eindtermen van de masteropleiding revalidatiewetenschappen en

advertisement
EINDTERMEN VAN DE MASTEROPLEIDING REVALIDATIEWETENSCHAPPEN EN
KINESITHERAPIE (NEDERLANDSTALIG)
1. ACADEMISCHE COMPETENTIES: KRITISCH WETENSCHAPPELIJK DENKEN
De student bezit de competenties nodig voor het kunnen verrichten van wetenschappelijk onderzoek
binnen de revalidatiewetenschappen op het niveau van een beginnend onderzoeker.
1.1. De student kan een hypothese formuleren
1.2. De student kan relevante wetenschappelijke literatuur verzamelen die betrekking heeft op de
onderzoeksvraag
1.3. De student kan deze (Engelstalige) literatuur interpreteren, kritisch analyseren en met elkaar in
verband brengen
1.4. De student kan de wetenschappelijke methoden selecteren voor de hypothesetoetsing
1.5. De student kan de wetenschappelijke methoden correct toepassen
1.6. De student kan de resultaten van het onderzoek interpreteren en relateren aan de
onderzoeksvraag en de literatuur
1.7. De student is in staat over het eigen onderzoek een wetenschappelijk verantwoord werkstuk te
schrijven.
1.8. De student kan zowel mondeling als schriftelijk over het eigen onderzoek constructief van
gedachten wisselen.
2. ACADEMISCH-PROFESSIONELE
REVALIDATIEWETENSCHAPPEN
COMPETENTIES:
INTEGRATIE
VAN
DE
2.1. ALGEMENE ACADEMISCH/PROFESSIONELE EINDTERMEN
2.1.1. De student kan complexe problemen m.b.t. de aandoening en het behandelplan van de patiënt
passend benaderen.
2.1.2. De student kan vanuit een inzicht in de relaties tussen de wetenschapsdomeinen met respect
voor eenieders inbreng een eigen bijdrage leveren bij het oplossen van multidisciplinaire problemen.
De student maakt een goede inschatting wanneer het nodig is om andere zorgverleners te betrekken
bij het probleem.
2.1.3. De student neemt beredeneerde maatschappelijke standpunten in en draagt
verantwoordelijkheid in het kader van een toekomstige positie in de gezondheidszorg.
2.1.4. De student kan evidence-based handelen op basis van de beschikbare informatie. Hiervoor is
de student in staat om Engelstalige informatie binnen het vakdomein te verstaan en interpreteren.
2.2. SPECIFIEKE ACADEMISCH/PROFESSIONELE EINDTERMEN: MET BETREKKING TOT DE
GEKOZEN AFSTUDEERRICHTING
Met betrekking tot het domein van de gekozen afstudeerrichting:
2.2.1. De student kan de gespecialiseerde vakliteratuur raadplegen en is op de hoogte van de recente
wetenschappelijke inzichten.
2.2.2. De student kan zijn kennis en vaardigheden permanent actualiseren, doordat hij:
 de recente ontwikkelingen in de revalidatiewetenschappen en hier rond een kritisch
beargumenteerd standpunt innemen.
 op een zelfstandig niveau kan analyseren en reflecteren over pathologie, prognose,
interventie en evaluatie met betrekking tot probleemstellingen in het afstudeerdomein. De
student is in staat deze reflectie te koppelen aan de gespecialiseerde vakliteratuur.

is de student in staat om zelfstandig betekenis te verlenen aan nieuwe informatie en
zelfstandig kennis te integreren en toe te passen op uitgebreide probleemstellingen.
3. PROFESSIONELE EINDTERMEN: BEOEFENING VAN DE KINESITHERAPIE
3.1. HET CREËREN VAN EEN ETHISCH VERANTWOORDE OMGEVING VOOR DE PATIËNT
3.1.1. De student heeft respect voor de fysieke en psychische integriteit van de patiënt.
3.1.2. De student heeft respect voor de privacy van de patiënt.
3.2. DE STUDENT CREËERT EEN VEILIGE OMGEVING VOOR DE PATIËNT
3.2.1. De student is in staat om de patiënt te behandelen zonder blootstelling aan risico.
3.3. HET KINESITHERAPEUTISCH ONDERZOEK EN DE BEHANDELING VAN DE PATIËNT
3.3.1. DE STUDENT ALS ‘COACH’ VAN DE PATIËNT
3.3.1.1. De student hanteert een professioneel taalgebruik in de omgang met de patiënt, zodat de patiënt de
boodschap en of de instructies van de kinesitherapeut begrijpt.
3.3.1.2. De student staat de patiënt op empathische wijze bij in het verwerken van de functie- en
activiteitsbeperkingen.
3.3.1.3. De student is in staat om met respect voor autonomie en beslissingsrecht van de patiënt te handelen.
3.3.1.4. De student kan de patiënt instrueren en behandelen, zowel in een individuele setting als in een
groepssessie.
3.3.1.5. De student kan de patiënt motiveren en stimuleren om zijn eigen verantwoordelijkheid tijdens het
revalidatieproces te nemen.
3.3.1.6. De student heeft een correcte attitude ten opzichte van de familie (of de naasten) van de patiënt.
3.3.2. DE STUDENT ALS ‘OMNIPRACTICUS’: COURANT VOORKOMENDE AANDOENINGEN IN
DIVERSE DOMEINEN VAN DE KINESITHERAPIE
3.3.2.1. Probleemanalyse






