ALGEM EENE GESCH I EDEN IS DOOR DR. H. BRUGMANS EN DR.G.W. KERN KAMP M o► ALGEMEENE GESCHIEDENIS ALGEMEENE GESCHIEDENIS DOOR DR. H. BRUGMANS HOOGLEERAAR AAN DE UNIVERSITEIT VAN AMSTERDAM EN DR. G. W. KERNKAMP HOOGLEERAAR AAN DE RIJKS-UNIVERSITEIT TE UTRECHT TWEEDE, HERZIENE EN BIJGEWERKTE DRUK MIDDELEZUWEN DOOR DR. H. BRUGMANS A. W. SIJTHOFF'S UITGEVERS-MAATSCHAPPI LEIDEN IN LEIDING n 476 zette Odoaker den laatsten zich noemenden Romeinschen keizer van het westen, Romulus Augustulus, of en liet zich zelf als koning van Italie huldigen. Met dat feit is men gewoon de Oudheid voor afgesloten te verklaren en de Middeleeuwen te beginnen. Terecht ? Ja en neen. Het spreekt van zelf, dat de afscheiding van tijdvakken altijd eenigszins willekeurig is, omdat de wereldgeschiedenis zich langs geleidelijken weg ontwikkelt en er dus geen scherpe grenzen zijn te trekken, evenmin als tusschen zee en strand. Evenmin als men zeggen kan, wanner de bloem begint en de knop ophoudt, evenmin als de grens tusschen kind en mensch is aan te geven, evenmin kan men een jaar vaststellen, waarin de Oude Geschiedenis ten einde loopt en de Middeleeuwen zich openen. Maar dat er een zeer scherp onderscheid tusschen Oudheid en Middeleeuwen bestaat, is duidelijk. Het Romeinsche keizerrijk, dat alles, wat de vroegere Oudheid had gekend, niet alleen geografisch, maar ook moreel en intellectueel in zich had opgenomen, liep ten einde ; Rome, dat als het ware de slotsom der Oude Geschiedenis had getrokken, neigde in de vijfde eeuw ten ondergang. De Grieksche cultuur, zelf steunende op vroegere oostersche beschaving, had haar hoogsten bloei in de vijfde eeuw veer Christus bereikt, om zich daarna, wel is waar vergrofd en verbasterd, maar toch in haar verheven wezen onveranderd, door de veroveringstochten van Alexander den Groote over het geheele oosten een weg te banen : Klein-Azie en Syrie, Mesopotamie en Egypte, korten tijd ook Bactrie en het land der Parthen waren Grieksche cultuurstaten geworden ; daar bouwde men tempels naar Grieksch model voor de Grieksche goden ; daar werd de Grieksche literatuur met graagte ontvangen en met fijne critiek geschift en verklaard ; daar beleefde die letterkunde zelf onder gunstige omstandigheden nog een schitterenden nabloei ; daar werd de Grieksche wijsbegeerte nog eens overdacht en verder ontwikkeld ; daar leefde in een woord de Grieksche geest nog eeuwen voort, wel is waar in epigonen, maar in epigonen van de HelAlg. Gesch. •• 1 2 lenen. Al de genoemde landen waren achtereenvolgens in de tweede en laatste eeuw v66r Christus in het bezit gekomen van het tot een wereldmonarchie geworden Rome ; daarmede was het Romeinsche rijk voltooid. De republiek had aan het keizerrijk het grootste rijk vermaakt, dat de wereld nog had aanschouwd, maar dat zij niet had vermogen te besturen ; het principaat aanvaardde de erfenis onder de verplichting dat groote rijk naar de eischen eener verstandige staatkunde te besturen. Het Romeinsche keizerschap heeft zich in het algemeen bijna drie eeuwen lang op uitnemende wijze van die task gekweten ; zelden is zulk een groot rijk met zulk een gemengde bevolking zoo voortreffelijk bestuurd als •et Romeinsche. Al moest de vrijheid ter wille der orde dikwijls worden opgeofferd, wie aarzelt dat begrijpelijk te vinden, die bedenkt, dat zonder orde ook de vrijheid geen beteekenis heeft ? Zoo voleindigde het keizerrijk wat de republiek had begonnen : het voerde de Romeinsche beschaving in de veroverde landen in en drukte daarop den stempel van den Romeinschen geest. Dat gelukte evenwel slechts volkomen in die landen, waar men een lagere beschaving tegenover zich vond ; naar de natuurwet werd deze onbarmhartig door den sterkeren Romein verdrongen. Maar in het oosten was de Grieksche geest, hoe ook ontaard van het oude Hellas van Pericles, nog krachtig genoeg om zich tegenover Rome op geestelijk gebied te handhaven. Het geheele oostelijk bekken der Middellandsche Zee bleef Grieksch in leven en denken. Nog sterker. Nadat Griekenland zelf in de macht der Romeinen was gevallen, bleek de overwonnene zulk een geestelijke kracht te bezitten, dat Rome weldra geheel doortrokken werd van den verheffenden, suggestieven adem der Grieksche beschaving. Niettegenstaande het verzet van Cato en de 'zijnen thong Griekenland hoe langer hoe dieper in Rome door : de taal der Hellenen werd er de beschaafde omgangstaal ; hun letterkunde werd er gretig ontvangen en ijverig vertaald ; hun wijsbegeerte werd er nagepeinsd ; hun beeldende kunst werd te Rome nagebéiteld, hun schilderlumst nageschilderd. Zoo werden de Romeinen van een betrekkelijk onbeschaafd yolk door den invloed der Grieken de bemiddelaars, die de Helleensche cultuur in zich opnamen en ze, op hun wijze vervormend, voor de toekomst bewaarden : eerst door de Romeinen hebben de Grieken de wereld toen en. later geestelijk beheerscht. Zoo oefenden de Grieken hun invloed ook uit in de westelijke provincien van het Romeinsche rijk. Daar, in Italie, Gallia, Britannia, Hispanie en Afrika, was de Romeinsche beschaving onbeperkte heerscheres geworden. De Latijnsche taal had er de inlandsche talen verdrongen ; de nationale eerediensten waren er grootendeels door Romeinsche vervangen ; de Romeinsche bestuursinrichting, in het algemeen het Romeinsche recht had alles, wat zich daarnaast nog een plaats had trachten te behouden, op zijde geschoven. Op deze wijze trekt dan het Romeinsche rijk de slotsom der Oudheid. In zijn publiek zoowel als privaat recht is het geheel Romeinsch : de staatsinrichting, de administratie, de indeeling, de inrichting van leger en vloot, het strafrecht was Romeinsch ; vooral het burgerlijk recht, dat onvolprezen recht, dat zijn duizendjarige toepasselijkheid vooral daardoor wist te bewijzen, dat het zich altijd weer naar nieuwe behoeften wist te plooien, dat 8 recht stamde van Rome. Maar dat andere, dat het leven zijn hoogste waarde geeft, kunst en wetenschap, het was alles Grieksch, niet onvervalscht maar toch in zijn diepsten grond Grieksch. Er was evenwel verschil tusschen oosten en westen. Terwijl het oosten zijn overwegend Helleensch karakter behouden had, was het westen geheel geromaniseerd : de overheerschende taal vooral scheidde het Romeinsche rijk van den aanvang af duidelijk in een Grieksche en een Latijnsche helft. Toen het rijk dan ook eenmaal, na de valheid zijner dagen te hebben vervuld, een splitsing moest ondergaan, kon het niet anders worden verdeeld dan in een oostelijke Grieksche en in een westelijke Latijnsche helft. Toen Theodosius de Groote bij zijn dood, zonder een definitief uiteengaan te willen, het rijk in twee deelen splitste, deed hij niet anders dan een toestand wettigen, die reeds eeuwen had bestaan. Zoodra nu ontbindende elementen op de samenstelling van het rijk begonnen m te werken, was een uiteenvallen in ieder geval in deze beide helften te voorzien. Deze ontbindende elementen waren bijna reeds van den aanvang van het Romeinsche principaat aanwezig. Het eene lag binnen, het andere buiten de grenzen. Het zijn het Christendom en de Germanen. Het Christendom, dat uit het Jodendom is ontstaan en daarvan de hoogste volkomenheid vormde, had zich reeds in de eerste eeuw van zijn bestaan een weg gebaand tot in de verst afgelegen provincien van het Romeinsche rijk. Met duizenden zag het zijn belijders vermeerderen ; weldra was er geen groote stad in het rijk, waar geen Christelijke gemeente bestond en bloeide. Vervolging van den kant van den Romeinschen staat kon niet uitblijven. Men heeft dikwijls de vraag gesteld, waarom toch de Keizers, anders zoo verdraagzaam tegenover andere goden en godsdiensten, van den aanvang af zoo hard en wreed tegen de Christenen zijn opgetreden. Het antwoord ligt voor de hand. Zeker was Rome verdraagzaam, waar het gold andere goden naast de zijne te ontvangen, mits men slechts de opperheerschappij van Jupiter Capitolinus erkende, in wien men de verpersoonlijking van den Romeinschen staat zag, mits men riet weigerde op het altaar van den tot god verheven overleden Keizer te offeren. Eenige goden meer of minder in het Romeinsche pantheon, het was vrij onverschillig. Maar met het Christendom lag de zaak geheel anders. Het vereerde den ongezienen God, die zich in Christus aan de wereld had geopenbaard, den eeuwigen schepper en onderhouder van het heelal, die de God der liefde was en de vader der menschen. Naast dezen God waren alle door andere volkeren vereerde godheden afgoden, onbestaanbare wezens. Het was reeds daarom, dat de Joden, die den eenigen waren God beleden, overal zoo gehaat waren ; deze haat ging op de Christenen over. Geen Christen zou voor Jupiter Capitolinus kunnen buigen of offeren op het altaar van den Divus Augustus. Zoo stond het Christendom lijnrecht tegenover den Romeinschen staat. Bij instinct in den beginne, later zelfbewust hebben de Romeinsche autoriteiten het gevaar, dat hier dreigde, bestreden. Dat zij ten slotte onmachtig zijn gebleken om het Christendom te onderdrukken, bewijst zijn levensvatbaarheid, zijn reden van bestaan. Want de wereld was moreel gedesorganiseerd en gretig grepen de naar rust 4 dorstende zielen een leer aan, die hun lot in handen stelde van God den Vader, die de menschen liefheeft, en die een veel hoogere, reinere moraal predikte dan de oude wijsbegeerte had kunnen geven. Zoo won het Christendom in kracht ; de edelste geesten, de beste krachten van het rijk sloten er zich weldra bij aan. Geen verweer baatte meer : de overgang van Constantijn den Groote was een volledige capitulatie : de Nazarener had overwonnen. Maar daarmede was ook het lot van den Romeinschen staat beslist hij had zijn krachtigsten steunpilaar verloren. Ter zelfder tijd, dat het Christendom het rijk naar binnen sloopte, werd het van buiten aangevallen door de Germanen. Dat weinig beschaafde, maar krachtige yolk had sedert eeuwen getracht zich vasten voet in het Romeinsche rijk te verschaffen ; sedert de Cimbren en Teutonen had een onweerstaanbare drang hen aangegrepen den Rijn over te steken. Steeds waren zij nog teruggedreven. Maar het was te voorzien, dat de legioenen niet altijd krachtig genoeg zouden blijken aan den aandrang der woeste harden weerstand te bieden. De militaire kracht van het rijk verzwakte ; steeds meer barbaren waren in het leger opgenomen _ en tot de hoogste waardigheden, zelfs tot het keizerlijk purper verheven ; steeds minder waren de legioenen de weerbare kern des rijks gebleven. Vandaar dat zij steeds minder geschikt werden de grenzen tegen de opdringende Germanen, veelal hun stamverwanten, te verdedigen ; in de Romeinsche legers leerde de Germaan (len krijgsdienst en de taktiek, die hij later tegen zijn leermeesters zou gebruiken. Niet van het optreden der Hunnen heeft men het begin der volksverhuizing te dagteekenen. De inval van Attila was een wervelwind, die Europa doortrok, alles verwoestende, wat hij op zijn weg ontmoette, maar die ten slotte voorbijtrok zonder ergens diepe sporen na te laten. De Hunnen waren de gemeenschappelijke vijanden van Romeinen en Germanen ; beiden streden gemeenschappelijk sehouder aan schouder op de Catalaunische velden. Maar toen dat groote gevaar was voorbijgedreven, hervatten de Germanen weer hun afgebroken arbeid, de slooping van het Romeinsche rijk. In het westen is het rijk in den loop der vijfde eeuw geheel te gronde gegaan. Then Odoaker den laatsten keizer afzette en zich zelf koning van Italie noemde, was er in het westen reeds lang geen schaduw van de keizerlijke macht overgebleven. In Afrika hadden de Vandalen hun tenten opgeslagen ; in Hispanie vond men het rijk der Sueven en dat der Westgoten, die ook Zuid-Gallie beheerschten ; in Gallie had men verder in het noorden. de Franken, in het oosten de Bourgondiers, aan den Rijn de Allemannen ; in Britannie hadden de Angelen en Saksen verschillende rijken gesticht. Alleen in Midden-Gallie had zich nog een Romeinsch staatje gehandhaafd ander den veldheer Aegidius ; maar dat was geheel van Rome afgesneden en bijna onafhankelijk, zoodat het ook na 476 kon blijven voortbestaan. Ten slotte woonden in Pannonie de Oostgoten, voorloopig rustig, maar steeds geneigd en bereid een ander deel van het rijk, liefst Italie, in bezit te nemen. Zoo was de toestand, toen de bekende gebeurtenis van 476 plaats greep. Zeker op zich zelf een weinig belangrijk feit, in geen geval belangrijk genoeg, om er een geheel nieuw tijdvak in de wereldgeschiedenis mede te beginnen. 5 Want of te Ravenna een schijnkeizer heette te regeeren met een Germaansch vorst als opperbevelhebber van het leger naast zich, dan of deze laatste zelf de teugels van het bewind in handen nam, was vrij onverschillig, zelfs voor de Italianen zelve. Een nieuw tijdvak begint daarmede niet. Maar men kan vrede hebben met dezen datum, wanneer men er het slot in ziet van een gansche reeks verwikkelingen, die alle de verbrokkeling, den ondergang ten slotte van het rijk ten gevolge hebben. In 476 was inderdaad na langen doodsstrijd het Romeinsche rijk in het westen bezweken ; sedert is het niet weder hersteld. Symbolisch opgevat is Odoakers daad van groote beteekenis : het keizerschap, waaraan nog zulk een hooge waarde werd gehecht, verdween : de historische band werd doorgesneden. Echter ook niet weer zoo volledig, als het oppervlakkig scheen ; want mocht ook in Italie de Keizer zijn afgezet, te Byzantium bleef de Augustus regeeren met zijn volledige aanspraken op de erfenis zijner voorgangers : geheel het Romeinsche rijk behoorde hem naar recht en wet toe. Maar in het westen dacht men daarover anders : daar achtte men de rechten van den Keizer te Constantinopel zoo niet rechtens betwistbaar, dan toch alleen door feitelijke macht te handhaven. Doch hoe ook opgevat, Odoakers daad was geschied ; moge de wereldgeschiedenis er at niet door zijn gewijzigd in haar loop, , destijds en later heeft zij genoeg de aandacht getrokken om er een nieuw tijdvak mede te beginnen. In de vijfde eeuw liep in het westen de Oudheid ten einde om plaats te maken voor nieuwe toestanden. Welke, dat zou de tijd moeten leeren. In de eerste eeuwen zien wij weinig anders dan groote verwarring, waaruit zich eerst langzamerhand na zwaren strijd en bange barensweeen een nieuwe tijd zou ontwikkelen. EERSTE BOEK VAN ODOAKER TOT HERACLIUS 476-641 EERSTE HOOFDSTUK Odoaker. De stichting van het Oostgotische en van het Frankische rijk. 476— 526. e nieuwe beheerscher van Italie, Odoaker, behoorde tot (Meeker den Germaanschen stam der Herulers. Deze hadden na het 476-493. uiteenvallen van het rijk der Hunnen zich in Noricum aan den Donau gevestigd. Langzamerhand waren zij naar het zuiden gedreven, totdat eindelijk hun vorst Odoaker hen naar Italie had geleid. Daar werd hij spoedig een der machtigste bevelhebbers, die evenwel bij de tallooze troonswisselingen niet ingreep. Dat werd anders, toen Orestes, een Germaan als hij, zijn eigen zoon Romulus Augustulus tot Keizer proclameerde. Toen bezette hij Ravenna en liet zich tot koning uitroepen. Welke positie nam nu Odoaker in ? Voor zijn Germanen was hij de yolkskoning. Maar om zijn heerschappij over Italie te handhaven, had hij met den Keizer van Byzantium te rekenen. Dat was destijds Zeno, een geslepen Keizer Zeno, en ondernemend vorst, die zich echter wel wachtte zich in moeilijkheden te 474-491, steken. Toen dus in 476 de senaat den Keizer verzocht Odoaker als Caesar te erkennen, weigerde Zeno niet ronduit. Wel bleef hij den voorganger van Romulus, Julius Nepos, als Keizer beschouwen, maar hij verklaarde zich bereid Odoaker als patricius te erkennen. Dat was dezen voorloopig genoeg. Maar met dat al was Odoakers macht toch niet sterk. De Romeinen verdroegen met weerzin de heerschappij van een barbaar. Daarbij kwam dat Odoakers leger klein was. Hij was eigenlijk niet anders dan een condottiere, een bendehoofd. Om zich vrienden te verwerven moest hij schatten uitdeelen, die hij weer door zware belastingen aan de Romeinen moest afpersen. Ten slotte was hij als Ariaan bij de geestelijkheid nauwelijks minder gehaat dan als vreemdeling. Zoo is het niet te verwonderen, dat naarmate Zeno zich krachtiger op den troop gevoelde, hij de heerschappij van Odoaker minder verdroeg. Zeno begreep, dat de krachten van zijn rijk niet toereikend waren om den bar- 10 baar uit Italie te verjagen. Hij wendde zich dus tot de Oostgoten, die in Pannonie in een zekere afhankelijkheid van Byzantium woonden. Over hen heerschte koning Theodemer. Zijn zoon was de beroemde Theoderik. Hij was Theoderik. geboren in 454. Reeds op achtjarigen leeftijd ging bij naar Byzantium als gijzelaar voor de trouw der Oostgoten. Daar won de hoog begaafde, rijk ontwikkelde knaap spoedig de gunst van Keizer Leo I. Tien jaren bleef hij te Constantinopel. Zonder de Germaansche kracht in te boeten, neemt hij er de klassieke beschaving aan. Hij krijgt er zin voor kunst en wetenschap ; het Romeinsche staatswezen bestudeert hij ; het krijgswezen krijgt hij onder de oogen ; hij wordt een Romein en een Germaan te gelijk : dapper en edelmoedig, trouw aan zijn woord, rein van zeden, maar te gelijk een staatkundig talent van den eersten rang, begaafd met zin voor alle uitingen van den menschelijken geest. Maar te Byzantium ziet hij ook de achter uiterlijke schittering verborgen zwakheid van het Romeinsche rijk. In 472 keerde Theoderik naar het hof zijn vaders terug. Spoedig daarna volgde de breuk met Byzantium. De Goten waren ontevreden over hun woonplaatsen en besloten betere te zoeken in het Romeinsche rijk. Onder Theodemer vestigden zij zich in Moesie, waar deze in 475 of 476 stied. OruniddelTheoderik, lijk werd Theoderik tot zijn opvolger gekozen. De 21-jarige jongeling had een koning der zware tank te vervullen. Hij moest de goede verstandhouding met ByzanOoetgoten, 475;8. tium handhaven, maar te gelijk zich wapenen tegen de intriges des Keizers, die tweedracht zaaide in de gelederen van zijn yolk. Voortdurende strijd tusschen Grieken en Goten en tusschen dew laatsten onderling was het gevolg. Maar na 481 wordt Theoderiks stelling krachtiger : hij wordt dan consul, verkrijgt een gebied in Dacie ei 111( esie en houdt zelfs een triemf in Constantinopel. Hij wordt Ze to te machtig. Geen wonder dus, dat bij den Keizer het plan oprees zich door een behendigen zet te gelijk van Theoderik en Odoaker te entdoen. Hij bood aan de Goten Italie aan, mits zij het voor hem veroverden. Theoderik ging op het Theoderik plan in. In 488 brak hij aan het honfd van zijn yolk op ter verovering van trekt near De Oost. goten. ItalliS, 488. Italie. Slag XI de Odoaker wachtte bij de Isonzo den vijand af. Maar hij had zijn krachten Isonzo, 488. C.verschat : Theoderik forceerde den overgang over de rivier ; Odoaker trok Slag 14 Verona, 489. terug. Een tweede slag had in Augustus 489 bij Verona plants ; ook hier was Theoderik overwinnaar. Odoaker trok terug in Ravenna, waar hij wel- Slag bij de dra een sterke stelling imam. Den 11den Augustus 490 kwam het bij de Adda A dda, tot een derden slag, die over het lot van Italie besliste. De Goten overwon11 Augustus 490. nen : Odoaker werd weer in Ravenna opgesloten : Theoderik kon geheel Italie bezetten. Maar zijn dapperen tegenstander was hij niet spoedig meesRavenna ter. Eerst toen het Theoderik gelukte de haven te blokkeeren, dwong de honveroverd, 27 Februari ger Odoaker den 27sten Februari 493 zich bij verdrag over te geven. Maar 493 •in strijd met het verdrag bleef hij gevangen ; kort daarna is hij door TheoOdoaker vermoord. derik gedood. Theoderik Zoo was Theoderik meester van Italie en van de landen ten zuiden van koning van den Donau. Zou hij zijn rijk echter beheerschen als stadhouder van Byzan493_526. tium of als een onafhankelijk koning ? De omstandigheden kwamen hem te 11 hulp. In April 491 stierf Zeno. Zijt weduwe Ariadne riep een hofbeambte, Anastasius I, tot den troon. Anastasius was een bezadigd man en een beproefd anaataoina veldheer. Maar Zeno's verwanten wisten opstanden te veroorzaken, die slechts 491-518 ' met moeite werden onderdrukt. Zoo kon Anastasius zich niet verzetten, toen Theoderik zich in 498 door zijn yolk als koning van Italie liet erkennen. Duidelijk spreekt daaruit het vaste voornemen om een onafhankelijk rijk te grondvesten. Zoo begreep men het ook te Byzantium : Anastasius weigerde Theoderik het purper der westersche keizers : eerst in 498 kon hij daartoe Bestnur VIM besluiten. Dat veranderde echter weinig aan de door Theoderik uitgeoefende macht. Theoderik. Voor de Goten, aan wie een derde van het veroverde land werd ingeruimd, bleef hij de volkskoning. Het kon evenwel niet anders, of de nieuwe verhoudingen in een uitgestrekt land moesten de volksmacht verzwakken en die des konings doers toenemen de Romeinsche toestanden deden hun invloed op de Gotische Belden. Van een volksvergadering was geen sprake meer : in haar plaats kwam het hof. Zoo werd Theoderik bijna even onbeperkt heerscher over de Goten als over de Romeinen. Als koning van Italie trad hij geheel in de rechten des Keizers. De grootste moeilijkheid evenwel was het scherpe geloofsverschil tusschen de Katholieke Romeinen en de Ariaansche Goten. En bij het streven der bisschoppen van Rome om zich boven hun ambtgenooten te verheffen, kon het niet anders, of een strijd met het wereldlijk gezag kon slechts door groote inschikkelijkheid beiderzijds worden vermed en. Het was Theoderiks ideaal on als vredevorst, als weldoener van land en yolk bij de nakomelingschap voort te leven. De grootste zorg werd aan alle onderdeelen van de administratie gewijd. Het leger werd goed verzorgd, maar tevens met ldem onder den duim gehouden. Het recht werd streng gehandhaafd : de in wetten vastgelegde wil des konings, niet zijn willekeur, was de broil van alle recht ; voor de rechtszekerheid en veiligheid werd veel gedaan. In het sociale leven greep de koning in door de geringere vrije bevolking tegen de in macht toenemende groote grondbezitters te beschermen. De belastingen werden naar vaste vormen ingericht ; naar eenheid in de financien werd gestreefd ; de staatsinkomsten werden zuinig beheerd ; groote zorg werd besteed aan het beheer der domeinen en aan het bijeenbrengen van den koninklijken schat. Niets ontgaat den scherpen blik des konings. De landbouw wordt door hem bevorderd, ook door de drooglegging der Pontijnsche en Umbrische moerassen en het herstel der waterleidingen. De handel wordt begunstigd door verbetering der wegen, bescherming der markten, verlaging der tollen, uitdieping der rivieren. Wetenschap, vooral rechtswetenschap en geneeskunde werden bevorderd. Het behoud en de herstelling van de antieke monumenten lagen Theoderik na aan het hart. Ook nieuwe bouwwerken werden naar klassieke modellen door hem gesticht. Vooral Rome dankte aan Theoderik in velerlei opzicht een heerlijken nabloei. Maar te Ravenna vooral ontwikkelde zich een eigenaardige kunst, waarvan nog belangrijke monumenten zijn overgebleven : o. a. het momunentale koninklijk paleis, vooral om zijn muurschildering belangrijk, en het graf van Theoderik. Evenals in de bouwkunst werkten de klassieken nog na op het 12 gebied der literatuur. Cassiodorus en Boetius vormen den overgang van de Cassiodorus, Oudheid tot de Middeleeuwen. De eerste bezat bij Theoderik een grooten. 480-563. invloed ; ook na diens dood bleef hij tot 540 een der hoogste staatsambtenaren. Theologie, moraal, psychologie, kerkgeschiedenis beoefende hij, maar bovenal is hij bekend als de schrijver van een geschiedenis der Goten, die Boetius, wel verloren is, maar door Jordanes is gebruikt. Nog meer invloed op de t 526. nakomelingschap had Boetius, evenals Cassiodorus een Romein, die steeds het oor des konings had. Ook Boetius was een algemeen ontwikkeld man, ervaren in alle wetenschappen der Oudheid, die hij van uitvoerige uitleggingen voorzag. Zoo werd hij een leeraar voor de Middeleeuwen, vooral door zijn bewerking der geschriften van Aristoteles, met name in de logics, verder in de rekenkunde, meetkunde, sterrenkunde, werktuigkunde, die men later grootendeels uit hem bestudeerde ; zijn boek over muziek werd de basis voor de beoefening der toonkunst. Maar zijn beroemdste boek is de „Vertroosting der Wijsbegeerte," waarin hij in populairen vorm over wijsbegeerte, liefde, geluk, zaligheid, het kwaad en zijn straf, de deugd en haar loon, toeval, vrijheid, noodlot en de alwetendheid Gods handelt ; hoewel met een Christelijken geest doortrokken, is het boek toch geheel op de basis van het Nieuw-Platonisme opgekouwd. Zoo vormt het rijk van Theoderik den overgang van den klassieken tijd tot de Middeleeuwen. Theoderik zelf vertegenwoordigt in zijn groote veelzijdigheid en onvermoeide werkzaamheid zijn rijk het beste. Hij nam in het westen de hooge positie der keizers in. Gaarne noemde men hem met den titel der Caesars. Alle Germanen beschouwden hem als den eerste van hun stam ; hij was hun scheidsrechter, die bij onderlinge twisten gaarne zijn bemiddeling aanbood. Zelfs oefende hij een soort patronaat uit over de andere Germaansche rijken. Het rijk der Theoderiks verhouding tot de Vandalen was in den regel vriendsehappeVandal "' lijk ; beide Germaansche machten vereenigden zich om het voortdringen van Genserik den Keizer in de Middellandsche Zee te beletten. Ook hadden beide Ariaansche t 477. rijken gemeenschappelijke belangen tegenover de Katholieken. De oude koning Hunerik, 477-484. Genserik was in 477 gestorven en opgevolgd door zijn zoon Hunerik. Reeds toen werd zichtbaar, dat de militaire kracht van het yolk door het heete klimaat en door een weelderige levenswijze begon te verzwakken. Bovendien braken oneenigheden in de koninklijke familie uit ; om zijn zoon Hilderik de kroon te verschaffen, begon Hunerik een ware slachting onder zijn bloedverwanten aan te richten. Ook tegen de Katholieken begon hij een even wreede als nuttelooze vervolging. Gelukkig stierf hij spoedig. Hem volgde Guntha- naar de wet van Genserik zijn neef Gunthamund op. Een zeer verstandige mund, reactie kwam ; aan de Katholieken werden groote voorrechten gegeven en 484-496. het den bisschoppen aangedane onrecht hersteld. Intusschen werden de Mooren een steeds dreigender gevaar voor het rijk ; geen wonder dus, dat Gunthamund zich tot Theoderik wendde om steun : in 491 sloten zij een verbond. Thrasamund, Op Gunthamund volgde zijn broeder Thrasamund. Deze vorst, wiens schoon496-523. heid en geestesbeschaving algemeen beroemd waren, heeft nog eenmaal het Vandaalsche rijk tot den ouden glans verheven door een zeer nauwe verbinding met Theoderik, met wiens zuster hij in het huwelijk trad. 13 Meer moeite kostte het Theoderik den vrede in Gallie en Hispanie te De bewaren. Het rijk der Westgoten had zich langzamerhand over het grootste gedeelte van deze beide landen uitgebreid. Toen het Westromeinsche rijk Westgoten. viel, heerschte er koning Eurik, geducht als krijgsman, bovendien een geslepen 466-484. en doortastend staatsman. Door hem verkreeg het rijk zijn grootste uitbreiding. Het keizerlijk gezag vernietigde hij in Hispanie geheel. Hij drong de Sueven naar Gallicie terug en versloeg de Britten ; hij hield de Bourgondiers in bedwang en veroverde Auvergne en later Provence. Eurik was onbetwistbaar de machtigste Germanenvorst van zijn tijd. Een grout gevaar bleef echter ook in dit rijk de scherpe tegenstelling tusschen het Ariaansche geloof der heerschers en het Katholieke der bevolking. Eurik werd opgevolgd door zijn zoon Alarik II. Deze zou moeilijke tijden Alarik doorleven ; want eenige jaren vroeger was in het noorden van Gallie een jong 484-507. vorst opgetreden, die de stichter zou worden van een nieuwe heerschappij. rIjkacr ile Dat was Clovis I, de zoon van Childerik I. Reeds Childerik trachtte zijn klein HFetrank gebied uit te breiden, maar stuitte daarbij op energieken tegenstand bij den Romeinschen stadhouder in Gallie, Aegidius. Maar afgesneden van Rome curds I, moest deze het aanzien, dat Childerik Keulen en Trier veroverde en zijn 481-611. rijk tot de Loire uitbreidde. Zijn won Clovis was een dapper en vermetel krijgsman, behendig en volhardend, maar bovenal een geboren heerscher ; overal als de meerdere erkend, bestuurde hij zijn yolk met ruwe kracht, soms met onbarmhartige wreedheid. Aan schier demonische lichaams- en geestkracht paarde hij een vermetele, voor niets terugdeinzende geslepenheid. Al deze eigenschappen werden in dienst gesteld van een ontembare heerschzucht, die niemand en niets spaarde. Aan alle edele hoedanigheden was Clovis vreemd. Trouw aan zijn woord was hem onbekend ; aan de trouw zijner medemenschen geloofde hij niet. Clovis begon met zijn familieleden, met wie hij zijn macht moest deelen, uit den weg te ruimen. Daarop ving hij den strijd aan tegen Syagrius, den zoon e8Yagri zljn u8 val van Aegidius. Deze was voor Clovis een niet te verachten tegenstander. en 486. Bij Soissons kwam het in 486 tot een slag ; hoewel Syagrius zich manmoedig te weer stelde, moest hij den strijd tegen de geweldige macht der Franken opgeven. Hij vluchtte over de Loire naar Alarik, die hem vriendelijk opnam, maar toch niet weigerde hem aan Clovis uit te leveren, die hem liet ter dood brengen. De groote beteekenis van Clovis moet behalve in zijn veroveringen hoofdzakelijk worden gezocht in zijn overgang tot het Christendom. Hij begreep, dat hij als heiden over zijn Christelijke onderdanen nooit volledig gezag zou kunnen oefenen : in een zoo geheel Christelijk land als Gallie kon Been ander dan een Christenvorst regeeren. Het kwam er maar op aan een aanleiding tot de bekeering te vinden, die er een schijn van godsdienstige overtuiging aan gaf en tevens de Franken, die voor een deel nog aan het voorvaderlijk geloof gehecht waren, niet verbitterde. De overlevering heeft zich van de bekeering van Clovis meester gemaakt. Wij hebben het verhaal van Clovis en Clotilde, die den koning eerst wil huwen, zoo hij Christen wordt. Slag blj Een ander verhaal is dat van Clovis' doop na den slag bij Zi.ilpich, waar .,, 14 hij de Allemannen versloeg, nadat hij de belofte had afgelegd Christen te zullen worden, zoo God hem de overwinning schonk. De Allemannen worden onderworpen ; hun wordt een zware schatting opgelegd. Maar belangrijker Clovis wordt is het feit, dat Clovis zijn gelofte houdt. Op Kerstmis 496 wordt door den Christen,406. heiligen Remigius de doop plechtig aan den koning voltrokken. Er was te meer reden tot verheuging der geestelijkheid, daar Clovis zich liet opnemen in de Katholieke kerk. Dat was wel te verwachten. Immers welk belang had de koning erbij zich aan te sluiten bij de Arianen, die in zijn rijk zoo goed als niet werden aangetroffen ? Door Katholiek te worden verzekerde hij zich van den steun van zijn Romeinsehe onderdanen en vooral van den veelvermogenden invloed der geestelijkheid. Bovendien was het hoogst ongewenscht in het Frankische rijk een godsdienststrijd in het leven te roepen. De eerste gevolgen van 's konings bekeering had Bourgondie te ondervinden. De geestelijkheid kwam daar in verzet tegen haar koning. Clovis kwam haar te hulp en versloeg de Bourgondiers in 500 bij Dijon. Er werd een vrede gesloten, waardoor Bourgondie schatplichtig werd. strijd met de Maar veel gewichtiger was Clovis' strijd met de Westgoten. Hoe- meer Westgoten. het Frankische rijk zich uitbreidde, hoe meer de Westgoten zich bedreigd gevoelden. Een conflict tusschen Clovis en Alarik lag in den loop der dingen. Het gevaar werd voor Alarik nog grooter, sedert Clovis zich in de Katholieke kerk had laten opnemen ; nu riep het Katholieke Gallie om verlossing van het juk der Ariaansche Westgoten. Dat de strijd nog zoo lang uitbleef, was te danken aan de bemiddeling van Theoderik, te gelijk schoonbroeder van Clovis en schoonvader van Alarik. In 506 eindelijk verklaarde Clovis aan Alarik den oorlog. De krijg werd door Clovis als een heilige oorlog gevoerd ; zijn tocht naar het zuiden was een zegetocht ; wonderen geschiedsiag bu den er. Bij Vougle kwam het in 507 tot een geweldigen slag, waarin de WestVougle, 507. goten geheel werden verslagen ; Alarik zelf sneuvelde. Sedert was Gallie zoo goed als geheel aan de Franken onderworpen. De kracht van het Westgotische rijk verplaatste zich van Gallie naar Spanje : het rijk van Toulouse werd dat van Toledo. Theoderik Wat de Westgoten nog benoorden de Pyrenaeen behielden, dankten zij in oorlog met aan de tusschenkomst van Theoderik. Deze had gaarne vroeger hulp verleend, Clovis en Anastasius. maar was daarin belemmerd doordat Clovis hulp kreeg van Anastasius. De Keizer verklaarde Theoderik den oorlog, zond een vloot naar de Ionische Zee en liet Calabrie plunderen. Maar Theoderik verdreef de keizerlijke vloot ; de vrede werd gesloten. Maar door dezen zeeoorlog was Theoderik belet de catastrophe van Vougle te verhinderen. Hij redde toen nog wat te redden Slag bij viel. Zijn leger versloeg de verbonden Franken en Bourgondiers in 510 bij Arles, 510. Arles. Het was de eenige nederlaag, die Clovis heeft geleden, maar zij was volledig. Theoderik regelde nu de zaken van Gallie en Hispanie. Zelf behield hij het land tusschen de RhOne, de Durance en de zee, met Marseille, Arles en Avignon. De Westgoten behielden slechts een klein gebied benoorden de Pyrenaeen. Vervolgens nam Theoderik het regentschap op zich voor zijn kleinzoon Amalarik, Alariks zoon. Zoo heeft hij eenige jaren het grootste Amalarik, 507-531. gedeelte van het westen bestuurd. Eerst in 522 aanvaardde Amalarik zelf 15 de regeering, maar toch bleef Theoderiks invloed in Spanje overwegend. Deze overwinningen gaven Theoderik een hooge positie in de wereld. Hoog stond hij overal in eere, de vredevorst, de rechtvaardige Gotenkoning ; uit de verste landen verschenen gezanten in zijn paleis te Ravenna. Anastasius zorgde wel met hem op goeden voet te blijven. Maar de Keizer stierf in 518. Hij werd opgevolgd door den bevelhebber Kelzer I, der lijfwacht, Justinus I. Deze was van oorsprong een eenvoudig herder, Jnetinne 518-527. waarschijnlijk van Slavische afkomst ; hij had zich door zijn groote militaire en politieke bekwaamheden tot de hoogste ambten weten te verheffen. Grooten invloed op den Keizer bezat zijn neef Justinianus, die de godsdienstige en staatkundige beginselen, waarop het rijk gevestigd was, met overtuiging aanhing en met talent in practijk bracht. Voornamelijk Justinianus was het, die een verzoening van den Keizer met den bisschop van Rome wist te bewerken. Ook werden op zijn aandrang de Arianen scherp vervolgd. De verhouding van Theoderik tot den Paus en de Katholieke geestelijkheid werd daardoor zeer moeilijk. Gisting ontstond overal ; de klove tusschen Goten en Romeinen verbreedde bij den dag. Geen wonder, dat Theoderik, in zijn idealen geschokt, verbitterd werd over den ondank zijner onderdanen. Zijn toorn uitte zich tegen hooggeplaatste Romeinen ; zelfs de anders door hem hooggeschatte Boetius werd gevangen genomen. Boetius werd voor den senaat gedaagd, die hem uit vrees voor 's konings toorn ter dood veroordeelde. Maar Theoderik was genadig ; hij sprak slechts Boetius' verbanning uit. Toch bleef deze voorloopig in de gevangenis ; maar toen de gisting door de kuiperijen van Byzantium steeds toenam, meende de koning een voorbeeld hood van Do0tine,525. te moeten stellen en liet het doodvonnis voltrekken. ik, heeft Boetius niet lang overleefd : in Augustus 526 legde ook hijThood eo dor 526. het moede hoofd ter ruste, met zorg vervuld voor de toekomst. TWEEDE HOOFDSTUK De tijd van Justinianus I 527-565 en zware taak wachtte Theoderiks opvolger. Ongelukkig was deze een tienjarig kind, zijn kleinzoon Athalarik, onder regentschap zijner moeder, Theoderiks oudste dochter Amalaswinthe. Zij was rijk begaafd, in alle wetenschap en Amainawinthe, kunst der ouden ontwikkeld ; zij had een krachtigen wil en 526-536. een scherp verstand ; zij was voortvarend en koelbloedig. Maar zij miste den takt om de verschillende elementen te ontzien. Afgezien van de gisting onder de Romeinen, was het bezwaarlijk de krijgshaftige Goten aan een vrouw te onderwerpen, die zich bovendien nauwer verwant JustinianusI, gevoelde aan de Romeinen dan aan haar eigen yolk. Deze toestand werd gevaarlijk, 527-565 • toen in 527 Justinus I werd opgevolgd door zijn neef Justinianus I. Hoewel van Slavische afkomst was deze in beschaving geheel een Griek geworden, een met zijn yolk. Hij was bekwaam en ervaren, zonder de ruwheid en onbeschaafdheid van zijn oom. Hij was geslepen en eerzuchtig in hooge mate. Met taaie volharding heeft hij gearbeid aan zijn levenstaak, de wederoprichting van het oude Romeinsche rijk. Om dat doel te bereiken was geen opoffering hem te groot, maar scheen hem ook ieder middel geoorloofd. Aan deze grootsche gedachte paarde hij het ver strekkende plan om ook de inwendige organisatie van het rijk weer op te bouwen naar de aloude beginselen van den Romeinschen staat. Hij had evenals in later eeuwen Lodewijk XIV een zeer hoog denkbeeld van de hem door God opgedragen keizerlijke waardigheid, niet alleen van haar rechten, maar ook van haar plichten. Nauwgezet deed hij ook de minder gewichtige staatszaken af. Maar niettegenstaande zijn keizerlijken trots was hij dikwijls besluiteloos ; in de hoogste mate was hij naijverig op zijn gezag, zoodat hij zijn voortreffelijkste dienaren, gelukkige veldheeren vooral, altijd wantrouwde ; maar aan den anderen kant was hij weer vatbaar voor de invloedcn van zijn omgeving. Aan persoonlijken moed Athalarik, 526-534. 17 ontbrak het hem geheel. Van den uiterlijken luister van het keizerlijk gezag begreep hij de beteekenis ; toch sloot hij zich dikwijls of van de buitenwereld. Verreweg den grootsten invloed had Keizerin Theodora. Deze, uit het yolk voortgekomen, was een der beruchtste vrouwen van Byzantium geweest. Theodora. Maar sedert Justinianus haar tot zijn gemalin had genomen, had er een volslagen omkeer plaats gegrepen ; zij werd zeer devoot en sloot zich aan bij de orthodoxe partij. Zij vulde Justinianus gelukkig aan ; zij bezat persoonlijken moed. Handig, intelligent, maar despotiek en verstoken van alle moraliteit, van alle gevoel van verantwoordelijkheid, was zij de machtigste naast, soms boven den Keizer. Evenals deze was zij zeer jaloersch op haar gezag ; wie zich niet blindelings aan haar onderwierp, was een verloren man. Kort na zijn troonsbeklimming begon Justinianus zijn plannen ten uitvoer te leggen, allereerst ten opzichte der wetgeving. Rome had onmetelijke wetgeving. schatten aan rechtsinstituten, edicten en uitspraken nagelaten, maar tot een geheel, tot een systeem was dat alles niet verwerkt : er heerschte tegenspraak tusschen verschillende wetten, niet te verwonderen bij een rechtsliteratuur, die eeuwen omvatte. Dat omvangrijke materiaal moest worden verzameld, geschift, geordend, in overeenstemming met de heerschende denkbeelden gebracht en zoo tot een geheel worden. Dat geheel zou niet alleen het volledige wetboek van het rijk worden, maar ook de samenvatting, de apotheose van het Romeinsche recht zijn ; daaraan wilde Justinianus voor eeuwig zijn naam verbinden. Er moge eenige ijdelheid in het spel zijn geweest bij deze grootsche onderneming, dat hij overtuigd was van het groote nut van zijn maatregelen, is zeker ; dat zij een zegen waren voor het Romeinsche rijk, staat vast. Zonder het Corpus Juris, dat grootsche monument van Romeinsche Het Corpus scherpzinnigheid en werkkracht, zou het Romeinsche recht nooit dien veel- Junie. omvattenden invloed hebben gehad. Vrij spoedig was het werk gereed : reeds den 7den April 529 werd het nieuwe wetboek ingevoerd. Dat was de Codex Justinianeus, die alle keizerlijke edicten bevatte, die voor de toenmalige omstandigheden doelmatig werden geacht ; hij was door een commissie van juristen onder leiding van den geleerden Tribonianus vastgesteld. Op dezen weg ging Justinianus verder. In 580 werd Tribonianus wederom aan het hoofd van een commissie gesteld, ten einde de adviezen der oude rechtsgeleerden te verzamelen tot een systematisch geheel : drie jaren daarna was ook dat werk, de Digesten of Pandecten, voltooid. Daar deze groote verzameling voor de practijk veel te uitvoerig was, liet de Keizer bovendien nog een handboek samenstellen, de beroemde Instituten. Ten slotte liet hij nog al zijn eigen wetten samenvatten onder den naam Novellen. Ook op ander gebied was Justinianus werkzaam. Ook om de geestelijkheid justinianue ter wille te zijn, deed hij alle sporen van het heidendom uitroeien. De phi- binnenlandsch losofenschool te Athene werd in 529 opgeheven. Niet alleen heidenen, maar bestuur. ook andersdenkende Christenen en vooral Joden werden vervolgd. Het belastingstelsel werd geheel herzien : de middelen moesten gevonden worden voor 's Keizers kostbare oorlogen. Zware lasten drukten op de bevolking, nog verzwaard door de omkoopbaarheid en verkwisting der ambtenaren. BelastingAlg. Gesch. ' 2 18 oproeren kwamen dan ook dikwijls voor. Justinianus is ook de Keizer, die het consulaat afschafte. In het bestuur der provincién werden verschillende wijzigingen gebracht. Mede door 's Keizers invloed bloeide de handel : de buitenlandsche betrekkingen kwamen dien steeds ten goede : zoowel op het verre westen als op het uiterste oosten werd een handel gedreven, die zich te Byzantium concentreerde. De nijverheid voer wel door den voortdurenden aanvoer van ruwe grondstoffen en door de mogelijkheid haar producten naar de verste landen te verschepen. Onder Justinianus nam ook de Byzantijnsche kunst haar eigenaardig karakter aan. De koepel werd de karakteristieke vorm van de kerkelijke architectuur. Justinianus stichtte overal in het rijk kerken De Hagia van deze constructie ; de beroemdste van alle verrees te Constantinopel, Sophia. de Hagia Sophia, die door haar afmetingen, haar stoute conceptie en haar weelderige versiering nog steeds een der merkwaardigste bouwwerken is. De bouwmeesters Anthemius van Tralles en Isidorus van Milete durfden het stoute stuk bestaan een koepel van 81 meter middellijn te construeeren. De kleurrijkste mozaleken, waarin de Byzantijnsche kunst steeds heeft uitgemunt, sierden de wanders. Harmer, goud, zilver, email, kostbare gesteenten werden in kwistigen overvloed aangewend. Den 27sten December 537 werd de kathedraal plechtig ingewijd ; de tempel van Salomo was overtroffen. Ook in ander opzicht was Justinianus met Salomo te vergelijken ; hij breidde zijn rijk door gelukkige oorlogen belangrijk uit. Maar voordat bet zoover kwam, brak te Constar tinopel een gevaarlijke opstand uit, die Justinianus bijna zijn kroon had gekost. Als rest der oudromeinsche burgervrijheid bezaten de Byzantijnen in den circus een door geen wet erkende, maar door geen Keizer in twijfel getrokken vrijheid van spreken. Daar splitste zich het yolk in twee kerkelijke en politieke partijen ; naar de kleuren De Nikeopetand. der pikeurs noemden zij zich de groenen en de blauwen. Justinianus nu werd door de blauwen gesteund ; de groenen waren in de oppositie. Toen dus in 582 de woordvoerder der groenen bij Justinianus over aangedaan onrecht en zware belastingen klaagde, werd hij afgewezen ; daarop verlieten de groenen den circus. Een ander voorval verscherpte de spanning. Eenige misdadigers van beide partijen zouden worden ter dood gebracht ; beide vereenigden zich nu om genade van den Keizer te smeeken. Maar Justinianus weigert. Daarmede is het oproer uitgebroken : de prefectuur wordt in brand gestoken. Het wachtwoord is Nika (overwin), waarnaar deze opstand zijn naam draagt. Tevergeefs poogt de Keizer door het ontslag van eenige ambtenaren en de belofte van een amnestie de beweging te smoren. Hij is op het punt te vluchten ; slechts de kloekmoedigheid van Theodora houdt hem terug. Gelukkig kan de Keizer op Belisarius rekenen, den besten veldheer van het rijk. Aan het hoofd van zijn gepantserden trekt hij naar den circus ; een afschuwelijke slachting wordt aangericht. Zoo werd Justinianusi weer meester van de hoofdstad : de partij van Anastasius, de groenen, was vernietigd. Eerst nu kon Justinianus zich wijden aan zijn veroveringsplannen. Hij vandaen. wendde zich eerst tegen de Vandalen. Thrasamund was in 528 opgevolgd ne door Hilderik, Huneriks zoon. Door de begunstiging der Katholieken joeg Hilderik, 523-53° ' hij de Vandalen tegen zich in het harnas. Hij verbrak het verbond met de 19 Oostgoten en zocht steun bij Justinianus. Geen wonder, dat de Vandalen hun koning verachtten en Gelimer, zijn neef, een der grootste helden van zijn Ge yolk, tot koning uitriepen. Dat was een beleediging voor den Keizer : hij ver- 530-534. klaarde Gelimer den oorlog. Deze oorlogsverklaring was vermetel genoeg. Nog altijd bezaten de Vandalen een gevreesde vloot. Bovendien was Byzantium nog niet geheel rustig ; ook was de' Keizer nog steeds in een oorlog met Perzie gewikkeld. Grensgeschil- Perzia. len leidden daar herhaaldelijk tot grensgevechten, soms tot oorlogen. In dezen tijd had een heerscher den Perzischen troon bestegen, die aan groote gaven als vorst een groote krijgshaftigheid paarde en die dezelfde plannen koesterde als Justinianus. Gevoelde deze zich de opvolger van Augustus, Khosroes I Nouschirwan achtte zich de opvolger van Darius en Xerxes en KhoRroes wilde zijn rijk weer tot de macht verheffen, die het onder die groote koningen NLur_hirw 579 r had gehad. Zoo kon een strijd niet uitblijven. Ten einde e'enwel in het westen de handen vrij te krijgen, deed de Keizer aan Khosroes vredesvoorstellen. Voor een groote som geld en afstand van alle verdere eischen kocht hij den vrede met Perzie. Op deze wijze gedekt, rustte de Keizer zich in 533 toe tot den tocht oorlog van naar Afrika. Van groot belang was daarbij de houding van Amalaswinthe. Lttde Een verbond met de Vandalen tegen. den Keizer lag voor haar voor de hand. dales, 633. Maar zij gevoelde zich zoo zwak onder de Goten, dat zij naar buitenlandsche hulp omzag en die meende te vinden bij den Keizer. Justinianus greep de toegestoken hand aan en steunde haar tegen haar yolk, gelijk zij hem hielp tegen de Vandalen. In 533 zeilde Belisarius van Byzantium uit. Maar tegenwind hield de vloot op ; ziekten braken er uit. Toen vond Belisarius met de hulp van Amalaswinthe gelegenheid om op Sicilie leger en vloot te herstellen. Intusschen had Gelimer argeloos het grootste gedeelte van zijn vloot naar Sardinie gezonden. Zoo gelukte het Belisarius zijn leger in September 533 in Afrika aan land te zetten. Hij werd door de bevolking als bevrijder begroet. Langs de zee trok hij tegen Carthago op, steeds door de vloot geflankeerd. Bij Decimum versloeg hij de Vandalen. Gelimer trok terug naar het o erzd. westen en liet de hoofdstad aan de keizerlijken over. Den 18den September ,cart deed Belisarius zijn intocht in Carthago. Maar nog stond Gelimer te velde. Slag bij Bij Trikameron. stiet Belisarius' onderbevelhebber Johannes op de Vandalen ; Trikameron. hij zou waarschijnlijk vernietigd zijn geworden, zoo niet Belisarius zelf met de geheele ruiterij zich bij hem gevoegd had. Nu verloor Gelimer den moed : rgan hij vluchtte met een Mein gevolg naar Numidie. Van zijn koning verlaten, van an hettru sk gaf het leger zich over. Zoo was het einde van het Vandalenrijk. Alleen de derVan 534" :"' koning was gevlucht naar de uiterste noordgrens van Numidie bij de zee. Drie maanden hield hij daar den tegenstand vol. Eindelijk gaf hij zich over, onder voorwaarde van een koninklijke behandeling. In Mei 548 scheepte Belisarius zich met de gevangenen en den buit naar Byzantium ' in. Daar vergunde Justinianus den grooten veldheer een triomf, wat sedert Augustus alleen den Keizer zelf was te beurt gevallen. Toen werd de Vandaalsche koningsschat door de straten van Constantinopel gevoerd ; met vrome vreugde zagen Keizer en yolk den tempelschat van Jeruzalem, door Titus naar Rome, door 20 Genserik naar Carthago gebracht, thans door Belisarius weer naar Byzantium voeren. Maar het meest trok de Vandalenkoning zelf in zijn verheven vernedering de aandacht. Na de Vandalen zouden de Goten moeten buigen. De kansen, dat de Keizer ook hen zou overwinnen, waren zeer groot. Want in Italie waren oneenigheden uitgebroken, die de tusschenkomst des Keizers uitlokten. Amalaswinthe was er niet in geslaagd de Goten met haar bewind te verzoenen. Athalarik t, Ongelukkig stierf Athalarik reeds in 534. Toen verklaarden de Goten, dat 534. de koningin alleen dan kon blijven heerschen, zoo zij een der leden van Theodahad, het koningshuis tot gemaal aannam. Theodahad, Theoderiks neef, werd dan 534-536. ook tot koning uitgeroepen en huwde de koningin. Kort daarna werd Ama,Amalaswinthe t, laswinthe op een eiland in het meer van Bolsena gevangen gezet en in 585 535. op Theodahads bevel vermoord. Justinianus Daarmede had hij zich zelf evenwel ten ondergang gewijd. Justinianus verklaart Theodahad trad als wreker van Amalaswinthe op : hij verklaarde Theodahad den oorden oorlog. log. Terwijl een keizerlijk leger in Dalmatie viel, de Goten versloeg en zoo Ravenna bedreigde, landde Belisarius met de hoofdmacht op Sicilie ; het eiland werd zonder moeite veroverd; intusschen bezetten de keizerlijke troepen Dalmatie en een groot deel van Boven-Italie. In de lente van 586 stak Belisarius naar Italie over, onderwierp Bruttie en Lucanie en sloeg het beleg voor Napels, dat hij na een dappere verdediging innam. Het bericht van deze gebeurtenis maakte een einde aan het koningschap van Theodahad. Het bij Rome staande Gotenleger riep naar oudgermaansch gebruik een volksvergadering bijeen. Daar zette men Theodahad of en riep den dapperen Witichis, 536-540. Witichis tot koning uit, een der eersten onder de Goten. Theodahad werd Theodahad t. gedood. Witichis, die veel meer dan zijn voorgangers met de 'meening van leger en yolk rekening moest houden, trok op Ravenna terug. Daar huwde hij Mataswinthe, de dochter van Amalaswinthe. Kort daarna gaf Rome zich op mad van zijn bisschop aan Belisarius over. De toestand van Witichis werd hoogst bedenkelijk en dat te meer, dam. hij ook in Provence bedreigd werd door de Franken. Clovis f,511. Toen Clovis in 511 stierf, had hij er voor gezorgd, dat er geen manneVerdeeling lijke Merovingers meer in leven waren dan zijn eigen zoons Theoderik I, ye he t r k. bi er ee 1on . Chlotar I, Childebert en Chlodomir verdeelden het rijk. Niettegenstaande deze verdeeling bleef het rijk een geheel, niet alleen in naam, maar pok inderdaad. Want hoezeer de nakomelingen van Clovis elkander bloedig hebben bestreden, tegenover het buitenland bleven zij eensgezind. Duidelijk blijkt die eenheid uit de gemeenschappelijk gevoerde oorlogen, waarbij den oudsten verdeeling broeder de voorrang werd gegeven. In 524 sneuvelde Chlodomir in den strijd van het rijk tegen de Bourgondiers ; Chlotar en Childebert verdeelden zijn rijk. Zoo werd in drle deelea, het beginsel der rijksverdeeling in het rijksbelang zelf, maar met de afschu524. welijkste middelen niet verder voortgezet. Dan bracht Theoderik gesteund Thuringen door zijn broeders en met behulp der Saksers in 531 de Thuringers tot onderonderworpen. werping. Thuringen werd tusschen Franken en Saksen verdeeld : de Thuringers bleef slechts een klein gebied. 21 Ook in Zuid-Gallie werd destijds gestreden. Childebert was hier in strijd geraakt met den koning der Westgoten, Amalarik, die was gehuwd met Clovis' dochter Clotilde. Op het hulpgeroep van deze, door haar gemaal verwaarloosde koningin, deed Childebert een aanval op het Westgotische rijk. Amalarik werd bij Narbonne verslagen en eenigen tijd daarna vermoord. slag NJ Nar was de laatste van den stam van Alarik. Sedert werd de kroon de speel- A malik ar t, bal van den krijgshaftigen add, soms gesteund door een heerschzuchtige 531. geestelijkheid. Geen drie koningen uit hetzelfde geslacht hebben sedert over de Westgoten geregeerd ; telkens grepen vermetele veldheeren naar het stoatsgezag ; afwisseling van ruw despotisme en schromelijke anarchie was het gevolg. De eerste, die zich de kroon op het hoofd zette, was Theudis. Geen oogen- Themlis, blik zat hij rustig op den troon : steeds drongen de Franken verder naar het 531-548 ' zuiden op : in 542 veroverden Chlotar en Childebert Pampelona en belegerden Saragossa. Terwijl zoo het Westgotische rijk verzwakte, bleef ook dat der Franken verdeeld. Een vereeniging der broeders kwam slechts tot gemeenschappelijke verovering voor. Chlotar en Childebert vielen zoo in 531 opnieuw Bourgondie aan. Thans werd het land voor goed onderworpen : de overwinnaars verdeelden den buit. In 583 stied Theoderik ; hoe gaarne zijn beide broeders ook zijn rijk hadden verdeeld, zij hadden met Theodebert, Theoderiks zoon, te rekenen, die zich in het gebied van zijn vader handhaafde. Zijn positie werd nog sterker, toen Childebert hem als zoon aannam. Welke houding zouden nu deze Merovingers aannemen tegenover de gebeurtenissen in Italie ? Het was zeker niet in hun belang, dat de Keizer daar vasten voet verkreeg. Maar evenmin was het geraden een verbond met de Ariaansche Oostgoten te sluiten. De Keizer was bovendien ver verwijderd en in Gallie zou men hem weten te weerstaan. Voorloopig lieten dus de Merovingers de zaken in Italie haar gang gaan en profiteerden zij voor zich zelf zooveel mogelijk. Zij namen het geld in ontvangst, dat zoowel van Byzantium als van Ravenna hun gezonden werd, en lieten inmiddels Bourgondiers en Allemannen invallen doen in Noord-Italie. Zij wisten zelfs Witichis te dwingen hun Provence of te staan. Zoo maakte men van den moeilijken toestand van Witichis gebruik. Maar Beieg van zoodra deze de handen vrij had, begon hij in Februari 587 het eerste beleg Rome door van Rome. Witichis ondernam het waagstuk de wereldstad, nog door den 537-538. beroemden muur van Aurelianus beschermd, te omsingelen. Groot was de schrik voor de geweldige Goten en hun heldhaftigen koning. Alleen aan de buitengewone geestkracht van Belisarius was het toe te schrijven, dat niets werd verzuimd om de belegering uit te houden. Deze belegering van Rome is een der grootste heldendaden van Belisarius. Alle waterleidingen waren afgesneden, zoodat gebrek aan water en daardoor groote sterfte onder de bevolking ontstond. Maar Belisarius hield vol : hij wist, dat de Goten weinig voor een langdurig beleg berekend waren. Ongeduldig beval Witichis herhaaldelijk de muren te bestormen : steeds werden de Goten teruggeslagen. En hoe hoog de nood binnen de stad ook klom, Belisarius wilde van geen overgave weten. Zijn standvastigheid werd beloond ; want toen een Grieksch leger Ancona en mask 22 Ariminum had ingenomen en Ravenna bedreigde, zag Witichis zich genoodzaakt in Maart 538 het beleg op te breken. Rome was gered. Witichis kon Ravenna redden, maar niet veel meer. Een. nieuw Grieksch Ravenna inges loten, leger landde in Genua en veroverde alle groote steden van Noord-Italie ; 53 inmiddels drong Belisarius, door nieuwe troepen onder Narses gesterkt, van Rome uit naar het noorden op. Zoo zag Witichis zich weldra tot Ravenna Hulp der beperkt. Het was in dezen nood, dat hij de hulp der Franken inriep. Aan Franken. zijn verzoek gaf Theodebert gehoor : de door hem gezonden Bourgondiers veroverden in 539 Milaan en eenige andere steden. Maar Witichis, die van de Franken zoo dicht bij Ravenna meer vreesde dan hoopte, zond nu boden naar den koning van Perzie om hem te bewegen den Keizer in het oosten oorlog met aan te vallen. Khosroes zag de gelegenheid schoon, nu bijna alle Byzan„ Perz15. tunsche troepen en de beste veldheeren in' Italie stonden ; hij deed een inval in het Byzantijnsche rijk. Justinianus riep nu Belisarius terug. Maar nog voordat dezen dat bevel bereikte, was de beslissing in Italie gevallen. Theodebert Zij was eenigszins vertraagd door een aanval van Theodebert, die Liguin rie was binnengerukt. Daar stiet hij op een Gotisch leger, dat hem als bondgenoot begroette. Nadat hij met de Goten tot Pavia was opgerukt, wendde hij zich plotseling tegen hen en bracht hun een gevoelige nederlaag toe : de Gotische macht in Noord-Italie was daardoor vernietigd. Nu meenden de Grieken in Theodebert een bondgenoot te zien. Maar ook zij werden bedrogen : zoodra de Frankenkoning tegenover een Byzantijnsch leger stond, versloeg hij het even grondig als dat der Goten. Theodebert was meester van Noord-Italie : de prijs van Belisarius scheen den Franken toe te vallen. Zoover kwam het evenwel niet. Het leger van Theodebert leed in de Povlakte zwaar aan epidemieen ; hij besloot dus terug te keeren. Eerst nu kon Belisarius zich tegen Ravenna wenden. Aan de zee- en landzijde werd de stad geheel ingesloten. Zoo wachtte Belisarius rustig af, dat Witichis zich zou moeten overgeven. Maar juist toen het bijna zoover was, ontving hij het bevel van den Keizer tot zijn terugroeping. Bovendien bood Justinianus Witichis een aannemelijken vrede aan : Grieken en Goten zouden Italie verdeelen. De Goten aarzelden niet deze voorstellen aan te nemen ; maar Belisarius weigerde den vrede te onderteekenen : hij wist, dat Ravenna het niet lang zou kunnen uithouden. Hij waagde het zelfs onderhandelingen met de Goten aan te knoopen, die ten doel schenen te hebben hem zelf met hun hulp tot Keizer van het westen uit te roepen. In goed vertrouwen openden Ravenna de Goten in 540 de poorten van Ravenna. Zoo kreeg Belisarius door verraad geett zich de hoofdstad, den koning, den koningsschat, de aanvoerders van het leger, over, 540. de steden en hun burchten in zijn macht. Eerst toen wierp hij het masker af. Terwijl iedereen de keizersproclamatie van Belisarius verwachtte, scheepte hij zich plotseling met den koning, zijn veldheeren en zijn schatten in en zeilde naar Byzantium. Het Gotenrijk scheen vernietigd. Maar al spoedig begonnen de Goten hun verstrooide benden te vereenigen. In Noord-Italie kozen zij den krijgshaftiIldibad, gen Ildibad tot koning. Spoedig sloten zich alle Goten bij hem aan. Weldra 540-541. erkenden ook vele Romeinen hem : de zoo vurig afgesmeekte Byzantijnsche . . 28 heerschappij bleek zeer hard. De ontevredenheid daarover kwam Ildibad ten goede : ongelukkig viel hij reeds in 541 door sluipmoord. Toen kozen de Goten zijn neef Totila tot koning, een der schitterendste figuren der Gotische 6471 °_t1. 51a53. geschiedenis. Hij was een voortreffelijk ontwikkeld man, tintelend van geest, doordrongen van de Romeinsche beschaving, vol kunstzin en fijnen smaak : een nimmer falende moed paarde zich aan een altijd vaardige vastberadenheid ; snelheid van beslissing vereenigde hij met energie in de uitvoering. Vol geestdrift voor de heilige zaak van zijn yolk wist hij ook bij zijn Goten die geestdrift op te wekken. Snel trok hij naar het zuiden en versloeg de Byzantijnen bij Faventia en bij Mucella .volledig. In 542 bezette hij Caesena en Petra, trok den Tiber over, Rome voorbij, wendde zich naar Campanie en Samnium en bezette Beneventum, Cumae en andere vestingen. Het volgende jaar vielen Bruttie, Lucanie, Apulie en Calabrie hem toe. Het duurde niet lang, of de keizerlijke troepen hidden nog slechts Ravenna, Rome, Napels en eenige andere steden bezet. In 548 viel ook Napels. Van Napels trok de koning op Rome af. Op dat bericht besloot Justi- Belegering nianus weer zijn toevlucht tot Belisarius te nemen. Vol wantrouwen tegen a vo: Zn nia, e den grooten veldheer, die bij het yolk groote populariteit genoot, had de 543. Bellaarins Keizer hem naar de oostgrens gezonden, waar een slepende oorlog met de wederom in Perzen hem bezig hield. Daarom ook werd Belisarius, toen hij in 544 opnieuw naar Italie werd gezonden, niet voldoende van troepen voorzien. Evenwel deed hij wat hij kon. Het gelukte hem Bononia te veroveren, maar hij werd bij Auximum door Totila geslagen. Zoo kon hij niet beletten, dat de koning in 545 het beleg sloeg voor Rome. De stad werd van allen toevoer afgesneden. De bezetting was niet voldoende om den muur te verdedigen : honger, gebrek en gevaarlijke ziekten teisterden de bevolking. Belisarius' pogingen tot ontzet mislukten. Door verraad geraakten de Goten in 546 in de stad ; Rome veroverd, 546. Totila deed zijn intocht in Rome. Thans scheen Totila zijn doel te hebben bereikt : te Rome troonde hij als koning van Italie. Hij bood nu Justinianus den vrede aan, maar deze weigerde. Zoo duurde de oorlog voort. De koning wendde zich thans tegen Ravenna. Van zijn aftocht maakte Belisarius meesterlijk gebruik door nogmaals Rome te bezetten, dat Totila gedeeltelijk had laten ontmantelen en zonder bezetting had gelaten. Hier toonde Belisarius weer zijn energie : hij liet de muren herstellen ; de stad werd rijkelijk geproviandeerd. Ten derden Derde beleg v an 54R7ome, male in dezen oorlog zagen de Goten zich genoodzaakt de hoofdstad te belegeren. In 547 brak Totila het beleg op en dreef Belisarius naar Siciliê terug. Van daar vroeg deze in 549 zijn ontslag. Roemloos keerde de oude veldheer Bellaarins naar Byzantium terug. Nadat Totila meester van zoo goed als geheel Italie roe Pen, 549. was geworden, wendde zich weder tegen Rome ; door verraad gelukte het den koning de stad nogmaals te veroveren. Thans besloot hij Rome niet weer te ontruimen, maar het tot zijn residentie te maken. Nogmaals bood hij den Keizer den vrede aan : gelijk vroeger weigerde Justinianus. Toen besloot de koning de Byzantijnen geheel uit Italie te verdrijven. Hij sloot Ravenna in en zette de kroon op het werk door de verovering van Sicili In 551 benoemde Justinianus Narses tot bevelhebber van het leger m na Namdal , . 24 111yrie. Deze keuze was zeer gelukkig. Narses was lichamelijk een invalide, maar een veldheer van de eerste kracht, geslepen en ervaren, maar ook onbarmhartig en wreed, zonder gewetensbezwaren, volkomen onbetrouwbaar voor ieder, maar trouw aan zijn Keizer en stipt gehoorzaam aan diens bevelen. Hij besloot de Goten van de andere zijde aan te vallen dan Belisarius. Hij had het opperbevel niet aanvaard dan onder de voorwaarde van over meer troepen en geld te mogen beschikken dan Belisarius. Bovendien kreeg hij een groote vloot onder zijn bevelen. Daardoor leed de Gotische vloot bij Ancona een verpletterende nederlaag. Moedeloos bood Totila den Keizer den vrede aan ; hij werd geweigerd. Narses brak nu met een groote macht van Salona op en trok door Istrie naar Venetie. De Polinie was door Teja zoo goed bezet, dat Narses met groote moeite langs de kust Ravenna kon bereiken. Zijn oprukken noodzaakte de Goten naar het zuiden terug te trekken : maar zoo kon Totila alle troepen onder zijn bevelen vereenigen. Bij slag bij Taginae sloeg hij zijn legerplaats op en wachtte het keizerlijk leger af. In Tagi"'" 53 'Juni 553 kwam het hier tot een beslissenden slag. Nooit bijna hebben de Goten dapperder gevochten, maar zij waren niet opgewassen tegen de geniale krijgskunde van Narses. De Goten trokken terug ; de terugtocht werd een Totila t. vlucht. Totila zelf werd verwond : op den terugtocht is hij bezweken. Daarmede was het lot van het rijk beslist. Wel kozen de Goten den dapTeja, peren Teja tot koning, maar hij wist, dat hij slechts kon zorgen, dat het 553-5" einde eervol was. Aan dien. plicht heeft hij voldaan. Nog een paar ongeveer duurde de krijg, een wilde, wreede verdelgingsoorlog. Bij den Vesuvius sloeg Teja een versterkt kamp op, waar de laatste macht der Goten zich tot een strijd op leven en dood voorbereidde. Na twee maanden, toen de toegang tot de zee was afgesneden, besloot Teja liever in een eerlijken strijd den dood te gemoet te gaan, dan langzaam weg te kwijnen. Zoo werd het uiteinde van het Gotenvolk roemrijk en grootsch ; koning Teja werd bijna slag bij den een figuur uit de heldensage. Vroeg op een helderen voorjaarsmorgen van v er5'4. 1111 "' 554 begon de slag. Teja streed als een oorlogsgod, met zijn zwaard alles verdelgende, dat hem naderde ; hij viel als een held. Met te grooter woede zetten de Goten den strijd voort : slechts ongeveer duizend mannen sloten eindelijk een verdrag met Narses, waarbij hun werd vergund in volle wapenOndergang rusting over de Alpen een nieuw vaderland te zoeken. Zoo geschiedde het ; der Goten• sedert zijn de Oostgoten verdwenen. Nog kon Narses de wapenen niet laten -rusten. Er waren nieuwe vijanden op het oorlogspad : scharen Franken togen op het gerucht van Teja's heldenDe Franken moed naar Italie, ten einde zelf het land te veroveren. Plunderend trokken in Italie. de Franken geheel Italie door. Maar tegen den Italiaanschen zomer waren de Germanen niet bestand : er ontstond bovendien verdeeldheid. Zoo werden zij in 555 door Narses bij Capua geheel vernietigd. Toen was geheel Italie nag onderworpen, 555. aan het keizerlijk gezag onderworpen. Nog voordat het zoover was, was Italie weer officieel bij het Romeinsche rijk ingelijfd. Bij pragmatieke sanctie van 13 Augustus 554 werd de JustiniEzwohmt. aansche wetgeving er toepasselijk verklaard. Het land werd een exarchaat onder het bestuur van Narses. Zoo was het Romeinsche rijk weer machtiger 25 dan het in de laatste jaren was geweest. De herovering van de oude hoofdstad op de kettersche barbaren deed Justinianus' prestige aanzienlijk rijzen. Hij was de machtigste vorst van zijn tijd. De koning van Perzie vreesde hem. Het Frankische rijk beteekende naast hem weinig ; het was in burgerkrijg verdeeld. Eenmaal werd de politieke eenheid hersteld, maar zij duurde slechts drie jaren. Chlotar I was de koning, die die eenheid tot stand bracht Chlotar I, aeenll en weer vernietigde. Na den dood van al zijn broeders en neven was hij in hee scei r er, o v 558 koning over het onverdeelde Frankenrijk geworden. De ervaring, door 558-561. hem gedurende een veertigjarige regeering opgedaan, belette hem echter niet dezelfde fout te begaan als zijn vader. Toen hij in 561 stierf, werd zijn rijk Nleuwe ver. onder zijn vier zonen, Charibert, Gontram, Chilperik en Sigebert verdeeld. deellng van het riik, 561. In hoofdzaak kwam deze verdeeling overeen met die van 511 ; gelijk deze is zij eerst na onuitsprekelijke gruwelen weer ongedaan gemaakt. Was zoo tegenover Byzantium het Frankische rijk een weinig beteekenende Het west. macht, ook het Westgotische rijk vormde geen tegenwicht tegen dat van gotisehe rijk. Justinianus. Integendeel had de Keizer van de woelingen in dat rijk gebruik gemaakt om ook daar invloed te verkrijgen. Tegen koning Agila brak een opstand uit onder leiding van den veldheer Athanagild. Deze riep de hulp des Keizers in ; Justinianus greep met beide handen de gelegenheid aan om zijn macht ook over Spanje uit te breiden. Weldra landde daar een Grieksch j uetinianne leger, overal door de Katholieke bevolking met jubel begroet : het bezette kusbezet:e de zuidelijke kuststeden. Het scheen, dat ook het Westgotische rijk een gemakkelijke prooi zou worden van Byzantium. Maar Agila werd vermoord en Athanagild tot koning verkozen. Deze wendde zich nu met elle macht Ath anag fid, tegen zijn bondgenooten, de binnengedrongen Byzantijnen. Het gelukte hem 554-567 ' wel hen tot de zeesteden te beperken, maar niet hen daaruit te verdrijven, te minder, daar de Sueven in dezen tijd het Katholicisme aannamen en zich . met den Keizer verbonden. Ten einde nu te beletten, dat de Franken zich Verbond van als derde reehtgeloovige partij in dat verbond begaven, ontwierp Athanagild Atmet hanagl id _ _ _ m erovingers. een huwelijk zijner twee dochters met twee der Frankische koningen; in 666 huwde Brunehilde met Sigeberi , hear zuster Gaileswintha met Chilperik. Het 886• zijn deze Westgotische huwelijken, die van zoo beslissenden invloed zijn geweest op de latere geschiedenis der Merovingers. Zoo kon Justinianus in Spanje I iet verder doordringen. Maar toch was zijn macht zoo geweldig, dat het oude Romeinsche rijk hersteld scheen. DERDE HOOFDSTUK Ontbinding en herstel van het Byzantijnsche en het Frankische rijk Opkomst van bet Pausdom 565-630 en I lden November 565 stierf Justinianus. Hij werd opgevolgd door zijn neef Justinus II, gehuwd met Theodora's Justinus nicht Sophia. De tradition van Justinianus schenen dus 565-578. te worden voortgezet : het was echter slechts schijn. Vooreerst was Justinus geen Justinianus : hoewel een nobeler figuur, miste hij de heerschersgaven van zijn oom. Bovendien was de toestand van den staat allesbehalve gunstig. Justinianus had voor zijn oorlogen de financieele krachten van het rijk tot het uiterste ingespannen ; overal was ontevredenheid ontstaan. Zoc zag Justinus zich genoodzaakt groote sommen uit te betalen en tegelijk de belastingen te verminderen. Ook werd Justinus minder goed gediend dan zijn oom ; Belisarius was gestorven ; Narses werd gewantrouwd. En daarbij weigerde Justinus de subsidien te betalen, waarmede Justinianus den vrede van verschillende grensvolken, vooral de Perzen, had gekocht. Ten overvloede beheerschte bij hem het rechtzinnig kerkgeloof de staatkunde geheel. Het was dus te verwachten, dat het groote rijk niet lang ongeschokt zou blijven bestaan. Het hing er slechts van af, of er een macht was, die den aanval zou kunnen beginnen. Die macht waren de Longobarden. Zij woonden sedert eeuwen aan den Donau en hadden van Justinianus verlof gekregen zich in Pannonie te vestigen. Steeds stonden zij met den Keizer in vriendschappelijke verstandhouding. In het leger van Narses bevonden zich LongobarDe Longobarden. den ; zoo kenden velen van hen Italie. Zoolang Justinianus leefde, bleef deze vriendschap bestaan ; maar onder Justinus veranderde dat. De Longobarden, door de Gepiden in het nauw gebracht, riepen 's Keizers hulp in ; -maar deze weigerde. De Longobarden vielen toen in 567 de Gepiden aan en versloegen hen volledig. Toen eerst zond Justinus, wien de Longobarden te machtig Jtustiniannet. , 27 werden, een leger op hen of : het werd verslagen. Daardoor was de breuk volledig. De Longobarden stonden onmiddellijk hun land of aan de Avaren en trokken op om in Italie een nieuw gebied te veroveren. Hier was het keizerlijk gezag geheel ondermijnd door de keizerlijke regee- De Longobarde n ring zelf. Zwaar als lood drukte de gouden schepter van den rechtgeloovi- Italie 58. gen Keizer. Dat wist de Longobardische koning Alboin. Hij was een krijgs- Alboin. haftig man van weinig beschaving, maar behendig en geslepen. Zeker van den steun der Avaren, beveiligd door een bondgenootschap met de Franken, aanvaardde hij in April 568 den tocht naar Italie. Hij verscheen eerst in Venetie, waar hij zoo goed als geen weerstand vond. Verona en Milaan werden zonder moeite door hem genomen. Eerst Pavia bood hem drie jaren Pavia verling energieken tegenstand. Dat was Alboins laatste heldenfeit. In 578 is ovord, 573. hij vermoord, naar de sage verhaalt, door toedoen van zijn gemalin Rosa- Alboin t573. munde. Alboin had nog slechts de Povlakte veroverd, die naar zijn yolk den naam Lombardije verkreeg. Na hem beproefden de aanzienlijken een regeering zonder vorst, maar het yolk duldde dat niet lang en riep weer om Authari, een koning ; zoo werd in 584 de dappere Authari tot koning uitgeroepen. 584 —591. Intusschen was Justinus II in 578 gestorven. Zijn regeering was weinig anders geweest dan de vernietiging van wat Justinianus had opgebouwd. In het westen verloor hij een groot gedeelte van Italie. Ook in het oosten was hij niet gelukkig. Ongeveer 570 begon de oorlog met Perzie opnieuw. oorlog met De veldheer Marcianus rukte tegen Perzie op en begon Nisibis te belegeren. Perzi6. 570. Ongelukkig moest hij terugtrekken en dat te eerder, dam Khosroes in 578 de grensvesting Darn had veroverd Syrie lag voor de Perzen open. Terzelfder tijd deden de Avaren invallen in de Balkanlanden. Justinus besloot nu een krachtig krijgsman aan zich te verbinden : in 574 benoemde hij den bevelhebber der lijfwacht, Tiberius, tot caesar. Deze volgde hem ook op. Zijn regee- Tiberius Ir. ring beantwoordde geheel aan de verwachtingen. Tiberius II was een ervaren, 578-582 ' omzichtig krijgsman en politicus, rechtvaardig en milddadig. Met Khosrces knoopte hij vredesonderhandelingen aan, die resultant schenen te zullen hebben ; maar in 579 stierf de oude koning : zijn opvolgcr weigerde de onderhandelingen voort te zetten. Zoo werd de oorlog hervat ; 's Keizers schoon zoon Mauricius streed in 581 gelukkig. Maar reeds het volgende jaar werd hij Mauriclus, teruggeroepen om zelf de kroon te aanvaarden. Hij was een man van een 582-602. voortreffelijk karakter en grondige ontwikkeling, een bekwaam veldheer en staatsman. Hij aanvaardde de regeering onder moeilijke omstandigheden. De Longobarden drongen steeds verder Italie binnen ; in het oosten dreigden de Perzen. De Keizer gevoelde zich te zwak om te gelijk naar twee zijden front te maken. Hij verschafte zich dus bondgenooten, die in Italie zijn vijanden zouden kunnen bestrijden, de Franken. De vrede onder de vier zonen van Chlotar I was niet bestendig geweest. verwarrinx Sigebert en Chilperik bestreden elkander bijna voortdurend. Een oogenblik in het Frankisohe rijk. was het vrede, toen Charibert in 567 stierf : Chilperik, Sigebert en Gontram werden het over de verdeeling van zijn gebied eens. Maar de strijd brak eerst voor goed los na de Westgotische huwelijken van Sigebert en Chilperik. Deze laatste liet kort na zijn huwelijk Gaileswintha worgen, op aanstoken van 28 zijn minnares, de bloeddorstige Fredegonde, die hij daarna huwde. Van. dat Brunebilde oogenblik of haatte Brunehilde Fredegonde met een diepen, onverwoestbaren en predegonde. haat ; haar mededingster gaf hear daarin niets toe. Deze haat is de bron geworden van een reeks van gruwelen, zooals zelfs de bloedige gesehieden is der Meros ingers nog niet had aanschouwd. Het Frankische koningshuis, krachtig in handelen, ijzersterk van vuist, heerschzuchtig en vermetel, maar overgegeven aan de meest toomelooze driften en zich bevlekkend door de afschuwelijkste moorden en de meest tegennatuurlijk geslachtelijke zonden, scheen door den haat van twee vrouwen tot de uiterste grens der zelfvernietiging te zullen komen. Bijna geen oogenblik rustte de verwoede strijd tusschen beide koninginnen en hun echtgenooter, waarin soms ook Gontram was betrokken. Alleen kwamen soms verbonden tot stand tusschen twee of zelfs drie der broeders, waar het gold een buitenlandsche vijand te bestrijden. Politiek der Zulke vijanden waren de Longobarden en de Saksen. De Longobarden, Longobarden. aan orde en tucht weinig gewoon en niet altijd geregeerd door krachtige koningen, volgden een zeer onverstandige politick bij hun verovering van Italie. Zij hadden zich over Italie moeten verbreiden en de Byzantijnsche heersehappij vernietigen, in het algemeen zich tot Italie moeten bepalen, en wel in verbond met de Merovingers. Maar zij lieten integendeel Italie aan zijn lot over, trokken de Alpen over en verwoestten de RhOnelanden. En at konden zij daar geen duurzame veroveringen maken, hun invallen waren lastig genoeg en noodzaakten de Merovingers altijd op hun hoede te zijn. Soms ook vielen de Saksen in Gallia, overal plunderende, alles verwoestende. Maar ook zij werden teruggewezen. In 574 ontstond een nieuwe oorlog tusschen Sigebert en Chilperik, met Broader- oorlog in wien Gontram zich verbond. Maar al spoedig wist Sigebert Gontram op zijn Franke*. zijde te brengen ; Chilperik geraakte dan ook bedenkelijk in het nauw. Toen nam Fredegonde haar toevlucht tot het uiterste middel, den sluipmoord. Sigebert ver- In 575 werd Sigebert door twee harer dienaren vermoord. Brunehilde zwoer moord, 575. wrack en voedde haar kinderen in haat tegen Fredegonde op. Haar zoontje Childebert II werd tot koning uitgeroepen ; zij zelf verkreeg het bestuur in overleg met den Frankischen 2.01. Natuurlijk werd de oorlog voortgezet. Brunehilde viel reeds in 576 in handen van Chilperik, maar ontvluchtte spoedig. Zij verkreeg nu ook de hulp van Gontram, die Childebert als zoon aannam. En steeds duurde do oorlog voort, zonder dat een van beide partijen de bovenhand verkreeg, terwijl de ergerlijkste gruwelen werden bedreven. Chilperiks macht werd daardoor zeer bedreigd. Intusschen liet Childebert zich el spoedig met de Italiaansche zaken in, daartoe bewogen door rijke geschenken van Mauricius. Childebert thong zelfs tot tweemaal toe in Italie door, maar vond daar den krachtigen Authari tegenover zich. Hij sloot dus met dezen een verdrag, waardoor de goede vriendschap weer werd hersteld. Daarna kon Mauricius Childebert r iet bewegen den alouden De Weetgoten. strijd der Franken tegen de Westgoten to hervatten. 56Iry e, In Spanje was 568 Leova tot opvolger van Athanagild gekozen. Na zijn dood volgde hem zijn broeder Leovigild op. Hij is een figuur van beteekenis Leovigild, 572-586. in de geschiedenis van Spanje. Hij was niet in de eerste plaats krijgsman, . 