MEI ’40: HET GROTE MISVERSTAND Bruno Comer In de negentiende eeuw beschouwde het geschiedenisonderwijs het verleden als een aaneenrijging van veldslagen. Terecht heeft de geschiedeniswetenschap zich van ‘l’histoire bataille’ afgekeerd. Maar wat mei ’40 betreft, hebben de historici het kind met het badwater weggegooid. En dat is jammer, want mei ’40 is veel meer dan zomaar een episode uit de Tweede Wereldoorlog. Meer dan zeventig jaar na de feiten blijft deze veldtocht een referentiepunt in discussies rond de internationale politiek. Leo Tindemans, die in de jaren zeventig eerste minister was en in het daaropvolgende decennium buitenlandse zaken als portefeuille had, maakte als jonge man de oorlog van mei ’40 mee. In zijn memoires drukt hij erop hoezeer die ervaring zijn visie op de wereldpolitiek bepaald heeft en tal van zijn generatiegenoten delen dat gevoelen. Je hoeft geen grote specialist buitenlandse politiek te zijn om ooit al eens van de term ‘appeasement’ gehoord te hebben: de te lakse politiek van de democratieën tegenover een niets ontziende dictator. De term komt zelfs voor in het van Dale woordenboek. Wanneer werd ‘appeasement’ afgestraft? In Mei ’40. Om het begrip ‘appeasement’ te evalueren, moet je dus weten wat er zich op het ogenblik van de afstraffing heeft afgespeeld. Mei 1940 is dus relevant voor onze samenleving. Het belang ervan overstijgt ruimschoots de militaire geschiedenis waar die feiten oorspronkelijk thuis horen. Maar net over die feiten bestaan enorm veel misverstanden. En om meteen duidelijk te maken waar het schoentje wringt, verwijzen we naar drie standpunten van topfiguren uit het drama die geformuleerd werden toen de gevechten nog aan de gang waren. Het eerste standpunt is van generaal Gamelin, de opperbevelhebber van het Franse leger. Al op 18 mei schreef hij zijn nederlaag toe aan het slechte moreel van zijn troepen. Die visie is zeventig jaar later nog altijd diep doorgedrongen bij de publieke opinie. Dat is ook het geval bij de mening van Leopold III die op 28 mei de capitulatie van zijn leger wijt aan ‘een vijand machtiger in aantal en sterker door zijn uitrusting’. Amper drie weken later betwistte generaal De Gaulle dit. Hij stelt in zijn “appel du 18 juin’ dat het Duitse leger niet sterker was 1 0 • H er me s • Jaarg an g 1 5 • nr. 49 • Ma ar t 20 11 dan zijn tegenstrevers. Het Duitse leger had inderdaad niet meer tanks of vliegtuigen dan zijn tegenstrevers. Volgens De Gaulle is Hitlers overwinning te danken aan de tactiek rond tanks, de tactiek rond vliegtuigen en de verrassing. Dit laatste standpunt maakt veel minder deel uit van het collectief bewustzijn. Nochtans benadert de visie van De Gaulle de werkelijkheid veel beter dan die van Gamelin of Leopold III. We bekijken de drie elementen die de latere Franse president opsomt, even afzonderlijk. DE TANK De tank was een Britse uitvinding uit de Eerste Wereldoorlog en diende om de infanterie te ondersteunen bij de bestorming van de Duitse loopgraven. De Franse Generale Staf oordeelde dat de tank bij die oorspronkelijke rol moest blijven. Zo’n pantservoertuig slikt immers liters benzine en Frankrijk beschikt over geen eigen petroleumbronnen. Het probleem van de benzinebevoorrading maakte het onmogelijk om de tanks op lange afstand te laten opereren. De Duitsers, die door het Verdrag van Versailles geen zware tanks mochten produceren, experimenteerden met middelgrote tanks. Zij kwamen tot de vaststelling dat tanks in pantserdivisies konden gegroepeerd worden. Die moesten de vijand knock-out slaan op één wel