De student kan een correcte anamnese afnemen van de patiënt.
De student kan de patiënt gericht kinesitherapeutisch onderzoeken.
Uitgaand van het voorschrift, de anamnese, van eventueel andere beschikbare
informatiebronnen (zoals bijvoorbeeld medische beeldvorming), en het kinesitherapeutisch
onderzoek, kan de student klinisch redeneren en een probleemanalyse maken.
De student kan onderzoeksbevindingen m.b.t. het functioneren van de patiënt samenvatten
volgens een internationaal classificatiemodel.
De student kan verbanden leggen tussen de pathologie en de gevolgen voor de patiënt op
motorisch en psychologisch vlak.
De student kan verbanden leggen tussen de aandoening van de patiënt en de beperkingen
die de patiënt hierdoor ondervindt in zijn omgeving (thuis, op school, professionele
activiteiten, vrije tijd).
3.3.2.2. Het behandelplan opstellen en uitvoeren



De student kan een behandelplan opstellen met doelstellingen op korte en lange termijn.
De student kan de basistechnieken met betrekking tot musculoskeletale, neuromotorische,
pediatrische, psychomotorische, respiratoire en cardiovasculaire aandoeningen correct
toepassen op een patiënt in een kinesitherapeutische setting op het niveau van een
beginnend beroepsbeoefenaar.
De student houdt rekening met ergonomische aspecten voor zichzelf en voor de patiënt.

De student maakt gebruik van kinesitherapeutische (technologische) hulpmiddelen en
materialen waar deze een meerwaarde kunnen bieden in het behandelplan.
3.3.2.3. Kritische reflecteren en bijsturen




De student kan het correct en veilig uitvoeren van oefeningen door de patiënt beoordelen en
desgevallend bijsturen.
De student kan het behandelplan (tussentijds) evalueren en bijsturen.
De student kan de invloed van diverse factoren (zoals leeftijd, beroep, culturele achtergrond,
communicatiemogelijkheden van de patiënt, andere aandoeningen, omgevingsfactoren) op
de aandoening en op de kinesitherapeutische behandeling duiden.
De student is in staat het risico op complicaties (o.a. cardiovasculaire problemen,
overbelasting...) tijdens inspanning in te schatten en symptomen vroegtijdig te herkennen en
adequaat te reageren.
3.3.3. DE STUDENT ALS ‘GEVORDERDE DESKUNDIGE’ BINNEN HET GEKOZEN DOMEIN
(KEUZE UIT: (1) BIJ MUSCULOSKELETALE AANDOENINGEN, (2) BIJ NEUROLOGISCHE
AANDOENINGEN, (3) BIJ KINDEREN, (4) IN DE GEESTELIJKE GEZONDHEIDSZORG, (5) BIJ
INWENDIGE AANDOENINGEN)
De student verwerft gevorderde inzichten en vaardigheden binnen het gekozen domein. Met
gevorderd niveau wordt bedoeld dat de student toont dat hij of zij een diepgaand inzicht en
erkenning van de brede dimensies van een probleem heeft verworven.
A. De student als ‘gevorderd deskundige’ bij musculoskeletale aandoeningen
3.3.3.A.1. Probleemanalyse






De student kan een nauwkeurige en systematische anamnese afnemen van de patiënt met
een musculoskeletale aandoening.
De student kan de patiënt met een musculoskeletale aandoening gericht kinesitherapeutisch
onderzoeken.
Uitgaand van het voorschrift, de anamnese, van eventueel andere beschikbare
informatiebronnen (zoals bijvoorbeeld medische beeldvorming), en het kinesitherapeutisch
onderzoek, kan de student klinisch redeneren en een probleemanalyse maken.
De student kan onderzoeksbevindingen m.b.t. het functioneren van de patiënt met een
musculoskeletale aandoening samenvatten volgens een internationaal classificatiemodel.
De student kan verbanden leggen tussen de musculoskeletale pathologie en de gevolgen
voor de patiënt op motorisch en psychologisch vlak.
De student kan verbanden leggen tussen de musculoskeletale aandoening van de patiënt en
de beperkingen die de patiënt hierdoor ondervindt in zijn omgeving (bv. thuis, op school,
professionele activiteiten, vrije tijd).
3.3.3.A.2. Het behandelplan opstellen en uitvoeren