29 maar bezat groote gaven als regent en was begaafd met een scherp verstand en een ijzeren wil, maar wist bovendien steeds van de omstandigheden partij te trekken en zijn wenschen naar de kansen op vervulling te schikken. Zulk een koning was in Spanje noodig. De Franken vielen voortdurend in Septimanie; de Sueven kwamen telkens uit hun bergen te voorschijn; de Byzantijnen vergrootten hun gebied. En al deze Katholieke vijanden werden door de Katholieke bevolking met instemming ontvangen : het bestaan van het Westgotische koningschap scheen nog een kwestie van tijd. Slechts aan Leovigilds krachtige persoonlijkheid was het te danken, dat hij overal zegevierde. Eerst drong hij de Byzantijnen terug en heroverde in 571 Cordova. In het volgende jaar bedwong hij de Sueven ; hun rijk ging te niet. Hij onderwierp alle opstandelingen. Eerst toen besloot Leovigild zijn koningsmacht te versterken. De adellijke anarchie had den koning slechts een geringe macht gelaten. Het door steile bergen in een groot aantal provincien verdeelde land begunstigde de opkomst van kleine machthebbers. Dezen adel bedwong Leovigild door harde, soms wreede maatregelen. De geldmiddelen werden door hem op vasten voet gebracht. Hij vestigde zijn residentie te Toledo. In 572 dreef hij ten slotte de erkenning zijner twee zonen, Hermenegild en Rekkared, als mederegenten en opvolgers door. Nog zou Leovigild een zwaren kamp moeten doorstaan. Hermenegild werd door den invloed zijner Frankische gemalin tot het Katholicisme bekeerd. Erger nog was het, dat hij zich in v erbinding stelde met Byzantijnen en Opatand van Sueven ; onder den invloed van Katholieke bisschoppen nam hij den konings - Hermenegild. titel aan en stond zijn vader naar het leven. Met moeite bleef Leovigild meester van den toestand. Door gematigdheid, maar ook gestrengheid gelukte het hem zijn zoon het grootste gedeelte van zijn aanhang te onttrekken. De Merovingers en de Sueven wist hij te verslaan. Nu eerst begon de koaing zijn zoon zelf te bestrijden. Na het verlies van Sevilla en Cordova moest Hermenegild zich overgeven ; in 585 werd hij onthoofd. Keizer Mauricius had den val van Hermenegild niet kunnen v erhinderen. Zijn rijk scheen een langzame vernietiging te gemoet te gaan ; overal verloor het gebied. De Keizer maakte zich door zuinigheid bij het leger gehaat; dat werkte weer terug op den oorlog met Perzie. Maar de verwarde toestanden oorlog met maakten het Mauricius mogelijk den oorlog tot een goed einde te brengen. Perm& Koning Khosroes II Parwiz werd door een overweldiger uit zijn rijk verdre- Khosroes ven en vond een toe vlucht bij Mauricius, die zich deze schoone gelegenheid 590arw62%. om invloed in Perzie te verkrijgen niet liet ontsnappen. Bij verdrag beloofde Mauricius Kohsroes zijn hulp tegen den afstand van Dara en eenige• andere steden. Dat verdrag werd uitgevoerd. De koning trok aan het hoofd van een Byzantijnsch leger in 593 Perzie binnen en kwam weer in het bezit van zijn rijk. Sedert was de Grieksche invloed aan het Perzische hof overheerschend. Het was meer dan tijd, dat in het oosten een bevredigende toestand werd geschapen. Op het Balkanschiereiland zelf had Mauricius de Avaren te bestrij- Maurioina' den. Thracie werd door hen bezet : tot in Griekenland drongen zij door. strtiammentae Het gelukte Mauricius slechts ten deele deze aanvallen te stuiten. Wel werden de Avaren herhaaldelijk teruggedreven, maar zij kwamen telkens terug. 80 Eindelijk kon hij in 600 een vrede met hen sluiten, waarbij zij den Donau als rijksgrens erkenden. Maar reeds het volgende jaar werd deze vrede weer verbroken. In 601 drongen de Byzantijnen door tot aan de Theiss, in 602 tot in Walachije. Toen riep Mauricius het noodlot over zijn hoofd door het leger te bevelen in die onherbergzame oorden de winterkwartieren te betrekken. De troepen weigerden en riepen hun bevelhebber Phocas tot Keizer uit. Deze trok naar Constantinopel ; daar deed hij Mauricius en zijn geheele Phocas, 602-610. familie vermoorden en zich zelf tot Keizer kronen. Hij was een onbeduidend dwingeland ; overal schoot hij dan ook te kort. Khosroes II greep onmiddellijk naar de wapenen om Mauricius' dood te wreken. Geen Keizer heeft zoo ongelukkig in het oosten geoorloogd als Phocas. Mesopotamie, eindelijk zelfs Edessa, viel in de handen der Perzen ; zij drongen diep in Klein-Azi6 door : Perzische ruiters verschenen in 609 aan den Bosporus. In het westen Authari. ging het niet beter ; Phocas was niet in staat Italie te herwinnen. En dat hoewel Authari moeite had zijn hertogen onder den duim te houden ; ingeklemd bovendien tusschen Byzantijnen en Franken, had hij nog steeds een moeilijke positie. Chilperik t Voor Childebert was het intusschen een belangrijk voordeel, dat Chilperik 584. in 584 werd vermoord. De macht van Fredegonde scheen gebroken. Van alle Chlotar II, zonen van Chilperik was alleen een kind van weinige maanden, Chlotar II, 584-621. overgebleven. Evenmin als vroeger aan Brunehilde, gunde de add aan Fredegonde het regentschap. Onmiddellijk hervatten Brunehilde en Childebert den strijd met Fredegonde. Daartegen zocht deze steun bij Gontram, wien zij haar rijk en haar zoon aanbood. Maar weer verzoende Gontram zich met Childebert. Door dat verbond werd Fredegonde weer gedreven tot toenadering tot Leovigild. In 586 had Leovigild zich genoodzaakt gezien nogmaals het zwaard te trekken, nogmaals ter overwinning. Niet alleen bleef het Gotische gebied in Gallie behouden, maar het werd zelfs nog uitgebreid. Maar te midden van de daarop gevolgde vredesonderhandelingen stied de groote koning in Mei Rekkared, 586. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Rekkared. Met hem kwam een groote 586-601. verandering in den Westgotischen staat : hij ging van de Ariaansche tot de HO wordt Katholieke geloofsbelijdenis over. Daartoe moest het op den duur komen. Katholiek. Het was een politieke noodzakelijkheid, toen Rekkared zijn overgang voltrok. De verdere bekeering der Goten ging geleidelijk ; dat zij Been moeilijkheden heeft gegeven, bewijst de opportuniteit van 's konings os ergang. Deze vond sedert een krachtigen steun bij de geestelijkheid, die hem niet weinig te stade kwam bij zijn strijd tegen den adel. Maar natuurlijk deed de geestelijkheid niets voor niets ; de kroon, aan de voogdij van den add ontsnapt, geraakte onder die der geestelijkheid. Het lag voor de hand, dat Rekkared ook naar verzoening met zijn geloofsgenooten, de Franken, zou streven. Bij Gontram gelukte dat niet, maar Oorlog van met Childebert sloot Rekkared een nauw verbond. Zoo kreeg Childebert Franken en .. ByrAntlimm zijn handen vrij om zich weder met Italie te bemoeien. In 589 verscheen hij tegen daar met een groot leger ; Authari gevoelde zich niet krachtig genoeg hem Authari. 589_590. te weerstaan en bood een nadeeligen vrede aan. Teen belofte van schatting . 81 en hulp in den oorlog lieten de Franken zich bewegen terug te keeren. Of Authari zich aan zijn belofte gehouden heeft, is onzeker ; maar in 590 verbond Childebert zich met den Byzantijnschen exarch tot een gemeenschappelijken aanval op de Longobarden. Thans bleek, hoe zwak hun rijk nog was. De Franken drongen de Alpen over ; Authari moest op Pavia terugtrekken ; de Byzantijnen veroverden vele steden. Te Verona vereenigden zich Franken en Byzantijnen : alleen Pavia en Milaan bleven nog in de handen der Longobarden. Maar toen de winter naderde, trok Childebert naar Gallic terug. Zoo werd Authari van een dreigenden ondergang gered ; in 591 stierf hij ; Authar"' Anitalt, de krachtige Agilulf vol de hem op. 591-615. Agilulf is de eigenlijke stichter van het Longobardische rijk. Hij sloot eerst vrede met de Franken. Daarna zette hij de verovering van Italie voort hij bezette Cremona, Mantua en Padua en drong de Byzantijnen binnen Ravenna terug. Door gelukkige veldtochten gelukte het hem bijna geheel Italie te veroveren. Slechts Ravenna, de zuidspits van het schiereiland en de eilanden bleven in de macht van den Keizer. Want hoe zonderling deze fout ook was, de Longobarden zijn er nooit toe gekomen een vloot uit te rusten. Toch moest Phocas, die zich alleen door een afschuwelijk schrikbewind kon staande houden en bovendien in het oosten een gevaarlijken strijd had uit te vechten, de zaken in Italie haar gang laten gaan. Ook Rome hebben de Longobarden nooit bezeten. Eenige malen is de stad Maoht van den bR iasoh omeop door hen aangevallen, maar tevergeefs. Het is voor de ontwikkeling van de Katholieke kerk en de pauselijke macht van de grootste beteekenis geweest, dat sedert 568 de bisschop van Rome in Italie geen opperheer meer had. De Keizer zetelde ver weg in Byzantium, diens stadhouder in Ravenna, door Longobardisch gebied van Rome afgescheiden. Zoo is het te verldaren, dat de bissehop van Rome langzamerhand zich een machtigen invloed wist te verschaffen, dien hij slechts had te deelen met den Romeinschen adel en het yolk zelf. Bij de beoordeeling van de opkomst der pauselijke macht moet men steeds onderscheid maken tusschen het wereldlijk en het geestelijk gezag. Beide hangen wel nauw met elkander samen, maar moeten toch theoretisch en ook practisch van elkander worden gescheiden. Beide molten worden beschouwd als de emancipatie van het geestelijk gezag van het wereldlijk, van den Paus van den Keizer. Het spreekt van zelf, dat het keizerschap historisch ouder is dan het pausdom. Hoe hoog men het pausdom ook wil opvoeren, het kan niet worden ontkend, dat het keizerschap de wereld reeds volkomen beheerschte, toen het pausdom in zijn eerste ontwikkeling was. Die ontwikkeling hing natuurlijk ten nauwste samen met de algemeene ontwikkeling der Kerk, vooral van die der kerkelijke hierarchie. Reeds in de eerste eeuw worden de verschillende Christelijke gemeenten bestuurd door bisschoppen, die hun diocesen stellig hebben begrensd naar het voorbeeld der indeeling van den staat. In het algemeen trouwens zal de kerk in haar organisatie en vooral in haar hierarchic zeer veel hebben ontleend aan den Romeinschen staat, op welks gebied zij zich ontwikkelde en waarmede zij in de vierde eeuw zulke nauwe betrekkingen aanknoopte. 32 De bisschoppen hadden van oudsher een zeer uitgestrekte macht ; zij hadden niet alleen het bestuur van hun diocese in handen, maar ook de verantwoordelijkheid voor het geestelijk heil van hun gemeente ; de zielzorg van hun kudde was een aanzienlijk deel van hun taak. Zij erkenden geen ander gezag boven zich dan dat der Kerk zelf, zooals dat tot uiting kwam in concilien en synoden. Uit den aard der zaak was er echter van oudsher een groot verschil in aanzien tusschen de verschillende ambtsdragers, meer dan in gezag of macht. Het spreekt van zelf, dat de bisschoppen der groote steden vooraan stonden in de Kerk en in kerkvergaderingen den grootsten invloed hadden ; deze werden dan ook weldra aartsbisschoppen genoemd. Van hen staken bovendien nog vijf boven alle andere uit, de bisschoppen van de vijf moedersteden der Kerk, Jeruzalem, Antiochie, Alexandria, Constantinopel en Rome, de beide laatste tevens de hoofdsteden van het rijk. De geestelijke hoofden van deze steden heetten patriarchen ; zij genoten in de Kerk een door niemand bestreden aanzien en voorrang. Van deze vijf patriarchen was die van Rome verreweg het gunstigst gesitueerd om tot hooger zelfstandigheid te stijgen. Deze metropool was de eenige in de westelijke helft van het rijk. Bovendien werd geen der vijf patriarchen zulk een uitnemende gelegenheid geschonken om de vleugels vrij uit te slaan als die van Rome. In de eerste helft der zesde eeuw gingen door de Arabische veroveringen, gelijk wij zullen zien, de drie moedersteden Jeruzalem, Antiochie en Alexandria verloren ; al bleven hun geestelijke functionarissen'ook formeel bestaan, van een vrije ontwikkeling was natuurlijk geen sprake :meer ; zij hadden juist zooveel gezag als hun Mohammedaansche heerschers hun geliefden toe te meten. Zoo bleven alleen Constantinopel en Rome over. Maar van deze twee had wederom Rome een veel rijkere gelegenheid om zich wereldlijk en geestelijk te ontplooien dan Constantinopel. Hier stond de patriarch zoo nauw in betrekking tot het keizerlijk gezag, dat de toestand van den ouden Romeinschen keizertijd nog veranderde ten nadeele van het geestelijk gezag. Hadden sedert Constantijn den Groote de Keizers hun gezag aan de Kerk opgelegd, zoodat zij haast een keizerlijk machtsinstituut was geworden, in de volgende eeuwen werd dat nog heel wat erger. De patriarch van Byzantium werd hoe langer hoe straffer aan het staatsgezag onderworpen ; de patriarch, dien de Keizer naar willekeur benoemde, schorste en afzette, werd hier hoe langer hoe meer een keizerlijk ambtenaar. Geheel anders was de toestand te Rome. Daar had de patriarch, de Taus, zooals hij welhaast werd genoemd, geen wereldlijk gezag haast boven zich, sinds de Longobarden in 568 in Italie waren gevallen. Deze omstandigheid maakte den paus zoowel wereldlijk als geestelijk, hoe langer hoe meer onafhankelijk van den Keizer. De wereldlijke macht van den Paus is zeer oud. Het behoeft geen betoog, dat de in de Middeleeuwen zoo beroemde en grif aanvaardde schenking van Constantijn den Groote een klaarblijkelijke vervalsching is. VOOr de verovering van Italie door de Longobarden in 568 heeft de paus stellig niet veel wereldlijk gezag over Rome gehad ; de hoofdstad stond onder keizerlijk, Oostgotisch, ten slotte weer keizerlijk gezag. 38 Eerst in de tweede haft der zesde eeuw verwierf de paus over Rome de rechten, die oorspronkelijk door den Byzantijnschen ambtenaal, den hertog, den dux, werden uitgeoefend. In de verwarring der tijden gebeurde hier, wat onder soortgelijke omstandigheden ook in sommige Galliscl e steden was geschied: het geestelijk gezag nam de functien van den staatsambtenaar over. Dat wil natuurlijk allerminst zeggen, dat de Paus los van Byzantium werd. Maar het was het begin van een onafhankelijkheid, die vrij sue! is gegroeid, vooral toen zich hoe langer hoe scherper tegenstelling openbaarde tusschen de oostersche en de westersche Kerk. Zulk een tegenstelling was juist duidelijk zichtbaar onder den grooten Paus der vroege Middeleeuwen, Gregorius I den Groote. Toen Gregorius den stoel van Sint Pieter beldom, was de verhouding tot Byzantium zeer gespannen. De patriarch van Constantinopel had zich tot opperbisschop van de Kerk verklaard ; Gregorius weigerde echter zich aan den Griekschen kerkvorst te onderwerpen ; ook toen Mauricius dezen laatste ondersteunde, was hij niet tot toegeven te bewegen. Mede pm den patriarch een les in de nederigheid te geven, nam hij den titel knecht der knechten Gods aan. Het was voor Gregorius een uitredding, toen Mauricius in 602 werd vermoord en Phocas zijn plaats innam. De nieuwe Keizer, die overal steun zocht, verleende den bisschop van Rome de uitgebreidste concession. Van de aanspraken van den patriarch was geen sprake meer ; groote voorrechten werden aan Gregorius in Rome verleend ten koste van het keizerlijk gezag. Zoo werd Gregorius de machtigste bisschop van het westen. Zijn hooge positie werd daar overal erkend door de Katholieke vorsten en volken. Het was geen aanmatiging, toen Gregorius zich als bisschop van Rome bij uitsluiting van de andere bisschoppen pans (vader) liet noemen. Het was ook onder Gregorius, dat definitief de bekeering van de Britsche eilanden werd begonnen. In de Engelsche geschiedenis vindt men het merkwaardig verschijnsel, dat de documented bekende geschiedenis afgebroken wordt door een sagentijd. Het Romeinsche en het Angelsaksische Britannia is ons vrij goed bekend. Maar daartusschen ligt van de vierde tot de zevende eeuw de sagentijd der Britten. Slechts dit eene weten wij, dat vermoedelijk in de vijfde eeuw een deel der Saksen met de Angelen zich op de kusten van Britannia heeft neergezet. Dat Hengist en Horsa geen historische personen zijn, is zeker ; het jaar 449, waarin gewoonlijk de komst der Angelsaksen wordt gesteld, is aan bedenking onderhevig. Van den strijd, dien de Angelsaksen tegen de Britten hebben gestreden, is historisch weinig bekend. Maar in dezen tijd ontstaan de sagen van den Arthurcyclus, de heldendaden van de ridders der Tafelronde, later verchristelijkt door de verbinding met het Heilige Graal. Deze sagen leefden onder de Britten voort, werden door Engelsche geschiedschrijvers in deftig Latijn te book gesteld en vonden daardoor hun weg naar Frankrijk, waar zij het aanzijn gaven aan die groote heldendichten, die in de Middeleeuwen zoo geliefd waren. Uit het Fransch werden zij in alle talen vertaald ; zoo vonden de Britsche helden, veelszins vervormd en van karakter veranderd, hun weg de geheele wereld door. Het resultaat van den strijd van Britten en Angelsaksen is ons bekend. AIR. •• 3 Gregorilui de Groote 690--004. De Angelsaksen in Britannia. 84 De Angelsaksen kwamen in het bezit van het grootste en beste deel des lands. Wij vinden melding gemaakt van een zoogenaamde heptarchie : Kent, Sussex, Essex, Wessex, Oost-Anglie, Mercie en Northumberland. Noch het getal noch de grenzen dezer staatjes staan volkomen vast ; splitsing en vereeniging moeten zijn voorgekomen. Het Christen- Dat het Christendom reeds in den Romeinschen tijd vasten voet in Bridom in Britannia en tannie had gezet, is bekend ; dat het er daarna geheel zou zijn verdwenen, Ierland. is moeilijk aan te nemen. Maar de Angelsaksen waren nog heidenen. Evenmin waren de Kelten in Ierland en Schotland voor het nieuwe geloof gewon8. Patricia& nen. Ierland is in de vijfde eeuw bekeerd door den Heiligen Patricius. Bij paukenslag riep hij het yolk op het veld bijeen en verhaalde hun van het leven en de leer van Christus. Overal vernietigde hij de afgodsbeelden door de kracht van zijn gebed. Hij zuiverde het eiland van giftige slangen en andere plagen. Zoo meldt de legende. Zeker is het, dat hij te Armagh zijn aartsbisschoppelijken zetel vestigde. Een eeuw later, in de zesde eeuw, pres. comm- dikte de Heilige Columbanus in Schotland, als Christus gevolgd door twaalf banns. discipelen. In hem zien wij tevens den eerste van een hoogst merkwaardige reeks Britsche mannen, die, bezield met heilige geestdrift, van hun eilanden naar het vasteland overstaken om daar het Christelijk geloof aan de heidenen te prediken. Het is merkwaardig, dat de bekeering der Angelsaksen niet van Ierland of Schotland is uitgegaan. Bekend is het verhaal, dat paus Gregorius eens op de markt te Rome jonge Angelsaksische slaven zou hebben gezien en, verrukt over hun schoonheid van gelaat en lichaamsbouw, met droefenis had vernomen, dat dit yolk nog heidensch was. Hoe dat zij, hij besloot aan de bekees. Angus. ring onmiddellijk de hand te slaan. Sint Augustinus werd in 596 door hem time. tot bisschop gewijd en naar Engeland gezonden. Koning Ethelbert van Kent ontving Augustinus vriendelijk en gaf hem verlof het Christendom te prediken. Langzamerhand werden de Angelsaksen voor Christus gewonnen ; zonder dwang van hooger hand nam het yolk de nieuwe godsleer aan. Augustinus vestigde zijn bisschoppelijken zetel te Canterbury. Eindelijk nam ook Ethelbert zelf het Christendom aan. De Paus kon zich de kerstening van Engeland meer dan van eenig ander land tot eere rekenen ; er ontstond een intieme betrekking tusschen Rome en Engeland, die in latere eeuwen dikwijls tot hevige botsingen aanleiding heeft gegeven. De bekeering van Engeland was begunstigd door de Frankische koningen, die overal de verbreiding van het Christendom in de hand werkten. Daarmede Strijd tussohen is niet gezegd, dat zij zich door de regelen der Christelijke moraal ham Branallikle leiden, integendeel. Nog altijd leefden Fredegonde en Brunehilde als onveren Fredegonde. zoenbare vijandinnen. Fredegonde's positie werd echter hoe langer hoe bedenVerdrag kelijker, nadat Childebert met Gontram in 587 het erfverbroederingsverdrag van Andelot ' van Andelot hadgesloten. In 598 stierf Gontram kinderloos ; krachtens het 587. verdrag van Andelot volgde Childebert zijn oom op. Aileen in het noorden bestuurde Fredegonde nog het rijk van Doornik voor haar zoon Chlotar IL Zij was voorloopig veilig : Childebert werd in de volgende jaren voortdurend bezig gehouden door oorlogen met de Britten ; bovendien stelden geweldige 85 oorlogen en volksverhuizingen in Germanie, waar Saksen en Zwaben elkander bestreden, waar de Slaven hoe langer hoe meer westwaarts opschoven, waar ook de Beieren machtig werden, hem steeds voor moeilijke problemen. Met Byzantium bleef hij in verbinding ; zijn oog bleef op Italie gevestigd, waar het Longobardische rijk intusschen krachtiger werd. Ongelukkig stierf Childebert in 596. Ware hij blijven leven, ongetwijfeldchlidebertt, 596. zou hij het geheele Frankische rijk onder zijn schepter hebben vereenigd. Hij werd in Austrasie opgevolgd door zijn zoon Theodebert II en in Bourgondie door zijn zoon Theoderik II, onder regentschap van hun grootmoeder Brunehilde. Met kracht greep de energieke vorstin wederom de regeering in handen ; maar wederom had zij veel te strijden met de aristocratic, geestelijke en wereldlijke, die de voogdij van een vrouw noode verdroeg. Geluk- Fredegondet 697. kig voor haar stierf Fredegonde in 597. Maar Brunehilde werd reeds in 599 uit het rijk van Theodebert verdreven en vluchtte naar Theoderik. Doch ook in diens rijk had zij voortdurend te strijden met den adel ; deze werd aangevoerd door den major domus, den hofmeier, het hoofd der koninklijke hofhouding, die in deze positie in de onmiddellijke omgeving van den koning stond en zoo langzamerhand een grooten invloed had verworven. Tegenover den koning vertegenwoordigde hij den add. Was hij• een krachtig man, die zijn standgenooten wist te leiden, dan kon hij de machtigste man in den staat worden, vooral wanneer de koning minderjarig of leidzaam was. De geschiedenis van deze tijden is niet zeer helder. Zeker is het, dat Theodebert en Theoderik in den strijd tegen Fredegondes zoon Chlotar II zich nauw verbonden. Maar ook dikwijls bestreden de broeders elkander ; Brunehilde stond daarbij aan Theoderiks zijde. Maar de adel dwong beide koningen vrede te sluiten. Dat was een groote nederlaag voor Brunehilde ; dat was het begin van het einde. Brunehilde, eerst uit AustrasiE verdreven, verloor langzamerhand ook haar gezag in Bourgondie. Zoo stond zij aan de eene zijde tegenover Chlotar, aan de andere tegenover den adel in de wapenen. Haar positie werd nog zwakker, toen wederom tusschen Theodebert en Theoderik strijd ontstond. In 612 overwon Theoderik ; hij nam Theodebert gevangen, die kort daarna werd gedood. Theoderik stelde zich aan het hoofd van Austrasiers en Bourgondiers en bereidde een inval in Chlotars gebied voor. Maar juist op dat oogenblik is hij gestorven. Daarmede viel met een slag Brunehildes macht, want wel aanvaardde zij het regentschap voor Theoderiks kinderen, maar de adel was haar heerschappij moede. Aan het hoofd van dezen adel stelden zich twee mannen, die den grondslag zouden leggen tot het roemrijke geslacht, dat het koningsgeslacht zou vervangen, dat der Karolingen of Arnulfingen. Dat waren Arnulf, later De Arnulfingen. bisschop van Metz, en Pepijn de Oude of van Landen. Zij noodigden onmiddellijk na Theoderiks d ood Chlotar uit Brunehilde van het regentschap te ontzetten en zelf het bestuur over Austrasie te aanvaarden. Fredegondes zoon aarzelde geen oogenblik aan deze oproeping gehoor te geven. Wel riep Brunehilde den add te wapen, maar slechts weinigen gaven haar gehoor. Zoo lagen Austrasie en Bourgondie weldra aan de voeten van Chlotar ; Brunehilde en haar achterkleinkinderen vielen den overwinnaar in handen. Van hem was - 86 geen genade te hopen : op zijn bevel werden eerst de jonge prinsen, daarna de koningin zelf gedood. Nog voordat Chlotar II het rijk weer had vereenigd, was ook in het oosten een catastrophe ingetreden. Het bestuur van Phocas was langzamerhand onduldbaar geworden ; het rijk werd door vijanden overstelpt ; slechts door bloedige gestrengheid kon de Keizer zich in de hoofdstad handhaven. De senaat stelde zich eindelijk in verbinding met Heraclius, exarch van Afrika. Weldra was deze meester van Egypte en Syrie. Zijn vloot zeilde onder bevel van zijn zoon, den jongen Heraclius, in 610 naar Constantinopel, waar een zeegevecht ten nadeele van Phocas werd beslist. Deze onmensch werd aan het yolk prijsgegeven, dat zijn lang ingehouden woede aan hem koelde. De Heraollue, jonge Heraclius hield zijn intocht in de hoofdstad, waar hij weldra tot Kei610-641. zer werd uitgeroepen en gekroond. Heraclius was een Keizer zooals het rijk in deze omstandigheden er een noodig had, vastberaden, krachtig van wil en van daad, krijgshaftig, daarbij omzichtig en verstandig, een man, die zich wist te doen eerbiedigen. Hij kon niet rustig in zijn paleis den komenden dag afwachten. Vooreerst had hij de ooriog met Perzi6. Perzen te bestrijden, die steeds meer gebied veroverden. Maar evenmin als Phocas kon hij voorloopig het rijk verdedigen. In 611 veroverden de Perzen Antiochie, in 614 Damascus en van daar uit ook Palestina en zelfs Alexandria en Egypte ; zelfs tot Tripolis drong de Perzische cavalerie door. In 617 bezetten zij Chalcedon en sloegen aan den Bosporus een vast kamp op. Khostoes scheen het rijk van Darius te zullen hernieuwen. Daartegenover was Heraclius bijna weerloos. Het kostte hem veel moeite de orde te handhaven, de geldmiddelen te regelen, het leger te reorganiseeren. .Daarom het hij ook Spanje in den steek. Hier volgden na Rekkareds dood in 601 eenige S1Edbut, koningen elkander snel op, totdat met Sisibut weer een krachtig vorst het 812-620. roer greep. Hij wierp zich op de Byzantijnsche bezittingen : herhaaldelijk verslagen, konden de Grieken zich slechts met moeite in eenige steden handhaven. Daarom stond Heraclius in 615 Spanje grootendeels af. Desniettemin bleef 's Keizers toestand bedenkelijk. Gelukkig kon hij in 620 vrede sluiten met de Avaren. Toen vatte hij het grootsche plan op den Pers in zijn eigen land aan te vallen en zoo hem tot den terugtocht te noodTooht van Heraol;us zaken. Teen ieders verwachting is zijn plan meesterlijk geslaagd. De Keizer tegen Perzie begaf zich in 622 met de vloot naar Cilicie, zette daar zijn leger aan land 622. en trok aan het hoofd daarvan naar Armenie. Het gevolg was de ontruiming van Klein-Azie door de Perzen. Van Armenie uit voerde Heraclius den oorlog eenige jaren met succes. In 626 besloot hij verder door te tasten. Hij liet zich daarvan niet afbrengen door een aanval der Avaren ; zij moesten met schade en schande aftrekken. Inmiddels had Heraclius in Azie zijn slag geslagen. Hij deed van Armenie uit een inval in Assyrie, won bij de ruInen van Niniveh een geweldigen slag op de Perzen, veroverde de hoofdstad Dastadseherd en bedreigde zelfs Ctesiphon. Zoo diep was een Romeinsch Keizer nog nooit in Azie doorgedrongen : na Alexander was geen vreemd veroveraar in deze streken geweest. De schrik sloeg de bevolking om het hart ; de algemeene woede openbaarde zich in een revolutie, die Khosroes van den troon Dood van Drunehilde, 614. , 87 stiet en zijn zoon Siroes daarop plaatste. Deze haastte zich in April 628 met Vrede van eni:7 6214 . Heraclius vrede te sluiten, waarbij de Keizer alle verloren provincien terug- Hperm kreeg. De kracht der Sassaniden was gebroken. Met recht kon Heraclius een schitterenden triomf houden. Toch waren er schaduwzijden bij deze schitterende overwinningen. Andere vijanden hadden gretig gebruik gemaakt van de afwezigheid des Keizers in het oosten. Vooreerst de Westgoten. Koning Sisibut had den met Heraclius gesloten vrede in stand gehouden. Hij was naar het peil van zijn tijd een geleerd man, die in letterkundig verkeer stond met den geleerdsten man van zijn tijd, Isidorus van Sevilla. Deze deed het- Isidorus van zelfde als Boetius, maar met meer gevolg : want zijn werk is bewaard geble- sevilla* ven hij vatte in zijn Origines al de wetenschap van zijn tijd samen tot een groot, wel niet harmonisch, maar toch samenhangend geheel. Alles wat de oudheid wist op eenig gebied van wetenschap en kunst, werd ook door Isidorus geweten ; hij stelde dat alles te bock ; hij trok de slotsom der Oudheid. Groot is ook zijn invloed geweest ; zijn boek is in de Middeleeuwen gelezen en herlezen ; geslachten en geslachten hebben zich gevoed aan deze bron der kennis ; veilig kan men zeggen, dat de Middeleeuwen wetenschappelijk geheel op Isidorus steunen. Maar na Sisibut werd de vrede met Byzantium weldra verbroken. Koning Swinthila bracht eerst de Sueven nogmaals Swinthila ten onder ; toen viel hij op de nog overgebleven Byzantijnsche bezittingen 621-631. aan. Zoo ging Algarvie in 628 voor den Keizer verloren : slechts de Balearen bleven Byzantijnsch. Nog een ander deel van het rijk ging onder Heraclius te loor. In het gevolg der Avaren waren Kroaten en Serviers het Balkanschiereiland binnengedrongen ; zij hadden hun oude woonplaatsen benoorden de Karpathen verlaten en bepaalden zich niet tot plunderen, maar vestigden zich in Darmatie. De Maven De Romeinsche bewoners van het land vluchtten naar de verdedigbare kust- in Dalmatia' steden.. In dezen tijd begint de slaviseering van deze landen. De invallen en de vestiging der Slaven in het Oostromeinsche rijk zijn te vergelijken met die der Germanen, eenige eeuwen vroeger in het Westromeinsche gebied. De gevolgen waren evenwel veel belangrijker, want terwijl de landen van het Westromeinsche rijk in hoofdzaak Romaansch zijn gebleven, werd de Grieksche beschaving ten slotte tot een klein gedeelte van het Balkanschiereiland beperkt ; de Slaven hebben zich steeds gehandhaafd, zelfs tegen de Turken. Heraclius deed geen poging om de verloren landschappen te herwinnen ; hij begreep, dat het rijk in de eerste plaats rust noodig had. Hij reorganiseerde de op Perzie heroverde provincien. Zeer hoog staat hij als administrateur ; hij woekerde met zijn talenten ; altijd was hij onvermoeid bezig de wonden te heelen, waaronder het rijk Teed. Op velerlei gebied is hem dat gelukt : op stoffelijk gebied heeft hij veel goeds tot stand gebracht. Maar zijn welgemeende poging om de eenheid in de Kerk te herstellen Kerkelijke . ontiekuvan mislukte geheel. Het Byzantijnsche rijk was altijd de voedingsbodem van de pR scherpste verdeeldheden over de godsdienstige strijdvragen, die het wezen van Christus betroffen. Nadat het Arianisme was overwonnen en de gelijkheid 38 van God en Christus was vastgesteld, verhief zich telkens weer de strijd Mono- over nieuwe geschilpunten. De consequentie van de leer van Nimes leidde phigieten en Nestorlanen. tot de monophysitische theorie, het stelsel van de uitsluitend goddelijke natuur van Christus ; de leer van Nestorius, die een goddelijke en een menschelijke natuur in Christus aannam, was als het ware de achterdeur, waardoor het Arianisme weer trachtte binnen te komen. Sedert het begin der vijfde eeuw woedde in het oosten de strijd tusschen monophysieten en dyophysieten onafgebroken voort ; nu was de eene, dan de andere partij in den voorsprong, naarmate de Keizers naar de eene of de andere zijde neigden. In het algemeen waren in Egypte, Syri en Mesopotamie de Nestorianen in de meerderheid ; bovendien begunstigden de Perzische koningen hen uit politieke overwegingen. In de overige deelen van het Keizerrijk, vooral te Constantinopel, heerschten de monophysieten bijna uitsluitend. Heraclius waagde een poging om de partijen te verzoenen. Maar niet alleen mislukte zij geheel, maar zij riep weer nieuwe partijen in het leven. Hij stelde in 630 een bemiddelende formule voor : de scherp uitgedachte theorie, dat Christus wel twee naturen had, maar dat deze zich slechts in een wil openbaarden, scheen de klove tusschen de partijen te zullen dempen : de hooge geestelijkheid werd er voor gewonnen. Maar de heftigste Nestorianen wilden niets van deze nieuwe Monotheleten leer weten ; zij bleven vasthouden aan de twee naturen des Heeren, waftraan en Dyotheleten. zij consequent ook twee willen vastknoopten. Zoo ontstond uit Heraclius' bemiddeling een hernieuwde strijd tusschen monotheleten, die een, en dyotheleten, die bij Christus twee willen aannamen. Het Oostromeinsche rijk was dus door godsdiensttwisten meer verdeeld dan ooit, toen de geweldige stroom van den Islam het bereikte. TWEEDE BOEK DE ISLAM EN ZIJN GROOTE OVERWINNINGEN ± 600-717 EERSTE HOOFDSTUK Mohammed en zijn eerste opvolgers ± 600-661 66r de zevende eeuw had men weinig vernomen van de Arabia en as Arabieren. Zelden is een yolk zoo plotseling op den voor- Arabian°. grond getreden. Zelden is in zoo korten tijd een zoo machtig en uitgestrekt rijk tot stand gekomen als het Arabische. Hoe was het mogelijk, dat de Arabieren, tot de zevende eeuw zelfgenoegzaam in hun eigen land levende, door geen veroveraars bereikt, geheel buiten den kring der historische volken staande, met een slag een groot rijk stichtten niet alleen, maar dat zelfs tot hoogen, schitterenden bloei brachten, waarin zich een geheel eigenaardige kunst, een geheel afwijkende literatuur en een met geestdrift beoefende wetenschap ontwikkelde ? Vanwaar het verschijnsel, dat deze onbekende barbaren binnen weinige jaren niet alleen het oude Sassanidenrijk vernietigden, maar ook het grootste gedeelte van het Byzantijnsche rijk aan hun macht onderwierpen, en dat niet voor korten tijd, maar duurzaam tot op onzen dag toe ? Hoe konden deze Arabieren het Westgotische rijk vernietigen, zich eeuwen lang in Spanje handhaven en zelfs de hand uitstrekken naar het machtige Frankische rijk ? Dat de Perzische vuuraanbidders voor de Arabieren bezweken, was niet te verwonderen ; maar hoe het feit te verldaren, dat door en door Christelijke landen als Egypte en Noord-Afrika, waaruit de voortreffelijkste kerkvaders waren voortgekomen, mannen als Origenes en Augustinus, voor goed aan de ongeloovigen ten buit vielen, dat Sp** met steden als Damascus en Antiochie voor de Christenen verloren ging, dat zelfs het Heilige Land, waar Christus was geboren en waar Hij aan het kruis was geslagen, de aanhangers van dezen geheel nieuwen godsdienst in handen viel ? Dat bewerkte het godsdienstig enthousiasme van een enkel man, van Mohammed. In Arabie heerschte sedert eeuwen een polytheisme, dat zich aan den sterrendienst aanknoopte. Het yolk, in een aantal afzonderlijke stammen ver, 42 deeld, vereerde gelijk alle natuurvolken verschillende stamgoden, die te gelijk beschermgeesten waren, vriendschappelijk of vijandig tegenover elkander, naarmate de stammen elkander gezind waren. Maar aan dat veelgodendom sloot zich een monotheistische traditie aan, die met de Joodsche verwant is, gelijk het Arabische yolk met het Joodsche. Een zwarte steen zou door een engel van den hemel zijn gebracht en te Mekka zijn geplaatst als het zichtbare bewijs van Gods bestaan. Deze steen, de Kaaba, werd te Mekka bewaard ; zij was het nationale heiligdom der Arabieren. Naast dezen nationalen godsdienst had het Jodendom, dat met de Arabieren in Abraham den gemeenschappelijken stamvader vereerde, van oudsher in Arabie een grooten aanhang gevonden. Ook Christen-zendelingen hadden er hun godsdienst gepredikt en een deel der bevolking bekeerd. Mohammede Zoo was de godsdienstige toestand van Arabie, toen Mohammed omstreeks opkomet. 570 te Mekka werd geboren. Hij was de zoon van Abdallah, een weinig vermogend man. Maar het gemis aan fortuin werd ruimschoots vergoed door familiebetrekkingen. Mohammeds farnilie behoorde tot den grooten stam der Koreischieten, die door hun rijkdom en talrijkheid Mekka geheel beheerschten, en wel tot den tak der Haschimieten, die Met de overige takken van hun stam in minder vriendschappelijke verhouding stonden. Vader en moeder verloor Mohammed vroeg ; hij werd door zijn grootvader, later door zijn oom Aboe Talib opgevoed. Gelijk zijn geheele geslacht werd hij koopman. Na eenige reizen te hebben gedaan, trad hij in dienst van een schoone, rijke weduwe Kharlirlscha. Hij behartigde haar zaken tot haar volkomen tevredenheid ; weldra genoot hij geheel haar vertrouwen ; een nauwere verbintenis volgde. Mohammed huwde Khadidscha, waardoor hij een aanzienlijk vermogen en nuttige relatien verkreeg. Hij werd een algemeen geeerd man niet alleen om zijn fortuin, maar ook en vooral om zijn hooge moraliteit en scherp verstand. Mohammods Maar Mohammed wilde meer zijn dan een geacht burger van Mekka ; hij "r"nn i ngs"gevoelde in zich de kracht tot grootere dingen. Een man als hij, toegerust plannen. met een scherp verstand en een fijn zedelijk gevoel, kon geen vrede hebben met den godsdienstigen toestand van Arabie. De dienst van den Almachtigen Eenigen God, zooals Abraham dien te Mekka heette te hebben ingesteld, was geheel op den achtergrond gedrongen door de vereering van allerlei afgoden, die door zonderlinge, soms stuitende, hoogst immoreele plechtigheden geschiedde. Het lag voor de hand, dat velen, die het wel meenden met hun yolk en prijs stelden op handhaving der zedelijkheid, zich de vraag stelden, hoe daarin verbetering te brengen. Mohammed was niet de eenige, die over de dingen van het heden en van het hiernamaals nadacht en zich onbevredigd gevoelde. Maar geen zijner tijdgenooten heeft het zoo hevig gevoeld en zoo scherp uitgesproken, waar de kwaal te vinden was en waarvan alleen redding was te hopen. Terugkeer tot den oorspronkelijken godsdienst van Abraham, wegsnijding van alle toevoegsels, die als onkruid het reine geloof onherkenbaar maakten dat was weldra zijn leuze. Geen nieuwen godsdienst predikte Mohammed of meende hij althans te prediken, maar een oorspronkelijk van Godswege zuiver en onbesmet aan de menschen geopenbaard, maar later door menschelijke toevoegsels verduisterd en verbasterd geloof. 43 In zooverre had de Islam dezelfde pretensie als het Protestantisme der zestiende eeuw. Het spreekt van zelf, dat deze denkbeelden eerst langzamerhand bij Mohammed tot een waste overtuiging groeiden. Door voortdurend nadenken was hij zoo geheel vervuld geworden van zijn geloofsvoorstellingen, dat zij niet alleen geheel zijn persoonlijk eigendom waren geworden, maar dat hij ook weldra stellig geloofde, door God gezonden te zijn om de nieuwe leer aan de menschheid te prediken. Zijn denkbeelden waren voor hem realiteit geworden ; hij gevoelde zich meer de drager dan de schepper van een nieuwen godsdienst. Met een gloeiende, echt oostersche verbeeldingskracht toegerust, bovendien gekweld door toevallen, had hij visioenen, waarin hij meende in de tegenwoordigheid van den Allerhoogste te zijn toegelaten, om van Hem Zijn hoogste raadsbesluiten te hooren, opdat de menschen ze zouden vernemen en zich daarnaar gedragen. Er behoeft bij dat alles van bedrog geen sprake te zijn, of wil men dat aannemen, dan toch uitsluitend en in de eerste plaats van zelfbedrog. Het moge waar zijn, dat Mohammed zich later wel eens heeft laten inspireeren, wat op een gegeven oogenblik met zijn politiek of ook met zijn wenschen overeenkwam, in den aanvang en in den regel ook later was hij zeer zeker eerlijk in zijn overtuiging van godsgezant. Zoo trad Mohammed na Lange voorbereiding in 611 voor het eerst met zijn Eerete leerstellingen op. Deze leerstellingen zijn zeer vele ; gedurende zijn openbaaroptreden van a med. optreden heeft hij duizenden uitspraken gedaan omtrent allerlei vraagpunten Moh611. van hoogst belangrij ken, daarnaast van zeer alledaagschen aard. Want telkens was het noodig in alle voorkomende gevallen de beslissing van den Profeet in te roepen. Al deze uitspraken, die geacht werden door God zelf aan Mohammed te zijn ingegeven, zijn door zijn opvolger Aboe Bekr opgeteekend en geordend in den Koran, den Bijbel der Mohammedanen, verdeeld in 114 De Koran. soera's of hoofdstukkeri. ZOo komt het, dat men in den Koran veelsoortige hoofdstukken vindt, zeer uitvoerige en uiterst beknopte, historische en dogmatisch, theologische en juridische, poetische en hygienische. De oude overleveringen van het Arabische yolk zijn er verbonden met aan den Bijbel ontleende verhalen, godsdienstige leerstukken met zedelijkheidsvoorschriften, gerechtelijke beslissingen met geneeskundige .raadgevingen. Dat bonte, afwisselende, doch tevens verwarrende karakter van den Koran wordt nog zeer versterkt door het feit, dat Aboe Bekr, uit vrees het belangrijke bij het onbelangrijke achter te stellen, eenvoudig de volgorde naar de lengte der hoofdstukken heeft genomen, zoodat de Koran met de kortste kapittels begint en met de langste eindigt ; daardoor is er zoo goed als geen samenhang. Mohammeds leer is kortelijk samengevat deze. Er is een God ; daarnaast mohammeda is geen plaats voor andere goddelijke personen of krachten, die aanspraak leer ' zouden hebben op vereering. Dat beginsel is altijd streng gehandhaafd : vereering van heiligen is in den Islam ondenkbaar. Mohammed is Gods Profeet en hij alleen. Er zijn vroeger groote godsdienstpredikers geweest, die ongetwijfeld door God zijn gezonden: Mozes, de Israelietische profeten, Christus ; ook later zullen zulke godsgezanten nog optreden ; maar boven allen staat Mohammed als de Profeet Gods. Verder predikt Mohammed een zoo conse- 44 quent mogelijk doorgevoerde voorbeschikking. Het lot van elken mensch is tot in de kleinste bijzonderheid bij den aanvang der dingen door_ Gods onveranderlijk en onwrikbaar raadsbesluit tot in eeuwigheid vastgesteld. Deze praedestinatie, die alleen voortspruit uit een diepe overtuiging van Gods wijsheid en almacht, bevordert zeer het aankweeken van een fatalisme, dat onder de Mohammedanen zeer algemeen en voor hen te gelijk een geluk en een ramp is. Dat fatalisme verklaart voor een goed deel den opgang, maar ook het verval van den Islam. Gevoelen de Muzelmannen zich de strijders voor Gods eer, dan vreezen zij Been gevaar en zijn zij onvermoeide soldaten, wier plicht het is de ongeloovigen te verdelgen ; sneuvelen zij, het is in den heiligen oorlog ; het is Gods wil. Maar deze overtuiging doet hen ook een nederlaag met kalme berusting dragen ; ook dat is Gods wil. Zoo maakt dat fatalisme hen in tijden van voorspoed krachtig en vol zelfvertrouwen, maar in dagen van verval berustend, ja zelfs onverschillig en werkeloos. Aan het einde der dagen zal een opstanding der dooden plaats hebben, waarna God gericht zal houden over de zielen, die naarmate hunner gedragingen gestraft en beloond zullen worden. Dat schijnt den Mohammedaan niet in strijd met zijn geloof aan een voorbeschikking, die goeden en kwaden als zoodanig praedestineert. De voornaamste plichten der geloovigen zijn weldadigheid en rechtvaardigheid ; verder is hun vijfmaal per dag een bepaald gebed opgelegd, op bepaalde dagen b. v. Vrijdag vasten, ten minste eenmaal in hun leven een bedevaart naar het graf van den Profeet te Mekka, ten slotte de heilige oorlog. Dat laatste voorschrift, dat thans niet meer letterlijk kan worden opgevat, sedert de Mohammedanen zich in geordende rijken hebben vastgezet, levert toch een voortdurend gevaar op voor de naburen en nietMuzelmansche ingezetenen der Mohammedaansche rijken. De prediking van den heiligen oorlog, de verdelging der ongeloovigen, was de voornaamste factor, waardoor de Islam zich zoo bliksemsnel uitbreidde en in korten tijd eeri uitgestrekt rijk omvatte, als de wereld nog zelden had aanschouwd. Immers hij, die in den strijd tegen de ongeloovigen viel, was zeker van het paradijs, welke misdaden hij overigens mocht hebben begaan. Maar de Koran is niet alleen de Bijbel der Mohammedanen, het plechtanker van hun geloof, hij is ook, wat de pentateuch voor de Israêlieten was, hun burgerlijk wetboek, wetboek van koophandel, van burgerlijke rechtsvordering, van strafrecht en strafvordering. Zoo is veelwijverij geoorloofd, maar het gebruik van wijn verboden. Zoo heerscht in het strafrecht in het algemeen het recht der wedervergelding. Mohammeds Dat alles predikte Mohammed natuurlijk niet van den aanvang of ; maar eerste toen hij optrad, waren zijn hoofdbeginselen toch gevormd. Zijn eerste aanaanhangers. hangers waren zijn onmiddellijke omgeving, Aboe Talib en zijn zoon Ali, zijn vrouw Khadidscha, zijn slaaf Zaid, Aboe Bar en anderen. De geloovigen kwamen in het geheim bijeen om de woorden des heils uit den mond van den Profeet te vernemen. Deze conventikels werden hoe langer hoe drukker bezocht : in de oogen van velen werden zij bedenkelijk, ja gevaarlijk. Nog erger werd het, toen Mohammed na drie jaren zijn leer openlijk begon te verkondigen allen, die belang hadden bij de handhaving van den afgoden- 45 dienst en ook de groote menigte stonden weldra vijandig tegenover hem. Maar Mohammed, sterk door zijn overtuiging, was vastbesloten zijn goddelijke roeping geen oogenblik te verzaken. Met den gloed zijner oostersche welsprekendheid wist hij zijn toehoorders in geestdrift te brengen. Het waren voornamelijk de Koreisehieten, als tegenstanders der Hasehimieten en bovendien ook als beschermers en beheerders van den Kaaba, die Mohammeds opgang met leede oogen aanzagen. De spanning nam met den dag toe. Een venet der groot verlies voor de Koreisehieten was het, dat de dappere Omar, eerst een 8 el ac erteel-n vervolger der nieuwe leer, in 616 tot Mohammed overging. Daarentegen verloor de Profeet in 619 Khadidscha en Aboe Talib door den dood. De toestand in Mekka werd ten slotte onhoudbaar. Mohammed zag in, dat te Mekka voor hem geen toekomst was, zoolang de Koreischieten er meester bleven. Daarom vatte hij het plan op ook buiten de stad zijn leer te verbreiden ; den grootsten aanhang vond hij onder de Arabieren van Jathreb, dat in voortdurende oneenigheid met Mekka was. Mohammed begreep, dat hij daar steun zou kunnen vinden, zoo te Mekka hem de grond onder verbond van de voetzolen ging branden. In 620 had een bijeenkomst plaats, waar de voor- mMenaat h r ebd waarden werden vastgesteld, onder welke Jathreb zich aan den Profeet zou 620. onderwerpen ; in 622 werd deze overeenkomst nog nader bevestigd. De Koreisehieten beschouwden dat als een openlijke oorlogsverklaring. Ten einde bloedvergieten te voorkomen, zond Mohammed nu alle geloovigen naar Jathreb, waar zij gastvrij werden opgenomen : hij zelf bleef alleen met All en Aboe Bekr te Mekka. Toen besloten de Koreischieten tot zijn dood. Thans eindelijk Mohammed te wijken : met Aboe Bekr gelukte het hem de stad Vineht van te verlaten, terwij1 Ali achterbleef om de vervolgers van het spoor te leiden. I" 622. ed. Den 20sten September 622 kwam Mohammed te Jathreb aan, dat sedert Medinat-an-Nabi (stad des Profeten) of kortweg Medina werd genoemd. Het is juist gezien, dat de Islam met Mohammeds vlucht, de Hedschra, zijn tijdrekening is begonnen en niet met den aanvang van zijn prediking. Want eerst nu kon men den nieuwen godsdienst voor gevestigd aanzien, nu de Profeet ontrukt was aan de dreigende overmacht der Koreischieten. Thans werd zijn positie die van een machthebber. Medina en omgeving erkenden hem onmiddellijk als Profeet en gebieder. Maar zonder het bezit van Mekka, de heilige stad der Arabieren, zou Mohammed nooit kunnen zegevieren ; dat begreep iedereen. Vandaar, dat onmiddellijk een verwoede strijd Oorlog tusschen Medina en Mekka losbarstte. Nadat men zich eenige jaren tot scher- tneeehen Medina en mutselingen had bepaald, kwam het in 624 bij Bedr tot een geweldigen Mekka. slag ; de Koreischieten werden geheel verslagen. Deze uitslag was voor Mohammed zelf en zijn aanhangers de bevestiging van zijn goddelijke zending. Maar daarmede was Mekka nog niet veroverd. Integendeel : in 625 kwam het bij den berg Ohod opnieuw tot een slag, waarin de Profeet in het nadeel was ; hij zelf geraakte in levensgevaar. In 627 deden de Koreisehieten een aanval op Medina, maar door handige maatregelen wist Mohammed de stad in staat van tegenweer te brengen en te houden. Zoo zagen de Koreisehieten zich genoodzaakt het beleg op te breken. In 628 ondernam Mohammed een nieuwen tocht tegen Mekka, die het 46 karakter van een bedevaart droeg. De Koreischieten openden echter onderhandelingen, die tot een wapenstilstand leidden. Intusschen onderwierp de eene Arabische stam na den anderen zich aan Mohammed ; hij beschikte in korten tijd over zulk een geduchte macht, dat de Koreischieten het welhaast te gevaarlijk achtten den wapenstilstand te doen voortduren. Weldra barstte de oorlog weer uit. Mohammed rustte zich toe tot den grooten strijd, die eindelijk de beslissing zou brengen. Voordat de Koreischieten iets vermoedden, stond hij voor de poorten van Mekka. Zulk een indruk maakte de groote macht van den Profeet op de bevolking, dat velen hun stam verlieten en zich onder zijn bevelen stelden. De Profeet beloofde alien, die zich onderwierpen, veiligheid van persoon en goederen. Na eenig aarzelen gaf Mekka zich op deze voorwaarden zonder strijd over. Den 1 lden Januari Mohammed 630 hield Mohammed daarop zijn plechtigen intocht binnen Mekka, ingehaald 71:okykeart door een geestdriftige bevolking, die juist door deze zegepraal er toe bewogen werd zijn goddelijke tending te erkennen. Alle sporen van den afgodendienst werden in Mekka uitgeroeid ; de Islam werd er volledig ingevoerd. Zoo was dan het Mohammedaansche rijk gesticht. De weinige jaren, die de Profeet nog heeft geleefd, heeft hij besteed aan de onderwerping van verschillende Arabische stammen en aan de binnenlandsche organisatie van het rijk. Hij bedoelde in hoofdzaak de invoering van den Islam in het veroverde gebied : de eigenaardige burgerlijke en staatsrechterlijke instellingen der Arabieren liet hij grootendeels onaangeroerd. Zoo werd Mohammed het onbeperkt geestelijk en wereldlijk hoofd van Arabie. Hij stierf den 8sten Juni Mohammed t 632. Met zijn dood deed zich natuurlijk de groote moeilijkheid voor, wie hem Juni 632. zou opvolgen. Een nieuwe Profeet was natuurlijk ondenkbaar ; maar een opvolger, een khalief, die het hoogste wereldlijk gezag zou voeren en te gelijk Mohammeds leer in stand houden en voor de reinheid daarvan zou waken, moest worden benoemd. Het leger en de bloedverwanten van den Profeet werden het ten slotte eens over den persoon van Aboe Bekr, den vader van Mohammeds geliefde gemalin Alscha, een vastberaden, bedachtzaam, verstandig en innig geloovig man. Zijn levenswerk is tweeerlei vooreerst begon hij Aboe Behr. 632 _634. de veroveringen buiten Arabie uit te breiden, maar vervolgens stelde hij den Koran te boek, die ons in den door hem aangegeven vorm is bewaard. Aboe Bekr stond voor een moeilijk probleem, de uitbreiding van den Islam onder volkeren, die sedert eeuwen een overgeerfd geloof aanhingen, en den strijd met rijken, die niet te verachten tegenstanders schenen. Wanneer wij ons herinneren, hoe nog kort geleden het Perzische rijk over Egypte, Klein-Azie en Syrie zijn macht had uitgebreid, hoe een krachtig vorst als Heraclius te Byzantium heerschte, dan moest het een ijdele hersenschim schijnen beide te willen aanvallen. Toch aarzelde Aboe Bekr niet ; hij vertrouwde op zijn God. De Arabische troepen waren uitstekend georganiseerd en goed gedisciplineerd ; vooral hun ruiterij muntte door woestheid van aanval uit. Daarbij werd het leger bezield door het krachtige geloof van den jeugdigen godsdienst, die zijn plaats in de wereld moest veroveren. Zonder dat er een bepaalde oorlogsverklaring was gedaan, kwam het tot den krijg zoowel met Byzantium als met Perzie. De grensgewesten van Arabié 47 waren van oudsher in handen van deze beide rijken geweest : Mohammed en na hem Aboe Bekr hadden ze echter onderworpen. Een conflict kon dus niet uitblijven. Reeds onder Aboe Bekr was het Perzische grensgebied Irak bij het khalifaat ingelijfd ; toen de Perzen een poging deden dat land weer te bezetten, zond Aboe Bekr den veidheer Khaled, den grootsten kampvechter van den Islam, het zwaard Gods. Twee maal versloeg hij de Perzen, den tweeden keer in den geweldigen kettingslag. Maar verder kwam het onder Aboe Bekr niet : de khalief riep Khaled terug ; Irak bleef echter aan den khalief onderworpen en betaalde hem schatting. Met Byzantium was reeds Mohammed in strijd gekomen. Aboe Bekr zette den oorlog voort : vier legers zond hij tegen het Byzantijnsche rijk of ; een dezer legers veroverde Gaza. Overmoedig rukten de Arabieren verder. Maar zoo spoedig gaf Heraclius zich niet gewonnen. Het gelukte hem de voortdringende Arabieren tot staan te brengen. Het was daarom, dat de khalief Khaled van de Perzische grens terugriep en naar het Byzantijnsche gebied zond. Eenigen tijd daarna is Aboe Bekr gestorven, nadat hij Omar tot zijn Omar, 634-0f4. opvolger had benoemd. Deze was de Paulus van het nieuwe geloof ; hij was eerst laat bekeerd. Nadat hij zich eenmaal uit overthiging bij den Islam had aangesloten, was hij een van Mohammeds betrouwbaarste bevelhebbers geworden. In hem waren de Mohammedaansche beginselen vleesch en bloed geworden. Hij was innig overtuigd, dat hij door God zelf aangewezen was Zijn leer over de wereld te verbreiden ; daartoe had Hij hem toegerust met de noodige gaven en bekwaamheden. Nooit week Omar van een eens opgevat plan of ; hij was altijd voorzichtig, vastberaden, kalm en bedaard zijn weg gaande, een door en door betrouwbaar, edelmoedig en degelijk man. Zijn zelfbeheersching was niet zonder strijd verkregen. ; hij had het beleid van den Profeet niet altijd kunnen goedkeuren. Maar hij had zich bedwongen ; de uitkomst had den Profeet gelijk gegeven. Ms khalief toonde hij het talent van een geboren vorst te bezitten. Hij was diep overtuigd van den plicht der gerechtigheid tegenover het yolk en kende de eerste voorwaarden van een bestuur van een geregelden staat. Hij was de eerste, die zich Beheerscher der Geloovigen noemde. Omar bleef bij zijn groote macht eenvoudig en sober in zijn gewoonten ; zoomin zijn woning als zijn kleeding onderscheidde zich van die van een eenvoudigen Arabischen sheik. Omar aanvaardde de regeering in vollen oorlog met Byzantium en Perzie. Hij had weinig anders te doen, dan Aboe Bekr's maatregelen vervolgen. Khaled van sprig en Palesti verzamelde op zijn bevel een uitgelezen troepenmacht en begon daarmede Bostra 638.na, te belegeren. Na een kort beleg gaf de stad zich over. Dat wapenfeit besliste : de Grieken moesten hun stelling aan de Doode Zee ontruimen. Amroe vereenigde zich met Khaled : te zamen brachten zij bij Adschnadein de Grieken een gevoelige nederlaag toe. Deze overwinning legde de Arabieren den weg naar Damascus open : na een belegering van zes maanden viel deze stad, in de handen van Khaled. Maar daarmede was Syrie nog niet volledig onderworpen ; Heraclius had in Antiochie versche strijdkraehten verzameld. Bij de Jarmoek kwam het in 636 tot een slag, waarin de Arabieren overwonnen. Deze slag besliste over het lot van Syrie : voor goed ging dat land voor de Christenheid verloren. 48 Evenveel succes hadden de Arabieren in Perzie ; maar de tegenstand, dien zij hier vonden, was veel krachtiger. Na Khaleds vertrek hadden de erg • Perzen gelegenheid gevonden zich op een nieuwen aanval voor te bereiden. Toch werden zij door Khaleds opvolger Mothanna in 684 bij de rulnen van Babylon volledig geslagen. Omar zag echter in, dat versterking van het leger daar dringend noodig was ; in Perzie was een macht opgetreden, die gevaar vegdedeoherdlijk kon worden. Dat was niet de jonge Koning Yesdedscherd III, maar zijn III, 633-640. opperbevelhebber Rustem, een man van groote energie, onvermoeide werkkracht en groot organiseerend talent. Een geweldige troepenmacht trok hij aan de Arabische grenzen samen : maar ook Mothanna had versterking gekregen onder Aboe Obeid, die tevens het opperbevel had aanvaard. Zoo kwam het nog in 634 tot een geweldigen slag bij de brug over den Euphraat, den beroemden bruggenslag. Door hun onstuimige dapperheid en vermetelen overmoed kwamen de Arabieren in groot gevaar : Aboe Obeid werd gedood ; duizenden sneuvelden en verdronken in de rivier : slechts met de grootste moeite kon Mothanna den terugtocht dekken. Maar door de energieke maatregelen van Omar kon Mothanna spoedig weer over een groot leger het bevel voeren. Daarmede gelukte het hem inderdaad in 635 den Perzen een gevoelige nederlaag toe te brengen. Het was duidelijk, dat hier een strijd op leven en dood zou worden gestreden. Rustem bracht door de uiterste krachtsinspanning het rijk in volledigen staat van verdediging. Daarentegen maakten de Arabieren van deze gelegenheid gebruik door aan den mond van Euphraat en Tigris een nieuwe stad Basra of Bassora te stichten. Een nieuw bevelhebber, Saad, voerde de Arabische troepen aan. Hij vond in Rustem een niet minder ervaren tegenSlag bU stander, toen het in 637 bij Kadesia opnieuw tot een grooten slag kwam. Kadeala, 637 -Eenige dagen duurde de strijd : aan den onstuimigen aandrang der Arabieren boden de Perzen een even bewonderenswaardigen hardnekkigen tegenstand. Zelfs de aankomst der Syrische troepen kon den slag niet beslissen. Eindelijk verhief zich een verschrikkelijke orkaan, die den Perzen verderen strijd onmogelijk maakte : in de grootste verwarring ontruimden zij het slagveld ; in Ondergang een der laatste gevechten werd Rustem gedood ; het Perzische leger werd va isn h e ti jk. geheel ontbonden. Daarmede was het lot van het Perzische rijk eigenlijk Per z eh e r reeds beslist : waar de Perzen nog tegenstand beproefden, werden zij teruggedrongen. Ctesiphon en zijn schatten vielen Saad na een korte belegering in handen : de laatste Sassanide zocht in het Medische gebergte een schuilplaats. Terzelfder tijd onderwierpen de Arabieren nog Palmyra ; verder bracht een enkele veldtocht Phoenicia in hun macht. Daar Heraclius buiten staat was een nieuw leger te velde te brengen, vonden de Muzelmannen hier weiDe Arabieren nig tegenstand. Zoo kwam het ook, dat het betrekkelijk weinig moeite kostte veroveren Jeruzalem te bezetten. Hoe hoog de beteekenis van deze verovering werd Jeruzalem. geacht, blijkt wel hieruit, dat de Khalief zelf, die anders Arabic nooit heeft 638. verlaten, uit zijn residentie optrok naar Jeruzalem, om daar God te danken voor deze heerlijke verovering. Op zijn bevel werd Jeruzalem een Mohammedaansche stad. Tot stadhouder van Syrie benoemde hij Moeawija den Ommayade. Deze was oorspronkelijk geen aanhanger van den Profeet geweest en Oorlog met 49 zelfs thans nog geen ijverig Muzelman ; alleen de wensch van den Khalief om de aanzienlijke Koreischieten te vriend te houden had deze benoeming bewerkt. Na Jeruzalem vielen nog Antiochie, Caesarea, Nisibis en Edessa in de macht der Muzelmannen ; geheel Mesopotamie behoorde weldra tot hun gebied. Nimmer rustte Omar op den weg zijner veroveringen. Terwiji Syrie zich onderwierp, terwijl in Perzie nog voortdurend werd gestreden, bereidde de Khalief een aanval op Egypte voor. Dat land was voor een verovering meer dan rijp. De monotheletische strijd had de geheele oostersche Christenheid van Heraclius vervreemd. Juist in Egypte en Syrie waren de vijanden des Keizers, de monophysieten, zeer tahijk ; zij waren niet genegen voor den in hun oogen ketterschen vorst te strijden, te meer daar de Islam hun een ruime vrijheid van godsdienst beloofde. De Byzantijnsche ambtenaren onderdrukten het yolk, terwijl zij bovendien door onderlingen naijver elkander tegenwerkten. Zoo vonden de Mohammedanen in Egypte niet veel tegenstand ; de Koptische bevolking zou zich wel spoedig met den Arabischen veroveraar verstaan, mits deze waarborgen gaf voor geloofsvrijheid en belasting vermindering. Bovendien was Heraclius oud en niet in staat tot krachtig handelen. Ook gaf hij aanstoot door zijn tweede huwelijk, dat door recht en Kerk verboden was. Zoo stond het, toen Amroe in 640 de Egyptische grens overschreed. Hij Amos was uit afgunst, dat hem het Syrische stadhouderschap ontgaan was, op verovert Egypte,64o. eigen gezag ter verovering uitgetrokken : een bevel van Omar om terug te trekken kwam te laat. Amroe vond weinig tegenstand. De Byzantijnen lieten zich bij Heliopolis tot een slag verlokken, die door de Arabieren glansrijk werd gewonnen. Het geheele land tot de Delta viel in handen van Amroe. Velen vluchtten naar Alexandria, waar men den laatsten tegenstand organiseerde of liever desorganiseerde ; ook bier twistten groenen en blauwen. Nog was de stad niet verloren, mits van Byzantium tijdig hulp kwam. Onge- Hersellus t, 641. lukkig was daaraan niet te denken. In 641 stierf Heraclius. Overeenkomstig zijn verordening volgden hem zijn zonen Constantijn III en Heracleonas op. Toen de eerste reeds in Mei 641 stierf, riep het leger zijn zoon Constans 11tOn111t.041. tot Keizer uit en zette Heracleonas op zijde. De godsdienstige verdeeldheid verscherpte nog de dynastische : Heracleonas en zijn moeder Martina waren Heraeleonas. ijvcrig monotheletisch en stelden zich zelfs in verbinding met Amroe, dien zij als stadhouder van Egypte erkenden. Daardoor was het geheele land, ook Alexandria, weldra in handen van Amroe. Spoedig had hij zich niet meer om het hof van Byzantium te bekommeren ; in 642 werden Martina Constans II, 642-868. en Heracleonas verdreven ; Constans II was de erkende Keizer. Maar deze was te jong om het rijk tegen de aanvallen der Arabieren te beveiligen. Amroe, van alle verplichtingen jegens Constantinopel ontslagen, organiseerde het bestuur van Egypte ; aan de Christenen werd vrijheid gelaten, zoodat zij zich schikten in het nieuwe bestuur. Egypte was een zeer gewenschte aanwinst voor den Khalief : de korenschuur van Rome, later van Byzantium, werd die van Arabia. Het aloude kanaal van de Milldellandsche naar de Roode Zee werd weer ontgraven. De hoofdstad bleef niet AlexanAlg. Gesoh.•• 4 50 drie : Omar wilde geen groote rivier tusschen zich en zijn stadhouders, zoodat hij Amroe beval bij de rufnen van Babylon een nieuwe stad te stichten, die eerst Fostat, later Kairo werd genoemd. Ook Perzie werd volledig veroverd. Evenals in Egypte beval Omar hier de stichting van een nieuwe hoofdstad, Koefa. In 641 werd de oorlog tegen Slag bij Yesdedscherd veer hervat. Een Arabisch leger rukte de hoogvlakte van Iran Nihawend, • bmnen. In 642 kwam het bij Nihawend tot een grooten slag, waarin ten 642. slotte de Arabieren overwonnen. Daarmede was het lot van Perzie beslist. Nog eenige jaren voerde Yesdedscherd een guerilla in Persis ; in 649 vluchtte Yesdedscherd hij naar de oostelijke gewesten van zijn rijk ; bij Merw is hij in 651 door t 651 . verraad gedood. Terzelfder tijd breidde de Arabische heerschappij zich nog in het westen cyremica. uit. Amroe bezette in 642 Cyrenaica ; het volgende jaar werden Tripolis en Tripolis en Fezzan veroverd. Daarmede was voorloopig Omars doel bereikt : in plaats Fezzan veroverd, van verdere veroveringen wenschte hij eerst organisatie van alle onderworpen 642 vlg. landen. Maar zoover is hij niet gekomen : nauwelijks hadden de laatste zegeomar t 644. tijdingen Medina bereikt, of Omar werd in 644 vermoord. Stervende verzamelde hij de oude vrienden van den Profeet en beval hen binnen drie dagen een Khalief te verkiezen. Het was eerst na heftigen strijd, dat een der schoonzoons van den Profeet, Othman, tot Beheerscher der Geloovigen werd gekozen. Othman, Bedenkelijker keuze had moeilijk gedaan kunnen worden. Othman was 644-658. een vroom Muzelman, maar miste geheel de bekwaamheid om een staat als het jonge Arabische rijk te besturen. Het spreekt van zelf, dat in den eersten tijd de door Omar voorgeteekende banen verder werden doorloopen. In Perzie ging Yesdedscherd onder. De Arabieren bezetten verder de oostelijke provincien tot aan den Oxus. Ook Moeawija, de stadhouder van Syrie, zette den strijd tegen Byzantium voort. Hij bezette in 648 Cyprus en bedreigde Cilicie en Isaurie en sloot in 650 met Keizer Constans een driejarigen wapenstilstand. Het was slechts uitstel van executie ; in 658 hernieuwde Moeawija zijn aanval. Armenia werd aan Byzantium ontrukt, Rhodus door Moeawija veroverd. De Keizer, een hardvochtig en hartstochtelijk, maar ook energiek en werkzaam man, spande alle krachten in om den aandrang der Muzelmannen te keeren. Dat gelukte hem inderdaad, maar niet dan na de geweldigste inspanning : in 655 werd bij den berg Phoenix in Lycie een zeeslag geleverd, waarin Moeawija werd teruggeslagen. De binnenlandsche onlusten in het Khaliefenrijk schonken daarop Constans eenigen tijd rust. Hij trachtte zelfs Egypte op de Arabieren te heroveren. Egypte verloren en In 656 zond hij zijn veldheer Manuel met een groote vloot naar Alexandria. heroverd. Het gelukte dezen, gesteund door de bevolking, de stad te bezetten : de Delta was weldra weer in de macht der Byzantijnen. Othman zond onmiddellijk Amroe naar zijn oude provincie, met het beste gevolg. Amroe maakte van de geschillen tusschen Byzantijnen en Kopten gebruik : toen zij elkander voldoende verzwakt hadden, trad hij tusschenbeide en veroverde Alexandrit ten tweeden male. Een afgrijselijk bloedbad werd er aangericht ; bij deze gelegenheid zijn misschien ook eenige bibliotheken verbrand, wat aan- 51 leiding kan hebben gegeven tot het bekende verhaal van Amroe's boekenbrand. Ten tweeden male ging Egypte voor Byzantium verloren. Voorloopig belemmerden de binnenlandsche woelingen hier zoowel als elders de voortzetting der veroveringen. Want onder Othman begon de verdeeldheid, die reeds van Mohammeds tijden dagteekende, hoe langer hoe duidelijker vormen aan te nemen. Scherp onderscheidden zich van oudsher de innig geloovigen, de Arabieren in Mekka en Medina, van de wereldschgezinden, de Moslimsche bewoners der provincien, die de groote_ veroveringen hadden medegemaakt. Het ligt voor de hand, dat een wereldrijk als het Mohammedaansche niet uitsluitend door heiligen werd bevolkt, dat de heilige oorlog maar al te dikwijls met zeer onheilige middelen werd gevoerd, dat in het khaliefenrijk mannen van verdachte rechtzinnigheid om hun militaire bekwaamheden tot hooge ambten waren opgeklommen. Daarbij kwam, dat door den rijken buit de welvaart en daarmede de weelde overal zeer waren toegenomen. Er was een scherp verschil ontstaan tusschen de geloovigen, de oude getrouwen van Mohammed, die sober en matig in wandel, de voorschriften van den Profeet in leer en leven nauwgezet opvolgden, en de nieuwe veroveraars, die zich omringden met al de weelde der bezette provincien en maar al te weinig zich naar de moreele geboden van den Koran gedroegen. Omar was het nog gelukt de wereldschgezinde partij met zijn ijzeren vuist in bedwang te houden : Moeawija en Amroe gehoorzaamden op zijn wenken. Maar daartoe bleek Othman niet in staat. Zelf een geloovig Muzelman, kwetste hij de aanspraken en belangen der minder geloovigen. Daarbij begunstigde hij zoo zeer de leden zijner familie, die der Ommayaden, dat de verbittering overal sterk toenam. De pogingen, die Othman deed om zich van zijn vijanden te ontdoen, verergerden nog het verzet. Vooral in de streken van den Eufraat, in Basra en Koefa, waar zich uit Arabieren en Perzen een woelige en onbetrouwbare, maar ook hoog ontwikkelde en fijn beschaafde bevolking begon te vormen, was Othman gehaat. Daar kwam men op voor de rechten van AIL dien men als den voornaamsten medewerker en aangewezen opvolger van Mohammed beschouwde. Deze was weldra het hoofd van een wijd vertakte ontevredenheid. Amroe sloot zich bij hem aan ; ook Alscha, de geliefde vrouw van den Profeet, de Moeder der Geloovigen, verklaarde zich tegen den Khalief. Zoo is het verklaarbaar, dat het in 656 tot een uitbarsting kwam. Van Egypte en Mesopotamie uit trokken de gewapende geloovigen op naar Medina. Zij drongen in de stad door en sloegen den grijzen vorst dood. Thans werd Ali tot Khalief uitgeroepen en door Othmans vijanden overal erkend. De nieuwe heerscher begon met een even natuurlijken als onverstandigen maatregel: hij ontsloeg alle Ommayaden en benoemde zijn eigen vrienden in hun plants. In het algemeen werd zijn bevel gehoorzaamd, maar de stadhouder van Syrie, Moeawija, weigerde. Hij bestuurde dat gewest reeds twintig jaren en was met de bevolking vertrouwd geraakt ; hij had een leger en een vloot, waarover hij onvoorwaardelijk beschikken kon. Hij vond weldra steun bij Amroe, dien All weigerde in Egypte te laten. Een nieuwe strijd ontbrandde. All riep de geloovigen ten strijde tegen den rebel, maar vond Othman gedood. All. 656-661. 52 weinig steun, behalve bij zijn persoonlijke aanhangers. Ali was een rijk begaafd man, dapper in den krijg, welsprekend en niet zonder dichterlijken aanleg, maar zonder vastberadenheid en overleg. Zijn eerste optreden had Opetand van echter succes. Van Basra uit begon Alscha den strijd. Maar Ali trok tegen M°49awji Aleo h" a n Basra op, waar het nog in 656 tot den befaamden kameelenslag kwam. Hij bleef overwinnaar en werd als Khalief erkend : de Moeder der Geloovigen, door hem gevangen genomen, werd met onderscheiding naar Mekka teruggevoerd. Ali vestigde sedert zijn residentie in Koefa. Zoo bleef alleen nog Moeawija over. In 657 kwam het bij Siffin tot een geweldigen, maar onbeslisten slag. Toen liet Ali zich door Moeawija verleiden een scheidsgericht aan te nemen, dat tusschen beide zou beslissen. Het scheidsgericht besloot Moeawija en Ali beiden of te zetten en het yolk te verzoeken een opvolger te benoemen. Toen werd Moeawija door zijn leger tot Khalief uitgeroepen, maar nergens dan in zijn eigen provincie erkend. Nu stonden dus twee Khaliefen tegenover elkander. Ali verzamelde opnieuw zijn troepen en trok tegen Moeawija op. Deze intusschen versterkte zich zeer door de verovering van Egypte : ten derden male bezette Amroe in 658 het Nijldal, dat hij van Moeawija als provincie ontving. Zoo had deze zijn doel bereikt : tot zijn dood toe bleef hij daar de gebieder. Twee jaren woedde de .. Allvermo"darlid 661., die eerst eindigde, toen Ali in 661 werd vermoord. Ali liet twee zonen na, Hassan en Hoessein. Onmiddellijk riepen zijn aanHassan. hangers Hassan tot Khalief uit. Maar deze was een onbekwaam man ; hij knoopte onderhandelingen aan met zijn tegenstander. Daarop steunende rukte Moeawija de Eufraatlanden binnen ; weldra was hier alle verzet gebroken. Hassan begaf zich naar Medina, waar hij tot zijn dood de vrome Muzelmannen door zijn devoot leven stichtte. TWEEDE HOOFDSTUK De groote Ommayaden 661-717 De r T !' oeawija I de Ommayade werd nu overal zonder tegen- stand als Khalief erkend. Hij wist door vastberadenheid enommaysden. wijsheid zijn macht op hechte grondslagen te vestigen. Zijn na o vrienden beloonde hij schitterend ; zijn berouwvolle vijanden vergaf hij gaarne ; weerbarstige tegenstanders vervolgde hij meedoogenloos. Zoo waren Ali's aanhangers op weinig uitzonderingen na spoedig door hem gewonnen. De nieuwe Khalief behield zijn zetel te Damascus : daar was hij zeker van zijn omgeving : van daar uit kon hij Egypte en Perzie beter in bedwang houden, van daar uit ook Byzantium gemakkelijker beoorlogen. De leiding van het geheel lag in het vervolg buiten Mekka en Medina. Dat hing ook semen met het feit, dat de Ommayaden Koreischieten waren en dus altijd op gespannen voet stonden met de vrome geloovigen. Zij waren wel is waar nauwgezet in let volbrengen van hun godsdienstige verplichtingen, maar de politick ging hun vet& het geloof en bij de rechtgeloovigen hebben zij altijd in een reuk van ketterij gestaan. Vooral in het oosten werd hun aanhang nooit groot. Daar bevonden zich nog altijd de aanhangers van Ali, die Mohammeds geslacht uitsluitend voor gerechtigd tot het khalifaat hielden. In deze kringen vormde zich om Ali's beeld een legende : hij werd de held, de dichter, de wijze, de heilige martelaar van vlekkelooze reinheid en hoogen zielenadel, de drager, meer nog dan. Mohammed zelf, van de hoogste godsdienstige beginselen. Hen, die zoo dachten, noemde men Schiiten, partijgangers (van Ali). Eerst geheim, later openbaar verbreidde deze partij haar beginselen door geheel Perzie ; weldra ontstond een steeds aanwassende beweging tegen de Ommayaden, die ten slotte met den ondergang van dat geslacht is geeindigd. In de geschiedenis van de uitbreiding van het Arabische rijk is Moeawija de opvolger van Omar. Zoodra hij zich krachtig genoeg voelde, zeide hij den moortan f:met i Keizer den wapenstilstand op en streed twintig jaren lang tegen Byzantium. De Byzantium. 54 Arabieren drongen diep in het Grieksche rijk door, verwoestten dorpen, namen steden in en vertoonden zich zelfs tegenover Constantinopel. ametees II. Keizer Constans II was onvermoeid werkzaam om de Arabieren te bestrij7411 strli d den, maar ongelukkig had hij het rijk niet alleen in Klein-Azie te verdedimet de Bulgaren. gen. Het waren niet meer de Avaren, die op het Balkan-schiereiland zijn gevaarlijkste vijanden waren : de Bulgaren waren voor hen in de plaats gekomen. Om de Avaren te kunnen vernietigen, had Heraclius zich verbonden met de Bulgaren, een Slavisch yolk, dat tusschen den Donau en den Dnjestr woonde. Van beide zijden aangevallen, moesten de Avaren het onderspit delven : zij ontruimden het Balkan-schiereiland en weken naar Pannonie. Zoo namen de Bulgaren sedert ongeveer 640 hun plaats in. Tevergeefs poogde Constans hen in 657 terug te drijven. Constans, hoe ook in de engte gedreven, was en bleef een man van hoogvliegende ontwerpen. Wat was het sliders dan een hersenschim, toen hij besloot Italie op de Longobarden te heroveren ? Dat yolk had zich sedert Agilulf hoe langer hoe verder naar het zuiden uitgebreid. Na dezen was Rothari Rothari, een krachtig, dapper en rechtvaardig koning. Hij liet de wetten der Longo636-652. barden, die slechts in mondelinge overlevering bekend waren, opteekenen. Hij veroverde vele Byzantijnsche steden in Tuscie en Emilia en zelfs Genua : herhaaldelijk versloeg hij de Grieken en drong hen hoe langer hoe verder orimeam, naar het zuiden terug. Na Rothari was Grimoald een der krachtigste vorsten. 663 - 671 . Met groote bekwaamheid verdedigde hij het rijk tegen de aanvallen van Franken en Byzantijnen. Het eerste viel hem gemakkelijker dan zijn voorgangers ; want het Frankische rijk was niet krachtiger geworden. Chlotar II, Chlotar II, die het geheele rijk vereenigd had, was niet meer een onbe614-628. perkt heerscher als zijn voorvaderen. Tijdens zijn langdurige minderjarigheid had de add in Neustrie een belangrijk deel der koninklijke macht weten te bemachtigen ; maar vooral in Austrasie en Bourgondie zag hij zich genoodzaakt aan adel en geestelijkheid uitgestrekte voorrechten toe te staan. Maar met dat al was Chlotar een krachtig, energiek, bekwaam koning, die de kunst verstond den adel door list en geweld binnen zekere perken te houden. Met kracht handhaafde hij wet en recht, vervolgde de rustverstoorders en herstelde overal de orde. Maar toch werd hij genoopt tot een zeer bedenkelijken maatregel. In 622 nam hij zijn zoon Dagobert I tot mederegent aan en benoemde hem tot koning van Austrasie. Dat was te bezwaarlijker, daar Dagobert minderjarig was ; ter wille van den adel werd vastgesteld, dat de jonge vorst zou worden ter zijde gestaan door Arnulf van Metz en Pepijn van Landen, de hoofden Armin v an der aristocratie. Gelukkig waren Arnulf en Pepijn hoogst bekwame mannen, Metz en die het rijk met kracht en beleid bestuurden en tegen buitenlandsche vijanPeptin van Landen. den verdedigden. Hoe langer hoe meer begon zich echter een scherp onderscheid te openbaren tusschen Austrasie en het overige gedeelte van het rijk : Austrasie, dat voor een groot deel aan den rechteroever van den Rijn lag, was weinig geromaniseerd en had zijn Germaansch karakter grootendeels behouden. Daar voor het eerst ontwaren wij de scheiding van het Romaansche en het Germaansche element in het Frankische rijk. 55 Het is ook tijdens de regeering van Chlotar, dat de Franken zich ernstig beginnen bezig te houden met de bekeering der heidensche Germanen, vooral proms . in de Nederlanden. Amandus, uit een Romeinsch geslacht in Aquitanie geboren, predikte in dezen tijd het evangelie in Vlaanderen en Brabant. In dezelfde streken verkondigde eenigen tijd later Eligius het Christendom. Dat geschiedde met zoo goed gevolg, dat de zuidelijke Nederlanden in betrekkelijk korten tijd gechristianiseerd waren, evenwel niet zonder de krachtige hulp van den staat, die niet alleen overal de predikers beschermde, maar ook gewoonlijk de heidensche duisterlingen met zuiver wereldsche middelen dwong om in te gaan in het licht des Christendoms. Herinneren wij, dat aan Dagobert ook de stichting der oudste Christenkerk te Utrecht wordt toegeschreven. In 628 stierf Chlotar II. Onmiddellijk volgde hem Dagobert ook in BourDagobert r, gondie en Neustrie op. Arnulf trok zich reeds in 627 uit de staatszaken terug ; 628-638. Pepijn bleef wel major domus van Austrasie, maar viel bij den koning in ongenade en kon weinig macht uitoefenen. Het gelukte Dagobert niet de Slaven aan zijn oostelijke grenzen in bedwang te houden. Meer succes had hij tegen de Westgoten, die hij versloeg. Na Dagoberts dood volgde hem Sigebert II in Austrasie, Clovis II in Neustrie en Bourgondie op. Toen nam Pepijn nogmaals bij Sigebert het ambt van major domus waar. Maar reeds in 639 stierf hij. Hoewel het ambt niet poop, t,ag. erfelijk was, volgde zijn zoon Grimoald hem op. Deze was een krachtig, Grimoam. energiek, voortvarend man ; hij was de beleidvolle staatsman naast den in geestelijke overpeinzingen verzonken Sigebert. Grimoald miste evenwel de gave zich met het wezen der macht te vergenoegen : hij wilde ook den titel, Toen Sigebert in 656 stierf, waagde de hofmeier een poging het koningschap te veroveren hij zond het kind van Sigebert naar een klooster en proclameerde zijn eigen zoon Childebert tot koning. Maar dat was adel en geestelijkheid toch te veel : zij waagden het nog niet het koningschap der Merovingers aan te tasten. Zoo viel Grimoald hij werd door den adel gevangen genomen en aan den koning van Neustrie uitgeleverd, die hem ter dood liet brengen. Clovis II werd nog in 656 opgevolgd door zijn oudsten zoon Chlotar III, voor wien zijn moeder Balthildis, het bewind voerde. Om haar deugden is nathudis. zij heilig verklaard ; maar vele ook waren haar staatkundige bekwaamheden. Aan haar zal het wel te danken zijn geweest, dat Austrasie na den val van Grimoald haar zoon als koning huldigde en dat het rijk onder haar regentschap vereenigd bleef. Zij werd ter zijde gestaan door den major domus Ebroin, een man van ruwe, brutale kracht, gewelddadig en wreed, maar die Ebroln. het staatsbelang met bewonderenswaardige energie verdedigde tegen den adel, wiens hoofd hij eigenlijk was. Zeer zeker was het tegen den wil van Ebroin, dat Chlotar in 660 zijn broeder Childerik II tot koning van Austrasie benoemde. Aan den anderen kant verkreeg de adel een zeer bekwaam hoofd in Leodegarius, bisschop van Autun. Een scherp conflict tusschen Ebroin en Leodegarius ontstond, toen in 670 Chlotar III kinderloos stierf. Leodegarius en Leodegarius. de adel riepen Childerik II in het land. Ebroin werd spoedig overweldigd. Daarmede was de overwinning van den adel op het koningschap bezegeld. 