bepaalde plaats en dat succes meteen uitbuiten. De Franse generaal Delestraint resumeerde het als volgt: ‘we hadden allebei 3000 tanks, wij hebben er duizend eenheden van drie tanks mee gevormd, de Duitsers drie eenheden van 1000 tanks’. Fransen en Duitsers beschikten dus over dezelfde technologie inzake tanks, maar het gebruik ervan verschilde grondig. HET VLIEGTUIG Voor het vliegtuig rees hetzelfde probleem. De luchtvaart stond in ’14-’18 nog in de kinderschoenen, maar tijdens het interbellum had zij een spectaculaire technische ontwikkeling gekend. Voor de militairen van overal ter wereld rees dan ook de vraag: hoe moeten we die nieuwigheid aanwenden? De Fransen gingen ervan uit dat een vliegtuig en de opleiding van de piloot dure investeringen waren, waarmee zij spaarzaam moesten omgaan. Een vliegtuig mocht daarom niet op het slagveld worden ingezet, maar deed wel dienst als verkenningstoestel of om strategische doelen achter het front te bombarderen. Bovendien rekende Frankrijk op een lange oorlog en wilde zij de continuïteit van het luchtwapen behouden: voor ieder neergestort vliegtuig moest er onmiddellijk een in de plaats komen. Daarom hield Frankrijk een groot aantal vliegtuigen in reserve en die waren nog niet operationeel op 10 mei 1940. De Duitsers daarentegen gebruikten het vliegtuig wel als een ‘tactische luchtmacht’ die rechtstreeks tussenbeide komt in de gevechten. Zij construeerden de duikbommenwerpers die zich op de vijandelijke linies konden storten. Bovendien zetten ze al hun vliegtuigen ineens in. Op die manier is het Duitse luchtoverwicht tijdens de veldtocht te verklaren. Maar de Luftwaffe betaalde daar een prijs voor: zij verloor de Slag om Engeland omdat hij de zware verliezen die ze boven Frankrijk geleden had, niet tijdig kon aanvullen. DE VERRASSING Voor het derde element, de verrassing, moeten we even het Franse verdedigingplan bekijken (zie kaart I). Hoe zagen de Fransen de toekomstige frontlinie? Die begon met de Maginotlinie die de zone tussen de Zwitserse grens en Sedan veilig stelde. Sedan ligt op de Maas en de linie volgt dan ook de Maasvallei tot in Namen. Vanaf Namen ontstaat er een probleem, want daar is geen natuurlijke hindernis meer. Het plateau van Haspengouw biedt van Namen tot Waver een open ruimte voor een Duitse opmars. Waver ligt op de Dijle en dat snelstromend riviertje heeft in de loop der tijden een steile vallei uitgegraven. Denk maar aan de Keizersberg in Leuven. Langs de Dijle had het Belgisch leger de KW-Linie klaar gemaakt. Nu nog kun je tussen Koningshooikt en Waver bunkers zien die deel uitmaakten van de ‘Belgische Maginotlinie’. In Koningshooikt sloot de linie aan bij de aloude fortengordel rond Antwerpen. In dat gebied konden de Scheldepolders onder water gezet worden. Ten noorden van Antwerpen ligt de Nederlandse grens. Het was niet zeker of Duitsland Nederland zou binnenvallen. Daarom lieten de Fransen verschillende opties open. Aanvankelijk zou de Westerschelde de noordflank van de bondgenoten dekken. Maar Generaal Gamelin koos ervoor om de strook tussen de Belgisch-Nederlandse grens en de Oosterschelde te bezetten, met andere woorden het gebied rond Breda. Duitse troepen die vanuit Nederland België wilden aanvallen, zouden dus op de Oosterschelde en de NederlandsFranse troepen in Breda stuiten. De Bredavariante zorgt ervoor dat het Franse verdediging onder de naam het Dijle-Breda plan de geschiedenis is ingegaan. In zijn stoutste dromen dacht Gemelin er zelf aan om het front door te trekken tot aan het IJsselmeer zodat Amsterdam en Rotterdam