De student kan een musculoskeletaal behandelplan opstellen met doelstellingen op korte en
lange termijn.
De student kan gevorderde technieken met betrekking tot onderzoek en behandeling van
musculoskeletale aandoeningen correct toepassen op een patiënt in een
kinesitherapeutische setting.
De student maakt gebruik van kinesitherapeutische hulpmiddelen en materialen waar deze
een meerwaarde kunnen bieden in het uitvoeren van het behandelplan.
3.3.3.A.3. Kritisch reflecteren en bijsturen



De student kan het correct en veilig uitvoeren van oefeningen door de patiënt met een
musculoskeletale aandoening beoordelen en desgevallend bijsturen.
De student kan het behandelplan (tussentijds) evalueren en bijsturen.
De student kan de invloed van diverse factoren (zoals leeftijd, beroep, culturele achtergrond,
communicatiemogelijkheden van de patiënt, andere aandoeningen, omgevingsfactoren) op
de musculoskeletale aandoening en op de kinesitherapeutische behandeling duiden.
B. De student als ‘gevorderd deskundige’ bij neurologische aandoeningen
3.3.3.B.1. Probleemanalyse







De student heeft inzicht in de neurofysiologische processen (neuroplasticiteit,
hersennetwerken, hersenletsel) gerelateerd aan de revalidatie.
De student kan een nauwkeurige en systematische anamnese afnemen van de patiënt met
een neurologische aandoening.
De student kan de patiënt met een neurologische aandoening gericht kinesitherapeutisch
onderzoeken.
Uitgaand van het voorschrift, de anamnese, van eventueel andere beschikbare
informatiebronnen (zoals bijvoorbeeld medische beeldvorming), en het kinesitherapeutisch
onderzoek, kan de student klinisch redeneren en een probleemanalyse maken.
De student kan onderzoeksbevindingen m.b.t. het functioneren van de patiënt met een
neurologische aandoening samenvatten volgens een internationaal classificatiemodel.
De student kan verbanden leggen tussen de neurologische pathologie en de gevolgen voor
de patiënt op motorisch en psychologisch vlak.
De student kan verbanden leggen tussen de neurologische aandoening van de patiënt en de
beperkingen die de patiënt hierdoor ondervindt in zijn omgeving (bv. thuis, op school,
professionele activiteiten, vrije tijd).
3.3.3.B.2. Het behandelplan opstellen en uitvoeren



De student kan een behandelplan opstellen met doelstellingen op korte en lange termijn.
De student kan gevorderde technieken met betrekking tot onderzoek en behandeling van
neurologische aandoeningen correct toepassen op een patiënt in een kinesitherapeutische
setting.
De student maakt gebruik van kinesitherapeutische (technologische) hulpmiddelen en
materialen waar deze een meerwaarde kunnen bieden in het uitvoeren van het
behandelplan.
3.3.3.B.3. Kritisch reflecteren en bijsturen




De student kan het correct en veilig uitvoeren van oefeningen door de patiënt met een
neurologische aandoening beoordelen en desgevallend bijsturen.
De student kan het behandelplan (tussentijds) evalueren en bijsturen.
De student kan de invloed van diverse factoren (zoals leeftijd, beroep, culturele achtergrond,
communicatiemogelijheden van de patiënt, andere aandoeningen, omgevingsfactoren) op de
neurologische aandoening en op de kinesitherapeutische behandeling duiden.
De student kan functioneren in een interdisciplinair team binnen de neurologische
revalidatie.
C. De student als ‘gevorderd deskundige’ in de geestelijke gezondheidszorg
3.3.3.C.1. De probleemanalyse