56 Zonder den titel was Leodegarius feitelijk major domus. Maar Childerik II ontdeed zich bij een gunstige gelegenheid van den machthebber. Kort daarna werd hij vermoord ; toen werden zoowel Ebroin als Leodegarius bevrijd : naast twee schijnkoningen werd de laatste major domus van Bourgondie en AusStrljd van trasie, de eerste van Neustrie. Weldra brak een verwoede strijd tusschen bE eobrginarl . hen uit. Ebroin versloeg in 674 Leodegarius en nam hem gevangen. Zoo werd hij ook oppermachtig in Bourgondie. Maar zijn doel om ook in Austrasie de macht in handen te krijgen mislukte ; daar werd Leodegarius opgevolgd door Pepijn van Herstal. Het is te begrijpen, dat in dezen tijd de Longobarden weinig van de Aanval van Franken te vreezen hadden. Maar gevaarlijker voor hen was de aanval van Constans op den Keizer. Constans landde in 662 bij Tarente en rukte van daar uit ItaItalie. he binnen. Het gelukte hem een groot aantal steden te veroveren. Daarop begon hij Beneventum te belegeren, dat echter werd ontzet. De Keizer trok binnen Napels terug, waar hij nog getuige was van twee geweldige nederlagen van de Byzantijnen. Van een veldtocht was weldra geen sprake Zijn dood, meer. Wel bezocht de Keizer nog Rome, waar de Paus hem eerbiedig als 668. opperheer ontving. Maar reeds in 668 is hij te Syracuse vermoord. De tijd eischte, dat Byzantium zich met andere dan Italiaansche zaken bezighield. De nieuwe Keizer, Constans' zoon Constantijn IV Pogonatus, ConetantUn pogona- zag zich onmiddellijk voor een allergevaarlijksten aanval der Arabieren getue. 668—85. plaatst. In 669 trok een geweldig Mohammedaansch leger dwars door KleinAzi 6, terwijl te gelijk hun vloot den Bosporus bezette. Een geduchte aanval Beleg van werd op Constantinopel gedaan, maar door den Keizer, hierin gesteund door Constantihet bewonderenswaardig patriotisme der bevolking, afgeslagen. Een niet nopel door de Arableren, geringe aanwinst was het, dat in dezen tijd de ingenieur Callinicos het zoo069-675. genaamde Grieksche vuur uitvond, een chemisch mengsel van brandbare stoffen, dat door water niet werd uitgebluscht en sedert te Byzantium als staatsgeheirn zorgvuldig werd bewaard. Zeven jaren lang, van 669 tot 675 hernieuwden de Arabieren ieder voorjaar hun aanval : een zware proef heeft Constantinopel moeten doorstaan, maar dank zij de bewonderenswaardige volharding van Keizer en hoofdstad werd de vijand ten slotte gedwongen of te trekken. Ook in Afrika vorderden de Arabieren weinig : zelfs hun aanval op Sicilie mislukte. Eindelijk moesten de Serviers en Bulgaren, die, door den Khalief opgezet, in het Grieksche gebied waren gevallen, naar hun land_ terugkeeren. Zoo gevoelde Constantijn zich krachtig genoeg om den krijg, Vrede V8•11 aanvallend voort te zetten : herhaaldelijk drong hij de Arabieren terug ; meeewue Klein-Azie werd grootendeels door hen ontruimd. Geen wonder, dat de Khaen Constantjjn IV, 678. lief gaarne in 678 vrede met den Keizer sloot. Dat was ook noodig, omdat het uiterste oosten bijna voortdurend MoeaArtibtsc he wija's aandacht vorderde. Tusschen 670 en 676 werden Merw, Balkh, en Herat,. veroveringen die onder All verloren waren gegaan, weder bezet : al het land tot den in het Oosten. Hindoe Koesj werd veroverd. De Arabieren drongen zelfs tot Bokhara door en brachten de Turken een gevoelige nederlaag toe. Daarna werd Samarkand bezet en Khiwa schatplichtig gemaakt. Verder werden nog Kaboel, Beloedsjistan en Kandahar bedwongen. De Mohammedanen drongen zelfs op het . 57 voetspoor van Alexander den Pendsjab binnen, maar gelijk deze zagen zij zich genoodzaakt terug te trekken. Moeawija bekroonde zijn regeering door de benoeming van zijn zoon Jezid moeawas I t. tot opvolger, in veler oogen een bedenkelijke nieuwigheid. Geen wonder so— ejd 681i. dus, dat na de troonsbeklimming van Jezid I zich overal verzet vertoonde. Ali's zoon Hoessein weigerde Jezid te huldigen. Hem steunde de geheele }Wendsorthodoxe partij ; de kleinzoon van den Profeet werd voor den wettigen Khalief gehouden. Ongelukkig voor Hoessein beschikte zijn tegenstander over de gewapende macht ; Jezid wist deze met bekwaamheid en energie te gebruiken. Hoesseins legertje werd in 681 bij Kerbela neergesabeld ; hij Slag MI 881. zelf vond daar den dood. Maar de doode Hoessein bleek gevaarlijker voor Jezid te zijn dan de levende. In Arabie en Perzie werd het hoofd van Hoessein evenals dat van Ali door een heiligenschijn omgeven : men deed bedevaarten naar de plaats, waar hij gevallen was. In Medina brak in 682 een gevaarlijke opstand uit : de zoogenaamde genooten van den Profeet riepen de bevolking op ten strijde tegen den ongeloovigen Khalief. Ten slotte werd de heilige stad na een langen, verwoeden strijd genomen en zoo goed als Medina vergeheel verwoest. w id es 8 28.3. Zoo had Jezid gezegevierd : kort daarnaa stierf hij. Zijn zoon MoeawijaliIe: t;:6 bezweek nog in hetzelfde jaar. Nu steeg de verwarring ten top. De aanhangers Moeawija II, 683. der dynastie bestreden elkander vinnig in Syrie ; alle veroveringen ten wes- ten van Barka gingen verloren ; in Arabie hield de orthodoxe partij zich staande ; in Perzie begonnen de woelingen der Schiiten opnieuw ; in het oosten vielen geheele provincien af. Ten slotte kozen de Ommayaden Merwan Merwan I I, den oudste van den stam, tot Khalief. Hij werd alleen in Syrie erkend. 684-685. Spoedig evenwel onderwierp zich Egypte en behaalde Merwan een belangrijke overwinning op de Perzen. Maar daarmede was zijn loopbaan ten einde : hij werd in 685 vermoord. Zijn opvolger was zijn zoon Abdalmelik. Hij stond Abdalmalik. 885-705. voor de reuzentaak om het wereldrijk, waarvan het grootste gedeelte dreigde verloren te gaan, te heroveren. Maar daarvoor was juist hij de man. Hij bezat een dichterlijken aanleg, uitgebreide kennis, groote geestesbeschaving en oprechte vroomheid, maar bovenal buitengewone talenten als staatsman en veldheer ; hij is de grootste der Ommayaden. Voordat hij pogingen kon aanwenden om het rijk te heroveren, moest hij Syrie verdedigen tegen de Grieken. Constantijn had den in 678 gesloten vrede getrouw bewaard : hij had trouwens elders de handers vol. De Bulgaren breidden hun gebied uit ; in 679 zag de Keizer zich genoodzaakt Moesie af te staan, dat sedert naar dit yolk Bulgar ij e_heet. Ook met de Serviers en Kroaten sloot Constantijn verdragen, waardoor deze volken zoo goed als onafhankelijk werden. Nog werd onder dezen Keizer de strijd over den wil van Christus beslist. Hij schreef in 680 het zesde oecumenische concilie uit te Zeade oeonConstantinopel. Daar werd de orthodoxe leer van de twee naturen en dus me w.% ook der twee willen van Christus, gescheiden en toch altijd vereenigd, als eine, 680. kerkelijk dogma aangenomen ; monophysieten zoowel als monotheleten werden veroordeeld. JustAnianus Constantijn stierf in 685 en werd opgevolgd door zijn zoon Justinianus II. II 685_695. . , 58 Hij was een trotsche, verkwistende, wreede tiran. Hij begon onmiddellijk Abdalmelik te beoorlogen en dat met goed gevolg. De Khalief sloot in 686 Abdalmelik een nadeeligen vrede met den Keizer. Eerst toen kon Abdalmelik er aan 'het thirw erP t denken om de oostelijke provincien van het rijk te heroveren. Abdalmelik rijk. had daar geen aaneengesloten phalanx van vijanden tegenover zich integendeel bestreden de tegenstanders der Ommayaden elkander even vinnig als den Khalief van Damascus. In dezen strijd werden tienduizenden Schiiten gedood. Geruimen tijd verdwijnen deze aanhangers van . Ali van de oppervlakte van het openbare leven, maar zij werken in de diepte voort, verbreiden hun leerstellingen tot in het verre oosten en bereiden zoo den val der Ommayaden voor. Zoo was weldra het grootste gevaar voorbij. In 690 kwam het bij de Tigris tot een slag, die over de toekomst der Ommayaden besliste. Abdalmelik behaalde een schitterende overwinning. Hij werd zonder tegenstand in Koefa gehuldigd. Kort daarna werd Medina, in 692 ook Mekka bezet. Op dezen weg ging Abdalmelik voort. De woeste, dweepzieke Kharidschieten werden verslagen en tot in hun verste schuilhoeken vervolgd. Jaren lang duurde nog de strijd ; maar langzamerhand keerden toch overal orde en rust terug : in 697 werd in het geheele rijk het gezag van Abdalmelik geeerbiedigd. De latere jaren van Abdalmelik vormen met den tijd van zijn eerste opvolgers den bloeitijd van het rijk der Ommayaden. Overal werden woelinBinnenlandsch gen gekeerd ; de rustige bevolking werd beschermd. De landbouw werd uit beetuur der .. staat van verval opgeheven, de handel door de groote veiligheid van het Ommayden. verkeer tot nieuw leven gewekt ; de belastingen werden opnieuw geregeld en gestreng, maar rechtvaardig geInd. Een nieuwe band werd om de van elkander zoo verschillende bewoners van het uitgestrekte rijk gelegd door een nieuw Arabisohe be- georganiseerd binnenlandsch bestuur. Het Arabisch werd de officieele taal ; behaving. Arabische munten werden geslagen. Een postdienst werd ingericht, die de afgelegenste deelen van het rijk met de hoofdstad verbond. Abdalmeliks binnenlandsche politiek bedoelde in hoofdzaak tegenover de revolutionnaire dwepers, Schiiten en Kharidschieten, een gematigd orthodoxe middenpartij te vormen, die zich met de in den grond ongeloovige dynastie zou kunnen verzoenen. Exemplaren van den Koran werden over het geheele rijk verspreid en de studie van het heilige bock aangemoedigd. De moskeeen in Damascus en Jeruzalem werden hersteld en vergroot. Daar Arabic hier echter geen voorbeelden bood, moest Abdalmelik Grieksche bouwmeesters ontbieden. Zoo berust de Arabische bouwkunst oorspronkelijk op de Byzantijns che ook daar vinden wij den bekenden koepelbouw. De muren werden met de heerlijkste mozaieken versierd, die ook voor het westen de modellen zijn geworden. Aan den koepel voegde de Mohammedaan de minaret toe, den toren, vanwaar de naoefizzin den roep tot het gebed doet weerklinken. De studie van het Arabisch, ook door niet-Arabieren, werd bevorderd : de wetenschappelijke taalstudie begon op te komen. Vooral in Bazra en Koefa kwam zich wetenschappelijk leven openbaren. Naast het Koranonderzoek begon zich de studie van de heilige overlevering te ontwikkelen, die werd opgeteekend en in overeenstemming met zich zelve en met den Koran werd gebracht. 59 Uit deze studie van de traditie ontwikkelde zich later een bloeiende historiographic. Daarnaast ontstonden een geheele reeks commentaren op den Koran, waaruit zich later een Arabische dogmatiek vormde. Daar de Koran ook wetboek is in den meest uitgestrekten zin, moesten rechters zoowel als rechtzoekenden het heilige bock in den grond verstaan : een uitgebreide rechtsliteratuur had daaraan haar bestaan te danken. De Ommayaden hadden verder behalve geleerden ook dichters aan hun hof, die hun daden en die hunner krijgers moesten bezingen. De khaliefen gaven hun stof in overvloed. Na de verovering van Mekkaveroveringen begint een reeks oorlogen, die een krachtig voortdringen naar Indic, Arme- ommader aden. nie, Byzantium en Afrika, ten slotte naar Spanje ten gevolge hebben. Abdalmelik en zijn zonen treden weer in de paden van Omar en Moeawija de vloedgolf, die scheen gebroken, begint opnieuw te bruisen en dreigt Europa van twee kanten te overstroomen. In het oosten ging de verovering het gemakkelijkst. Daar werd het Arabische gebied door een reeks gelukkige veldtochten ver uitgebreid : Bokhara Khiwa, zelfs Taschkend en Kaschgar werden bezet. Verder trokken de Arabieren den Indus over en drongen in den Pendjab door : de provincie Sindh werd onderworpen. Abdalmelik wachtte nu niet lang meer met den oorlog met Byzantium. Justinianus was door groote overwinningen, in 689 op de Slaven in Macedonia behaald, zoo overmoedig geworden, dat hij het durfde wagen nogmaals den strijd met den Khalief aan te binden. In 692 echter werd hij bij Sebastopolis in Cilicie geheel verslagen. Het gevolg was het verlies van Armenia. De ongelukkige oorlogvoering, de ergerlijke wreedheden, eindelijk de strijd met de geestelijkheid brachten Justinianus ten val. In 695 riepen de solda- Justinianus ten den patricius Leontius tot Keizer uit : Justinianus werd naar de Krim val, 695. L eontlus, gezonden. Hoewel de nieuwe Keizer een zeer bekwaam soldaat was, kon hij 6 95-698. nieuwe nederlagen niet verhinderen. Vooral in Afrika Teed het rijk zware verliezen. Abdalmelik heroverde Kairwan en bracht in 697 eindelijk Carthago in zijn handen. Net leger der Byzantijnen werd in 698 bij 'Utica volledig Vitv an verslagen. Gelijk in 146 v. C. het Phoenicische, zoo ging in 698 het Romein- Car sche Carthago in de vlammen op : Tunis werd de hoofdstad. 698. Het eerste gevolg van Carthago's val was die van Leontius. De uit Afrika teruggekeerde troepen riepen hun aanvoerder Tiberius III tot Keizer uit ; deze veroverde Byzantium en zette Leontius af. Tiberius regeerde niet alleen Tiberius III, met beleid, maar streed ook met geluk in Azié tegen de Arabieren : zelfs 698-705 ' Antiochi'e werd door hem veroverd. Maar later drongen de Arabieren telkens weer in Klein-Azie door. Van de daarover in Byzantium heerschende ontstemming maakte de verbannen Justinianus II gebruik door op zijn beurt een opstanct in de hoofdstad te bewerken, waardoor weer Tiberius werd afgezet. Thans besteeg Justinianus opnieuw den troon. In hetzelfde jaar stierf Abdalmelik ; hij werd vervangen door een hem waardigen zoon, Walid I. Een krachtig heerscher was hij, die naar het voor - II, 705-711. beeld van Omar tot aan de uiterste uiteinden van het reusachtige rijk zijn wand I, veldheeren en stadhouders in bedwang wist te houden ; ook nam hij het welzijn 705-715 ' des yolks in ieder opzicht nauwgezet ter harte ; hij bevorderde de yolks- 60 welvaart door de oprichting van bouwwerken, ziekenhuizen en moskeeên, het aanleggen van wegen en bronnen in de verschillende deelen van het rijk. Herhaaldelijk drongen de Arabieren weer diep in Klein-Azie door. In 708 verschenen weer Arabische ruiters aan den Bosporus en in 709 trok de broeder van den Khalief, Maslama, met 80,000 man den Hellespont over en drong in Thracie door ; met moeite werd hij teruggedreven. Verovering Maar belangrijker nog dan wat hier voorviel, waren de gebeurtenissen in van Noordfrika. het westen. Na de verovering van Carthago waren de Arabieren steeds verder doorgedrongen. Den krachtigsten tegenstand vonden zij in Afrika bij de inlandsche bevolking, de Berbers, wier nomadische levenswijze en eigenaardige stammenindeeling een inlijving bij het Arabische rijk hoogst moeilijk maakte. Maar ten slotte namen de Berbers den Islam aan en onderwierpen zich. Al het land tot aan den Atlantischen Oceaan toe, werd door den stadhouder Moesa veroverd ; krachtigen tegenstand vond hij slechts voor Verovering Ceuta, waar Julianus namens den Keizer het bevel voerde. Ten einde zijn van Ceuta, 710. zekeren val ten minste aan zijn doodvijanden, de Westgoten, te wreken, gaf Julianus in 710 de stad aan de Arabieren over, maar verbond zich tevens met hen tot een aanval op Spanje. Moesa gaf het bevel daartoe, maar liet de uitvoering aan zijn onderbevelhebber Tarik over. In 711 stak deze aan het hoofd van een paar duizend Berbers de straat over en vestigde zijn hoofdkwartier op de rots, die naar hem Dschebel Tarik (Gibraltar) heet. Hij vermoedde niet, welk een gewichtige onderneming hij was begonnen. Het west- Het Westgotische rijk bleek niet meer in staat zelfs dezen zwakken stoot te gotieche rijk. verdragen. Langzamerhand was daar de staat door binnenlandsche onlusten geheel verzwakt. Het koningschap was een werktuig in handen van adel en geestelijkheid geworden. In 633 kwam onder voorzitterschap van Isidorus een concilie te Toledo bijeen, dat vaststelde, dat de koningskeuze in het vervolg door adel en geestelijkheid zou geschieden, terwijl rebellie tegen den gekozen Thcocratie. koning met den kerkelijken ban zou worden gestraft. Het rijk werd een zuivere theocratic ; de staats was slechts een middel voor de Kerk om haar macht uit te oefenen. De bisschoppen waren de hoogste staatsambtenaren : alle ketters werden streng vervolgd : in dit rijk Gods kon geen ander dan het reine Katholieke geloof worden geduld. Daarentegen verloor de kroon hoe langer hoe meer macht : aan de verzorging der materieele belangen van land en yolk werd weinig gedacht. Maar zonder verzet ging dat toch niet : moat de kroon zich gewillig naar de geestelijkheid voegen, de adel was daartoe Kinasevieth.nog niet besloten. Zijn hoofd, de oude Kindasvinth, een krachtig grijaards 641-652. van bijna tachtig jaren, zette zich in 641 de kroon op het hoofd. Met ijzeren hand voerde hij het bewind, niet alleen over de bisschoppen, maar over de edelen : sedert Leovigild had geen koning zoo volledig kehoorzaamheid gevonden. Maar na Kindasvinth gingen de rechten, door hem aan adel en geestelijkheid ontwrongen, weer verloren. Het onbeperkte verkiezingsrecht door Rekievinth, adel en geestelijkheid werd onder Kindasvinths zoon Rekisvinth weer erkend 652-672. den koning werd het onmogelijk gemaakt de domeinen uit te breiden, terwijl add en geestelijkheid hun landbezit voortdurend vergrootten ; aan rebellie 61 tegen den koning werd straffeloosheid verzekerd. Eerst met Wamba werd Waniba, dat weer anders. Hij had het geluk bij den aanvang zijner regeering een 672-680. zeer gevaarlijken opstand in het noorden neer te werpen. Geen wonder dat hij door deze overwinning zijn macht voelde groeien. Hij reorganiseerde het leger in dezer voege, dat voortaan onvrijen daarin werden opgenomen. Ongelukkig werd hij kort daarna geheel onbekwaam voor de regeering. Nogmaals .overwon de geestelijkheid het koningschap. Alles wat Kindasvinth en Wamba voor den staat hadden veroverd, werd weer prijsgegeven. Plechtig werd het koningschap onder de hoede der Kerk gesteld ; de legerorganisatie van Wamba werd afgeschaft. Ergerlijk waren de Jodenvervolgingen, die krachtens de wet Jodenplaats hadden en die een talrijke nijvere klasse der bevolking van den staat yervolging.. vervreemdden. De gekwelde Joden vluchtten grootendeels naar Noord-Afrika, waar zij in het Byzantijnsche gebied een draaglijke, in het Mohammedaansche een welwillende behandeling ondervonden. De Islam gevoelde zich aan het Jodendom geestelijk verwant ook waren Joden en Arabieren van stam ; zoo is het te verklaren, dat aan de eersten in het Khaliefenrijk tegen een geringe schatting vrije godsdienstoefening en burgerlijke vrijheid werd gegund. Natuurlijk onderhielden de Joden door handelsbetrekkingen als anderszins een druk verkeer met hun geloofsgenooten in Spanje, waardoor deze hun ,onderdrukking te zwaarder voelden. Toen dat daar werd ontdekt, brak een ware storm van vervolgingen over hun hoofd los. Men wilde de Joden met een slag uitroeien. Maar voordat het zoover kwam, was het Westgotische rijk reeds ineengestort. De voorlaatste Westgotische koning was Witika. Hij was een krachtig Witika, vorst, maar juist daardoor geraakte hij al spoedig in een verbitterden strijd 701-710. met de geestelijkheid en den adel ; bij het yolk daarentegen was hij geliefd. Van zijn opvolger Roderik weet men weinig. Onder hem stak Tarik in Roderik, `711 naar Spanje over. Natuurlijk maakte Roderik zich op om den lastigen 710-711. indringer terug te jagen. Den 19den Juli 711 stonden de beide legers bij Xeres de la Frontera tegenover elkander. Dagen lang duurde de strijd, Slag bjj de a maar ten slotte werden de Goten teruggedreven. Deze geschiedenis is door xere Fron tera, 711. sage en legende, door volksverhalen en geleerde verdichtsels zoo omwoeld, dat de historische waarheid bijna niet te herkennen is. Zeker is het, dat Tarik vermet een slag het rijk instortte. Zelden is een groot rijk in zoo korten tijd overtSpanje. veroverd als Spanje door de Mooren. Kon het ook anders ? Niemand had belang bij het Gotische rijk dan adel en geestelijkheid. En de adel zelf was verdeeld ; een koning werd niet meer gekozen. Zoo bepaalde zich de tegenstand tot sporadisch verzet van eenige edelen. In weinige dagen overschreden de Arabieren den Guadalquivir, de Guadiana, eindelijk den Taag ; snel vielen Cordova, Malaga en Granada in hun handen ; zonder tegenstand opende Toledo zijn poorten. Zoo had Tarik een groote provincie aan het khaliefenrijk toegevoegd. Maar Moesa zag met bitteren naijver het succes van zijn onderdaan. Ten Mom, in einde ook deel aan de eer der verovering te hebben, stak hij in 712 naar Spanje. Spanje over. Na een vrij lange belegering gelukte het hem Sevilla te bezet- een 62 ten. Nog krachtiger tegenstand bood Merida, dat eerst in 713 capituleerde. Van daar trok Moesa naar Toledo, waar hij, door Tarik begroet, zijn intocht hield : uit jaloerschheid wierp hij hem wegens ongehoorzaamheid in de gevangenis. Moesa voltooide de verovering van het land tot de Pyrenaeen : alleen in de noordelijke berglanden handhaafden zich de Goten. Daar plaatst de overlevering reeds onmiddellijk na de verovering door de Arabieren den nationalen held Pelayo als worst van een klein rijkje. Zeker is het, dat reeds toen de kiem is gelegd voor een klein gebied, dat, later aanwassend, aan de Mohammedanen moeite genoeg heeft veroorzaakt en waaruit ten slotte de Spaansche staat is gegroeid. Zoo had Khalief Walid zijn gebied verder uitgebreid dan een zijner voorgangers. Ook in den strijd tegen Byzantium won hij steeds veld. Zoowel deze overwinningen als de uiterste verwarring, waarin destijds het Grieksche rijk verkeerde, moeten hem op het denkbeeld hebben gebracht, dat de verovering van Constantinopel zelf geen ernstige moeilijkheden meer behoefde op te leveren. Zelden zijn de Keizers elkander sneller opgevolgd als in dezen tijd. Justinianus II vond eindelijk in 711 zijn noodlot : hij werd vermoord. Maar philipplous, de nieuwe Keizer Philippicus was een onbeduidend man, zoodat de senaat • hem afzette en den eersten minister als Anastasius II tot Keizer benoemde, AnastasinsII, 713-716. Deze was een man van groote bekwaamheid, maar ook hem gelukte het niet de Muzelmannen tegen te houden. Uitgebreide toerustingen te water en te land werden gemaakt voor den aanval tegen Byzantium. Inmiddels stierf Walid in 715 en werd opgevolgd door zijn niet minder krachtigen soeleiman, broeder Soeleiman. Anastasius echter werd in zijn goed beraden plannen tot 715-717. verdediging van het rijk belemmerd door een soldatenopstand in KleinAzie, waar de bevelhebber Theodosius III tot Keizer werd uitgeroepen. NogTheodosius maals ontstond een oproer in Klein-Azie onder andere soldaten, die op hun. 111,716-717. beurt hun aanvoerder tot Keizer uitriepen. Maar dezen keer hadden zij een voortreffelijke keuze gedaan ; de nieuwe Keizer was Leo de Isaurier. DERDE BOEK KAROLINGERS EN ABBASSIDEN 717-870 EERSTE HOOFDSTUK Leo de Isaurler en Karel Martel. De val der Ommayaden 717-750 e Isaurier Leo III had zich als militair van de beste Leo m o. do Ieantl zijde doen kennen. Hij wist, dat hij een doornenkroon 117_7411 aannam, toen hem de keizerskroon op het hoofd werd gezet, maar hij aarzelde geen oogenblik ; hij gevoelde in zich de kracht het rijk te redden. Onmiddellijk na Leo's kroning rukte de Arabische veldheer Maslama Bithynie binnen en veroverde Pergamum. Van daar trokken de Beleg Van Arabieren bij Abydos over den Hellespont en omsingelden Byzantium. Een °°,,noapte; t4. reusachtige vloot verscheen in de Propontis en viel de stad ook aan de zee- 717 P118 . zijde aan. Maar de dapperheid van Leo's soldaten, de behendigheid zijner ingenieurs, in het algemeen het bewonderenswaardig weerstandsvermogen, waarvan de hoofdstad onder 's Keizers bezielende leiding blijk gaf, waren zoo groot, dat de Arabieren te land niets konden uitrichten en ter zee zware verliezen leden. Slechts het volstrekte bevel van den Khalief deed Maslama voor Constantinopel volharden ; maar door den strengen, langen winter van 717 leden de Arabieren ontzettende verliezen. Toch beval de nieuwe Khalief Omar II in 718 een nieuwen aanval, waartoe hij ook een nieuwe vloot zond. Maar deze had veel van stormen en van het Grieksche vuur te lijden, zoodat de insluiting ter zee weldra verbroken werd. Het landleger kon zich nog slechts met moeite levensmiddelen verschaffen ; ook de Bulgaren kwamen den Keizer te hulp ; aanstekelijke ziekten decimeerden de Arabieren. Zoo zag Maslama zich in den zomer van 718 genoodzaakt het beleg op te breken. De belegering van Constantinopol in 717 en 718 is een feit van wereldhistorische beteekenis. Door den kloekmoedigen weerstand van den Keizer werd niet alleen de hoofdstad, niet alleen het rijk, maar ook geheel Oost-Europa voor het Christendom gered. Ware Byzantium bezweken, de gevolgen waren niet te overzien geweest. Ernstigen tegenstand zou de jonge, krachtig 6 Alg. Gesch. 66 opbruisende Islam nergens meer hebben gevonden : Bulgaren zoowel als Serviers zouden zijn overwonnen ; het Longobardische rijk zou zeker geen weerstand hebben geboden ; Rome zou in de handen der' ongeloovigen zijn gevallen. Leo'abeetunr. Leo III was de redder der Christenheid. Maar bovendien is hij een der uitstekendste Grieksche keizers. Als zijn eersten plicht besehouwde hij het om het leger aan zijn roeping te doen beantwoorden. Na zijn overwinning handhaafde hij een gestrenge krijgstucht en schiep een voortreffelijken generalen staf. Bij deze en andere hervormingen ging hij uit van een nieuwe verdeeling van het rijk. Het systeem van Diocletianus en Constantijn den Groote werd verlaten : het rijk werd verdeeld in themata, kleine, op militaire wijze georganiseerde provincien, bestuurd door strategen, die onmiddellijk van den Keizer afhingen in het aan alle zijden bedreigde rijk moest wel het burgerlijk gezag geheel aan het militaire worden ondergeschikt gemaakt. Oilder de strategen stonden mindere ambtenaren aan het hoofd van districten en steden, alle militairen. Aan het hoofd van de financien en de rechterlijke macht kwam in ieder thema de protonotarius, ondergeschikt aan den stratceg in rang, maar alleen afhankelijk van den grootschatmeester. Leo III heeft zijn militairen roem schitterend gehandhaafd. Het gelukte hem de Arabieren uit Klein-Azie te verdrijven. Op zwaren tegenstand stuitte Omar II 717-720. hij niet. Omar • II was een vroom Muzelman en een voortreffelijk theoloog, maar te weinig staatsman en veldheer om practisch veel uit te richten ; zijn hoop strevende gedachten werden niet gebreideld door een helder inzicht in de wezenlijke behoeften van het rijk. Maar het ergste was, dat hij de kracht miste de uiteenloopende elementen zoowel in zijn huis als onder zijn aanhangers en in het rijk onder den duim te houden. Aliden, Kharidschieten en Schiiten begonnen zich weer te roeren. De nakomelingen van Abbas, een ootn van den Profeet, vonden door hun vromen levenswandel bewondering bij millioenen : de gedachte kon niet veraf liggen om op hen de rechten van Ali's geslacht over te brengen. Zoo vormde zich reeds toen om de Abbassiden een gevaarlijke oppositie. Op Omar volgde Jezid II, een man vol liefde voor poezie en muziek, maar Jezid II, 720-724. nog minder dan zijn voorganger voor staats- en krijgszaken geschikt. Onder hem nam de verwarring toe : een opstand van het geheele oosten onder leiding der Abbassiden dreigde voortdurend. Maar het huis der Ommayaden heeft ook nog een Khalief van den ouden stempel voortgebracht : aan Abdalmeliks vierden zoon Hischam is het voor het laatst gelukte over het geheele Theebam, 724-743. rijk het gezag van zijn stam te doen eerbiedigen. In het verre oosten en in Afrika alleen gelukte het hem niet de weerstrevende elementen in bedwang te houden. Het was Hischam, die een poging deed Keizer Leo zijn veroveringen in Klein-Azie weer afhandig te maken. Maslama bezette echter wel Caesarea, maar een aanval op Nicaea mislukte. Bij Akroinon kwam het in 740 tot een moorddadigen slag, waarin de Arabieren zoo volledig werden geslagen, dat zij het voorloopig niet waagden een nieuwen aanval te doen. Zoo eindigde Leo zijn regeering, gelijk hij ze begonnen was, met een groote overwinning. Nog in een ander opzicht was deze Keizer een voortreffelijk heerscher. 67 De Bulgaren hield hij in bedwang. De geldmiddelen stelde hij onder zijn persoonlijke contrOle hij was een verstandig, spaarzaam, nauwlettend financier. Aan de veiligheid van het verkeer wijdde hij zijn bijzondere zorg, zoodat de handel blo eide. Ook het rechtswezen had veel aan hem te danken : een kort burgerlijk wetboek, de Ecloga, werd uitgevaardigd, dat na Justinianus' wetgeving een wezenlijke verbetering was. Zoo was Leo door zijn voortreffelijke regentendeugden en heilzame maatregelen een der beste en ook een der populairste keizers. Het zwakke punt in zijn regeering blijft evenwel de herleving van den kerkelijken strijd, niet zonder de schuld van den Keizer zelf. Inderdaad verraadt zijn optreden tegen den beeldendienst en de reliquieenver- De beeldeneering gebrek aan inzicht in de behoeften zijner eeuw. Maar aan den anderen dienst. kant moet worden erkend, dat de misbruiken, waartegen de Keizer optrad, dien naam ten voile verdienden en dat hij door edele motieven werd geleid. De beschaafde kringen en een groot gedeelte der geestelijkheid steunden hem, toen hij den beeldendienst en de reliquieenvereering ging beperken en bestrijden. In 726 werd de aanbidding der beelden verboden ; voorloopig werden zij nog niet uit de kerken verwijderd, maar alleen hooger gehangen. Terstond splitste zich de bevolking in beeldenvereerders (iconodulen) en beeldstormers (iconoclasten). In het oosten vonden Leo's maatregelen algemeene instemming ; in Constantinopol was de bevolking verdeeld ; maar in het Helleensche gebied, waar nog de oude kunstzin der Grieken niet was uitgestorven, wilde men de beelden niet prijsgeven. Een nog heviger tegenstand openbaarde zich in ZuidItalie ; vooral in Rome verzette men zich met kracht tegen 's Keizers politiek. In een anderen tijd was deze stemming niet gevaarlijk geweest. Maar joist in dezen tijd werden de Longobarden geregeerd door Liutprand, een hunner Liutprand, 712-744. krachtigste vorsten. Hij dwong de hertogen van Beneventum, Spoleto en Friaul om zijn heerschappij te eerbiedigen. Maar de gunstigste gelegenheid om zijn gezag te vergrooten bood zich aan, toen Keizer Leo in 726 zijn edict tegen den beeldendienst had uitgevaardigd. Deze vereering was de Italianen dierbaar ; vandaar een buitengewone ontroering en zelfs verzet. Ook de Paus verklaarde zich openlijk tegen den Keizer. Liutprand was niet de man om deze gelegenheid ongebruikt te laten voorbijgaan. Een groot aantal steden werden zonder veel moeite door hem bezet. Zelfs drong hij tot in het Romeinsche gebied door en bezette in 728 Sutri, dat hij aan den Paus in eigendom gaf, de eerste bezitting van den Heiligen Stoel buiten Rome. Niet altijd bleef Liutprand ang • jaeknnevnicserkvez evenwel den Paus welgezind ; in 729 beproefde hij zelfs Rome te veroveren met groote verliezen moest hij echter aftrekken. Zoo handhaafde de Paus zijn onafhankelijkheid tegenover de Longobarden : zijn onderdanigheid aan. Byzantium was weinig meer dan een naam geworden. In 789 knoopte de Paus, opnieuw door Liutprand bedreigd, zijn eerste betrekkingen aan met den grooten hofmeier Karel Martel. In 742 gelukte het hem nog vier steden bij Rome, bovendien Ancona en eenige andere gebieden, van Liutprand te verkrijgen. Zoo werd de grondslag gelegd tot een wereldlijk gebied van den Paus, den Kerkelijken Staat. Paus De welwillende houding van Liutprand tegenover Paus Zacharias belette Zacharias, dezen zich nauw te verbinden met de opkomende macht der Karolingers. 741-752. - 68 De grondvester van deze macht was Pepijn van Herstal. Op welke wijze het geslacht, dat sedert Grimoalds val op den achtergrond was geraakt, toch weer de hoogste macht in Austrasie heeft verkregen, is onbekend. Pepijn was de zoon van Ansigisil, een zoon van Arnulf van Metz en van Begga, een dochter van den ouden Pepijn. Zijn eerste poging om Ebroin, nog steeds hofmeier in Neustrie en Bourgondie, te overwinnen mislukte ; Pepijn werd in 680 bij Laon verslagen. Maar kort daarna werd Ebroin vermoord, zeker met medeweten. van Pepijn. Ebroins opvolgers waren hem ongelijk, zoodat Pepijn het in 687 kon Slag bij wagen aan het hoofd der Austrasiers tegen Neustrie en Bourgondie op te Testrl, 687. trekken. Bij Testri kwam het tot een slag, waarin hij een volledige overwinring behaalde. Deze slag legde den grondslag tot de macht der Arnulfingers over het geheele rijk ; Theoderik III, de koning der drie rijken, benoemde Pepijn tot major domus. Zoo had Pepijn zijn doel bereikt. Hij had hersteld, wat de Merovingers niet hadden kunnen in stand houden, de eenheid des rijks. Pepijn heeft de taak, waarvoor hij zich gesteld zag, op de beste wijze vervuld. In langdurige oorlogen hebben Pepijn en zijn opvolgers de onderhoorige volken aan den rechteroever van den Rijn niet alleen ingelijfd, maar ook vele stammen onderworpen, die nooit den koning hadden gehoorzaamd. In de binnenlandsche politick was het streven van de nieuwe heerschers de bedwinging van den adel, voornamelijk door versterking van het element der geringe vrijen. Op dat punt hebben zij niet kunnen triomfeeren : zelfs Karel de Groote heeft dat doel niet kunnen bereiken. De onvermogende vrijen werden hoe langer hoe meer lijfeigenen van kerk en adel en verkregen zoo een wel onvrij, maar toch zorgeloos bestaan. Zoo wordt de Frankische maatschappij hoe langer hoe meer een maatschappij, waarin behalve de drie machten, koningschap, geestelijkheid en adel, niemand invloed bezat. Onjuist is de overlevering, als zouden de koningen door Pepijn in eervolle gevangenschap zijn gehouden in hun koninklijke villa ; vandaar begaven zij zich eenmaal per jaar naar het Maartveld, waar zij op den troon zich aan het toegestroomde yolk vertoonden, de gewone geschenken in ontvangst names, den heerban inspecteerden en op voordracht van den major domus vonnissen velden. De oorkonden bewijzen, dat de koningen zich dikwijls verplaatsten en herhaaldelijk als zoodanig beslissingen namen slechts moet men denken aan een overwegenden invloed van den geestkrachtigen hofmeier op den zwakken koning, een verhouding als b. v. van Richelieu en Lodewijk XIII, Bismarck en Willem I. Pepijn heeft met Friezen, Saksers, Thuringers, Alemannen en Beieren geoorloogd. De Friezen waren zoo goed als onafhankelijk gebleven. Wel heeft Dagobert I in Utrecht, de grensstad, een kleine kerk gesticht, maar deze is later door de Friezen verwoest. Een halve eeuw later stond de hoofdeling of koning Aldgisl in vriendschappelijke verhouding tot Ebroin ; hij moet ook het Christendom hebben beschermd. Maar op het einde der zevende eeuw vinden wij den heidenschen Radbod als beheerscher der Friezen. Een oorlog met Pepijn was onvermijdelijk, te meer daar Radbod meermalen het Frankische gebied bedreigde. In 689 kwam het bij Wijk-bij-Duurstede tot een slag, waarin de Frie- 69 zen totaal werden. verslagen : Radbod moest geheel West-Friesland tusschen het Zwin en den Rijn aan Pepijn afstaan. Onmiddellijk daarna kon onder Fraukische bescherming de prediker Willebrord zijn arbeid in deze streken beginnen. wuiebrord. Hij was als zoovelen zijner voorgangers een An.gelsaks ; in 692 kwam hij in Friesland om er het Christendom te verkondigen. Van Utrecht uit doorkruiste hij het aan Pepijn afgestane land. Daar bouwde hij in plaats van Dagoberts kapel de Salvatorskerk als het middelpunt van het Christelijke Friesland. In 695 begaf hij zich naar Rome, waar hij door den Paus tot aartsbisschop der Friezen werd gewijd. Dat beteekende een belangrijke uitbreiding van de geestelijke machtsbevoegdheid van den Paus. Ook de christianiseering der Germaansche stammen aan den rechteroever van den Rijn ging zoo van Rome uit van den Paus zelf verkreeg Willebrord het pallium als teeken zijner waardigheid. Van Utrecht uit ondernam hij sedert bekeeringsreizen, hij predikte overal, vernietigde de afgodsbeelden en stichtte kerken en kapellen. Onder hem waren in alle deelen van Nederland hulppredikers werkzaam. Toen Willebrord in 739 in de abdij Echternach stierf, kon hij zich beroemen een groot gedeelte van de landen aan den mond van Rijn, Maas en Schelde voor het kruis te hebben gewonnen. Toen Pepijn in 714 stierf, was niemand gereed hem op te volgen. Het Pepun t, naast stond hem zijn zoon Karel Martel, een jong, krachtig man. Maar 714. arel Pepijn benoemde even voor zijn dood een onecht kind van zijn zoon Grimo- Martel en ald, Theodoald, tot zijn opvolger, onder regentschap van zijn weduwe Plec- Pleotrudiff• trudis. Dat was echter geheel in strijd met de tradition van het hofmeierschap ; het regentschap voor het hofmeierschap, op zich zelf zonderling, kon moeilijk worden waargenomen door een vrouw. Dat het verzet tegen Plectrudis zich schaarde om Karel Martel, spreekt van zelf. Onmiddellijk na Pepijns dood nam Plectrudis Karel gevangen en liet Theodoald huldigen. Maar van den aanvang of werd haar gezag niet algemeen erkend. De Neustriers kwamen in vcrzet en versloegen haar in 715 bij Compiegne. Zij hadden den Merovinger Dagobert III in hun macht, die zich met den ouden Radbod verbond. Ook de Saksers grepen naar de wapens en deden een inval in Austrasie. Maar het grootste ongeluk voor Plectrudis was, dat Karel in 715 zijn gevangenis ontvluchtte en zich aan het hoofd van de Austrasiers stelde. De Neustriers vereenigden zich intusschen met de Friezen en drongen langs den Rijn door tot Keulen, waar Plectrudis zich genoodzaakt zag een zeer nadeeligen vrede te sluiten. Maar toen lieten de Neustriers de Friezen weer naar hun land terugtrekken, zoodat zij niet in staat waren Karel te weerstaan, toen deze hen bij de Ambleve overviel en versloeg. Sedert was Karel het hoofd der Austrasiers. Nog hooger steeg zijn macht, toen hij in 717 bij Vincy wederom een schitterende overwinning behaalde ; in dezen tijd verdwijnt Plectrudis uit de geschiedenis. Zoo was Karel meester van Austrasie : van daar uit begon hij nu nieuwe veldtochten naar het noordoosten. De Saksers drong hij terug : tot aan den Wezer voerde hij zijn zegevierende heerscharen. Een groot voordeel voor hem was het, dat Radbod in 719 stierf: zijn opvolger Aldgisl II was het Christendom meer genegen en sloot vrede, zoodat Zuid-Friesland bij het Frankenrijk werd ingelijfd. 70 Na dezen vrede ijlde de geloofsprediker Winfrid uit Rome naar Friesland terug om zijn in 716 begonnen werk onder bescherming van den machBonifacius. tigen hofmeier te hervatten. Winfrid, beter bekend als Bonifacius, verkondigde drie jaren lang onder de Friezen het evangelic. Maar daarna werkte hij vooral in meer oostelijke streken. In 782 verhief de Pans hem tot aartsbisschop der Duitschers met den zetel te Mainz. Als zoodanig is hij zoowel de geloofsprediker als de kerkelijke organisator van het tegenwoordige Duitschland geworden. Een groot aantal bisdommen heeft hij gesticht in het gebied der Alemannen, Beieren, Thuringers, Saksers en ten slotte ook der Friezen. Naar dat yolk is hij ook in 754 teruggekeerd ; toen is hij als martelaar des geloofs bij Dokkum gevallen. In 719 eindelijk versloeg Karel de Neustriers volledig bij Soissons ; Parijs viel hem in handen ; Neustrie werd door hem bezet. Daar hij zich nog wel van den koningsnaam moest bedienen, liet hij den Merovinger, Theoderik IV a e I„ 1:r Kat:r to inu 8 tot koning uitroepen. Natuurlijk werd Karel zelf major domus over het maj 720. geheele rijk. In het algemeen wijdde hij in de volgende jaren zijn opmerkzaamheid geheel aan de onderwerping der Germaansche volken. Bonifacius werd door hem in zijn bekeeringsarbeid met allen nadruk van zijn gevreesd zwaard beschermd. In 724 deed Karel een krijgstocht tegen de Beieren, die zich aan het Frankische gezag hadden onttrokken. Het gelukte hem dat yolk te onderwerpen en tegelijk de dreigende interventie van Liutprand te voorkomen. In 730 trok hij ten strijde tegen de Alemannen, die werden bedwongen. Het_ is echter opvallend, dat Karel zich voornamelijk met Germanic bezig Meld, hoewel het rijk ernstig in het zuiden werd bedreigd. Na de onderwerping van Spanje door Tarik en Moesa was de laatste als overwinnaar naar Kairwan teruggekeerd. Niet lang genoot hij zijn triumf : Walid riep hem terug ; te Damascus is hij in 717 gestorven. Op bevel van den De Arabieren Khalief werden in Spanje de veroveringen voortgezet. In 718 overschreden In Frankrbk. de Arabieren voor het eerst de Pyrenaeen. In 720 viel Narbonne in hun handen ; daar vestigden zij hun hoofdkwartier. Zij kwamen zoo in strijd met Eudo van Aquitanie, die van de woelingen in het Merovingenrijk partij had getrokken door een onafhankelijk hertogdom te stichten. Eudo had juist in 720 vrede gesloten met Karel Martel, zoodat hij zijn krachten vrij had, toen in 721 de Arabieren Toulouse belegerden. Hij rukte tot ontzet aan : onder de muren der stad kwam het tot een slag, waarin de Muzelmannen werden verslagen. Toch veroverden zij in 725 Nimes en Carcassonne. In 780 benoemde Abder- Khalief Hiseham den energieken Abderrachman tot stadhouder van Spanje. raohman. Het gelukte dezen de verstoorde orde te herstellen, zoodat Berbers en AraKriiirstocht bieren zich gewillig onder zijn vaandel schaarden, toen hij in 732 een nieuwen in Frankrijk, 732. krijgstocht tegen Gallie begon. Deze veldtocht zou over het lot, van den Islam in het westen beslissen. De gelegenheid was voor de Arabieren gunstig ; Eudo was in strijd geraakt met Karel Martel. Plunderend drong Abderrachman in 082 Zuid-Frankrijk binnen, trok de Garonne over en belegerde Bordeaux. Eudo rukte tot ontzet aan, maar werd bij de Dronne door de Arabieren verslagen. Als overwonneling zocht hij een toevlucht bij Karel. De major domus vergat alle geschillen en 71 nam Eudo tot zijn wapenbroeder aan. Inmiddels hadden de Arabieren Poitiers genomen en trokken of op Tours. Maar tusschen deze twee steden stuitte Abder.. tinagpbrure rachman op Karel Martel. Deze had alle Franken en bondgenooten onder ootober73i. de wapenen geroepen in dit verschrikkelijk gevaar Saksers en Friezen, Hessen en Thuringers, Alemannen en Beieren, ternauwernood of nog half onderworpen volkeren streden onder zijn vanen ; alle Christenen, Romanen en Germanen, waren vereenigd tegen den Islam ; de geheele heerban van het Frankische rijk, aangevuld met de resten van Eudo's leger, stond schouder aan schouder. Zoo kwam het in October 732 tot een slag, die de beslissing zou brengen. In vast aaneengesloten slagorde stonden de Franken naar oudgermaansch gebruik hecht als een rots : de herhaalde aanvallen der beroemde Arabische ruiterij weerstonden zij zonder wankelen of wijken. Karel bepaalde zich uitsluitend tot de verdediging ; zijn taktiek zegevierde. De Arabieren waren door de herhaalde, telkens teruggeslagen aanvallen zoo uitgeput, dat zij het slagveld ontruimden en naar het zuiden terugtrokken. Even goed als voor vijftien jaren Keizer Leo heeft Karel Martel in 732 Europa gered voor ovcrheersching der Muzelmannen en daarmede de schatten van wordende en in kiem aanwezige beschaving voor ondergang behoed. Een groot deel van Frankrijk werd door de Arabieren ontruimd : Lyon, Marseille en Arles werden door Karel bezet. De Muzelmannen waagden geen nieuwen aanval. Zoo vond Karel gelegenheid tot een krijgstocht tegen Karelonderde Friezen. De christianiseering en de Frankische verovering gingen hier we zteldie hand aan hand. Zoo schoof de grens tusschen Friesland en Frankenland steeds verder op ; geen wonder, dat de Friezen, tegelijk in hun vrijheid en hun geloof bedreigd, een strijd op leven en dood met de Franken waagden. In 788 en 734 woedde een verbitterde krijg : hertog Poppo viel in 734 in een grooten slag aan de Boorne ; de onderwerping en bekeering der Friezen werd door Karel zoo nadrukkelijk ter hand genomen, dat zij het een halve eeuw lang niet waagden tegen de Franken in opstand te komen. Juist had Karel de noordgrens van het rijk tot rust gebracht, toen in NlenwestriJd het zuiden weer gevaar dreigde. De Arabieren bezetten zonder moeite Arles. bnii de nentn li Een poging van Karel om deze stad te heroveren mislukte, daar ook in AquitanIC Aquitanie gevaar dreigde. Eudo's zoon Hunold kwam in verzet ; ten slotte moest Karel hem echter onder bepaalde voorwaarden als hertog erkennen. Ten gevolge daarvan kon hij zich weer met nadruk tegen de Arabieren wenden ; in 736 gelukte het hem dan ook Arles te heroveren. Maar in 787 bezetten de Muzelmannen Avignon. Van deze stad uit deden zij versehrikkelijke plundertochten. Onmiddellijk begaf Karel zich op marsch : nog in 737 nam hij Avignon stormenderhand in. Daarna sloeg hij het beleg voor Narbonne, dat weldra zou moeten vallen. Maar een groot Arabisch leger overschreed de Pyrenaeen ; een Arabische vloot verscheen aan de kust. Toch gaf Karel de belegering niet op, maar trok met een deel van het leger den vijand te gemoet : aan de zee versloeg hij de Arabieren volledig. Maar Narbonne kon hij toch niet veroveren. Hoezeer de macht van den major domus die van het koninklijk huis overtrof, blijkt wel uit het feit, dat na den dood van Theoderik IV in 787 a . 72 Karel het onnoodig achtte een nieuwen koning te doen verkiezen. Een anderen stap van beteekenis deed hij in dezen tijd : hij benoemde zijn beide zonen Pepijn en Karloman tot zijn opvolgers. Zijn laatste jaren waren rustig. In het zuiden bled het vrede. Ook in het noorden en oosten kon Bonifacius onder de bescherming van Karels zwaard zijn bekeeringsarbeid voortzetten. VriendeohaP De Paus erkende Karels verdiensten hij zag in hem den machtigen beschervan Karel met denPaus.Mer der Kerk. Toen Liutprand den Heiligen Stoel bedreigde, zocht de Paus hulp bij den major domus. Hier was het begin van de nauwe verbinding van den Paus met het Frankische koningsgeslacht, die voor beide zulke rijke vruchten heeft afgeworpen. In 789 zond de Paus een gezantschap naar den machtigen hofmeier ; Rome werd door Liutprand belegerd. Karel nam het gezantschap vriendelijk op, maar aarzelde zich met zulke gevaarlijke ondernemingen in te laten, die hem niet alleen met Liutprand, maar ook met den M a rli te r e l Keizer in conflict dreigden te brengen. Toch hield de Paus niet op Karel t 7 41. tot hulp aan te manen. Juist in dezen tijd is Karel Martel in 741 gestorven. De groote major dOmus, naar wien het geslacht zich Karolingers noemde, Pepijn en liet twee zonen na, Pepijn en Karloman. Zij volgden hem thans als gezaNarloman. menlijke regeerders op, Karloman in Austrasie, Pepijn in Neustrié en Bourgondie. Van beide broeders is Karloman de oudste, Pepijn de krachtigste. Hij was voor de hem opgelegde taak voortreffelijk berekend. Als al zijn voorvaderen bezat hij die ijzeren volharding, die tot het doel leidt. Ook was Pepijn evenals zijn vader een oorlogsman van den eersten rang en met staatkundige bekwaamheden ruim begaafd. De wijze, waarop hij aan den onmogelijken toestand van het rijk, waarin een schijnkoning en een krachtig minister doelloos naast clkander stonden, een einde maaktc en met behulp der Kerk een nieuwe orde van zaken in het leven riep, bewijst bij een juisten blik op het wezen der dingen diplomatieke en politieke talenten van beteekenis. Het nieuwe gezag werd niet dadelijk overal erkend. In 742 verhieven zich tegelijkertijd de Aquitaniers, de Beieren, de Alemannen, de Slaven en de Saksers tegen Pepijn en Karloman. Het eerst trokken de beide broeders tegen Hunold van Aquitanie op ; zij konden hem niet bedwingen. Beter gelukte het hun nog in dat jaar met de Alemannen. Het volgende jaar verChilderik III, hieven zij den laatsten Merovinger Childerik III op den troon ; blijkbaar 743-752. hadden zij toen den steun van zijn koningsnaam nog noodig ; ook bewijst dat, dat zij destijds er nog niet aan konden denken zelf naar de kroon te grijpen. Nadat de nieuwe koning was geinstalleerd, trokken de majores domus op tegen de Beieren en de weer opgestane Alemannen, waarna beide volken tot gehoorzaamheid terugkeerden. Daarna wendde Karloman zich tegen de Saksers en onderwierp ook hen. In 744 trokken beide broeders weder tegen Hunold op. Zoo regeerden Pepijn en Karloman gemeenschappelijk het rijk, totdat in 747 de tweede, de aardsche zorgen moede, zich aan het bestuur onttrok in een klooster ging ; in 754 is hij gestorven. Langzamerhand rijpte bij Pepijn het plan, dat de daden der Karolingers Pepljn, zou bekronen, zijn verheffing tot koning. Zij is in 752 tot stand gekomen. Ironing, 752-768. Childerik III werd krachtens besluit van de Frankische volksvergadering 73 te Soissons afgezet en in zijn plaats Pepijn met toestemming van den Paus tot koning verkozen en daarna door Bonifacius gezalfd. Zoo was een wel revolutionnaire, maar toch gezonde oplossing gevonden van het probleem, hoe het zwakke koningschap met het sterke hofmeierschap kon samenwerken : samen werden zij een sterk koningschap. Daarmede was ook de major domus uit de Frankische geschiedenis verdwenen ; om gegronde redenen benoemden de Karolingers nooit weer zulk een machtig staatsdienaar. Pepijn verzekerde zich vooraf van de twee machten, die zijn koningschap moest steunen, den heerban en de Kerk. De heerban proclameerde gaarne zijn aanvoerder in plaats van den koning, van wien men weinig wist. En hoe konden Paus en Kerk bezwaar hebben tegen den staatsgreep ? De hofmeiers waren steeds welwillend geweest tegenover de geloofsprediking en daarmede tegenover de uitbreiding van de macht van den Heiligen Stoel. De Paus rekende op de Franken, zoo de Longobarden Rome kwamen bedreigen. Men kan het van Pepijn niet verstandig achten, dat hij de toestemming van Paus Zacharias heeft gevraagd door het bekende dilemma te stellen, of het beter was dat de een de waardigheid, de ander de macht heeft, dan of beide vereenigd moeten zijn. Ook was het niet zonder bezwaar, dat de nieuwe koning zich eerst door Bonifacius en later door den Paus liet zalven. Immers door het nieuwe koningschap onder de hoede van Rome te stellen, ruimde men den Paus wel niet duidelijk omschreven, maar daardoor des te beter voor uitbreiding vatbare rechten in. Het was van groot belang, dat het Frankische koningschap door den Paus zoo niet verleend, dan toch bevestigd is : daaruit sproot ten slotte voort de inmenging van den Paus met de Duitsche koningskeuze. Maar Pepijn had den moreelen steun der Kerk noodig voor de wettiging van zijn daad, die tegen het geschreven recht inging. Ook als koning had Pepijn overal te strijden met zijn naburen. Maar Pepijn en de • al deze veldtochten verdwijnen in het niet bij zijn groote onderneming M L°11813bar"n. Italie. Op het laatst van 753 ontving hij het bericht, dat Paus Stephanus II naar Frankrijk op weg was. Rome werd opnieuw benauwd. De Longobar- Aistalf, dische koning Aistulf vatte de politiek van Liutprand met goed gevolg 749-156. weder op. In 751 nam hij Ravenna in en verdreef den exarch. Daarna dwong hij Beneventum en Spoleto zijn opperheerschappij te erkennen. Ten slotte viel hij in het pauselijk gebied, veroverde de eene stad na de andere, zoodat de Paus het oogenblik zag naderen, dat Rome zelf door de Longobarden zou worden bezet. Van waar kon Stephanus hulp verwachten ? Van den Keizer zeker niet. De Beeldenstrijd. Door den beeldenstrijd was het Byzantijnsche rijk zeer geteisterd. Leo III was niettegenstaande verzet en oproer sedert 726 op den ingeslagen weg voortgegaan. In 728 beval hij alle beelden, zelfs die van Christus, uit de kerken te verwijderen. Dat decreet verwekte grooter beweging dan het vorige; de patriarch weigerde het uit te voeren. Daardoor nam de kerkelijke strijd een hartstochtelijk karakter aan : voor dezen strijd verdwenen voor langen tijd alle andere gesehilpunten. De verdeeling der partijen was ongeveer deze, dat de Keizer gesteund werd door het legsr, de ambtenaren, de geleerden, de ontwikkelde leeken, de hoogere standen en een deel der geestelijkheid ; maar de yolks- 74 massa, geleid door de meerderheid der geestelijkheid en der monniken, bleef aan de beelden gehecht. Conetantiin V Leo III stierf in 741 en werd opgevolgd door zijn zoon Constantijn V Ko p nym o s, 7 4r° 1— 7 7 5 . Kopronymos. Hij was in vele opzichten zijn vader gelijk, een voortreffelijk soldaat en staatsman. Maar hij miste de gematigdheid, die Leo ook in den beeldenstrijd kenmerkte. Daardoor nam de kerkelijke strijd veel scherper vormen aan : de iconodulen werden fel vervolgd Opetanden Tegen de Arabieren streed Constantijn met succes. De rijksgrens werd Hi so ham . verder naar het oosten verlegd ; verschillende steden werden bezet ; Cyprus Hi werd heroverd en de Arabische vloot in 748 bij Kerameia totaal verslagen. 's Keizers succes werd in de hand gewerkt door den burgeroorlog, die in de laatste jaren van Hischam in het Arabische rijk was uitgebarsten. In 740 brak in Marokko een gevaarlijke opstand uit, zoodat Spanje geheel was afgesneden. In 741 werden de troepen van den Khalief door de Berbers verslagen : al het land ten westen van Kairwan was voor hem verloren. Wel bedwong Hischam in 742 de opstandelingen, maar de Arabische heerschappij in Afrika bleef toch `zwak. Ook in het verre oosten, in Khorasan, was het geen oogenblik rustig. In Irak broeide het onheilspellend. Zoo was de toewalla II. stand, toen Hischam in 743 stierf. De nieuwe Khalief Wplid II werd spoe7 43-744. Jezid III, 74 4. dig vermoord ; zijn opvolger Jezid III werd bijna nergens erkend. Onder de Ommayaden zelf ontstond scheuring. In Afrika wist Abderrachman zich tot onafhankelijk stadhouder van Kairwan te verheffen. In Spanje ontstond een Merwan II, woeste burgeroorlog. Wel wist in 744 Khalief Merwan II zich op den troon 744 —750. te verheffen, maar de anarchic nam steeds toe. Hij was een bekwaam vorst : zes jaren heeft hij zich met uitstekende dapperheid en buitengewone geestkracht tegen zijn noodlot weten te verzetten. Te redden was de dynastie niet meer : de tegen haar aanstormende krachten waren te geweldig. Het was weer de oude strijd tussehen Mohammed en de Koreischieten, Medina en Mekka, Ali en Moeawija, Hoessein en Jezid, orthodoxie en ketterij. In den grond was de dynastic der Ommayaden, der ongeloovige Koreischieten, een anomalie in dit door den Profeet gegrondveste rijk ; slechts onder gelukkige omstandigheden en door de geestkracht van eenige voortreffelijke regenten had zij zich staande kunnen houden. Terugkeer tot natuurlijke toestanden zou in de oogen der geloovigen het gevolg van den val der Ommayaden zijn. Moeilijk was Merwans toestand : Spanje en Afrika waren reeds verloren ; in Syrie was overal opstand ; in Irak en Arabic brak een gevaarlijk oproer der Kharidschieten uit ; in Perzie dreigden de Schiiten ; in Khorasan heerschte Opetand der anarchic. Sedert 747 traden daar aan het hoofd der opstandelingen twee Abbas den 7 4818. ' Abbassiden op, de broeders Aboel Abbas en Aboe Dschaafar. Zeventig apostelen, verspreid over het geheele oosten, vlogen op hun wenken. „Voor den stam van den Profeet" — de Abbassiden waren nakomelingen van Abbas, een oom van Mohammed — was weldra het wachtwoord, waaronder Kharidschieten, Schiiten, Alieten en alle andere vijanden der Ommayaden samen ten strijde trokken. Bij Merw werd het eerst de zwarte vaan dei Abbassiden geplant ; onmiddellijk stroomden duizenden toe om haar te verdedigen. Merw zelf was spoedig in de handen der Abbassiden. Een groote overwinning 75 behaalden zij in 748 bij Nischapoer, waardoor het geheele oosten hun toeviel. Tegen dat dreigende gevaar bracht Merwan alle beschikbare troepen op de been. Maar onophoudelijk drongen de Abbassiden naar het westen voort. In 749 joegen zij een Ommayadisch leger bij Ispahan uiteen en veroverden het sterke Nihawend. Van daar trokken zij rechtstreeks op Koefa aan, dat zich overgaf en waar de Abbassiden voorloopig hun zetel vestigden. Merwan had inmiddels in Mesopotamie een groot leger verzameld. Maar ook onder zijn volgelingen heerschte tweedracht. Zoo kon hij zich niet handhaven, toen de Abbassiden hem in 750 bij den grooten Zab aanvielen• Merwan verloor den slag en met dezen de laatste hoop. Hij vluchtte naar Syrie, toen naar Palestina, van daar naar Egypte. Daar werd hij gevangen genomen en gedood. Zijn lot trof zijn geslacht : alle Ommayaden werden tot in hun verste schuilhoeken opgespoord en vermoord. Ten slotte werden alien, die aarzelden zich over te geven, door de belofte van lijfsbehoud verleid zich naar Damascus te begeven, waar zij op het bekende bloedige gastmaal werden gedood. Val &ar ea 75Y0 . De Abbassiden. TWEEDE HOOFDSTUK De grootste macht der Karolingers en Abbassiden 750— 800 n de oogen der geloovige Muzelmannen was de var der Ommayaden een god sgericht. Eindelijk was de heerschappij der kettersehe Koreischieten, die den Profeet hadden veracht, gevallen; de Beheerscher der Geloovigen zou in het vervolg weer zijn een van Mohammeds stam. Maar met den val der Ommayaden was ook de heerschappij der Arabieren geeindigd ; de nieuwe dynastie steunde voornamelijk op Mesopotamie en Perzie ; Perzen vond men zelfs in de hoogste waardigheden aan het hof. De troonsbestijging der Abbassiden scheen een restauratie, maar was minder een reactie dan de aanvang van een geheel nieuw systeem. Aboel Abbas, De oudste der beide Abbassiden, Aboel Abbas, aanvaardde het khali7515-754 ' faat. Maar zijn broeder was zoo geheel zijn metgezel, dat hij feitelijk regeerde. Aboe Dschaafer of Al Mansoer (de overwinnaar), is een der eerste regenten van zijn tijd. Een man van groote regeeringstalenten, maar vooral demonisch groot in de volkomen gewetenloosheid van zijn geheele natuur. Met volmaaktc veinzerij wist hij reeksen van gewelddaden met het masker eener innige vroomheid te bedekken. Door zijn geweldige energie is het Al Mansoer gelukt uit de verwarring, waarin het einde der Ommayaden het rijk had gelaten, weer een geordenden staat te voorschijn te brengen. Allereerst worden de Alieten, die nog steeds droomden van een Khalief uit het bloed van Ali, met zachten drang teruggewezen. De fanatieke Kharidschieten, van oudsher republikeinen, werden voorzichtig behandeld ; ook de aanhangers der Ommayaden vormden in Syrie en Egypte nog een machtige partij. In een opzicht volgden de Abbassiden de politiek der Ommayaden gestreng tegen verstokte tegenstanders, waren zij welwillend tegen hen, die berouw- 77 vol tot hen terugkcerden. In het algemeen vonden echter Aboel Abbas en Al Mansoer meer aanleiding tot het eerste dan tot het laatste : Aboel Abbas draagt waarlijk niet zonder reden den zelfgekozen bijnaam Es-saffach, den bloedvergieter. Met stroomen werd het bloed van de vijanden der Abbassiden vergoten : wie hun te machtig scheen, ook onder hun eigen aanhangers, werd meedoogenloos ten doode gewijd. Overal werden de opstanden met kracht onderdrukt ; overal werd het gezag der Abbassiden met het zwaard bevestigd. Te midden van dezen arbeid stierf Aboel Abbas ; Al Man- Al Mansoer, 754-775. soer werd zijn opvolger. Al dadelijk kwam zijn eigen zoon Abdallah tegen hem in opstand ; hij werd bedwongen. Het volgende jaar gelukte het den Khalief den wreeden, maar hoogst bekwamen Aboe Moeslim, den stadhouder van het oosten, gevangen te nemen en te dooden. Eerst toen was de troon van Al Mansoer bevestigd. Eerst, toen hij zoo de heerschappij had veroverd, kon hij het karakter aannemen, waarin de geschiedenis hem voornamelijk kent, den vredevorst, den ijverigen verzorger van de materieele belangen van het rijk, den milden beschermer van kunsten en wetenschappen, den wijzen, hoog geeerden Khalief. Het is aan Al Mansoer te danken, dat de nieuwe organisatie van den staat aan den Islam gelegenheid heeft geschonken, op Arabische zoowel als op Perzische grondslagen steunend, zieh tot een ongekende hoogte te verheffen ; aan hem, den onbarmhartigen bloedvergieter, dankt de wereld het, dat aan de besten der Muzelmannen de gelegenheid werd geschonken hun groote talenten tot rijke ontwikkeling te brengen ; hij is het, aan wien men dien eigenaardigen bloei der Mohammedaansche beschaving dankt, die meer dan alle veldslagen den roem van de Abbassiden uitmaakt. Bij dezen arbeid werden zij steeds ter zijde gestaan door het Perzische geslacht der Barmekiden, die jaren lang de door Aboel Abbas ingestelde De Bermekiden. waardigheid van vizier bekleedden. De vader, Khalid, nam dat ambt waar onder Al Mansoer, gelijk zijn zoon Jachja en zijn kleinzonen Djaafar en Fadl onder diens opvolgers. De Barmekiden waren goede hovelingen, maar tevens zeer bekwame staatslieden en ervaren administrateurs : het geheele bestuur van het rijk ging door hun handen. Zoo kan men voozal de binnenlandsche hervormingen, onder de eerste Abbassiden tot stand gekomen, vei- Blnnenlandsoh lig op rekening der Barmekiden stellen : dat daarbij vooral gebruik is ge- bestnur. maakt van Perzische voorbeelden, is daarvan het bewijs. Het postwezen werd hervormd ; in het belang der centrale regeering zelf werden ook de uiterste deelen van het groote rijk in gemakkelijke verbinding met den Khalief De post werd geheel afhankelijk van den. Khalief ; haar personeel vormde tevens de geheime politie. De wegen naar Mekka en Medina werden onttrokken aan de lokale autoriteiten en daarmede de pelgrims aan allerlei afpersingen en rooverijen : in het vervolg stonden zij onder de onmiddellijke bescherming van den Khalief. De financien werden op geregelden voet gebracht ; o. a. werd een rekenkamer gesticht. De Khalief liet zich zeer gelegen liggen aan de *bevordering van de materieele belangen van zijn onderdanen. Het afwateringssysteem van Euphraat en Tigris, sedcrt lang verwaarloosd, werd in orde gebracht. 78 Al Mansoer trachtte de verschillende volken in zijn rijk tot elkander te brengen door versterking van het gemeenschappelijk geloof, door bevordering van het geestelijk verkeer, door toenadering in zeden en gebruiken, door Bloei van begunstiging van handel, scheepvaart en nijverheid. Vooral wetenschap en wetenschap en kunst. kunst hebben veel aan dezen Khalief te danken. In Irak, waar de Arabische en Perzische beschaving door hun wederkeerigen invloed een opgewekt geestelijk leven hadden gewekt, bevorderde hij met kracht den bloei van Mohammedaansche wetenschap en kunst. Onder Al Mansoer leefden de beide grondleggers der Arabische taalwetenschap, Sibaweih en Chalil. Toen begon Asmai de sagen van den Arabischen heldentijd te verzamelen en te verklaren, terwijl Chalef-el-Achmar ze met groote kunstvaardigheid navolgde. Het was in dezen tijd, dat Ibn-el-Mokaffa den beroemden. fabelbundel van Kalila en Dimna uit het Perziseh vertaalde. Deze vertaling werd weldra nagevolgd door de Arabieren zelf : zoo ontstonden die bundels oorspronkelijke verhalen, die door hun beeldrijke fantasie de oosterlingen zoo onweerstaanbaar bekoorden en die, vooral door de kruistochten in het westen bekend, ook daar een ongeevenaarde populariteit hebben genoten ; de vertellingen der Dui zend en Een Nacht behooren nog tot de meest gelezen boeken. En welk een schat van verhalen het westen aan het oosten ontleende en in eigen vorm verwerkte, is bekend. Ibn-el-Mokaffa vertaalde ook het Koningsboek (Schahnameh), het heldenepos van het Perzische yolk, in het Arabisch : hetzelfde bock, dat later de grondslag voor Firdoesi's beroemd werk is geworden. Tegelijkertijd kwam onder Perzischen invloed in plaats van de oude ruwe kracht, den verheven trots, den snijdenden spot der Arabische poezie meer en meer fijne bekoorlijkheid, hoofsche plooibaarheid, keurige geestigheid : de hofdichter van Haroen-al-Raschid, Aboe-Nowas, is de bekendste vertegenwoordiger van deze richting. De theologie, reeds van oudsher in Mesopotamie in eere, werd onder de Abbassiden een bloeiende wetenschap. Op Perzisehen bodem kon het Arabische fatalisme nooit welig tieren : zoo vinden wij hier een man als Aboel-Hoedheil-el-Allaf, die de leer van den vrijen wil en de ideeele opvatting der goddelijke eigenschappen scherp formuleerde. Bij de ijverige studie van de theologie kan het niet verwonderen, dat men begon de geschriften der Grieksche philosofen en natuurkundigen uit het Syrisch in het Arabisch te vertalen : Aristoteles werd ook hier voor den waren wijsgeer gehouden, wiens werken een onuitputtelijke bron van goddelijke en menschelijke wijsheid waren. Natuurlijk Teed het oude, naieve Korangeloof onder den invloed der Grieksche wereldbeschouwing, maar het werd er toch niet door verdrongen. De Koran-exegese en de geschiedenis van den Islam werden grondig beoefend. Ibn-Ischak bewerkte onder Al Mansoer de eerste levensbeschrijving van den Profeet. Groote juristen als Aboe-Hanifa en Malikibn-Anas voltooiden tegelijkertijd hun groote rechtssystemen, aan den Koran ontleend en sedert voor het Muzelmansche recht wat het Corpus Juris voor het Romeinsche is. Dat rijke Perzisch-Arabisch leven concentreerde zich zoo goed als geheel in Mesopotamie, dat onder de Abbassiden het zwaartepunt van het rijk werd. Geen wonder, dat reeds Al Mansoer daarheen zijn zetel verplaatste : 79 van Damascus, de woning der Ommayaden, kon geen sprake meer zijn. In Mesopotamie kon ook de Khalief zoowel op Perzen als Arabieren steunen en hen tevens in bedwang houden. Om geen naijver te wekken, besloot Al Mansoer tot de stichting van een nieuwe hoofdstad, waar alle volken van het rijk zich gelijkelijk tehuis zouden gevoelen. In een vruchtbare streek, bij een onbeduidend dorp aan een breede, voor groote schepen bevaarbare rivier, op het kruispunt der wegen van Syrie, Armenie, Arabie en Perzie legde de Khalief in 762 den eersten steen voor zijn nieuwe hoofdstad Bag- Stiohting B ag dad, dad, de van God gegevene. Met de grootste zorg regclde hij alle onderdeelen van 7132. van den bouw. Als hofstad en ook als middelpunt van een belangrijken handel werd Bagdad weldra een wereldstad, waarvan de luister in het oosten die der oude metropolen Babylon en Ninive nabij kwam. Vol bewondering aanschouwde haar Arabier en vreemdeling, Muzelman en ongeloovige ; al zullen de schitterende beschrijvingen voor een deel op de verbeeldingskracht der oosterlingen moeten worden gesteld, dat Bagdad een der prachtigste hoofdsteden van de wereld was, blociend door handel en nijverheid, kunst en wetenschap, staat vast. Onder de Abbassiden werd het denkbeeld van uitbreiding van het geloof met het zwaard geheel verlaten : zij beijverden zich slechts het bestaande te behouden en door een wijze regeering tot den hoogsten bloei te brengen. Zoo is het ook to verklaren, dat zij zoo goed als geen poging deden om een belangrijk deel van hun gebied, dat in handen van hun doodvijanden was geraakt, te heroveren : wij bedoelen Spanje. Aan de algemeene slachting was een Ommayade ontkomen, de jonge Abderrachman, de Abderrachman, een klcinzoon van Khalief Hischam. Bijna hulpeloos en zoo Ommayade goed als zonder gevolg begaf hij zich in 755 naar Spanje. Hij was een Jong to Spanje, 755. man van 19 jaar, groot en krachtig gebouwd, onvermoeid, vol energie, met een rusteloozen drang naar heldendaden, eer- en heerschzuchtig in hooge mate, een dapper soldaat en bekwaam veldheer. Begaafd met een zeldzame scherpzinnigheid, gepaard aan dichterlijken aanleg, kenmerkte hem een treffende geestigheid, eon rijke beschaving, en een gelukkige welsprekendheid. Zijn ongewone menschenkennis, zijn geslepenheid, zijn volmaakte kunst om met mensehen om te gaan werden sleehts geevenaard door zijn trouweloosheid en zijn onverschilligheid in de keuze zijner middelen. Hij was dus juist de man om het door burgeroorlogen verdeelde Spanje te vereenigen, moreel een berispelijk karakter, maar een bewonderenswaardig staatsman en heerscher. In 756 trok hij met een klein leger op Sevilla aan : overal vond hij aanhangers. Spoedig gaf de stad zich over : Abderrachman liet er zich tot emir uitroepen. Van hier trok hij naar Cordova ; na een beslissenden slag kon de nieuwe emir ook hier zijn intocht doen. Daar aanvaardde hij plechtig als Abderrachman I de regeering. Zijn rijk moest cvenwel nog met het zwaard Abderraohworden veroverd. De Arabieren hadden ook hier hun onafhankelijkheids- man I. mfr van Spanje, gevoel behouden, zoodat het hoogst moeilijk viol hen te doen buigen onder 756-788. den ijzeren schepter van den emir. Maar door zijn weergalooze staatkunde wist hij zijn heerschappij niet alleen te handhaven, maar ook te bevestigen. Voornamelijk door een legermacht van Berbers, onafhankelijk van de Ara- 80 bische stamindeeling, wist hij zijn gezag te handhaven. Het yolk zocht hij door rechtvaardigheid, het leger door vrijgevigheid te winnen. De pogingen, door Al Mansoer aangewend om Spanje te heroveren, mislukten geheel. Zoo werd Abderrachman de stiehtcr van een nieuw rijk, schitterend door stoffelijke welvaart en geestelijken roem. Poplin en de Het was Abderrachman evenwel niet gegeven het Arabisch gebied in Pam Frankrijk te behouden. Pepijn was hier een krachtig tegenstander. Sedert hij zich de koningskroon op het hoofd had gezet, was zijn invloed steeds toegenomen. Wij zagen, dat de Paus in 753 in Frankrijk verscheen. Daar de belangen van koning en Paus dezelfde waren, waren zij het spoedig eens. Het was Pepijns belang den Paus zooveel mogelijk vrij te houden van alle hem vijandige invloeden : zoo Rome de hoofdstad werd van het Longobardische rijk, was de Paus niet machtiger dan een gewone bisschop ; dan ontviel den Franken de krachtige steun van het opkomend pauselijk gezag. Het was dus welbegrepen staatsbelang, toen Pepijn in 754 Stephanus zijn hulp toezeide en aan Aistulf den oorlog verklaarde. De Paus bond ten overvloede Pepijn nog vaster aan zijn zaak door den koning en zijne zonen nogmaals te zalven. Deze plechtigheid was slechts een herhaling van die van 752, mar het spreekt van zelf, dat de wijding van het nieuwe koningschap der Franken door den Paus zelf daaraan een verhoogde beteekenis moest geven. Nog in 754 trok Pepijn aan het hoofd van den heerban den Mont-Cenis Oorlog met Aistulf, 754. over naar Italie. Al dadelijk bij de Alpenpassen werd Aistulf teruggedrongen : hij trok binnen Pavia terug en liet zijn geheele rijk aan de Franken over. Pepijn, door den Paus begeleid, sloeg het beleg voor Pavia ; reeds na weinige dagen verklaarde Aistulf zich bereid tot den vrede : hij beloofde Ravenna en eenige andere steden aan den Paus terug te geven. De Paus keerde als overwinnaar naar Rome terug. Maar weldra bleek het, dat hij te vroeg Tweede getriomfeerd had. Aistulf voerde het vredesverdrag niet uit ; in 756 brak hij oo luogf i met op, ontnam den Paus Ravenna en eenige andere steden en begon zelfs A ert , 75 6 Rome te belegeren. De Paus, de Christenheid zelfs was in gevaar in handen te vallen van den goddeloozen koning der Longobarden : zoo schreef de Paus aan Pepijn. Maar door gebrek aan schepen kon Aistulf Rome niet volledig insluiten ; ook aarzelde hij de Heilige Stad met geweld aan te tasten. Pepijn gaf aan de roepstem van den Paus gehoor ; het gold hier de handhaving van een door hem zelf aan Aistulf opgelegden vrede. Zoo besloot hij dan nogmaals tot een tocht naar Italie. Op den weg daarheen lieten zich bij hem twee gezanten van den Keizer aandienen, • die de belangen van hun heer in Italie trachtten te bepleiten. Maar wat kon de Keizer inbrengen, toen Pepijn en Stephanus over Italie beschikten ? Constantijn V had waarlijk genoeg in het oosten te doen. In 754 had hij een concilie te ConNieuwe beeldenetrija stantinopel bijeengeroepen, waar alleen Grieksche prelaten verschenen ; onder in Byzantium, 754. voorzitterschap van hem zelf werd de beeldendienst als afgodendienst veroordeeld ; zelfs het gebruik van het crucifix werd verboden. Natuurlijk stuitte de uitvoering van deze besluiten overal op ernstig verzet. Maar de Keizer wilde zijn wil doorzetten. Overal in het rijk heerschte gisting ; oproeren kwamen veelvuldig voor. Nog erger werd de beweging, toen het bleek, 81 dat de Keizer, die de beeldendienaars zoo scherp vervolgde, zich uiterst welwillend betoonde tegen allerlei kettersche secten. Het was ondenkbaar, dat Constantijn in dezen woeligen tijd in Italie zou hebben kunnen ingrijpen. Zoo moesten de Byzantijnsche gezanten zich bepalen tot vertoogen, die opnieuw beslist door Pepijn van de hand werden gewezen. Opnieuw trok hij den Mont-Cenis over. Wederom trokken de Longobarden op Pavia terug ; ook werd onmiddellijk het beleg van Rome opgebroken. Wederom sloeg Pepijn het beleg voor Pavia ; wederom gaf Aistulf de stad spoedig over. De koning moest een derde gedeelte van zijn koningsschat uitleveren, een hooge schatting betalen en Ravenna en omgeving aan den Paus afstaan. Aistulf Aistnitt, 757. oideri n u4 8' stierf reeds in 757; tot zijn opvolger werd Desiderius gekozen, die van de r welwillende gezindheid van Pepijn en van den Paus bijna geheel afhing. Met roem gekroond keerde Pepijn uit Italie terug. Keizer Constantijn legde zich bij het voldongen feit neer : hij zond zelfs in 757 aan Pepijn een gezantschap met rijke geschenken. Deze had elders nog genoeg te strijden. In 758 deed hij een veldtocht tegen de Saksers. Maar een meer blijvend succes p eplin yer . behaalde hij, toen hij het volgende jaar op de Arabieren Narbonne heroverde. overt Narbonne, 769. Behalve Pepijn had ook de hertog van Aquitanie, Waifar, gaarne de hand op deze stad gelegd. Daarover begon een strijd tusschen koning en hertog, die Pepijns laatste regeeringsjaren vult. Het was voor Pepijn een politieke noodzakelijkheid Aquitanie weer te onderwerpen, maar gemakkelijk ging dat niet. Er was een scherp verschil tusschen Noord- en Zuid-Frankrijk. Bezuiden de Loire woonden weinig Franken : het Germaansche element vormden daar de Westgoten : de Romeinsche cultuur was daar veel meer ongerept in stand gebleven dan in het noorden. Jaren lang werd de oorlog met afwisselend geluk gevoerd ; langzamerhand eerst wonnen de Frankische wapenen in Aquitanie veld. Maar een ernstig gevaar was Waifars verbinding met Abderrachman. Daarom zond Pepijn in 766 een gezantschap naar den Khalief te Bagdad. Het werd door Al Mansoer met schitterende pracht ontvangen ; drie jaren bleven de Franken te Bagdad en keerden toen met een Arabisch gezantschap naar Pepijn terug. Eindelijk kon de onderwerping van Aquitanie met kracht worden door- A qu itangs gezet. In 767 veroverde Pepijn Toulouse. Maar nog in het laatste jaar van "derw"Pea• zijn regeering moest hij een verbitterden oorlog voeren in de bergen. Steeds wist Waifar te ontkomen, tot hij eindelijk in 768 door zijn eigen mannen werd gedood. Toen was het verzet gebroken : met de onafhankelijkheid van Aquitanie was het gedaan. Alsof daarmede zijn levenstaak was afgedaan, is Pepijn kort daarna gestor- p eplin t , 788. ven, een der grootste figuren der vroege middeleeuwen, slechts overschaduwd door zijn grooten zoon. Maar zonder hem zou deze zoon oneindig meer moeite gehad hebben met de uitvoering zijner plannen. Overal had Pepijn de grondslagen gelegd, waarop Karel kon voortbouwen. Hij had den Merovingischen schijnkoning op zijde gezet en zich zelf met de kroon gesierd, den vriendschapsband met den Paus aangeknoopt, de Longobarden gevoelig geslagen, Saracenen, Friezen en Saksers beoorloogd, Aquitanie onderworpen. Karel de Groote heeft terecht grooteren roem verworven dan zijn vader : van hem AIR. Oe8oh. •• 6 82 dateert men een nieuwe periode in het westen ; hij is de stichter der nieuwe, eigenaardig middeleeuwsche beschaving in verschillenden zin ; op hem steunt de geheele verdere geschicdenis van Europa ; hij is het middelpunt van de nationale epische poezie van zijn yolk geworden. Maar zonder Pepijn als voorganger is Karel ondenkbaar. Diep heeft Karel het kouter van zijn ploeg door Europa gedreven, maar hij kon dat alleen, omdat zijn vader hem de richting heeft aangegeven. Moge ook de keizerskroon Karels hoofd met grooteren luister omgeven, de grootste stap is in 752 door Pepijn gedaan. Grooter Karel de toch is de afstand, die den hofmeier van den koning, dan die dezen Groote, 768-814. laatste van den Keizer scheidt. Karloman. Evenals Pepijn aanvaardde Karel de Groote met een broeder Karloman de regeering. Karel verkreeg het noordelijk, Karloman het zuidelijk gedeelte van het rijk. Karel huwde in 770 Desiderata, de dochter van Desiderius. Het lag voor de hand, dat de Paus deze nieuwe verbinding van Karel met de Longobarden met leede oogen zag : dat te eerder, daar ook Karloman met een Longobardische prinses, Gerberga, gehuwd was. Maar spoedig daarop trad de Paus zelf in nauwe betrekking met Desiderius ; zelfs trachtte hij geheel aan den Frankischen invloed te ontkomen. Naar aanleiding daarvan, mogelijk ook om persoonlijke redenen, verstiet Karel in 771 Desiderata, die naar haar vader terugkeerde. Nog in hetzelfde jaar huwde de koning zijn geliefde Hildegardis, de schoone dochter uit een edel Zwabisch geslacht. Karloman t Kort daarna stierf Karloman. Onmiddellijk nam Karel bezit van diens 771. rijk. Dat geschiedde in het belang van den staat, maar ook met schending der rechten van Karlomans kinderen. Gerberga vluchtte met hen naar haar vader Desiderius. Dat alles maakte een oorlog tusschen beide koningen onverPans mijdelijk. Van groot belang was het, dat de nieuwe Paus, Adrianus I, Karels Adrienne I, 772-795. zijde koos. Desiderius eischte nu van den Paus de zalving van de zonen van. Karloman. Dat weigerde Adrianus beslist ; nieuwe bedreigingen waren Desiderius' antwoord. Natuurlijk riep de Paus toen de hulp van de Franken in. Berate oorlog Karel beyond zich in het Saksenland, toen hem de pauselijke brief bereikte. met de Hij had een krijgstochi tegen dat krijgshaftige yolk gedaan, den eersten van Saksers, 773. de vier, die na bloedigen oorlog zouden eindigen met de volledige onderwerping. Op dezen eersten tocht werd de verovering met kracht aangevat. Het dapper dedigde Eresburg werd stormenderhand genomen. De heilige boom der Saksers, de Irmin Sul, werd op Karels bevel geveld. Op dezen tocht drong Karel tot aan den Wezer door, waar de Engeren zich onderwierpen. Zoo was ten minste een gedeelte van het Saksische yolk — dat in Westfalen, Oostfalen en Engeren was verdeeld — bedwongen en kon Karel gelegenheid vinden zich met de Italiaansche zaken bezig te houden. Na den oproep des Pausen eischte hij van Desiderius de teruggave van alle bezette steden. Toen deze werd geweigerd, was de oorlog onvermijdelijk. oorlog met de Karel zelf voerde den heerban aan, die in 773 Italie binnenrukte. Een. Longobarken poging om hem tegen te houden, mislukte ; evenals Aistulf wierp Desiderius 773-774• ZiCh onmiddellijk in Pavia. Nu begon het derde beleg der hoofdstad, die zich in Juni 774 uitgeput en uitgehongerd overgaf : Desiderius en zijn familie, de koningsschat en de koningsburcht vielen den overwinnaar in handen. , 88 Dat was het einde van het koningsgeslacht, maar niet van het Longobardische rijk. Desiderius werd in een klooster gezet ; zijn opvolger werd niemand anders dan Karel zelf, die zich sedert koning der Franken en Longobarden noemde. Aan de Longobardische wetten werd niets veranderd : Karel regeerde geheel als de vroegere koningen. Natuurlijk had hij als zoodanig ook de groote aanspraken van den Paus of te wijzen ; wel bekrachtigde hij de vroegere verdragen, waarbij den Paus gebied was afgestaan, maar bij zijn verdere eischen stuitte deze bij Karel op een besliste weigering. Ternauwernood was Karel uit Italie teruggekeerd, of een nieuwe krijgstocht was noodig tegen de Saksers. Dezen waren in Hessen gevallen en hadden daar kerken en kloosters verwoest. Daarom werd in 774 op een rijkSdag Tweede toeht kn de tot volledige onderwerping van het Saksische yolk besloten. In 775 trok Satege Karel Saksen binnen. Hij veroverde Sigiburg aan de Ruhr, bezette nogmaals den Eresburg, forceerde den overgang over den Wezer en trok door het land der Engeren en Oostfalen, waar zich velen onderwierpen ; op den terugweg versloeg hij de Westfalen. Reeds was Karels tegenwoordigheid weder in Italie noodig. Daar dreigde een opstand, die ook door Constantijn V werd gesteund : een vloot onder Desiderius' zoon Adalgis was door hem naar Italie gezonden. De Keizer had zijn strijd tegen de beelden voortgezet en was daardoor in steeds meer Beeidenstrig . gespannen verhouding tot den Paus gekomen. In 766 werden scherpere edicten tegen de beelden en reliquieen uitgevaardigd: een gevaarlijke samenzwering, die bloedig werd onderdrukt, was er het gevolg van. Maar ook met zijn buitenlandsche vijanden had de Keizer veel te strijden. Met de Abbassiden, die zich vergenoegden met het rijk binnen zijn bestaande grenzen te handhaven, was Been conflict meer. Maar tegen de Bulgaren moest Constantijn Strtdmetde met kracht het keizerlijk gezag handhaven. In 755 bedreigde een geweldig Bu lg"en• Bulgaarsch leger Constantinopel ; na moeilijken strijd werd het teruggedrongen. Zoo ging het in de volgende jaren voort, totdat Constantijn in 763 den Bulgaarschen khan zelf versloeg : een groot gedeelte der Bulgaren werd uitgeroeid. Sedert was het gezag val. den Keizer op den Balkan weer gevestigd. Geen wonder, dat Constantijn nu ook zijn gezag over Italie wilde herstellen. De opkomst der Frankische macht in Italie kon hij evenwel niet beletten. De krijgstocht van Adalgis liep op niets uit, ook doordat de Keizer Leo IV, 775-780. zelf stierf. Zijn zoon Leo IV was een zwak, ziekelijk man, dien een vroegeconstanan dood wegrukte. Hij liet een minderjarigen zoon na, Constantijn VI Porphy- vi Porphyrogenitus, voorloopig onder regentschap van zijn moeder Irene. Deze schoone, r°8en1 g07 7778' rijkbegaafde dochter uit een aanzienlijk Atheensch geslacht, was moedig en Irene. ondernemend, maar ook eer- en heerschzuchtig. Om haar heerschappij blijvend te kunnen handhaven, riep zij den steun in der iconodulen. Eerst H astening v d en werden de scherpe verordeningen tegen den beeldendienst ingetrokken ; b eeld enwerd een aan de regentes welgezind patriarch benoemd ; het leger werd (newt. toen door troepenverplaatsingen machteloos gemaakt. Niet in de hoofdstad, het bolwerk der iconoclasten, maar te Nicaea werd in 787 een concilie bijeenroepen, waar onder pressie der regeering de beeldendienst werd hersteld. Natuurlijk gaven deze besluiten overal aanleiding tot onlusten : de sedert 84 zestig jaren oppermachtige iconoclasten lieten zich niet zonder strijd ten onder brengen. Dat was des te ernstiger, daar er ook moeilijkheden rezen met den Khalief. Al Man- opgevolgd door zijn zoon Mohammed Hoer ",". Al Mansoer was in 775 gestorven Mohainel Machdi. Hij was niet de gelijke zijns vaders in regeeringsdeugden, med el maehdi, maar toch cen goed vorst, verstandig genoeg om de Barmekiden aan het hof 775-785. te behouden. Maar te goed vertrouwen maakte hem tot het slachtoffer van geslepen gunstelingen en vrouwen. Het ergste was, dat hij begon met de verkwisting van de staatsinkomsten, die sedert een der hoofdkwalen van het Abbassidenrijk is geweest. Sedert 778 hernieuwde hij den oorlog met Byzantium. In 782 trok Haroen, zijn jongste zoon, dwars door Klein-Azie tot den Bosporus toe. Intusschen was het meer te doen om Irene een hooge jaarlijksche schatting af te persen dan om blijvende veroveringen. De Bulgaren werden onder de Keizerin weerspannig. Dat alles belette niet, dat zij besloot om ook na de meerderjarigheid van haar zoon het bestuur in handen te houden. Maar het leger dwong haar af te treden ; in 790 aanvaardde Constantijn zelf de regeering. Ongelukkig was deze wel een dapper soldaat maar een onbekwaam regent, wreed, wispelturig en ondankbaar. Weldra Irene, was zijn uur geslagen. Op bevel van Irene werd hij in 797 afgezet en van 797-802. het licht zijner oogen beroofd ; zijn moeder beklom den troon. Terwijl dat alles te Byzantium voorviel, had Karel in het westen de vrije Derde toelat tegen hand. In 776 trok hij opnieuw tegen de Saksers op. Van Worms uit drong de Saksers, 776-777. hij met zooveel energie het land binnen, dat velen zich bij Lippspringe onderwierpen. De Eresburg werd opnieuw versterkt en een nieuwe vesting, Karelstad gebouwd. In 777 hield de koning ten bewijze van de volledige onderwerping van de Saksers te Paderborn een rijksdag. Vele Saksische edelen verschenen daar en onderwierpen zich ; slechts Widukind, de machtigrte hoofdling, liet zich wachten. Gezantsohap Te Paderborn verscheen voor 's konings troon een gezantschap van Aranit777. anomie, bieren. Ibn at Arabi, wali van Barcelona en Gerona, had hen gezonder om de hulp van den beroemden koning in te roepen tegen Abderrachman, die dreigde geheel Spanje te veroveren. Het lag voor de hand, dat Karel dezen roep niet afwees, maar zich naar Spanje opmaakte. Immers zoo het Abderrachman gelukte geheel Spanje te onderwerpen, zou hij zich door de Pyrenaeen niet van verdere veroveringen laten afhouden. Een groote Muzelmansche inval als in 782 was dan te verwachten. Daarom was het een daad T oo ht mar van verstandige politick, toen Karel besloot naar Spanje te trekken. De geheele gPanie. 