden wordt. De situatie kan zich ook nog voordoen, dat in het bovenstaande voorbeeld de huisarts op grond van een echtscheidingsconvenant, tot de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap, de volledige hypotheekrente betaalt. Voor zijn deel van de schuld zijn de gevolgen niet anders dan hierboven beschreven. Voor de rente die hij in feite voor de vrouw betaalt, zal er vaak sprake zijn van alimentatie die voor hem aftrekbaar is in box 1. Voor zijn ex is deze alimentatie dan weer in box 1 belast, waarbij zij haar deel van de hypotheekrente daar weer op in mindering mag brengen. • Mr. G.J.F. Vink RB is partner bij Added Value B.V. fiscaal juristen. www.avfj.nl A l zappend op de bank viel ik in het programma Eén tegen 100 waar Caroline Tensen de vraag stelde: ‘wat is overstag gaan?’ De zelfbewuste kandidate koos het goede antwoord: ‘van koers veranderen tegen de wind in’. Ik prees mijzelf gelukkig het antwoord te weten. Zo’n quiz daagt de kijker uit tot competitie. Nee, mij had ze niet weggespeeld! Het begrip ‘overstag’ heeft de laatste maanden wel een speciale betekenis gekregen. Overstag met de huisarts. De huisartsenzorg moet van koers veranderen en huisartsen eisen van andere partijen om daar hun steentje aan bij te dragen. Het antwoord op de vraag van Tensen gaf voor mij een nieuwe dimensie aan deze problematiek. Bij een overstag manoeuvre vindt de koerswijziging plaats tegen de wind in. Wij weten wel waar die tegenwind vandaan komt. We functioneren in een marktstelsel waar voor de huisarts geen sprake is van een marktpositie omdat de zorgverzekeraars zijn aangesteld en wettelijk bekrachtigd als oppermachtige thesauriers. We hebben een minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport die elk jaar weer te laag begroot zodat er altijd overschrijdingen zijn die de mogelijkheid bieden om te dreigen met kortingen op de tarieven. De NZa promoot nog steeds dat zorgverzekeraars huisartsenzorg gaan inkopen op kwaliteit en prijs en geeft ruimte aan nieuwe ketens en uitbreiding POH GGZ, zonder dat daar budget voor is. Daarnaast hebben we zelf een aantal organisaties in het leven geroepen die ons bestoken met richtlijnen en protocollen. En zo kan ik nog wel even doorgaan. Ik denk niet dat we één partij als de schuldige kunnen aanwijzen. De vraag is wat voor huisartsen nu een goede strategie is. Vragen we alle partijen om wat minder hard te blazen zodat we al laverend koers kunnen blijven zetten naar het doel waar we de laatste jaren naar op weg zijn? Of zetten we met elkaar een nieuwe koers uit waarbij we kunnen profiteren van de wind die er waait? Ik zou ervoor willen pleiten alle opportunisme te laten varen en de boot eens even stil te leggen om na te denken over wat we in de nabije toekomst willen en kunnen bereiken. In scheepstermen heet dat bijliggen… Onder de titel, De Gelukkige Huisarts gaat VPHuisartsen het komende jaar met een aantal polls peilen wat u een goede ontwikkeling van ons mooie vak zou vinden. Als u suggesties hebt voor een vraagstelling laat het ons weten via [email protected] • 27