De student kan een nauwkeurige en systematische anamnese afnemen van de patiënt met
een psychische aandoening.
De student kan de patiënt met een psychische aandoening gericht kinesitherapeutisch
onderzoeken.
Uitgaand van het voorschrift, de anamnese, van eventueel andere beschikbare
informatiebronnen (bijvoorbeeld medische beeldvorming), en het kinesitherapeutisch
onderzoek, kan de student klinisch redeneren en een probleemanalyse maken.
De student kan onderzoeksbevindingen m.b.t. het functioneren van de patiënt met een
psychische aandoening samenvatten volgens een internationaal classificatiemodel.
De student kan verbanden leggen tussen de psychische pathologie en de gevolgen voor de
patiënt op motorisch en psychologisch vlak.
De student kan verbanden leggen tussen de psychische aandoening van de patiënt en de
beperkingen die de patiënt hierdoor ondervindt in zijn omgeving (bv. thuis, op school,
professionele activiteiten, vrije tijd).
3.3.3.C.2. Het behandelplan opstellen en uitvoeren



De student kan een behandelplan opstellen met doelstellingen op korte en lange termijn.
De student kan gevorderde technieken met betrekking tot psychomotorische revalidatie
correct toepassen op een patiënt in een kinesitherapeutische setting.
De student maakt gebruik van kinesitherapeutische (technologische) hulpmiddelen en
materialen waar deze een meerwaarde kunnen bieden in het uitvoeren van het
behandelplan.
3.3.3.C.3. Kritisch reflecteren en bijsturen



De student kan het correct en veilig uitvoeren van oefeningen door de patiënt met een
psychische aandoening beoordelen en desgevallend bijsturen.
De student kan het behandelplan (tussentijds) evalueren en bijsturen.
De student kan de invloed van diverse factoren (zoals leeftijd, beroep, culturele achtergrond,
communicatiemogelijkheden van de patiënt, andere aandoeningen, omgevingsfactoren) op
de psychische aandoening en op de kinesitherapeutische behandeling duiden.
D. De student als ‘gevorderd deskundige’ bij kinderen
3.3.3.D.1. De probleemanalyse






De student kent de normale motorische motorische ontwikkeling en kan afwijkende
motorische ontwikkeling herkennen en interpreteren.
De student herkent de klinische kenmerken van de meest frequente aandoeningen, meer
specifiek bij kinderen met neurologische, orthopedische en internistische aandoeningen
alsook bij kinderen met milde motorische stoornissen ten gevolge van een
ontwikkelingsstoornis.
De student kan een anamnese afnemen, een gerichte observatie uitvoeren en/of
systematisch klinisch onderzoek, aangepast aan de leeftijd en motorische mogelijkheden van
het kind.
De student kan een aantal frequent gebruikte motorische meetschalen toepassen en
interpreteren.
De student kan de resultaten van een bewegingsanalyse interpreteren in functie van de
behandeling.
Uitgaand van het voorschrift, eventueel andere beschikbare informatiebronnen (zoals
bijvoorbeeld medische beeldvorming, bewegingsanalyse, informatie van andere disciplines



…), en het kinesitherapeutisch onderzoek, kan de student door middel van klinisch redeneren
een leeftijdsadequate en pathologiegebonden probleemanalyse maken.
De student kan onderzoeksbevindingen m.b.t. het functioneren bij kinderen en adolescenten
samenvatten volgens een internationaal classificatiemodel.
De student kan verbanden leggen tussen de pediatrische pathologie en de gevolgen voor de
patiënt op motorisch en psychologisch vlak.
De student kan verbanden leggen tussen de aandoening van het kind en de beperkingen die
het kind hierdoor ondervindt in zijn omgeving (bv. thuis, op school, vrije tijd).
3.3.3.D.2. Het behandelplan opstellen en uitvoeren





De student kan een behandelplan opstellen met doelstellingen op korte en lange termijn
voor de verschillende leeftijdsgroepen en verschillende types aandoeningen bij kinderen.
De student kan diverse technieken en behandelmethoden bij kinderen correct toepassen bij
verschillende leeftijdsgroepen en de verschillende domeinen binnen de pediatrische
revalidatie.
De student kan adequaat gebruik maken van hulpmiddelen en orthesen en andere
materialen waar deze een meerwaarde kunnen bieden in het uitvoeren van het
behandelplan.
De student kan het behandelplan aanpassen in functie van het cognitieve en motorisch
niveau van het kind, in functie van de leeftijd en de evolutie en medische toestand van het
kind.
De student kan creativiteit en variatie in de behandeling inbrengen aangepast aan de leeftijd.
3.3.3.D.3. Kritisch reflecteren en bijsturen