778 . krijgsmaeht van het rijk werd opgeroepen. In Zuid-Frankrijk verdeelde Karel deze in twee afdeelingen : de eerste voerde de koning zeh door den pas van Roncevalles naar Pampelona : de tweede trok meer oostelijk de Pyrenaeen over. Pampelona was nit in de macht der Saracenen, maar behoorde tot het koninkrijk Asturie. Na den val van het Westgotische rijk hadden talrijke Christenen zich in de noordelijke gebergten teruggetrokken en daar kleine staatjes gesticht. De oudste geschiedenis dezer staatjes is in nevelen gehuld de sage vond hier in deze schier ontoegankelijke gebergten gelegenheid over deze door niemand beschreven tijden haar romantisch prachtkleed te weven ; 85 de mythische koning Pelayo, wiens geslacht men aan de oude Westgotische Pelago. koningen vastknoopte, werd de nationale held. Hij zou de stichter zijn geweest van het koninkrijk Asturie ; reeds onder hem zou de verbitterde strijd tegen de ongeloovigen zijn aangevangen, die sedert de eeuwen door is voortgezet. Maar hoe onzeker ook de oudste gesehiedenis van Asturie is, dat het een onafhankelijk rijk vormde, staat vast. Men zou hebben verwacht, dat de koning van Asturie de hulp, hem door Karel tegen de Arabieren geboden, gaarne zou hebben aangenomen. Integendeel : Pampelona sloot zijn poorten voor de Franken ; de stad moest worden veroverd. Waarschijnlijk vreesde Pampelona men Karels macht evenzeer als die van Abderrachman. Maar ook Karels veroverd. Mohammedaansche bondgenooten bleken onbetrouwbaar en bovendien verdeeld : Abderrachman had, nog voordat Karel Spanje had bereikt, vele zijner vijanden verslagen of voor zich gewonnen. Van Pampelona trok Karel op Saragossa af, dat Ibn el Arabi hem beloofd had te zullen overgeven. Maar ook daar moest Karel tot een beleg zijn toevlucht nemen. Hij konsaragoeea be. Saragossa niet bemachtigen en keerde onverrichter zake naar Pampelona legerd, 778. terug. Het bleek, dat in Spanje geen verdere veroveringen waren te maken, zoodat Karel tot den terugkeer besloot. Het was op dezen terugtocht, dat de achterhoede van het leger door de Christelijke Basken werd overvallen, Slag 1)0 Ronwaarbij vele dappere krijgers, waaronder de markgraaf Hruodland, sneuvelden. cevalles ' 718. De gesehiedenis weet daaromtrent niets naders mede te deelen ; maar de sage heeft zich meester gemaakt van dezen Hruodland en hem als Roland tot een der meest populaire figuren van het Frankische nationale epos gemaakt. Karels terugkeer was des te meer noodzakelijk geworden, daar de Saksers opnieuw waren opgestaan : zij verbrandden. Karelstad en drongen zelfs door tot Keulen en Coblenz. Maar in 779 trok Karel ten vierden male op : Vierdetoeht hij versloeg de Westfalen bij Bochholz en drong tot aan den Wezer door ; tegen de Saksem. 779 wederom waren de Saksen onderworpen. In 780 hield de koning den rijksdag wederom in hun land, te Lippspringe. Nog in hetzelfde jaar vertrok hij naar Italie. In 781 zalfde de Paus in 's konings tegenwoordigheid zijn beide zonen Pepijn en Lodewijk tot koningen van Italie en van Aquitanie. Voor dezen dienst werd het pauselijk gebied uitgebreid. In datzelfde jaar deed ook Tassilo van Beieren den eed van trouw. Sedert Pepijn had hij zich bijna als onafhankelijk vorst gedragen ; onder Karel is van zijn onderwerping niets bekend. Ook is het niet duidelijk, waarom hij er thans toe kwam Karel trouw te zweren ; het bewijst allicht, dat hij het vroeger niet had gedaan. Van Worms, waar deze plechtigheid plaats had, trok Karel in 782 naar Lippspringe, waar wederom een rijksdag werd gehouden. Daar werd het groote capitulare de partibus Saxoniae uitgevaardigd, de grondwet voor Saksen. Dat capitulare veronderstelt de volledige onderwerping der Saksers. De Capitulare de Frankische indeeling in graafschappen werd ingevoerd. Alle verzet tegen den L oni tar thae ue. staat en de kerk werd met den dood bedreigd. Een schrikbewind werd over Saksen beschikt : niet ten onrechte wordt gezegd, dat dit capitulare met bloed is geschreven. Aan alle Saksers wordt op straffe des doods bevolen zich te laten doopen en aan de geestelijkheid tienden te betalen. Zoo meende Karel Saksen voor goed bij zijn rijk te hebben ingelijfd : zoo zeker gevoelde 86 hij zich van het bezit der nieuwe provincie, dat hij er den heerban opriep opstand der om een inval der Sorben of te slaan. Maar Karel wist niet, dat Widukind een aksers onde r widukind, nieuwen opstand organiseerde. Deze opstand brak nu uit : een Frankisch 782. leger werd in 782 verslagen. Vreeselijk was Karels wraak. Snel trok hij naar den Wezer, waar de Saksen zich onderwierpen. Widukind vluchtte naar Denemarken. Van de door hem in den steek gelaten Saksers nam de koning 4500 aanzienlijken gevangen. Vreeselijk was hun lot : in strijd met gegeven beloften liet Karel hen alien te Verden op een dag onthoofden. Deze beruchte daad miste haar doel echter geheel. In plaats van de bevolking van schrik te verlammen, verbitterde zij de Saksers zoodanig, dat in Nieuwe op- 788 een algemeene opstand uitbrak. Deze opstand kostte Karel de grootste stand, 783. inspanning : alle krachten des rijks werden er door in beslag genomen. Met een groot leger brak Karel in 783 tegen de Saksers op.: bij Detmold en aan opstand der de Hase werden zij verslagen. Maar in 784 was een nieuwe veldtocht noodig, Friezen ' 784 ' vooral omdat de Friezen, die sedert Karel Martel onderworpen waren, zich bij de Saksers hadden aangesloten. Nogmaals drong Karel tot de Elbe door, overal het land verwoestend en de bewoners straffend. In 785 was het verWidukind zet eindelijk gebroken. Van het grootste belang was het, dat Widukind zijn onderwerpt onderwerping aanbood : met eenige anderen verscheen hij voor den koning slob, 785. en liet zich doopen. Karel zelf was zijn peet : zijn goederen kreeg hij terug. Daarmede was Saksen zoo goed als volledig onderworpen : wel kwam het tot 893 van tijd tot tijd nog tot kleine oproeren, maar van een algemeene volksopstand was geen sprake meer : de Saksers bogen zich voor het Frankische zwaard en het kruis. De onderwerping der Saksers is naast die der Longobarden het groote succes van Karels regeering. Daardoor werd zijn gezag aanzienlijk vergroot ; zijn roem weerklonk tot bij de verst afgelegen volken. Maar beschouwd nit het oogpunt van het staatsbelang waren beide veroveringen toch uitermate bedenkelijk. Met het rijk der Longobarden was aan dat der Franken een gebied toegevoegd, dat er nooit mede zou kunnen samensmelten. De latere Duitsehe geschiedenis heeft geleerd, hoe noodlottig het bezit van Italie voor de opvolgers van Karel is geworden. Duitschlands beste krachten zijn ter wille van een onbereikbaar ideaal verspild. De verovering van het Saksenland voegde aan Austrasie een zuiver Germaansch land toe, ongerept door de Romeinsche beschaving ; daardoor ontstond aan de overzijde van den Rijn een groot Germaansch gebied, dat alleen door den persoonlijken band van den koning verbonden was aan het Romaansche Neustrie, Bourgondie en Aquitanie. Wij weten, dat van oudsher Austrasie een middelpuntvliedende neiging had, maar dat het steeds bij het Frankische rijk was gebleven door zijn onmacht om een afzonderlijk bestaan te leiden. Nu was dat bezwaar opgeheven : versterkt door Saksen, weldra ook door Beieren, was Austrasie machtig genoeg om zijn onafhankelijkheid te verkrijgen. De verdeeling van Karels rijk heeft bewezen, hoe weinig eenheid het bezat ; juist die weinige eenheid was door de veroveringen van Karel zelf zoo niet in het leven geroepen dan toch zeer belangrijk bevorderd. Maar aan den anderen kant moet worden opgemerkt, dat de opneming der Saksers in het groote statensysteem en hun 87 christianiseering een historische noodzakelijkheid waren geworden : zonder de Saksers is het latere Duitsche rijk ondenkbaar. Inmiddels was de oorlog in Spanje na 778 steeds voortgezet : in 785 werd Gerona ingenomen ; andere steden volgden. Het duurde evenwel nog tot 795, Oorlog In anj e voordat de Spaansche mark kon worden gesticht. Deze marken, sterk van Sp. Sp aansehe bezetting voorzien, dienden tot verdediging van het rijk op de gevaarlijke mark. grenzen. Naast de Spaansche mark had men de Bretonsche om de Britten in bedwang te houden. Zoo richtte Karel later in het noordoosten de Wendische of Noordalbingische, in het zuidoosten de Avaarsche mark op. Nog had hij in 785 een gevaarlijk oproer in Thuringen te dempen. De wreedheid, Strijd in waarmede hij dezen opstand bestrafte, werd toegeschreven aan den invloed Thuringen. van 's konings derde gemalin. De zachte Hildegardis, Karels trouwe echtgenoote en de moeder zijner kinderen, was in 788 gestorven ; kort daarna huwde de koning de trotsche en hardvochtige Fastrada. In 786 trok Karel over de Alpen om de Italiaansche zaken te regelen. In 787 werd hij door den Paus op de eervolste wijze te Rome ontvangen. Op verzoek van Adrianus trok Karel op tegen Arichis, hertog van Beneventum, die als de laatste verdediger van de laatste rest van het Longobar- Beneventum dische rijk kon Belden. Karel belegerde Capua ; de hertog smeekte om vrede. bedwongen. 787. Zoo werd ook Beneventum verbonden aan het Frankische rijk. Te Rome verschenen gezanten van Tassilo, den hertog van Beieren, om den Paus uit te noodigen het geschil tusschen den koning en Beieren te beslechten. Waarover dat geschil liep, weten wij niet ; maar de Paus was verstandig genoeg zich er niet verder mede in te laten. Te Worms riep opstand en Karel in 787 een rijksdag bijeen, waar ook Tassilo werd uitgenoodigd. Hij onderwerping van Tassilo, zoodat hij tot onderwerping moest worden gedwongen. Van drie 787/8, zijden drongen de Frankische legers in Beieren door ; de hertog werd genoodzaakt zich op genade of ongenade over te geven. In 788 riep Karel een rijksdag te Ingelheim bijeen, waar Tassilo van zijn hertogdom vervallen werd verklaard en ter dood veroordeeld. Karel schonk hem echter het leven : hij werd naar een klooster gevoerd. Beieren werd bij het rijk ingelijfd. Terzelfdertijd kwamen weer bedenkelijke tijdingen uit Italie. In 788 landde Adalgis, Desiderius' zoon, opnieuw in Zuid-Italie, gesteund door keizerlijke troepen. Adalgis in 788. De weduwe van Arichis van Beneventum was mede in het verbond. Karel nam zijn maatregelen. In 788 versloeg hij de Byzantijnen in Calabrie zoo volledig, dat zij voor goed hun plannen tot verovering van Italie moesten opgeven. Na deze overwinning bezette Karel het Byzantijnsche Istrie : alleen de zuidspits van Italie bleef nog Grieksch. In 789 had Karel als gevolg van de onderwerping der Saksers de Wilzen ooriogen van neg e te bestrijden. Hij riep het Saksische yolk op ter verdediging zijner grenzen, KoTtgre l asa waaraan het gaarne gehoor gaf : de Friezen voeren de Elbe op om Karel te ondersteunen. Tot aan de Peene werd het land der Wilzen te vuur en te zwaard verwoest : hun hoofden onderwierpen zich. Twee jaren later had Karel nogmaals aan de oostgrens te strijden tegen de Avaren. Met zeldzaam veldheertalent heeft Karel dezen veldtocht geleid en ten einde gebracht. Aan drie zijden werd de vijand aangevallen en overal verslagen en teruggedrongen. 88 Bij de Enns kwamen de drie legers weer te zamen, na het land te hebben onderworpen. Nog oostelijker drong Karel tot aan de Raab door : de Avaren onderwierpen zich of vluchtten voor den grooten koning naar het oosten, de steppen van Hongarije in. Kort daarna ontving Karel het bericht van een gevaarlijken inval der Abderracb- Arabieren. Abderrachrnan I was in 788 gestorven en opgevolgd door zijn mall I 7,788. goon Hischam I. Deze vorst regeerde energiek, maar tegelijk verstandig en Mecham I, 788-796. gematigd, zoodat binnenlandsche conflicten uitbleven. Zoo werd het mogelijk de krachten van den staat weer naar buiten aan te wenden, vooreerst tegen Asturie. Hischam zond tegelijk troepen uit tegen Asturie en tegen de Franken. Zijn veldheer Abdalmelik drong eerst de Asturiers naar het noorden terug. Daarna wendde hij zich tegen de Franken ; hij veroverde Gerona, trok de Pyrenaeen over en deed Narbonne in vlammen opgaan. Van daar trok hij naar Carcassonne. Maar op den weg hierheen trad hem graaf Willem Slag bj de van Toulouse tegen. Bij de Orbieu kwam het in 794 tot een grooten slag, Orbieu, 794. waarin geen van beide de overwinning behaalde, maar waarna toch de SaraWillem van cenen naar Spanje terugkeerden. Deze slag heeft Willem van Toulouse voor Toulouse. altijd beroemd gemaakt : hij is de Guillaume d'Orange van het Fransche nationale heldendicht geworden. De verdere leiding van dezen oorlog droeg de koning aan zijn zoon Lodewijk op. In 795 stierf koningin Fastrada en werd opgevolgd door Lutgardis, uit een edel Alemannisch geslacht. Ter zelfder tijd deed Karel nogmaals een tocht in Saksen tot bevestiging van zijn gezag. Om het land voor goed tot rust te brengen, werden duizenden Saksers naar andere oorden van het Onderwer- rijk verplaatst ; hun plaatsen werden door Franken ingenomen. Terwijl Karel ping der . Avaren, 79 7 . zich nog in het Saksische land beyond, verschenen in zijn legerplaats gezanten, die de onderwerping van een deel der Avaren aanboden. Zoo werd het Karels veldheeren gemakkelijk in 797 een groote overwinning op dat yolk te behalen. De onderwerping der Avaren is van groote beteekenis voor de beschaving der Donaulanden geweest eerst daardoor werd het de Beieren mogelijk hun gebied naar het oosten uit te zetten : de germaniseering van de Oostenrijksche landen is zoo voorbereid door Karel den Groote. Het was in dezen tijd, dat Karel zijn residentie meer duurzaam begon te vestige!). te Aken, waar nog de kathedraal aan zijn grooten naam. herinnert. Daar kwamen de Avaarsche vorsten hun gehoorzaamheid aanbieden ; daar verschenen gezanten uit Spanje om zijn bijstand in te roepen ; daar ontving hij ook het bericht van de roemrijke verovering van Barcelona in 797; daar kwamen gezanten van den Keizer van Byzantium hun opwachting maken ; daar verschenen ook gezanten van den machtigen vorst van het oosten, Khalif Haroen al Raschid. Sarel de Karel de Groote en Haroen al Raschid zijn twee tijdgenooten, wier namen Groote en dikwijls samen zijn genoemd als gelijkwaardige vorsten : de machtige koning, Haroen al Raschid. welhaast Keizer van het westen, en de groote Beheerscher der Geloovigen in het oosten worden als typen van voortreffelijke regenten gewoonlijk te zamen genoemd. Inderdaad is er veel overeenkomst tusschen beiden. Beider geslacht had zich nog slechts kort geleden op den troon weten te verheffen. 89 door een welgeslaagde omwenteling ; beiden hadden als veldheeren roem behaald, ofschoon Haroen minder dan Karel ; beiden stonden als groote wetgevers bekend ; beiden waren beschermers van kunsten en wetenschappen en bevorderaars van onderwijs en verlichting ; beiden zijn ook de helden van de poetische overleveringen van hun yolk geworden ; van beiden deden talrijke populaire verhalen de ronde ; beider rijk werd na hun dood verdeeld. Maar bij veel punten van overeenkomst is er ook veel versehil. Karel is de vertegenwoordiger van een nieuwe beschaving, de organisator van een groot rijk, de vorst, met wien een nieuwe tijd begint, van wien alle latere volken hun macht, hun rechten, hun bestuur afleiden. Haroen is de vertegenwoordiger van een tot haar hoogsten bloei gekomen cultuur, die reeds begint te ontaarden, de vorst, die het glansrijkste tijdperk in de geschiedenis van zijn yolk besluit, na wien het verval begint. Karel is de man der toekomst, Haroen de man van het verleden ; Karel begint een nieuw tijdperk, Haroen sluit er een af. Mohammed el Machdi werd opgevolgd door zijn oudsten zoon Moesa al Moms Hadi Reeds na een jaar werd hij door een paleisrevolutie onttroond ; zijn 7a8511 1 781 14. broeder Haroen al Raschid werd tot Khalief uitgeroepen. De jonge vorst liet Haroen vooreerst de regeering over aan zijn moeder en aan den Barmekide Jachja, al Rasehia 786-809. later aan diens zonen Fadl en Djafar. Zoo zette dat geslacht zijn loopbaan naast dat der Abbassiden voort ; zij waren aan het hof te Bagdad zeer machtig ; alle staatszaken gingen door hun handen. Maar hun invloed nam welhaast een einde ; hun macht, zelfs voor den Khalief drukkend, dreigde de zijne te verduisteren. Het middel om zich van hen te ontdoen, lag in v al der Barhet oosten voor de hand ; Haroen was niet de man het ongebruikt te laten. mekiden, so:. In 803 werden Jachja en zijn zonen plotseling gevangen genomen ; Djafar werd onthoofd. De macht der Barmekiden was ten einde. Haroens aandeel in het bestuur van zijn rijk is niet groot geweest. Van eigenlijke regeeringsdaden van dezen Khalief vernemen wij weinig. Onder zijn bewind bleven Arabieren en Perzen de beide volken, waarop het rijk steunde. Toch begon het gezag van den Khalief reeds bedenkelijk te verminderen. Wel hield het verre oosten zich rustig, maar des te gevaarlijker begon het westen zich te ontwikkelen. Daar had zelfs Al Mansoer de mouweaken vorming van een Ommayadisch rijk in Spanje niet kunnen beletten ; hoe in Airika. zou dan Haroen de verdere ontwikkeling der gebeurtenissen hebben kunnen stuiten ? Zoo kon het den Alide Idris in 788 gelukken in Marokko een zelf- Derdrissiden, 788• standigen staat te stichten, die sedert onder de heersehappij der Idrissiden stand. In 795 kwam te Kairwan de stadhouder Ibrahim, de zoon van Aglab, De Aglabiten, 791. in verzet. Wel onderwierp hij zich in 800 in schijn, maar voor het vervolg was het gezag van den Khalief hier geeindigd ; tegen betaling van een jaarlijksche schatting regeerden hier de Aglabiten als zelfstandige vorsten. Bovendien had Haroen met allerlei andere tegenstanders te strijden. De Binnenechte Arabier kromde den nek niet dan gedwongen onder den schepter der landeohe moeillikAbbassiden. De zeer talrijke Schiiten gevoelden zich door het regeerende heden. geslacht bedrogen ; niet alleen voor de nakomelingen van Abbas waren zij tegen de kettersche Ommayaden opgetrokken. De Kharidschieten, de vurig, 90 ste Moslemsche dwepers, koesterden nog altijd een hevigen afkeer van den tot politiek geworden godsdienst der Khaliefen ; allerlei pantheistische en communistische denkbeelden vonden talrijke aanhangers. Ook hebben de Koreischieten zich nooit met de Abbassiden verzoend. Talrijke oproeren in Arabie en Perzie waren onder Haroen het gevolg van al deze samenwerkende factoren ; zij werden evenwel onderdrukt. Bedenkelijker waren de opstanden in het verre oosten, waar naast den Islam het aloude geloof van Zarathoestra voortleefde. Telkens kwamen daar pogingen voor om de Moslemsehe heerschappij of te schudden. Met Byzantium bleef Haroen in vijandschap, zonder dat de grensoorlog veel verandering bracht. Met Karel den Groote daarentegen, den vijand der Ommayaden en van Byzantium, was Haroen op den besten voet ; dat bewees het gezantschap van 797 en het daarop gevolgde van 801. Maar een ander gevolg dan de uitwisseling van eenige geschenken hadden deze gezantschappen toch niet. In de laatste jaren der achtste eeuw begon Karels verhouding tot den Leo III, 795-816. Paus urgent te worden. Op den stoel van St. Pieter zat destijds Leo III, een hoogst bekwaam man. Door zijn verkiezing waren de aanhangers van zijn voorganger Adrianus I teleurgesteld. Op St. Marcusdag 799 werd hij, terwijl hij in plechtige processie door de stad trok, door eenigen van deze partij overvallen, mishandeld en gevangen genomen. Hij wist evenwel te ontsnappen en begaf zich naar Paderborn, waar Karel een rijksdag hield. De Paus werd daar hoogst eervol ontvangen en door den koning onder schitterend geleide naar Rome teruggezonden, waar hij in November 799 zijn plechtigen intocht deed. Regeling der Niet onmiddellijk daarna begaf Karel zich naar Rome. Eerst regelde hij Sakolache nogmaals de organisatie van Saksen : weer werden Saksische stammen naar zaken. Frankisehe streken verplaatst en omgekeerd. Bisdommen werden overal gesticht en rijkelijk begiftigd. In 799 liet Karel ook de Balearen bezetten ; nog werd Huesca in Spanje op de Arabieren veroverd en Bretagne tot rust gebracht. In dat jaar ook bouwde Karel een vloot om de kusten der Noordzee tegen de opkomende Noorsche zeeroovers te beveiligen. Voordat hij naar Italie vertrok, deed hij een langdurige reis door Frankrijk, waar Lutgardis Tocht van hem ontviel. Eerst in den herfst van 800 trok Karel naar Rome. Daar Karel naar werd door den koning zelf een statige terechtzitting gehouden, waar de Paus Ita110, 800. Seizerkro. zich van de tegen hem ingebrachte beschuldigingen wist te zuiveren. Maar nine, so. een nog grootscher plechtigheid volgde, de beroemde keizerkroning, een gebeurtenis van wereldhistorische beteekenis. De toedracht der zaak is bekend. Toen de koning op Kerstmis 800 zich na het gebed bij het graf van St. Pieter weer wilde opheffen, trad de Paus op hem toe en zette hem onder het gejuich der menigte de gouden keizerskroon op het hoofd. Onder lofgezang werd Karel naar den troon gevoerd, waar alien zich voor hem bogen en hem als patricius, imperator en augustus vereerden. Ten slotte zalfde de Paus Karel tot Keizer en zijn oudsten zoon Karel tot koning. Zoo had het westen weer een Keizer, den eersten na 476. DERDE HOOFDSTUK Einde van Karel den Groote. Lodewijk de Vrome en zijn zonen. 800— 843 n de kroning van den machtigen Frankenkoning tot Keizer Beteekenie Keizerlag op zich zelf niets opmerkelijks. Reeds jaren lang kon der kroning. iedereen voorzien, dat het daartoe zou moeten komen. Karel bezat door zijn overwinningen een macht, welke die der Romeinsche Keizers evenaarde ; alleen de titel ontbrak hem. Hij beheerschte Rome en Italie, een deel van Spanje, geheel Gallie en bovendien Germanie tot over de Elbe, waar de Romeinsche adelaars zich nooit duurzaam hadden kunnen vestigen. Maar niet alleen was zijn macht in uitgebreidheid die van een Keizer gelijk, ook het karakter van zijn regeering was langzamerhand geheel keizerlijk geworden. In hem culmineerde de staats macht over het grootste gedeelte der westersche Christenheid hij heerschte gelijk de Romeinsche Keizers zoo goed als almachtig over zijn onderdanen, over Staat zoowel als Kerk. De bisschoppen waren Frankische staatsambtenaren en hingen geheel van den koning af. De uitbreiding van het Frankische gezag was steeds die van het Christendom geweest. Meer nog dan de Paus, die hem als zijn souverein erkende, was Karel het hoofd der westersche Christenheid. Rome, dat de Byzantijnsche heerschappij bijna ongemerkt had afgeschoven, was hem onderworpen : alleen als 's Keizers leenman had de Pans wereldlijke macht. Duidelijk blijkt uit de gebeurtenissen van 799 en 800, dat de Paus in den koning zijn heer zag. Hoe langer hoe meer werd het Frankische rijk vereenzelvigd met de westersche Christenheid, gelijk dat met het Westromeinsehe rijk het geval was geweest. Er ontbrak slechts aan, dat Karel werkelijk zijn residentie te Rome vestigde, om de gelijkheid met het Romeinsche rijk volledig te maken. Hoe zou dan een zoo machtig vorst kunnen aarzelen aan de macht den titel toe te voegen en op grootscher schaal te herhalen, wat zijn vader in 752 had gewaagd ? De keizerkroning was nog slechts een kwestie van tijd ; iedereen verwachtte haar. - 92 Voor den Paus kwam het er natuurlijk vooral op aan voorloopig de keizerkroning tegen te houden, daar een Keizer den Paus geheel in de schaduw zou stellen ; maar zoo dat onmogelijk bleek, moest zij geschieden tot zoo groot mogelijk voordeel der Kerk, liefst door en namens haar. Het was niet ondenkbaar, dat de heerban Karel als Keizer zou begroeten, gelijk zoo dikwijls Romeinsche legioenen een Keizer hadden uitgeroepen. Het is Leo III als handig diplomaat gelukt, nu het geval er eenmaal toe lag, de kroning als een welwillende gunst van den Paus, als een belooning voor de vele aan de Kerk bewezen diensten te doen beschouwen. Bekend is het, dat 's Pausen daad de te Rome aanwezige Franken, niet het minst Karel zelf onaangenaam heeft verrast. Zeker is het, dat hij zich heeft laten ontvallen, dat, zoo hij van 's Pausen voornemen iets had vermoed, hij dien morgen niet ter kerke was gegaan. Zeer verklaarbaar inderdaad : het was geen misplaatste nederigheid, die hem zoo deed spreken, maar de overtuiging, dat de Paus hem te vlug at was geweest en hem op geheel andere wijze had gekroond dan hij had gewenscht. Het is waarschijnlijk, dat Karel het plan had de zaak evenals in 752 te doen plaats grijpen : een rijksdag zou hem tot Keizer uitroepen en eerst daarna de Paus hem kronen en zalven. Dan was zijn verheffing een daad van het Frankenvolk zelf, die door den Pans werd bezegeld. Maar wat was nu geschied ? Leo had Karel uit eigen beweging, in geestelijke machtsvolkomenheid de keizerskroon op het hoofd gezet en daarmede de kroning afhankelijk gemaakt van het welbehagen van den Paus ; tegelijk had hij zich door een enkele handige daad van onderdaan tot meester van den Keizer gemaakt. Al kan Karel onmogelijk den jammer hebben voorzien, waarmede deze kroning vele Keizers en het Duitsche yolk zou overstelpen, hij begreep zeer goed, dat de verhouding van Keizer en Paus nu een andere was geworden. De Paus deed den eersten greep naar de wereldheerschappij, die hem volgens de beginselen van Augustinus toekwam. De strijd tusschen Keizer en Paus was aangevangen op het oogenblik der keizerkroning. De eenige, die rechtens bezwaar kon maken tegen het te Rome voorgevalVerhonding tot lene, was de Keizer van Byzantium. Hij was de wettige opvolger van AugusBysentium• tus en regeerde naar Byzantijnsch staatsrecht over het geheele Romeinsche rijk. Hij had de macht om over het westen een augustus aan te stellen ; maar nooit kon zich daar buiten hem om een Keizer verheffen. Feitelijk verzet was echter onmogelijk ; in macht ging de westersche Keizer den oosterschen verre te boven. Maar ten overvloede gaf de toestand van het Oostromeinsche rijk Paus en Keizer een voorwendsel aan de hand om hun plan door te zetten ; want de Grieksche kroon werd in 800 gedragen door een vrouw, door Irene, wat naar westersche denkbeelden nauwelijks geoorloofd was. Zoo hechtte men zich te Rome aan de fictie, dat de keizerlijke troon vacant was en men dus vrijheid had dien te bezetten. Nadat Karel de Italiaansche zaken had geregeld en een tweede gezantschap van Haroen al Raschid had ontvangen, reisde hij in den zomer van Sarels overwinnIngeD- 801 weer naar Gallié terug. Daar ontving hij het bericht van roemrijke overwinningen der Franken in Spanje : Barcelona en andere steden waren veroverd. 's Keizers zoon Lodewijk en Willem van Toulouse overdekten zich daar 93 met roem. In 802 werd door 's Keizers anderen zoon Pepijn Beneventum voor goed onderworpen. Het was in dezen tijd, dat Karel het vrij fantastische plan opvatte Irene te huwen. Door dat huwelijk zouden oosten en westen hereenigd worden en het rijk van Augustus worden hersteld. Inderdaad zijn in 802 Frankische gezanten naar Byzantium vertrokken ; zij verschenen daar slechts om den val van Irene te aanschouwen. Door haar euveldaden had vai van Irene deze vrouw de bevolking van Byzantium eindelijk tegen zich in het harms 802. gejaagd. Zonder verzet kon de patricius Nicephorus haar in 802 onttronenNieephoroe t 802-811. en naar Lesbos verbannen, waar zij reeds het volgende jaar in armoede is omgekomen. De nieuwe Keizer was een verstandig regent ; hij begon orde te scheppen in de zeer verwarde geldmiddelen, maar beging daarbij de fout de geestelijkheid mede te betrekken in de nieuwe belastingen. Hij was in de beeldenkwestie tolerant. Met Karel den Groote trachtte hij op goeden voet te geraken ; hij begreep, dat hij van dezen meer te vreezen dan te hopen had. In 803 sloot hij dan ook met Karel een vrede, waarbij hij zijn rechten op Rome en Midden-Italie opgaf, maar daarcntegen in die op Beneden-Italie, Venetie, Istrie en Dalmatie werd erkend. Wel vielen in 805 Venetie en Dalmatie Karel toe, maar ten slotte kwam toch in 812 een verdrag met Byzantium tot stand, waarbij dat van 803 werd bevestigd. Het was bij deze gelegenheld, dat de Grieksehe gezanten Karel voor het eerst als Keizer begroetten. Dit verdrag is niet meer door Nicephorus gesloten. Zijn geheele regeering door voerde hij oorlog met de Arabieren en de Bulgaren. Door Haroens troepen werd de Keizer herhaaldelijk verslagen, zoodat hij genoodzaakt was den vrede tegen zware schattingen te koopen. Zeer ongelukkig was hij ook tegen ooriogen met de Bulgaren. Over dat yolk regeerde destijds de wreede khan Kroem, de Arabieren " schrik van Byzantium. In 811 begon een groote krijgstocht tegen de Bul- Bulgaren. garen. Het einde was verschrikkelijk : de Byzantijnen werden geheel versla_ moer i hnorne t. gen : Nicephorus zelf sneuvelde. Staurakios werd wel als zijn opvolger erkend, stauraki . maar kort daarna stond hij de kroon of aan zijn zwager, Michael I Rhan- 811. nbehael I gabe. Het was deze Keizer, die in 812 den genoemden vrede met Karel den Mi Groote sloot. 811-812. Zijn latere regeeringsjaren gebruikte Karel meer tot bevestiging van het gewonnene en tot voortdurende organisatie van het rijk dan tot uitbreidingLaatete Jaren van zijn macht. In 804 deed hij zijn laatsten tocht naar het land der Sak- den Grooeite sers ; met de Slavische stammen aan de Elbe kwam hij tot een overeenkomst. Alle Saksers, die aan den rechteroever van de Elbe woonden, werden over andere deelen des rijks verdeeld en de leeg gelaten plaatsen door Abotriten bezet. Daarna werden ook de Saksische bisdonunen. Bremen, Munster en Paderborn gesticht. Het tweede kwam te staan onder den voortreffelijken geloofsprediker Ludger, die de Friesche landen in alle richtingen had doorkruist, overal predikende en doopende. In 805 onderwierpen zich ook weder eenige Avaarsche vorsten ; zelfs de grootkhan liet zich doopen. In hetzelfde jaar werden de Czechen, die zich destijds in Bohemen begonnen te nestelen, tot eerbiediging der rijksgrens gedwongen. Nog werd Dalmatie onderworpen ; ook de hertog (doge) van de kleine, maar opkomende lagunenstad Venetie, die noch door de Longobarden noch door den Oostromeinschen Keizer tot 94 gehoorzaamheid had kunnen worden gebracht, erkende Karel als opperheer. Zoo stond de Keizer destijds op het toppunt van zijn macht ; zoo kon hij, nu overal vrede heerschte en in de verste landen zijn opperheerschappij werd erkend, overgaan tot een verdeeling van het rijk onder zijn drie zonen Pepijn, Karel en Lodewijk. In 806 stelde hij een rijksverdeeling vast. Van de keizerlijke waardigheid was bij deze verdeeling geen sprake ; destijds beschouwde Karel deze nog als zuiver persoonlijke onderscheiding. Na deze verdeeling begaven zich de drie koningen naar hun staten, waar de verdediging der rijksgrens hun voornaamste staatszorg werd. Voortdurend had Pepijn in Italie met de Byzantijnen, met Beneventum, met de Saracenen en ook met den Paus, Lodewijk in Aquitanie met de Arabieren, Karel in Germanie met de Wilzen, later ook met de Denen te strijden. Maar de rijksverdeeling bleef slechts vier jaren in stand ; de Keizer had het verdriet twee zijner zonen nog voor hem ten grave te zien dalen : in 810 stierf Pepijn, in 811 Karel. Zeker was het een geluk voor het rijk, dat slechts een troonopvolger overbleef ; maar een ongeluk was het, dat deze eene de zwakste en onbekwaamste was. Wel werd Pepijns noon Bernhard door den Keizer tot koning van Italie benoemd, maar bij de rijksverdeeling werd hij niet verder betrokken. Nog in zijn laatste levensjaren is de oude Keizer zelf te velde getrokken. In 810 besloot hij tot een veldtocht tegen de Denen, die te land en ter zee gevaarlijke aanvallen deden op het rijk. Hij liet een vloot bouwen om de brutale vijanden op hun eigen element te kunnen bedwingen. Op dat voorbeeld rustte Karel in Provence en Italie eveneens vloten uit tegen Byzantium en de Saracenen. De veldtocht van 810 liep zonder veel strijd of : de Denen trokken terug ; ook hun vloot zocht een goed heenkomen. Dat was 's Keizers laatste veldtocht. In 818 riep hij een buitengewonen rijksdag te Aken bijeen, waarheen ook Lodewijk werd opgeroepen. Daar werd onder groote plechtigheid de erfopvolging definitief vastgesteld. Karel benoemde Lodewijk tot zijn medekeizer : met eigen hand zette hij zijn noon de keizerskroon op het hoofd. Zoo was de Keizer er dan toe gekomen zijn waardigheid erfelijk te verkiaren. En wat opmerkelijk is : de geheele plechtigheid gaat buiten den Paus om. Zoo had ongetwijfeld ook Karel de plechtigheid van 800 willen inrichten. In 813 werd aan de wereld duidelijk gemaakt, dat de keizerskroon erfelijk aan de Karolingers toekwam, niet door pauselijke gunst. Na deze plechtigheid keerde Lodewijk naar Aquitanie terug. Kort daarna, Karel de den 28sten Januari 814, is de groote Keizer te Aken gestorven. Met recht °route t, 28 Jannari draagt hij den bijnaam „de Groote" : zijn daden hebben tot in veel latere 814. tijden haar invloed doen gelden ; zijn persoon beheerscht de geheele middelceuwen. Alles, wat na hem komt, is uit hem of te leiden ; wat sedert den val van het Westromeinsche rijk was geschied, met name de geheele Frankische geschiedenis, schijnt slechts voorbereiding voor zijn wcreldomvattende zien binnen• werkzaamheid. Sedert den blbei van den Romeinschen keizertijd had geen landeob vorst een zoo groot rijk beheerscht ; volken van velerlei tong noemden hem bestunr. hun heer ; van de Ebro tot de Elbe, van de Adriatische tot de Noordzee strekte zijn gebied zich uit ; door geweldige krijgstochten en gelukkige ver- 95 overingcn had hij ccu rijk gcsticht, krachtig en stork, niet alleen door wapenen, maar ook door de regeeringsdeugden van den hecrscher. Karcls bestuur wordt steeds gekcnmerkt door en gaat overal uit van de grondgedachte, dat de staat niet alleen een juridisch-politick, maar ook en vooral een theologisch-ethische gemeenschap is. Het rijk was niet alleen een staat, maar ook een kerk. Vandaar dat de zorg des konings en nog meer die des Keizers zich niet alleen over de matcrieele verzorging van de bclangen van den staat en van zijn onderdancn, maar ook over het ecuwige heil hunncr zielen uitstrekte. Karels werkzaamhcid als regent leert men het beste kennen uit de groote capitularia, zijn koninklijke en keizerlijke verordeningen, die hij onder medewerking van den rijksdag telkens uitvaardigde. Zij zijn niet minder dan 112 in getal, loopen van 770 tot 812 en betreffen de meest uiteenloopende zaken. Vooreerst hebben wij de algemeene wetten, die werden uitgevaardigd om den rechtstocstand van geheele gebieden te regelen : zoo werden voor het bestuur van veroverde landen als Italie en Saksen afzonderlijke capitularien vastgesteld. Verder heeft Karel een groot aantal wetten uitgevaardigd, die wel voor het gehccle rijk golden, maar alleen speciale onderwerpen regelden. Zoo zijn er capitularien, die men met het wetboek van strafrecht kan vcrgelijkcn, doch alleen in zooverre, dat daarin niet alleen misdrijven tegen het gemeene recht, maar ook moreele fouten met soms zeer zwarc straiten worden bedreigd. Anders capitularien regelcn economisehe aangelegenhcden, b.v. het muntstelsel, de graanprijzcn, den graanhandel. Herhaaldelijk grijpt Karel in het sociale levee van zijn tijd in : uit verschillende capitularien spreekt zijn nciging om de kleine vrijen, welke stand ernstig gevaar licp door de sociale overmacht der groote grondbezitters tc gronde te gaan, tc hulp te komen en hun den strijd om het bestaan gemakkelijk te maken. Beroemd gcbleven is het capitulare van 812, waarin hij de regels aangeeft, waarnaar de keizerlijke domcinen mocten worden bestuurd : in 70 kapittels worden daarin alle onderdcelen der landhuishoudkundc van die dagen behandcld. Vooral voor de kcrk zorgde Karel als een vader, zij het ook een gestreng en nauwlettend vader : hij richtte nieuwe bisdommen op, hield herhaaldelijk rijk.sconcilien, waar o. a. onder zijn persoonlijke voorzitting ketterijen werden behandeld en vcroordeeld. Hij zag scherp toe, dat overal de kerkelijke tucht strong werd gchandhaafd, dat de geestelijken tot den hoogstc toe hun plicht deden, dat hun ontwikkeling op het gewenschte peil bleef, dat geen simonic en andere ondcugden hen bevlekten, dat op ketterijen werd tocgezien, dat aan de kapittels scholen werden verbonden, en zoo veel nicer. Wat de inrichting van het rijk betrof, overal waar de hcrtogelijkc waardigheid nog bestond, b.v. in Beicren, werd zij afgeschaft ; Karel duldde niet zulke machtige mannen naast zich. Het rijk werd verdecld in gouwen, aan wclker hoofd de Keizer graven plaatstc, die met het politick, militair cn reehterlijk gczag waren bclast en die gewoonlijk belangrijkc bezittingen in hun gebied bezatcn of verkregen. Maar de merkwaardigste a.mbtcnaren in het Frankisehe rijk zijn wel de missi rcgii, de koningsboden, een treffend bewijs voor do groote zorg, waarmede het uitgcstrckte rijk werd bestuurd Zij warden steeds ten getale van 96 twee, een geestelijk en een wereldlijk hcer, uitgezonden om in bepaalde streken het bestuur na tc gaan en de handelingen der graven en andere ambtenaren te controlccren. Zij stonden boven de graven ; terwip deze slcchts een decl der koninklijke macht in handcn haddcn, vcrtegenwoordigden de koningsboden den koning in zijn voile machtsbcvoegdhcid. Tot hen kon iedercen zich wenden, die zich in zijn rcchten of belangen gekrenkt gevoelde ; namens den koning werd hem dan recht gedaan. Ten ovcrvlocde was Karel zelf ook door zijn vele oorlogen gcnoodzaakt zich herhaaldelijk te verplaatscn, zoodat hij gedurende zijn lange rcgeering de meeste deelen des rijks meermalen hceft bezocht en zich dan ook persoonlijk op de hoogte heeft gestcld van den toestand. Op dcze wijze word het mogclijk het groote rijk naar rcdelijke eisehen te bcsturen ; dat nicttemin herhaaldelijk misbruik van macht is voorgekomen, sprcekt van zelf en wordt ten ovcrvloede bewezen door de talrijke daartcgcn uitgcvaardigde strcnge bepalingcn. Karele Zoo er iets in Karel den Groote te bewonderen is, dan is het zijn buitenpersoon. gewonc wcrkkracht. Dc velerlei groote zorgen voor staat en kcrk werden zoo goed als alleen door hem gedragen ; alle zakcn, belangrijke en onbeduidende, werden door hem in hoogste instantie bcslist. Ilet is schicr ongeloofelijk, tot in welke kleinighcdcn sommige capitularien zich vcrdiepcn ; voor dat alles had de Kcizer aandacht ; nicts ontging zijn scherpen blik. De fout, waaraan zoovcle vorsten nict zijn ontsnapt, van de groote staatsbelangen te vergetcn, was bij hem niet te vreezen ; zijn geheele rcgeering getuigt het tcgendecl. De vorst, die zoovecl tot stand heeft gebracht, moet wel met zijn tijd hebbcn gewoekerd ; hij werkte altijd en gunde zich slcchts de gewone noodzakelijke uitspanningen, mcestal lichaamsoefeningen. Want Karel was het type van den echtcn krachtigen Germaan. Hij bezat een hooge evenredige gestalte, vricndelijke, lcvendige oogcn, cen vroolijk, opgewekt gelaat. Zijn verschijning was altijd waardig en indrukwekkend. Zijn gang was vast, zijn houding mannclijk, zijn stem helder en klankvol ; lang genoot hij een uitstekende gczondhcid. Steeds was hij de cerste in rijden, jagen en zwemmen. Hij drocg altijd Frankisehe, widen Romcinsche kleeding ; in den regel was hij cenvoudig, slcchts bij plechtighcden rijk en weelderig geklecd. In spijs en drank was hij matig. Op geestesontwikkeling stelde hij den hoogsten prijs. Hij kends zijn klassieken zeer goed ; vooral de oude geschicdenis trok hem aan. Het beroemde bock van Augustinus over de stad Gods las hij gaarne ; daarmede stemdcn ook zijn begrippen omtrent het thcocratisch karakter van het rijk volkomen ovcrcen. Latijn verstond hij even goed als Frankisch, Grieksch minder. Ook voor het Germaansche verleden had hij oog : bekend is de op zijn bevel tot stand gcbrachte, thans helaas verloren verzameling oude heldenpoezie. De namen der maanden vertaalde hij in het Frankisch. Wetenschappen en kunsten beschermde hij niet als licfhebber, maar als deskundige. Aan zijn hof zag men mannen als Alcuin, Paulus Diaconus, Einhard, Angilbert en zooveel andcren. Iamb. Alcuin, een Angclsaks uit Northumberland, verscheen, gehoor gevend aan den roep van Karel zelf, in 782 aan diens hof en werd zijn leermeestcr in alle kunsten en wetcnschappen van den tocnmaligen tijd ; hij was do voor. 97 naainste bcvorderaar van het geestelijk leven aan het hof en in het geheele rijk ; in 796 tot abt van St. Martinus te Tours verheven, werd hij de stichter van die beroemde school. Paulus Diaconus, Warnefrids noon, was een Paulus Longobard, die zich na den ondcrgang van zijn rijk spoedig met den ovcrwinnaar vcrzoende en eenigc jaren aan diens hof vertocfde. Hij was monnik in het beroemde kloostcr Monte Cassino en schreef cen geschiedcnis van zijn yolk, die voor onze kennis daarvan een der voornaamste bronnen is. Einhard Mahar& is wel de mccst bekende gcicerde uit Karels omgeving ; hij was als geheimschrijver des Keizers steeds in zijn omgeving en heeft met begrijpelijke voorliefde voor zijn hcer, dien hij oprecht verecrde, maar toch ook met groote onhcvangcnheid en zelfs zekcre onpartijdigheid Karels leven beschreven ; zoowel in zijn levensbescluijving van Karel als in zijn officieele rijksannalen bezitten wij een kostbare, maar niet zonder reserve te gebruiken bron voor tic kennis van den persoon des Keizers en van zijn regeering. Einhard, die veel jonger was dan Karel en daardoor vele gebeurtenissen en verhoudingen van 's konings eerstc regecringsjaren slechts bij overlevering kende, overleefde zijn keizerlijkcn mccster nog tot 840, zonder ooit in nadere betrekking tot zijn opvolgcr tc treden. Angilbcrt ten slotte, evenals Alcuin een Angelsaks, huwdc Bertha, Karels dochter ; uit dat feit is later de sage van Einhard en Emma ontstaan. Hij heeft zich vooral als dichter van Latijnsche poezie bekend gemaakt. 're midden van deze en vele andere mannen leefde Karel, in Idles Mangstellend, in allcs onderwczen willende worden, zoodat hij van vele wetenschappen kennis drocg. Nog op leeftijd leerdc hij schrijven. De bouwkunst bevor(ler& hij door de stichting van talrijke kerken, waarvan de dom te Aken de bcroemdste is, en van groote paleizen, waarvan die van Ingelheim en Nijmegen bekend zijn gebleven. Wat hij voor de kcrk ook in dat opzicht heeft gcdaan, is van groot belang. Naar de zcden dicr ruwc tijden oprecht Christen — wat ook de hardhandige bekeering der Saksers verklaart — stichtte hij overal kerken en seholen ; in het algemeen was zijn beurs steeds voor de geestelijkheid geopend. Een groot vcldheer, een voortreffelijke regent, een organisator als weinigen, een beschermer van kunsten en wctenschappen, cen teerhartig huisvader, ten slotte een vroom Christen, dat is Karel de Groote. Wat zon zijn opvolger zijn ? Lodewijk was de zwakste van Karels zonen ; dLavdewlik aanleg voor den krijg, zonder groote staatkundige bekwaamheden, 814 r°8141, 7' zonder Araagt hij terccht den bijnaam „de Vrome", een bedenkclijken naam in cen ijzeren tijd. Hij was dan ook cen naar waarheid vroom man, beter monnik dan vorst, nicer geneigd tot godsdienstige bespiegelingen dan tot het besturen van cen groot rijk. Hij heeft zelfs dens het voornemcn opgevat zich in ecn klooster tc begeven cn allecn de krachtigc tusschenkomst van zijn vader had dat verhinderd. Voor het overige was hij gclijk zijn vader een seer ontwikkeld man, met zin voor kunst en wetenschap, welwillend en toegankclijk. Maar hij Was zeer vatbaar voor invlocdcn van buitcn, vooral van vrouwcn en geestelijken. Het was dcze man, die de zware erfenis van Karel den Groote moest aanvaarden. De nieuwe Keizer bcgon met cen zuivering van het hof. In plaats van den vroolijken, wel wat losbandigen levenslust kwamen in het . tleseh. se 98 keizerlijk paleis de stiltc en gestrenghcid van cen klooster. Van nog racer beteekenis was het, dat Lodewijk ook begon allerlei misbruiken, die onder den ouden Keizer waren ingcslopen, te kecr tc gaan. Buitengewone koningsboden werden uitgezonden om alter klachten te vernemen ; menig ontrouwen ambtenaar zetten zij af. Gclijk zijn vader benoemde Lodewijk zijn zonen tot koningen over verschillendc deelen van het rijk : Lotharius verkreeg Beieren, Pepijn Aquitanie ; in Italie liet de Keizer Bernhard aan het bewind. Zoo scheen Lodewijks regeering slechts cen voortzetting van die van Karel. Maar spoedig bleek, hoe weinig hij zijn vader geleek. Terwijl Karel kerk en staat met krachtige hand had bestuurd en beide naar beider behoeften had gegeven, woog bij Lodewijk het kerkelijk belang het zwaarst. Vandaar dat hij tegenover de staatszaken vreemd stond ; vandaar die zwakte en besluiteloosheid, die een gevolg waren van zijn geringe kennis van de zaken, waarovcr hij had te beslissen. Voorloopig echtcr blecf het rijk in rust ; de rcgeering van Karel werkte nog na. Maar er gcbeurden al spoedig opvallende dingen. Te Reims wierp de Keizer zich voor den Paus in het stof en werd hij een overbodige plechtigheid — ook door dezcn gekroond. De Keizcr begon aan kerken en kloostcrs zulke groote voorrechtcn te verlecnen, dat de geestelijke macht voor den staat gevaarlijk begon te worden. Gelukkig stoorden geen buitenlandsche vijanden de rust van het rijk ; de binnenlandsche moeilijkheden kwamen spoedig genoeg. Berate nits- Het kan voor een bewijs van Lodewijks zwakheid worden gehouden, dat verdeeling, hij reeds in 817 besloot cen mederegent tc benoemen. Op een rijksdag te 817. Aken wcrd Lotharius tot medekeizer aangewczen : verder werd Pepijn koning van Aquitanie en Lodewijk van Beieren. Voorloopig waren de zonen nog te °Intend van Jong om zich ernstig tcgen den Kcizer te verzetten ; Lodewijk vond dan ook Bernhard. alleen tegenstand bij zijn neef Bernhard, die zich door dezc rijksverdeeling bezwaard gevoelde. Maar nog voordat de opstand uitbrak, was Lodewijk reeds gewaarschuwd en ricp hij met ongewone energie den heerban op. Daarmede was het gevaar bczworen : de grooten onderwicrpen zich ; Bernhard gaf zich aan zijn oom over ; kort daarna is hij gestorven. Lotharius werd nu koning van Italie. Tweeds In 817 stierf Keizerin Irmingard. Kort daarna sloot de Keizer cen tweede "" l u k 3 " ' huwelijk met Judith, de dochter van den Alemannischen graaf Welf, stamden Keizer met Judith, vader van een rocmrijk geslacht. Spoedig bcheersehtc de jonge Keizerin, die 820. bij een scherp vcrstand en hooge geestesbeschaving een sterke overredingskracht bezat, Lodewijk volkomen. Zij schijnt gehecl voor dc kerkelijke partij gewonnen tc zijn : de vricnden van Karel den Groote geraakten op den Karel de Kale achtergrond. De verhoudingen werden nog scherper, tocn de Keizerin in "h"en' 823. 828 Lodewijk een zoon Karel schonk. Natuurlijk wenddc Judith pogingen aan om hem een aandeel in de erfenis te verschaffen. Maar dat ging niet gemakkelijk : de regeling van 817 was een rijkswet. Eerst wist zij de geestelijkheid voor zich te winnen. Daarop werd Lotharius door de belofte van volledig aandeel in de regeering bcwogen om zich Karels aanspraken aan te trekken. Lotharius werd nu de leidende persoon. Ecn bewijs van zijn invlocd is het statuut van Rome van 824, waarbij de verhouding van Keizer en Paus in dezen zin werd 99 vastgesteld, dat de laatste gcheel ondergeschikt aan den eerste werd gemaakt. Een krachtigc hand had de teugels van het bcwind gevat : de oude Kcizer geraakte op den achtergrond. Maar ook Lotharius kon nict verhindercn, dat de gevolgen van het zwakke bestuur van zijn vader zich vooral in den stijgendcn overmocd der buitenlandsche vijandcn openbaardc. In Denemarken werd de strijd beslist door de Christianitroonsbcstijging van Lodewijks beschcrmeling Harald, die het Christendom het riNoorvdaen . aannam en zendelingen in zijn rijk riep. Het is 's Keizcrs vcrdienste, dat hij de bckeering van het noorden met kracht heeft aangevat : het aartsbisdom Hamburg word opgericht ; de heilige Ansgarius, de apostel van het noorden, Ansgarine. wcrd aan het hoofd daarvan met het bekeeringswerk bclast. Maar in Denemarken was het heidendom nog krachtig : het yolk kwam tegen het nieuwe gcloof in verzct ; Harald .werd in 826 verdreven en zocht aan het keizerlijk hof cen toevlucht. In dc Spaansche mark brak bovendien een opstand uit, waarvan de Arabieren gebruik maakten door een • nieuwcn inval to doen. Te Cordova was Hiseham I in 796 opgevolgd door zijn zoon Hakam I, Hakam I, onder wien herhaalde binnenlandsche woelingen een kraehtig optrcden naar 708 —822. buiten mocilijk maakten. De strong orthodoxe partij kwam in verzet tegen den emir, die, hoewel goon ketter, toch niet voornemens was zich door de priesters te laten leiden. Overal kwamen oproeren voor ; hoogst bedenkelijk was het, dat Toledo zich aan de hecrschappij van den emir onttrok en zich tot een onafhankclijke republiek constitueerdc. Nog bedenkelijker was het, dat in 805 zclfs Cordova cen tijd lang in opstand kwam ; ook Merida viel of : de toestand werd voor Hakam hoe 'anger hoc bedenkelijker. In 807 werd cindelijk Toledo weer onderworpen. Toch keerdc de rust niet terug : de ontevredenheid, aangevuurd door de priesters, smeulde steeds voort, totdat het in 814 in Cordova tot een gewcldige uitbarsting kwam. Het geslacht der Ommayaden schcen nogmaals zijn ondergang nabij : alleen het energiek optreden van den emir zelf redde de dynastie. Met de grootste moeite werd het oproer gedempt : door gruwelijke bloedbaden on wreede gcdwongen verhuizingen wist Hakam de beweging tc onderdrukken. Het was Hakams zoon Abderraclunan II, die zich in den genoemden Abderraehopstand aan den Ebro mengde. Hij geleek zijn vader in goon enkel opzicht : sm22- :61i. hem ontbraken diens energie en onbarmhartigheid, maar ook diens holder inzicht in de moeilijkheden van zijn positie en daarmcde van de middelen deze to overwinnen ; maar toch was de strijd met de ongeloovigen voor hem een plicht. Zoo trok hij in 826 met een groot leger de Spaansche mark binnen en stroopte tot voor de poortcn van Barcelona. Algemeen werd deze verwoesting van een belangrijk grensgcwest als een groote smaad voor den Keizer beschouwd. Deze gevoelens openbaarden zich in 828 op den rijksdag te Aken : uit alle gewesten kwamen klachten over het verslappen van het gezag, den willekeur der ambtenaren, de verwaarloozing van groote volksbelangen, de begunstiging der geestelijkheid. Tegenover doze klachten stegen de eischen der bisschoppcn. Op de synode te Parijs in 829 werd een volledig kerkelijk pro- 100 gramma • gcformuleerd. Maar juist toen de clerus haar programma had opgemaakt, was reeds de strijd losgebarsten, die de verwezcnlijking daarvan voor Nieuweruks-lange jarcn onmogclijk maakte. Want in dezen tijd had de Keizer op den verdeeling, rijksdag te Worms aan Karel Alemannic, den Elzas, Rhactie en een deel van 828. Bourgondie toegelcgd. Lotharius bracht daartcgen zijn bczwaren in, maar de Keizer bestrafte hem met het verlies van zijn medcrcgentschap en zond hem in ccn eervollc verbanning naar Rome. Daar werd hij al spoedig het middelpunt van een wijd vertakte beweging, die zich over het gehecle rijk uitstrektc. Overal kwam oproer en vcrzet voor. In dezen nood ricp Lodewijk Bombard van op Judiths raad den stcun in van den krachtigen Bernhard van Septimanie, 86P" manie • die 'zich in den strijd tegen de Arabieren had onderscheiden. In 829 werd hij tot kamcraar benocmd, waardoor hij de opperste lciding der staatszaken en der finaneien in handcn kreeg. De invlocd van Bernhard stelde wcldra dien van de gecstelijkhcid in de schaduw ; de laatste lict den Keizcr dan ook in den steck. Val van Toen nu Bernhard voor cen toeht tegen de Bretons den heerban opriep, Bernhard. zagen zijn tegcnstanders de kans schoon Pcpijn bezctte Orleans ; Lodewijk nam een dreigende houding aan. Bernhard nam nu de wijk naar Barcelona ; de Keizcr gaf toe ; hulpeloos, zonder legcr, beloofde hij Judith naar een kloosopstand der ter te zenden. Pepijn wilde zijn vader zelfs afzetten. Dat werd verhindcrd zonen. 830. door Lotharius, die uit Italie was opgetrokken en zich thans aan het hoofd der beweging stelde. Daarvan wist de Kcizer gebruik te maken ; hij beloofde Lotharius in zijn mederegentschap te hcrstellen. Daardoor redde hij zijn. kroon ; maar Lotharius werd de oppermachtige man. Dat verbitterde echtcr wedcrom Pepijn cn Lodewijk. Weder wist de oude Kcizer van hun ontstcmming gebruik tc maken hij beloofde hun vcrgrooting van gebied, zoo zij hem steunden. Bciden verklaardcn zich daartoc bereid ; zoo was Lotharius in korten tijd van bijna al zijn aanhangers beroofd ; de Keizer, gestcund door Pcpijn en Lodewijk, was weer meester van den toestand. Ecn rijksdag werd tegen 830 te Nijmegen uitgeschrcven ten eindc den strijd te beslechten. Daar vcrschenen De Seiner voornamelijk Duitschcrs, alien zccr voor den Keizer gestemd. Zoo moest bedwingt Lotharius zich wel met zijn vader verzoenen hij verloor ten tweeden male zijn zonen. het mederegentschap. Zoowel hij als Pepijn moesten toezien, dat hun aanhangers gcstreng werden gcstraft. Lodewijk de Vrome was weer gehccl meester van het rijk ; Judith kcerdc aan het hof tcrug en herwon haar ouden invlocd. De Keizer had een groote overwinning bchaald. Maar hij wist van zijn overwinning geen gebruik te makcn. Hij vergaf zijn tegcnstanders spocdig en vcrbittcrde daardoor zijn vricndcn, zonder de eerstcn tc winnen. Bedenkelijk was het ook, dat Bernhard weer aan het hof verschecn. Maar bepaald gevaarlijk was de houding van Judith tegen Pepijn, in wien zij den hoofdbewerker van haar vernedering haattc. In 832 had zij het zoo ver wcten te brengen, dat de hecrban tegen hem werd opgeroepen. Op het punt Aquitanie binnen te trekken, werd de Keizer wcerhouden door het bericht van den afval van Lodewijk, die zijn gebied met Alemannic dacht te vergrooten. Snel rukte de Kcizer naar den Rijn op ; Lodewijk vluchtte naar zijn land, waarheen zijn 101 vader hem volgde. Op het Lcchveld deed de zoon een voetval voor zijn vader en smeekte om vergiffenis ; zij werd hem verleend. Daarop wendde de Keizer zich weer tegen Aquitanie, waar Bernhard, afvallig gewordcn, aan Pepijns hof een invloedrijke positie innam. Spoedig was Aquitanie veroverd. Bernhard werd van zijn goederen beroofd, Pepijn uit zijn koninkrijk gedreven, Val van Pepljn, 838. dat aan Karel werd gegeven. Zoo schcen Judith te triomfecrcn. Doch wederom keerde de kans. Pcpijn wist uit zijn gevangenschap te ont- De breeders veree komen en stelde zich aan het hoofd der Aquitaniers. Maar ook Lotharius, bag n l en — ena die zich tot dusverre aan de zijdc van Judith had gehouden, verscheen even- Keizer, 83 3 . eens met troepen in het veld. Nog gevaarlijker was het voor den Keizer, dat de geestelijkheid zich meer en meer tegen hem verklaardc : Paus Gregorius IV was gcheel voor Lotharius gewonnen. Ten slotte sloot ook Lode- Gregoriue wijk zich bij zijn brooders aan. In den zomer van 888 stonden de legers 827-844 ' van den vader en van zijn drie zonen bij Colmar tegenovcr elkander. Maar tot een slag kwam het nict : aan beide zijden deinsdc men daarvoor terug. Zoo begonnen de onderhandelingen opnicuw, waarbij de Paus zijn bcmiddeling aanbood. Hij verseheen in het legcr des Keizers en had met hem langdurige gesprekken ; maar tegclijk wist hij diens leger tot afval te bewegen, zoodat de Keizer met Judith en Karel en een klein aantal gctrouweii hulpeloos achterbleef. De mond des yolks brandmerkte sedert do plants van dat vcrraad als het Lcugenvelcl ; de sympathicen van het yolk waren van nu of bij den Het Leugenveld; 833. ouden Keizer, nict meer bij zijn zonen. Maar voorloopig hielp dat Lodewijk wcinig : hij moest zich salt zijn zonen overgeven, die hem wcl cerbiedig ontvingen, maar als een gevangene behandelden. Lotharius trad als Keizer op en werd als zoodanig erkend. De rijkcn Lotharins eizer. van Lodewijk en Pepijn werden aanzienlijk vergroot. Maar evenmin als zijn vader wist Lotharius zijn overwinning te gebruiken. Nadat Judith en Karel in een klooster waren gezet, noodzaakte hij zijn vader tot de beruchtc vernedering te Compiegne. In October 888 beschreef Lotharius daar een Boete to rijksdag ; daar werd Lodewijk bewogen opcnlijk voor zijn zonden boete to cAmPiegne• 833. doen in tegenwoordigheid van zijn zoon, die in keizerlijk ornaat dat schouwspel bijwoonde. Het doel van dezc plcchtigheid was hem voor good voor de rcgccring onmogclijk tc makcn. Lodewijk werd daarna als staatsgevangene naar Akcn gevocrd, waar men hem trachtte te overreden in cen klooster te gaan. Maar daartoe was hij niet te bewegen. Hij wanhooptc nooit aan de toekomst en drocg zijn lot met berusting. Lodewijks hoop werd niet beschaamd. De handelingen der zonen hadden overal een stork misnoegen verwekt, nict alleen uit cen oogpunt van moraliteit, maar ook van staatkunde. De eenheid des rijks, die Lotharius had willen herstellen, was juist door hem verbroken. Lotharius' nauwe verbinding met dc gecstelijkheid maakte Lodewijk en Pepijn bezorgd voor hun erfdeel ; beiden waren bovendien verontwaardigd over het gebeurde te Compiêgne. Zoo is het verklaarbaar, dat zij zich in het begin van 884 met hun vader in verbinding stelden ; spoedig verzamelden zij hun gewapenden, waarbij zich de aanhangers van den ouden Keizer aansloten. Van Germanic en Aquitanie nit werd Lotharius bedreigd. Tot cen slag kwam het ook nu ilia. 102 Lotharius leverde zijn vader uit en begaf zich naar Provence. Zijn rijk was De Keizer voorloopig uit. De oude Keizer werd te St. Denis weer plechtig in het kerkH3reteld, 834. verband opgenomen en met zijn keizerlijk gewaad beldced ; Judith werd uit haar kerker bevrijd ; Lodewijk cn Pepijn werdcn met vergrooting van gebied beloond ; Karel zou nog wachten. Spoedig onderwierp Lotharius zich hij verschcen in het kcizerlijk kamp en wicrp zich voor zijn vadcr in het stof. Weer was Lodcwijk zwak genoeg hem te vcrgeven, al moest Lotharius zich met Italie vergcnoegen. Ongclukkig had de Keizer, die zich onder den zwaarsten druk zoo manmoedig had gehouden, daardoor niets geleerd. Zijn plan, om ook Karel cell decl van het rijk te schcnken, gaf hij niet op : zelfs opende hij daartoc ondcrhandelingcn met Lotharius. Zonder dezen to winnen, stiet hij tegelijkertijd Pcpijn van zich of door hem den cisch te stellen alle gcsaeculariseerdc kcrkelijke gocderen tcrug te geven. Ten overvloedc had het rijk veel tc lijden van de Noormannen, die bij het verslappen der keizerlijke macht en den burgcroorlog de kans schoon zagen de kusten te plunderen. ; zij voeren de rivieren op en verspreiddcn schrik en verderf tot dicp in het rijk. Nieuwe MI ks- In 887 hield Lodewijk cen rijksdag te Aken. Daar ging hij over tot een nicuwe vcrdecling van het rijk, waartoe Pcpijn en Lodewijk bun toestemverdeeling 837. ming gaven. Beidcn bleven in het bczit van hun rijken ; bovendien verkreeg Karel het land tusschen Maas en Seine. Onverstandig genoeg liet de Keizer zich kort daarna bewegen tot een vijandige houding tegen Lodewijk, waarom dezc zich weer met Lotharius in verbinding stelde : in 838 hielden zij te Trente een bijeenkomst. De Keizer, daardoor dubbel wantrouwig geworden, ontbood Lockwijk voor den rijksdag te Nijmegen. Daar werd de zoon, wicn dc vader tweemaal zijn herstelling op den troon dankte, van al AhOttilig on zijn landen behalve Beieren beroofd. Het was nict te verwachten, dat deze opstand van dat rustig zou aanzien : hij greep naar de wapenen. Een gewaagdc onderneLodow9k. 838. ming : want de Keizer beschiktc nog over bijna het geheele rijk. Karel werd juist in dezen tijd mcerderjarig verklaard en tot koning gekroond, terwijl zijn gebied tot de Loire werd uitgebreid. Maar bovendien verzoende LothaDood van rius zich met zijn vader. Deze tocnadering was een gevolg van den dood van Pepin, 838. Pepijn. Doze lict twee onmondige zoncn na, zoodat de Keizer besloot Pepijns gebied aan Karel to schcnken. Ten einde nu Lodewijk te isolecren en Karel Nieuwe Mike- voor gocd een gebied te vcrzekcren, bood dc Kcizer aan Lotharius de ververds3e9eling, dceling van het gchecle rijk tusschen hem en Karel aan ; alleen. Beieren zou Lodewijk behouden. Natuurlijk greep Lotharius het aangebodene gaarne aan ; in 839 verschcen hij op den rijksdag te Worms, waar do dceling word voltrokken. Maar de add van Aquitanie proclameerde Pepijns oudsten zoon tot koning. Natuurlijk erkende de Keizer dezen niet, maar trok Aquitanie binnen, dat zich zonder strijd onderwierp : Pepijns zonen werden geestelijken. Maar van dezen veldtocht had Lodcwijk handig gebruik gemaakt door geheel Germaniê tot den Rijn te verovcren. Onmiddcllijk bcsloot dc Kcizer zich naar den Rijn te begeven. Terwijl hij cen deel van het leger in Aquitanie liet, overschreed hij in 840 den Rijn en trok Thuringen binnen. Lodewijk zag zich genoodzaakt terug te trckken. Hij was weerloos aan zijn vader overgcleverd, , 108 die nu besloten had zijn zoon streng te straffen. Maar juist toen stierf de Lovde rowmijekdo oude Keizer den 20sten Juni 840 te Ingelheim. 20 Tuni 840. Het uiteinde van Lodewijk den Vrome was droevig. Droevig was de gemoedstoestand, waarin hij de oogcn sloot : het bcwustzijn vele der rampen, die het rijk hadden getroffen, door zijn zwakheid te hebben veroorzaakt, en het vooruitzicht, dat het einde nog lang niet te voorzien was, verzwaarden zijn doodsstrijd. Wat zou er met het rijk geschieden ? Slechts omtrent een punt bestond zekerheid : Lotharius was de nieuwe Keizer. Maar er was geen Lotharhis Keiser, door alien erkende rijksverdecling getroffen. Veel zou aflu..ogen van den840-855. nieuwen Keizer. Van allc karaktercigenschappen van Lotharius is geene zoo stark gewecst als zijn heerschzucht. Geen wonder, dat hij onmiddellijk de regeering over het gchcele rijk aanvaardde, zonder zich om de aanspraken van zijn brooders te bekommcren. Hij vond daarbij steun bij de geestelijkheid en bij het yolk : beide vreesden van ecn verdeeling de grootste ellende. Het keizersehap vcrondcrstelde cen eenhcid ; de Romeinsehe Keizer kon wel naast zich een cacsar benoemen, maar was daartoe niet verplicht. Daarentegen was het cen recht der Frankische koningszonen om een deel van het rijk te mogen erven : ook waren de rechtcn van Lodewijk en Karel vrocger erkend. Lotharius begaf zieh van Italie naar Ingelheim : overal werd hij onmiddellijk als Keizer erkend. Hij sloot met Lodewijk •en Karel een verdrag, waardoor hij zijn broeders voorloopig in hun gewesten bevestigde, maar met de bedocling hen, zoodra hij dc macht daartoe bezat, tc onderwerpen. Dat voorzag Lodewijk: hij maakte van Lotharius' tocht naa. Frankrijk gebruik om Duitschland tot den Rijn te veroveren. Maar torn Lotharius in 841 den Rijn forceerde, Strijd yea zag Lodewijk zieh. gcnoodzaakt naar Beieren terug te trekken. Maar wat de Lotharius met MA Keizer echter in het oosten won, verloor hij in het westen weer. Karel broeders. vcroverde Champagne en stond weldra bij Troyes. Daar stelde hij zich in verbinding met Lodewijk. Van Bcieren trok Lodewijk weer naar het westen. Tevergeefs trachtte Lotharius hem tegen te houden : hij werd in Mei 841 bij de Wernitz verslagen. Bij Chfilons-sur-Marne vcreenigden zich nu de beide broeders. Den_ 25sten Juni 841 kwam het bij Fontenay tot een slag, ten met cen volledige nederlaag van den Keizcr eindigde. Deze slag was beslissend. Van de eenheid van het rijk was geen sprake meer. Lotharius moest afzien van dc hcerschappij over het geheele rijk. Maar tegelijk was de beslissing aanmerkelijk verhaast. Het yolk morde over den bloedigen broederoorlog ; de gcestelijkheid verhief haar stem om aan het moorden ecn einde te maken. Daarom besloten Lodewijk en Karel den strijd niet voort te zetten, welk besluit hun door Lotharius' machteloosheid gemakkelijk werd gemaakt. Om evenwel tegen alle gebeurlijkhcden gedekt te zijn,verboad van hernieuwden zij in Februari 842 te Straatsburg plechtig hun verbond en strasats4:arg. bekrachtigden het door hun ced : deze eedcn zijn bewaard geblevcri en behooren onder de oudste monumentcn zoowel van de Duitsche als van de Fransche taal. Het was duidelijk, dat ten minstc twee volken in het rijk woonden de daarop gcgronde verdeeling was aangewezcn. Daarmcde was Lotharius' zaak beslist. Van Straatsburg uit drongen de beide broeders onder voortdurende onderhandelingen den Keizer voor zich 104 uit. Van Coblenz trokken zij naar Aken en bezetten de keizerstad. Lotharius begaf zich naar Lyon. Inmiddels waren Lodewijk en Karel begonnen het rijk te verdeelcn. Toen eindelijk besloot Lotharius afstand te doers van zijn aanspraken op het gehecl : hij hood zijn broeders den vrede aan en verklaarde zich bereid over cen verdeeling van het rijk te onderhandelen.. In Juni 842 kwamcn de drie broeders te Macon bijeen, alien met een sterk leger achter zich. Er werden gevolmachtigden benoemd, die eerst te Metz, Verdrag van later te Coblenz vergaderden. Eindelijk, in Augustus 843, kwam te Verdun erdun, beroemde vcrdrag tot stand, dat de ontbinding van het rijk vaststeldc Awfustui,843. het en de grondslag is geworden voor den toestand gedurende de latere middeleeuwen. Natuurlijk bleef Lotharius Keizer en Neer van de keizerstcden Rome en Aken met eon nominaal gezag over het geheelc rijk. Wat de vcrdeeling betreft, dat Lotharius Italie, Lodewijk Beiercn, Karel Aquitanie zou bchouden, stond vast : de hoofdzaak was de grens van hun gebied vast te stellen. Lodewijk verkreeg ongeveer al het land ten oostcn van den Rijn, met op den linker-Rijnoever de bisdommen Worms, Spiers en Mainz ; Karel vcrwierf ongeveer al het gebied bewesten RhOne, Saone en Schelde ; wat daartusschen lag werd met Italie aan Lotharius toegewczen. Het is duidclijk, dat de Keizer verreweg het slechtste dcel verkreeg. Tcrwijl zijn beide broeders elk een rijk erlangden, dat levensvatbaarheid bezat en een sociale eenheid was, bewoond door een yolk met een gemeenschappelijke taal, was het rijk van Lotharius het onnatuurlijke product der diplomatie. Het langgerekte, smalls rijk, dat zich van Zuid-Italie tot de Noordzee uitstrckte, droeg de kiem der ontbinding in zich. Het is dan ook niet aan het spoedig uitsterven der linie van Lotharius te wijtcn, dat zijn rijk zoo spoedig is verdwenen : het had niet de minste levensvatbaarheid. . VIERDE HOOFDSTUK De latere Karolingers en Abbassiden. Opkomst der PauseHike macht. 843-870 et was de bedoeling het rijk als een geheel voor te stellen, met een Keizer aan het hoofd, terwij1 over verschillende gebieden bloedverwanten des Keizers als koningen zouden regeeren. Het bleek spocdig, dat ook dew officieele waarheid niet met de werkelijkheid ovcreenstcmde. Lodcwijk en Karel regeerden geheel zelfstandig van Lotharius. Feitelijk bestonden er dus sedert 843 drie rijken. Het langst hield de kerk nog aan do fictie van het ongedeelde rijk vast, voornamelijk omdat de kerkelijke indecling bijna nergcns met de staatkundigc overeenstemde. Daarentcgcn trachtte de adel de verdeeling zoo schcrp mogelijk door te drijven : nationaal gevoel en eigenbelang gaven hier den doorslag. In het rijk van Karel was de vrijhcid van den gemecncn man reeds zoo good als verdwener. ; claermede verviel echter ook de grondslag van den oudfrankischen heerban, zoodat de koning weldra geheel alleen op de welwillendheid der hooge edelen moest steunen, Wilde hij over een gewapende macht beschikken. Zoo zien wij dan ook in West-Francie de koninklijke macht weldra belangrijk dalcn. Ten cinde zijn gezag te behouden, moest de koning iedcren steun rijkelijk beloonen, wat weer tot nog grooterc versmalling der koninklijke reehten aanleiding gat Ten slotte gold 's konings gezag nog slechts op zijn eigen domeinen ; het overige gedeelte van het rijk werd door hooge edelen bestuurd, die den koning slechts zooveel autoriteit toekenden als zij zelf wilden. Het meegaande en weinig krachtige karakter der latere Karolingisehe koningen. in Frankrijk heeft doze ontwikkeling der toestanden niet weinig in de hand gcwerkt. Op dezelfde wijze vormden zich de verhoudingen in dat gedeelte van Lotharius' rijk, dat benoorden de Alpen lag. In Italie was de add lang niet zoo machtig : daar waren de steden met haar opkomende burgerij en de Toestand der drie rilken. 