niet in Duitse handen zouden vallen (zie de stippellijn op de kaart 2). Groot probleem voor de uitvoering van dit plan was de Belgische neutraliteit. Zolang Duitsland het eerste schot niet gelost had, mocht geen enkele Franse of Britse soldaat België binnen. Daarom rekende Gamelin erop dat de Belgen de Duitsers gedurende voldoende tijd zouden ophouden aan het Albertkanaal en in Limburg zodat de Fran- Hermes • J a a rg a ng 1 5 • n r. 4 9 • M a a r t 2 0 1 1 • 11 sen en de Engelsen de tijd kregen om hun posities in te nemen in Breda, aan de Dijle, in Haspengouw en aan de Maas. Zijn beste troepen stuurde hij naar de streek van Gembloers, ‘Le seuil de Gembloux’ waar er geen natuurlijke hindernis was voor de Duitsers. Die strook van 38 km op een front van 700 km vormde volgens de Franse Generale Staf de zwakke schakel in de ketting. Daar zou de hoofdaanval van de Duitsers plaats hebben en daar moest het Franse leger hen tegenhouden. Dat opzet lukte volkomen: op 14 mei zetten de Duitsers een massale aanval in op Gembloers en de Fransen dreven hen terug. De Fransen haalden toen hun enige overwinning van de hele campagne. DOORBRAAK IN SEDAN In de eerste dagen van de campagne stonden de Fransen en Engelsen dus voor een enorme opgave. Zij moesten 400 000 man gelaarsd en gespoord tijdig in CentraalBelgië en in Zuid-Nederland krijgen. Die gigantische logistieke operatie slorpte alle aandacht op. Het drama speelde zich evenwel veel zuidelijker af, want intussen rukten 1500 Duitse tanks op doorheen de Ardennen. Met de begeleidende infanterie en de logistiek erbij kwam dat op 44 000 voertuigen. Je hoeft geen militair te zijn om te begrijpen dat de Duitsers daar een enorm risico genomen hebben. In die eerste dagen vormden zich enorme files op de smalle wegen tussen de Duitse grens en Sedan. Had de Franse en Engelse luchtmacht toen een bommentapijt op de Ardennen gelegd, dan zouden die het graf worden van de Duitse panzers, zoals een Franse generaal het achteraf uitdrukte. Maar de Fransen lieten het middelgebergte onverdedigd omdat ze ervan uitgingen dat de Maaslinie sterk genoeg zou zijn. Ze vergisten zich. Tijdens de slag om Sedan, die van 13 tot 15 mei woedde, slaagden de Duitsers erin de Maas over te steken. De Fransen hadden daar niet zo snel een aanval verwacht omdat ze ervan uitgingen dat de Duitsers eerst zware kanonnen moesten laten aanrukken. Maar de Duitsers gebruikten hun vliegtuigen als een soort vliegende artillerie. Het meest intensieve bombardement dat de Luftwaffe ooit uitvoerde, was niet op Guernica, niet op Londen of niet op Stalingrad. Maar wel op Sedan. De Franse soldaten waren hoegenaamd niet voorbereid op een dergelijke hel waar gierende stuka’s honderden bommen losten. Die waren zeer onprecies en maakten maar 50 doden. Maar zij braken de zenuwen van de verdedigers. Die boden toch nog verwoed weerstand, maar op 15 mei was de doorbraak een feit. Nog erger was dat de Duitsers met hun 1500 tanks over een ongekende combinatie van vuurkracht en snelheid beschikten waarmee ze Frankrijk konden binnentrekken. Bovendien hadden de Fransen er geen idee van waar die pantsers naar toe zouden rukken. Naar de Zwitserse grens om de Maginotlinie te onttrekken? Naar Parijs waar een groot deel van de Franse oorlogsindustrie geconcentreerd was? Naar Antwerpen om zo de geallieerde strijdkrachten in CentraalBelgië in de rug aan te vallen? Pas na enkele dagen werd het strategisch doel duidelijk: Abbeville aan de monding van de Somme. Op die manier sneden de panzers de geallieerde troepen in België af van hun bevoorrading (zie kaart 2). Op 20 mei was Abbeville veroverd en van dan af hadden de geallieerde generaals in België de keus. Ofwel zich overgeven, wat de Belgen en een deel van de Fransen gedaan hebben. Ofwel vluchten via Duinkerke, waarin de Britten en een ander deel van de Fransen geslaagd zijn. 1 2 • H er me s • Jaarg an g 1 5 • nr. 49 • Ma ar t 20 11 Uit dit zeer beknopte relaas blijkt hoe belangrijk de typisch militaire factor is om de catastrofe van Mei ’40 te begrijpen. Nochtans is die zeer weinig bekend. Een brede publieke opinie gaat er, samen met tal van historici, politici en militairen, van uit dat de overwinning te wijten was aan het slechte moreel van de troepen of de overmacht van het Duitse leger. Met andere woorden: de standpunten van Gamelin en Leopold III, die verkeerd zijn, hebben veel ruimere ingang gevonden dan de visie van De Gaulle, die juist is. Dat is des te verwonderlijker omdat Gamelin en Leopold III bij de verliezers van de Tweede Wereldoorlog geklasseerd moeten worden, terwijl De Gaulle een onbetwistbare winnaar is. MEI ’40: EEN ANACHRONISME Hoe komt het dat we daar zo’n verkeerd beeld van hebben? Allereerst is er de perceptie van het gebeuren. Miljoenen mensen hebben niets anders gezien dan verwarring bij de Geallieerden en discipline bij de Duitsers. Die chaos bij de Geallieerden is echter te wijten aan de doorbraak in Sedan. Die heeft het zorgvuldig voorbereide verdedigingsplan in duigen doen vallen en de generaals hadden daarop geen enkel antwoord klaar. Hun tanks stonden immers in Gembloux en waren maar uitgerust voor operaties van tien kilometer ver. Bovendien is Mei ’40 een anachronisme en wordt daardoor een ongeloofwaardig verhaal. Sinds de Industriële Revolutie worden oorlogen niet meer op het slagveld, maar in de wapenfabrieken beslist. Voordien konden de Vlamingen in 1302 dankzij een list de overwinning halen op het Franse ridderleger of kon Hannibal de veel sterkere Romeinen verschalken in Cannae, maar in de moderne tijd lukt dat normaal niet meer. Tijdens de Amerikaanse burgeroorlog (1861-1865) beschikten de Zuidelijken over de beste generaals, maar tegen het industriële overwicht van het Noorden was er geen kruid gewassen. Dit principe geldt ook voor de Tweede Wereldoorlog: op de duur heeft Hitler krachten tegen zich in het leven geroepen waartegen de militaire kunde van zijn generaals niet op kon. Mei ’40 is een uitzondering op dit principe. Daar heeft de strategie wel het verschil gemaakt en een dergelijk fenomeen is niet meer van deze tijd. Maar het is niet omdat iets een anachronisme is dat het niet kan bestaan. Het conflict in Noord-Ierland was dat ook, maar is jarenlang bittere realiteit geweest. Tijdens de oorlog heeft de Duitse propaganda het beeld van het superieure Duitse leger zorgvuldig gekoesterd om op die manier het zelfvertrouwen van de eigen bevolking te behouden en potentiële vijanden af te schrikken. Het Vichy regime deed daar ijverig aan mee, want op die manier kon het een gehaat politiek systeem, de democratie, in een slecht daglicht plaatsen. En het slaagde daar zeer goed in. Tot op de dag van vandaag schuift extreem rechts mei ’40 naar voor als het schoolvoorbeeld van een falen van een chaotische parlementaire democratie tegen een goed georganiseerd autoritair regime. In Engeland zwegen de toonaangevende generaals, zoals Montgomery en Alexander, evenzeer over mei ’40. Zij hadden immers ook fouten gemaakt, want zij hadden de Franse strategie goedgekeurd. Montgomery was in mei ’40 de verdediger van de strook tussen Leuven en Waver. Voor de Engelse