De student kan het correct en veilig uitvoeren van oefeningen beoordelen en desgevallend
bijsturen voor de verschillende leeftijden.
De student kan de invloed van diverse factoren (zoals leeftijd, culturele achtergrond,
communicatiemogelijkheden van de patiënt, andere aandoeningen, omgevingsfactoren) op
de aandoening en op de kinesitherapeutische behandeling duiden bij kinderen en
adolescenten.
De student kan in verschillende settings binnen de pediatrische revalidatie functioneren zoals
zelfstandige praktijken, scholen voor buitengewoon onderwijs, medisch pedagogische
instituten, revalidatiecentra en ziekenhuizen.
E. De student als ‘gevorderd deskundige’ bij inwendige aandoeningen
3.3.3.E.1. De probleemanalyse



De student kan de klachten van de patiënt/cliënt met een inwendige aandoening
inventariseren. Hierbij wordt een nauwkeurige en systematische anamnese afgenomen.
De student kan een kinesitherapeutisch onderzoek uitvoeren bij een patiënt/cliënt met een
inwendige aandoening.
De student kan een correcte klinische redeneringen opbouwen bij patiënt/cliënt met een
inwendige aandoening.
3.3.3.E.2. Het behandelplan opstellen en uitvoeren


De student kan verantwoorde behandelingsdoelstellingen formuleren voor een patiënt/cliënt
met een inwendige aandoening.
De student kan een verantwoord kinesitherapeutisch behandelingsplan opstellen bij een
patiënt/cliënt met een inwendige aandoening.


De student kan kinesitherapeutische behandelingstechnieken toepassen bij een
patiënt/cliënt met een inwendige aandoening.
De student kan een gezonde levensstijl bij een patiënt/cliënt aanmoedigen met een
inwendige aandoening.
3.3.3.E.3. Kritisch reflecteren en bijsturen


De student kan zijn kinesitherapeutisch handelen aanpassen in functie van de doelstelling en
context van patiënten/cliënten met een inwendige aandoening en maakt hierbij gebruik van
kinesitherapeutische (technologische) hulpmiddelen en materialen waar deze een
meerwaarde kunnen bieden in het uitvoeren van het behandelplan.
De student kan het behandelingsresultaat bij een patiënt/cliënt met een inwendige
aandoening evalueren en zo nodig bijstellen.
F. De student die zich richt op de lerarenopleiding gezondheidswetenschappen
 De student kan het begrippen- en referentiekader m.b.t. het creëren van een leeromgeving,
beschrijven.
 De student kan de actuele onderwijsorganisatie, -structuren en –beleid beschrijven en in een
historische, sociale en culturele context plaatsen.
 De student kan de belangrijke pedagogische theorieën en modellen en in hun verhouding tot
pedagogische mentaliteiten en realiteiten beschrijven.
 De student kan actuele pedagogische discussies historisch en maatschappelijk duiden.
 De studenten kunnen de verschillende aspecten m.b.t. het communicatieproces t.o.v.
verschillende partners op de verschillende niveaus bespreken en naar de praktijk omzetten.
 De studenten kunnen een positief klasklimaat plannen en organiseren.
 De studenten kunnen reflecteren over hun lesgeefgedrag i.f.v. de cognities bij de individuele
leraren.
 De student kan strategieën bedenken om bij kinderen en volwassenen in de schoolcontext
gezond beweeggedrag te implementeren.
 De student kan kritische reflecteren omtrent de rol en verantwoordelijkheid van de
leerkracht/docent in het onderwijs in de zorgverlening, en meer in het bijzonder in de
ethische en wetenschappelijke vorming van toekomstige zorgverleners.
 De student kan de didactische componenten van het vaardigheidsonderwijs toepassen op
een concrete les rond communicatieve of technische vaardigheden.
3.4. COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN TEN OPZICHTE VAN COLLEGA’S
3.4.1. De student beschikt over de schriftelijke vaardigheden om op een overzichtelijke wijze een
patiëntendossier aan te maken en een patiëntenverslag op te stellen.
3.4.2. De student kan professioneel overleggen met andere medische en paramedische teamleden.
3.4.3. De student kan functioneren in een multidisciplinair teamverband: de student is gericht op
samenwerking, respect voor autonomie en collegialiteit.
3.5. HET WETTELIJK KADER VAN DE KINESITHERAPEUT
3.5.1. De student is op de hoogte van de algemene rechtsregels en kan in grote lijnen de organisatie
van de sociale zekerheid in België beschrijven.
3.5.2. De student kent de wettelijke bepalingen en de regelgeving die belangrijk zijn bij de
beroepsuitoefening.
3.5.3. De student is op de hoogte van de financiële, materiële en administratieve verplichtingen voor
de uitoefening van het beroep van kinesitherapeut.
3.5.4. De student kan de patiënt correcte informatie verschaffen m.b.t. getuigschriften en tarifering.
Download