106 onafhankclijke geestelijkhcid ook machten in den staat. Het gevaarlijke element voor den Keizer was evenwel de Paus, die, naarmate de macht van het rijk daalde, zich zelf weer voclde rijzen. Het beste was het met de koningsmaeht geschapen in Oost-Francie of Duitschland. Nict ten onrechte Lodewiik de draagt Lodewijk den bijnaam van den Duitscher. Hij heeft veel gedaan om Duitsoher, de zwakke eenheid tusschen de Duitsehe stammen te versterken. Gcsteund 840-875 door de kerk en den add, die hij met clkaar wist te verzoenen, legde hij den grondslag tot een gezond staatsleven, waarop latere geslaehten hebben voortgebouwd. Vddr ales trachtte Lodcwijk de beginselen van hoogere beschaving, die Karel de Groote in Duitschland had neergelegd, verder te ontwikkelen. Kerken en kloosters werden de middelpunten van geestelijk leven ; de zending onder de heidenen word weer met kracht aangevat. Ook op sociaal gebied werden bclangrijke resultaten bcreikt vooral door de kloosters werd hoe langer hoe meer land in ontginning gebracht ; overal begonnen zich geregelde toestanden tc ontwikkelen ; landbouw en vecteelt, ook handel en nijverhcid begonnen te bloeien. Ook de beginselen ecncr nationale letterkunde ontstonden onder Lodcwijk den Duitscher : Otfried droeg zijn Evangeliénboek aan hem op. Zoo gaf Duitschland een gezonde, nationale ontwikkeling te zien : de koning heeft die naar vermogen bevorderd. Karel do Daarentegcn kon het rijk van Karel, die de Kale werd bijgenaamd, niet 841: at 7. tot rust komen. Zijn regeering werd voor Frankrijk het begin van een langdurig tijdperk van verval en vcrwarring. Karel begon in 844 met cen nuttelooze gruwcldaad, de executie van Bernhard van Septimanie. Diens noon Willem begon daarop een guerilla tegen de koninklijke troepen. Daardoor won de opstand in Aquitanie, waar men nog altijd Pepijns zonen erkende, in kraeht ; Karel beyond zich in de onmogelijkheid dien te dempen. Van dezen toestand maakten de Noormannen gebruik, die in 845 de Seine tot Parijs opvocren en die stad plunderden. Karel was lafhartig genocg hun aftocht met een hooge geldsom te koopen : geen wonder, dat zij herhaaldelijk terugkwamen. Door deze zwakheid kenmerkte zich ook 's konings binnenlandsch bestuur ; vandaar dat steeds nieuwe opstanden voorkwame 1, die zijn gezag hoe 'anger hoe racer verminderden. Zelfs moest hij den jongen Pepijn als koning van Aquitanie erkennen. Bretagne maakte zich onafhankelijk. Met zijn broeders leefde Karel in voortdurenden twist ; het was slechts aan de gematigdhcid van Lodcwijk toe te schrijvcn, dat een oorlog werd vermeden. In 847 en 851 kwamen de drie broeders te Meersen bijecn om hun geschillen bij verdrag tc regelen. Maar toen Karel zich daarna bij Lotharius aansloot, achtte Lodcwijk dat een breuk van den eed van Straatsburg en nam hij de uitnoodiging der Aquitaniers aan om als hun koning op te treden ; Pepijn was inmiddcls gestorven. Wel geluktc het Karel ten slotte met de Lotharius Aquitaniers een verdrag te sluiten, waarbij hun een beperkte onafhankelijkt 855. heid werd verzekerd, maar de vrede tusschen Lodewijk en hem was voor Lodewijk II, 855-875. good verbroken. Hun verbond werd bovendicn overtollig, toen Lotharius in Karel IL 855 stied. Bij zijn dood verdeclde hij zijn rijk in drie deelen, zoodat Lodewijk 855-863. Lotharius II, II Italie met de keizerskroon, Karel II Bourgondie, Lotharius II het noor855-8 89. delijk gedeelte verkreeg. De krachtclooze Karel kon zich ternauwernood tegen 107 den Bourgondisehen adel handhaven. Lotharius II was gem onbekwaam man, maar verspilde zijn krachten in ecn hopeloozen strijd met den Paus. Hij had zijn vrouw verstooten en haar plaats ingeruimd aan zijn minnares ; hij trachttc tevcrgeefs zijn overspelige verbintenis te doen. wettigen ; de geestelijkhcid beval hem zijn minnares wog te zcnden cenige kceren deed bij dat, maar steeds riep hij haar terug. Ten slotte kwam de zaak voor den Paus, die ten nadeele van Lotharius besliste. De kwestie was hierom van gewieht, daar Lotharius allecn van zijn minnares ecn zoon had, wien hij de opvolging wilde verzekeren. Inmiddels waren Lodewijk en Karel weer in strijd gcraakt : in 858 drong strUd van evir Lodewijk Frankrijk binnen, terwijl Karel tegen de Noormannen to velde stond. Lrooditso erde: Onmiddellijk trok doze zijn broeder tegemoet bij Briennc stonden zij teen- Kne„1 den over elkander. Toen zag men een herhaling van het bedrog op het Leugen- Kale 858. veld : Karels legcr verliep gehecl. Zoo scheen Lodcwijk wester van het westelijke rijk ; overal werd hij gehuldigd. Maar wcderom volgde een opmerkelijke omslag. De geestclijkheid onder leiding van den bekwamen Hincmar van Reims hield het met Karel : cen groot dcel van den add sloot zich bij haar aan. Zoo kon Karel in 859 in het veld verschijnen en zijn brooder tot een ovcrhaasten tcrugtocht nopen. Zoo sloten zij in 860 den vrede van Coblenz. Eenige jaren daarna sloten zij te Thouscy con nieuw verdrag, waarbij zij zich verbonden de liquidatie van het rijk van Lotharius II gemeenschappelijk ter hand te nemen. Lotharius II had in 863 zijn rijk belangrijk vergroot. Na den dood toch van Karel van Bourgondie word diens gebicd tusschen zijn beide broeders Lodcwijk II en Lotharius II verdeeld. Zeven jaren later sloegcn Lodcwijk de Duitseher en Karel de Kale hun slag. In 869 stierf Lotharius to Piacenza, Zoodra was dat bericht niet over de Alpen gekomcn, of beide koningen Lotharlue II 1 , 869. maaktcn zich gereed zijn rijk in bczit te nemen. Karel deed cerst een poging om alleen in het bezit van den buit te geraken : hij bezette het rijk van Lotharius en werd to Matz gekroond. Natuurlijk sommeerde Lodewijk Karel zich te houden aan de verdragen ;. deze verklaardc zich nu tot onderhandelen rdrag van bercid. In Augustus 870 kwamen beide broeders te Meerscn bijecn. Daar wordverdrag het verdrag gesloten, dat de grenslijn tusschen Frankrijk en Duitschland trok. Augustus izo Zoo kwamen benoorden de Alpen uit het rijk van Karel den Groote een Ger maansch en Romaansch rijk voort, eon volkomcn gezonde scheiding, die zich dan ook heeft gehandhaafd. Inderdaad was de grens, die word getrokken, vrijwel overeenkomstig de taalgrens. Men nam als leidend beginsel de grenzen der bisdommen aan : slechts deze hadden nog cenige vastheid in de politieke verwarring behouden. Lodewijk verkrceg de aartsbisdommen Keulen en Trier en do bisdommen Utrecht, Straatsburg en Bazel ; aan Karel vielen dc aartsbisdommen Besancon, Lyon en Vienne en do bisdommen Luik, Toul, Verdun, Kamerijk, Vivien en Uzes ten deel. Met dat verdrag liet men ook voor good de fictie vallen, alsof het Karolingische rijk nog een geheel was. Het kon wel niet anders, of dit verdrag moest stuiten op ernstig verzet van den cenige, die aanspraak had op de erfenis van Lotharius II, zijn broeder Selzer Keizer Lodewijk II. Maar doze was in Italie te zcer aan de uitvoering Lodewijk . 108 zijner eigcn plannen bezig om zich veel met zoo verafgelegen Widen in te laten. Lodewijk II was ongetwijfeld eon der grootstc onder dc latcre Karolingers. Als Keize had hij Italie met Rome van zijn vadcr gcerfd, maar daarmode ook cen overvloed van mocili jkheden, aan den cenen kant met den Paus, aan den andercn met do Arabieren. Naarmate het Karolingische rijk zich verdeelde en dc keizerlijke macht Toenemende verzwakte, was de Paus in aanzien on macht gestegcn. Het denkbeeld, dat macht van den Pane. onder Karel den Grootc en zijn opvolgers zich hoe langer hoc nicer had baangcbroken, dat do geheele Christenheid slechts een enkcle Godsstaat was onder eon eenhoofdig bestuur, had hoc langer hoe vasteren vorm aangcnomen. Karel de Groote zelf was dat beginsel toegcdaan : hij gevoelde zich wereldlijk en geestelijk opperhoofd der Christenheid. Ook Lodcwijk do Vrome lecfde gehcel in dat denkbeeld. Het is evenwel niet te verwonderen, dat, toen het keizerschap moor en mcer van zijn heiligen glans verloor, men zocht naar con ander hoofd ; cvenzcer lag het voor de hand, dat de Paus zich gereedelijk als zulk een hoofd op den voorgrond stelde. De houding der geestelijkheid tijdens Lodcwijk den Vromc en den broederstrijd was er steeds op berekend om het geestelijk gczag boven dat van den staat te verheffen. Gcen wonder dat in dezcn tijd, toen Paus en geestelijkheid hun macht met den dag voelden rijzen, bij hen de behoefte ontstond hun aansprakcn langs wettigen weg te bcwijzen. Oudc en nieuwe cischcn moesten met cen beroep op vroeger vcrkregen rechten worden gestaafd. Tot dat doel zijn twee bundels oude en nicuwe wctten aangclegd : do collectie van Benedictus Levita en de PseudoIsidorische decretalen. De cerste kreeg van den aartsbisschop van Mainz last de verzamcling van capitularien van Anfegisus aan tc vullen en to voltooien : hij deed dat evenwel weinig conscientieus, verandcrde den tckst der oorkonden on vocgde aan de echte stukkcn valsche toe. Maar veel beroemder en veel De Pseudo- invloedrijker zijn de Pscudo-Isidorische decretalen. Hun grondslag vormde de Isidorisoho Hispana, het bock, waarin do reehten en wenschen der Spaansche kerk tegendeoretalen. over het Westgotische koningschap door oorkonden — valsche en echte — worden gestaafd. Door uitbreiding werd daaruit cen bundcl, waaruit de Pausen naar willekeur documcnten konden puttee om hun groote macht op kerkelijk gebied, vooral hun rechtsmacht over do andere bissehoppen, tc bewijzen. Ook in deze verzamcling zijn eeht en onecht bont dooreengemengd : niet minder dan negentig bricven en oorkonden van de ecrste Pauscn werden cr voor gefingeerd. Daar do decretalcn handig waarheid en verdichting hcbben dooreengemengd, is het nict to verwonderen, dat cen weinig kritischc ceuw van clerk grootc falsificatie nicts heeft opgemerkt. In 852 berocpt men zich voor het eerst op een synodc te Reims op de decretalen : kort voor dien tijd moeten zij ontstaan zijn. Men schreef de verzamcling aan den beroemden Isidorus toe ; zij is slechts Pseudo-Isidorisch ; waarschijnlijk is zij in Frankrijk vervaardigd. Maar terwijl de Pauscn op deze wijze hun aanspraken steeds hooger stelden, wildc de ironic van het lot, dat zij de bescherming van het kcizerlijke zwaard noodig hadden, zelfs om zich in Rome tc handhaven. Italie en Rome werden bedreigd door cen gevaarlijken aanval der Saracenen. 109 Haroen al Raschid had zijn dric zoncn tot crfgcnamen van zijn maeht Haroen ama . benoemd. De oudstc, Mohammed el-Amin, zou Khalief worden en met het solid t 809. bestuur over het westen worden belast, de tweede, Abdallah el-Mamocn, ver- soa—msinia. kreeg het oosten, de derde, Kassim el-Matocman, Mesopotamia. Amin was eon poetiseh aangelcgd, zcer ontwikkcld vorst, trotsch op zijn gezag, maar zorgeloos en onnadcnkend ; Mamocn was con kocic, berekenendc natuur, een man van con schcrp verstand met yeel aanleg voor do exacte wetenschappen, daarbij ecrzuchtig en gcwetenloos. De aanleiding tot een conflict gaf Amin : in 811 zette hij zijn brooder af en zond een leger om hem te verdrijven. Maar Mamoen kosttc het wcinig mocite het leger van zijn brooders tc verslaan. Nu ruktc Mamoen op naar het westen. Alles viol var Amin af ; weldra word hij ingesloten ; hij kwam om bij con poging om te vluchtcn. Natuurlijk word nu Mamocn Khalicf : van Kassim hoort men niet moor. Mamoen, Maar de burgeroorlog was daarmede niet geeindigd : nog zes jaren van de 813-833 ' uitcrste krachtsinspanning heeft het den Khalief gekost om aan do verwarring Ecrst in 819 kon hij zijn intocht doen in Bagdad. een einde te Zoo was hij mettcrdaad hoer van het rijk. Toch kwamcn nog voortdurcnd opstandcn voor. Vooral in Egypte werd het zelden rustig, totdat Mamoen in 882 in cigen persoon door gruwelijkc gestrengheid de ordc hersteldc. Voordat do Khalief zich naar Egypte had begevcn, had hij nog een strijd uit te vechten gehad met Byzantium. Sedert jaren hadden de wapenen in Klein-Azie gerust : cvcnals het Khaliefenrijk was ook het Grieksche door binnenlandschc woclingen geteisterd. Michael I was het werktuig der orthodoxie : do geldmiddelen warden aan kerken en kloostcrs vcrkwist. Tegen den gcwcldigen Krocm kon hij volstrekt nets uitrichten. Pat kostte Michael zijn troon. Het leger riep eon der bcstc gcncraals, Leo V den Armenier, tot Leo v, Keizer uit. Dozen gelukte het can aanval der Bulgaren op Constantinopel af 813-820. te slaan. Maar nog was het eon uitkomst, dat Kroem in 814 stierf ; zijn opvolger was Lang nict zoo krachtig, zoodat het Lco in 817 gelukte do Bulgarcn bij Mesembria zoo volledig te vcrslaan, dat do vrede bij verdrag voor dertig jaren word verzekcrd. Zoo had Leo het rijk van con zwarc plaag bevrijd ; hij zou cr evenwel weinig dank voor oogsten. Want onder hem leefde do oude bceldenstrijd weer op. De Keizer, persoonlijk iconoclast, ricp een synode bijeen, die do oude wetten der Isaurische keizers weer van kracht verklaarde : Leo vocrde doze besluiten evenwel met grootc gcmatigdheid uit. Maar dat kon do iconodulen niet verzoenen : in 820 werd do Keizer vcrmoord en de veldheer Michael II de Stamclaar tot Keizer uitgeroepen. Deze was zoo verstandig in Michael II, de kerkelijke kwestie- con bemiddelend standpunt in te nemen : de verorde- 820-829 ningcn van Leo wcrden ingctrokkcn en do beweging der geesten aan haar natuurlijk verloop overgelaten. Ook in het leger, de administratie en de justitie handhaafde Michael de orde. Een blijvend verlies was het, dat in 826 Arabische oprocrlingcn van Egypte uit Kreta verovcrden. Zij vestigdcn daar een zeerooversstaat, die het Gricksche rijk dwong ter zee voortdurend op voet van oorlog to blij veil. Nog con ernstig verlies Iced het rijk onder Michael : Sicilia viol in de handen der Arabiercn. Reeds vroeger waren Sar- 110 SWIM door dinie cn dc Balcarcn de Aglabiten van de Aglabiten te veroverd,827. . . . aan hen verloren gegaan. De aanval op Sicilie ging uit Kairwan. Hun worst Ziadet Allah landde in 827 op Simhe, veroverde Agrigentum en bcgon een gcduchten oorlog tegen Byzantium. Dew oorlog was nog in vollen gang, toen Michael II stierf en opgevolgd werd door zijn zoon Theophilos, die cen groote, maar wat geusupcerde reputatie Theoplillos, 829— 842. genoot. Hem kenmerkte een zekere hardheid, die soms tot wreedheid overslocg ; ten overvlocdc was hij op godsdienstig gcbied zeer onvcrdraagzaam. Hij was een overtuigd iconoclast : daardoor brak de becldenstrijd, die was gcluwd, weer met vernicuwdc woede los. In 832 verbood hij den beeldendienst gehecl. Natuurlijk verwcktc dat edict allerwege verzet ; bloedige botsingen kwamen voor. Inmiddels werd de oorlog op Sicilie voortgezet ; in 881 bezetten de Arabieren Messina, in 882 Palermo. Maar kort daarna konden de Byzantijnen Messina heroveren. ; zij zouden misschien geheel Sicilie weer hebben kunnen bezetten, zoo nict Theophilos zijn voornaamste strijdkrachten had geconcentrcerd tegen den Khalief. Mamoen t Mamoen kon zich in het algemeen tegen Theophilos handhaven. Maar hij 833 . stierf reeds in 888. Niet alleen had hij met groote energie zijn vijanden weten te bedwingcn, maar ook als beschermer van kunst en wetenschap bleef hij de tradition van zijn huis getrouw. Niet omdat het bij zijn waardigheid paste, maar vooral omdat hij indcrdaad op ieder gebied met een fijnen smaak en een gezond oordeel begaafd was. Een groot aantal dichters bloeiden aan zijn hof ; rechtsgeleerden en theologen waren talrijk. De groote geschicdschrijvcr Wakidi mocht zich in zijn bijzondere gunst verheugen. Vooral karakteristiek is zijn voorliefdc voor de philosofie en voor de exacte wetenschappen. Hij stichttc te Bagdad een academie, het Huis der Wetenschap genoemd, benevens een bibliotheek en een observatorium. Deze instituten werden het middelpunt van een opgewekt wetenschappelijk leven, waar de Grieken ij verig werden bestudeerd. Daar werden Aristoteles, Hippocrates, Galcnus, Ptolemacus en vele anderen eerst in het Arabisch vertaald, later met commentaren voorzicn, vervolgens tot grondslag voor eigen onderzoek genomen. Zoo werden de Arabieren vooral in de exacte wetenschappen de eersten van hun tijd ; zij zijn gcdurcnde de middeleeuwen de lccrmeesters van oosten en westen. Motasim, Mamocns op volger was zijn broeder Motasim. Deze zag zich onmiddellijk 833-842. genoodzaakt den terugtocht te aanvaarden, ten einde zieh in de heerschappij tc bevcstigen. Met dat doel nam hij een maatregel, die ten slotte voor het zun nu.k.ohe khalifaat verderfelijk is geworden. Hij omringde zich met een Turksche lijfIljtwacht wacht. Om nog bcter beveiligd te zijn tegen oprocren der hoofdstad, vestigde hij zijn residentic iu Samarra bij Bagdad. Daar woonde sedert de Khalief, omgcven door zijn harem, zijn ambtenarcn cn zijn Turksche soldaten. Voorloopig waren doze nog onderworpen, maar de tijd was niet ver af, dat ook deze praetorianen hun kracht begonnen te gevoelen en hun wapenen tegen den heerscher zelf gingen kecrcn. Ten overvlocde deden deze soldaten uitcrst weinig om hct rijk te verdedigen : van herovering van de verloren provincien in Afrika kwam niets. Evenmin konden zij het verhinderen, dat in het oosten zich langzamerhand cen nieuwe dynastie, die der Tahiriden, 111 oiitwikkelde. Mamoens veldheer Tahir, aan wien deze eigenlijk de kroon xtlk der dankte, was in 821 als stadhouder naar zijn geboorteland Khorasan gezonden. TK allhiri t in Een man van onmeedoogenlooze energie en handige geslepcnheid, maakte hij 822, zich reeds in 822 onafhankelijk, maar stied kort daarna. Zijn zonen volgdcn hem op, zoogcnaamd als stadhouders van den Khalicf, maar feitelijk onafhankelijk. Dat alles maakte het Theophilos mogelijk den oorlog met kracht voort te zetten. Commagene word geplunderd, Samosata en Zapetra vcroverd. Maar spoedig nam do Khalief bloedigc wraak. In 838 versloegen de Turken Theophilos self bij Dasymon : Motasim veroverde Amorion. Maar sedert word de oorlog slepende gevoerd. Niettegenstaande deze en andere verliezen werd Theophilos' regeering toch te Byzantium onder de beste gerekend. De gcldmiddelen werden voortreffelijk beheerd ; de welvaart der bevolking steeg ; handel en nijverheid blocidcn, waardoor de schatkist over nieuwe hulpbronnen kon beschikken. De Keiser bcgunstigde de nijverhcid. Nieuwen glans verlcende hij aan de circusspelen. De geweldige stadsmuren werden door hem versterkt. Een kunstige vuurtelegraaflijn werd van Cilieie naar de hoofdstad aangelegd. Het groote hospitaal, con der voortreffelijkstc instellingen van het oude Byzantium, werd door Theophilos gebouwd. In 842 stierven beide tegcnstandcrs Thcophilos en Motasim. De laatste werd opgevolgd door zijn soon El-Wathik, die do regeering geheel verwaarEl-Wathik loosde. Zijn opvolger was zijn broeder El-Moetawakil, door do Turksche lijf- 842-847. wacht aangewezen. Hij was een trouweloos, ondankbaar en wrecd vorst, grillig Elkroetaen wellustig bovendien ; maar hij zag het gevaar, waarin het khalifaat vrakkil, door de Turksche lijfwacht, door de altijd tot oproer geneigde hoofdstad 847-861. geraakt was. Reeds in 849 deed hij den bevelhebber der Turken uit den wog ruimen. Bovendien trachtte hij het seer orthodoxe Bagdad voor zich te winnen door de vrijzinnige partij, die sedert Mamoen door het hof gestcund werd, in den stock tc laten ; hij verbood alle debattceren en schrijven over den Koran en stelde zich op het standpunt van een strong geloovig Muzelman de kettcrs werden gestreng vervolgd. Maar daarmedc was ook aan de vrije wetensehap een band aangelegd. En zijn hoofddoel bereikte de Khalief niet eons : de orthodoxen zagen zijn strijd met de Turkcn onverschillig aan. Zijn opvolgers, die elkander snel verdrongen, waren gehccl aan do Turkschc lijfwacht onderworpen : zoo zij een poging tot vcrzet waagden, dan werden zij eenvoudig vermoord. Het was een geluk voor Byzantium, dat het in het oosten niet tot rust wilde komen. Theophilos' soon Michael III was een kind. Als regentes regcerde /oohs,' III, zijn moeder Theodora. Nauwelijks had zij het bcstuur aanvaard, of zij 842-267besloot tot de kcrkelijke politiek van Irene terug te keeren. Van haar dag- Theodora. teekent de definitieve invoering van den beeldendienst, Een coneilie werd Einde van bijeengeroepen, dat alles op den ouden voet herstelde. Ook overigens was don beeldenatrdd. Theodora een verstandige vrauw, die de politick van haar gemaal voortzette. Toch bleek het verlies van Sicilie onafwendbaar : alleen Syracuse bleef Byzantijnseh. Maar in het oosten gingen de zaken veel betel daar kon Byzantium zijn rcchten handhaven en zelfs uitbreidcn. De Bulgaren gingen onder 112 De Bulgaren Theodora's regeering tot het Christendom over. Natuurlijk was dat ook hier worden het slot van een eeuwenlange ontwikkcling : het lag voor de hand, dat de Christenen. voortdurende aanraking met Byzantium het Christendom onder deze heidenen ingang mocst doen vinden. Zoo is het verklaarbaar, dat in dozen tijd de Bulgaarschc khan Bogoris het voorbeeld van vele zijner onderdancn volgde en zich Het doopen. Het was ook omstrecks dozen tijd, dat van Byzantium de groote zendingsBokeerIng van n inland arbeid is uitgegaan, die de Christianiseering van het tegcnwoordige Rusland ten doel had. 1)e bclangrijkste der talrijke Byzantijnsche predikers, die naar C yrillos en hot noorden trokken, waren de broeders Cyrillos cn Methodios, de apostels Methodios. van Rusland. Op gelukkige wijze vulden zij elkander aan. Cyrillos was van zijn jeugd of vorvuld van hooge geestelijke idealen, gcheel in de theologisehe school van zijn tijd opgegrocid ; hij was monnik gewordcn uit behoefte zich gelled aan God to wijdcn. Datzelfdc deed op rijperen lceftijd Mcthodios, die in het praktische levcii wcrkzaam was gewecst. In het kloostor vatten beide brooders " het grootsche plan op als geloofsprcdikers onder de heidenen workzaam te zijn. Zoo trokkcn zij samen naar het noorden, vooreerst naar het land der Khazarcn, later naar Moravid. Overal predikten zij het Evangelie en om dat te spoediger onder do oogen des yolks te brengen, vcrtaalden zij den Bijbel in het Slavisch. De Bijbelvertaliiig van Cyrillos en Methodios is het oudste monument van eenige Slavische taal, gelijk die van Wulfila dat van ecnige Germaansche is. Inmiddels was Michael III in 856 mcerderjarig vcrklaard. Maar de regceMichael III. ring was gcheel in handen van zijn oom Bardas, eon hoog ontwikkeld, maar hcerschzuchtig en verdorven prins. Hij hoopte door zijn neef aan do verfijndste uitspattingen tc gewennen en hem ver van de staatszaken te houden, zelf den grootsten invloed te verkrijgen. ])at doel bereiktc hij volkomen. Michael verhief Bardas in 862 zelfs tot cacsar. Doze had tegenover het buitenland succes genoeg om zich te handhaven. De Mohammedanen wist hij in bedwaiig tc houden. Tegelijkcrtijd wist hij een gevaarlijken aanval der Russell op Byzantium of to slaan. Itusland. De eerstc geschiedenis van het Russische rijk ligt in het duistcr. Maar het staat wel vast, dat wij de ecrste beginselen ervan in verband moeten brengen met do rooftochten der Noormannen. Omstreeks 850 moot zich de Noorschc stam der Russen naar het land aan de Finsche golf hcbben begeiturik , 850. yen en daar to Nowgorod een vorstendom hebben gcsticht. Rurik heette hun opperhoofd. Zijn opvolgers breidden het rijk vooral naar het zuidcn uit cn bczctten o. a. Kicw, welke stad zij op de Khazaren verovorden. Zij drongen zelfs door tot do Zwarte Zee en bouwden daar, hun oud zeemansbedrijf gctrouw, eon vloot van 200 schepen, waarmede zij de kusten van het Byzantijnsche rijk onveilig maakten en zelfs een vermetelen aanval op de hoofdstad zelf deden. Het gelukte Michael evenwel in 865 hen in con zecslag bij Constantinopel to vcrslaan. Maar zelfs dat mimes kon de bevolking niet met Michael en Bardas verzoencn. Evenmin was het streven van dozen laatste om het ondcrwijs te verbetorca daartoc iii staat. Hij stichttc overal scholen en richtte in de 113 hoofdstad een wetenschappelijke academie op, vrij van den invloed der geestelijkheid. Daaraan werden leerstoelen in de philosofie, geometrie, astronomie, philologie en rechtswetenschap opgericht. Maar wat hij daarmede mocht hebben gewonnen, vcrloor hij weer door zijn andere daden. In 857 had de patriarch Ignatios hem wegens zijn ergerlijken wandel den toegang tot het avondmaal vcrboden. Tot straf voor dezc vermetelheid werd Ignatios afgezet en vervangen door Photios, den grootsten en meest universeelen geleerde van zijn tijd. Geen wonder, dat Ignatios in verzet kwam en zich op zijn bisschoppen beriep. Daartegenover zocht nu Photios steun bij den Paus. De stoel van St.-Pieter word destijds ingenomen door Nicolaas I, die Paus 86 71, geheel leefde in de dcnkbeelden van de pauselijkc oppermacht. VOOr hem N81508018,ae was die pausclijke macht zeer nauw verbonden aan den Keizer, voornamelijk omdat men dezen noodig had in den strijd met de Saracenen. Het gevaar was inderdaad dreigend genocg geweest. Dc Arabieren staken van Sicilie naar het vastcland over ; zij bezetten in 841 Bari. Dc Paus gevoelde zich emstig bedreigd, maar Lotharius kon tocn — het was in de dagen, die het verdrag van Verdun voorafgingcn — weinig hulp bieden. Hij zond cchter zijn zoon Lodewijk naar Italie, maar ook doze kon den voortgang der Saracenen niet stuiten. In 846 mocst do Christcnheid den smaad ondervinden, dat haar gees- Rome door de telijke hoofdstad door de ongeloovigcn werd bezet en geplunderd ; de Saracenen Arabieren stalden hunpaarden in de St.-Pieter. Een krect van ont- verenveri, zetting ging door het geheele rijk. De eerste plicht des Keizers was dezen onduldbaren smaad te wreken. Lodewijk verscheen aan het hoofd van een groot leger ook con vloot wcrd uitgerust. Hct gelukte hem inderdaad de Saracenen te verdrijven. Zuid-Italie werd niet alleen heroverd, maar weer met het Frankische rijk verbonden. Daarentegcn bleef Sicilie in de handen der Arabieren. In 855 volgdc Lodewijk II Lotharius als Keizer op. Maar daar zijn macht Lodewlik II en buiten Italie goring was, kon hij tegenover den Paus zich niet met dien nadruk Nloolaas I. laten gelden als zijn vadcr, vooral niet tegenover eon man als Nicolaas I, die vast beslotcn was alle aanspraken van het pausdom ten voile to doen gelden. Het lag dus voor de hand, dat Nicolaas gaarne het verzoek van Keizer Michael inwilligde om de kerkclijke oncenigheden bij to leggen. 's Pausen legaten konden evenwel niet verhinderen, dat in 863 een synode Ignatios' afzetting bekrachtigde. Maar ook de Pans riep een synode bijeen, die Photios van zijn ambt onthief. Zoo was de strijd van Rome en Byzantium uitgebroken. In 867 vergadcrde ondcr voorzitterschap van Photios een synode, die den Paus afzette cn den ban over hem uitsprak. Maar kort daarna verloor Photios zijn krachtigsten steun in den 'Keizer zelf : de lang verwachte revolutie was uitgebroken. In den laatstcn tijd was naast Bardas cen zekere Basilios tot macht gekomen, een schoone jonge man van een hooge gestalte en rcusachtige lichaamskracht. In 855 word hij in de lijfwacht opgenomen. Hij klom door de gunst van Michael van trap tot trap, werd ten slotte opperkamcrheer en huwde de gcliefde des Keizers. Hij zette Michael tegen Bardas op ; in 866 werd deze gedood ; in zijn plaats werd Basilios tot caesar benoemd. In 867 cindelijk het hij Michael III dooden en aanvaardde als Basilic* I, Basilios I de regeering. Met hem begint de Macedonische dynastie. 867-886. Alg. Gesch.•• 8 114 In het westen deed zich daarvan de terugslag gevoelen. Dc Paus geraakte bchalve met Byzantium ook in onmin met Lodcwijk II naar aanleiding van het tweede huwelijk van Lotharius II ; bij de bcslissing daarover had de Keizcr, die zelf gem kindcren bezat, het grootstc belang. Voor het eerst stonden Kcizer en Paus vijandig tegenover clkander : Lodewijk verschecn met gewapend gevolg te Rome en bezettc het Vaticaan. Zclfs trad hij, om den Paus in het nauw te brengcn, in intieme betrckking met Photios. Maar spocdig daarna viel Keizer Michael en met hem Photios : ten overvloede boog Lotharius het hoofd voor Romes vonnis over zijn huwelijk. Maar aan den anderen kant sticrf in 867 de Paus zclf. Lodcwijk wist de verkiezing van ecn gcmatigd man, Adrianus II, te bcvorderen, waardoor de strijd tusschen de bcide grootstc maehten in het westen voorloopig luwdc. De zaak van Lotharius werd to Rome weer to hand genomen ; maar 's konings dood in 869 Rijkaverdee- maakte verderen voortgang onnoodig. Een jaar later werd de rijksverdeeling ling van Worsen, s7o.van Meersen voltrokken. VIERDE BOER HET LEENSTELSEL. HENDRIK EN OTTO. 870-962 EERSTE HOOFDSTUK Oorsprong en groel van het leenstelsel et de verdeeling van het rijk van Lotharius was voor het eerst na den dood van Karel den Groote weer eenige orde gekomen in de staatkundige verhoudingen van westen midden-Europa. Onder allerlei conflict en vaak bloedigen strijd gingen toch in regelmatige ontwikkeling en langs vastc lijnen van groei Frankrijk en Duitschland zich vormen in de eigenaardige gestalte, die wij middeleeuwsch noemen. Die gestalte berustte niet alleen op eigenaardige politieke omstandigheden, maar voor een nog grooter decl op niet minder karakteristieke maatschappelijke vcrhoudingen. De middeleeuwsche maatschappij begint zich te zetten na de wanorde van den Merovingertijd en de verwarring van het ontbonden Karolingischc rijk. Uit den chaos groeit de orde ; het leenstelsel ontstaat. De periode der geschiedenis, die wij in het bijzonder middeleeuwen noemen, De pumaomspant de tiende tot en met de dertiende eeuw. Juist in dezen tijd eeuwsche maatbeheerseht het leenstelsel de maatschappij ; het vormt het meest kcnmerkende sohapplj. element van de sociale geleding van die dagen. Het is stellig juister te spreken van leenwezen dan van leenstelsel ; immers een stelsel, d. w. z. een in alle consequentien uitgedaeht en uitgewerkt systeem, theoretisch geformuleerd en praktisch ingevoerd en toegepast, was het leenwezen volstrekt niet. Het was cen maatschappelijk stelscl, dat evenmin als eenig ander door het vernuft en verstand der menschen was ontworpen ; het is nimmer bij wet of ordonnantie ingcvoerd en evenmin op wettelijke wijze afgeschaft ; het is als alle sociale orde gegroeid uit, door en met de maatschappclijke behoeften zelf. Niet omdat het in het afgetrokkene zoo voortreffelijk was, maar omdat het paste voor de sociale eischen van den tijd, is het leenwezen de maatschappelijke orde der eigenlijke middeleeuwen geworden. Aan die sociale eischen heeft het leenwezen dan ook in ruime mate voldaan ; het bracht orde voor wanorde, organisatie in plaats van anarchie. Wil men het leenwezen goed leeren kennen en op zijn 118 juiste waarde schatten, dan moot men het bestudceren in de dagen van zijn opkomst en bloei, torn het gehcel paste voor de toenmalige mensehen en hun behoeften. Dan ook wordt het beschouwd als good en juist en normaal, ja zelfs als de eenig denkbare en mogelijke maatschappelijke orde. Eerst later, tocn het in verval was gcraakt, toen het geen orde mecr schicp, maar wanordc bevorderdc, torn het geen bcscherming meer gaf aan do maatschappelijk zwakken, men deze juist op ergcrlijke wijzc ondcrdrukte, toen het in strijd kwam met de socials behoeftcn en de ontwikkeling der maatschappij bclemmerde en zclfs bcdreigde — eerst toen is het feodale stelsel gehaat geworden als con systcem van duldelooze tirannie. Het leenstelsel kan alleen grocien in een maatschappij, waarin grondbczit de cenige vorm zooal niet van bezit dan toch van rijkdom is. Zulk een maatschappij was van oudsher do Gcrmaansche ; vandaar dan ook, dat het leenstelsel wortelt in de oudc verhoudingen der Germanen ; vandaar ook, dat het in zijn samenstcllende deelen teruggaat tot de vroegc middciceuwen. oudstemaat- De oude verhoudingen der Germanen kennen wij uit de berichten der wheel) elijke Romeinen. Doze doen ons do Germanen kennen als nomaden en dus als krijgcrs. verhoudingen Juist dat verklaart dan ook de voortdurendc aanvallen der Germanen op het der den val van Romulus Germanen. Romeinschc rijk van do dagen van Marius of tot aan Augustulus toe. Dat verklaart ook do grootc volksvcrhuizing juist om nicuwe wciden to vinden voor hun vcc zijn de Germanen naar het zuiden en westen opgerukt on zijn zij het groote Romeinschc rijk binnengevallen. Waar zij gocde 'weideplaatsen vonden, bleven zij woven, vcelal niet al te lang ; zij braken weer op, zoodra er ergens een betere stedc scheen of bleek te vinden. Het was cen levcn als dat der oude Israelieten in de dagen der aartsvaders en daarna ; van waste woonplaatsen was nog wcinig sprake. Vandaar dan ook het beweeglijk karakter der maatschappelijke verhoudingen, vooral van het gebruik en bezit van den grond ; vandaar ook die onrust in de Gcrmaansche maatschappij in de vierde en volgende eeuwen, die cerst langzamerhand en na gewcldige schokken tot vastheid komt. Gemeen- Onder dat nomadenvolk der Germanen is van eigenlijk, blijvend grond"h"I'l u k bezit natuurlijk nog gecn sprakc. Van hoe grootc waarde de bodem ook is grondbezit. voor een yolk van jagers on vooral van veetelers, hij wordt niet gemakkclijk in vast, verzekerd bezit genomen en komt vooral niet spoedig in de handen der enkelingen. De bodem is dan ook bij de Germanen gemeen.schappelijk eigendom, waarvan een ieder naar eigen wench en bchoefte gebruik kan maken, zooals van de lucht om to admen. Echter niet zondcr dat reeds vrocg bepaaldc rechtsregels waren gesteld voor het gebruik van dien grond. Caesar zegt dan ook van de maatschappelijke orde der Germanen : „Niemand heeft een bepaalde hoeveelheid land of eigendommen ; maar de overheden en vorsten wijzen telken jare aan de geslachten en familien en aan hen, die zich met dat doel vercenigen, zoovccl land aan, als zij goodvinden, en laten hen dan het jaar daarna naar elders trekken. Voor deze wijze van doen geven zij vole redenen op ; door voorliefde voor blijvcnde woonplaatsen zou de krijgshaftige zin ondergaan in den lust tot akkerbouw ; men zou ernaar streven uitgestrekte goederen to verwcrven ; de rijken zouden de 119 armen uit hun bezit stooten ; men zou bij de inrichting der huizen cr te veel op letten zich tegen hitte en koude te beschermen ; hcbzucht, de gewone bron van partijtwist, zou ontstaan ; eindclijk was het het beste middcl om den gemeenen man tevreden te steilen, als hij zag, dat de machtigstc niet meer bezit dan hij." Dc moreele overwcgingcn, waarmede door de oudc Germanen hun maatschappclijke ordc tegcnovcr Caesar werd verdedigd, hebben evenmin als ooit den groei der sociale toestanden kunnen tegenhouden. Intusschen moet worden opgcmerkt, dat Caesars zegslieden met merkwaardig scherpen blik de gevolgcn en nadeelen van privaat bezit van den grond hebbcn voorzien. Hun nakomelingcn hebben cvenwc1 die gevolgcn niet kunnen voorkomen, omdat zij de oorzaken niet hebbcn kunncn wegnemcn. Want de maatschappij grocide ell grocide vrij snel. Het sprak van wit dat de vestiging der Germanen op vaste woonplaatscn anderc maatschappelijkc verhoudingen in het Leven mocst roepen. Die fixeering van de Gcrmaansche stammen begint reeds in den Romeinsehen keizcrtijd, wordt dan afgebroken of vertraagd door de groote volksverhuizing, maar goat daarna weer geregeld voort ; in de zesde en vooral in de zevende ceuw komt hoe langer hoc meer aan het zwervendc nomadenleven ecn chide. Tacitus reeds hecft de Gcrmaansche dorpen in zijn Germania bcschreven : caste woon„De Germancn NV011ell nict in huizen, die naast clkander zijn ggeplaatst ; elk plaatsen. huis staat alzonderlijk en op zich zelf, naarmate ecn bron, een akker of een woud de bewoners !weft aangetrokken. Hun dorpen zijn niet gcvormd uit aan clkander verbonden rijen huizen, maar ieder bchoudt voor zijn huis een open ruimte, hetzij als voorzorg tcgen brand, hetzij uit onervarenheid in de bouwkunst." Wat wij hier zien, zijn dan reeds vaste woningen met bijbehoorend landbezit. Van ecn landverdecling als door Caesar wordt beschreven, is dan ook geen sprake meer : dc honderdschappcn, grocpen van ongcveer honderd familien, hcbben vaste woonplaatsen gekregen. In zooverrc was er dus vast bezit ; alleen binnen het gebicd van het honderdsehap, dat dus een dorp was gcworden, was cr nog allerlei variatic. Gemeenschappclijk bezit Privaat bleef nog zcer lang, hier en daar zclfs tot op onzen tijd, weide, bosch, heide grondbezit. en water, natuurlijk ten behoeve van jacht, visscherij en vecteelt. Maar het bouwland, dat gewoonlijk onmiddellijk om het dorp heen lag, bleef niet meer in communaal bezit ; naarmate de landbouw met meer zorg en dus met meer vrucht werd gedreven, grocide het persoonlijk gebruiksrecht van den landbouwer op den grond ; uit dat gebruiksrecht kon gemakkelijk bczitrccht, zelfs eigendomsrecht ontstaan. Natuurlijk ging ook deze ontwikkeling geleidelijk. Eerst bleef ook de bouwgrond in dozen zin communaal gebicd, dat het land ieder jaar wissclde onder de familien en dus tclkens aan anderen ter bebouwing werd aangewezen. Later bleef hetzelfde stuk land in dezclfde familie en werd dus de gelegenheid geopend tot veel meer intense bebouwing. Daarbij valt nog op te merken, dat de vrije mannen, die al deze rechten uitoefenden, dezelfden waren, aan wie de oude verplichtingen jegens den staat waren opgelegd. Op deze wijze ontstaan wat men hoeven noemt, d. w. z. boerenwoningen met daarbij Hoeven. 120 behoorend bouwland, met daaraan verbonden gebruiksreehten op het gemeensehappelijk gebied van weide, bosch, heide en water, eindelijk met de daaraan verbonden verplichtingen jegens den staat, krijgs- en andere diensten. Vat men deze combinatie in het oog, dan is het duidelijk, waarom de bewoner en bezitter van een hoeve steeds een volwasscn, valiede man moct zijn ; anders kan hij immers aan zijn verplichting ten opzichte van de gemeenschap onmogelijk voldoen. mom De bier geschetste ontwikkeling was omstreeks 600 voltooid ; toen waren de grondbezit. hoeven in het geheele Frankisehe rijk — en daarom gaat het hier in hoofdzaak — vast, privaat bezit geworden. Dat privaat bezit leidde als van zelf ook tot erfelijk bezit, dat zelfs kon worden tot een geheel vrij. beschikkingsrecht. Oorspronkelijk was het erfrecht een algemecn recht van alle leden der dorpsgemecnschap ; eigenlijk hadden alle dorpclingen recht op de hoeve van een gestorven dorpeling. Maar natuurlijk ging al spocdig het recht van den volwassen zoon voor dat van ieder ander ; ook broedcrs en andere aanverwanten konden op deze wijze erven, altijd onder doze voorwaarde, dat de erfgenaam cen volwassen, valiede persoon was, in staat do wapenen te dragen. Maar op den duur breidde het erfrecht zich steeds verder uit en dat wel, naarmate de heerban begon to verzwakken en naarmate dus de militaire plichten, die op den bezitter van de hoeve rustten, in beteekenis afnamen. Als de bezitter dcr hoeve geen wapendrager mcer behoefde te zijn, kon ook een vrouw opvolgen ; dochters en andere vrouwelijke familieleden kregen erfrecht. Met de uitbreiding van het erfrecht nam natuurlijk ook het vrije beschikkingsrecht toe ; zoo werd de hocve meer en mcer zuiver privaat bezit. Na 600 gaat de ontwikkeling in deze richting verder. Dan wordt het grondbezit steeds losser en bewecglijkcr ; het communaal bezit was hoe 'anger hoe minder bestand tegcn den immer sterken drang naar persoonlijk bezit. Die drang, den mensch van alle tijden ingcschapen, bracht hoe langer hoc meer verandering in het grondbezit en daarmede in de sociale vcrhoudingen. Het onbeperkte beschikkingsrecht over de hoeven brengt als van zelf cornbinatie, ook cumulatie van grondbezit. Vercrving kon zeer gemakkelijk verschillende hoeven in een hand brengen. Ook werd nu meer dan vroeger het persoonlijk initiatief beloond ; een ondernemende bocr kon zijn grondbezit gemakkelijk uitbrciden ten koste der gemeensehap ; door rooiing van een bosch, ontginning van een heideveld, scheuring van een weide kon hij zijn bouwland en daarmede zijn privaat bezit vergrooten. Daardoor ontstond langzamerhand grootgrondbezit ; in plaats van de oud-Germaansche gelijkheid van grondbezit ontstond een steeds toenemende ongelijkheid. Groot- Grootgrondbezit was oorspronkelijk aan do Germanen vreemd, maar niet grondbezit. aan de Romeinen. Tocn de Franken Gallie veroverdcn, vonden zij daar dan ook de gewone sociale organisatie van den Romeinschen keizertijd, het grootgrondbezit ; daar waren evenals in Italie de groote latifundien. De veroveraars namen bezit van de meeste van deze landgocderen en oefenden dus dezelfde rechten uit als hun Romeinschc voorgangers. Het ligt voor de hand, dat dit feit de bovengeschetste ontwikkeling van klein- tot grootgrondbezit snel deed toenemen ; waar, zooals in do zuiver Germaansche declen van het Frankische 121 rijk, het grootgrondbezit oorspronkelijk niet werd gevonden, ontwikkelde het zich spoedig. In 800 is het grootgrondbezit regel geworden ; de koning, edelen, geestelijken, kerkcn en kloosters bezaten toen uitgcstrekte landerijen. Toen bezat b.v. de abdij Fulda — om een voorbeeld nit het oude Germanie te nemen — 15.000 hoeven, over het geheele rijk verspreid. Van nog veel grooter omvang was het koninklijk domein. Bij de verove- Koninkilik ring van Gallia had de koning natuurlijk rcchtens de hand gelegd op alle kei- domain. zerlijke domcinen ; ook waren toen en later heel wat hoeven door hem verbeurd verldaard ; ten slate behoorden den koning alle onbezette landerijen, wocste, althans onontgonnen grondcn. Dat reusachtigc grondbezit der kroon verklaart ook de royalitcit, waarmede Merovingers en Karolingers groote grondcomplexen hebben kunnen wegschenken, soms als belooning voor bewezen diensten, vcelal ter ontginning, zoo do kroon zelf daartoe niet in staat was. De beteekenis van dat laatste moet niet gering worden geacht ; een zeer groot gedcelte van het oude Germanie aan den rechterocvcr van den Rijn is daardoor in cultuur gebracht. Het sprcekt van zelf, dat deze koninklijke schenkingen oorspronkelijk nict bcdoclden grondeigendom of te staan, maar evenzeer, dat met het gcbruiksrecht ook al spoedig eigendomsrechten door den nieuwen bezitter werden verkregen. In de negendc en tiende eeuw vinden wij daarvan tal van voorbcclden. Zoo is dus het grootgrondbezit racer en meer rcgcl geworden, eerst in het westen, later in het oosten van het Frankische rijk ; het vestigde zich sneller en algemeener in Neustrie dan in Austrasie ; ook vinden wij het eerder en mecr in Frankische dan in Saksische en Fricsche streken. Dat onderscheid neemt niet weg, dat het grootgrondbezit het eigenaardig karakter geeft aan de middeleeuwsche maatschappij en dat in steeds toenemendc mate. Moor en meer kwamcn de landcrijen der klcinc vrijen in weinige handen ; ook het communaal bezit van weiden, hciden, bosschen en wateren werd dikwijls privaat bezit van den grootgrondbczitter. De kleine vrije komt daardoor in de verdrukking en wordt afhankelijk van den grootgrondbczitter ; hij wordt hoorige op zijn vrocger eigen gocd. De toestand van dezc hoorig geworden kleine vrijen is daarmcde evenwel Hoorigen. niet verergerd. Want voor den armcn vrije is in dc maatschappij van het lecnstelsel nauwelijks plaats meer ; de hoorige daarentegen weet daar onmiddellijk waar hij thuis hoort. Zonder twijfel werden de groote Iandgoederen beter en productiever bebouwd en beheerd dan de kleine landerijen ; het capitulare van Karel den Groote, dat de bebouwing der koninklijke hoeven tot in de kleinste bijzonderheden regelt, bewijst, hocveel zorg daaraan werd besteed ; de hoorigcn hebben van die zorg in hoogc mate voordeel getrokken. Natuurlijk was wel de oud-Germaansche volksvrijheid verloren gegaan, maar de maatschappij had nu ook een veel fijnere organisatie gekregen, die gerust als een groote sociale vooruitgang kan worden beschouwd. Wat in de oudere middeleeuwen op sociaal gebied is geschicd, de ovcrgang organisatie t dtgroottvan het klein- tot grootgrondbezit, van het communaal tot het privaat vane bezit, is te vergelijken met de vervanging van het kleinbedrijf door de grootindustrie in onze dagen. Ook in de organisatie is deze vergelijking door te 122 trekken. De oudc kleine hoeve en ook de combinatic van hoeven, het dorp, had zich zelf gevoed ; productie en consumptie dekten elkander goeddecls ; er was con samenleven en samenwerken, dat aantrckkelijk schijnt. Deze eenvoudige maatschappelijke orde werd verbroken door do ontwikkeling van het grootgrondbczit. De hoorigcn, die op do hoeven de vrije bocren vervingen, moestcn hun productcn lcvcren aan hun heer, zoo deze zelf nog een der hoeven van het dorp bewoonde, of anders aan zijn schout, meier of anderen vertegenwoordigcr, zoo de heer elders zijn hoeve bewoonde. Zoo wordt de hoeve van den heer of van den meier het middelpunt van een fijn vertakt economiseh leven, dat do organisatic der maatschappij welhaast geheel omspant. De maatschappij bestond niet mecr als vroeger uit een zeer groot aantal van elkander gescheiden kringcn ; zij wordt hoe langer hoc meer gecentraliseerd in een niet at te groot aantal socialc organisaties, waarvan het raderwerk steeds fijncr en gecompliceerder wordt. Minieterialen. Het spreekt van zelf — het is boven reeds aangeduid — dat de ontwikkeling van het grootgrondbczit het aantal onvrijcn stork heeft doen tocnemen, deels door natuurlijke vcrmccrdering, dcels door koop, dcels door krijgsgevangenschap. Dcze onvrijen, die met slaven kunnen worden gclijk gesteld en in den regel ook zoo wordcn gcnocmd, werden evenals in do oudheid voor persoonlijke diensten gcbruikt, als bcdienden, handwerkers, ook als bcambten en ambtenaren ; zij volgden in do verte den stand van hun heer, zoodat do onvrije dienaren van koningen en vorsten aanzienlijk genoeg konden wordcn en zelfs grondbczit konden vcrkrijgen. Het zijn doze onvrijen, die als ministerialen of dicnstmanncn een belangrijke maatschappelijke klassc vormden en op staatkundig gebied dikwijls grootcn invloed hebben verkregen ; uit hen is voor ecn groot deel de adel der latere middeleeuwcn voortgekomen. Hoorigon. Maatschappelijk dikwijls zwakkcr, maar juridisch sterker was de positie der hoorigcn, die stellig de talrijkste klasse der middeleeuwsche bevolking hebben gevormd. De hoorigen, wier rechtstoestand soms vrij wat uitccnliep, waren noch geheel vrij noch geheel onvrij. Zij konden roerend en onroerend good bczitten ; zij waren vrij in hun bedrijf ; zij hadden ook eenige vrijheid van beweging. Maar zij waren gebonden aan de hoeve en het land, waarop zij door hun heer waren geplaatst ; zij konden met die hoeve worden verkocht en zoo aan een nieuwen heer overgaan. Natuurlijk waren zij hun heer tot allerlei diensten verplicht, die men samen servitium noemde. Dat servitium omvatte twceerlei, auxilium en consilium. Onder auxilium verstond men de materieele verplichtingen, die de hoorige schuldig was aan zijn heer, levering van een deel van de opbrengst van het land, bctaling van kleine belastingen, persoonlijken hulpdienst in allerlei gevallen, ten slotte gewapende hulp. Onder consilium werd verstaan de meer ideeele hulp, dien de hoorige den heer had te bewijzen, het geven van raad in bestuur en beheer van het landgoed, het ter zijde staan bij de rechtspraak enz. Hotrecht. Uit dat laatste volgt reeds, dat de hoorigen belangrijke rechten hadden ten opziehte en zelfs tegenover zijn heer. In de eerste plaats hadden zij recht op beseherming van hun heer, in een steeds onveilige maatschappelijke 123 orde van groote beteekenis. Vandaar dan ook, dat in den Karolingischen tijd hoe banger hoc mccr kleinc vrijen hun vrijheid vrijwillig prijsgaven en hoorigen werden op hetzelfdc land, dat zij vroegcr in vrijen eigendom hadden bczeten. Zij gaven dus hun vrijheid prijs om daardoor hun veiligheid to winnen. Zij wonnen daardoor dus ecn bevciligde plaats in het geordende maatschappelijkc gebouw, waar hoc langcr hoc minder plaats was voor de kleine vrijen. De hoorigen waren dan ook volstrekt nict rechtloos. De verhouding van hecren en hoorigen word hoe hanger hoe meer in vaste rechtsvormen gcregeld. Bcstuur en rechtspraak waren in de middelecuwen zelden gcscheiden. Zoo hadden de heeren ook de rechtspraak over de hoorigen, waarbij van zuivere willekcur al spocdig geen sprake mccr was. Er ontstond een traditic, die zich in bcpaaldc rechtsvormen vastzettc ; ten slotte werd dat rccht zelfs beschreven. Dat is het hofrecht, waaraan dc heeren even goed waren gebonden als do hoorigen en dat de rechtspositie van deze laatsten volkomen vcrzekerde. Dc middeleeuwsche maatschappij draagt dus cen zeer geprononceerd agrarisch karakter grondbezit is de ecnige vorm van rijkdom ; grootgrondbezif, in steeds vaster vormcn georganiseerd, kenmerkt haar sociale geleding. Grootgrondbezit kende do oudheid ook. Maar den eigcnaardigen vorm, dien het Leenstelwl• grootgrondbczit in de middelecuwen aan de maatschappij gaf, had do oudheid niet gekeiid. Want het leenstelsel is eon specifiek middeleeuwsche instelling. Wat do middelccuwen onderscheidt van do oudheid, is niet het grootgrondbezit, maar de combinatic van dat grootgrondbczit met politick en militair gezag. Middelecuwsch is dit vcrschijnsel, dat do grootgrondbezitter, die reeds machtig is in de maatschappij, het ook is geworden in den staat, dat hij politicke, rechterlijkc en militaire bevocgdheden en rcchten heeft verworven, die oorspronkelijk aan den staat tockomcn. Verzwakking van het staatsgczag, zclfs ontwrichting van den staat is dan ook steeds het gcvolg van het leenstelsel gcweest. Drie rcchtsinstitutcn hebbcn medegewerkt om deze maatschappelijke ont- immuniteit. wikkeling tot stand te brengen. Het leenstelsel bestaat dus uit drie componentefi, de immuniteit, 'de commendatio en het beneficium. De immuniteit staat daarbij op den voorgrond, omdat de grootgrondbczitters deze in den regel het eerst verkregcn. Immuniteit beteekent vrijdom van lasten, in dit geval van staatslasten, financieele en andere. Dat privilege was dus van groot gewicht en werd dan ook zeer gezocht en gewaardeerd. Door het voorrecht der immuniteit werden bcpaaldc landerijen en gebieden vrij gemaakt van staatslasten ; het staatsgezag had daar geen rccht racer en zelfs geen toegang. Nu ligt het voor do hand, dat de Frankischc koningen, die in ruime mate immuniteiten hebben vcrlecnd, dat niet hebben gedaan om hun gezag te verzwakken ; zij hooptcn integendeel het te vcrsterken door het te vereenvoudigen. Immers het gcvolg van de immuniteit was de vcrvanging van den onmiddellijken band van den koning tot zijn onderdanen door een middellijken ; de grootgrondbezitter schoof zich als tusschenlid tusschen den koning en zijn onderdanen, de hoorigen ; alle betrekkingen tusschen de kroon en de hoorigen gingen in het vervoig door de hand van den grootgrond- 124 bczitter. Op dezen gingen dus binnen zijn gebied de staatsfunctien over, de militaire organisatie, de rechtspleging, de inning der belastingen, het beheer der financien, het bestuur in zijn vollen omvang. Wel hebben de krachtige Karolingischc koningen getracht deze ontwikkeling tegen te houden, maar daarna was de staat niet krachtig genoeg meer om zich te handhaven ; omstrecks 900 haddcn de grootgrondbezitters alle de immuniteit op rechterlijk gebied verkregen ; de andere rechten volgden geleidelijk van zelf. Commen- Die andere rechten waren goeddeels van militairen aard. Ook hier is de datio. ontwikkcling geleidclijk gewccst. Van oudsher hadden aanzienlijke Germanen ecn gcwapend gevolg gchad. Van dat recht maaktcn nu de grootgrondbezitters gcbruik zij vormdcn uit arme vrijen en hoorigen kleine krijgsmachtcn tot handhaving der orde of van hun gezag. Dezc gewapenden werden van oudsher vassi, vazallen genoemd. Zij stonden tot hun heer in de eigenaardige rechtsbetrekking der vazaliteit. Door overgave, commendatio, begaven zij zich in de macht, de manus van hun heer ; zij beloofden hun heer trouw en gehoorzaamheid ; deze zeidc hun volledige bescherming toe. Het ligt voor de hand, dat door deze commendatio de verhouding van grootgrondbezitter en hoorigen belangrijk werd vcrstcrkt en daarentegen die van den koning tot zijn onderdancn zeer wcrd verzwakt, ook, dat het militair gezag der grootgrondbezitters daardoor snel tocnam. Zij werden zoo militaire hoofden van hun district. Reeds in het midden der negende eeuw bestond het Frankische Leger goeddeels nict meer uit den ouden heerban, maar uit de contingenten der grootgrondbezitters met hun gewapend gevolg. Beneffelum. Verzwakking van het staatsgezag was van dat alles het onvermijdelijk gevolg. Deze ontwikkcling werd nog sterk bevorderd door het derde bovengenoemdc rechtsinstituut, het beneficium, het leen, het uitgeven van grond, niet in eigendom, maar in leen. Oorspronkelijk en oogcnschijnlijk was deze wijze van grond uitgeven aangelegd en bestemd om de staatsmaeht te versterken. Intusschen hceft niets den middeleeuwschcn staat zoozecr verdeeld en verzwakt als juist het uitgeven van landen, watcren, domeinen, tollen, inkomsten, ambtcn, rechten *enz. in leen. De oorsprong van het eigenlijke leenwezen is reeds te zoeken in de dagen van Karel Martel, in den tijd, toen het Frankische rijk ernstig werd bedreigd door de overmacht der Arabieren. Hij moest in dezen strijd zooveel mogelijk aanhangers winnen en kon die verkrijgen door gun.sten en gaven. Maar bovendien stelde deze oorlog bijzondere, nicuwe eischen om zijn weermaeht. De oudc heerban, waartoe de Frank van oudshcr verplicht was op te komen, bestond uitsluitend uit voetvolk ; zoowel Germanen als Romcinen streden te voct. De heerban was evenwcl niet bestand tegcn den onstuimigen aanval der Arabieren, die als een echt woestijnvolk uitnemende ruiters waren. Karel Martel begreep, dat hij deze ruiterij alleen met ruiterij kon keeren en vormde naast den heerban afdeelingen cavalerie. Om de Franken te winnen voor den dicnst te paard, moest Karel hun cen ruime vcrgoeding gevcn. Deze vcrgoeding nu bestond in den regel in cen geschcnk in land. Dcze geschenken in land, waaruit dus do uitrusting van paard en ruiter werd bekostigd, werden soms gegeven in eigendom, maar hoe !anger hoe meer 125 in leen. Dat vond zijn oorzaak in tweeerlei. Vooreerst wilde Karel Martel liever niet al te veel domeinen vervreemdcn ; hij gaf ze dus liever weg in tijdclijk bezit, in leen. Ten andere legde Karel bij voorkeur de hand op kerkelijk goed, dat als een soort kroondomein wcrd beschouwd en waarovcr de Frankische koningen reeds lang naar willekeur hadden beschikt. Maar deed Karel dat op groote schaal, dan moest hij doze gocdcren ook uitgeven op dezelfde wijzc als do kerk gewoon was, d. w. z. in leen ; want de kcrk mag, kan en wil Naar goed niet vervrcemden ; als zij iets wegschenkt, doet zij dat tijdelijk, dus in leen, benefieium of precarium. Zoo deed dus ook Karel Martel, cerst alleen met kerkelijk goed, later ook met staatsdomein. Daarvoor werd dan door den verkrijger eon rccognitie aan den schenker betaald. Doze uitgifte van land en ook van ander bezit in leen was oorspronkelijk Leonen. tijdclijk en tot wederopzeggens toe. Intusschen was van intrekking van deze leenen reeds in de achtste ceuw nauwelijks sprake meer ; de koning had de dicnsten der leenhouders nog voortdurend noodig ; vooral onder Karel den Groote was dat het geval. Toen gaf dat wcgsehenken van soms uitgestrekte landgocderen in leen nog nict veel bezwaar : Karel de Groote eischte streng de betaling der recognitien en had nog de kracht bij verzaking van dew en andere plichten de leenen weer in bezit te nemen ; van erfclijkhcid der leenen was nog geen sprake. Intusschen werd het uitgeven van land in leen hoe hinger hoe meer de VerdwiJnen van bet vaste vorin, waarmede aan den koning bewezen gewone en buitengewone goudgeld. dicnsten werden beloond. Het lecn word zoo do gewonc worm, waardoor ambtenaren werden bezoldigd. Dat houdt verband ook met het verdwijnen van het gemunte goudgeld. Nog cenige eeuwen na den val van het WestRomeinsche rijk bleef het Romeinsche goudgeld in gebruik. Maar in de agrarischc maatschappij der Germanen verkrecg het goud zulk een belangrijk agio, dat het als munt gchcel vcrdween ; de Romeinsche munten werden eenvoudig sieraden. Doze ontwikkeling was door de muntordonnantie van Karel den Grootc van 780 voltooid ; sedert kent het Frankische rijk goon gouden munten meer ; ceuwen lang is dat in West-Europa zoo gebleven. Zoo mocsten de hoogc ambtenaren wel met landbezit worden gehonoreerd ; GratellSk de graven, die de gouwen regeerden, kregen van den koning land in hun ambt. gewest in leen, waarvan zij dan de inkomsten trokken. Daarnaast werden hun ook tolmunt- en anderc rechtcn als bronnen van inkomst geschonken. Het ambt werd ten slotte zoo nauw aan het leen verbonden, dat het zelf een leen wcrd. Daardoor verloor het zijn publiek karakter ; het werd van een staatsfunctie een privaat bezit. De graaf werd grootgrondbezitter in zijn gouw ; ook omgekeerd werd de grootgrondbezitter graaf van het gewcst, .waarin zijn bezittingcn lagen. Het spreekt van zelf, dat op doze wijze de graven zeer nauw aan hun Vazallteit. gouw werden verbonden, maar dat omgekeerd do band met den koning moest verslappen. Deze heeft gctracht zijn leenmannen nauwer aan zich te binden door de commendatio van hen tc vragen. Zoo word tusschen lecnheer en leenman dezelfde band van vazalitcit gelegd als reeds vroeger tusschen leenmannen en hoorigen bestond. De commendatio wcrd dus gevorderd van 126 ieder, die een leen van den koning verkreeg ; in deze combinatie is juist de kern van het leenstelsel gelegen. De leenhouder werd dus de vazal van den koning ; door zakelijke en persoonlijke rechtsverhouding was hij aan den koning verbonden. Eerst in de twaalfde eeuw is deze ontwikkeling voltooid ; dan begeeft zich ieder, die een leen ontvangt, tcgclijk in de vazalitcit van zijn leenheer. Erfellikheld Voor het leger was deze regeling eenvoudig cn doelmatig. Maar voor den der leenen. staat wcrd zij van ccn ontbindende kracht. Immers als alle privaat bezit werden welhaast alle leenen erfelijk ; daardoor werden niet rechtens maar wel feitelijk dc waarborgcn van trouw, die in de vazaliteit waren gelegen, gocddeels opgeheven. De leenmannen werden door de erfelijkheid der leenen zoo zelfstandig en maehtig, dat het staatsgezag hen volstrekt niet meer kon beheerschcn. Krachtigc vorsten als Karel de Groote hebben de erfelijkheid van leenen en ambten nog geruimcn tijd kunnen tegenhouden, maar na hem ging de maatschappelijke ontwikkeling ongcstoord verder. Formed bleef natuurlijk steeds voor den overgang van cen leen op den leenvolger de verheffing van een leen, de bekrachtiging van den lecnheer, noodig, maar fcitelijk kon deze zijn toestenuning hoc 'anger hoe minder weigeren. Op deze wijze werden de graven in hun gouwen hoe langcr hoe meer zelfstandige vorsten, die dynastictIn stiehtten ; daarbij speelt dc immunitcit, die steeds meer als privilege wcrd verlcend, een zeer belangrijke rol. Leenstaten. Zoo begonncn zich machtige leenstaten te ontwikkelen. Reeds in dc negende eeuw komt dc erfelijkheid der leenen op ; in de tiende eeuw zijn in Frankrijk zoo goed als alle leenen erfelijk. In Duitschland hebben de Saksische keizers de erfelijkheid der leenen formed erkend. Het is duidelijk, dat daarmedc de ontbinding van den staat was begonnen ; het staatsvcrband was teruggebracht tot zuiver privaatreehtcrlijke verhoudingen. De vazallentrouw was de eenige band, die den koning en zijn leenmannen gcworden ambtenaren aan elkander hechtte. Als koning had de vorst nauwelijks rcchten meer, alleen nog als leenheer. Verbreiding Het leenstelsel is het vrocgst tot ontwikkding gekomen in het Frankische van hetleen- • • stelsel. rijk. Vandaar hecft het zich over het Duitsche rijk vcrbreid, al is hct in Saksen en in Friesland nooit vollcdig ingevoerd kunncn wordcn ; de noodzakelijke grondslag, het grootgrondbezit, ontbrak hier goeddecls. In Engeland werd het leenstelsel toegepast door Willem den Veroveraar en zijn opvolgers bij de verbeurdvcrklaringen op groote schaal van de goederen der Angelsaksische grooten, die aan Normandische baronnen werden geschonken. De Normandische koningen wisten evenwel de vorming van groote leencomplexen tegcn te houden door aan de leenmannen nimmer aaneengesloten landgoederen te schenken. Ook was Engeland niet zoo uitgestrekt of de koning kon zijn vazallen gemakkelijk bereikcn en zoo in zijn hand houden. De grootgrondbezitters werden hier dan ook gecn machtige graven ; zij hectten slcchts baronnen. Ook in Spanje en Italic vond men dergelijke leenverhoudingen als in Frankrijk. Het leenstelsel werd de gewone maatschappelijke orde der middeleeuwen. Het geeft aan de maatschappij het karakter van een groote trap, die naar beneden steeds breeder wordt. Boven op den hoogsten trap staat 127 de koning ; onmiddellijk onder hem op de twecdc trede staan de groote vazallcn der kroon, min of meer zelfstandige vorstcn, die het koninklijk gezag onderscheppen. Onder deze kroonvazallen, de graven, staan dan weer hun leenmannen, de achterleenmannen, de edelen en ridders van verschillende formatie. Want wat in het groot in de gouw gcbeurt, geschiedt in het klein in de dorpen ; hier wordt de grootgrondbezitter de hccr van het dorp, alleen met dit verschil, dat de graaf den heer veel gemakkclijker in bedwang kan houden en tot zijn dienst kan dwingen dan de koning hem. Onder de heeren staat dan ten slotte de groote schare onvrijen, die overal het hoofdbestanddccl der bevolking uitmaakt. Hoorigen van verschillende rcchtsformatie, wastijnsigen, keurmedigen enz. vormen den overgang tot de geheel onvrijen, die dan ook in de oorkonden in den rcgel slaven worden genoemd. Zij bevolken den langsten trap van het maatschappelijk gebouw. Zoo was de maatschappij der middeleeuwcn ingericht minder naar beginselen dan near behocften. Ecuwen lang hcbben de menschen onder dew sociale orde geleefd als onder een natuurlijke, normalc ordonnantie, die dus ook (toed en rechtvaardig was. De gehecle middeleeuwsche letterkunde bewijst dat voldingend. TWEEDE HOOFDSTUK Het elude der Karolingers in Duitschland 870-911 et bericht van het verdrag van Meersen van 870 overviel Lodewijk II te midden van groote krijgstoerustingen tegen de Saracenen ; hij kon daarbij rckenen op den steun van den Paus en van Byzantium. Met den Paus was de goede verstandhouding na den dood van Lotharius H Koizer Basilios I. spoedig hcrsteld ; ook Basilios zocht tocnadering. Dc eerste Maccdonischc Keizer was een man van groote bekwaamheden. Hij was onvermoeid wcrkzaam, bczat een scherp verstand en buitengewone mcnschenkcnnis. Hij verstond de kunst iedereen voor zich in te nemen en werd al spoedig zeer populair. Bij zijn handelingen gematigd en welwillend, was hij gcstreng tegen allc ontrouwe ambtenaren. In korten tijd hersteldc hij de ordc in de lang verwaarloosde administratic : de financien werden onder hem zuinig bcheerd, zoodat geen nicuwe lasten behocfden te worden opgelegd. Toch was er altijd geld voorhanden voor leger en vloot en voor de kostbare bouwwerken, die deze Keizer stichttc. Zijn cerste zorg was het herstel van den vrede met den Pans : Photios wcrd afgezet en weer door Ignatios vervangen. Een concilie kwam bijeen, dat de afhankelijkheid der Gricksche kerk van Rome feitelijk erkende. Basilios sloot bovendien in 869 ecn verbond met Lodewijk II. Beide Keizers werkten samen om de Saracenen uit Italie te verdrijvcn : hun laatste stad Bari viel in 871. Maar dadelijk ontstond verschil over de vraag, wie de veroverde stad zou bezitten. Zoo is het verklaarbaar, dat Lodewijk zijn verdere plannen tegen de Arabieren moest opgeven. Benevcntum stelde zich zelfs onder de beschcrming van Basilios. De breuk met Byzantium werd steeds wijder. De Saracenen maakten daarvan weer gebruik : Lodewlik II t. Zij drongen nogmaals Calabrie en Apulie binnen en beheerschten de Adria875 • tische Zee. Met deze verliezen voor oogcn is Keizer Lodewijk II in 875 gestorven. Zijn dood had groote gevolgen. De vorming van een Italiaanseh rijk zou 129 in de historische lijn hebben gelegen, zoo Lodewijk nakomelingschap had nagelaten. Thans was het de vraag, welke van de Karolingische lijnen de erfenis van Lodewijk II zou verkrijgen. Veel hing daarbij of van den Paus, nu er geen aangewezen Kcizer was. Gcen wonder, dat hij zich het recht toekende den Keizer zijner keuze te kronen naar welgevallen, hoewel tot dusverre de Keizer steeds zelf zijn opvolger aangcwezen, die daarna door den Paus was gekroond. Behalve den Paus maakte ook Basilios van de omstandigheden gebruik. Hij behield Ban ; Venetic zocht zijn bescherming ; Dalmatie werd bezet ; de Arabieren werden tilt Calabrie verdreven ; Zuid-Italie werd een nicuwe Grieksche provincie. Daarentegen gaf Syracuse zich in 878 aan de Arabieren over : daarmede was geheel Sieilie in hun handen. Ook kerkelijk seheidde Basilios zich weer van het westen of : in 878 benoemde hij Photios tot opvolger van Ignatios. Wie zou eehter Keizer van het westen worden, Lodcwijk de Duitscher of ToeRtand van Karel de Kale ? Ook na het verdrag van Meersen was het nict tot een Deiteohland en FraukrUk. gocde verstandhouding tussehcn beide broeders gekomen. Karel had nog niet vcrgeten, dat hem het kleinste gedeelte van Lotharius' rijk ten deel was gevallen ; zoo moest Lodewijk steeds op zijn hocde zijn. Ongclukkig had hij reeds in 865 zijn rijk verdeeld onder zijn dric zonen Karloman, Lodewijk en Karel. Toen zag men dezelfde tooneelen als vroeger in het rijk van Lodewijk den Vrome. Voorloopig hadden Karloman en Karel echtcr de handen vol : de gevrecsde vorst der Moraviers, Swatopluk, was nog steeds onoverwonnen ; een groot decl van de door Karel den Groote veroverde landen ging verloren. Nog bedenkelijker was de toestand van Frankrijk. Vergeefs beproefde Karel de aanvallen der Noormannen te keeren : hij zag zich telkens genoodzaakt hun aftoeht te koopen. Daarbij kwam de toenemende overmoed der grooten. Gelukkig had hij slechts een zoon, die kon opvolgen. Weldra opende zich voor Karel een groot vooruitzicht ; het kinderloos ovcrlijden van Lodewijk II gaf den Paus zijn vrijheid van handelen tcrug. Naar erfreeht was Lodewijk de Duitscher de wettige erfgenaam ; maar van dczen verwaehtte de Paus niets goeds. Daarom zocht hij tocnadering tot Karel den Kale. Karel begaf zich dus in 875 naar Italie, waar hij tot Keizcr werd gekroond. Keizer Karel de _877. Natuurlijk was Lodewijk de Duitseher niet voornemens daarin te berusten. 875Kal Hij deed een inval in Frankrijk, waar hij een talrijken aanhang vond. Daarom haastte de Keizer zich naar Frankrijk terug, maar vcrloor daardoor alle kans om in Italie zijn reehten te doen gelden. De dreigende strijd werd even- Lodewijk de wel door Lodewijks dood voorkomen. Hij werd opgevolgd door zijn drie Duitsroh6 er t. zonen Karloman, Lodewijk III en Karel den Dikke. De Keizer hoopte van de verdeeldheid in Duitschland gebruik te maken : want tusschen de drie brocders was een verbitterde strijd ontstaan over de verdeeling van het rijk. Met een groot leger viel de Kcizer in Duitschland ; maar Lodewijk trok hem ijlings tegemoct cn versloeg hem in 876 bij Andernach volledig. Deze slag bu slag redde het zelfstandig bcstaan van Duitschland. De broeders verdeelden Andernaoh, nu het rijk ; aan Karloman werd Italie toegewezen, dat hij echter nog eerst 876. moest veroveren. Ongunstig waren zijn kansen daar niet. De zwakkc regeering van Karel A19. Geseh. •• 9 130 den Kale deed alien uitzien naar ecn ijzercn man, die cen eindc zou maken aan de plundertochtcn der Arabieren. Ook dc Paus gevoclde zich bedreigd en riep de hulp des Kcizers in. Dcze verscheen dan ook in 877 in Italie, Karel do maar sticrf er plotscling. Hij word opgevolgd door zijn zoon Lodewijk II, Kale t. 877. den Stamelaar. Maar dat dcze ook de keizerskroon zou verkrijgen, was onwaarschijnlijk. Want reeds werd Karloman in Lombardije als koning erkend hij cischte van den Paus de keizerskroon. Zoover kwam het e -venwel niet ; de pest noodzaakte hem naar Duitschland tcrug tc kcercn. Maar aan den anderen kant aarzeldc dc Paus om Lodcwijk den Stamelaar te kronen. LodetviikII t, Intusschen stierven bcide medcdingers spoedig Lodcwijk in 879, Karloman 879. Karloman t. in 880. Daardoor ontbranddc de strijd zoowel in Duitschland als in Frankrijk 880. opnieuw daar tusschen Lodewijk III en Karel den Dikke, hier tusschen. Lodewijks zonen Lodewijk III en Karloman. In Duitschland werd de orde het eerst hersteld. Lodewijk III liet Italie Karel de over aan. Karel den Dikke, die dan ook in 880 te Milaan tot koning werd Mao in gekroond. Maar tot het vcrleenen van de keizerskroon was de Paus niet te Italie, 880• bewegen. Hij dacht die corder toe te kennen aan Bost) van Provence. Deze had van de verdeeldhcid cen handig gebruik gemaakt door zich in 879 door de Provencaalsche grooten tot koning te doen verkiezcn. Iii Lotharingen begon. Hugo, een bastaard van Lotharius II, als cen ware roofriddcr zich cen klein gebicd te verovercn. Voegen wij daarbij de herhaalde invallen der Noormannen, dan wordt het begrijpelijk, dat de Karolingers inzagcn, dat slechts hun nauwe vereeniging het rijk kon redden. In 880 verbonden de Duitsche en de Fransche koningen zich tcgen Hugo, zoodat in Lotharingen de orde werd hersteld. Maar Bow mocsten zij voorloopig met rust laten. Dcze had zijn Keizer Karol redding te danken aan den Paus, die aan Karel den Dikke de kcizerskroon de Dikke, 881-888. aanbood. Dat lokaas wcrkte : Karel be of zich mar Rome, waar hij in 881 tot Keizer wcrd gekroond. Dc Paus hoopte in hem een besehermer gcvonden tc hebbcn tegen de Saraccnen, die tot voor de poortcn van Rome stroopten. Maar Karel was tevreden met zijn Keizerstitel en begaf zich naar Duitschland. Kort daarna kon hij door den dood van Lodewijk III gehecl Duitschland onder zijn schepter vereenigen. Maar nog grociter toekomst opende zich voor Karel den Dikke. In Frankrijk had Lodewijk III zich met roem omstraald door zijn schitterende overslag bus au • winning op de Noormannen in 881 bij Saucourt ; het Lodewijkslicd lcgt court., 881 . getuigenis of van de bcwondcring, waarmedc men tcgen hem opzag. Dc Noormannen spaarden ccnigen tijd Frankrijk, maar vielen met des te grootcr macht op Duitschland aan ; zelfs vcstigden zij cen kamp bij Hasloo in het Luiksche. Daartegen trad Karel de Dikke op, maar zijn gering beleid bedicrf zijn aanvankelijk succes. De Noorman Siegfried kreeg vrijen aftocht; cen ander, Godfried, werd Christen en verkreeg cen groot deel van het tegenwoordige Nederland. Deze nederlaag bclette evcnwel nict, dat 's Kcizers gczag zich uitbrcidde. In 882 stierf Lodewijk III ; reeds in 884 volgdc hem Karloman in het graf ; onmiddellijk vielen de Noormaiincn weer met hcrnieuwde kracht op het ongclukkige Frankrijk aan. Wic zou redding brcngen ? Dc eenige Fransehe Karolinger was ecn onmondig kind, de jongste zoon van Lodewijk 181 II. In wanhoop wenddcn zich de Franschc grooten tot den Kcizer, die dan Karel de Dikke ook in 885 als koning van Frankrijk werd gehuldigd. 885-888. Zoo was het gehecle Frankische rijk behalve Provence weer onder een scheptcr vcreenigd. Zou dat ook voor de tockomst zoo blijvcn ? Dat hing geheel af van den persoon des Keizers. Hij was cen onbcduidcnd man, zonder vasten wil of klaar plichtsbesef, cell lijdclijk man, van wien weinig kracht uitging. Zijn regccring vcrliep in groote vcrwarring. Terwij1 in het binnenland bijna alle geregeldc staatsorde ophield, namen de invallen der Noormannen in hevigheid toe. Dc Paus gcvoclde zich zoozeer door de Saraccnen bedreigd, dat hij aan hertog Guido van Spoleto de beseherming van Rome opdroeg. Karel kon dat nict verhindcren ; in 885 voeren de Noormannen de Seine op en sloegen het belcg voor Parijs : hoog steeg dc nood in de ongelukkige stad. Eindclijk in October verseheen de Kcizer voor Parijs. Zijn tegenwoordigheid reeds deed het beleg opbrcken, maar nog aarzcldc hij de Noormannen aan te vallen. Het chide was con vcrdrag, waarbij aan dc Noormannen winterkwartiercn in Bourgondie wcrden gegevcn, terwijl zij beloofden het volgende voorjaar het rijk te ontruimen. Het is tc begrijpen, dat dat vcrdrag overal de grootste verontwaardiging verwekte. In Duitschland vertoondc zieh het cerst een beweging, die de afzetting van den Kcizer ten doel had. Aller oogen richtten zich dus op den krachtigen Arnulf van Karinthie, den zoon van Karloman. In den herfst van 887 trok hij op naar het westen ; overal erkende men hem als koning. De Keizer heeft zijn afzetting nict lang overleefd : reeds in Januari 888 Karel is hij gestorven. Door zijn dood viel het rijk van Karel den Grootc voor goed de Dikke t, 888. uiteen. In Frankrijk bcnoemde men den dappercn Odo, graaf van Parijs, tot koning. Provence werd na Boso's dood het tooneel van grootc verwarring. In Hoog-Bourgondie stichtte Rudolf uit het oudc geslacht der Welfen een Odo, koninkrijk. Aquitanie en Bretagne handhaafdcn een halve onafhankelijkheid. 888-898. Zoo beperktc Odo's macht zich tot Noord- en Midden-Frankrijk ; daar had hij nog een zwarcn strijd tcgen do altijd weerspannige grooten tc voeren. Ook Italie viol van Duitschland af. 1)e Lombardische grooten verhieven in 888 Derengarine markgraaf Berengarius van Friaul, door zijn moeder een klcinzoon van Lode- vs s s wijk den Vrome. Maar in het onbcstreden bezit der kroon geraakte hij niet, want tegen hem verhief zich Guido van Spoleto, gesteund door den Paus, dien hij reeds meermalen tcgen de Saracenen en de Gricken had vcrdedigd. Met behulp van Odo wist hij Berengarius het westelijk gedeelte van NoordItalie tc ontrukken ; zelfs kroonde de Paus hem in 891 tot Keizer. Zoo diep Guido van was het aanzien van den keizcrlijkcn naam reeds gezonken, dat de Paus het Spoleto, Keizer, 891. kon wager een klein Italiaansch potentaat met de kroon tc sieren. Het lag voor de hand, dat Berengarius zijn macht nict zondcr strijd zou opgeven : hij zocht dus hulp bij Arnulf. Deze herinnert lcvendig aan zijn Amon, grootvadcr Lodewijk den Duitscher ; als deze was hij onvermoeid werkzaam, 887-899. bekwaam eu nauwgezet, daarbij dapper en vermetel in den oorlog. Het geluktc hem zich door alle Duitsche stammen te doen erkcnnen. Die eenheid was dan ook ten hoogste noodig : zoowel in het oosten als in het westen werd het rijk bedreigd. Swatopluk van Moravie had alle omliggende, ook Duitsche 182 landen verovcrd en het Groot-Moravisch rijk gesticht. Arnulf moest hem laten begaan ; hij had al zijn krachten noodig tcgen de Noormannen. Deze deden in 891 ecn nieuwen inval in Lotharingen. Een Duitsch leger werd bij Meersen slag bu verslagen. Maar thans verscheen de koning in het veld. Bij Leuven greep hij Leuven, 891. in dat jaar de Noormannen aan ; niettegenstaande hun wanhopigen tegenstand moesten zij hun heil in een wildc vlucht zoeken. Voor het eerst sedert jaren waren de gchate movers vcrslagen : door Arnulfs moed leerden zij het Duitsche zwaard eerbiedigen ; de Duitsche gouwen bleven voor bun invallcn gespaard. Ook in Frankrijk vonden zij in Odo een geduchten tegenstander. Maar vooral had Engeland onnoemelijk veel van de Noormannen of Denen, zooals men ze daar noemdc, te verduren. Het christen- De Engclsche geschiedenis was sedcrt 600 con hardnekkige kamp voor en tcgen don in het nieuwe geloof, een strijd, die met des to meer verbittering werd gestreEngeland. den, daar het land nog altijd verdeeld was in een aantal kleine staatjes, wier koningen dikwijls het geloof als dekmantel voor hun politieke bedoelingen gebruikten. Hocwel men gewoonlijk van de heptarchie, het zevcnrijk, spreckt, staat dat getal volstrekt niet voortdurend vast. Dikwijls worden staatjes met elkander vercenigd om later weer uiteen to spatten en weer nieuwe verbindingen met andere rijkjes aan to gaan. Maar blijkbaar was dat een overgangstoestand, die onder lijden en weeen een nieuwen staat voorbereidde. Eenige hoofdpunten dienen te wordcn aangestipt. Een der beroemdste koningen is Oswald van Northumberland. Uit Ierland en Schotland ontbood hij monniken om het Christendom te prediken ; door hun menschkundig optreden hadden zij zulk een good gevolg, dat overal kerken en kloosters verrezen. Oswald viel in 642 in den strijd tcgen de heidencn. Zoo werd hij de martelaar voor zijn geloof, de eerste nationale Angelsaksische heilige. Niet alleen het Christendom zegevierde langzamcrhand, maar ook do heerschappij van Rome ; ook de van Ierland uit bekeerde gewesten sloten zich bij Rome aan. Een vaste kerkelijke indeeling werd onder de aartsbisdommen Canterbury en York ingcvoerd. Dat was hoofdzakelijk het werk van Theodorus, die in 668 door den Paus tot aartsbischop van Canterbury werd gcwijd. Hij is na Augustinus de stiehter der Engelsche kerk. Kerken en scholen werden door hem gebouwd. Onder Romes invloed deed de wetenschap haar intrede in Engeland : het trivium werd naast het quadrivium onderwezen ; de geestelijken spraken weldra Grieksch en Latijn als hun moedertaal. Ook de kerkelijkc kunst werd ijverig beoefend : de muzick kwam tot hooge ontwikkeling ; van de vaardigheid in de sclirijf- en illumineerkunst leggen nog de Angelsaksische handschriften cen roemrijk getuigenis af. Cultuur van In den loop der zevende eeuw ging de christianiseering van Engeland Engeland * rustig en vreedzaam verder voort. De onderlinge twisten der koningen deden daaraan weinig schade. Toen Theodorus in 690 stierf, was de Christelijke kerk de krachtigste band, die de Angelsaksische staatjes bijeenhield. Op den bodem dezer beschaving begon zich eigenaardig geestelijk leven te ontwikkelen. In dezen tijd leefde de oude dichtcr Caedmon, die de geheele bijbclsche geschiedenis in Angelsaksische verzcn heeft bezongen. In denzelfden trant dichttc eenigen tijd later Cynewulf zijn Christus, een volksepos. Maar 133 beroemder dan beide was de gcicerdste Angelsaks van zijn tijd, een der groote mannen der oudcre middeleeuwen, Beda Velierabilis. Treffend is zijn buitenBeda. gewone vruchtbaarheid : zijn werken vormen cell encyclopaedic der toenmalige wetenschap ; zij zijn de leerboeken der laterc middelceuwen geworden. Talrijke theologischc werken hceft hij geschreven gelccrde brieven over allerlei onderwerpen sluiten zich daarbij aan ; verder gaf hij geschiedwerken in het licht, waaronder zijn Geschiedenis der Angelsaksen altijd als hoofdbron voor de oudste geschiedenis van Engeland hoog aangeslagen is; zijn gedichten werden gewaardeerd ; zijn leerboeken over aardrijkskundc, tijdrekenkundc, geschiedenis, spelling, metrick en stijlleer vcrzekeren hem een belangrijke plaats onder dc gelcerden dcr middeleeuwen. Beda bracht het grootste dcel van zijn Leven in het klooster Jarrow door, waar hij waarschijnlijk ook in 785 op 63-jarigen leeftijd gestorven is. Herinneren wij nog, dat mannen als Willebrord, Bonifacius en Alcuin, die op het vasteland arbeidden, Angelsaksen warcn. Dc achtste ecuw is de tijd van de onophoudelijke worsteling der Angelsaksische staten om de oppermacht. Tal van koningen volgcn ; het is een strijd van alien tegen allen, die alien gelijkclijk vcrzwakt. Er kwam eerst weer ordc met het optrcden van koning Egbert van Wessex. Dat land was het eenige, waar het kouinklijk geslacht zich in regelmatige opvolging had gchandhaafd. Egbert beklom in 802 den troon. In 815 vinden wij hem in strijd met den koning van Mercia ; hij ovcrwon hem glansrijk en verkreeg daardoor de hegemonic over geheel Engcland. In 825 huldigde Kent Egbert Egbert, van als koning. Sussex en Essex deden hetzelfde ; de koning van Oost-Anglie Boning Engeland. riep zijn bescherming tegen Mercia in en erkende zijn opperheerschappij. 829. In 829 eindclijk werd Mercia door Egbert overwonnen. Onmiddellijk daarna trok hij tegen de Northumbriers op, die den aanvol niet afwachtten, maar hem als opperheer huldigden. Zoo waren dan alle Angelsaksische staten onder de krachtige hand van Egbert vcreenigd. Het ligt cvenwel voor de hand, dat nict op cenmaal uit de heptarchic een een en ondeelbare staat is te voorschijn getreden. Natuurlijk moest Egbert de rechten der afzonderlijke staten cerbiedigen ; zclfs moest hij soms een koning naast zich erkennen, zij het als lecnman. Toch ontwikkcldc zich Engeland als cenheidstaat uit den statenbond der zeven. De consolideering van den nieuwen staat werd sterk bcvordcrd door het gcmeenschappelijk gevaar, dat alien bcdreigde, de invallen der Denen. Want omstreeks Invallen der denzelfden tijd, dat het Frankische rijk zich tegen hen moest verdedigen, Denen. begonnen de Noormannen ook Engeland aan te vallen. Nog onder Egbert N erschenen zij in 835 voor den Thecms. Het volgende jaar versloegen zij hem bij Yarmouth. Maar ten slotte bchield hij de overhand : in 838 verdrecf hij hen uit Cornwallis. In 839 stied Egber ; hij werd opgevolgd door zijn zoon Ethelwulf. Zijn Ethelwulf, gcschiedenis is die van de herhaalde invallen der Denen. Dc overwinning, 839-858. die in 840 door Ethelwulf werd hehaald, is voor eenige jaren de laatste gebleven : cerst 850 en 851 werdcn de Dcnen weer verslagen. Maar in het algemecn was Ethelwulfs zorg meer op het heil van zijn ziel dan op - 184 dat van den staat gericht. In 853 zond hij zijn jongsten zoon Alfred naar Rome, waar deze door den Pans tot koning werd gezalfd. Ethelwulfs dric oudste zonen regeerden slechts kort cn hadden bijna onophoudelijk met de Denen te strijden. Het was in dczen tijd, dat deze niet langer alleen op roof bedacht waren, maar begonnen vastc stellingen te besetten, vanwaar uit zij het omliggendc land konden beheerschen. Van het noordoostcn nit overstelptcn zij Engeland met hun legerbenden : gelled Northumbrie en Oost-Anglie waren weldra in hun handers. Overal plunderden zij kcrkcn en kloosters ; in woestcn geloofshaat en roofzucht tcvens trachttcn de Denen. het Christendom volledig nit te rocien. In 871 deden zij ecn inval bij den mond van den Theems, nestelden zich bij Reading, maar werden bij Ashdown volledig verslagcn. A lifted Toch was de tocstand van het rijk in de hoogste mate bedcnkelijk, tocn de Groote. 