generaals was mei ’40 vooral ‘the spirit of Dunkirk’, over wat zich daarvoor had afgespeeld bewaarden ze het stilzwijgen. Dat verkeerde beeld van de veldtocht van mei ’40 leidde op het einde van de oorlog tot een bloedbad. In december 1944 sloegen de Duitsers opnieuw toe in de Ardennen. Hun generaals waren hoogst verwonderd over het aanvankelijk succes. Hoe kon het dat de Amerikanen zich zo hadden laten verrassen? Er was toch de les van mei ’40 geweest! Het gevolg is dat ook de Amerikaanse militairen liever het klassieke beeld van mei ’40 in stand houden, want het juiste verhaal brengt hun blunder van december 1944 aan het licht. Na de oorlog brak de Koude Oorlog uit en moesten de westerse democratieën overtuigd worden om sterke legers te financieren. Mei ’40 was daartoe het geschikte middel. Dat was immers het precedent bij uitstek voor een overweldigende aanval uit het Oosten. Toegeven dat de ramp te wijten was aan de fouten van de generaals, zou daar afbreuk doen aan. Hermes • J a a rg a ng 1 5 • n r. 4 9 • M a a r t 2 0 1 1 • 13 Je zou verwachten dat de linkerzijde daartegen zou reageren. Mei ’40 bood haar immers de kans om haar natuurlijke vijand, het militaire establishment, voor schut te zetten. Maar Léon Blum, de Franse socialistische leider, had zich in de jaren dertig verzet tegen de oprichting van pantserdivisies zoals kolonel De Gaulle dat voorgesteld had. Iedere keer dat de socialisten het zouden hebben over de militaire aspecten van mei ’40, zouden ze een geschenk doen aan hun grote politieke tegenstrever. De Gaulle zou dan immers herhalen hoe vooruitziend hij destijds was geweest en hoezeer Blum geblunderd had. De socialisten hadden dus ook boter op het hoofd, hoewel de Franse topmilitairen de hoofdverantwoordelijkheid dragen. Ook zij namen de voorstellen van de bizarre kolonel niet ernstig en noemden hem zelfs spottend kolonel Motors (naar General Motors). Voor de communisten herinnerde mei ’40 hen in de eerste plaats aan de donkere periode waar Stalin als gevolg van het MolotowRibbentrop pact van 23 augustus 1939 de bondgenoot was van Hitler. Daarover hadden ze het liever niet. Bovendien teerde de communistische propaganda op de grote overwinning die het Rode Leger behaald had op de roemruchte Duitse Wehrmacht. De waarheid over mei ’40 vertellen, betekende toe- 1 4 • H er me s • Jaarg an g 1 5 • nr. 49 • Ma ar t 20 11 geven dat het Duitse leger eigenlijk niet zo sterk was. Meteen zou aan het licht komen dat de aanvankelijke veroveringen van Hitler aan het Oostfront eerder te wijten waren aan de zwakheid van het Rode Leger dat door de zuiveringen van Stalin in 1937 een groot deel van zijn officierenkorps was kwijt geraakt. Met andere woorden, de mythe van mei ’40 in stand houden was voor de communisten van essentieel belang om glans te kunnen geven aan de eigen overwinning op Nazi-Duitsland. Daarbij moeten we nog de houding van de geschiedeniswetenschap rekenen. Zoals gezegd, had die geen aandacht meer voor militaire geschiedenis. De militaire factoren waren hooguit een uiting van de malaise van de Franse samenleving. Recent historisch onderzoek legt daarentegen de nadruk op het autonoom karakter van het militair aspect. Het is het samenspel van al deze factoren dat ervoor gezorgd heeft dat de generatie die mei ’40 bewust heeft meegemaakt, geleefd heeft met een beeld dat hoegenaamd niet klopt met de werkelijkheid. De geschiedeniswetenschap draagt op dat vlak een zware verantwoordelijkheid. Voor verdere lectuur: Bruno Comer, Mei ‘40: De onbegrijpelijke nederlaag, Davidsfonds, Leuven