871-901. Ethclwulfs jongstc zoon Alfred den troon besteeg. Hij drap,gt in de geschicdenis van Engcland den bijnaam ,.de Groote" ; indcrdaad munt hij ver uit ',oven de anderc koningen van zijn gcslacht. Hij had ecn zorgvuldigc opvoeding genotcn ; maar de onophoudelijke oologstoestand maakte, dat aan weinig anders dan aan wapenoefeningen kon worden gedaeht. Hij ontwikkeldc zich zelf zooveel mogclijk : in de volkspoezie schcptc hij veel behagen. Hem kcnmcrkte een innig geloof en een diepe, crnstige vroomheid ; zucht naar kennis bleef hem zijn geheelc leven bij. Maar hoewel altijd vol belangstelling voor kunst en wetenschap, was hij toch gccn voor gcestelijke aangelegde natuur ; hij was cen geweldig jager en ecn geoefend krijgsman. ziin strUd Reeds een maand na zijn troonsbestijging zag Alfred zich gcnoodzaakt zijn metde Denen. rijk met het zwaard in de vuist tegen de Dcnen te verdedigen ; erger was het, dat de slag een vollcdige nederlaag werd: Hij sloot daarop met dc Dencn cen vcrdrag, waarbij zij tegcn het volgende voorjaar beloofdcn weg te trekken. Echtcr bleven de stellingen, die zij in het noorden en oosten van Engcland hadden bezet, onaangetast. Nog erger : in 874 veroverden zij Mercia ; ook Londen bchielden zij in strijd met hct verdrag van 871. De dagcn van het Angelsaksische rijk schcnen gestcld. In 876 wad ook Wessex aangevallen : Alfred zelf zag gccn heil in den strijd, maar sloot nogmaals ccn vcrdrag met de Denen, waarbij hun voor den aftocht een belangrijke som word toegelegd. Zij hidden zich evenwel daaraan niet, maar bcmachtigdcn Exeter, zoodat Alfred zich tot het uiterste zuidwesten van zijn rijk beperkt zag. Toch vcrsaagde hij niet. 11ij nam in den hoogsten nood een maatregcl, die beslissend voor de tockomst word : hij bouwde cen vloot, de eerstc waarvan de Engelsche gesehiedenis melding maakt. Indcrdaad geluktc het hem daardoor den toevocr naar Exeter at te snijden, zoodat dew stad zich overgaf. Engeland herademde. Was zoo Wessex gercd, in de overige rijkcn nestelden de Denen zich des te vaster ; zij verdcelden ovcral het land. In 878 deden zij een verwoeden aanval op Alfred, die echtcr voor hen met een volslagen nederlaag eindigde. Maar steeds nieuwe scharcn Denen overstroomden Wessex, zoodat de bevolking in de uiterste wanhoop of naar Ierland overstak Of zich onderwierp. De koning trok met weinige volgelingen in Somerset terug ; hij schccn den 185 ondergang van zijn rijk to moeten belcven. Deze donkere tijden zijn door de sage met hair poetisch klimop omstrengeld tal van anekdoten van Alfred worden in dozen tijd gcplaatst. Maar hij gaf den mood niet op. Door vermetele strooptochten herinnerde hij het zwaar beprocfde yolk, dat zijn koning nict eau het behouci wanhoopte. &Ifs ricp hij in 887 gehcel Wessex onder de wapencn. Zoo groot was wcldra zijn lcgcr, dat hij het wagon kon de Denen aan to vallen. Zijn Godsvertrouwen word nict bcschaamd hij bevocht eon schittcrende ovcrwiiuiing. Er word daarop met den Dccnschen koning Goethroom con verdrag gesloten, waarbij doze zich list doopcn en daarvoor Northumberland, Oost-Anglie en eon dcel van Mcrcia van Alfred in leen verkreeg. Dat verdrag legde den grondslag tot eon toestand van voorloopigen vredc en maakte het Alfred mogelijk al zijn krachten aan de vreedzame ontwikkeling van zijn rijk to geven. Maar Alfred was tc goed ovcrtuigd van do juisthcid van het beginsel, dat wie den vrcde wil, zich ten oorlog moot voorboreiden, dat hij goon oogenblik zijn krijgstocrustingen nalict. Nog eon geweldige crisis had Alfred tc doorstaan. De nedcrlaag bij Leuven in 891 vcrplichtte de Noormaunen Lotharingcn to verlaten. Zij wicrpen zich op Engcland, dat scdcrt cenige jaren rust en welvaart had genoten. Het lag voor do hand, dat do reeds in Engeland wonendc Denen nu nict racer to houden waren en Alfrcds rijk van het noorden en oosten uit bestookten. Zoo was zijn stelling opnieuw ten hoogstc bedenkclijk ; slechts door de grootstc krachtsinspanning en het wakkcrste beleid geluktc hct hem het gevaar tc boven tc komcn. Hij waagde het niet eon grooten slag to slaan, maar verdecide zijn leger in kleine afdcelingcn, waarmedc hij eon onophoudelijkc guerilla tegen do Dencn bcgon. Zoo moestcn do van Lotharingcn gekomon Noormannen weldra het land ruimen. Maar met do anderc Denen was hij nict zoo spocdig gerced. Onophoudclijke aanvallen verontrustten zijn rijk ; zclfs ging Londen opnieuw vcrloren. Eerst in 897 trokken de laatstc Denen uit Engeland wog ; Alfred was ten twoeden male gored. Zijn laatstc regeeringsjaren verliepon betrekkolijk rustig. De koning kon Altreds zich weer aan de werken des vrcdes wijden ; het is daarin, dat hij vooral bcetuur. uitmunt. Aan den room van den veldheer paarde hij do grootheid van den staatsman ; beide worden to aantrckkelijkcr door zijn groote bcminnelijkheid. In plants van het volksleger, dat tegen de krijgshaftige Dencn nict opgewassen was, schiep hij eon staaiid leger, in hoofdzaak uit de bewoners der koninklijke domcinen. Hij stiohtte overal vestingon tot toevlucht der omwonenden en tot verdediging van het land. Wij sprakcn reeds van zijn vloot. De belastingen werden op gehcel nicuwen voet gcbracht. Eenheid van recht word in alle declen van hct rijk ingevoerd. De rcchtspleging word verbeterd : Alfred was do bcschermer der armen en verdrukten. Door hem werd do rechtsstudic weer met nieuw leven bczield. Een nieuw strafwctbock werd ingevoerd. Maar vooral voor de verheffing van hct wetenschappclijk en gcestelijk leven was Alfred altijd aan den arbeid. Kloosters werden gesticht. Gclecrde vrecmdelingen werden ontboden om do priesters in alle wetenschappen to onderrichten. Alfred zelf gaf het voorbeeld ; gaarne genoot hij den omgang met gelecrde monniken aan zijn hof nam de voortrcffelijke Asser, zijn levensbc- 186 schrijvcr, de plaats in, die Einhard bij Karel den Groote bekleedde. Op zijn veertigste jaar lcerde de koning nog Latijn, waardoof hem de geheele geschiedkundige, godsdienstige en wijsgeerige litcratuur van zijn tijd gcopend werd. Voor zijn landgcnooten vertaalde hij dc werken van Orosius, Beda, Gregorius den Groote en Boetius in het Angelsaksisch. Voornamelijk voor het onderwijs van den adel werd cen hoogere school gcsticht. De cpischc en lyrische poezie van zijn yolk verzorgde hij gelijk Karel de Groote. Ook do beeldende kunstcn kwamcn onder en door hem tot nieuwen bloei. Evenals Alfred had Odo in Frankrijk onophoudelijk met de Noormannen te strijden. Bovendien kreeg hij ecn partij tegcn zich, die cen knaap tegenover hem stclde, die doorging voor den jongsten zoon van Lodewijk den Stamelaar en die om zijn geringe gaven den naam Karel den Ecnvoudige Karel de draagt. Tot zijn dood heeft Odo dc kroon gedragen, maar de Karolinger Eenvoudige volgdc hem op. Karels troonsbeklimming werd bevorderd door Arnulf, die 898-923. in Duitschland en in Italie tot macht had weten te komen. Aanleiding tot zijn ingrijpen in Italie gaf de noodkrect van Berengarius, bij wien zich ook de Pans, bevrcesd voor do wassende macht van Guido, aansloot. In 894 verscheen Arnulf in Lombardije ; te Pavia huldigden hem de Lombardische grooten. Maar verder kon hij weinig uitrichten. Kort daarna stierf Guido ; daardoor gevoelde Berengarius zich zoo verstcrkt, dat hij zich van Arnulf onafhankelijk maaktc. Eerst in 896 verscheen deze nogmaals in Italie. Arnnlf , Nu onderwierp zich Berengarius. Arnulf trok naar Rome, waar hij door den Keizer, 896. Paus tot Keizer werd gckroond. Maar meer heeft hij nict kunnen bereiken ; ziekte dwong hem naar Duitschland terug to keeren. Onmiddcllijk vcrdeelden Berengarius en Guido's zoon Lambert Italie onder clkandcr ; Rome werd het toonecl van woeste twisten. In Duitschland zclf had Arnulf hoe langer hoe mcer met den adcl to strijden. In het zuidoostcn hernieuwden de Moraviers hun aanvallen ; achter hen stonden reeds do Hongarcn gerecd zich over het rijk uit te storten. Lodewhk Zoo was de .toekomst donkcr, tocn Arnulf in 899 stierf. Zijn opvolger was net Kind, zijn zesjarig zoontje, Lodewijk het Kind. De jonge koning werd alIcen 899-911. gesteund door de geestdijkhcid ; Hatto van Mainz bcheerschte het rijk. Doze was ecn krachtige, tot hecrschen geboren natuur, maar hij kon de rampen nict afwcren, die Duitschland dreigden te overstelpen. Noormanncn, Sorben en Moraviers, ook Hongaren deden invallcn. Uit de steppen van Azie waren de laatsten plundercnd in Europa doorgedrongen, hadden Bulgaren en Griekcn met schrik vcrvuld en waren in 892 voor het eerst op de grenzen van Duitschland verschencn. Ecrst verwocstten zij Moravie, wat Duitschland wel van de plaag der Moraviers verlostc, maar daarvoor een vecl gevaarlijker vijand in de plaats bracht. Een gcluk was het, dat de Hongaren weer in strijd geraakten met de Bulgaren ; zij waren daartoc aangespoord door den Griekschen Keizer. , Kelmr was destijds Leo VI, de zoon van Basilios I. Hij is als regent merkvi Leo 886- 911 . waardig door de uitvaardiging van een herziening, omwerking en vertaling van het Corpus Innis, de Basilika. Daarmedc ling de voltooiing der Byzantijnsche centralisatic ten nauwstc samcn : het absolutisms word despotisme. 187 Ook de wetgevende macht kwam in de hand des Keizers : de senaat werd alleen een raadgevende staatsraad. Leo VI was eon zecr geleerd man — hij draagt den bijnaam Philosophos —, op kcrkelijk gebied gematigd, maar een weinig bekwaam regent. Om zich de Bulgaren van den hals te schuiven, hitste hij Deliongaren. do Hongaren tegen hen op. Maar op hun bcurt riepen de Bulgaren de Petschenegen weer te hulp, die de Hongaren in den rug aanvielen. Terwip doze ongelukkig tegen de Bulgaren vochten, namen de Petschenegen hun land in bezit en sneden hun daarmede den terugweg naar Azie af. Zoo moesten de Hongaren in het westen nieuwe woonplaatscn zoeken. Zij trokken de Karpathen over en veroverden het sedert naar hen genoemde land. Zij werden de schrik van hun buren : in 899 reeds trokken zij moordend en brandend naar Italid. De dood van Arnulf verlokte het hun tochten ook tegen Duitschland te riehten. Telken jars word dat land het tooneel van hun plunderingen. Hun kenmerkte een afzichtelijk uiterlijk, beestachtige wocstheid, vermetcle dapperheid, arglistige slimheid ; zij renden op hun snclle paarden bliksemsnel Duitschland in, overal alles verwoestend. Mannen werden gedood, vrouwen en kinderen in gevangenschap medegesleurd, het vee weggedrevon, de dorpen verbrand, de oogst vernield ; dat was do oorlog der Hongaren. DERDE HOOFDSTUK De groote Saksische koningen 911-962 ntusschen ontbond zich het Duitsche rijk steeds meer. Onder de regeering van Lodewijk het Kind verviel de militaire organisatic ; do hertogdommen moesten zich zeif verdedigen en wonnen dus in zclfstandigheid. Daardoor kwam do door Karel den Groote afgeschafte hertogclijke waardigheid weer op ; de hertogen werden machthebbers. In 911 sloot Lotharingen zich zelfs bij Frankrijk aan, toen Lodewijk het Kind zonder nakomelingschap stied. Men noemt hem den laatsten Karolinger in Duitschland ; maar het was om zijn verwantschap met het koningshuis, dat men den hertog van FrankcnKoenraad I. land, Koenraad I, tot koning koos. Zijn regeering onderseheidt zich nict van 911-919. die van zijn voorgangcr ; hij was evenmin do man om aan de tallooze moeilijkheden het hoofd te bieden. Ook hij sloot zich bij de geestelijkheid aan en joeg zoo de hertogen tegcn zich in het harnas. De machtige hertog van Sakson, de Ludolfing Hendrik, kwam in verzet, toen de koning hem in zijn rechten Wilde verkorten. Daardoor ontstond cen verbitterde strijd tusschen den koning en de geestelijkheid ter eene, de hertogen ter andere zijde. Het is bekend, dat Koenraad op zijn sterfbcd zijn broeder Everhard beval do rijkskleinoodien aan zijn vijand Hendrik over te geven als den meest aangewezen worst. Zoo is het geschied : op voorstel van Everhard is Hendrik I tot koning gekozen. Hendrik I. Hendrik I was in de kracht van het leven, toen hij de Duitsche kroon 919-936 ' verkrceg. Lichamelijk en geestclijk was hij rijk begaafd. In den oorlog de cerste zoowel in belcid als in dapperheid, was hij als regent zeer verstandclijk, om niet te zeggen nuchter. Groote planncn to ontwerpen lag niet in zijn geest ; hij was te koel om meer te doen clan hij bereikbaar achtte ; in geregelde, onafgcbroken werkzaamheid voor het heil des yolks lag zijn kracht. Daarbij kenmerktc hem cen ruwe bonhommie, die zelfs den meest verbitter- 139 den tegenstander ontwapendc. Hendrik begreep, dat Duitschland in de eerste plaats het herstel van geordcndc toestanden noodig had : een kraehtige koninklijke macht, staande boven de hcrtogen en de bisschoppen, rnoest orde en rust in het rijk handhaven en dat tegen buitenlandsche vijanden verdedigen. Dat was zijn levensdoel : om vcrdcraf liggende belangen, b.v. om Italie, bekommerde hij zich wcinig of niet. Reeds zijn cerste regceringsdaad bewees, dat hij niet voornemens was een der rcchtcn van de 1)uitschc kroon op tc gevcn. Hij noodzaakte Karel den Eenvoudige hem in 923 als koning tc erkennen en Lotharingen terug te gcven. Karel was gcwoon voor den sterkerc te buigen. Met verstand en energic schaars bedeeld, bczat hij evenmin genoeg vermogen om zich vriendcn te verwerven. Zoo werd hij cen speelbal in de handen der grootcn, vooral van Odo's broeder Robert van Parijs. Natuurlijk had een zoo zwak vorst onophoudelijk aan de Noormanncn het hoofd tc bicden. Hun aanvoerder was de Do Naarmannen in dappere Rollo, die door koning Harald Harfagr uit Noorwegen was verdreven NormandI6, en mn machtig zeekoning was gcworden. Om van zijn aanvallen bevrijd tc 912. wordcn, schonk Karel hem in 912 het land aan de Beneden-Seine onder voorwaarde het tegen zijn landgenooten te verdedigcn. Na eenigen tijd namen de Noormannen en ook hun hertog het Christendom aan ; zoo werd Rollo onder den naam Robert de eerste hertog van het naar zijn yolk genoemde Normandie. Dat alley belette evenwel niet, dat de aanvallen der wocste zeesehuimers zich nog tclkens herhaalden. Daarbij kwam, dat Karel ook in strijd met do grootcn kwam. Het was daarom, dat hij steun zocht bij Hendrik en in 928 het bovengenoemde verdrag sloot. Maar zelfs deze steun kon hem niet meer redden. In 922 verkozen de grootcn Robert van Parijs tot koning. In 923 kwam het bij Soissons tot een slag ; Karel werd verslagcn, maar Robert sneuvelde. Spocdig daarna werd de koning gevangen gcnomen Rud. It van en argent. In zijn plaats koos men den schoonzoon van Robert, Rudolf van opperBourgondiO, Opper-Bourgondie, tot koning. 923-936. Terwijl Frankrijk meer cn racer verzwakte, had Duitschland con groot gevaar te doorstaan van de zijde der Hongaren. In 924 deden zij cen nicuwen aanval op Saksen, 's konings eigen hcrtogdom. Hendrik zag het onmogelijke van tegenstand in en zocht tot cen vergclijk te komcn. Dat gcluktc inderdaad : de koning verkreeg tegen cen jaarlijksehe sehatting cen negenjarigcn Wanenstilreet.d0 wapenstilstand. Dat verdrag gold slechts voor Sakscn : het genoot negen stilt jaren vrede en Hendrik maakte daarvan cen verstandig gcbruik. Hij nam maatregelen om allc grensplaatsen van muren te voorzien ; volksvergaderingen, marktcn, fecsten enz. moestcn uitsluitend in die versterktc plaatsen worden gehoudcn. Op zijn eigen domeinen ging hij nog verder : hij beval den negendcn man der landbewoners zich in een burcht te vestigen. Uit deze ommuurdc vlekken ontstonden steden als Quedlinburg, Mcrseburg en Meissen. De kracht der Hongaren, de gevreesde ruiterij, begrcep hij alleen door gelijke kracht te kunnen breken. Dc Sakscrs leerde hij dus te paard te strijden. Alles deed Hendrik om in de ure des gevaars gerecd te zijn. De nieuwe inrichting doorstond de vuurproef in den strijd tegen de Slaven, die in 929 door Hendrik werden verslagen. Zoo zag de koning vol mood in - 140 933 den wapenstilstand met de Hongaren ten einde loopen. Toen zij de schatting voor het volgende jaar vorderden, zond do koning hun tot spot een vetten hond. Woedend over dezen smaad trokken zij Saksen binnen. Maar achtcr do wallen der steden had bijna de geheele bcvolking een toevlucht gevondcn. De nieuwc militaire regelingen bleken juist. Den 15den slag bu Maart 933 geraaktc Hendrik bij Mcrseburg slaags met de Hongarcn. Tot itlerseburg eon algemeenen slag is het cigcnlijk niet gekomen. Zoodra de Hongaren 933. bemcrkten, dat zij een vijand tegenover zich hadden, vastbesloten hun elken duim grond te betwisten, staakten zij den strijd en trokken naar hun land terug. Maar het resultaat was hctzelfde als van een grootc overwinning : de Hongaren waagdcn voorloopig gcen nieuwcn aanval. Groote vreugde heerschte alom ; overal verheerlijktc men den grootcn overwinnaar vader des vaderlands, zelfs Keizer word Hendrik betiteld ; zijn naam weerklonk de wereld door als de redder van Duitschland. Nog hooger stecg zijn room, toen hij het volgende jaar ecn even schitterende overwinning op de Denen bevocht. Onder de bescherming van het zwaard van den machtigen koning begonnen handel en nijverlicid in de steden op te komen. In de kloosters keerdc men tot do sedcrt lang vergeten beoefcning van kunst en wetenschap terug. Aan de Saale, de Havel en de Elbe word de Duitschc koloniseering, die te gelijk een verbreiding van het Christendom was, weer voortgezet. Sedert Karel den Groote had gcen koning zich zoo aan de welvaart zijncr onderdanen laten gelegen liggen. Sedert Karol was gcen drager der kroon machtiger geweest dais hij. Gcen wonder, dat wij hooren van Hendriks plan om naar Italie te trckken on zich daar door den Paus met de keizerskroon te doen sieren. De tocstand van Italic kon een machtig vorst wel vcrlokken om in te grijBerengarins, pen. In 898 was Lambert gcstorven. Zondcr moeite geluktc het nu BerengaKolzer, 915. rius zich van het grootste gedeelte van Italic meester te maken. In 915 word hij zclfs door Paus Johannes X tot Keizer gckroond. Het was in dezen tijd, Pornoerat le te Rome. dat het pausdom in de diepstc vernedering geraaktc ; het is de tijd der pornocratie. De afwezighcid van cen sterkc keizerlijke macht en de machteloosheld van den Duitschen koning hadden Rome prijsgcgeven aan den strijd van eerzuchtige faction, die elkandcr met alle middclen het bczit van de tiara betwisttcn. Het kwam ten slotte zoo ver, dat Marozzia, een verdorven vrouw, met en door haar beide dochters Rome en den Paus bcheerschte. De militaire kracht van doze parij berustte bij Alberik, con wakker krijgsman, met wien "ban"' X. Marozzia huwde ; tot Paus werd door haar invloed in 914 haar verwant Johannes X gekozen ; hij was het, die Bercngarius de keizerskroon op het hoofd zctte. Zijn voornaamste motief daarbij was zich van den stcun van dezen De Aglabitenmachtigen man te verzekeren bij den strijd tegen de Saracenen. In het begin op den Garigliano. der tiende ceuw toch hadden de Aglabiten zich meester gemaakt van den berg Garigliano, van waar uit zij gehcel Italic brandsehatten en zclfs Rome bedreigden. Het was van den aanvang of het vaste voornemen van Johannes X om doze Arabiercn te verjagen. De gelegenheid daartoe bood zich weldra Gail; want aan de Aglabitcn ontvicl hun basis, Afrika. Met taai geduld houden volken onder den ijzeren druk van vreemde overheerschers vast aan het geloof aan eon vcrlosser, die hun de vrijheid zal 141 hergeven en hen tot een hoogen staat van macht en bloei zal opvoeren. Een dergelijk geloof had zich vastgeworteld bij de vele Mohammedaansche secten, die in Ali hun held, in dicns nakomelingen de ware Khaliefen vercerden en in Ommayaden en Abbassiden overweldigers zagen. Vooral in Noord-Afrika vond men vele dier secten ; hoe ook van elkaar afwijkende, alien verwachttcn zij de komst van een Alidc, die hen van het juk der Abbassiden en der Aglabiten zou verlossen, van een machdi, die de laatste der profeten zou zijn. Dat stelsel werd in de handen van een ccrzuchtig man een krachtig middel om zich een machtige positie in de Mohammedaansche wergild te verschaffen. Deze man was Obeid allah, een heerscher van gcniale Obeidallah, 910-934. wilslcracht en eerzucht. In hem zou cindelijk de langverwachte machdi optreden ; hij noemde zich den nakomeling van Ali en Fatime, de dochter van den Profeet, den Fatimide. Deze afstamming is verzonnen, maar zij miste haar uitwerking nict. Weldra kon hij zich op zooveel succes beroemen, dat De Fatiwiden, 910' hij in 910 zijn plechtigen intocht in Rakkada hield ; onmiddellijk nam hij den titel Machdi en Beheerscher der Gcloovigen aan. Zoo ontstond het kbalifaat der Fatimiden. Het was geen ijdelheid, die Obeidallah bewoog den titel van Khalief aan te nemcn ; hij wilds het gehcele khaliefenrijk veroveren, steunendc op zijn Berbers. Het eerst onderwierp hij dc Idrissiden te Fez, daarna de Aglabiten te Kairwan. Op deze wijze hoer van Noord-Afrika geworden, wendde hij zich in 918 naar het oosten. Weldra was het grootstc gedeelte van Egypte in zijn hand. De latere Maar zoo verslapt waren de Abbassiden nog niet om zich zonder slag ofAbbassiden. stoot Egypte te laten ontncmen. Inderdaad hebben de Abbassiden zich nog eenmaal na 870 uit hun dicpc vernedering verheven. Onder de latere Khaliefen moet worden gcnocrad el-Motamid, een onbeduidend man, maar die in zijn brooder Talcha een plaatsvervanger van buitengewone energie en werkzaamheid had gevondcn. Op zijn raad vcrplaatste Motamid de residentie weer naar Bagdad ; met ijzeren vuist Weld hij de Turksche lijfwacht in bedwang. Na Motamids dood werd Talcha's zoon cl-Motadid tot Khalief uitgeroepen. Hij was uit hetzelfdc bout gesneden als zijn vader ; niettegenstaande zijn gestrengheid, genoot hij con groote populariteit om zijn spaarzaamheid en zijn uitstekend beheer : hij was con fijn beschaafd man, die zich bezig hield met de bestudeering van dichters en geschiedschrijvers, tevens een voortreffelijk veldheer en een krachtig regent. Ook zijn zoon en opvolger el-Moektafi toonde zich voor zijn task volkomen opgewassen, maar met zijn dood cindigt de tweede rij der krachtige Abbassiden. Moektafi's opvolger was in 908 zijn broeder el-Moktadir. Onder hem was de eunuuch Moenis de oppermachtige minister ; hij werd opperbevelhebber van het leger, de major domus der zwakke Abbassiden. Gclukkig was hij een eerlijk, verstandig man, wiens invloed op alle takken der regeering gunstig werkte en die daarom als de waardige opvolger der krachtige AbbasOden kan worden beschouwd. Hij was het ook, die de Fatimidischc legers dwong uit Egypte terug te trekken. In 916 word ook Sicilie door den Fatimide veroverd, juist nadat de vesti- Slag bij den Garigliano, ging van den Garigliano te rondo was gegaan. Onder aanvoering van den gig. Paus vereenigden zich vele Italiaansche vorsten in een veldtocht tegen de t 142 ongeloovigen. In 916 werd hun burcht ingenomen ; zij zelf werden vcrstrooid. De verwarring was daarmede evenwel niet ten chide. Want Berengarius' vijanden ricpcn Rudolf van Opper-Bourgondie tot koning van Italie uit. Berengartus t Berengarius steldc zich te weer, maar werd in 923 door zijn cigen aanhangers 923. gedood. Maar ook Rudolf kon zieh moeilijk handhaven ; zijn vijanden riepen ccn nieuwen trooncandidaat naar Italie in den persoon van Hugo van NederBourgondie. Dew, een man van groote, haast geniale encrgic, vcrschaftc zich den stcun van de tc Rome heerschende partij. Daar was nog altijd Marozzia machtig ; haar cone zoon was als Johannes XI Paus, de andere, Alberik, ccn geweidig krijgsman, wcreldlijk beer van Rome. Zoowel Hugo als Marozzia daehten in 932 hun bclangen to dienen door cen huwclijk. Maar onverwacht verhief zieh tegen dezen aanstootclijken echt verzet van Alberik ; hij verjoeg Hugo uit Rome. Met Rudolf verzoendc dezc zich daarna op cigenaardige Het wijze : in 933 sloot hij met hem een vcrdrag, waarbij hij Neder-Bourgondie Arolatioono ruk, 933. aan Rudolf overgaf, die hem daarvoor zijn rechtcn op Italie afstond. Zoo Hugo, koning werden de beide Bourgondiers vcreenigd tot een rijk, dat naar do hoofdvan 'tali*. stad Arles het Arclatische hecttc. Ongetwijfeld is dat verdrag ondcr de gocdkeuring van koning Hendrik gesloten. Onmiddellijken invloed op de italiaansche gebeurtcnissen kon hij niet oefenen, daar de Duitsche zaken al zijn aandacht vorderden. Maar op het elude van zijn lcven schijnt hij toch het voorucmen te hebbcn gckoestcrd naar Italie to trckken. De dood heeft hem dat belet ; in 936 sticrf de Otto T, voortr•ffelijke vorst. Op zijn verzoek word zijn oudstc soon Otto I door de 936-973. vorsten te Aken gehuldigd en door de gecstelijkheid gekroond en gezalfd. Ongetwijfeld was de jonge koning geestelijk vecl rijkcr begaafd dan zijn varier ; met den krachtigen, praktisehen zin van dezen verbond hij een verheven politick idealisine. Hij had dezelfdc thcocratische opvatting van het koningschap, die Karel den Groote had gckenmerkt. Met voo-liefde gcvoelde Otto zieh opvolger van den grootcn Karel ; ook de kroning te Aken was daarvan de citing. Masr hij overtrof dezen Kcizer nog in zelfbawust consequent handclen, in staatkundig talent, in koel bcrekencnd egolsme. Een geslepen kop, naijverig op zijn macht, tot icder waagstuk bereid, een gesloten kerakter, dat zich niet bloot gaf en slechts van wcinige beprocfde vertrouwelingen rand vroeg en nam, was hij altijd gereed het hooge denkbeeld, dat hij had van zijn koningschap, tegenover iedercen te handhaven ; een dapper soldaat, maar toch geneigd do beslissing van het zwaard door diplomaticke onderhandelingen to vermijden ; een menschenkenner als wcinigen, die zich vooral openbaart in de kcuze zijner dienaren. Ecn vorstennatuur van buitengewonen aanleg, met con stork ontwikkcld despotisch gevoel, gesteund door ccn bijna fatalistisch geloof aan zieh zelf en zijn recht, zich dikwijls hullend in een mystiek duister om indruk te maken op de mcnschen. Dat laatste is hem dan ook volledig gelukt ; gecn koning is door de gclijktijdige geschiedschrij= vers zoo geidealiscerd als Otto I. Zijn eerste maatregelen bedoelden de bevestiging van zijn koningschap. Hij sloeg de aanvallen van Hongaren en Wenden terug. Ten cindc zieh geheel aan zijn koningsplichten te kunnen wijden, gaf hij zijn eigen hertogdom Sak- 148 sen in leen aan Herman Billing. Was hij zoo vcrzekerd van Sakscn, elders ontstond verzct. Dc hertog van Frankcnland, Everhard, de brocder van Koen- Oestahndrcl en anknmr a ri. raad I, kwam in opstand. Hij vond cen krachtigen steun in 's konings half- Tvher brocder Thankmar. Dczc maakte aanspraak op het graafschap Hasgau met de Wendische mark. Maar Otto schonk deze gocderen aan den bckwamen Gero, die daar zijn opdracht uitstekcnd vervulde en de sehrik der Wendell werd. Spoedig volgde de uitbarsting. Everhard en Thankmar vielen in Saksen. Maar de trouw der hertogcn van Sakscn en Zwaben bedwong spoedig het gcvaar. Thankmar wierp zich in den Eresburg ; bij de bestorming daarvan is hij in 938 gcsneuveld. Evcrhard ondcrwierp zich aan 's konings brocder Hendrik. Maar deze, die zelf de kroon begccrde, verbond zich met Everhard tot cen nieuwen strijd tegcn den koning. Nog gevaarlijkcr werd de samenspanning, toen zich daarbij Otto's zwager, Giselbert van Lotharingcn, aansloot. Dczc zocht op zijn beurt steun bij Frankrijk. Daar regeerde weer een Karolinger, die zijn aanspraken op het rijk van Karel den Groote luide deed hooren. Rudolf, die zich slechts met groote inspanning had kunnen handhaven, stierf in 936. Onder voorgang van Hugo den Groote riep men nu den zoon van Karel den Ecnvoudigc, Lodewijk, nit Lodewijk IV Engeland tcrug en proclameerde hem tot koning. Lodewijk IV, Louis d'Ou- d'414 trem inser), tremor, is de krachtigste der latere Karolingers. Hij was een dapper, vcrstan- 936-954 • dig man, die gcen gelegenheid ongebruikt lict om den Duitschen koning afbreuk te docn. Vandaar zijn verbinding met Giselbert en de oppositie in Duitschland. Daar woedde ecn hevige burgeroorlog, vooral in Westfalen en aan Bargeroorlog den Nedcrrijn. Bij Birthen behaalde Otto wel cen ovcrwinning op Giselbert en Duitacinhland. Hendrik, maar toch bled zijn positie bedenkelijk. Zoo zeker gcvoelde Giselbert zich van zijn zaak, dat hij zich tot lcenman van Frankrijk verldaarde. Maar Otto toonde zich tegen al zijn vijanden opgewassen. Bij Andernach viel hij in 939 Giselbert en Everhard met onstuimigen aandrang aan ; na korten strijd Slag indernach, werden zij verslagen ; beiden kwamen om. 939. Deze slag vcranderde den toestand gehcel. De koning wcrd machtig. Hendrik vluchtte naar Frankrijk : twee hertogdommen stonden tcr beschikking van Otto. Frankenland behicld hij voor zich zelf. Lotharingen schonk hij aan zijn broedcr Hendrik, die vergiffenis had gebeden en verkregen ; scdert heeft hij Otto trouw gedicnd. Ook de vredc met Frankrijk werd hersteld. In 942 Vrede met 942r.hk, Frank kwamcn beide koningen te Vougiers bijeen ; Lodcwijk zag of van Lotharingen. Zoo had Otto de grootc hertogcn gcbreidcld. Maar nict uitsluitend ten eigen bate : een groot deel van de macht der hertogcn wcrd door de kleinere vorsten vcrworven. Om nu van deze vorsten eerst onafhankelijk, vervolgens de meester te kunncn worden, zocht Otto steun bij de geestelijkheid. Deze adlag nauwe verbinding met de geestelijkheid, die bij cen man als Otto natuurlijk verbinding k roon nooit werd tot lijdclijke volgzaamhcid, openbaarde zich vooral op een wijze, met de kerk. die Duitschland in velcrlei opzicht tot zegen is geweest. De koning was onvermoeid wcrkzaam tot vcrheffing van het peil der beschaving van de geestclijkheid hij toonde haar den weg, waardoor de geestelijkc schatten der oudheid dc grond moesten worden, waarop een nicuw geestelijk leven kon wordcn opgebouwd. Vooral in Saksen werdcn kloosters gesticht, die weldra 144 middelpunten werden van hoog wetenschappelijk en letterkundig leven. In Brandenburg werden bisdommen gevestigd, evenzoo in Sleeswijk. Niet alleen ecn godsdienstig, maar ook een staatkundig docl word daarmede beoogd en bereikt ; genoemdc landen werden aan de kerk, maar tevens aan den koning onderworpen. Otto beschermde en verrijkte de kerk en vermeerderde haar invloed om daardoor de vorsten te kortwieken en aan zich te onderwerpen. De bissehoppen werdcn van de hertogen onafhankelijk gemaakt en van leengoederen voorzien, maar daardoor tevens door den plicht der dankbaarheid en de politieke noodzakclijkheid aan den koning onderworpen. Het is aan deze enge verbinding van koningschap en geestelijkheid, dat Duitschland de groote macht van het koningschap, de hernieuwing van het keizerschap en de hooge positie in het algemecn van het rijk hecft te danken. Naast het bisdom bleef het hertogdorn bcstaan, maar de macht ervan werd belangrijk besnoeid : de onder de hertogcn staande graven werden niet meer door de hertogen, maar door den koning benocmd. Ook bracht Otto steeds meer hertogdommen in de hand van zijn familieleden. Terwijl Saksen aan den getrouwen Herman Billing bleef, benoemde hij in 944 zijn schoonzoon Koenraad den Roode tot hertog van Lotharingen, in 945 zijn broeder Hendrik tot hertog van Beieren, in 948 zijn zoon Ludolf tot hertog van Zwaben. Hun macht werd ten overvloede nog gebreideld door de paltsgraven, die bij hen den koning vertegenwoordigden en weldra grooten invloed verkregen. Zoo werd Otto in veel stcrkere mate dan zijn vader de oppermachtige gebieder des rijks. Ook naar buiten openbaardc zich deze macht. In 947 trok Otto tegen de Denen op en bevestigde de noordgrens van Sleeswijk. In 950 dwong hij den hertog van Bohemen, Boleslaw I, door een gclukkigen veldtocht tot erkenning van zijn oppermacht. Diens soon Boleslaw II werd Christen en stichtte het bisdom Praag. Ook aan de Saale en de Elbe werdcn de Slavcn steeds verder teruggedrongen. Zelfs werd Otto's bemiddeling in Frankrijk ingeroepen. Lodewijk IV zocht zijn hulp tegen Hugo den Groote ; in 946 drong Otto door tot Rouen en onderwierp Hugo. Vervolgens besliste hij in koninklijke machtsvolkomenheid het gcschil tusschen Lodewijk en zijn machtigcn leenman. Geen wonder, dat Otto als de eerste vorst van zijn tijd gold. Geen wonder, It:am dat alle partijen in Italie, dat door ecn verbitterden strijd van alien tegen alien in een poel van jammeren verzonk, het oog op hem richtten. Geen wonder eindclijk, dat Otto als van zelf er toe kwam Italie binnen zijn bemoeilngen to trckken en ten slotte er zich been te begeven om in het ongelukkige land de orde to herstellen door er zelf de regeering te aanvaarden. De aanleiding tot Otto's eersten tocht naar Italie is bekend : het is de romantisehe gcschiedenis van Adelheid. Het klinkt als een episode uit de heldensage, dit huwelijk der schoone Bourgondische vorstendochter met den jongen koning van Italie, zijn plotselinge dood, haar gevangenschap in de macht van een nets ontziend despoot, haar bede om recht tot den machtigen koning Otto, de liefde, die deze voor de bekoorlijke smeekelinge opvat, ten slotte als finale het huwelijk. Maar ook hier is de waarheid romantiseher dan menige verdichting. In 888 hadden Hugo en Rudolf Italie en Bourgondie verdeeld. Eenige jaren daarria, in 936, stierf Rudolf. Hugo vond de kans schoon om ook Bour- 145 gondie bij zijn staten te voegen. Inderdaad gelukte het hem dat land in bezit te nemen. Om zijn macht nog te versterken, liet hij zijn zoon Lotharius huwen met Rudolfs doehter Adelheid. Maar terwij1 hij zich in Bourgondie beyond, begonnen zijn vijanden in Italie zich weer te roeren. Zij schaarden ngarius zich onder de vanen van Berengarius van Ivrea, een kleinzoon van Beren Bere van Ivrea. garius van Friaul. Het gelukte eehter Hugo ook dezen te verslaan ; Berengarius vluchtte naar Otto. De koning ondersteunde den balling gaame ; deze verseheen met een aanzicnlijk leger in Italie. Zoo sterk wies zijn aanhang, dat Hugo hem do invlocdrijkste stelling naast den troon moest afstaan. In 947 stierf Hugo en werd opgevolgd door Lotharius. Maar deze bezweek reeds Hueot.947 in 850, zoodat Berengarius do gelegenheid aangreep om zich zelf de kroon te Loth arius versehaffen. Niemand verzette zich, toen hij te Pavia tot koning van Italie 960. word gekroond. De eenige, die protestcerde, was Adelheid ; zij werd eehter Adelheid. door Berengarius op het slot te Como gevangen gezet. Alle aanzoeken van den nieuwen koning, die haar een huwelijk met zijn zoon Adalbert aanbood, wees zij standvastig van de hand. Het sprcekt van zelf, dat deze gebcurtenissen de belangen van den Duitschen koning van nabij raakten. Reeds stonden Ludolf en Hendrik, Otto's won en brooder, in betrekking tot Italie. Er heerschte zelfs een bedenkelijke naijver tusschen beiden, die vooral toenam, toen Hendrik zich in 949 meester maakte van Aquileja. Het is begrijpelijk, dat Otto, toen eenmaal zijn broeder de hand op Italiaansch gebied gelegd had en zijn won dat ieder oogenblik dreigde to doen, het plan opvatte om zelf zich van Italie meester te maken. Eenmaal daartoe besloten, lag het dcnkbeeld van een huwelijk met Adelheid en daardoor de verkrijging van haar aanspraken op de Lombardische kroon zoo voor de hand, dat het haast een politieke noodzakelijkhcid kan worden genoemd. In het voorjaar van 951 reeds verscheen Ludolf in de Povlakte hij moest eehter naar Duitschland tcrugkeeren. Otto zelf zou bctcr slagen. otto In Italitt, In den herfst van 951 reeds stond de koning in Lombardije ; de grooten 951• bogen voor hem ; de stedcn openden haar poorten ; Berengarius vluchtte in de bergvcstingcn van Ivrea. Reeds den 28sten. September hield Otto zijn intocht in Pavia, wear eenige dagen daarna ook Adelheid verseheen, wie het gelukt was uit haar gevangenis te ontkomen. Kort daarop werd te midden van prachtige feesten hun huwelijk voltrokken ; zonder tc zijn vcrkozen of gekroond nocmde Otto zich koning van Italie. Hij trachtte nu den Paus te bewegen hem tot Keizer te kronen. Maar deze was daartoe niet te bewegen ; hij stond nog onder den invloed van Alberik, die als senator en patricius Rome beheerschte ; en deze gundc de keizerskroon aan Been vreemdeling. Zoo bcreikte Otto zijn doel niet volledig ; ook Berengarius was nog niet overwonnen. Maar een nicuw gevaar in Duitschland belette Otto zijn succes in Italie te vcrvolgen. Ludolf was, vcrbitterd over het tweede huwelijk zijns vaders, ()Wane van naar Duitschland teruggekeerd en verzamelde dezelfde ontevredenen om zich, Lndolt. 952. die vroeger zijn oom Hendrik hadden gesteund. Op dat bcricht ijlde de koning in 952 naar Duitschland terug ; zijn schoonzoon Koenraad het hij in Italie achter. Maar deze stond in verstandhouding met Ludolf en haastte - ; Gesch. •• 10 146 zich dus aan den oorlog een einde te maken. Hij sloot met Berengarius een verdrag, waarbij aan dezen Italie als leen werd gegeven. Otto kon weinig andcrs docn dan dat verdrag bekrachtigen. Hij nam de leenhulde van Berengarius aan, maar scheidde Friaul en aangrenzende Widen van Italie af en schonk ze aan Hendrik. Deze nieuwe begunstiging deed de maat overloopen Koenraad en vele andcre vorsten sloten zich openlijk bij Ludolf aan. De koning aarzclde in den aanvang met kracht op te treden. Zclfs list hij zich in 953 op ecn bijeenkomst met Ludolf en Koenraad tot groote concession bewegen. Maar weldra herkreeg hij zijn geestkracht hij stelde zich aan het hoofd van den Saksischcn heerban en herriep zijn concession. Nogmaals had Duitschland een gevaarlijkc crisis tc doorstaan. Zoo moeilijk was 's konings toestand, dat hij, hocwel hij de rebellen in den ban had gedaan, toch voortdurend met hen onderhandelde. Daar kwam plotseling redding en wel door een dreigenden inval der Hongarcn. Tegen dat gcvaar riep de koning alle Duitsche marmcn op ; aan die roepstem gaven duizenden gehoor. De aanhang van Ludolf en Koenraad smolt met den dag wcg ; zij zagen zich genoodzaakt 's konings genade af te smeeken. Otto was edelmoedig genoeg hun die te schenken ; maar hun hcrtogdommen kregen zij niet terug. Zoo had het koningschap nogmaals over alle wedcrstrevende elementen gezegevierd. Het herccnigde Duitschland, bestuurd door een cnergiek vorst, kon onmidInval der dellijk toonen, wat het vermocht. In 955 stormdcn de woeste Hongaren de Hongaren, Beiersche grens over, overal schrik en dood om zich heen verspreidend, 955. brandende dorpcn, rookende puinhoopen op hun weg achterlatend. Zij legerden zich bij Augsburg aan de Lech, waar de Beieren dapper stand hielden. In het begin van Augustus kwam Otto zelf daar aan ; Koenraad sloot zich slag on liet bij hem aan. Daar kwam het den 10den van die maand tot den geweldigen Leoltve!d, n) Augustus slag op het Lechveld, welke de verdere gcschiedenis van Duitschland en 955. Hongarije heeft beslist. Door ten plechtigen eed had Otto zijn krijgers tot de uiterste volharding verbonden. Listig trokken de Hongaren eerst om het Duitsche leger heen en vielen het in den rug aan ; vcrschillende afdeelingen waren reeds op de vlucht gcslagen, tom Otto het gcvaar zag en Koenraad beval op het bcdreigde punt te hulp tc sncllen ; deze stormdc op de Hongaren in, drong hen tcrug, maar werd zelf gedood. Terzelfder tijd dreef de koning de anderc helft van het vijandelijk leger op de vlucht. Zoo werden de Hongaren geheel vcrslagen ; zij trokken terug om Duitschland niet weer te betreden. De overwinning op het Lechveld was de voltooiing van die bij Merseburg ; gelijk zijn vader werd Otto als vader des vaderlands, als Keizer begroct en door de geheele wereld gehuldigd. Als Keizer bcgroet, heeft Otto gelukkiger dan zijn vader werkelijk de keizerskroon gedragen. Dezelfde omstandigheden, die hem reeds vroeger naar Italic hadden doen trekken, dreven hem cr ten tweeden male heen. Daarbij kwam thans nog iets andcrs. De opstand van 952 had duidelijk doen zien, dat de koning de geestclijkheid nog niet voldocnde in zijn macht had ; ook later had hij voortdurend op verzet bij zijn kerkelijke politick gestuit. Dat verzet steunde steeds op den Pans. Zoo kwam als van zelf bij Otto de wench op om zich mcer invloed te Rome te verschaffen ; hoe kon hij op wettige wijze 147 (Lien invlocd uitoefcnen dan als Keizer ? De ergerlijke tocstanden te Rome Nevelt de vloek der Christenheid ; in 954 was Albcrik II gestorven en als hccr van Rome opgevolgd door zijn jongen zoon Octavianus. Tocn een jaar later ook de Paus stied, werd Octavianus, hocwel geen gcestelijke, als Johannes XII gekozen. Grooter ergernis had Rome nog niet aanschouwd. Een wilde, Paus barbaarschc zucht naar cer, gent en macht kenmcrkte Johannes, wiens levens- J°11"n" xil wandel zelfs voor een leek in die dagen aanstootclijk was. Nooit heeft het in ecn tijd van diepc vcrdorvenhcid, lags gemeenheid en wocsten wcrcldzin ontbroken aan moedigc, cdcle mannen, die met klem tegen die zonden opkwamen. In de middcleeuwen, als alle moralitcit zich in kerkelijke vormcn openbaart, uit zich het beleedigde zedelijkheids- en rechtsgevoel voornamclijk in de stichting van nieuwe kloosterordcn. Niets was natuurlijker. Men aanzag den pod van jammercn, waarin de wergild door den afval van God vcrzonkcn lag ; men mcrkte tcvens op, dat de bcstaande orden blijkbaar nicts kondcn of wilden docn om dien ergerlijkcn toestand te verbetercn ; welnu, wat konden de mannen van goeden wills beter doen dan zich naar den eisch des tijds in een orde te vereenigen in den strijd tegen het kwaad der wcreld. Zoo ging het ook in de tiende eeuw. En gelijk altijd, ging men naar vroegere tijden terug. Het monnikswezen van West-Europa, dat zich in veelzijdige nuttige, vooral no regel van economischc en sociale wcrkzaamhcid gunstig onderscheidde van dat van het St. Boneoosten, had sedert de zesdc eeuw zijn formulc gevonden in den regel van St. Benedictus. Dcze groote asecet, gcboren in 480 tc Nursia, had zich van zijn jcugd of als kluizenaar aan den dicnst van God gewijd. In 529 stichtte hij het bcrocmde klooster op den Monte Cassino. Voor dat klooster, waar hij in 543 sticrf, schrccf hij zijn regel, die weldra door tat van andere conventen werd overgcnomen en die van Italie uit zich over geheel West-Europa heeft verbreid en dear alle andere plaatselijkc regels hceft verdrongen. Hij bracht eenhcid in het godsdienstig en zcdeiijk 'even van de oudere middeleeuwcn ; door thcordischc correcthcid te verecnigen met praktische bruikbaarheid, door ccht vrome strekking en tevens door ecrbiediging van dc eischen des levens bleek hij uitermate geschikt voor zijn doel. Talloos zijn dan ook de commentaren en vertalingen van den regel van Benedictus. Op hem berust de Christelijkc beschaving en het Christelijk geloof van het westen. De dragers van die beschaving en dat gcloof, mannen als Bonifacius en Beda, zijn Benedictijnen geweest. Maar de regel van Benedictus werd in de ticnde ccuw slechts met dc lippen, nict mecr met het hart gehoorzaamd. Toen werd hij weer de grondslag tot cen reformatie van het kloosterlevcn, die langzamerhand de gehecle kerk met haar weldadigcn invlocd zou doortrckken. In het begin dier ceuw had een vrome zoon van het Bourgondische vorstenhuis, Berno, den regel wcder ingevocrd in het door hertog Willem van Aquitanie op zijn goed Cluny gestichtc klooster. Het nicuwe gesticht werd onmiddeilijk onder den Paus gesteld en onafhankelijk gcmaakt van alle wereldlijkc en wereldsche invloeden, zoodat het zich vrij en onafhankclijk kon ontwikkelen als een middelpunt van cen streng-zedelijke, reformatorische richting. Weldra sloten zich zoo vele 148 De orde 11412 kloostcrs bij Cluny aan, dat de abt Odilo in 930 de eortgregatie van Cluny cannY, 93 0- kon stichten. Langzaam maar zeker verbreidde zich haar invloed over de geheele Christenheid ; op het voorbeeld dezer kloostcrs begon ook een andere geest zich meestcr te maken van de seculiere geestelijkheid. Streng zedelijk leven, nauwgezette plichtsbetrachting, wetenschappelijke studie traden in de plaats van_ luiheid, onwetendheid, onkuischheid, onmatigheid, die tot dusver maar al te vele priesters hadden gekenmerkt. Zoo ging van Cluny cen bewcging ten goedc uit, die weldra de geheele kcrk omvatte. Te Rome hadden de Cluniacensers herhaaldelijk gctracht de keuze van cen der hunncn tot Paus door te drijven ; eenigc kccrcn was hun dat ook gelukt. Verbinding Maar met den ellendigen Johannes XII seheen alles weer verloren. Gecu wonZrert';. der, dat de Cluniacensers thans naar andere hulp uitzagen en dat zij het oog sloegen op den Duitsehen koning, die herhaaldelijk getoond had de nicuwe hervorming te willen begunstigen. Zoo stelde zich de machtigste geestelijke verecniging onder de leiding van Otto. Dat doze verbinding voor de Duitschc kroon zonder bedenking was, kan niet worden gczegd. De leerstellingen van Cluny waren ongetwijfold gericht op vcrhooging van het zedelijk bewustzijn, maar evertzeer, daar dat niet buitcn de georganiscerde kerk om kon gaan, op verovering van het kerkgezag en daardoor op den duur op overheersching van den staat : do leer van de stad Gods van Augustinus was ook die van Cluny. Maar dat geyser was in Otto's tijd nog niet drcigend ; cerst de volgende ceuw zou bewijzen, hoe bedenkelijk het voor den Keizer kon worden, wanneer de beginselen van Cluny in hun uiterste consequentie door een encrgieken Paus werden toegepast. Algemeen verwachtte men na den slag op het Lechveld con nieuwen tocht des konings naar Italie, ook tot zuivering van den bedorven toestand te Rome. Maar de omstandigheden leidden er toe, dat Otto in plaats van tegen Johannes op te treden, zich integendeel met hem in verbinding stclde. Borengarius toch had zich weer onafhankelijk gemaakt ; hij bezcttc Midden-Italic en bcdreigde Rome. De Paus, die zich tcgen hem nict opgewassen gevoelde, riep in 960 do hulp van Otto in. Dat aanzoek kwam dezen zeer gewenseht ; het versehafte hem de gelegenheid. te Rome een blijvenden invloed to vestigen. Maar ook de Cluniacensers verwachttcn alles van Otto : zij vertrouwden, dat hij, cenmaal te Rome, ook tcgen den wil van den Paus de hervorming Toeht van der kcrk zou ter hand nemen. In den herfst van 961 aanvaardde hij den °it° naar tocht, nadat hij den oudsten zoon van hem en Adclheid, Otto, tot koning had Italia, 961. doer verkiezen en kronen. In Lombardije vond hij Been tegenstand Berengarius vluchtte, maar werd niet achtcrvolgd, daar eon crnstig oproer den Paus in zijn cigen hoofdstad bedreigde. Snel bereikte de koning Rome ; maar hier beyond hij al spoedig, dat Johannes niet voornemens was hem otto z, eenigen invloed toe te staan. Maar toch kon de Paus er zich niet aan ontKelskr.962. trekker om Otto in Februari 962 te Rome te ontvangen en hem tot Keizer te kronen. VIERDE HOOFDSTUK De tijd van Abderrachman 111 912-961 c Romcinsche keizerskroon was dus weer geplaatst op het hoofd van den Duitschen koning. Wat is daarvan de beteekcnis gewcest ? Men is bij de overweging van deze vraag maar al te zeer geneigd mar de gevolgen te zicn, die dat feit op de volgende gesehiedenis hceft gehad. Nu zijn die gevolgen niet gelukkig geweest, zoodat men veilig kan zeggen, dat het verval van het Duitschc rijk eigenlijk begirt met Otto I. De strijd met den Paus, de botsing der dikwijls tegenstrijdige belangen van Duitschland en Italie, van den koning cn den Keizer hebben de macht van het Duitschc rijk gesloopt. Maar daarmede is nict gezegd, dat al deze noodlottige gevolgen ten laste van Otto I moeter, worden gebracht. Want Italie, met name de Paus heeft hem meer gezocht dan hij het Italie deed. En dat hij van de gelegenhcid om Italie en de keizerskroon betrekkelijk gemakkelijk tc bemachtigen heeft gcbruik gemaakt, kan hem niet ten lasts worden gelegd. Het lag geheel in de historischc lijn, dat do behecrscher der Duitschers tevens naast den Paus het wereldlijk hoofd der Christenheid was. Gecn toenmalig vorst kon zooveel aanspraak maken op het keizerschap nosh was er zoozeer voor aangewczen als Otto. Zijn macht wcrd er bclangrijk door vergroot ; hij zou voortaan ook het rijkc Italie beheerschen. Maar ten overvlocde verleende de keizcrlijke waardigheid hem een wel nict duidelijk omschrcvcn, mass toch bclangrijken invloed op den Pans ; door het geestelijk gezag kon hij zijn woord over de geheele wcreld docn gelden, niet het minst bij de geestelijkheid in Duitschland zeif, wier steun de koning dikwijls behoefde in zijn strijd met de wereldlijke grooten. Bovendien dreef hem het beste gedeclte der kerk aan om to Rome met zijn maehtwoord de ordc te herstellen, aan het hccrschend regime een einde te maken en van boven of do kerk volledig to hervormcn naar de bcginselen van Cluny. En Cievolgen der Weerkroning. 150 ten slottc, ook deze koning, in wien een drang naar het hooge, het ideale zoo duidelijk spreekt, gevoeldc zich betooverd door de sehitterende keizerskroon ; ook zijn yolk zag met welgevallen zijn verheffing. Door zijn kroning tot Keizer heeft Otto het politiek en te gelijk geestelijk stelsel geschapcii, dat de verdere ontwikkcling van Duitschland en Italie, zclfs van geheel Europa in de volgende dric ecuwen hceft beheerscht en zelfs na dien tijd nog tang heeft nagewerkt. De strijd voor en tegen de toen geschapen orde van zaken vormt den grondslag van de geschiedenis van Europa tot aan het midden der vijftiende eeuw. Dat stelsel was als dat van Karel den Groote. Dc onderwerping der Duitsche kerk als de gehoorzame dienares des konings word gevolgd door de volkomen dienstbaarhcid van Pans en kerk aan den Keizer. Ongctwijfeld handelde Otto dae.rmede in het belang der diepgczonken kerk, die door den Pans niet meer kon worden gereformcerd ; ook door zijn invlocd werd de kerk door de Cluniacensers van eon wheel nicuwen geest doortrokken. Zoo word de Keizer in waarheid het hoofd der kerk, de Paus eon keizerlijk ambtenaar : dcze toestand word de grondslag van het keizerschap der Otto's. Maar het was niet te verwachten, dat de kerk zich daarbij op den duur zou neerleggen. Waiineer eenmaal de Cluniacensers het eerste gedeeltc van hun programma, de zuivcring der kerk, haddcn tot stand gebracht, dan zouden zij ongetwijfeld ook do andere helft ten uitvoer willcn brengen, dat de onafhankelijkheid der kerk, der stad Gods, volgens de denkbeelden van Augustinus, cischte. En dan — wee den Keizer, die dezen zwaren kamp zou moeten uitvechten Maar voorloopig dacht nicmand daaraan ; de goede gevolgen van de groote kerkclijke macht des Keizers vielen in den eersten tijd sterk in het oog. Door de kerk werdcn de Duitsche stammen nauwcr aan elkandcr gehecht dan door het losse staatsverband ; door de kerk kon de Keizcr de vorming van een vercenigd Duitsch yolk spoediger en gemakkclijker tot stand brengen dan door zijn koningsehap. Maar bovendien werd door Otto de kerk weder als in de tijden van Karel den Groote de machtige besehavingsfactor in en buiten het rijk. Het is niet tc zeggen, welk een gunstigen invlocd destijds kerken en kloosters, door den Keizer begunstigd, op de soeiale en geestelijke ontwikkcling van Duitschland hcbben gehad. Ondcr de beseherming der kerk ontwikkelden zich stcdcn en dorpen ; het was toen, dat men begon te zeggen, dat het gocd wonen was ondcr den kromstaf. Zoo kon Duitschland maatseha.ppelijk gedijen en de wonden der groote oorlogen weer doen. heelen. Zoo vornide zieh ook do tegenstelling, die ecuwcn lang in Duitschland op den voorgrond treedt, tusschen den oorlogszuchtigen add en de ondcr den kromstaf opgrociende burgcrij en boerenstand. Otto was de machtige man zijner ecuw. Er waren slechts twee vorsten, die zieh in aanzien met hem konden meten, de Keizer van Byzantium en de Khalief van Cordova. Tc Byzantium was Leo VI in 912 opgcvolgd door zijn minderjarigen zoon Constantijn VII, voor wien zijn mocdcr Zoe het regentConst anMt VII, schap waarnam. Dc tijden waren er echter niet naar om een vrouw aan het 912-959. hoofd van den staat te laten. De oorlog met de Bulgaren lisp ongelukkig of : reeds vcrtoonden zich de woeste krijgers onder de muren van Byzantium. 151 Van de hierdoor gewekte ontstemming wist de admiraal Romanos handig gebruik te maken. Door zijn invloed op den jongcn Keizer wist hij Zoe op zijde te zettcn, waarop Constantijn in naam de regcering aanvaardde. Maar de werkelijke machthebber werd Romans ; in 920 werd hij door Constantijn als Romanos I tot medekeizer verheven. Sedcrt is van Constantijn zoo goed RomanoM I. als geen sprakc meer ; voortaan leefde hij alleen voor letterkunde en kunst en 920-944. hot het bestuur geheel aan Romanos over. hot was hem waarlijk geen reden tot vrcugde, torn dczc in 944 door zijn zones van den troon werd gestooten, welk lot doze zoncn reeds het volgende jaar trof ; daardoor werd de keizerlijke historicus weer self met het bestuur belast. Hij was voorziehtig genoeg geen mcdekcizer weer aan to stollen, maar ging toch voort slob aan zijn gelecrde studien tc wijdcn, terwijI zijn gemalin en zijn ministers de staatszaken behandelden. Gedurendc al dozen tijd was het rijk maar zelden vcilig voor aanvallen van buiten. Wij spraken van de Bulgaren. Byzantium was evenmin krachtig genoeg om de Hongaren te weerstaan ; zelfs verschenen zij voor de poorten van Constantinopel. Eerst nadat zij op het Lechveld hun befaamde nederlaag hadden geleden, kon ook Byzantium tegen hen optreden. Herhaaldelijk werden zij nu verslagen ; langzaincrhand gewenden zich ook de Hongaren aan vaste woonplaatsen en geregelde toestanden. Ook elders was Byzantium bijna voortdurend in de wapenen : steeds moest in Zuid-Italie met de Saracenen worden gestreden. Yee' gevaarlijker voor het rijk waren de Arabische zeeroovers van Kreta. Eerst in 924 gelukte het den Byzantijnen de zeesehuimers te overvallen er hun vloot te vernieleu. Ook in 1-et oosten hadden zij bijna voortdurend svcces. Daar gelukte het onder zwaren kamp de grenzen van het rijk weer van de Halys naar den Euphraat en den Tigris terug te dringen. Zelfs Armerie werd weer bezet, Nisibis aan de Muzelmannen ontrukt. Op Constantijn VII volgde in 959 zijn noon Romanos II, een der schitte- Romanos rendste figuren op den Byzantijnschen troon. Welwillend en toegankelijk, 959-903. daarbij encrgiek en werkzaam, was hij vastbesloten voor het rijk de orde macht terug te winnen. Onder hem begonnen de geweldige krijgstochten, die nog eenmaal gedurende zeventig jaren het rijk een imponeerende positic hebben verschaft en aan twcc zijden de bedreigde grenzen hebben beveiligd en gesloten. Romanos stclde Nicephoros Phocas aan het hoofd van een geduchte rcreta vloot, die Kreta in 961 heroverde. De moreele indruk van deze overwinning heroverd, 961. verhoogde het nationals bewustzijn der Grieken ; maar nog grooter was het materieele gewin, dat men trok uit do vernietiging van het gevreesde zeerooversnest. Nicephoros was de held van den dag : hij hield zijn room schitterend op door nieuwe overwinningen in het oosten aan den Taurus en in Noord-Syrie. Bijna nog machtiger evenwel dan de Macedonische Keizers waren de Sputa- De Snaausehe sche Ommayaden. Wij hebben hen uit het oog verloren sedert de regeering Ommayadon. iale van Abderrachrnan II. Zijn zwak bestuur verliep vrij kalm ; hij bemoeide Abderrhzich niet met de regecring en liet alles rustig be aan. Dat de strenge ortho 822-852. doxen het yolk opruiden tegen den emir, dat Aragon zich ondcr een - 152 emir onafhankclijk maakte, dat Merida en Toledo zich afscheurden van het rijk, dat de Christenen het hoofd weer begonnen op te stekcn, dat alles ging Mohammed hem niet aan. Zijn zoon Mohammed zag het zaad rijpen, door den wader met 852-886. voile hand uitgcstrooid. De nieuwc vorst was een encrgick man, sterk van karaktcr, maar stug en weinig bekwaam. Hij schreef nicuw• belastingen uit, maar verlaagde te gelijk de soldij der troepen. Spoedig vertoonden zich de onmiskenbare symptomen van de ontbinding van het rijk. In 872 vcrsloeg de Aragonsche emir Mohammed volledig. In 878 nam Alfonso III van Asturie Toledo onder zijn leenhoogheid. In 875 wicrp zich een renegaat tot heerscher van het westen van Spanje op. Zoo werd de heerschappij der Ommayaden bcperkt tot Andalusid, Murcia en Valencia en een deel van Nicuw-Castilie. En doze landen werden nog bovendien herhaaldelijk verontrust door gevaarMoendbir, lijkc opstanden. Op Mohammed volgde zijn krachtigc zoon Moendhir, op 886-888 . dezen zijn broeder Abdallah, een der incest verdorven heerschers. Natuurlijk A.bdallah, 888 _ 912. was onder hem van uitbreiding van het grondgebied, van beteugeling der opstanden geen sprake. Hem bleef weinig meer over dan Cordova met omgeving. Abdallah's opvolgcr was zijn kleinzoon Abderrachman III, de grootste der Abder- raohman III. Ommayaden. Hij was bestemd niet alleen aan den burgeroorlog een einde 912-961. te maken, maar ook zijn rijk tot een trap van luister en macht te verheffen, als Spanje nooit had gekend. De jonge vorst was zijn grootvader gelijk in sluwheid, maar in dapperheid, energie, scherpzinnigheid en vastberadenheid herinnert hij levendig aan den ecrsten Abderrachman. Maar, wat hem tot den grootstcn der Mohammedaansche vorsten maakt, hij was vrij van de vlekken, die het karakter van den grondvester van zijn dynastie in Spanje ontsierden. Hij was toegerust met groote politieke en vooral diplomatieke gaven. Zonder onedele middelen, waarvan zijn rechtvaardigheidsgevoel een afkeer had, zonder gewelddadigheid en wrecdheid heeft hij door zijn even energiek als innemend optreden in twintig jaren elken tegenstand weten te overwinnen en uit een conglomeraat van klcine, elkander bestrijdende staatjes een machtig, bloeiend rijk gevormd. Dat Spanje bijna eon eeuw lang niet alleen door stoffelijke welvaart, maar ook door hooge beschaving de ecrste staat van Europa is geweest, heeft het alleen aan Abdcrrachman te danken. Al wat de Arabische heerschappij in Spanje en Europa goeds heeft gewrocht, is het werk van dezen grooten Ommayade. Abdcrrachman's progrEunma bij zijn optreden is samen tc vatten in deze formule : onderwerping of oorlog ; genadc en vriendschap voor alien, die zich vrijwillig overgcven ; strijd zonder ophouden tegen alien, die bij hun verzet volharden. Er kwam weer systeem in de regecring : men wist wat men van dezen emir te verwachten had. Zijn optreden had succes ; velen rcikhalsden naar het einde van den burgeroorlog ; zoodra de sterke man verscheen, die hot einde daarvan bcloofde, viclen duizenden hem bij. In korten tijd waren de provincien Jaen en Elvira weer aan hem ondcrworpen ; de jonge vorst imponeerde door zijn vastberadenhcid zoozecr, dat zoo good als geen weerstand werd geboden. Sevilla viel reeds in 914 in Abderrachman's handen ; vooral door een humane behandeling der Christenen won hij de inwoners. 153 Naar alle zijden ontwikkelde hij cen nimmer rustende werkzaamheid : tc gelijk nam hij zijn maatrcgelen tegen de rebellen in het zuiden, westen en oosten van zijn rijk, tegen de Christenvorstcn van Spanje, zelfs tegen de Fatimiden in Afrika. Bijna gcen jaar verliep zonder gelijktijdige aanvallen op zijn vele vijanden ; bijna zonder uitzondering gelukten zij. Overal bedwong hij de kleine legerbenden der stamhoofden. Aragon, Valencia, Estramadura, Alicante, Merida, Badajoz, Algarvie, eindelijk zclfs Toledo bogen het hoofd voor den machtigen emir vast Cordova. Door de verovering dezer laatste stad na een tweejarig beleg kon hij zich in 932 heer van het geheele mohammedaansche Spanje noemen. Zoo was de ordc hersteld ; er kon worden gedacht aan de rcorganisatie van Abderrachlanndese bhismbeenden uit zijn voegen gerukten staat, dc heeling der wonder, door den ma stuur. langen burgeroorlog geslagen. Na zich als krijgsman onverwelkbare lauweren te hebben verworven, zou Abderrachman zich niet minder grooten roem verwerven als vrcdevorst. Door hem werd Cordova de beroemdste en schitterendste hoofdstad, Spanje het bloeiendste land der wereld. De machtige, energicke heerscher was tc gelijk een bckwaam, vcrstandig bestuurder en, hoewel spaarzaam en nauwgezet, waar het pas gaf prachtlievend en vrijgevig. De staatsinkomsten wcrden voor een derde besteed voor de gewone behoeften van den staat, voor een ander derde voor de groote bouwwerken, die Abderrachmans naam hebben vereeuwigd, voor nog een derde als staatsschat opgelegd. Dat er steeds geld in overvloed beschikbaar was, kan ons niet verwonderen, wanneer wij in aanmerking nemen, dat de voorbeeldige orde en veiligheid, die in het rijk heerschten, de zorgvuldige bebouwing van den grand mogelijk maakten, handel en nijverheid in ongekende mate deden bloeien, zoodat er onder alle klassen der bevolking een groote welvaart heerschte. Groote paleizen bouwde de emir te Cordova, dat onder hem een stad werd van een half millioen inwoners. Nijverheid, vooral kunstnijverheid, vond er altijd volop arbeid. De vreedzame bloei van het gehcele land was alleen mogelijk door den verlichten geest, waarin Abderrachman heerschte en waarin hij zijn tijd* verre vooruit was. De onbekrompen erkenning van de rechten van alle onderdanen, van welke afkomst of geloof zij mochten zijn, vormde den hockstecn van zijn binnenlandsche politiek. Hoewel geloovig Muzelman, was hij verdraagzaam jegens Christencn en Joden ; van de beide laatste groepen klommen vertegenwoordigers tot de hoogste sta.atsambten op.. Daardoor ontstond een weldadig geestelijk verkeer tusschen de belijders der dric godsdienstcn. Onder de Mohammedanen zelf beijverde de emir zich de voortdurende geschillen te doen ophouden. Op zelfbehoud bcdacht, thong hij den add op den achtergrond en koos zijn dienaren slechts uit volkomen van hem afhankelijke kringen, vooral uit de Mohammedanen van Spaansche afkomst. Het zijn grootendeels deze laatsten geweest, die de dragers werden van die cigennardige beschaving, welke grootendeels cen schepping van Abderrachman is. Het was dan ook gcen nietige ijdelheid, die den emir van Spanje in 929 noopte den titcl Khalief Emu Abderraehte nemen ; het was eenvoudig een erkenning van de waarheid, dat Abderrach- man neemt v anD. man de gelukkige heerscher van den best geregeerden, blociendsten Mohammedaanschen staat was. `Vat beteekende de ongelukkige, bijna machtelooze 929. 154 Khalief van Bagdad, wet was zelfs de Fatimide, die zieh ook dezen titel had gegeven, naast den machtigen Abdcrrachman ? Ten slottc waren toch de Ommayaden machtiger gcworden clan do Abbassiden : de misdaad van 750 was gewroken. In zorg voor het wclzijn zijner onderdanen stond Abdcrrachman ver boven de vorsten van zijn tijd. Hij lict zich gelegen liggen aan een ordelijke administratic, aan een zuinig behcer der gcldmiddelen, aan een strikt rechtvaardige rechtspraak, aan het bestuur van provincien en stcden ; hij bevorderde handel, nijverhcid en landbouw met alle middclen, die hem ten dienste stonden ; hij zorgde voor havens, kanaten en wcgen, verminderde de tollen, legde afwateringen en irrigatiewcrken aan, waardoor Spanje het best bebouwdc land der Bloat van wcreld Averd. Maar ook kenmerkte zich de Khalicf door eon groote licfde voor kunst en wetensehap. de kunst, die door alle oostersche volken steeds voor cen der grootste vorstcndeugden is gchouden. De Ommayaden bezaten als echte Arabieren in hooge mate den poetischen aanleg van hun yolk ; aan hun hof vond men dichters, die den lof der helden en den onafgebroken strijd tegen de ongeloovigen bczongen. Naast deze poezie ontstond cen afzonderlijk genre, dat de verheerlijking van den vorst ten docl had. En naarmate de oude Arabische volkspoezie in verval geraakte, vond men meer behagen in de gladde, gemaniereerde verzen, waarin die volkspoezie wcrd nagevolgd. Naast deze kunstpoezie ontstond nog, voornamclijk onder den invloed van het Spaansche yolkskarakter, een nieuwe volkspoezie, die door innig gevocl veel hooger staat dan de Arabische, welke maar al te dikwijls den inhoud aan het klankvol woordenspel opoffert. De klassieke vertegenwoordigers van de nieuwe richting leven wel na den val van het khalifaat, maar stonden natuurlijk op de schouders hunner voorgangers, Abderrachman's tijdgenooten. Onder deze laatsten zijn Achmed-Ibn-Abd-Rabbih en Said-Ibn-Mocndhir te noemen. Geen kunst werd onder de Ommayaden in Spanje zoo algemecn beoefend als de dichtkunst. Tegelijk met de poezie ontwikkelden zich ook de andere takken van literstuur ; daarondcr vielcn naar Arabisch begrip ook de wetenschappen, waarbij aan den schoonen vorm de hoogste waardc werd gehecht. In godgeleerdheid en rcchtsgelcerdheid, in taalkunde en philologie hebben de Arabieren in Spanje nict zoo uitgemunt als hun oostersche stamgenootcn. Maar hoogst belangrijk is het, wat door hen op het gebied der geschicdenis en aardrijkskunde is tot stand gebracht. Bijzonder groot is het aantat boeken, door hen over deze vakken geschreven ; daaraan hebben wij het tc dankcn, dat het Arabische Spanje ons bcter bekend is dan de meeste anderc landen in dice tijd. Het ligt evenwel voor de hand, dat bij de geschiedschrijvcrs en aardrijkskundigen, die alien aan het hof leefden en bijna onder de oogcn van den Khalicf schreven, eon mccr dan gewone kritick de mcdegcdeeldc feiten aan het van elders bckende moet toctsen. Dat bezwaar bestaat uit den aard der zaak niet bij de genceskunde en de natuurwetensehappen, die evenwel weer in haar vrije beweging door de officieele orthodoxie werden belemmerd. Zoo kon de bcspicgelende wijsbegeerte nooit recht tot bloei komen, wel de wiskunde, de sterrenkundc en de pharmacie, die ook om haar praktisch nut met ijver werden bcoefend. Vooral Abderrachmans opvolger Hakam II heeft door 155 de bescherming van deze wctenschappen zich groote vcrdiensten vcrworven ten opzichtc van Spanje en van de gebeele wereld. Hij is cen der gelecrdste vorsten geweest. Zonder ze op nieuwc banen tc kunnen of willen leiden, was hij volkomen tehuis in alle wetenschappen van zijn tijd. Zijn grootste schat was zijn bibliotheck, die alles omvatte, wat hem op cenig gcbied bclangwekkend voorkwam : zij omvatte 400,000 bocken. Ook voor onderwijs deed deze Khalief zeer vcel ; te Cordova allcen stichtte hij tal van scholen ; in Andalusia kon iedercen lczen en schrijven, wat in het overige Europa sleehts bij de geestclijken het geval was. De universiteit van Cordova genoot het hoogstc aanzien in Mohammedaansche en Christelijkc landen ; het getal der studenten beliep duizendcn uit alle landen der wereld. Van die hooge besehaving is in Spanje weinig overgcbieven. Maar nog staat daar, hoc ook later veranderd en verminkt, als een schitterend symbool van het Arabische rijk in Spanje do groote moskee van Cordova. Gem der moskeeên komt deze met haar 860 zuilen, haar slanke bogen, haar schitterende kleurenpracht nabij. Recds Abderrachman I was met den bouw begonnen ; sedert hebben al zijn opvolgers eraan gewerkt. Ook Abderrachman III heeft haar de voltooiing cen goed eind nader gebracht. Maar het was Hakam II, die zich met trots kon beroemen de voleindiger te zijn van een der meest grootsehe bouwwerkcn der wcreld. Hij heeft niet allecn de moskee belangrijk vergroot, maar ook het godshuis met al de pracht uitgedost, die de rijkdom van den staat hem veroorloofde. Wat na hem Almansor nog heeft bijgebouwd is slechts als navolging te beschouwen. De groote moskee symbolisecrt als het ware de schitterende regeering van Abderrachman III. Er is evenwel aan zijn bewind den destijds nauwelijks opgcmerkte, maar in haar gevolgen bedenkelijke schaduwzijde waar te ncmen. Een despotischc regeering als de zijn kon vooral tegenover de altijd oproerige Arabieren zich slechts handhaven door een stork staand leger, &leen van den Khalief afhankelijk. Abderrachman vormdc zich dan ook een lijfwacht uit slaves, grootendeels buitcnlanders, vooral Galliciers, Frankcn, Lombarden en Zuid-Italianen, maar dezcn volkomen gearabiseerd. Het gevaar van zulk cen machtige lijfwacht out ging den Khalicf niet ; de Abbassidcn hadden maar al te zwaar den druk der praetorianen gevoeld ; maar hij had ze noodig en hij bezat de energie de soldaten onder den duim tc houden. Geen wonder, dat de machtige Khalief ook naar buiten een lcrachtige politiek kon ontwikkelen. Aan de Christen-koninkrijken wist hij ontzag in te boezemen, al is het hem niet gelukt hen voortdurend binnen hun grenzen te houden of de zijne nog verder uit te breiden. Zijn voornaamstc tegenstander was koning Ordokto II van Leon, die den oorlog tegen de ongeloovigen weer met kraeht aanvatte. Een groote nederlaag Iced Abderrachman in 989 bij Alhandega door verraad. Dezc roemrijke overwinning der Christenen had evenwel gecn verdere gevolgen. Abderrachman herstelde zich weer ; onder de Christenen brak twecdracht uit, zoodat zelfs de schitterende overwinning der Leoncezen bij Talavera in 950 weinig gevolgen had. Ten slottc behield do machtige Khalief ook hier de overhand. Aan do zeegrens was het rijk veilig, daar de kust word gedekt door een krachtigc vloot. Abderraclunan is de Slag b/.1 Alhandega, 939. 150 stichter der Arabische marine, die in de oerste pleats noodig was tegen de Barbarijsche zceroovers, waarvan de Middellandsche Zee wemelde, maar vooral tegen de opkomcnde macht der Fatimiden. Het ligt voor do hand, dat tusschen Cordova on Kairwan gcen duurzamc vrede kon blijven best aan : de Fatimiden toch strccfden naar het bezit van Marokko, wat de Ommayaden tot awn prijs moesten verhindercn. Doze strijcl tusschen de twee khalifaten van het westen is ten slotte ten gunste der Fatimiden beslist. Veel minder dan van do Fatimiden hadden de Ommayaden te vreezen van De Abhas. de Abbassiden. De macht van het khalifaat van Bagdad was stork gedaald ; sil"' met Radi eindigde in 934 dat gozag. Want hij was de verwarring niet mcer Rad! 934-940. mecstcr on ricp de hulp in van den bevelhebber der troepen, Mohammedmo i mmme d Ibn-RaIk. Doze voldeed daaraan volvaardig, maar deed veel meer dan de Ibn Ralk. Khalief, die con niet onbckwaam man was, wenschte. Want nadat Ibn-RaIk emir al omra. 934. tot opperbevelhebber der troepen onder den naam emir at omra (vorst der vorsten) was benoemd, gebruiktc hij de zoo vcrworven macht tegen den Khalief zeif. Hij nam het bcstuur zelf in handen ; den Khalief bleef nog slechts de titel en het daaraan verbonden geestclijk gezag over, dat evenwel zoo good als niet kon worden uitgcoefend. Voortaan woonde tc Bagdad in cen prachtig paleis, omgcven van alle denkbaro Oostcrsche weelde, genaderd met den dicpsten cerbied, waarvoor de Oosterling vatbaar is, de Khalief uit het eons zoo grootc huis der Abbassiden, thans machteloos en gehcel afhankelijk van den emir at omra, die hem bezoldigde. Het was cr vcr van af, dat de emir al omra in staat zou zijn geweest, al het gebied, waarover de Abbassiden eens hadden geregeerd, weer te heroveren. In het wcsten hadden zich de khalifaten der Ommayaden en der Fatimidcn gevormd, in het oostcn ging het wcinig beter. Reeds onder Mamoen wilt de Tahiriden, opkomst der zoo good als onafhankelijke Tahiriden in Khorasan ; sedert was 22. het oostcn onder afwisselende dynastieen voortdurend zoo goed als onafhanSaffariden, kelijk gebleven. Na de Tahiriden hecrschten hier sedert ongeveer 870. de 870• Saffariden, die evenwel reeds omstreeks 900 hun hecrschappij moesten afstaan Samaniden, aan do Samaniden, die do geheele tiendo ceuw in de oostelijke provincial 900. hebben geregeerd. Ecn nog gevaarlijkcr macht voor den machthebber te Ilaindaniden Bagdad was die der Hamdaniden in Aleppo. Dat krachtige gcslacht, gevestigd in Aleppo. aan de Byzantijnsche grenzen, heeft nict allecn zijn gebied met moed on dikwijls niet zonder succes verdcdigd, maar is vooral bcroemd gebleven door de bescherming, die het aan kunstcn on wetenschappen schonk en waardoor aan zijn naam zich de laatste opbloci der Arabische beschaving in het oosten Bled can kunst en vastknoopt. Het is trouwens opmerkelijk, dat nog in den tijd van het diepste wetensehap. serval van het khalifaat kunstcn en wetenschappen zelfs tc Bagdad ijverig worden beoefend ; zclfs de onbcduidenste Khalief bczat gewoonlijk nog wel de in de Abbassiden erfelijke belangstelling in het gecstelijk Leven der natie. Wij kunnen hier de namen noemen der groote geschiedschrijvers El-Beladhori, Ibn-Koteiba, en vooral van El-Tabari, cen even groot jurist en theoloog als historicus, vcrder van den overal reizenden El-Masoedi, wier werken de bronnen zijn voor de geschicdcnis van het rijk der Khaliefen. Verder schreef El-Istaclui de eerste aardri jkskundige beschrijviiig van het rijk. Taal- en . . 157 letterkunde werden nog ijverig bestudeerd, evenzoo de exacte wctenschappen en do theologic. Aan het hof van Aleppo, waar de Hamdaniden niettegenstaande voortdurendc oorlogen met grootc liberaliteit poetisch en wetenschappclijk hoog begaafde manncn ontvingen, bloeiden de dichters Aboe-Firas en de veelzijdige Moctanabbi, die langen tijd voor den grootschen Arabisehen dichter gold. Daar schrecf Aboel-Faradsch zijn licdboek. Daar vonden do philosofcn een toevlucht, toes de onverdraagzame orthodoxic hen elders had verdrcven ; daar woonde de grootstc dcnker der mohammedaansche wcreld, Alfarabi, do eerste, die de Griekschc philosofic in haar geheclen omvang en diepte hecft bcgrepen. Terwijl Mohammed-Ibn-Ralk emir at omra was, ontstond in Midden-Perzié De Boeiideil. o5omru, .irkra, eon nieuw militaire dynastic, die der Boejiden. Aboe-Schodscha-Bocweih hademire►^ emir t zich met zijn zonen meester gernaakt van een klein gebied, dat weldra machtigcr word en welhaast voor den beheerscher van Bagdad gevaarlijk begun to worden. In den strijd, die na Ibn-RaIks dood ontstond over het ambt van emir al omra, mengde zich do Boejide Achmed. Aan het hoofd van een goed uitgcrust leger trok hij in 945 tegen Bagdad op, veroverde de stad en maakte zich mcester van den persoon van den Khalief, die hem onmiddellijk tot emir al omra benoemde. Zoo kwam dat ambt aan de Boejiden, die het meer dan honderd jaar hebben bezeten. VIJFDE BOEK STRIJD VAN KEIZER EN PAUS. OPKOMST VAN KOMNENEN EN SELDSJOEKKEN 962-4096 E ERSTE HOOFDSTUK De laatste Saksische en Macedonische Keizers. Het huts Capet. 962-1024 e Duitsche koning was in 962 Keizer geworden. Thans moest Otto krachtcns zijn waardigheid en naar de wenschen der Cluniacensers de hand slaan aan de reformatie der kcrk : de Keizer moest de verwereldlijkte kerk aan zich onderwerpen, zoo mogelijk in overeenstemming met of anders tegen den wil van den Paus. Eerst wenschte Otto den Paus nog to sparen, maar toen deze betrekkingen met Berengarius aanknoopte, ricp de Keizer cen synode bijeen, die Johannes XII afzette en een nieuwen Paus, Leo VIII, verkoos. Maar nauwelijks Leo VIII. had Otto in het begin van 963 Rome verlaten of een hevig oproer barsttc los ; daar Johannes XII was gestorven verkoos men als zijn opvolger Benedictus V. Natuurlijk kon de Keizer daarin niet berusten ; in 963 bezette hij nogmaals Rome, herstelde Leo VIII en verbande Benedictus BenedloV naar Duitschland. Zoo werd de Paus feitelijk een keizerlijk ambtenaar. Ook tus v. Berengarius werd naar Duitschland gevoerd, waar hij weldra is gestorven. Daarna keerde de Keizer in het bezit van een nooit gekende macht naar Beren garius t, 964. Duitschland terug. Het lag voor de hand, dat in het door oorlogen omwoelde Italie het keizerIijk gezag niet spoedig de orde kon herstellen. Al spocdig na Otto's aftocht stierf Leo VIII ; tot zijn opvolger benoemde de Keizer Johannes XIII. Tegen hem brak in 965 een oproer uit. Terzelfder tijd begon Berengarius' zoon Adalbert in Lombardije een opstand. In korten tijd herstelde Otto echter de orde ; Rome Otto nogwerd getuchtigd en Johannes XIII in zijn waardigheid hersteld. Rome moest maale In Italie, 967. het aanzien, hoe op Kcrstdag 967 's Keizers oudste zoon Otto door den dienstvaardigen Johannes XIII tot Kcizer werd gekroond ; zoo word de erfelijkheid van het keizerschap voor do geheele wereld geconstateerd. Nooit had men sedert .de dagen van Karel den Grootc eon dergelijk schouwspel gezien ; nimmer zou - Aig. Oesoh. " 11 162 men het weer aanschouwen. Want onder den uiterlijken glans verborgen lagen de kiemen der ontbinding. Zou Italie, zou Rome zich voortdurcnd naar het keizerschap voegcn ? Paste bovenal de nieuwe theocratische waardigheid met al haar eischen en rechten wel voor een Duitsehen koning ? Zouden de Duitsche vorsten zich gewillig bij de keizerlijke macht neerleggen ? Het keizerschap, dat de leiding der Christenheid pretendeerde, kon zich bovendien niet onbetuigd laten in den strijd met de Saracenen, die nog steeds de zuidspits van Italie bedreigden. Bovendien maakte de Keizer aanspraak op geheel Italie. Intusschen was het daartoe noodig eerst tot een overeenkomst met Byzantium te geraken. Basilios IT, Romanos II stierf in 968 ; voor zijn twee jeugdige zonen Basilios II en Constantijn 963-1025 . VIII voerde hun moeder Theophano het bestuur. Ter wille van de verdediging van tii: sviii, t het rijk verbond zij zich met den grootsten veldheer van dien tijd, Nicephoros 963-1028. Phocas, die als Keizer Nicephoros II werd gekroond. Hij was een Keizer, Nicephoroe II, 963_969. zooals het rijk noodig had, vol plichtgevoel, altijd werkzaam, eenvoudig en vroom, afkeerig van alle pracht en genietingen, koelberaden, streng voor zich zelf en voor anderen. Het eerst wendde hij zich tegen de Arabicren ; in 964 en 965 veroverde hij Cilicie en Cyprus, in 968 en 969 de noordelijke hclft van Syrid met Aleppo, Emesa en Antiochie. Ook tegen de Bulgaren streed hij met geluk. Hij weigerde de betaling der sedert eeuwen opgebrachte schatting en lokte daardoor een oorlog uit, die ten nadeele der Bulgaren afliep. Ook met het westen stelde de Keizer zich in verbinding. De toenemende macht van Otto I bracht de Byzantijnsche bezittingen in Italie in gevaar. Maar Otto kwam Nicephoros te gemoct. Hij ontwierp een huwelijk van zijn noon Otto met Theophano, de dochter van Romanos II. Nicephoros was daartoe wel geneigd, maar niet tot eenige concessie in Italie. Daardoor kwam het tussehen beide Keizers tot een oorlog, die echter spoedig ten cinde liep. Want in 669 werd Nicephoros door zijn neef Johannes Tzimeskes vermoord ; als Keizer Johannes ', Johannes I werd hij gekroond. Gelukkig was hij als heerscher aan zijn voorganger 969-976 * gelijk. Een dapper soldaat en voortreffelijk aanvoerder, een handig diplomaat, daarbij zeer vrijgevig, wist hij weldra de misdaad van zijn troonsbestijging te doen vergeten. Zijn eerste optreden gold de Bulgaren of liever de Russen, de bondgenooten van Byzantium, die zich van Bulgarije hadden meester gemaakt en nu gevaarlijk dreigden te worden. Hij versloeg hen in 971 ; daarna sloot hij hen te Silistria in. Nog in 971 werd een vrede gesloten, waarbij hun vrije aftocht werd vcrgund. Het voornaamste gewin van dezen oorlog was, dat de Donau weer de rijksgrens werd : de Bulgaarsche czaar Boris II deed afstand van zijn gebied ; van het groote Bulgaarsche rijk bleef nog slechts het westelijk gedeelte bestaan. Terzelfder tijd had Johannes onderhandelingen met Otto I aangeknoopt, die tot het gewenschte gevolg leidden. Beneventum en Capua kwamen bij verdrag ondcr de leenhoogheid van Otto ; Apulie, Calabrie, Salerno en Napels bleven aan nuwelfjk van Byzantium. De bekrachtiging van dat verdrag was het huwelijk van den jongen Otto en Otto met Theophano, die om haar fijne beschaving, de reinheid van haar wandel Theophano, en haar voortreffelijk karakter algemeen geecrbiedigd werd. flat huwelijk, in 972. 972 met schitterende praal te Rome door Paus Johannes XIII zelf gesloten, vormt de apotheose van de regeering van Otto I. Reeds het volgende jaar is hij te Quedlinburg gestorven. 168 Otto's opvolger was de twintigjarige Otto II. Hij was ecn man van rijke begaafd- Otto ii, heid en ijzeren wil, vast van karakter, daarbij fijn beschaafd en vol zin voor 973-983 • wetenschap en kunst. In het algemeen bezat hij de regeeringstalenten van zijn vader. Maar zijn fout was, dat hij zich meer Italiaan dan Duitscher gevoelde, meer Keizer dan koning. Zoon van de Italiaansche Adelheid, was hij opgegroeid in de theocratische keizerideeen van Otto's latere jaren. Daardoor was hem Duitschland en de eigcnaardige positie van den Duitschen koning vrecmd gcworden. Door dat misverstand zijn de ongelukken van zijn rcgeering te verklaren. Al dadclijk had Otto met soortgclijke moeilijkheden te worstelen als zijn vader. Een machtige Zuidduitschc combinatie onder aanvoering van zijn neef onstand van Hendirik n, Hendrik den Twister van Bcieren kwam tegcn hem in verzet. Maar de snelle van vastberadenheid van Otto bedwong hct gevaar spoedig. Reeds in 976 lag 976. Beieren aan zijn voeten ; Hendrik vluehtte naar Bohemen. Nu was de gelegenheid schoon om het machtige hertogdom te versnipperen. De Oostmark schonk de Keizer aan Liutpold den Babenberger ; zoo ontstond het hertogdom Oostcn- De Babenrijk. Beieren, Karinthie en Krain kwamen aan anderen. Bovendien werden de in obost Zik. e'rge Beiersche bisdommcn onmiddellijk onder den Keizer gesteld. Dan bedwong Otto Bohemen. Maar nogmaals steldc zich Hendrik de Twister in 979 aan het hoofd der ontevredenen, die zich niet onder den schcpter der Otto's wilden buigen. Maar ook nu bedwong de Keizer den opstand. Een middelijk gevolg van dezen opstand was cen hernieuwde oorlog met Frankrijk. Lotharingen hernieuwde den strijd tegen het keizerlijk gezag en vond steun bij Lotharius van Frankrijk. Deze deed in 978 een inval in Duitschland, bezette Aken Lotharlus, en resideerde eenige weken als de laatste Karolinger in het paleis van Karel 954-986' den Groote. Maar tegen Otto was de zwakke Lotharius niet opgewassen ; nog in hetzelfde jaar drong de Keizer Champagne binnen en stond onder de muren van Parijs. De groote leenmannen sloten zich onder leiding van Hugo Capet, den zoon van Hugo den Groote, bij den Keizer aan. Deze machtige combinatie wist Lotharius evenwel te verbreken door zelf den steun des van Keizers te zoeken. In 980 hidden beiden een samenkomst, waar de vrede vrede Otto en werd gesloten : Lotharius zag of van Lotharingen ; daarentegen beleende Otto Lotharine. 980. 's konings broeder Karel er mede. Onmiddellijk daarna ijlde de Keizer naar Italie. Al zijn vijanden spanden daar samen onder leiding van Crescentius, ecn zoon van een der vroegere cresoanti .. h eerscheressen van Rome, Theodora. Dat was des te bedenkclijker, omdat Grieken en Arabicren hun heerschappij over Zuid-Italie zochten uit te breiden. Keizer Johannes had na den vredc met Otto I zich weer naar het oosten gewend. In 974 en 975 ondernam hij schitterendc veldtochten in Mesopotamie. Maar reeds in 976 stierf hij ; Basilios II en Constantijn VIII aanvaardden zelf het bestuur. Van dezen laatste verneemt men tot den dood van Basilios niets ; hij ging gehcel op in het hofleven. Basilios, een standvastig, energick vorst, begaafd met een scherp verstand, greep met vaste hand de regeering in handen. Het word tijd ; want er dreigde groot gevaar van dc Fatimiden. In 984 sticrf Obeidallah, de ecrste der Fatimiden. Zijn zoon Kttim volgde De hem op. Aan de taaie volharding van dezen dapperen man dankt het Fatimidische Fatimiden. 164 khalifaat zijn redding. Weldra brak de storm los, die lang in stilte was voorbereid. Reeds geruimen tijd was er onder de geloovigen twijfcl gerezen aan de goddelijke zending van Obeidallah en zijn geslacht. Een gevaarlijk dwcper predikte den heiligen oorlog tegen de Fatimiden ; in 948 brak do opstand uit. Tunis, Kairwan en andcre steden werden in 944 door de opstandelingen veroverd ; alleen Machdija, waar de Khalief zelf het bevel voerde, bleef behouden. Langmansoer, zamerhand verliep echter de opstand en won Ktlim weer veld. Hij werd opge941-953. volgd door zijn zoon Mansocr, eon dapper en humaan man, welke beide eigenschappen het hem mogelijk maakten den opstand in korten tijd •ten onder Moez, te brengen. Zijn opvolger was zijn zoon Moez, onder wien het Fatimidisch 953-975 . khalifaat tot zijn grootste machtsontwikkeling kwam. Onmiddellijk na Moez' troonsbeklimming brak do oorlog mct de Ommayaden uit. Een machtige Spaansche vloot plundcrdc de Afrikaansche kuststeden. Maar te land had Moez succcs hij veroverde geheel Marokko. Eerst toen hij op doze wijze in het westen gedckt was, kon hij beginncn aan de uitvoering van het plan, dat reeds Obeidallah voor oogcn had gezweefd, de verovcring van Egypte. De tocstand van vcrwarring, waarin dat land verkoerde, maakte het Moez gemakkelijk het te veroveren. Bij Gizeh is in 969 nog een slag geleverd ; overigens stuitte hij niet op tegenstand. Hij stichtte een nieuwe hoofdstad Kalro ; daar vestigde hij den zetel van het Fatimidische khalifaat. Nog had Moez den eindpaal van zijn veroveringcn niet bereikt ; hij bezette Mekka en Medina, daarna Palestina, eindelijk Damascus. Zoo behecrschte do Fatimidc een groot rijk van den Atlantischen oceaan tot Damascus. Door verstandige maatregelen wist Moez dat rijk tot bloei tc brengen ; vooral Egypte beleefde onder hem en zijn opvolgers een gelukkigen tijd. Na Moez heeft Asis het work zijns vaders voortgczct, maar meer door het organiAsis, 9 75-996 . seeren van het veroverde dan door het verwerven van nieuwe gebieden. Zoo was Asis een vorst, met wien men ook in Europa rekening moest houden. Dat block, toen hij den stadhouder van Sicilie bevel gaf Italie aan te vallen. De arabieren Plunderend drongen de Muzelmannen in 976 Calabrie en Apulie binnen ; telken in us" jare herhaalden zich deze rooftochten. Otto II nam zoo snel mogelijk maatotto II in regolen om den aanval of te slaan. In 980 verseheen hij in Italie. Eerst bedwong Italie, 980. hij Crescentius. Daarna wcndde hij zich tegen de Mohammedanen. Voor een vorst met zulke hooge idealen als Otto II moest het denkbeeld van een strijd tegen de ongeloovigen wel aantrekkelijk zijn. Maar al dadelijk had hij de ontnuchtering, dat lang niet alle Christenvorsten hem steunden : de Keizer van Byzantium sloot een verbond met de Saracenen terecht vreesde Basilios van eon overwinning van Otto het verlies der laatste Byzantijnsche bezittingen in Italie. Toch had Otto succes. In 982 veroverde hij Bari en Tannte ; vervolgens behaalde hij bij Cotrone een schitterende overwinning op de Arabieren : de verovcring van geheel Italie scheen voor de deur te staan. Van het hoogtepunt zijner macht stortte Otto II plotscling neer. Weinige slag bij dagen na den slag bij Cotrone stuitte de Keizer bij Basantello op een schare Basantello, Muzelmannen. In de mooning met een verstrooide bende to docn te hebben, 982. verzuimde hij alle voorzorgsmaatregelen en — word verslagen. Tevergeefs vochten de Duitschers met leeuwenmoed ; zij moesten voor de overmacht 934-946. 165 bukken en vluchtten in verwarring. De Keizer verdween en kwam eerst na eenige dagen weer veilig bij de zijnen terug. Maar al was Otto gered, de gevolgen van den slag waren ernstig genoeg. Calabrie en Apulie gingen aan de Gricken verloren ; de Arabieren handhaafden zich op Sicilie. Van een 'algemeenen strijd tegen de Saracenen of van een herovering van Italie was geen sprake. Reeds begon Crescentius zich weer te Rome te roeren ; in bovenItalie gistte het in de steden ; 's Keizers hcerschappij over Italie werd bedreigd. In deze • moeilijke omstandigheden heeft Otto al zijn vastberadenheid, energie en verstand ten toon gespreid. In 983 riep hij een rijksdag te Verona bijeen. Daar werd zijn jonge zoon tot opvolger gekozen. Het stadhoudersehap van Italie werd aan Adelheid toevertrouwd. Eindelijk werd tot een nieuwen veldtocht tegen de Saracenen besloten. Maar gemakkclijk was het niet om deze expeditie uit te rusten. Venetie weigcrde alle hulp. Te Rome dreigden nieuwc onlusten. Uit Duitschland kwamen de bedenkelijkste tijdingen. De Denen deden herhaaldelijk invallen. Erger nog was een groote opstand der Wenden, waardoor Havelberg en Brandenburg verloren gingen; zelfs Hamburg werd verwoest. Onder deze omstandigheden stierf Otto II plotseling in December 988 te Rome. Zelden is een worst opottoIIt.983. een hachelijker tijdstip weggerukt dan Otto IL Het keizerschap der Otto's, dat, steunende op de ondcrworpen wereldlijke en geestelijke vorsten, zoo goed als onbeperkt over kcrk en staat in Duitschland en in Italie' had geheerscht, is met Otto II ten grave gedaald. Het langdurige regentschap, maar vooral de korte regeering van Otto III hebben dat keizerschap voor goed vernietigd. Otto III, 983-1002. Zoo onverwacht kwam Otto's dood, dat geen regent was aangewezen. Het eerst Theophano. kwam daarvoor in aanmerking dc Keizerin-weduwe Theophano, wier rechten werden verdedigd door aartsbisschop Willegis van Mainz. Maar zij vond in Duitschland weinig aanhang ; de mcerderheid wcnschte Hendrik den Twister van Beicren, den naasten bloedverwant van den Keizer. Maar Hendrik bedierf zijn zaak ; hij stclde zich in verbinding met Lotharius van Frankrijk, wien hij zelfs Lotharingen afstond, en verbond zich ook met Bohemen en Polen. Geen wonder, dat hij in 984 zijn rechten moest opgeven ; Theophano heeft tot haar dood in 991 het regcntschap gevoerd. Rusteloos werkzaam, vastberaden en energiek, gcheel ingewijd in de politieke denkbeelden van haar gemaal, heeft zij den roem verworven, dat zij de keizerlijke en koninldijke rechten ongerept aan haar zoon heeft nagclaten. De Wenden werden bedwongen ; de rijksgrens werd hersteld. Met de Denen werd de vrede echter niet gesloten ; voortdurend moesten daar de grenzen met kracht worden verdedigd. Van de zijde van Frankrijk had Theophano weinig te vreezen ; de binnenlandsche onlusten maakten daar alle krachtsinspanning naar buiten onmogelijk. Lotharius stierf in 986 en werd opgevolgd door zijn zoon Lodewijk V, Lodowijk V, den Doenict. Reeds na een jaar stierf deze. Ongetwijfeld had nu Lotharius' de Doeniet, 988-987. broeder Karel de meeste aanspraken. Maar de Fransche grooten achtten thans het oogenblik gekomen om het Karolingische koningschap op zijde te zetten ; zij verkozen Hugo Capet tot koning. Natuurlijk liet Karel zich dat niet wel- Hu go Capet, gevallen, maar voerdc nog vier jaren lang een wanhopigen strijd tegen zijn 987-99 7. mededinger, waarin hij is te gronde gegaan. Dat was het einde der Karolingers. 166 Maar ook Hugo Capet, do stichter van het nieuwe koningshuis, had moeite genoeg om zich staande te houden. Toen de grooten cen der hunnen tot koning verhieven, was het hun bedoeling niet zich een meester te geven. Zij verzetten zich tegen Hugo als vroeger tegen de Karolingers, zoodat de nieuwe koning er niet aan denken kon tegen Duitschland ecn vijandige houding te nemcn. Meer zorg gaf Italie aan Thcophano. Nicuwe twisten braken uit over de bezctting vat• den stoel van St. Pieter. Een nieuwe machthebber, Johannes Crescentius, maaktc zich meester van Rome en bezette den pauselijken stoel naar willckeur. Dat bedreigde het systeem van Otto I in het hart ; want op de macht van den Keizer over Rome berustte zijn invlocd op de Duitsche geestelij kheid. Theophano t, In 991 stied Theophano. Wel word nu Adelheid als regentes erkend, maar de 991. vorsten dwongen haar om naast zich Ceti regentschapsraad te dulden, waarin de voornaamstc vorsten zitting namen ; gelukkig was welhaast Willegis van Otto In Mainz ook daar de invloedrijkste man. In 995 nam Otto III zeif het bewind meerderJarig, in handcn. Hij was eon rijk begaafd man, fijn van vest, hoog van karakter, 995. vervuld van vcrheven. idealen. Hij was opgcvoed door Theophano, de Grickschc, en Adelheid, de Italiaansche ; hij had van bcidc een bewondering voor de anticke beschaving overgcnomen, die hem laag deed neerzien op de Duitschers. Hij gevoelde zich con Romeinsch Keizer, maar een van cigenaardig karakter ; want nict minder dan aan Theophano en Adelheid dankte hij zijn worming aan Willegis van Mainz en Bernard van Hildesheim. De eerste was de vertegenwoordigcr van het theocratischc keizerschap der Otto's, de twcede was een overtuigd aanhanger van Cluny. Zoo gevoelde Otto III zich meer Romeinsche Keizer dan Duitsch koning ; hij was een theocratisch, ascetisch, Cluniacensisch Keizer, Paus en Kcizer, monnik en vorst te gelijk. Voegen wij daarbij een hoog zelfgevoel, een grenzenloozen vorstentrots, een soort fatalistisch geloof aan zich zelf, ecn levendig verantwoordelijkheidsgevoel, dan hcbben wij Otto III geteckend als het hoofd van een wereldrijk, dat hij niet bcgreep, maar dat hij plotscling naar zijn hoog gestcmde idealen wilds hervormen, een zonderlinge, wel bewondcrenswaardige, maar toch niet aantrekkelijke, corder beangstigende figuur, ondergaande in het conflict tusschen een onbeperkt willen en een uiterst beperkt kunuen. Zulk een man paste niet in Duitschland, waar alleen vraagstukken van praktisch staatsbelcid om afdoening vroegen, maar cvenmin in Italie, waarheen zijn neiging en de schitterende keizerskroon hem lokten. Rome wcnschte hij to bcheerschen om van daar uit zijn rijk te besturen naai de beginselen van Cluny, zoo mogelijk met, maar anders tegen den wil van den Paus en de gcheele wereld. In 996 brak hij uit Duitschland op. Te Pavia word hij als koning gehuldigd ; to Ravenna verschcnen gezanten uit Rome om bevrijding van do tirannie van Crescentius en benoeming van een. nieuwen Paus to vragen. De koning woes cen geestG regori „ v. verwant aan, die als Gregorius V de kcrk naar de beginselen van Cluny zou hervormen. Deze kroonde den jongen heerschcr in Mei 996 tot Keizer. Otto III had het toppunt van zijn wenschen bereikt. Hoe spoedig volgdc de teleurstelling ! Nauwclijks was Otto weer in Duitschland aangekomen, of Gregorius V word uit Rome verdreven en Crescentius 167 nam daar de macht weer in handen. Onmiddellijk ijlde de Keizer naar terug ; in 998 stond hij voor Rome, dat zich aan hem overgaf. Met groote gestrengheid richtten Keizer en Paus over hun tegenstanders : Crescentius werd onthoofd. Nog duidelijker werd 's Keizers streven, toen Gregorius V in 999 stierf ; nu benoemde Otto den befaamden Gerbert als Sylvester II. Deze Sylvester It hoog ontwikkelde man gold als de vertegenwoordiger van de strengste rich- 999-1003. ting van Cluny. Hij had in zijn jeugd door de bestudeering der Arabische weten.schap in Spanje zich een uitgebreide kennis verworven, zooals wellieht niemand aan doze zijde van de Pyrenceen bezat. Een hoogst bekwaam, fijn besehaafd, innig vroom, maar ook diplomatiek man, die zijn vcrschillende gaven reeds in breeden kring had docn kennen. Door zijn veelomvattende kcnnis, zijn plooibaren geest, zijn idealistische, wat fantastische denkbeelden trok hij den Keizer aan ; zijn onderdanigheid maakte hem bij Otto te aangenamer. De eerzuchtige man bereikte wcldra wat hij wenschte ; hij verkreeg een invloedrijke positie aan het hof. In 999 wcrd hem de pauselijke kroon op het hoofd gezet. Evenals Otto wilds hij van Rome uit de kerk krachtens pauselijk bevel van den grond af hervormen. Zoo stondcn Keizer en Paus hand in hand gereed de wereld hun wil op te leggen. Maar meer en meer vervreemddcn zij zich van de bestaande orde en leefden zich in de ideals toestanden in, waarvan zij droomden. De Keizer gaf zich over aan de schitterendste praeht, die herinnerde aan de dagcn der oude Romeinsche Keizers ; dan weer trok hij zich in de kloostercel terug om door gestrenge zelfkastijding boete te docn. Het viel Otto niet mocilijk in Rome en Italie' een begin te maken met de inrichting van zijn wereldrijk. Maar anders was het in Duitschland. In 999 begaf hij zich daarheen ; hij verschecn cr als cen vrcemde. Van daar trok hij naar Polen, waar hij schitterend werd ontvangen en het aartsbisdom Gnesen stichtte ; daarmede sliced hij Polen van Duitschland af. Hetzelfde deed de Keizer ten opzichtc van de Hongaren. Dat yolk, dat na de invallen in Duitschland zich aan vaste woonplaatscn had gewend, schaardc zich onder de gehoorzaamheid van het vorstengeslacht der Arpaden. Gelijk in Polen ging de kerste- De Arpaden. ring er uit van de aangronzende Duitsche stammen, in dit geval van Oostenrijk. In het laatste kwart der tiendc ecuw regeerde over hen hertog Geisa, Geisa. die zich liet doopen, gevolgd door ecn groot gcdeelte van zijn Yolk. Zijn opvolStephanue ger was de beroemde Stephanus I, de Heilige, die zijn maeht grondvestte de Heilige, op (le beteugeling der groote edelen, in wic hij tevens de laatste aanhangers 997-1038. van het heidendom trot Hij vcrbond zich nauw aan den Keizer en den Paus. Zijn belooning bleef nict uit ; in 1000 erkenden beiden hem als erfelijk koning van Hongarije ; Sylvester zond hem de beroemde heilige kroon, waarmede sedert alle koningen van Hongarije zijn gekroond. Maar voor Duitschland was het een crnstig verlies, dat ook hicr cen grensland aan den Duitschen invloed wcrd onttrokken. Er kwamen spocdig meer moeilijkhcden. Dc Duitsche bisschoppen waren nict voornemens zich willoos aan de theocratische eischen van Keizer en Pans te onderwerpen ; zelfs Willegis kwam in verzet. Otto gevoelde dien tegenstand met smart. Hij sncldc dus in 1001 naar het geliefde zuiden terug. Het was toen, dat hij zijn beroemd bezock aan het graf van Karel den Groote in den dom te Aken bracht. Duitschland heeft hij 168 nooit weergezien. Maar ook in Italie had hij weinig geluk. Zijn poging om Zuid-Italie te heroveren mislukte. Opstanden kwamen herhaaldelijk voor. De Keizer begon te bevinden, dat hij op een zwakken bodem troonde. Nogmaals traehtte Rome het keizerlijk gezag of te schudden. Maar nog erger bijna waren de tijdingen, die uit Duitschland tot hem kwamen. De Duitsche vorsten weigerden bijna zonder uitzondering te gehoorzamen aan zijn oproep om Zuid-Italie aan de ongeloovigen te ontrukken. Uit een vrij onbeduidend geschil tusschen Mainz en Hildesheim werd een strijd geboren, die alle aanspraken van den Paus in het geding braeht. Willegis, gesteund door bijna alle bisschoppen, kwam in verzet tegen den Paus. Sylvester kon daartegen niets doen ; hij moest zich gewonnen geven. Dat was een zware nederlaag, ook voor den Keizer. Zijn gezag wankelde overal ; in Duitschland begon men ernstig over zijn afzetting te denken ; in Lombardije nam de gisting met den dag toe ; Beneden-Italie stond in de wapenen ; Rome sloot den Keizer buiten zijn muren. Op dat oogenblik is Otto otto III, pas 22 jaren oud, in 1002 plotseling to Paterna gestorven, met brekend 1002. oog starende naar de Eeuwige Stad, die hij groot had willen maken, maar die hem had uitgeworpen. Nooit had het rijk in grooter verwarring verkeerd ; nooit was de toekomst zoo onzeker geweest. Wie zou den Keizer opvolgen ? Wie moest dien opvolger aanwijzen ? Slechts dit was duidelijk : men wilde niets weten van het fantastisch wereldkeizerrijk van Otto III. In Italie barstte de opstand overal uit ; slechts met moeitc redde men het lijk des Keizers naar Duitschland. In Rome greep een nieuwe Crescentius de leiding en deed na den dood van Sylvester II in 1003 een gewillig handlanger tot Paus verkiczen. Met Rome ging zoo goed als geheel Italie verloren. In Duitschland ging het niet anders. Na Otto's dood grepen ale vorsten de gelegenheid aan om hun macht ten koste van die des Keizers te vergrooten. Tal van candidaten naar de kroon boden zich aan. Maar men bleef in het Saksische huis en verkoos den vreedzamcn en vromen, edelen en gcmatigden Hendrik II, hertog van Beieren, Hendrik II. Hij draagt den bijnaam „de Heilige", daar 1002-1024. hij een eeuw later door de kerk is gecanoniseerd ; maar ook als vorst maakt hij een gocd figuur. Hij was gecn heerschernatuur als de meesten van zijn geslacht ; nieuwe banen sloeg hij niet in ; hooge idealen koesterde hij niet. Maar hij begreep, dat na de koortsachtige regcering van zijn voorganger rust de eerste behoefte voor het rijk was. Zonder iets van zijn rechten op te geven, trachtte hij die van anderen te eerbiedigen. Het spreekt van zeif, dat hij, de gekozen koning, lang niet de uitgestrektc macht bezat van de Otto's ; maar binnen de perken van zijn bevoegdheid heeft hij door onvermoeide toewijding, volharding en onversaagdheid wet tot stand gebracht. Steeds poogde hij zijn regeering in overeenstemming met de vorsten uit te oefenen ; op rijksdagen besprak hij met hen de aangelegenheden des rijks. Hij liet zich in geen enkel opzicht door de geestelijkheid beheerschen ; hoewel een overtuigd aanhanger van Cluny, wist hij de bisschoppen onder den duim te houden. Moeilijke tijden heeft Hendrik II bcleefd. Lastig was voorcerst do verhouding tot Polen ; voortdurend moest hier de rijksgrens worden verdedigd. Minder z•arig. 169 heden had Hendrik met Frankrijk. De won en opvolger van Hugo Capet, Robert, Robert, had even weinig macht als zijn vader en achtte het dus in zijn belting met den Duit- 997—.1081. schen koning in vrede te leven. Aan hem had Hendrik het te denken, dat Lotharingen voor Duitschland behouden bleef. Maar bedenkelijk bleef de toestand van Italie. Ten einde zijn macht al den gewenschten nadruk te kunnen geven, moest Hendrik zich te Rome tot Keizer doen kronen ; maar een tocht daarheen was een veroveringstoeht. In Lombardije was na den dood van Otto III Arduin, markgraaf van Ivrea, Arduin. tot koning verkozen. Maar zijn rijk duurde niet lang ; in 1004 verseheen Hendrik in Italie, waar hij aanstonds succes had. De geestelijklieid sloot zich bij hem aan Arduin werd door zijn aanhangers verlatcn ; Hendrik word te Pavia tot koning gekozen en gekroond. Ook bier dus verminderde de koninklijke macht : geen der Otto's was verkozen. Ongelukkig dwong de oorlog met Polen Hendrik tot den terugkeer naar Duitschland. Arduin verscheen weer in het veld ; een woeste burgeroorlog teisterde Italie. Eerst in 1018 kon de koning er aan denken naar Italie terug te keeren. In 1012 stierf Crescentitis en werd Rome het tooneel van een woesten strijd tusschen de grooten. De Paus vluchtte als hulpeloos smeekeling naar Duitschland. Maar Hendrik liet hem in den steek, zoodra hij vernal, dat drie broeders uit het geslacht der Tusculaansche graven Rome behcerschten en dat een van hen tot Paus was verheven. Met hen stelde de koning zich in verbinding ; op hun steun kon hij rekcnen, toen hij in 1018 in Italie verseheen. Lombardije onderwierp zich. In 1014 deed Hendrik zijn intocht in Rome, waar de Paus hem de Hendrik H, keizerskroon op het hoofd zettc. Keizer, 1014. In Duitschland wachtten Hendrik nieuwe mocilijkheden : in 1015 ontbrandde de strijd met Polen opnieuw. Het gelukte den Keizer nict dat land te overwinnen, niettegcnstaande hij ecn verbond met Hongaren en Turken had gesloten. In 1018 kende hij den Poolschen hertog Boleslaw de veroverde gebieden toe, zij het dan onder leenhoogheid van den Keizer. Ook dc Duitsche kcrk zag haar gebied belangrijk beperkt. Nog meer ergerde haar de nauwe verbinding van Hendrik met den Paus, waardoor de onafhankelijkheid der Duitsche bisdommen gevaar liep. Het bcste bewijs echter, dat Hendrik aan kracht won, is wel het fcit, dat hij in overeenstemming met den Paus de verovering van Zuid-Italie in het oog vatte. In 1021 brak hij nogmaals naar Italie op. Tal van steden werden door hem ingenomen, o.a. Napels. Verder ging Hendrik voorloopig niet : in 1022 keerde hij naar Duitschland terug. Met verboten woedc had men in Byzantium dezc overwinningen aangezien. Basilios II werd er des te onaangenamer door getroffen, naarmate zijn regee- Basilica II. ring grooter gevolgen had aan te wijzen. Van de ncderlaag van Otto II had hij gebruik gemaakt om C,alabrie en Apulie tc heroveren. Maar veel meer zorg dan de Italiaansche zaken baarde hem de verhouding tot de Bulgaren. Aan hun hoofd stolid czaar Samuel, een man van rustelooze werkzaamheid Cum Samuel. en stalen energie, van krachtige dapperheid en buitengewoon veldheerstalent, die de nationale volksheld is gewordcn. Hij rustte zich met kracht toe en deed een laatste poging om de Slaven tot de hcerschende macht op het Balkan-schiereiland to verheffen. Gebruik makende van de verwarring in het Grieksche rijk heroverdc hij het oude gebied der Bulgaren geheel ; op deze ; 170 wijze ontstond een groot Bulgaarsch rijk, dat zelfs Griekenland tot den isthmus aan zich onderwierp. Het is in den strijd met doze overstelpende macht, dat Basilios zijn schittcrende gaven als veidheer en staatsman heeft ten toon gespreid. Het begin was zeer ongelukkig : in 981 werd hij door Samuel volledig verslagen. Ecrst vijftien jaren daarna kon hij aan een nieuwen aanval op Bulgarijc denken ; maar toen stond hij ook gcheel gerecd en was het lot der Bulgaren beslist. Rusland. Van dczen tijd dagteekcncn ook de nauwere betrekkingen van Byzantium wi adi m i r . tot Rusland. De Russische grootvorst Wladimir huwde met 's Keizers zuster Anna ; hij kon dat natuurlijk niet als heiden doen en werd dan ook plechtig gedoopt. Scdert bleef hij voor den Keizer cen gewaardeerd bondgenoot. Wladimir was op zijn wijze een hervormcr die aan Peter den Groote doet denken. Als zijn voornaamsten plicht beschouwde hij do kerstening van zijn volk door Gricksche pricstcrs. En nu moge doze bekeering grootendeels een zuiver uiterlijke zijn geweest, zijn eigcnlijke beschaving dankt Rusland toch aan Byzantium. Tot op dozen dag hebben Ruslands kerk en staat, zijn geloof en kunst, zijn volksleven, zijn beschaving in het algemeen den stempel van Byzantium gedragen. Basilios II is ongetwijfcld een der beste Byzantijnsehe Keizers geweest. Kracht, woeste, nicts ontzicnde, tot wreedheid ontaardende kraeht is de meest in het oog vallende eigenschap van dozen Keizer. Hij was onvermoeid werkzaam ; zijn leven ging gehccl op in zijn vorstcnplicht. Afkcerig van alle levensgcnot, was hij ernstig, tot ascctisch toe. Zelfs voor kunst en wetenschap was hij onverschillig ; allecn de zaken van staat en oorlog boeiden zijn aandacht. Hij was een staatsman en veldheer, diplomaat en organisator van den eersten rang. Hij zorgde voor cen zuinig beheer der geldmiddelen, wat met het oog op den onafgebroken oorlogstoestand ecn levenszaak voor het rijk was. Hij hield tot hell van den staat de opkomende aristocratie in bedwang. oorlog net Basilios is ook tegcn de Arabieren in het veld gerukt. In 995 drong hij de Arableren zegevierend tot die in Syrie door en onderwierp al het. land tot Tyru s en en Bnigaren. Damascus. Maar meer nog had hij te strijdcn met de Bulgaren. In 996 leden de Byzantijnen bij Thessalonica een zware nederlaag, die gevolgd werd door een verwoestenden inval van Samuel in Griekenland tot in den Peloponnesus toe. Maar de veldhcer Uranos wachttc hem bij den Spercheds op en bracht hem daar zulk con beslissende nederlaag toe, dat de czaar zelf met mocite ontkwam. Met dozen slag begint de val van het Bulgaarsche rijk. Bijna iedcr jaar deed Basilios verwoede aanvallen ; wel gelukte het Samuel in 1002 Adrianopel te bezettcn, maar de nadering des Keizers dwong hem tot den terugtocht ; een reeks overwinningen waren de bekroning van den veldtocht van dat jaar. Daarmedc waren de Bulgaren voor jaren bedwongen. Toevallig eischte juist in de volgende jaren Italie weer 's Keizers voile aandacht. De Arabieren staken weer de straat van Messina over ; de zuidspits van Italie viel hun in handen. Aileen aan de krachtige inspanning der Byzantijnen gelukte het een gedeelte te redden. Toen hier het grootste gevaar geweken was, eischte de Bulgaarsche oorlog in 1014 weer alle krachten van Byzantium. Een aan- 171 val van Samuel op Thessalonica noodzaaktc Basilios diep in het Bulgaarsche land door te dringen ; daar leden de Bulgaren een vcrschrikkelijke nederlaag. Nog ecnige jaren hebben de Bulgaren zich met den moed der vertwijfeling verzet, maar voor de energieke maatrcgelen des Keizcrs moesten zij ten slotte bukken. In weinigc jaren was alle tegcnstand gebrokcn ; alle Bulgaarsche Onderwerg nd e101 rB u18.landen huldigden in 1018 den ovcrwinnaar, die zijn nicuwe onderdanen ver- pgai nre standig en grootmoedig bchandelde. Hij had de gevaarlijkstc vijanden van het rijk gekneveld en de macht van Byzantium op het Balkan-schierciland weer stevig gevestigd. Na dezen tijd ontstonden nicuwe moeilijkheden in Ran& Wij zagen, hoe Hendrik II in 1022 vcrschilleiide Grieksche steden veroverde. Geen wonder, dat bij Paus Bencdictus VIII, een overtuigd Cluniacenser, de gcdachte op- Clunlacenkwam, dat thans de tijd daar was om in vereeniging met den Keizcr de kerk sisehe hervormingen. iii dien geest te hervormen. Gestreng ging de Paus alle misbruiken te keer ; het coelibaat werd door hem met kracht bevorderd ; de simonic bestreed hij nadrukkelijk ; zijn gezag over de bisschoppen handhaafde hij met vastc hand. Maar toen hij in overecnstemming met den Keizer zijn beginselen ook op Duitsehland Wilde toepassen, stuitte hij op energiek verzet ; de Duitsche bisschoppen wensehten gecn gehoorzame dienaren van den Paus te worden. En evenmin wilden zij zich naar den Kcizer voegcn, die hen voor de kcuze stelde cm of de kcizerlijk-pauselijke hcrvormingen aan te nemen. Of naar apostolisch gebruik zich tot zuiver geestelijke bemoeiingen te bepalcn en hun wereldlijk bezit prijs te geven. De aartsbisschop van Mainz riep een synode bijeen, waar de oude rechten der bisschoppen uitdrukkelijk werden geformuleerd. Voorloopig voorkwam 's Keizers gematigdheid echter cen conflict. Hendrik II heeft ook de cerste stappen gedaan om Bourgondie weer bij Bourgondie. het rijk te voegen. Daar regeerde dc kinderlooze Rudolf III, cen oom des Keizers. Reeds in 1007 had Hendrik met hem een verdrag gesloten, waarbij hij tot diens erfgcnaam was benoemd. Maar Rudolf herriep dat vcrdrag, toen het bleek, dat de add dc Duitsche heerschappij niet wensehte. In 1016 legde hij de kroon neer, maar zonder een opvolger tc benoemcn. Daardoor ontstond weldra de schromelijkste verwarring. Het is deze burgcroorlog, de strijd van alien tegen alien in Bourgondie, die de geestelijkheid, van harte de beginselen van Cluny toegedaan, bewoog den zoogenaamden godsvrede i n t e voeren, Godevrede. waardoor de oorlog van woensdagavond tot maandagmorgcn werd verboden, welk verbod met alle kcrkelijke tuchtmiddelcn werd gchandhaafd. In Frankrijk void de godsvrede weldra algemcen ingang ; het is bcgrijpclijk, dat cen vorst als Hendrik II zich ook de invoering cr van in Duitschland ten doel stelde. Daartoe steldc dc Keizer zich met Robert van Frankrijk in verbinding. In 1028 had een samenkomst der beide vorsten plaats, waar de herstelling van den vrcde in beide rijken en de bijeenroeping van een oecumenisch coneilie tot hervorming der kerk werd vastgesteld. Ook daardoor hoopte Hendrik het Duitsche cpiscopaat tot onderwerping te bcwegen, maar verscherpte tevens den kerkelijken strijd. Voorloopig echter werd de kamp afgebroken door Hendrik i1 t, den bijna gelijktijdigen dood van Paus en Keizer. 1024. Niet zonder zorg waren de zaken bij het sterven van Hendrik II. Met hem 172 stierf het Saksische huis uit. Het was te verwaehten, dat de geestelijke vorsten zouden trachten een hun welgezind vorst tot koning te doen verkiezen ; maar het was toch zeer de vraag, of de wereldlijke vorsten met hen zouden mccgaan. Zoo was de verkiezingsstrijd hevig. Eindelijk werd door den invloed der gecstelijkheid Koenraad II de Sall& tot koning gekozen, gezalfd en gekroond. TWEEDE HOOFDSTUK De grootste machtsontwikkeling der Frankische Keizers. 1024-1075 en energieke, zelfstandige natuur, die zich altijd op zijn Koonraad IL eigen kracht verliet, zoo was Koenraad II. Hij was ruw, 1024-1039. onbarmhartig, gewoon zijn voordecl te doen waar het zich voordeed ; zonder hooge geestesbeschaving, was hij een koel verstandsmensch, onontvankelijk voor de kerkelijke stroomingen van zijn tijd, eigenlijk een onkerksche natuur ; geen diplomaat, maar een staatsman met een ijzeren hand, bovendien een gestreng, praktisch soldaat. Hij was gehuwd met Gisela, de weduwe van Hertog Ernst I van Zwaben, een schoone, eerzuchtige en geestelijk zeer hoog staande vrouw, die weldra grooten invloed op hem verkreeg. Overal werd Koenraad zonder bezwaar gehuldigd. Allecn Frederik van Opper- en Gozilo van Neder-Lotharingen kwamen in verzet ; zij werden gesteund door 's Konings stiefzoon Ernst II van Zwaben en zijn necf Koenraad van Karinthie. Beiden maakten aanspraak op Bourgondie, dat de koning als gehuwd met Gisela en als erfgenaam van Hendrik II voor zich zelf wilds bemachtigen. Snel werd echter hun opstand bedwongen. Eerst toen kon de koning er aan denken naar Italie op te breken. Van alles wat Hendrik II daar had tot stand gcbracht, was weinig overgcbleven. In 1026 verscheen Koenraad in Italie ; te Milaan werd hij gekroond ; alle verzet was spoedig gebroken. Eerst het volgende jaar begaf hij zich mar Rome, Koenraadn. waar Johannes XIX hem de keizerskroon op het hoofd zette. Deze Paus was Keimr ' 1127 * een nuchter en praktiseh man, die niets voor de hervormingsplannen der Cluniacensers voelde. Geen wonder, dat hij het met dezen Keizer spoedig eens was ; het nieuwe verbond tusschen beiden was het scherpste contrast met wat men in den laatsten tijd had aanschouwd. In het gevolg van Koenraad te Rome bevonden zich twee koningen. De eene was Rudolf III van Bourgondie, die, onmachtig de verwarring in zijn 174 land te bedwingen, den steun van den Keizer had ingeroepen. De ander was Kanoet van Denemarken, Noorwegen en Engeland. De opvolgers van Alfred waren hem waardig ; de strijd om de onafhankeEduard I, dclijkheid werd voortgezet. Alfred's zoon Eduard I, de Oude, ontrukte de Denen j ud9e- 4. 900 4 Wight en verovcrde Mercie. Hij werd opgcvolgd door zijn zoon Athelstan, een Athelstan, der machtigste vorsten van zijn tijd. Hij bezette Northumberland en achttc 924-940. zich gerechtigd den alouden titel van koning der Angclsakscn te verruilen voor dien van koning, zclfs Keizer van Groot-Britannia. Aan zijn hof verschenen Britsche, Deensche en Schotschc vorsten als zijn onderdanen. Door de huwelijken zijner dochters nam hij een invloedrijke positie in : Otto I, Karel de Eenvoudige en Hugo de Groote waren zijn schoonzonen. Aan zijn hof vond Lodewijk de Overzeesehc cen toevlucht. Maar het kon niet anders, of AtheLstans machtige positie moest de Denen moeilijk vallen ; een coalitic van Denen, Schotten en Britten kwam tegcn hem tot stand. Maar de koning Slag 14 wist ook than zijn vijanden te ovcrwinnen. In 937 kwam het bij Brunaburg Bra9n3a7bnrg, tot een der merkwaardigste veldslagen, die de Engclsche gcschiedenis kept. Volledig was Athclstans zege, die Engeland een geruimen tijd van vreedzame ontwikkeling schonk. De volgende koningen treden op den achtergrond bij den grooten minister, die het feitelijk hoofd was van den Engelschcn staat, den hciligen. Dunstan. st. Dunstan. Van koninklijkcn huize, muntte hij uit door groote gaven van geest en karakter. In geen der kunsten en wetenschappen van zijn tijd was hij een vreemdeling. Edmund I riep hem als eersten minister aan het hoofd van het bestuur. Door zijn krachtige energie wist hij zijn vijanden ontzag in te boezemcn, zoodat zij het niet waagden. Engeland aan te vallen. Maar voornamelijk op kerkelijk gebied heeft hij zegenrijk gearbeid. Door koning Edwin tot aartsbisschop van Canterbury benoemd, wist hij de Engelsche kerk van een nicuwen geest te doordringen. Overtuigd aanhanger van Cluny, deed hij het coelibaat meer en meer ingang vinden. Hij eischte van de geestelijkheid een hoogere mate van ontwikkeling ; hij dreef groote kerkelijke hervormingen door. Zoo beheerschte hij kerk en staat beide ; Engeland bloeide onder zijn wijs bestuur. Koning Ethelred II begon in 978 zijn regeering met Dunstan wag te zenE th e I I, gy g _ lredoi 6 den. Deze stierf in 988, juist toen. de invallen der Denen weer een gevaarlijk Dunstan t, karakter aannamen. Mercie viel af ; Cornwallis en Devonshire, Dorset en 988. Hampshire, eindelijk zelfs Kent werden verwoest. Ethelred weerde deze aanvallen zwak af, maar zocht zijn vijanden af te koopen. Daartoe werd sedert 991 een afzonderlijkc belasting, het Denengeld, geheven. Maar natuurlijk lieten de Dencn zich niet tot den terugtocht bewegen ; zij namen het geld aan en Denenmoord,bleven. Ten einde raad nam Ethelred zijn toevlucht tot een laaghartig middel; 1602 ' hij liet cen groot aantal Denen op St.-Bricciusdag 1002 wreedaardig vermoorSwein• den. Natuurlijk zwoer Swein, koning van Denemarken en Noorwegen, zich te zullen w'reken. In 1008 verscheen hij met ecn groot leger ill Engeland. Met groote wocde overviel hij het ongelukkige land ; zwaar boctte het voor de misdaad van zijn koning. In 1008 veroverde Swein Exeter en Salisbury ; in 1010 verwoestte hij Canterbury; in 1018 bczette hij het dal van de Humber, veroverde Wessex en bezette Winchester. Ten chide raad 175 vluchtte Ethelred in 1013 naar Normandie ; Swein werd in Engeland als Swein, koning tan koning erkend. Engeland, Reeds in 1014 stierf de machtige Swein. Een zijncr zonen, Kanoct, werd 1013. in Engeland tot koning uitgeroepen. Maar in Denemarken verhief men zijn t, 1014. . broeder Harald, zoodat Kanoet zich met dezen moest vcrstaan ; hij verliet ofroleoti5 Engeland. Van zijn afwezighcid maakte Ethelred gebruik om zijn rijk gedeeltelijk weer in bezit te nemen. Maar hij zag zich genoodzaakt zich spoedig te weer te stellen tegen Kanoct, die aan Harald Denemarken had afgestaan en daarvoor het onbetwiste recht op Engeland had verkregen. Ecn hardnekkige strijd ontbrandde aan de Thcems. Nog voordat de kamp was beslist, stierf Ethelred in 1016 en werd opgcvolgd door zijn ridderlijken zoon Edmund II Rannuidn Ironside. Hcrhaalde males stonden beide koningen tcgenover elkander ; ten loinidot . slotte zag geen van beiden kans zijn tegenstander te overwinncn. Zoo kwam men tot een verdrag. Edmund zou opperheerscher blijven, maar aan Kanoet Mercie en Northumberland afstaan. Maar nog in hetzelfde jaar werd Edmund vermoord. Zoo groot was de vrees voor den Deen, dat, hoewel Edmund twee zonen en een broeder had nagelaten, Kanoet in 1017 als koning van England werd erkend. Kanoet was verstandig genoeg zich geheel als de opvolger van de oude koningcn voor te doen. Hij veranderde niets aan de Angelsaksische instellingen. Denen en Angelsaksers werden door hem gelijkelijk in den staatsdienst gebruikt. Het leger werd op Engelsche leest geschoeid. Gestreng en onpartijdig handhaafdc Kanoet het recht ; herhaaldelijk doorreisde hij Engeland om toe te zien, dat nergcns onrecht geschiedde. Hij beschermde de kerk en wandelde in de voetstappen van St. Dunstan. In 1018 stierf zijn broeder Harald kinderloos ; zonder verzet volgde Kanoet hem in Denemarken op. In 1028 veroverde hij Noorwegen. Zweden moet zijn oppermacht hebben erkend. In 1032 deed hij een inval in Schotland en dwong koning Malcolm II hem als leenheer te huldigen. Zoo nam Kanoet een imposante stelling in het noorden van Europa in. Wij vonden hem in 1027 bij de kroning van Koenraad II te Rome. Met den Pans stelde hij daar eon regeling vast voor de begeving van het aartsbisdom Canterbury. Op zijn aandrang stond de Keizer hem de landen benoorden de Eider af. Met Rudolf van Bourgondie sloot hij een verdrag over de vrije passage van zijn onderdanen door diens land. Zoo zorgde deze koning voor de belangen van zijn onderdanen gclijk destijds weinig vorsten. Geen wonder dan ook, dat zijn regeering als de gelukkigste tijd werd geprezen, dat aan zijn naam bekende anekdoten zijn verbondcn. Reeds spoedig na zijn kroning te Rome moest Koenraad naar Duitschland terugkeeren ; Ernst van Zwaben had zich weer aan het hoofd van de oppositiepartij gesteld. Met Rudolf van Bourgondie kwam inmiddels nog in 1027 eon overeenkomst tot stand, waarbij hij zijn rijk van den Keizer in leen outving en dozen tot zijn erfgenaam benoemde. Ook hierdoor belcedigd, volharddc Ernst in 4n verzct, al kon hij weinig macht ontwikkclen. In 1030 stelde Val van Ernst 3o ben , Koenraad hem voor het dilemma, of cerlijken vredc Of openlijken oorlog. Verwon- van izowa dcrlijk genoeg koos Ernst het laatstc. Daarmcde hecft hij het noodlot over zich 176 geroepen. Hij werd in den rijksban gedaan, schuldig aan hoogverraad verklaard en van zijn hertogdom ontzet. Zonder hoop rekte hij den strijd nog eenigen tijd, maar nog in 1030 werd hij omsingeld en gedood. Door deze overwinning had Koenraad de rust in het rijk hersteld. Ook in zijn buitenlandsche politiek was de Keizer gelukkig. Op Polen heroverde hij in 1081 de Oderlanden ; zelfs deed hcrtog Miecislaw in 1082 Koenraad den leeneed. Na diens dood in 1084 brak in Polen een langdurige burgeroorlog uit, die het Duitsche rijk de veiligheid van zijn oostgrenzen waarborgde. Nog schitterender was 's Keizers succes in Bourgondie. In 1082 stied Rudolf III. Bourgondie Onmiddellijk nam Koenraad den titel koning van Bourgondie aan. Maar veroverd, adel en geestelijkheid verkozen Odo van Champagne. Intusschen drongen 1032. Hendrik I, 's Keizers legers Bourgondie binncn. Hendrik I van Frankrijk, de zoon en 1031-1060 - opvolger van Robert, waagde het niet zich tegen Koenraad te stellen. Reeds in 1084 onderwierp Odo zich en werd de Keizer te Geneve gekroond. De eerste De positie van den Franschen koning werd daardoor nog onbeduidender capets. dan ze reeds was. Het was het huis Capet nog niet gelukt zich in macht te verheffen boven de Iaatste Karolingers. Hugo, de stichter der dynastie, was anders wel de man om nieuwe grondslagen te leggen ; hij was een koelbloedig, crnstig, vastberaden man vol energie en te gelijk plooibaar, waar het noodig was. Hij bcschikte over een groot landbezit en had even machtige vrienden en verwanten ; ten overvloede werd hij door de kerk gesteund. Toch kon hij weinig macht ontwikkelen ; want de grooten beschouwden hem eenvoudig als hun gelijke. Het eenige succes, waarop hij zich kon beroemen, was, dat zijn zoon Robert nog tijdens zijn Leven tot koning werd gekroond. Deze tweede Capet wordt verschillend beoordceld. Terwijl hij aan den eenen kant geschetst wordt als een soort van Lodewijk den Vromc, meer geestelijke dan militair, onder den invloed van vrouwen en monniken, vinden wij hem bij anderen geteekend als een dapper krijgsman. Waarschijnlijk ligt de waarheid ook bier in het midden. Dat hij ten minste niet zonder beteekenis was, wordt bewezen door de sterke vergrooting, die het koninklijk domein en daarmede de koninklijke macht onder hem onderging. Maar onder de regeering van zijn won Hendrik I werd het koninklijk gezag stark vernederd. Hij moest groote stukken van het domein afstaan : het hcrtogdom Bourgondie moest hij aan zijn broeder Robert in leen geven. Toch was Hendrik een werkzaam en dapper vorst, maar zijn macht schoot verre te kort om zich tegen de grooten te handhaven. Zijn regeering is een voortdurende oorlog van de kroon met de Willem van groote vazallen. Vooral hertog Willem van Normandie was Hendriks tegenNormandie* stander. De dichtc en uiterst weerbare bevolking van Normandie, haar rijkdom en welvaart wekten zoowel de vrees als de begeo lijkheid der Fransche koningen op. Daarentegen gevoelde de hertog zich juist daardoor de gelijke van den koning. Hendrik aanvaardde met moed den strijd tegen Willem, maar na herhaalde nederlagen zag de Fransche koning zich genoodzaakt zich overwonnen te verldaren. Leed hij zoo daar de nederlaag, Hendrik zag zich ook genoodzaakt zich bij het verlies van het koninkrijk Bourgondie neer te leggen. Daardoor had Koenraad II een rijk gevestigd, hetwelk dat der Otto's in vastheid van bouw over- 177 trof. In de inrichting van het rijk was bovendien een belangrijke verandering ingetreden door de destijds ingevoerde — o.a. in Italie door de bekende leenwet van 1037 — erfelijkheid der achterleenen. Daardoor was aan den koning Erfen9cheid een belangrijke steun verlecnd tcgen de machtige hertogen. Want men waserie:ehnth afgewcken van den regel van Otto I om de groote hcrtogdommcn steeds met Loenwet van nicuwe mannen to bezetten ; vooral ondcr Otto III en Hendrik II was het 1037. gewoonte gcworden den oudsten zoon met het opengevallen leen te begunstigen. Met zorg zag Koenraad naast zich machtige dynasticen opkomen ; het gevaar was niet dcnkbeeldig, dat zieh op den duur toestanden zouden ontwikkelen als in Frankrijk. Aan den anderen kart waren de leenmannen der hertogen op hun bcurt aan do grootste willekeur blootgcstcld, daar juist de hertogen na,ar luim of belang over de achterleenen bcschikten. De erfelijkheid, die de hertogen zeif verkregen hadden, werkten zij bij hun leenmannen zoo krachtig mogelijk tegcn. Geen wonder, dat de beide machtcn, die zich evenzeer door de hertogen bedrcigd gevoelden, de koning en de achterleenmannen, elkander spoedig vonden. Koenraad stond gaarne aan de achterleenmannen de erfelijkheid toe ; daarentegcn krecg hij daarvoor een zijncr vurigste wenschen vervuld : zijn zoon Hendrik werd tot zijn opvolger gekozen. Nog op andere wijzen zocht Koenraad de koninklijkc macht te vcrsterken : openvallende hertogdommen werden door hem steeds aan zijn bloedverwanten gesehonken. Zijn zoon Hendrik vcrkrceg Beicren, later ook Zwaben, nog later Karinthie. Ook de kerk hicld de Kcizcr met vaste hand in bedwang. Zonder sympathie voor de hervormingsbeweging van Cluny, die zich ook over Duitschland begon uit te breiden, beschouwdc Koenraad de geestelijkheid slechts als uiterste nuttige en bruikbare staatsambtenarcn. Met grenzenlooze willekeur oefende hij zijn recht van benoeming der bisschoppen uit ; de simonie, het koopen en verkoopen van kerkelijke ambten, werkte hij in het belang der schatkist in de hand ; over kerkelijke goederen beschikte hij naar staatsbelang. Om den Pans bekommerde hij zieh nooit ; het was daarom, dat het Duitsche episeopaat hem niettegcnstaande zijn willekeur bleef steunen. Meer moeite had Koenraad met ItaliE, vooral met aartsbisschop Aribert Aribert van van Milaan, die do verheffing van zijn zetel tot een patriarchaat met wereld- milaan • lijk gebied nastrccfde. Op den rijksdag van Pavia werd Aribert in 1086 als rijksvijand en hoogverrader gevangen genomen en van zijn waardigheid ontzet. Maar hij ontsnapte en wapcndc de burgerij van Milaan. Het was toen, dat Koenraad, ten einde den lageren adel voor zich te winnen, den 23sten Mei 1087 .dc bekende leenwet uitvaardigde, waardoor de erfelijkheid der achterleenen in Italiè word gedecreteerd. Door deze wet werd aan den hoogen adel en aan de hooge geestelijkheid de kans benomen zich tot machtige gebieders ap to werpen. Zoo schiep Kocnraad bij de wet in Italiê een toestand, die in Duitschland zich langzamerhand had ontwikkcld. Het einde van dcze ontwikkeling heeft Koenraad niet meer beleefd. In Hendrik In. 1039 stierf hij en werd opgevolgd door zijn zoon Hendrik III. Geen vorst 1039-1056 . hccft ondcr schittercnder voorteckenen de regeering aanvaard. Hij was de .ecrste ondcr de Duitsche koningin, tcgen wiens troonsbeklimming zich geen hand verhief. Meer nog, hij werd algemeen met sympathie begroet. Deze Mg. Gesoh. vs 12 178 sympathie vond haar grond niet voornamelijk in de hoop op milder bestuur, maar in een waardeering van het karakter van den nieuwen heerscher als de verzinnelijking van de hooge idealen, die men van het keizerschap koesterde. Hendrik was zorgvuldig opgevoed ; in staatszaken was hij doorkneed als weinigen ; den krijg had hij tegen Polen en Hongaren geleerd ; maar vooral was hij in de wetenschap van zijn tijd ingcwijd als een geestelijke. Hoog staat hij boven al zijn tijdgenooten door zijn verheven karakter, zijn vastheid van wil, zijn groote edclmocdigheid, zijn rechtvaardigheid, zijn ernstig plichtsbesef, zijn zeldzame werkzaamheid, maar vooral door zijn ideate opvatting van het keizerschap, dat hij als de bronader van alle heil voor staat en kerk beschouwde. In tegenstelling met zijn vader was hij innig vroom en een overtuigd aanhanger van Cluny. Maar hij was aan den anderen kant veel te harmonisch ontwikkeld om zich als Otto III tot fantastische buitensporigheden te laten drijven. Zoo is de regeering van Hendrik III, die met zijn idealistisch aangelegde en te gelijk praktische natuur de staatkunde stelde in dienst van een verheven opvatting van zijn waardigheid, het hoogtepunt van het Duitsche keizerschap. Zijn eerste werk was de regeling der Italiaansche zaken ; daar werd cen vrede gesloten, waardoor beide partijen werden tevreden gesteld. Verdere zorg eischten de oostelijke buren van het rijk. In Polen heerschte nog altijd een burgeroorlog. Gevaarlijker was Bohemen, waar hertog Bretislaw met het plan omging om een groot Slavisch rijk te stichten. Natuurlijk was een breuk met Hendrik III daarvan het gevolg ; in de eerste jaren van zijn regeering trok de koning herhaaldelijk tegen Bohemen op. In 1042 dwong hij Bretislaw tot een vrede, waarbij deze alleen Silezie behield en den koning den leeneed aflegde. Een gevolg van de nederlaag van Bohemen was de herstelling van de orde in Polen, dat den Duitsehen koning als leenheer huldigde. Intusschen was in Hongarije een gevaar ontstaan, dat alle krachten van koning en rijk voor jaren in beslag nam. Stephanus de Heilige was in 1038 opgevolgd door zijn neef Peter. Deze werd in 1040 verjaagd. Zijn onttroning was tevens een reaetie alle oude heidensche en nomadische tradition werden weer opgevat ; Hongarije dreigde weer een gevaar voor Duitschland te zullen worden. Geen wonder, dat Hendrik de partij voor Peter opnam. In 1042 en volgende jaren drong de koning tot diep in Hongarije door en dwong de Hongaren de grensgewesten of staan. Maar hij bercikte nog meer : in zijn tegenwoordigheid werd Peter gekroond, nadat hij aan den Duitschen koning de leenhulde had gezworen. Daardoor sloot ook Hongarije zich nauwer aan Duitschland aan ; de Duitsche beschaving drong hoe langer hoe mcer in het land door. De vrede maakte het den koning mogelijk zijn zorg te wijden aan het binnenlandsch bestuur. Een krachtig, maar verzoenend optredcn was hier noodig geworden. In den tijd der Saksische koningen was de kerk met haar rijke bezittingen de voornaamste steun van den troon geweest ; daarnaast stonden de hertogen. Wij zagen, hoe dat onder Koenraad II was veranderd : de achterleenmannen, de graven en vorsten, werden de trouwste aanhangers des konings. Maar deze heeren waren daardoor ook tol begrip hunner kracht 179 gekomen, zoodat zij hun macht tegen elkander gingen gebruiken. Het vuistreehts, het oudgermaansche recht van iederen vrijen man om zijn recht met het zwaard tc verdedigcn, hcerschte nog alom ; het is te begrijpen, dat door de veelvuldige toepassing van dat recht do verwarring in het rijk hand over hand toenam. Tevergeefs deed de kerk daartegen haar stem hooren. Eerst toen de koning zelf zich de zaak aantrok, kon zij op ecnig gevolg rekenen. In 1048 deed hij op een synode plechtig afstand van zijn vuistrecht en I iep a odevrede In al de aanwezigen op om zijn voorbeeld te volgen. Wien gaven daaraan gehoor. Dui oahsland ' Zoo gelukte het hem Duitschland voor een belangrijk deel van verwoestende veeten to verlossen. Natuurlijk werd nog dikwijls de vredc verbroken, maar het kon toch niet missen, of Hendriks moedige daad moest een diepen zedelijken indruk maken, die door de geestelijkheid nog voortdurend werd versterkt. In 1048 huwde Hendrik de schoone Agnes van Poitou. Door haar kwam hij in nog nauwere aanraking met Cluny. Meer nog dan vroeger trachtte hij Hendrike Cluny's kerkelijke idealcn to verwezenlijken, maar steeds meer door voorbeeld kerkelijke dan door dwang. Zoo is het ook te verklaren, dat Hendrik veel meer heeft bereikt dan Otto HI en zelfs dan Hendrik II. Vcel meer dan de Paus was hij de geestelijke leider der Christenheid. In zijn bestuur der Duitsche kerk kenmerkte hem een hooge opvatting. Hij wachtte zich zorgvuldig voor alle simonie ; slechts waardige geestelijken riep hij tot het bisschoppelijk ambt. Zoo nam het getal aanhangers van Cluny steeds toe. Maar hoewel Cluniacenser, duldde Hendrik Been ongehoorzaamheid der geestelijkheid. Dat was hem vooral daarom mogelijk, omdat de toestanden te Rome een beroep op den Paus uiterst bezwaarlijk maakten. Daar heerschte het Tusculaansche gravengeslacht ; niet minder dan drie Pausen betwistten elkander de heerschappij over de kerk. Niemand kon aan dien toestand een einde maken dan de Duitsche koning. Zoo verscheen Hendrik dan ook in 1046 in Italie. Te Pavia riep hij een synode Hendrik III bijeen, waarin hij zelf voorzat, zijn hervormingsdenkbeelden verkondigde en i'liot46a118 . vooral met kracht tegen de simonie te velde trok. Een tweede synode, te Sutri gehouden, zette twee Pausen wegens simonie af. Vervolgens trok Hendrik Rome binnen, waar een derde synode ook den derden Paus afzette en den bisschop van Bamberg als Clemens II tot zijn opvolger benoemde. Deze kroonde op Kerstdag Hendrik en Agnes tot Keizer en Keizerin. Tegelijkertijd ontving Keiserde Keizer van het Romeinsche yolk, geestelijken en wereldlijken, het princi- kroninz. pact bij de Pauskeuzc, waardoor hem zoo goed als uitsluitend recht tot benoeming van het hoofd der kerk werd gegeven. Gemcenschappelijk togen Keizer en Paus thans aan den arbeid om aan de simonie een einde te maken vele bisschoppen wcrden afgezet en door hervormingsgezinden vervangen. Daarna regelden zij de Zuid-Italiaansche zaken door de Normandische graven Rudolf van Aversa en Drogo van Apulie voor doze graafschappen in het rijksver- Normandiers band op te nemen. in Znid-Italle. Het was intusschen voor den Keizer tijd geworden naar Duitschland terug te kceren. In Hongarije was Peter onttroond door zijn neef Andreas I. Ernstiger was de toestand in Lotharingcn. Daar stond hertog Godfried aan het 180 hoofd van een maehtige partij, waartoe ook de graven van Holland, Vlaanderen en Henegouwen behoorden ; hij wilde het hem ontnomen gebied heroveren het geheele wcsten van het rijk was het tooneel van woeste partijschappen. In Polcn, in Italie, in Bourgondie kwamen nationale bewegingen voor. Maar vooral de gisting in Saksen was uitcrst bcdcnkclijk. Hier morde men over den bouw der koninklijkc burchten, die als een net het land omspanden en de aloude vrijhcid, die het Saksischc yolk had bewaard, dreigden te vcrstikken. Zoo begon voor Hendrik in 1047 een tweejarig tijdperk van zwaren strijd tegen zijn verschillende vijanden, waarin zijn schitterende deugdcn als veldheer en staatsman holder aan het licht kwamen. Hij verbond Hendrik I van Frankrijk aan zieh, waardoor Lotharingen gelsoleerd werd. Godfried onderwicrp zich al spoedig, cvenals de graaf van Vlaandcrcn. Dirk IV van Holland, hocwel in den bcginnc ovcrwinnaar, werd in 1047 te Dordrecht gedood. Aan Leo IX, nieuwe berocrigen in Italie kwam een einde, toen de Kcizer den bissehop van 1°49-1054 ' Tout als Pans Leo IX naar Italie zond. In 1050 word den Keizer de langgewenschte zoon geborcn ; onmiddellijk werd doze als troonopvolgcr gekroond. Maar hoc nicer de erfelijkc monarchie zich baan brak, des te scherper wcrd ook het verzet er tegen. Andreas van Hongarije bleef weigeren den leenced of to leggen. Den terugslag daarvan ondervond de Keizer in Lotharingcn en Beiercn. Maar vooral Italie baarde Hendrik veel zorg. De wcduwc van Bonifacius van Tuscie, Beatrix, huwde Godfried van Lotharingen, waardoor de Italiaansche en de Lotharingsche oppositie clkandcr de hand reikten. Nog erger was het, dat Leo IX zich slechts met moeite kon handhaven. Deze had de hervorming der Kerk met ijver ter hand genomen. Overal rcisde hij rond, hield overal synoden en prcdikte overal tegen de simonic, het priestcrhuwelijk en andere misbruiken. Erger was het, dat de Paus gehecl faalde in zijn pogingen om do macht der Normandiers in Zuid-Italie tc bedwingen. In 1058 leed hij een verpletterende nederlaag bij Civitate, waar hij zeif in de macht der Normandiers viol. Zijn opvolger Victor II werd ccrst benoemd, toen do Kcizer in 1055 nogmaals in Italie verseheen. Gemeensehappelijk ordenden wederom Keizer en Paus de Italiaansche zaken. Alles boog voor Hendrik ; Godfried vluehtte ; Beatrix werd met haar doehter gevangen. genomen ; over haar gebied besehikte Hendrik naar welgevallen. De Paus werd in at zijn bezittingen hersteld. Maar weer riepen nieuwe zorgen den Keizer naar Duitschland. In Lotharingen, in Saksen, in Hongarije bleef het gisten. Eon wijdvertakte samenzwering tegen het keizerlijk huts word ontdekt cn gestraft. Maar toch zag Hendrik de moeiiijkheden steeds aangroeien, toen hij in 1056 nog betrekkelijk jong, maar toch reeds afgeleefd het moede hoofd ter rust legde. Wel had do Keizer rcden do tockomst bezorgd tegemoet te zien ; overal begon zich verzet te openbaren tegen het crfelijke keizerschap der Saiiers. Thans was de drager der 'croon een zesjarig kind, Hendrik IV. Voor hem Hendrik I , oefcnde de Keizerin-weduwe Agnes het regcntschap uit. Hoe weinig zij evenAgnes, wel in staat was met kracht de keizerlijke rechtcn uit te oefenen, bleek al rogontes. spoedig. De cerstvolgende Pauskeuze ►geschiedde button haar om ; in 1059 241oolaas 'I, 1059-1061. werd Nieolaas II op den stoel van St. Pieter verheven.. 181 Deze keuze was geschied op mad van Hildebrand. Geboortig uit Saona Hildebrand. in Toscane, was hij destijds ongeveer veertig jaren oud. Reeds vroeg had hij de aandacht getrokken door zijn groote kennis, maar nog meer door zijn rotsvaste overtuiging. In Duitschland, waarheen hij Hendrik III was gevolgd, leerde hij de betrckkelijke zwakhcid van het erfelijke Salische keizerschap peilen ; daar verdween voor hem de stralenkrans, die voor den Italiaan gewoonlijk den Keizer omgaf. Van Duitschland begaf hij zich naar Cluny wear zijn beginselen eerst tot volkomen rijpheid kwamen. In 1049 vcrscheen hij in het gevolg van Leo IX weer te Rome ; hij werd als subdiaken met het beheer der pauselijke geldmicidelen. belast. Herhaaldelijk werd hij door Leo en zijn opvolgers voor de bclangrijkste zendingen, o.a. naar het keizcrlijk hof, gebruikt. Op zijn aanbeveling word Nicolaas II gekozen. Naast den Paus had thans Hildebrand als archidiaken de biding der zaken zoo goed als alleen in handen. De Paus zelf was een overtuigd Cluniacenser, maar miste de energie om zijn beginselen met kracht aan de wereld op te kggen ; hij nam dus gaarne den steun aan van den naar den gccst ijzersterken Hildebrand. Deze was Been aanhanger van Cluny, maar Cluny zclf, Cluny in zijn uiterste eonsequentie. Hij wilde de kerk reinigen van al de feilen, die haar aankleefden ; hij bestreed de simonie met al den haat, waarvoor zijn gemoed vatbaar was ; hij streefde naar invoering van het coelibeat, omdat hij den priester alleen wilde binden aan de kerk en hem wilde losmaken van do wereld. Maar dat alles hadden able ernstige hervormers v66r hem gewild ; dat wilden ook Keizers als Otto III, Hendrik II en Hendrik III. Hildebrand ging veel verder. Hem stond het ideaal van Augustinus, de stad Gods, in va.ste lijnen voor oogen. Hij wilde de kerk niet laten hervormen door den Keizer, maar door zich zeif, of, wat hetzelfde beteekende, door den Paus. De kerk moest zich losmaken van de keizerlijke heerschappij, in voile vrijheid zich hervormen en dan aan de spits der wereld treden als de grootste zedclijke macht, waaraan iedereen zich had te onderwerpen. Dat ook de Keizer ten slotte zijn knie zou hebben te buigen voor den Paus, stond bij Hildebrand vast ; het was slechts de uiterste consequentie van zijn stelsel. Hildebrand was gecn idealist als Otto III. Hij begreep, dat de doorzetting van zijn plannen, waartoe hij vast besloten was, onnoemelijk veel strijd zou kosten ; maar hij wapende zich. Vooreerst dwong hij den aartsbisschop van Nienwe der pau Milaan zich aan de heersche.ppij van St. Pieter te onderwerpen. Daarna werd regeling in 1059 con geheel nieuwe regeling der Pauskeuze verordend, die in hoofd- mg. zaak sedert van kracht is gebleven. Door een te Rome gehouden synode word bepaald, dat de Paus niet door het yolk van Rome en evenmin door den Keizer, maar door het college van kardinalen zou worden gekozen. Dat college bestond uit do zeven suburbicaarbisschoppen, de 28 priestess der hoofdkerken en de 18 diakens der hospitalen van Rome. Door dat dccreet werd de Pauskeuze volledig aan den Keizer onttrokken. Daar het te verwachten was, dat deze en andere nog in te voercn hcrvormingen buiten Italie, vooral in Duitschland, seherp zouden worden bestreden, wicrf Hildebrand bondgenootcn. De Paus beleende dus do Normandirs met verschillcnde gebieden in ZuidItalie. Rudolf van Averse en Drogo van Apulie ontvingen nu hun 182 graafschap alleen van den Paus in leen. Aan den anderen kant verbond Nicolaas zich met de markgraven van Toscanc. In Boven-Italie vond het Pausdom in de zich steeds meer ontwikkelende steden welkome bondgenooten. Natuurlijk vond 's Pausen streven ook in Italie tegenstanders. Deze hoopten na den dood van Nicolaas II in 1061 in verbinding met de Duitsehe kroon een tegenstander van Cluny op den pauselijken stool te kunnen plaatsen. Dat Resale in dit niet gelukte, was aan de steeds tocnemende verwarring in Duitschland te Dunaohiand.wijten. Er was een reactie ingetreden tcgen het sterke keizerschap der Sailers. De Duitsche bissehoppen wenschten niets liever dan ontslagen te worden van de heerschappij der Cluniacensers ; de hertogen eischten herstel van hun invloed. Scherp tegenover hen stonden de lagere vorsten, de achterleenmannen, de ministerialen, die hun positie geheel aan de Salifts dankten en hun dan ook getrouw bleven. De fijnbeschaafde, verstandige en voorzichtige Agnes, vie echter scherp doorzicht en sterke wil ontbraken, kon de partijen niet in evenwicht houdcn. Ovcral braken de hevigste partijschappen uit ; met woeste verbittcring strecd men om het bezit van hcrtogdommen en graafschappen. Hongarije onttrok zich onder Bela I aan de Duitsche leenhoogheid. Door dat alles kon Agnes in Italiê geen invloed ocfenen. Reeds had Hildebrand zijn maatregelen gcnomen ; een conclave, kraehtens de bul van 1059 Alexander'' , bijeengeroepen, verkoos onder zijn leiding in 1061 zijn geestverwant Alexander 1061-1073. II. De Kcizerin bezat de macht niet haar candidaat de zege te verschaffen. StaatsgreeP van Anno, Want juist toen werd zij door een vermetelen staatsgreep van alle macht 1062. beroofd. Aan het hoofd der oppositie stond aartsbisschop Anno van Keulen, doorkneed in staatszaken, strong van zeden, een overtuigd Cluniacenser, maar heerschzuchtig en gewelddadig. Om hem schaarden zich tal van wereldlijke en geestelijke vorsten, evenals hij ontevreden over het rcgentschap, dat voornamelijk steunde op de lagere dynasten. In Mei 1062 waagde Anno een aanslag op den persoon van den koning. Door een vleiende uitnoodiging bewoog hij Hendrik met hem een fraai schip te beziehtigen, dat te Keulen in den Rijn lag. Zoodra hij met hem dat schip had bestegen, voer hij weg naar Kaiserswerth en lict de troostelooze moeder, die tegelijk haar kind en haar macht verloor, handenwringend aan den oever achtcr. Anno cn de zijnen bestuurden sedert het rijk. Maar spoedig ontstond oneenigheid tusschen de geestelijke en de wereldlijke vorsten. Anno werd van zijn invloed beroofd ; slechts de opvoeding des konings bleef hem overgelaten. De verwarring in het rijk nam met den dag toe. Anno, die begreep, dat het op deze wijze niet kon voortgaan, riep weldra den stcun in van een der edathertvaninvlocdrijkste raadgevers van Hendrik III, aartsbisschop Adalbert van Bremen. Bremen. Maar al te spoedig bemcrkte de Keulsche kcrkvorst, dat hij het Trojaansche paard had binnengehaald. Adalbert had van zijn aartsbisdom het machtigste vorstendom in Noord-Duitschland gemaakt ; de Saksers gevoeldcn hun vrijheid door hem ernstig bedreigd. Zijn streng kerkelijke riehting verzekerde hem den steun der Cluniacensers ; zijn voorkomendheid won het hart van den jongen koning; Weldra was hij de invloedrijkste man in .het rijk, vooral nadat de koning in 1064 meerderjarig was verklaard. Adalbert knoopte uit overtuiging 183 aan bij de politiek van Hendrik III. Hongarije werd door een gelukkigen veldtocht overwonnen. Ook verzoende de koning zich met Alexander II. Zoo scheen het, dat Hendrik IV, geleid door Adalbert, aanknoopend bij de politick van Hendrik de oppositie zou kunnen overwinnen en het Salische koningschap in zijn oude macht herstellen. Dat zou wel zijn gebeurd, wanneer nict de Saksers in verzet waren gekomen. Reeds Hendrik III had hen willen doen buigen en ten deele was hem dat gelukt. Zijn won ging op dien weg voort. Maar spoedig bleek, hoe zwak Adalbert stond. In 1066 dwongen Anno en eenige andere vorsten Hendrik om den Bremer kerkvorst van het hof te verwijderen. Toch bleef de jonge koning, ook zonder Adalbert, diens politiek volgen ; hij regeerde met de ministerialen buiten de vorsten om. Dat heeft Hendrik veel kwaad gcdaan. Want de ministerialen wendden in het bewustzijn van hun zwakke positie tegenover de vorsten hun verhouding tot den koning uitsluitend tot eigen voordeel aan. Zij waren overmoedig en willekeurig ; omkoopbaar bogen zij het recht en verkochten ambten en waardigheden. Dat alles natuurlijk in naam des konings, wiens levenswandel bovendien aanstoot gaf. Toch werd Hendriks positie sterker. Adalbert verscheen weer aan het hof ; hij stied echter reeds in 1072. Zijn politiek werd evenwel voortgczet ; steeds drukkendcr ondervonden de Saksers de koninklijke heerschappij ; steeds nauwer sloot zich de keten van koninklijke burchten om hun land. De nog in het bezit der oudgermaansche vrijheid gebleven boer liep gevaar tot een koninklijk lijfcigene of te dalen. Het geheele yolk gevoelde zich door 's konings maatregelen getroffen, die nog werden verscherpt naarmate het dreigende verzet zich duidelijker begon of te teekenen. Eindelijk, in 1073, volgde de Opstand der uitbarsting. Hendrik had den Saksischen heerban tegen de Polen opgeroepen ;" kg8r89 1°73 • de troepen kwamen bijeen, maar weigerden den koning te gehoorzamen. Integendeel stelden zij zich onder de bevelen van Otto van Nordheim, wien Hendrik Beieren had ontnomen. Zij legerden zich om den Harzburg, waar de koning zich met slechts wcinig troepen beyond. Er werden onderhandelingen geopend ; maar nog voordat deze tot een uitkomst hadden geleid, wist de koning te ontkomen. Nu ging de opstand onbelemmerd voort ; tal van vorsten sloten zich bij de Saksers aan. Blijkbaar stond de koning tegenover een algemeene beweging. Onderhandelingen gaven geen uitkomst ; de geeischte amnestie wildc Hendrik niet toestaan. Nergens vond hij steun ; reeds werd door eenige vorsten zijn afzetting overwogen. Van Frankenland begaf Hendrik zich naar den Boverr-Rijn. Bracht de adel de boeren in het veld, de koning verbond zich met de steden, aan welke hij bevrijding van de heerschappij der bisschoppen en vrijheid van handel en nijverheid beloofde. Dat maakte indruk op de bisschoppen ; thans leverden zij den koning troepen, waarmede hij een groot gedcelte van Saksen verwoestte. Otto van Nordheim bleef evenwel in het voordeel ; Hendrik zag zich dan ook in 1074 tot een nadeeligen vrcde gedwongen, waardoor hij aan de Saksers straffeloosheid, slechting der burchten en behoud van hun aloude rechten, aan Otto van Nordheim de teruggave van Beieren moest beloven. Het koningschap had een geweldige nederlaag geleden, maar herstelde zich 184 spoedig. De Saksers gaven zich bij en na de slcchting der burchten zulke buitensporigheden over, dat de koning zich genoodzaakt zag tegen hen op te treden. Het pas gcsloten vcrdrag was van rechtswege vervallcn ; geen vorst durfde weigcren den koning in den strijd tegen kerkverwoesters en grafschenders ter zijde te staan. Zoo kon Hendrik over een aanzienlijke macht slag bU beschikken, toen hij in 1075 tegen de Sakscrs oprukte. Bij Hohenburg bracht Hohenburg. hij hun zulk een verpletterende nederlaag toe, dat aan verder verzet niet te 1075. denken viel. Saksen en daarmede Duitschland lag aan dc voeten des konings. Welk een hooge positie nam than de jonge, in den vollen bloei zijner jaren staande koning in ! Het koningschap in voile macht had hij weer in handen ; nergens openbaarde zich verzet. De burchten in Saksen werden weer opgebouwd dc verbeurd verklaarde leenen werden aan vertrouwde volgelingen geschonken. Duitschland scheen weer als vroeger op weg een centraliseerende, erfelijke, absolute monarchie te worden. Dat dat niet is geschied, is toe to schrijven aan den Paus. Met de Duitschc vorsten verbond zich Rome in den strijd tegen den koning. Steunendc op de steden van Lombardije, op markgravin Beatrix van Toscane en haar dochter Mathilde, ten slotte op de Normandiers in Zuid-Italie, had de Paus de hoogstc positie in het Apennijnsch schiereiland weten te bemaehtigen ; zonder den titel was hij metterdaad koning van Italie. Van niemand had hij icts te vreezen. In Duitschland was de burgeroorlog ternauwernood geeindigd. De Normandiers hadden de laatste ovcrblijfsels der Byzantijnsche heerschappij in Italie vemietigd. Groote moeite had dat niet gekost ; want in het middenvak der elfde ceuw besteeg geen enkel uitstekend vorst den Byzantijnschen troon. DERDE HOOFDSTUK Byzantijnsche en Mohammedaansche beschavIng. Opkomst der Seldsjoekken. 1025-1081. en drocvigc tijd brak voor Byzantium aan, toen Basilios II in 1025 de oogcn sloot. Zijn broeder Constantijn VIII overleefde hem nog tot 1028 en werd toen opgevolgd door zijn dochter Zoe. Zij was reeds bijna vijftig jaren Zoe oud, maar als Keizerin nog een gewenschte partij. Haar 1028-105o. vader had bcpaald, dat zij zou huwen met den patricius Romanos. Het huwelijk werd gesloten ; als Romanos III aanvaardde de nieuwc Keizer de regecring. Reeds spoedig ru,„,. /ii , had Zoe een nicuwen gemaal te kiezen. Dat werd Michael IV, een Jong 1028-1034. Michael IV, 107, 1. kamerdienaar, die door zijn schoonheid en beminnelijkheid de aandacht der oude Keizerin tot zich had gctrokkcn. Haar keuze was niet ongelukkig : Michael was een welmeenend, rechtvaardig en verstandig man. Na Michael V, hem werd zijn reef Michael V door Zoe tot zijn opvolger benoemd. Deze 1041-1042. dwong de Kcizerin zich in een klooster tc begeven ; maar nu geraakte het yolk in oprocr : de scnaat zette den Keizer of en riep de Kcizerin weer terug. Niet zoodra had Zoe opnieuw haar intocht in Byzantium gedaan, of zij sloot een derdc huwelijk met Constantijn IX. De wetcnschap vond in hem een constanvrijgevig besehermer ; cen academie voor de rechtswctenschap werd door hem lotin opgerieht ; met de grootstc geleerdcn van zijn tijd stond hij ill persoonlijke betrekking. Maar staatsmanstalcnten bezat Constantijn zcer weinige. Toch gevoelde hij zich zoo zeker van zijn macht, dat hij het kon wagen om na Zoe's dood in 1050 alleen het bewind in harden te houden. Eerst na zijn dood volgdc haar zuster Theodora, de laatste uit de Macedonische dynastic, hem Theodora, op. Zij bezat vele der grootc eigenschappen van haar oom Basilios, kracht, 1054-1056. werkzaamheid en scherpzinnigheid. Inderdaad heeft deze mecr dan. 70-jarige vrouw het rijk nog twee jaren voortreffelijk bcstuurd. Tot haar opvolger 1u/chat, ' 1056-1057. benoemde zij den oudcn genere.al en senator Michael VI. 186 Het was niet aan te nemen, dat men zich bij deze benoeming zou neerleggen. Langzamcrhand had zich vooral bij de aristocratic een hevige afkeer ontwikkcld tegen het despotisme der Macedoniers. Doze ontevredenheid zou reeds vroegcr tot uitbarsting zijn gekomen, had nict het rijk zich onder deze De Byzan- dynastic in een hoogen bloci verheugd. In de oogen van alle andere volken, ttinsche beschaving. ook die van het westen, was het rijk het middclpunt der wereld, van den rijkdom, de schoonheid, de hoogcre beschaving. Als de wettige erfgenaam en de drager der beschaving van Grieken en Romeinen beiden, stond het daar nog altijd voor de oogen der volkeren, wel niet ongesmaldeeld, maar toch nog bcschikkende over een imposante macht. De zwaarste crisissen was het zegevierend te boven gekomen ; het was als met onsterfelijkheid begaafd. Aan de hernieuwde macht paarde zich de toover van het oostersch despotisme. Geen rijk kon een stad aanwijzcn van de schoonheid en van de beteekenis van Byzantium. Vergeleken bij den Byzantijn waren eigenlijk alle andere volken barbaren en deze gevoclden dat. Wat het rijk aan militaire kracht te kort kwam, vergoedde het ruimschoots door een hoogst bekwame, verfijnde diplomatic, die haar vertakkingcn over de geheele wereld van Bagdad tot Engeland bezat. De staat had herhaalde verjongingskurcn ondergaan door de opneming van vreemde bestanddcclen, vooral van Slavcn ; maar steeds was de Grieksche stempel op de onderworpen volken gcdrukt, zoodat er ten slotte een grootere volkseenheid was ontstaan dan in de mceste andere rijken het geval was. Het ligt evenwel voor de hand, dat gelijk de Slavcn en andere vreemde stammen zieh met de Grieken hadden gcassimileerd, deze op hun beurt zeer veel van gene hadden overgenomen, zoodat er een gemengd yolk met een gemengde taal was ontstaan, dat men in onderscheiding tot het Grieksche het Byzantijnsche kan noemen. Het kan wel niet anders of een staat en ecn yolk met zulke oude tradition moet van nature conservatief zijn. Er is opmerkelijk weinig ontwikkeling in de Byzantijnsche kunst en kunstnijverheid. De kerk bleef dezelfde als voor eeuwen ; na den bceldenstrijd was er van strijd en dus van ontwikkeling zoo goed als geen sprake. De administratie, de rechtspleging, het leger, de vloot bleven in hoofdzaak op dezelfde leest geschoeid. Ook de zeden en gewoonten, b.v. de opcnbare spelcn, bleven eeuwen lang gelijk zij waren. Maar naast de aloude eigenschappen hadden deze Romeinen, gelijk zij zich nog altijd met trots noemden, nicuwe eigenaardigheden aangenomen, goede en sleehte. De hun opgelegde verplichting om zich maar at te dikwijls door slimheid een uitweg uit moeilijke omstandigheden te banen, had hun ecn onbetrouwbaarheid gegeven, die met de in de oudheid beruehte Punische te vergelijken is en spreekwoordelijk werd. En van het oosten nam men een aan de oudheid vreemde wreedheid over ; het uitsteken der oogen kwam veelvuldig voor. Ook aan het oosten was het eunuehendom ontleend ; in den staatsdienst, in het leger, zelfs in de kerk komen voortdurend eunuchen voor. Minder be denkclijk was een steeds gestrenger volgehouden hofceremonieel ; zelfs vorsten als Basilios II verstonden op dat punt geen scherts. Een zeer ingewikkelde titulatuur onderscheidde scherp de rangen der ambtenaren. Daartegenover stond evenwel nog altijd een opgewekt geestelijk Leven. De 187 opvocding der kinderen van den gegoeden stand was voortreffelijk ; uit deze kringen kwamcn do vele hoogst bekwame mannen voort, die in verschillende betrekkingen den staat hebben gedicnd. Vooral de letterkundige beschaving stored zecr hoog. Door den kerkelijken strijd was de dialectiek tot groote ontwikkeling gekomen ; zij werd wclhaast ook op andere geestelijke ondcrwerpen toegepast en sehiep een veelzijdige bestudeering der oude letterkunde aan den eencn, cen nieuwe letterkundige productie aan den anderen kant. Onder de vele mannen van beteckenis noemen wij hier Photios, den tijdgenoot van Basilios I en Leo VI, een man van smaak en oordeel, scherpzinnig criticus der Grieksche oudheid, schrijver over kerkelijkc vraagpunten, kenner van het kerkrecht, in een woord een encyclopacdisch geleerde. Maar vooral treedt op den voorgrond Kizer Constantijn VII, do geleerdc op den troon. Hij is de schrijvcr van verschillende werken, die als bronnen voor de kennis van de inrichting van het Byzantijnsche rijk altijd groote waarde zullen behouden, een boek over de themen (provincien), cen over het bestuur van het rijk, voor zijn zoon Romanos II opgcsteld, verder een over de inrichting en de ceremonies van het hof, ten slotte een levensgeschiedenis van zijn grootvader, Keizer Basilios I. Maar ook als bevorderaar van wetensehappelijk ondcrzoek hceft hij groote verdiensten. De door Bardas gestichte academic werd door hem op breedere schaal hervormd en op allerlei wijzen begunstigd. Zoo ontstonden in den kring, waarvan Constantijn het middelpunt was, handbocken over verschillende wetenschappen, gebaseerd op de Grieksche oudheid : over landbouwkunde, veeartsenijkunde, ziektekunde en geneesmiddelleer, algemeenc geschiedenis, geschiedenis der heiligcn. Vooral moeten hier vcrschillende keizerkronieken worden genoemd, de voornaamste bronnen voor de geschiedenis dier tijden. Na Constantijns dood zijn nog slechts weinig namen te noemen. Suidas vervaardigde zijn omvangrijke encyclopaedie voor gewijde en ongewijde geschiedenis en letterkunde. De kunstpoezic beteekende weinig; daarnaast is evenwel de opkomst der volkspoezie te constateeren. De rijksgeschiedenis bleef ook na Constantijn ijverige beoefenaars vinden. Bovendien openbaarde de Byzantijnsche wetenschappelijke zin zich op hoogst verdienstelijke wijze in het verzorgen en afschrijvcn van handschriften. Vooral de in de tiende en elfde eeuw ontstane klooster-republiek op het schiereiland Athos, die weldra een dertigtal stichtingen telde, hceft zich in dat opzicht duurzame lauweren verworven. Ook de andere kunstcn bleven zich in hoogen bloei verhcugen. Verschillende Keizcrs hcbben door het oprichten van prachtige gebouwen Constantinopel tot de schoonste hoofdstad der wereld gcmaakt. Het kcizerlijk paleis, het Hebdomon, vooral door Theophilos belangrijk vcrgroot, muntte uit zoowel door massieve constructie als door kostbarc detailversiering. In den kerkbouw kwamen sedert het einde der negcnde eeuw eigenaardige wijzigingen ; de kerk kreeg den vorm van een Grieksch kruis met hoogen koepel ; van binncn werd zij steeds rijkcr beschilderd. Daar gedurende den beeldenstrijd de beeldende kunsten in den ban waren, legde men zich met des te meer ijver toe op de decoratievc schilderkunst, waarin men het tot een belangrijke hoogte wist te brengen. De kunstnijverheid bereikte een hoogen. bloei ; paleizen en kecken wedijverden door den blinkenden glans der kunstvoorwerpen. Met smaak 188 verstond men ook dc kunst de handschriftcn met miniatures te verluchten. Uiterst belangrijk was ook het Byzantijnsche handelsvcrkeer. Een bewijs daarvan is wel het feit, dat do Byzantijnsche munt nog altijd zoo good als do gehcele wereld beheerschte ; vooral de Grieksche goudmunt word overal gaarnc aangenomcn. Nog altijd was Byzantium de ecrste handelsstad der wereld ; als verbindend lid tusschcn oostcn en Weston had de stad eon groot gedeelte van het ruilvcrkeer in handcn. Enorme kapitalcn maakten de uitbreiding van den handel steeds mogelijk. In Azle hadden de Grieken gedurende den val van het rijk der Abbassiden den Arabischen handel geheel overvleugeld. Te Constantinopel kwamen de Indische en Chineesche waren langs den midden-Aziatischen karavaanweg ter markt ; van daar werden zij naar het westen en noordcn vcrscheept. De toencmende beschaving der Romaanschc, Germaansche en Slavische volken maakte hun koopkracht steeds grooter en gaf den Byzantijnschen handel steeds grootcr beteekenis. Slechts begonnen sommige Italiaansche steden, Amalfi, Venetic, Pisa en Genua op dat gebicd de concurrenten der Gricken te worden. Te Byzantium kwamen geheele kolonien van vrcemde kooplieden Russen, Bulgaren, Italianen van allerlei tongval, later ook Hongaren en Arabieren. Dc Spaanschc Ommayaden zochten hun handelsbetrekkingen met het oosten liefst aan den Bosporus. De Keizers waren verstandig genoeg den handel zoovecl mogelijk te bevorderen, zoo niet uit overtuiging, dan toch uit eigenbclang. Een zeer belangrijk ondcrdeel van den handel bleef als van ouds de slavenhandcl. Ook eigen producten werden in grootc hoeveelhedcn uitgcvoerd ; do nijverheid, die kostbare zijden stoffen, gegoten en gedreven ijzer- en koperwaren, gouden en zilvercn sieraden, juweelen, emails enz. produceerde, vond eon altijd geopend afzetterrein in het westen, dat de kunst nog niet verstond al dat schoons zeif to vervaardigen. Was de economische toe-stand van het rijk dus zeer gunstig, ook in andere opzichten vcrtoonde het nog niettegenstaande het minder goedc bestuur der opvolgers van Basilios II een opmerkelijke kracht. Het militaire weerstandsvermogen was zeer verhoogd door de vorming van een nieuwe garde uit de zoogenaamdc Warangen, Denen en Scandinaviers, ook uit Engeland, waarbij zich later ook Normandiers aansloten. De gcschicdenis van het rijk tot de verovering van Constantinopel door de kruisvaarders toont duidelijk de groote beteekcnis dozer stoere Noorschc krijgcrs aan ; aan hen hecft meermalen het rijk zooal niet zijn bcstaan, dan toch zijn rustig voortbcstaan te dankcn gehad. Vooral in den krijg met de Arabieren hebben zij zich meermalcn onderscheiden. In Syrie word steeds gestreden ; Aleppo en Antiochie, het eerste Arabisch, het twecde Grieksch, vormden de middelpunten van den grensoorlog. In 1032 slaagden do Byzantijnen erin het sterke Edessa te veroveren ; vele Arabisohe hoofden, o. a. do emir van Aleppo, boden hun onderwerping aan. Zoo sterk werd daardoor het machtsbewustzijn to Byzantium, dat men besloot ook in Afrika en Sicilie de Mohammedanen aan to vallen. Het was pen groote vermetelheid een aanval to doen op de Mohammedaansche macht ; ovcral waren hun rij ken in verval. In Bagdad hecrschte De Boejidcn. nog altijd con titulair Khalief. Sedert 945 waren de Bocjiden in het bezit , 189 van het ambt van emir al omra en oefenden zoo gezag uit over Mesopotamie en West-Perzie. Ongclukkig splitste zich dat rijk herhaaldelijk door cen gcbrekkige erfopvolging. Een bevredigcnder aanblik gaf het andere rijk op Perzischcn bodem, dat der Samaniden. Sedert 901 beheersehte dat geslacht Do de oostelijke harden van het khalifaat. De Samaniden waren onder de ooster- samaniden• sche despoten niet de mint voortreffelijke. Zij waren gematigd tegenover hun onderdanen en verdraagzaam in het godsdienstige. Geen hunner werd door verovcringszucht bezield ; steeds bevordcrden zij de vreedzame ontwikkeling hunner volken. Aan hen dankt de Perzische dichtkunst hear opkomst. Ook de wetensehap werd door hen bevorderd ; te Bokhara vestigden zij een bibliotheek. Vooral de medisehe wetenschappen vonden ijverige beoefenaars ; onder de Samaniden leefde Rasi, de grootstc Arabische gencesheer. Maar deze vrcedzame ontwikkeling was ook aan de oostersche kwaal van spocdig verval onderworpen. Dc laterc Samaniden evcnaarddcn hun voorgangers niet ; het rijk geraakte in ontbinding. Daarvan maakte de Turksche vorst Do Sebocktegin gcbruik door zich om de stad Ghazna cen onafhankelijk gebied Glwiden * te vormen. Hij werd. in 997 opgevolgd door zijn zoon Machmoed den Ghas- Machmoed, navide, wiens naam nog heden den oosterling met cerbiedige bewondering do 4,3ihdaravervult. Ongctwijfeld was hij een der merkwaardigste Mohaminedaansche 997-1030. vorsten. Als krijgsman mutate hij uit door vermetele dapperheid en rustelooze werkzaamheid. Zijn politick, die altijd het doel vast in het oog hield en steeds het juiste oogenblik wist te kiezen, werd gedreven met een slimheid, die het te gelijk verstond dc menschen door vriendelijke minzaamheid aan zich te verbinden en zc op het juiste oogenblik tot berciking van eigen doelcinden te gebruiken. Het gelukte Machmoed niet spoedig zich een machtige heerschappij te stichten. Wel zettc hij in 999 den laatsten Samanide af, maar eerst in 1005 was alle verzct in het oosten gebroken ; toen kon Mohammed zijn rijk verder uitbreiden. Een groot gedeelte van het Boejidenrijk trok hij aan zich. Beloedsjistan en Afghanistan werden veroverd. Als Alexander dc Groote trok hij Indio binnen en met meer geluk dan deze drong hij dicp in het land door. Vijftien veldtoehten deed hij om Indio te onderwerpen ; groote gebieden heeft hij daar aan zijn rijk toegevocgd. Overal liet Machmocd den Islam predikcn en zijn nieuwe onderdanen tot zijn geloof bekeeren ; hij was de eerste, die den Islam naar Voor-Indio bracht. Zoo werd Machmocd in de oogen zijner tijdgenooten een geloofsheld bij uitnemendheid. Hij was dat ook voor hen door zijn seherpe vervolging van de Sjiieten en andere ketters. Maar hij heeft ook groote verdiensten. Evenals de Samaniden was hij con mild beschermer van kunst en wetenschap. Dichters en geleerden wist hij aan zijn hof te Samarkand te verbindcn. Daar leefde Firdoesi, de grootste dichter van Perzie. Hij nam alle verhalen en rirdoesi. sagen der oude Perzische koningen in zich op en schreef zijn wereldberoemd 940-1020. epos, het Schel-nâmeh (koningsboek), waarin hij de oudc gesehiedenis van zijn yolk tot de Arabische verovering in klankrijke verzen behandelt. In 1000 werd hij door Machmoed aan zijn hof ontboden ; daar heeft hij twaalf jaren gelcefd en in dicn tijd zijn koningsboek voltooid. Zijn schepping is te 190 vergelijken met de groote epcn der andere Indogermaansche volken, den Nala, Homerus, het Nibelungenlied. Naast den grooten naam van Firdoesi moet op een ander gebied worden gcnoemd die van Ibn Sina, dien de westerlingen Avicenna, Avicenna noemen. Hij is naast den Spaanschen Averrocs de Arabische 980-1037. gelccrde, die ondcr de Christenen den grootsten roem en invloed had. Hij is de klassieke belichaming van het Perzische volkskarakter ; hoewel vol geest en verstand, werkzaam en levenslustig, handig en innemend, vlug van begrip, nooit moedeloos, ontbreekt hem toch de diepte van het genie en vooral grootheid van karakter. Zijn talent was zcer veelzijdig : hij was geneesheer, staatsman, hoveling en geleerdc ; hij schreef tallooze boeken over geneeskunde, wijsbegecrte en zcdekunde, wiskunde eu natuurkunde, alchemie en droomuitlegging, godgeleerdheid, grammatica en rhetorica, muziek ; hij was bovendien dichter ; hij schreef zoowel in het Arabisch als in het Perzisch ; hij is een encyclopedie der toenmalige wetenschap. Oorspronkelijk was hij niet ; zijn verdienstc ligt hierin, dat hij de wetensehap zijner voorgangers, vooral op het gebied der geneeskunde, op systematische wijze tot een geheel heeft verwerkt ; zoo is zijn Kanon nict alleen voor het oosten, maar ook voor het westen in de middeleeuwen een handboek geworden ; op medisch gebied gold zijn woord duizend jaren lang als een dogma gelijk dat van Galenus. De Turken. Zoo was het rijk van Machmoed den Ghasnavide nog een korte, maar schitterende bloeitijd voor een gedeelte van de Mohammedaansche wereld. Maar de ondergang was reeds zeker, toen Machmoed in 1080 stierf. Zijn rijk is bezweken voor den aanval der Turken. De Turken hebben eeuwen lang Midden-Azie, het naar hen genoemde Toerkestan, bewoond. Zij werden verdeeld in : lo. Noord-Turken of Tataren, de nomadenstammen in Zuid-Siberie, Kirghiczen, Jakoeten enz. ; 2o. OostTurken, gewoonlijk ook Tataren genoemd, in westclijk China, waar zij destijds het machtige rijk Kiptschak of het rijk der gouden horde vormden ; 80. West-Turken, de Toerkmenen en verder allen, die in do latere middelDe Seld- eeuwsche geschiedenis als geweldige vcroveraars zijn opgetreden, de Seldsjoekken. sjoekken en de Osmanen. De Seldsjoekken dragen hun naam naar hun hoofd Seldsjoek, die in 956 aan de Jaxartes een rijkje stichttc. Weldra vormden de Seldsjoekken cen groote horde weerbare mannen, die als echte nomaden van Midden-Azie uit geheel het land beoosten de Euphraat met hun plundertochten teisterden. Natuurlijk kon het verdeelde Boejidenrijk hen onmogelijk weerstaan ; de eenigc, die die macht bezat, was Machmoed van Ghasna. Maar zijn opvolgcrs waren daartoe op verre na nict in staat. Twee kleinzonen van Seldsjock, Togril-Beg en Tsjakir-Beg, vestigden zich in 1085 in Khorasan ; ecn breuk met de Ghasnaviden was daarvan het gevolg. Eerst in 1059 kwam aan den strijd tusschen Ghasnaviden en Seldsjoekken een einde, toen Machmocds kleinzoon Ibrahim Khorasan aan de Seldsjoekken afstond. Het zwaartepunt van Ibrahims rijk lag sedcrt in Indic. Nict in het oosten hebben de Seldsjoekken hun groote vcroveringen gemaakt. Evenals de Germanen dreef hen cm onwecrstaanbare drang naar de rijke Togril Bog, kultuurlandcn van het wcsten. Zij vonden weinig tegenstand. In korten tijd , a1 emir o 55mara, was geheel Pcrzie in hun macht. In 1055 trok Togril Beg op Bagdad af, 191 wear nog steeds een Boejide als emir al omra regeerde. Zegevierend trok de Seldsjoek de' hoofdstad binnen ; de Khalief benoemde hem tot emir al omra, waardoor hij den titel bij de macht voegde. Daarmede was het rijk der Boejiden vernictigd. In 1058 bezette de nieuwe emir al omra Mesopotamie en breidde zijn grenzen dreigend naar den Byzantijnschen kant uit. Togril Beg begreep, dat zijn groot rijk vooral vrcde, orde en rust behoefde, en gaf zich de grootste moeite aan die behoefte te gemoet te komen. Zoo stierf hij in 1063 als de machtigste heerscher van Azie. Het is bcgrijpclijk, dat in zulkc tijden van verwarring Byzantium geen gevaar liep ; zelfs kon de Grieksche hecrschappij zich tot diep in Azie Do breiden. Van de Fatimiden had de Keizer evenmin jets te vreezen. Hun Fatliniden. macht bleef beperkt. tot Noord-Afrika, Egypte en Syrie ; hun Khalief werd van veroveraar organisator. Het Fatimidisehe rijk is een der krachtigste van alle Arabisehe staten geweest ; zijn langdurig, zoo gocd als ongerept bestaan is een bewijs van innerlijke kracht. De vaste erfopvolging was een waarborg tegen troonstrijden. Alleen aan de Byzantijnsche grens in Syrie werd nog gevochten. Maar in het midden der elfde eeuw begon het verval van het rijk voor goed. Overal ontwikkelden zich kleine hecrschappijen ; het geheele westen maakte zich onafhankelijk ; ook het oosten ging weldra verloren. Maar veel droeviger was in de elfde eeuw het lot der Ommayaden in Spanje; 0 Deade na een langen. tijd van schitterenden Noel vol de ook hier het verval. Abder- Hakam rachman III werd opgevolgd door zijn zoon Hakam II. Deze was een ver- 961-976 . standig en begaafd man, die met gcrijpte ervaring den troon besteeg. Hij was in het algemeen vreedzaam van aard, maar toen. de Christen-vorsten op grond daarvan meenden van hun verplichtingen ontslagen te zijn, moesten zij ondervinden, dat de Khalief niet met zich liet spotten. Ook in Afrika overwon Hakam al zijn vijanden ; hier was hij de waardige opvolger van zijn grooten vader. Ook in zijn zin voor kunst en wetenschap was hij dat. Vcel van den hoogen bloci van kunst en wetenschap in het Moorsche Spanje komt voor rekening van Hakam. Ongclukkig was zijn zoon Hischam II bij zijn troonsbeklimming nog slechts Hischam II, elf jaren oud. Geen wonder, dat aan het hof weldra twee partijen ontstonden, 976-1013 ' de militaire en de burgerlijke. De invloedrijkste persoon in de laatste was Mohammed Ibri Abi Amir. Hij was van adellijken, maar onbemiddelden Mohammed M Maneoer. huize, had in de rechten gestudeerd en zich door energie en talent langzamerhand een hooge positic weten te verovcren. Hij was onder Hakam het hoofd van het departement van financien ; ten slotte werd hij door dezen tot de hoogste posten verheven ; terccht beschouwdc deze hem als een financier, diplomaat en oorlogsman van den eersten rang. Na Hakams dood steunde hij het regentschap van diens weduwe Aurora. Hij werd de eerste man van het rijk. Hij was populair bij het yolk en bij het leger, dat hij herhaaldelijk tegen de Christenen ter overwinning voerde. Het eenc ambt na het andere werd hem opgedragen weldra was aan het hof niemand hem in rang gelijk. Zonder gemoedsbezwaar ruimde hij zijn tegenstanders uit den weg, maar wist tevens door een krachtig en gestreng bestuur zijn macht op hechtc grondslagen te bevestigen. Hij moet zelfs den jongen Khalief met 192 opzet buiten alle staatszaken hebben gehouden en ecn monnik van hem hebben gemaakt. In ieder geval was Hischam volkomen ongeschikt om een machtig rijk te besturen. Zelfs nam deze minister zoo zeer een gelijke positie naast den vorst in, dat hij een cigen lijfwacht had. Met behulp daarvan wist hij alit tcgenstanders tc verpletteren. Tot zijn dood in 1002 heeft hij Spanje als onbeperkt vorst geregeerd. Zelden is cen man door verachtelijker middclen tot de hcerschappij gcstcgen ; maar zelden ook heeft een man de verkregen macht op zoo grootsche, geniale wijze gcbruikt. Wat men ook tcgen het karaktcr van Mohammed moge inbrengen, zijn revering is een zegen voor Spanjc geweest ; hij is op een lijn te stollen met Abderrachman III. Hij was streng rechtvaardig, maar ook hoogst verdraagzaam, zoodat de geloofsvervolgingen binnen de perken bleven. Scherpzinnig in hooge mate, wist hij steeds de juiste middelen te kiezen om zijn doel te bereikcn. De stalen energie van zijn karakter deed hem alle moeilijkheden te boven komcn. In 52 veldtochtcn heeft hij het bevel gevoerd ; gedurende zijn bcwind hadden dc Christenen geen oogenblik rust. Geen cnkel deel van het binnenlandsch bestuur ontging zijn aandacht ; de ambtenaren moisten, dat hij bun gangen paging en zorgden door een zorgvuldig bchecr uit de hande► zijner wrekende gerechtighcid te blijvcn. Altijd bleef hij zijn zorgen aan het leger wijden, dat hij door vrijgevighcid maar tevens door ijzcrcn discipline aan zich wist te ketcnen. Als veldhcer was hij onovertroffen ; slechts zijn gcluk ging zijn talent te boven. De macht zijner innemende en toch geeerbicdigde persoonlijkheid maakte alien het gehoorzamen gcmakkelijk. Het was waarlijk geen zelfvergoding, toen hij den Khalief het decreet ontloktc, waarbij hem den khaliefentitcl Al-Mansoer werd toegevoegd en hem tevens de uitcrlijke eerbewijzen van den Khalief wcrden toegekend. Hij ging nog verder ; hij wilde een dynastic stichten. Zijn zoon werd tot zijn opvolger benoemd ; hij zelf liet zich koning nocmen. Met zijn leven ging zijn macht niet onmiddellijk te loor ; Al-Mansoer werd door zijn zoon Abdalmelik opgevolgd. Hij was een bckwaam en energiek man, volkomen berekcnd voor zijn taak. Maar zijn broedcr Abderrachman, die hem in 1008 opvolgdc, vergat alle voorziehtigheid ; het yolk van Cordova kwam in opstand ; Abderrachman werd gedood. Maar met den val van de dynastic van Al-Mansoer was ook die van het rijk der Ommayaden beslist. Geen groot vorst besteeg weer den troon. Het leger gchoorzaamde niet meer aan den Khalief. Stadhouders maaktcn zich onafhankelijk. Natuurlijk zctten nu de Christenstatcn hun greuzen weer uit ; de vrees voor den geweldigen Al-Mansoer was verdwenen. Burgeroorlogen teisterden het Mohammedaansche rijk ; Cordova werd herhaaldelijk geplunderd ; de eene Khalief na den ander werd op den troon verheven en weer verdreven ; de laatste was Hischam III, wiens heersehappij ternauwernood buiten Cordova reikte. Hij werd in 1031 door zijn neef Ommaya van den troon gestooten. Maar Cordova riep den Bind() der overweldiger niet tot Khalief uit. Zoo cindigt de dynastic der Ommayaden Ommayaden, roemloos met een naamgcnoot van den stamvader. 1031. Splitsingvan Uit het rijk der Ommayaden zijn vcrschillende kleinere rijken ontstaan, het riik• die elkander onderling even heftig bestreden als zij de Christencn en deze 198 zelf elkander. Het werd een Wilde anarchie, ecn oorlog van alien tegen alien. Zelfs de scherpe scheiding van Christendom en Islam viel weg. Maar een hoogst merkwaardig verschijrsel was de hooge bloei der beschaving te midden der politiekc ellende. Evensls aan de kleine hoven in Italie en Duitschland in lateren tijd, ontwikkelt zich nu in Spanjc cen opgewekt geestelijk Leven ; daar bloeicn kunst cn wetenschap evcnals vroeger te Cordova en zelfs vrijer en meer onbelemmerd dan daar. Bovendien brcngen handel en nijverheid nog altijd materieele welvaart : allecn Cordova zonk stoffciijk en geestelijk ter neder. De voornaamste stad van Spanje werd Sevilla, de vroolijke stad aan de Guadalquivir. Ondcr de Mohammedaansche staten waren de voornaamste Saragossa, Valencia, Almeria, Granada, Badajoz en Toledo, die door afwissclende dynasticen werden bcstuurd, erder Cordova e i Sevilla, die aristocratisch geregeerde republieken vormdcn. Hct was een geluk voor den Islam, dat de Christcncn elkander even heftig bestreden als hun vijanden. Een verbittcrde oorlog was gevoerd, voordat het Sancho den Groote van Navarre omstreeks 1080 gelukte alle Christenstaten onder zijn schepter te vereenigen. Maar dcze vcrccniging, met de grootste mocitc tot stand gebracht, block onhoudbaar. Bij zijn dood in 1085 verdeelde Sancho de Sancho zijn rijk onder zijn drie zonen : Garcias verkrceg Navarre met Bis- Groote, cayc, Ferdinand Castilie met Gallicie, Asturie en Leon, Ramiro Aragon met t 1036. Navarre. Catalonia. Het is deze verdccling van Spanje, die gedurende de verdere mid- Casti116. deleeuwen in stand is gebleven. Van de drie rijken was Castilie het meest Aragon. door zijn ligging op den strijd tegcn de ongcloovigen aangewezen ; gelukkig was koning Ferdinand I een krijgshaftig man, die den heiligen oorlog als F erdinan d I zijn lcvenstaak beschouwde. Het gelukte horn de grens belaiigrijk naar het van1035-1065. castiliti zuiden te verleggen ; hij veroverdc cen groot aantal steden en dwong zelfs Sevilla zijn lecnhoogheid te erkennen. Ongelukkig begonnen na zijn dood zijn drie zonen een verwoeden strijd om de hcerschappij, die eerst in 1075 met de volledige overwinning van Alfonso VI cindigde. Zoo bleef het ten slotte nog twijfelachtig, of het kruis of de halve maan over Spanje zou heerschen. Bijna nergens boezemdcn de Mohammedaansche staten hun vijanden nog vrees in. Te Byzantium kon dus de gedachte opduiken van een algemeenen Byzantium. aanval op de Saracenen, allereerst op de zeeroovcrs van Noord-Afrika en Sieilie. In 1032 versloegen de Grieken hen in de Adriatische Zee, in 1035 nogmaals in de Aegaeische Zee. In 1038 veroverde de Grieksche veldheer Maniakes Messina, versloeg de Arabieren en was daardoor meester van de grootste hclft van het eiland. Het volgende jaar bracht hij nogmaals de Saracenen can verpletterende nedcrlaag toe ; daarmede was Sicilia voor Byzantium teruggewonnen. Maar kort daarna werd Maniakes teruggeroepen ; het eiland ging weer verloren ; alleen Messina bleef behoudcii. Ook op het Balkanschierciland zelf werden zware verliezen geleden. De Bulgaren konden hun oude grootheid niet vergeten. Alras bemerkten zij, dat de teugels van het bewind niet meer in de krachtige hand van Basilios rustten. In 1040 brak Opstanden in Bervi6 en dan ook eon opstand uit. Toen plantte Steven Bogislaw, die gehuwd was Bulgarije. met eon kleindochter van czaar Samuel, in Servie de vaan des opstands ; hij versloeg een kcizerlijk leger en moist de onafhankelijkheid van zijn land , Aig. Gesoh. •• 13 194 ook tegcn verdere aanvallen te handhaven. Deze opstand bracht ook de andere stammen in beweging. In Bulgarije plaatste zich Peter Deljan, die zieh een kleinzoon van Samuel noemde, aan het hoofd van den opstand. Bulgarije, Maccdonie en een deel van Griekenland viclen in zijn handcn. Maar weldra sneuvelde hij bij Thessalonica ; het kosttc Michael IV dan ook weinig moeite een groot deel van het Balkanschiereiland weder aan zijn gezag te onderwerpen. Normandiars Nauwelijks was dat gevaar bczworen, of Byzantium had rich in Italie tegen in nieuwe vijanden te verweren, de Normandiers. In 1080 bezette de Normandier Znid-Itali8. Rudolf het sterke Aversa, waarmede hij in. 1088 door Koenraad II werd beleend. Vele Normandiers stroomden sedcrt naar Aversa ; uitbreiding van het graafschap was het gcvolg. Rudolf van Aversa, verbonden met Willem met den Lheren Arm en zijn brooders, begon den strijd tcgen de Gricken. In 1041 en volgendc jaren leden deze voortdurend de nederlaag In 1042 word Willem door zijn onderbevelhebbers tot graaf van Apulie benoemd. Na zijn dood in 1046 volgde zijn brooder Drogo hem op ; deze vcrkrecg, evena's Rudolf van Aversa, zijn beleening van Hendrik III. Ook de Paus erkende het graafschap Apulie. In 1057 werd de roemruchtige Robert Guiscard er graaf, die de leenhoogheid van den Paus erkende. In Byzantium moest men dat alles laten begaan, daar men in de cerste plaits op zelfverdediging bedacht moest zijn. Het grootste gevaar dreigde in het oosten, waar de Scldsjoekken een macht van beteckenis begonnen te worden. Nog bedenkelijker in. zijn gevolgen was het schisma, dat sedcrt 1054 Schisms teseehen de tusschen Rome en Byzantium werd voltrokken. Tot dusverre was de geheele Latiinsebe en de orieksohe ChriSellike .t kerk in naam no een eenhcid geweest. Voortdurend was de Berk, 1054. spanning tusschen den Paus en den Patriarch toegenomen ; steeds wcigerde de laatste de suprematie van den eerste over het westen te erkennen, gelijk de Pans zich nooit aan den Patriarch wilds onderwerpen. Pogingen tot verzoening, door vcrschillende Keizcrs beproefd, moesten wel mislukken. Wat ten slotte den. doorslag gaf, was het volgende. De Paus haastte zich, naarmate het Byzantijnschc gebied in hale inkromp, de daar veroverde gewestcn aan het geestelijk gezag van Rome to onderwerpen. Dat liet de Patriarch zich niet welgevallen. Hij snced alle betrekkingen met Rome af, sloot de Latijnsche kerken te Constantinopel, verklaarde pricsterwijding en doop der Roomsale kerk voor onwettig en alle aanhangers van den Pans voor ketters. Zoo was dan de scheiding voltrokken tusschen de oostersche en dc westersche kerk, de Grieksche en de Latijnsche, een schisma, dat nooit is gehecld. Weinige jaren daarna beklom cen nieuwe dynastie den Byzantijnschen troon. Michael VI had zich slechts cen jaar kunnen h.andhaven. De aristocratie riep, gesteund door het leger, een rijk grondbezitter, batik Komnenos, tot Izati.k I, Komnence, Keizer uit. In korten tijd was de hoofdstad in zijn handen gewillig stond 1057-1059. Michael de kroon af aan den stichter der nieuwe dynastie der Komnenen. De Komnenen. Zijn kroning was de overwinning van de aristocratie op het absolutistische iceizerschap der Macedoniers. Izaiik was ervaren als staatsman en als veldheer. Hij benocmdc zijn aristocratische vricnden tot hooge ambten in de provincien, . 195 waardoor hij do handen vrij kreeg. Hij herstelde het evenwicht in de financien en was de eerste na Basilios II, die nauwkeurig van alle uitgaven rekensehap vroeg. Ook de administratie en het legcrbestuur werden grondig herzien. Ongclukkig regeerde deze Keizer slechts kort. Tocn hij zich in 1059 in een klooster tcrugtrok, benocmde hij een zijner ministers tot zijn opvolger. Dat was Constantijn X Ducas, een pedante veciweter, ecn door en door fiS-Constantan X . 0,67. caal man. Het bedenkelijke van zulk een keuze bleek weldra ; groote gcvaren I :nor bcdreigden het rijk van de zijdc der Seldsjoekken. Na den dood van Togril Beg was zijn ilea Alp Arslan hem opgevolgd, alv Arslan, ecn man hem in ruwc gcnialiteit gelijk. Als een cchte soldatcnkoning liet 1063-1079. hij het binnenlandsche bestuur gcheel over aan zijn grOot-vizier Nisam-clMulk. Deze was een beschaafd en gematigd man. Gcdurende de dertig jaren, Nisam-eldat minister is gcweest, heeft hij krachtig den stoffclijken en geestelijken Mulk. bloei van het rijk bevorderd. Natuurlijk zocht Alp Arslan zijn rijk uit te breiden ; cen botsing met Byzantium was onvermijdelijk. Met het oude enthousiasme van den heiligen oorlog storttcn de Seldsjoekken zich over Armenie, dat in 1064 werd veroverd. Duizenden Armeniers verplaatsten zich naar Cilicie, waar zij ccn nicuw rijk stichtten, dat in den tijd der kruistochten een belangrijke rol heeft gespeeld. Constantijn X deed niets om zijn rijk te beveiligen. Bij zijn dood in 1067 liet hij het rijk na aan zijn dric zonen onder regcntschap hunner moeder Eudokia. Zij huwdc een dapperen krijgsman, die als Romanos IV den troon Eudokia, besteeg. Hij begrcep, dat het rijk in de eerste plaats een kraehtig optreden Romans ioo 0 7, i7 tegen de Seldsjoekken eischtc. Gehcel Mesopotamie, Cilicie en Cappadocie waren in hun handcn gevallen ; Caesarea was door hen bezet. Met groot talent wist Romanos de Mohammedanen terug te dringen. Maar het einde van zijn regeering was droevig. In 1071 trok hij met ecn groot leger naar Slag blj bet meervan de oostgrens. Bij het meer van Van kwam het tot een verschrikkclijken slag, Van 1071. die ten nadeele der Byzantijncn eindigde. Maar de hoogste triomf van Alp Arslan was het, dat de Keizer zelf zijn gevangene werd. Hij schonk dezen echter de vrijhcid tegen vrijlating van alle Seldsjoekkische krijgsgevangenen en betaling van een millioen schatting. In de hoofdstad was intusschen een oproer uitgebarstcn. Johannes Ducas, de brocder van Constantijn X, proclamccrde zijn neef Michael VII tot Keizer Michael pm ell zich zelven tot regent ; Eudokia werd vcrbannen en Romanos bij zijn 1071-1078. terugkeer gedood. Het door dczen met Alp Arslan gesloten verdrag werd ongeldig vcrklaard. De wraak bled natuurlijk niet uit ; de Seldsjoekken hernicuwden hun invallen, zonder dat de regeering te Constantinopcl er iets tegen vermocht te doen. Geen wonder, dat de Normandiers in Beneden-Italie van dcze ongelukken gebruik maakten. Van den Pans hadden zij niets meer te vreezen, sedert Robert Guiscard zich nauw met Rome had verbondcn. Hij had behalve Robert Apulie ook nog Calabrie veroverd. Door hem verdween het laatste spoor van Guisearcl. de Byzantijnschc heerschappij in Italie. Zijn broeder Roger zond hij in 1061 naar Sicilie, waar de Arabische macht in staat van ontbinding verkeerde. Eindelijk in 1090 was het geheele eiland aan de Muzelmannen, die het twee 96 en een halve eeuw geleden hadden bezet, ontrukt. Een nieuwe macht was in de Middellandsche Zee ontstaan, de Normandische. Niet zonder strijd hebbcn de Grieken Italie opgegeven. Nog in 1065 hebben zij Otranto heroverd en Bari versterkt. Maar tegen Robert Guiscard waren zij niet opgewassen. In 1068 bezette hij ten tweeden male Otranto en sloeg het beleg voor Bari ; deze laatste Gricksche stad in Italie capituleerde in 1071. Beklagcnswaardig was dc toestand van het Byzantijnsche rijk. Het was geen voordeel, dat Arp Arslan in 1072 wend vermoord. Zijn opvolger was Afeliksobaolh zijn zoon Melikschach. Hij behield Nisam-el-Mulk en schonk hem een even 1072-1092. groot vertrouwen als zijn vader. Hij handhaafde strenge discipline in het Leger en orde in den staat, strecfde naar gerechtigheid en was een gevreesd krijgsman. In 1089 veroverde hij 13okhara en Samarkand en drong zelfs door tot Kaschgar. Zoo behecrschte hij een gebied van de grcnzcn van China tot bijna voor de poorten van Constantinopel. Want in Klein-Azie drongen de Seldsjockkcn steeds verder door. Door Byzantium werden hun niet veel hinderpalen in den weg gelcgd. Zclfs ricp Michael VII de hulp van de Seldsjoekken in tegcn zijn mededingcrs. Hij benoemde den Scldsjoek Soeleiman tot stadhoudcr der Byzantijnsche provincien, die deze in bezit had ; daardoor werd de grondslag gelegd voor eon nicuw rijk, dat aan de latere Keizers onnoemelijk veel zorg hecft gcgeven, dat van Roem of van Iconium. Michael VII wend in 1078 door Nicephoros III Botaniates verdreven. De Nicephotos ILI. nicuwe Keizer zat geen oogenblik rustig op den troon ; aan alle zijden ver1078-1081. hieven zich tegenkeizers. De gevaarlijkste onder hen was de fijn beschaafde, als staatsman en als veldheer even voortreffelijke Alexios Komncnos, een Alexios I, broederszoon van Izalik I. In 1081 moest Nicephoros hoofdstad en kroon 1081-1118. overgeven aan hem, die als Alexios I werd gekroond. Van nu of begint een nicuwe periode in de Byzantijnsche geschiedenis, een tijd van machtsontwikkeling en bloei, die bewijzen zou, dat het ccuwenoude rijk, mits met kracht en verstand bestuurd, nog genoeg gczonde elementcn in zich bevatte om een hooge politic in de wereld in to nemen. VIERDE HOOFDSTUK Hendrik 1V en Oregorius VII. 1075-1096 ij zagen, hoe de gebcurtenissen in het oosten telkens op den loop der dingen in Italie en daardoor op de geschiedenis van het Duitsche rijk inwerktcn. Het sucees van Robert Guiscard, die de machtigste vorst van Rae was gcworden, kwam den Paus ten goede. Door hem Greysloirius gestcund, wan do Gregorius VII het den kamp tegen 1073-1085. Hendrik IV op te nemen. In den eersten tijd bleven Paus en koning nog op goeden voet. Dat Gregorius met kracht tegcn dc simonie tc velde trok, was geen gcvaar Do simonie. voor Hendrik. Dat Gregorius het huwelijksverbod van de priesters zoo gestreng mogclijk handhaafdc, kon hcm evenmin met Hendrik in strijd brcngen. Van oudsher had de kerk aan de hooge geestclijkhcid den eisch van het coelibaat Het coelibaat. gesteld, maar voor het ovcrige was men nooit verder gegaan dan met Paulus het echtelooze leven voor den Christen als verkiesclijk aan tc bevelen. Het lag evenwcl voor de hand, dat het coclibaat, eenmaal voor de hooge geestclijkheid aangenomen, ook op de lagcre zou worden tocgepast. Het lag geheel in het systccm van Cluny, dat de Pans den priester door geen anderen band dan dien der hierarchic wenschte te binder; eerst door het coelibaat werd deze het werktuig, dat de kerk noodig had to beheersching der volkeren. Verder mag niet worden voorbijgezicn, dat de pricsterhuwelijken een erfelijkheid der kcrkelijke ambtcn en goedercn in het leven haddcn geroepen, die niet alleen in strijd was met het beginsel der militair ingerichtc kerk en het ideaal van Cluny, maar ook met de eenvoudigste eischen van moraliteit.. Zoo is het verklaarbaar, dat Gregorius het coclibaat meer dan cen zijncr voorgangers bevorderdc, maar tevens, dat .hij daarbij met een gcweldigen tegenstand had te worstelcn ; de belangen en wenschen van duizenden werden door hem geknot. 198 Het was op een synode te Rome in 1075, dat de Paus het verbod der De investi- simonie hernieuwde, het coelibaat voor age priestess voorschreef en ten slotte tuuratriid " aan allc geestelijken vcrbood om hun investituur uit de handers van een leek te aanvaarden. Door dat laatste besluit kwam de kcrk in vollen oorlog met den staat. Want hoewel het ideaal van Cluny was cm gehecl zelfstandige kcrk te scheppcn, alleen afhankelijk van den Paus, de werkelijkheid was er nict naar om dat ideaal voorloopig tc verwczcnlijkcn. Het investituurverbod dreigde het Duitsche rijk uit zijn voegen te liehten. De Duitsche bisschoppen toch waren niet alleen geestelijkc waardigheidsbeklecders, maar ook rijksvorstcn, leenmannen van den koning. Onttrok men de benoeming van deze vorsten aan den koning en droeg men ze over aan den Paus, dan zou dezen laatste in het rijk ecn invloed en macht gesehonken zijn, welke die van den koning geheel in de schaduw stelde. Het was dus cen zaak van zelfbchoud voor Hendrik, toen hij tegen dezen buitcnsporigen cisch van den Paus in verzet kwam. Hij kwam daartoe te eerdcr, nadat hij de Saksers in 1075 wedcr had ten onder gebracht en zoo heer en meester in het rijk was geworden. Ecrder dan aan de gecstelijkheid cen machtigc stclling in te ruimen, wcnschte hij zijn koninklijkc macht ook over de kcrk uit te breiden, en ze in dien omvang uit te ocfenen; als nog zijn vadcr ze had bezeten. Hij wilds het recht der investituur zoo ruiin mogelijk toepassen ; de Paus moest weer als van ouds de ondcrdaan des Kcizers worden. De koning ging dus voort de bisschoppen buiten Gregorius om te benoemen. Hij trad in verbinding met Robert Guiscard, die voor kort met den Paus in strijd was gcraakt en door diens banvloek was getroffen. Hij behield dicnaren, die door Gregorius als met simonie bcvlckt in den ban waren gedaan. De Pans sommeerdc Hendrik af tc laten van de dwalingen zijns weegs. Verontwaardigd over den hoogen toon, dien men te Rome voerde, besloot do koning korte metten met den Paus te Timken. Hij meendc, dat hij nog kon doen, wat zoovcle van zijn voorgangers hadden gedaan, eenvoudig cen onhandelbaren Paus afzetten. Zoo riep hij in 1076 een synode van de Duitsche bisschoppen te Worms bijeen om over Gregorius te richten. Deze verre60 afgre1 u: VII z t, gadering zette den Paus plechtig we ens wanbeheer af. Bij dezen maatregel 1076. sloten zich de tc Piacenza vergaderdc Lombardisehe bisschoppen ann. Zoo was de strijd tusschcn koning en Paus zoo hevig mogclijk losgebarsten. Want, wat Hendrik niet had vcrwacht en cigenlijk nicmand in Duitschland, de Paus onderwierp zich niet, maar greep naar de wapenen en wel naar de gevaarlijkstc, zijn gcestelijke strijdmiddelen. De dagen waren voorbij, dat do Keizer naar willekeur over de bczetting van den stoel van St. Pieter kon bcschikken ; het pausdom was een macht in de wercld geworden, die zich de gelijkc, zoo niet de, mccrdere van het koningschap gevoelde. Het was cen Nvaagstuk geworden den Paus in zijn rechtcn aan te tasters, vooral wanneer die Pans Gregorius VII was, afgezien nog van de vraag, of kerkrechtelijk een synode het recht had den kcrkvorst af te zctten. Maar bovcndicn, het was hoogst onverstandig van den koning om de hoogste geestelijke macht tegen zich in het harnas tc jagen op het oogenblik, dat in Duitsehland een gevaarlijke opstand ternauwernood was bedwongen en een machtige 199 oppositie slechts op een geschikte gelegenheid wachtte om weer in gewapend verzet te komen. Dc Paus wist dat en haastte zich om zich van zijn onfeil- Efendrik Iv baar wapen te bedienen, de excommunicatic. Den 22sten Februari 1076 12112dFeenbru b 1076. sprak hij plechtig den banvloek over Hendrik uit. Dat besluit trof den koning diep, tot vernietiging toe. Onmiddellijk grepen al zijn vijanden under voorwendsel geen gebaunene als opperheer te kunnen erkennen, weer naar de wapenen, de Sakscrs under Otto van Nordheim, de Zuid-Duitsche vorsten, dc vorsten aan den Boven-Rijn. De bisschoppen, verschrikt door de pauselijke gestrengheid, wae.gden het niet Hendrik te steunen. Hij zag in, dat hij voorloopig het spel verloren had. In October 1076 riep hij dus de Duitsche vorsten te Tribur bijeen ; daar vcrschenen ook pausclijke legatee ; daar werd in zijn afwczigheid hij zclf mocht als geexcommuni-ceerde geen omgang met de vorsten hebben — over zijn lot beslist. Besloten wcrd, dat in Februari 1077 tc Augsburg cen rijksdag zou worden gehouden, waar ook de Paus zou worden uitgenoodigd, om het geschil tusschen koning en vorsten te beslcehten ; tot zoolang zou Hendrik zich van alle regecrings-daden onthouden en in Spiers vcrblijf houden ; mocht hij binnen het jaar niet van den ban bevrijd zijn, dan zou hij voor afgezet worden gehouden en cvenzoo, wanner hij de bepalingen van Tribur verbrak. Dicp was de koning vernederd. Maar juist in dezen hopeloozen tijd openbaarde Hendrik cen scherptc van blik, een vastberadenheid en beslisthcid, die hem in zijn zonnige dagen niet hadden gekenmerkt. Van het oogenblik af, waarop hij zijn fout had ingezien, began hij ze te herstellcn. Hij zag onmiddellijk in, dat hij allerecrst van den ban moest worden bevrijd ; met dezen beladen was hij in Duitschland machteloos. De ccnige weg daartoe Hendrik Iv was een plechtige boetedoening voor den Paus ; zoo voorkwam hij tevens, _tan e J .dat Gregorius zich naar Duitschland begaf en als rechtcr over den Duitsehen koning zat. Daarom bcsloot Hendrik IV tot zijn berocmdcn tocht naar Canossa. Het is onjuist Canossa voor te stellen als de diepste vernedering van het koningschap voor het pausdom. Integendeel is het het begin van het herstel van den koning gewcest, een mecsterlijkc politieke zet, die Grcgorius van het grootstc gedeelte van zijn overwinning beroofde en hem dan ook zeer ongelcgen overkwam. Men kan niet nalaten behalve de scherpzinnigheid den zedelijken moed des konings tc bewonderen, die er toe kon komen boete te doen voor den man, dien hij had gcmeend af te zetten. In den winter van 1076 op 1077 trok Hendrik met zijn gemalin Bertha en een klein gevolg door Bourgondie naar Italie. In Lombardije werd hij op cen zware proef gesteld ; wereldlijkc en gcestelijke vorstcn begroetten hem en riepcn hem op zich aan hun hoofd tc stellen in den strijd tegcn. den Paus. De kans was schoon ; niets zou hem hebben kunnen beletten Rome te bezetten, den Paus te verdrijven en een hem toegcdaan prelaat te doen verkiezen. Gregorius zag het eindc van zijn grootheid nabij ; de trotsche kerkvorst, die reeds op weg was naar Duitschland, gevoelde zich ccrst vcilig achter de muren van het sterke Canossa, den burcht van Mathilde van Toscane. Maar Hendrik weerstond de verleiding ; wat Otto I had vermocht, stand hem, den gevloekte, nict vrij. Zoo trok dan de boeteling verder en verscheen den 25steri Januari 200 1077 voor Canossa. Drie dagen moest hij wachten, voordat hem werd vergund voor den Paus te verschijnen. Grcgorius schonk den koning absolutie van den ban, onder bepaling, dat hij binnen een door den Paus vast te stellen tijd aan de Duitsehe vorsten voldocning zou geven. Het dient geconstatecrd, dat dat resultaat voor Hendrik volstrekt niet onbcvredigend was. Wel bleef de Paus de scheidsrechter in de Duitsche zaken, maar de ban was opgeheven. Men mag vcronderstellen, dat ook Gregorius met dezen uitslag nict tevreden was ; zijn kraehtigste wapen, de ban, was hem uit de hand geslagcn. Maar het incest van alien waren de Duitsehe vorsten teleurgesteld ; zij, die reeds niet meer met Hendrik hadden gerekend, zagen hem met verstcrkte macht uit Italie terugkceren. Om zijn herstel te voorkomen, aarzelden zij niet den burgeroorlog over Duitschland te doen Rudolf losbarsten. In tegenwoordigheid der pauselijke legaten verkozen de te Forchvan Zwaben, . konlug, helm vergaderde geestclijke en wereldlijkc vorsten den 18den :Mart 1077 13 )Iaart Rudolf van Zwaben tot koning. Hij moest zich dadelijk verbinden om bij 107. de beleening van geestelijken zich nauwkcurig naar den wensch van den Paus te gedragen en tevens verldaren, dat de koningskeuze aan de Duitsche vorsten onvoorwaardelijk tockwam. Het sprak van zelf, dat Hendrik zich daarbij niet nederlegdc. Hij beschikte nog over tai van middelen en hij heeft die in deze moeilijke omstandigheden gebruikt met een volharding en encrgie, verstand en gematigdheid, die scherp afstekcn bij zijn despotische grilligheid van vroegcr. Nauwelijks had hij het bericht van Rudolfs verkiezing vernomen, of hij eischtc van den Pans een proclamatie tegen de afvallige Duitsehe vorsten. Gregorius weigerde. Daar teruggewezen, wendde Hendrik zich tot de Lombardische grooten en nam thans hun aanbiedingen aan ; door hen was voorloopig de Paus schaakmat gezet. Van Italie zeker, trok de koning naar Duitschland, waar de burgeroorlog was losgcbarsten. In dezen strijd steunde hij in hoofdzaak op de steden, vier pas verworven vrijheid met het koningsehap stond of viel, op den lageren adel, sedert Koenraad II de stcunpilaar van den troon, en ten slotte op een deel der geestelijkheid. In 1078 kwam het bij Melrichstadt tot een onbeslisten slag. Een krachtigen steun vond Hendrik in den dapperen Frederik van Buren, wien hij de hand zijner doehter Agnes en het hertogdom Zwaben. schonk. Van geen van deze beide gaven kon Frederik echter onmiddellijk bezit nemen, daar Agnes nog een kind en Zwaben natuurlijk in de handers van Rudolf was ; maar toch was op dcze wijzc de grondslag tot de macht der Hohenstaufen gelegd. In het begin van 1080 Teed Hendrik weer een nederlaag bij Miihlhausen. Daardoor meende de Paus Hendriks zaak verloren tc kunnen achtcn ; hij gaf zijn bemiddclende houding op en sprak opnieuw den ban over den koning en zijn aanhangers uit. Openlijk sprak de Paus het nit, dat hij de hoogste macht, die van God zelf, op aardc uitocfende en dat het hem vrij stond niet alleen geestelijke, maar ook wcreldlijke vorsten naar believen te benoemen en of te zetten. Het investituurverbod werd in zijn scherpsten vorm vernieuwd ; alle kerkelijke ambten, waarvan de keuze Met aan geestelijken stond, zouden in het vervolg door den Paus worden bezet. Dat waren maatregelen van de verste strekking, die de geheele wereld aan 201 den Paus zouden hebben onderworpen, zoo het even cenvoudig ware gewcest deze besluiten of tc kondigen als ze door te voeren. Het was duidelijk, dat deze tweeds ban door niets was gemotiveerd ; hij won den koning tal van aanhangers, die bcvreesd begonnen te worden voor de gevolgen der pauselijke aanmatiging. Overal verhieven zich in Italie Gregorius' vije.nden : in Rome zclf begon het woelig te worden. Bisschop Benzo van Alba, van ouds een der heftigstc tegenstandcrs van de kerkelijke politick van Gregorius, wette opnieuw het geestelijke zwaard en slingerde weer zijn uiterst scherpe vermaningen in dichtvorm en in proza de wereld in ; hij riep de Italiaansche bisschoppen op zich niet onder Romes juk te buigen en den koning getrouw bij tc staan. Van nog meer beteekenis was de „Verdcdiging van koning Hendrik IV" van Pctrus Crassus, waarin deze geleerde jurist en theoloog op rechtshistorische gronden het wetenschappelijk bewijs trachtte te leveren, dat niet de Paus boven den koning, maar integendeel de koning als opvolger der Romcinsche Keizers boven den Paus stond, Nog bedenkclijker voor den Paus ging het in Duitschland. De ban maakte niet den minsten indruk. Men begon in te zien, dat de strijd ging om het bestaan van het Duitschc rijk als onafhankclijke macht ; zoo is het te verklaren, dat zoo goed als alle oritu! fmm bisschoppen partij kozen voor Hendrik. Zij kwamcn met eenige Italiaansche oareg bisschoppen in Juni 1080 te Brixen bijeen, widen Gregorius de gehoorzaam- Juni 1080. hcid op en verkozen den aartsbisschop van Ravenna als Clemens III tot Paus ; onmiddcllijk bekrachtigde de koning deze kcuze. Nu rusttc Hendrik zich met kracht toe tot den oorlog tcgen Rudolf. Slag bij Den 15den October 1080 kwam het bij Hohen-MOlsen aan de Unstrut tot :ten; een blocdigen slag, waarin nogmaals Hendrik de nederlaag Teed. Maar de 15 oot. ioso. nederlaag werd een ovci-winning gclijk ; want Rudolf was gesneuveld. Zijn Rudolf t. dood deed de Duitsche oppositie uiteenvallen ; de meestc vorsten boden hun onderwcrping aan. Aileen de Saksers onder Otto van Nordheim volhardden in hun verzet. Voorloopig deed de koning gem moeitc ook hen te onderwerpen, maar besloot allerecrst zijn gevaarlijksten vijand, den Paus, in Italie zelf te bestrijden. De gelegenheid was gunstig. Zoo goed als wheel Italie erkendc Clemens III ; Gregorius vond nog slechts weinig aanhangers. Zijn eenigc bondgenoot was Robert Guiscard, wicns stem de Pans zich gehaast had door ruime concession te koopcn. Maar doze was in vollcn oorlog met Byzantium en deed con aanval op de Ionischc eilanden. Mathilde van Toscane kon wcinig hulp bieden ; haar eigen steden verlicten haar, toen Hendrik in het voorjaar van 1081 in Lombardije verschcen. Met Pinkstcren stond Hendrik de koning voor de poortcn van Rome. Maar aangevuurd door den Paus, 11n081. wiens geestkracht tocnam naarmate de golven van het ongcluk hem dreigden te ovcrstelpcn, was de bevolking vast besloten zich tot het uitcrste te verdedigen. Zoo zag Hendrik zich genoodzaakt het beleg op te breken. Deze nederlaag maakte in Duitschland zulk een indruk, dat Hendriks tegenstanders het nogmaals waagden een tegenkoning, Herman van Salm, te verkiezen. Herman behaaldc cenige overwinningen op Frederik van Bilren, werd in West-Duitschland algemeen crkcnd en einde 1081 te Goslar gekroond. In Herman van Italie was Hendrik zelf evenmin gclukkig ; hij mocst ten slotte naar Lombar-kowng,io si. 202 dijc tcrugkeeren. Daar rustte hij zich toe tot cell tweeden aanval op Rome. Dat was te mcer noodig, omdat de Paus de hulp had ingeroepen van een vorst, die reeds vroeger in naam der kerk een rijk met het zwaard in de vuist had bezet, van Willem den Veroveraar. Na den dood van Kanoet in 1085 was de heerschappij van zijn dynastie in Engeland binnen weinige jaren ten einde geloopen. Hij liet twee zonen na, Hartakanoet en Harald I, die Engcland odder elkander verdeelden ; maar daar Harald reeds in 1040 stierf, werd Hartakanoet koning. Dcze werd reeds Eduard III in 1042 vermoord. Zonder verzct bestecg nu de laatste Angelsaksische koning, eluder, Eduard III de Belijder, den troon. Hij was een zwak man, meer geestelijke 1042-1066. dan krijgsman en kcnmerkte zich door een groote sympathie voor Normandie, waar hij zijn jeugd in ballingschap had doorgebracht. Gelukkig was zijn regeering vrij van gcvaarlijke crisissen. Van de Denen was niets te vreezcn ; Denemarken en Zwcdcn warcn in een verbitterden strijd geraakt. Dc hooge Godwin. edelen matigden zich intusschen hoc langer hoe meer gczag aan. Godwin was de machtigste ondcr hen ; hij beheerschtc den koning volledig ; met zijn zonen had hij het grootstc gedeelte van het land in bezit ; zijn dochter huwde den koning. Hij stierf in 1053 en liet zijn vcrmogen en invloed na aan zijn zoon Harald. Tegenover hem verdween de koning hoe langer hoe mccr ; Harald was de major domus. Tocn dan ook Eduard begin 1066 stierf, Harald II, 1066. volgde Harald II hem onmiddellijk zonder verzet op. Het gcvaar voor Harald kwam van Normandie. Daar regecrde de geweldige Willem van hertog Willem, cell groot krijgsman, maar tcvens een slim politicus en een Normandie. handig di p omaat. Hoewel mindcrjarig en onwettig, wcrd hij in 1035 na den dood zijns vaders, Robert den Duivel, als hertog crkend. Mcerderjarig gcworden had hij een zwaren strijd te bestaan gehad met zijn baronnen, die van zijn minderjarigheid een niet onbaatzuchtig gebruik hadden gemaakt. Ondersteund door koning Hendrik I van Frankrijk, had hij het geluk zijn vijanden in 1047 bij Caen te verslaan. Spoedig daarna geraakte hij in onmin met zijn lcenheer. Hendrik werd herhaaldelijk door zijn vazal verslagen, zoodat de jonge hertog de machtigste man in Frankrijk wcrd. Hij bleef dat, toen in 1060 Hendrik stierf en wcrd opgevolgd door zijn zoon Philips I. Deze vorst Philips I, zeker wel als de slechtste der Capctingers te bock, maar men dient te loco—nos. bedenken, dat dat bock gehouden is door Gregorius VII en de zijnen, tegen wier despotisme Philips in even schcrp verzet kwam als Hendrik IV. Dat hij ccn dapper krijgsman was, blijkt uit zijn krijgsbedrijvcn ; in gchcel Frankrijk heeft hij tegen weerspannige vazallen het zwaard moctcn trekken, dikwijls niet zonder good gevolg. Hij was bovenal ccn politick man, begaafd met ecn gocde dosis gczond verstand, maar zonder ver strekkende denkbeelden of hooge idealen. Scherp verzette hij zich tegen den Paus en het Fransche episcopaat ; van den Paus vrecsdc hij de vernietiging van de koninklijke macht. Hij is de eerste Capet geweest, die begreep, dat ecn stelsclmatige vcrgrooting van het koninklijk domein de eenige weg was om de koninklijke macht in Frankrijk weer te verheffen ; eenige vrij vallendc leenen werden door hem niet weer uitgegeven, maar bij zijn eigen gebied gevoegd. Maar deze klcine aanwas woog lang niet op tern de groote vernedering, 203 die Philips onderging, toen zijn machtigstc leenman, de hertog van Normandie, er in 1066 in slaagde zich van Engeland meester te maken. Dat Willem gegronde aanspraken had op dc successic in Engeland, kan nict worden gezegd, maar dat er cigenlijk niemand was, die ze wel bczat, staat vast ; Engcland zou ten deel vallen aan hem, die er zich kon handhaven. Men kent de versehillende verhalen, die er in de middeleeuwen in omloop waren over de verhouding van Willem en Harald. In ieder geval gedroeg Harald zich na zijn verkiczing cn kroning als de wcttige koning van Engcland. Willem protesteerde daartegen en herinnerde hem — terecht of ten onrechte — aan de beloften van Eduard III en aan zijn eigen ecd. Toen hij geen antwoord ontving, wendde hij zich tot Paus Alexander II, met wicn hij, ook door hun gemeenschappelijke vijandschap tegen Philips I, op uitstekenden voet stond. Hij beloofde, mocht hij koning van Engeland worden, de Engelsche kcrk aan den Pans te zullen onderwerpen. Verlokt door dat vooruitzicht, veroordcelde de Paus, op raad van Hildebrand, Harald, zegende Willems aanval op Engeland als een hciligen oorlog en schonk hem een gewijde banier. Zoo zeilde de Normandische vloot dan in September 1066 uit. Harald had zijn maatregelen wincing naar genomen en reeds in den zomer de zuidkust bezct. Maar dc vijand verseheen toobt Engeland, Met ; bovendicn had Harald zijn tmepen in het noorden noodig, zoodat de September verdcdiging van het zuiden verwaarloosd werd. Een Noorweegsch koning, 1066. Harald Haardrada, landde in September aan de Humber ; hij nam York in bezit, waar hij tot koning werd gekroond. Harald verzamelde al zijn beschikbare troepen en versloeg hem bij Stamford-Bridge ; de Noorsche koning sneuvelde. Op denzelfden dag nu landde Willem met 50,000 man bij Pevensey zonder dat iemand het hem belette. Op dat gerucht ijlde Harald naar het zuiden. Zoo stonden den 14den October 1066 beide vorsten bij Hastings tegenover elkander. Daar zou het lot van Engcland worden beslist. Twee volken slag blj asings, stonden tegenover elkander, Germanen en Romanen of liever gcromaniseerde 14 October Germanen. Nog meer, twee vechtwijzen, nog betcr, twee besehavingen, zou- 1066den zich meten : de oude Germaansche slagorde, geheel te voet en zwaar gewapend met zwaard, lans en bijl, de Normandische, de nieuwe taktick, die geoefende boogschutters in het veld bracht en zijn kracht zocht in de cavalerie der ridders. Verschrikkelijk woedde de slag ; vast als een muur stond het Angelsaksische leger, totdat ten slottc Willem door cen krijgslist het uit zijn vcrschansingen lokte en toen door een welberaamden ruiteraanval het pleit beslechttc. Hij overwon ; het Angelsaksische leger werd uiteengeslagen ; Harald sneuvelde. Willem beschouwde zich sedert als de eenige wettige koning van Engeland. Wie zich nog verzette, werd als rebel behandeld. Weldra open& Londen hem zijn poorten. Kerstmis 1066 werd hij te Westminster tot koning gekroond door Willem I, den aartsbisschop van York. Een van zijn ecrste maatregelen was de bestraf- kEl'ungineUr fing van zijn vijanden en de belooning zijner vriendeu. De goedcren van alien, 1066-1087. die zich tegcn hem verzettcn, bovenal de uitgcstrekte bezittingcn van Harald en zijn familic, werden verbeurd verklaard en met het koninklijk domein vercenigd, waaruit dan weer 's konings medcstanders werden beloond. Deze politick volgde Willem gedurende zijn geheele regeering ; er viol steeds 204 genoeg te confisqueeren. Want het lag voor de hand, dat Engeland zich niet zondcr verzet in de armcn van den Normandier wierp. Maar telkens ontbrak het de opstandelingen aan ecn hoofd, dat de koningskroon zou kunnen en willen dragen ; bovendien hcerschtc er onder hen niet de minste samenwerking. In 1067 onderwierp Willem Exeter met geweld, eenigen tijd daarna Nottingham, Leycester, York en Durham. Een Deensche vloot kwam de opstandelingen te hulp, maar moest weer het ruime sop kiezen. In 1071 stcldc koning Malcolm IV van Schotland zich aan het hoofd der rebellen, maar tot zijn schade ; hij moest zich na geweldige nederlagen tot vazal der Engelschc 'croon verklaren. In 1075 brak nogmaals cen wijd vcrtakte opstand uit, die echter werd onderdrukt. Het ligt voor de hand, dat de verovcring van 1066 een grootc verandering bracht in Engeland ; toch was van een geheele omwenteling geen sprake. net Norman-De Vcroveraar was een veel te gocd politicus om niet te bcgrijpen, dat hij, segbe se konin bop wilde hij Engeland voor zich en zijn geslacht behouden, aan moest knoopen in Engelaud.bij zijn voorgangers, de Angelsaksische koningen. Hij behicld de staatsinrichting met zijn witenagemot (notabelenvergadering), zijn shires en verdere indeeling, zijn sherifs en ambtenaren. De Engelsche taal blecf do officieele taal ; de koning leerde ze zelf. Ook uiterlijk gedrocg hij zich als ecn Angelsaksisch koning. Maar onder de oudc vormen werd er toch vrij wat gewijzigd. Willem was veel onafhankelijker en absoluter koning dan Eduard III. Zijn domeinen waren vccl uitgestrekter dan die van zijn voorgangers. Wel werden vele gocderen aan Normandische grootcn weggeschonken, maar van een invoering van het lcenstelsel was weinig sprake. Willem kon zoo icts onmogelijk wenschen ; de worst, die in Normandie zoovccl met zijn baronnen te strijden had gehad, wachtte zich wel in Engeland machtige leenen te scheppen. Wel gaf hij graafschappen aan hooge edelen, maar de eigenlijke bestuurder van het graafschap was de sherif, een koninklijk ambtenaar. Ook zorgde hij ervoor, dat nook aan eon edelman cen groot aanecngeslotcn complex van landgoederen werd gcgeven, zoodat er van de worming van grootc, machtige lcenen, zooals Frankrijk ze kcndc, geen sprake kon zijn ; de meeste Engelsche edelen droegen dan ook geen hoogeren titel dan baron. Ook in verband daarmede was de opstelling van het domesdaybook cen daad van betcekenis. Domesday- Einde 1085 zond do koning zijn ambtenaren gehcel Engeland door tot rcgisbook, 1085. tratic van al het land, bebouwd en onbcbouwd. De waarde en de bezitter van den bodem werden nauwkcurig opgcteekcnd. De gcheele enquete was in zcven meanden afgeloopen. Zoo kwam in 1086 het domesdaybook tot stand, het oudste kadaster van Engeland ; het droeg dezen naam, omdat ieder Engelschman er zijn debet en credit in vond, gelijk bij het laatste oordeel. Een gevolg van do samenstelling van dat bock was de bijeenrocping van alle grondbezitters in do vlaktc van Salisbury, waar zij alien den eed van trouw aan den koning mocsten afleggcn. Zoo werd Engeland een absolute monarchic ; van cen leenstelscl is daar weinig sprake. Op dezelfde wijze als in den staat heerschtc Willem in de kerk. In strijd met zijn in 1066 afgelegde beloftc handeldc hij als onafhankelijk hoofd der Engelschc kerk. Hij benoemde de aartsbisschoppen en bisschoppen en verbood hun alle ver- 205 keer met den Paus buiten hem om ; geen legaat des Pausen mocht Engcland zonder zijn toestemming betredcn. Duldde hij dus hierarchisch geen inmenging van buiten, op ander gebied werktc hij met den Paus samen. Hij steunde de beweging van Cluny ; het zedelijk peil der priesters werd verbeterd, het coelibaat ingevoerd, de geestelijkheid aan gehoorzaamheid gewend. Herhaaldelijk zond de koning kostbare geschenken naar Rome ; rijkelijk begiftigde hij kerken en kloosters. Dc slag van Hastings nain Engeland in het statensystcem van West-Europa op ; door de vcrbinding met Normandie moest de koning zich in het vervolg wel met de zaken van het vasteland bemoeien. Engeland sprak mode in de vraagstukken, van Europa ; het politicks isolement, waarin het onder de vorige koningen had verkeerd, was verbroken Ook nog in ander opzicht wcrd Engeland in de Europeesche familie opgenomen ; de Fransche beschaving drong cr langzamerhand door. De ontluikende cultuur van Frankrijk knoopte Engeland aan het vasteland. Riddcrwczen en al wat daarmede samenhangt deed er zijn intrcde. Dc Engelschc geschiedenis in eigcnlijken zin begint met Willem den Veroveraar ; wat aan hem voorafgaat, is voorbereiding. Van dezen vorst hoopten Rome en de Paus bescherming tegcn Hendrik IV. Natuurlijk kon Willem aan zoo lets niet denken. Zijn landen eischten zijn voortdurcnde tcgenwoordigheid en zorg ; hoe hoop hij Gregorius vereerde, hem te hulp komen kon hij nict. In het voorjaar van 1082 nu viol Hendrik Hendrik IV opnieuw Rome aan. Weder vond hij energieken tcgenstand ; nogmaals mocht in PAM de Ecuwige Stad worden belegerd. Maar niemand kwam den Paus tc hulp. " 82 ' Met Paschen 1088 verschecn Hendrik, die met den winter het beleg had opgebroken, ten derden male voor Rome ; met kracht werd het beleg hervat. Den 2den Juni capitulcerde de stad ; Clemens III wcrd plechtig geinstalleerd. Daarna trok Hendrik weer naar Lombardije, na in Rome een sterke bezetting te hebben achtergelaten. Maar zoo de koning had verwacht met Gregorius afgcrekend te hebben, dan hceft hij zich misrekend. De Paus bleef den Engelenburg bezet houden. Nogmaals deed hij Hendrik in den ban. Nu besloot de koning nog een stag verder te gaan. Hij besloot zich door amens tot Keizer te doen kronen, waardoor dcze tevens voor goed als de wettige Paus werd erkend. Hcndrik hield zijn plechtigen intocht in Rome en werd Paaschzondag 1084 in de St. Pieter tot Kcizer gekroond, onder de oogen van Gregorius zelf, die nog Hendrik Iv. altijd den Engelenburg bezet hield. Hij volhardde daar in afwachting van Heizer,1084. de bcloofde nadcring van Robert Guiscard. Van Hendrik, die naar het bezit van gcheel Italie strecfde, had de Normandier niets te verwachten ; gcen wonder, dat hij ten slotte zijn oud bondgcnootschap met den Paus hernieuwde. In Mei 1084 trok hij tegen Rome op. De Keizer was veel te zwak om hem den opmarsch te beletten ; hij brak dus op naar Lombardije en vervolgens naar Duitsehland. Weinige dagen na zijn afreis stond Robert voor de poorten van Rome. Binnen eenige dagen was hij mccster der stad ; Gregorius werd uit den Engclenburg vcrlost en vestigde zich weer te Rome. Maar daar te blijven bleck al spoedig onmogelijk ; want de ruwheid en wreedheid der Normandiers verbittCrden de bevolking in die mate, dat een opstand tegen den Paus en 206 zijn helpers ieder oogenblik kon losbarsten. De Paus bleef dus in het Normandische legcr, torn dat weer naar het zuiden trok ; Clemens III vcstigde zich weer te Rome. Den 25sten Mei 1085 stierf Gregorius VII te Salerno, ver van Gregorius Rome, gclijk hij op zijn doodsbed zcide, omdat hij de gerechtigheid bemind vii t. 25 mei 1085 en het onrecht gehaat had. Zoo sullen ongetwijfeld nict Allen oordeelen. Dat hij een man van buitengewone gaven was, sal nicmand ontkenncn. Zijn schcrpzinnigheid, zijn vastberadenheid, zijn welsprckendheid, zijn consequentie, de vlckkeloosheid van zijn Nvandel waken onzc bewondering. Hij was zoo geheel de drager van het denkbceld der kerkelijke hierarchic geworden, dat hij er geheel door beheerscht werd ; zijn op de spits gedreven fanatisme maakte hem blind nict allecn voor de eischen der historische ontwikkeling van kerk, staat en maatschappij, maar zclfs voor de eischen der Christelijke moraal. Door hem is dc strijd tusschen kcrk en staat met sulk een verbittering gestreden, dat de verzocning voor jaren was uitgcsloten. Door zijn heftigheid zaaidc hij haat tegen de kerk, waar vcrzoening in de ccrste plaats noodig was. Maar vooral, Gregorius VII, hecft door de kerk tot opperstc wereldlijke macht te willen verheffen, er het meest toe bijgcdragen om haar in strijd met haar roeping te verwereldiijken. Voor dezc fout hecft zij later zwaar geboet ; na een schitterende machtsperiode is een smadelijk verval gcvolgd. Dat wen destijds reeds vcic warme aanhangers van Cluny helder in, die allecn aan een geestelijke wereldhcerschappij de.chten. Aan hen was het toe Victor In. te schrijven, dat "eerst ne. een jaar de gematigde Victor III op den pause1086-10.S7. 1ijken stocl werd vcrheven. Maar de strijd was te verbitterd gewcest, dan dat een vredewoord nog gehoor zou kunnen vinden. Zoo kon Victor III weinig uitrichtcn ; het is geen wonder, dat na zijn dood een gcestverwant Urbailus II, van Gregorius, Urbanus II, werd verkozen. Ook nu bleek echter, dat wan1087-1099. neer twee hetzelfde doen, het daarom nog niet hetzelfde is. Urbanus was meer diplomaat dan dcspoot, mccr geneigd langs omwegen dan langs den koninklijkcn wcg zijn doel te bereiken ; zijn geheele pontificaat is een met good geluk bekroondc, maar zonder ergernis te verwekken consequent doorgevoerde poging om den Keizer achtcreenvolgens van at zijn bondgenooten te berooven en hem zoo een jammcrlijk uitcinde te bereiden. In Duitschland woedde nog steeds de burgeroorlog ; Herman van Salm vond nog steeds aanhangers, die het rijk overal brandschatten. De Keizer had weinig maeht ; de vorstcn waren verdeeld. Toen grepen de geestelijke vorsten, die meer dan alle andere van de plundcringen te lijden hadden, naar geestelijke wapencn ; de godsvrede, door Hendrik III afgekondigd, maar niet overal doorgevoerd, vond thans in den ellendigen oorlog van alien tegcn alien ingang bij alle weldcnkenden. De Keizer ondersteunde de invoering met al zijn macht. Zoo trachtten de Duitsche bisschoppen de wonden te heelen, door den Paus geslagen ; zoo trader zij ook in een nicuw verbond met den Keizer. De steden slotcn zich natuurlijk gaarne bij den godsvrede aan ; ook de boeren voerden hem dikwijls met geweld in. Daardoor stecg 's Keizers aanzien zoozcer, dat Herman van Salm in 1087 de 'croon neerlegde ; een opvolger werd nict gekozen. In het grootste gedeelte van het rijk keerden orde en rust . 207 terug ; onder invloed daarvan begon de welvaart van stad en land opnieuw op te komen. Urbanus II was echter vastbesloten den Keizer geen oogenblik met rust te laten. De listige politick des Pausen bewerkte dcn afval van 's Keizers oudsten zoon Koenraad, die in 1093 tegen hem in opstand kwam. Overal steunde hem de pauselijke partij ; Hendrik zag zich daardoor gcnoodzaakt hem Italic af te staan. Zoo hopcloos stond zijn zaak, dat hij slechts met de grootste moeitc er van werd a fgehouden om afstand van de regccring te doen. Ook zijn gemalin Adclheid vicl van hem af eu schaarde zich opcnlijk aan de zijdc des Pausen. Maar in Duitschland had de Keizer nog eenig geluk; Beicren onderwierp zich ; de Zwaben erkenden Frederik van Hohenstaufen als hun hcrtog. Maar wat Hendrik het meest ten gocde kwam, was de groote beweging, die destijds onder pauselijkcn voorgang geheel Europa begon te doortrillen, de godsdienstige geestdrift, die zich uitte in den kreet : God wil het. ZESDE BOEK DE EERSTE EEUW DER KRUISTOCHTEN 1096-1-187 Gesch. •• 14 EERSTE HOOFDSTUK De eerste kruistocht. Het koninkrijk Jeruzalem. 1096-1099. et Christendom is krachtens zijn beginsel niet aan een bepaalde plaats gebonden. Sedert het : „Predikt het Evangelie alien creaturen 1" had weerldonken, sedert Paulus, de heidenapostel, zijn zendingsreizen tot naar Rome uitstrekte, was het Christendom een wereldgodsdienst geweest, waarin brooders van velerlei tongval en uit allerlei luchtstreek samenwoonden. In overeenstemming daarmede had het ook geen bepaalde heilige oorden. Hier geen tempel gelijk die van Salomo ; hicr geen nationaal heiligdom als de Kaaba. In de eerste eeuwen van het wassende en strijdende Christendom had men dan ook betrekkelijk weinig aandacht geschonken aan het land, waar de Heiland had rondgewandeld, aan de stad, waar Hij aan get Hauge zijn vijanden was overgeleverd en den smadelijken kruisdood was gestorven. Land De kerkvaders leerden, dat God overal kon worden aangebeden en dat er geen heilige plaatsen waren, waar men tot Hem in nauwere gemeenschap zou staan dan elders. Toch lag het voor de hand, dat, naarmate het tot rust, orde en macht gekomen Christendom den oorsprong van zijn bestaan meer ging uitvorschen, meer de aandacht werd gevestigd op het Heilige Land. Het kon niet anders, of de belangstelling van geleerden, de vrome zin der geloovigen, soms ook de nieuwsgierigheid der rcizigers dreef hen naar Palestina, vooral nadat overal op de gewijde plaatsen kerken en kapellen verrezen, ldoosters werdcn gestieht, kluizenaars hun bidplaats kozen. Maar aan algemeene bedcvaarten werd in de eerste eeuwen niet gedaeht ; individueel ging ieder, wien het goed daeht to gaan. Van jaar tot jaar intusschen nam het aantal der pelgrims toe. Zoolang Palestina Byzantijnsch was, konden deze tochten ongestoord plaats vinden. Maar uit Arabie kwam in het begin der zevende ecuw de vloedgolf van den Islam opzetten, die een groot gedeelte van het Grieksehe rijk over- 212 stroomde. Ook Palestina viel in de handen der ongeloovigen ; in 687 deed Omar zijn intocht in Jeruzalem ; sedert waren stad en land nict weer in het bezit der Christenen. geweest. Men bemerkt evenwel niet, dat in do Christenheid juist het verlies van dit land diepen indruk maakte ; alleen het algemeene gevaar bracht de geesten in beweging, wel een bewijs, dat de geestdrift der kruisvaarders nog ver te zoeken was. Dat was te minder het geval, daar de reizen naar Palestina zoo good als niet werden belemmerd en de Christenen in het bezit hunner heiligdommen werden gclaten. Maar er kwamen andere tijdcn. Het khaliefenxijk loste zich in kleinere staten op. De Khalief mocst in 934 zijn wereldlijke macht aan den emir-alomra afstaan. In 1055 word de Seldsjoek Togril Beg met dat ambt bekleed. Onder hem en zijn opvolgers veroverden de Seldsjoekken een groot gedeelte van het oude khaliefenrijk ; Palestina en do heilige plaatsen vielen in hun handen en ondervonden zwaar den druk der overheerders. Niet alleen de inlandsche Christenen, maar ook de pelgrims werden beroofd en bespot, mishandeld, soms zelfs gedood. De berichten van doze gruwelen bereikten het westen en dcdcn de geheele Christenhcid, vooral de geestelijkheid, zieden van verontwaardiging. Maar van daar tot een gewelddadige verovering van het Heilige Land I igt nog con verre weg. Evenwel was de stemming voor zulk een grootsche onderneming reeds waarncembaar. De overwinningen der Normandiers op de Saracenen in Zuid-Italic hadden vooral dat yolk met brandenden ijver voor den heiligen oorlog vervuld. Maar bovendien lag het geheel in de richting van Cluny om de geheele Christenheid te scharen onder de banier des Pausen ten strijde tegen de ongeloovigen. Niet alleen bij geestclijken was dat dcnkbeeld rijp geworden, maar de gehcele wereld, edel en oncdel, ontving het met vreugde. Men behocft waarlijk ter verklaring der kruistochten niet zijn toevlucht te nemen tot de lagere motieven, waaraan de groote volksmassa's soms gehoorzamen. Ongetwijfeld hebben velen het kruis aangenomen uit zucht naar avonturen, uit strijdzucht, uit nieuwsgierigheid, uit begeertc om hun lot te verbeteren, om hun schuldeischcrs te ontkomen, om veroveringen to maken, om te plunderen en te stelen, om lijfeigenschap te ontkomen en gevangensehap te ontgaan of om welke beweegredenen dan ook. Maar zij kunnen niet de meerdcrheid of ook maar een belangrijk gedeelte hebben gevormd van de groote kruislegers, die telkens weder naar het oosten trokken. Daarvoor waren! de gevaren veel te groot en was de veilige terugkomst te onzeker. Integendeel blijkt uit alles, dat juist het heilige doel alle gevaren deed trotseeren en zelfs vergeten. Zulk een groote algcmeene beweging kan niet anders dan uit geestelijke beginselen zijn voortgcsproten. De behoefte om God te dienen was algcmeen ; de tijden waren zoo ernstig, dat een algcmeene boetedoening geboden scheen. Hongersnood, pest, overstroomingen en andere natuurrampen hadden de wereld getroffen. In Duitschland woedde een vernielende burgeroorlog. In Frankrijk streed de koning nog steeds met zijn groote vazallen. In Engeland kon het Normandische koningschap zich nog ternauwernood staande houden. In Italie was het geen oogenblik rustig. En vooral — de twee wereldmachten, van wier harmonisch samenwcrken het heil der wereld afhing, waren in strijd 218 met elkander en ontnamen een ieder het gcloof aan de duurzaamheid van het bestaande. Gem wonder, dat de vrome zich van de zondige wereld terugtrok, dat talloos velen boetc deden voor de zondcn van hun tijd, dat zij vurig uitzagcn naar een middel om zich met God te verzoenen. Dat middel nu bood Paus Urbanus II hun aan. Want het is niet Peter Urbanus II. van Amiens, bij wien het denkbceld van een krijgstocht naar het Heilige Prmien er an s. Land is opgckomen, maar bij den Paus zelf. Wat Peter betreft, zijn rol is veelal overdreven ; missehien is hij niet eens te Jeruzalem geweest. Nooit was een Pans zoo machtig geweest als Urbanus. Hendrik IV vcrmocht zelfs in Duitschland zcer weinig. Ook Philips I van Frankrijk was het niet gelukt zijn koningschap vecl machtiger to maken. Erger was het, dat hij met den Pans in openlijken strijd geraakte. Hij verstiet zijn gemalin en huwde een andere. Zoo riep hij een storm van kerkclijke straffen over zijn hoofd, die hem nog minder machtig maakte dan hij al was. Evenmin was Engeland nog tot rust gekomen. Op Willem den Vcrovcraar was zijn tweede zoon, Willem Will em II II, de Roode, gevolgd ; den oudste, Robert, waren Normandie en de FranEngvelaud sche bezittingen ten deel gevallen. Willem was vastberaden, dapper en schcrp- los7-3.16. maar zijn hebzucht cn tirannie prikkeldcn tot verzet. Zoo geraakte hij in strijd met aartsbisschop Anselmus van Canterbury, die op zijn beurt weer steun vond bij den Pans. Dus was ook deze koning met den Heiligen Stoel in conflict, in dezen tijd van godsdienstige opwinding voor hem allerminst een gewenschte toestand. Wat Spanje bctreft, de strijd tegen de ongeloovigen was daar in den laatsten tijd ten nadeele der Christenen gevoerd. In 1073 was Alfonso VI koning Alfonso vI van Castilie geworden. Hij was de cerste Christelijkc koning, die weer de vio7 sastro en. Taag overschreed ; in 1085 veroverdc hij Toledo. Maar aan den andercn kant werd Castilie verzwakt. Immers Alfonso schonk in 1094 aan Hendrik van Bourgondie een graafschap tusschen Douro en Minho. Met het zwaard in de ontstaan VAll vuist moest Hendrik zich tegen de Mohammedanen verdedigen, maar hij hand- Portugal. haafde zich ; uit zijn gebied ontstond een nieuwe staat, het koninkrijk Portugal. 1094. Dc verovering van Toledo had de Spaansche Muzelmannen zoo diep getroffen, dat de vorsten de hulp van Joessoef-ibn-Taschfin, het hoofd der Almoraviden, inriepen. Deze dynastic ontleende haar recht en haar macht aan de godsdienstige hervorming, die zij in het lcven had geroepen. Een vroom pelgrim, de geleerde Abdallah-ibn-Jassin, had omstrceks 1040 cell De widen,. uitgestrekten aanhang gevondcn onder de zwervcnde Berbcrstammen in de ± 1040, Sahara. Zij noemden zich Almoraviden, d.i. heilige strijders, en verbreidden hun leer, die een soort hervorming van den Islam heette, met het zwaard. Weldra waren Mauretanie en aangrenzende gebieden tot in Soedan en Senegambie toe aan hen onderworpen. Hun aanvoerdcr Joessoef-ibn-Taschfin stichtte de stad Marokko als zetel van een machtig rijk. Hij aarzelde geen l) oogenblik, toen zijn hulp in Spanje werd ingeroepen. In 1086 landde hij itgiaba, daar ; alle Mohammedaansche vorsten onderwicrpen zich aan hem. Bij Sallaka 1086. kwam het tot een slag, die met een verpletterende nederlaag der Christenen cindigde. Het Arabische Spanje was gored, maar meer heeft de slag ook niet uitge•erkt. Zelfs Toledo bleef in de handen van Alfonso VI. Het is in dezen 214 tijd, dat de man leefde, om wiens hoofd de sage haar lauwerkrans heeft gcvloehten, de vrijbuiter Rodrigo of Ruy Diaz, de Campeador, die onder den naam van den Cid in de sagen van zijn yolk en door Corneille in de De Old, wcreldliteratuur zijn plaats heeft gevonden. In 1094 nam hij Valencia voor t 1099. Alfonso VI in ; in 1099 is hij gestorven. Ondcr deze omstandigheden zou ondcr lciding van den Paus een algemeene aanval op het oosten worden gedaan. Urbanus begreep, dat hij daarbij den meesten steun zou vinden in Italie en Frankrijk, bij de hertogen en graven, die ook sociaal de groote macht in handen hadden. In Frankrijk was Philips I ook door den ban, die op hem rustte, zoo machteloos, dat de Paus hem bij den oproep tot den kruistocht veilig kon voorbijgaan ; de vazallen der kroon waren bovendien steeds gewoon hun politicks veeten zel£ buiten den koning om uit te vechten. Dc Italiancn hadden hun lcenheer, den Kcizer, nog veel minder to raadplegen over den kruistocht, om van gehoorzamcn niet te spreken. De Zuid-Italianen beschouwden zich bovendien niet als keizerlijke, maar als pauselijke leenmannen ; uit hen, gehard in den strijd tegen de Saracenen op Sicilie, kwamen de beste kruisvaarders voort. De Spanjaarden kregen ter wille van den strijd tegen de ongeloovigen in hun eigen land van den Paus zelf verlof den heiligen oorlog daar te blijven voeren. Duitschc vorsten namen nict aan den ecrsten kruistocht deel ; de Paus achtte het voor het heil der kcrk beter, zoo zij in cigen land den Kcizer bleven bestrijden. De Engelschen cindelijk stonden toen nog tc veel buiten de geestelijke beweging van dezen tijd om aan den kruistocht mede te docn. Zoo heeft clan ook de cerste kruistocht een zeer bepaald Romaansch karakter. Synod° van In Maart 1095 hield de Paus een grootc synode te Piacenza, waar 4000 geestelijkcn en 30,000 leekcn bijecnkwamen en waar velen het kruis aannaacerOt. MI:lart men. Van daar reisdc de Paus in den zomer over de Alpen naar Frankrijk, trok als cen ovcrwinnaar dat land door en riep een twecde synode te ClerSynod° te moat bijecn. Daar presidcerde hij over 14 aartsbisschoppen, 225 bisschoppen, oClermont, 400 abten en een ovcrgroot aantal lagerc gcestelijken en lceken. Eerst werd N o5. koning Philips om zijn echtbreuk in den ban gedaan en do godsvrede afgekondigd. Maar op den 26stcn November 1095 had in de open lucht de eeuwig gedcnkwaardige vergadcring plaats, die den stoot heeft gegeven tot den ecrsten kruistocht. Daar sprak de Paus een der merkwaardigste en gcwichtigste redevoeringen uit, die ooit zijn gehouden. Hij sprak uit, wat duizenden slechts vaag gevoclden. Hij sprak van de smadelijke ontwijding der Christelijke kerken te Jcruzalem, van het zware lijden der geloovigen en der vrome pelgrims onder de ruwe hand der Seldsjoekken, van het groote gevaar, dat Byzantium, de voorpoort van het Christendom, in het oosten bedreigde. Als cen heraut Gods riep hij de Fransche riddcrschap op tot den heiligen krijg. Het Heilige Land moest aan de Muzclmannen worden ontrukt ; vrij zij weer het gebed op het graf des Heeren. Die rcde was een openbaring, die onmiddellijk bij de toehoorders insloeg. Nadat de Paus had geeindigd, weerklonk uit den mond van duizenden cn nogmaals duizenden de leuze : God wil het ! Men ijIde naar den zetel des Pausen om het onderscheidingstecken, een 215 rood kruis, op den rechterschoudcr van hem te ontvangen. De eerste, die het aannam, was Adhemar, bisschop van Puy, die als legaat van den Paus aan het hoofd van den tocht zou staan. Snel greep de beweging, ook door de vurige prediking der geestelijkheid, om zich heen. Het eerst was het lagere yolk bereid het kruis aan te nemen, dat hun de zekerstc weg tot aardsch geluk en hemelsche zalighcid scheen. Aan hun hoofd stelde zich Peter van Amiens, die eerst nu een rol van Sruietooht Peter beteekenis begint to spclen. In den winter van 1095 op 1096 verzamelde onder van en Wouter zich in Frankrijk om hem ecn groot, maar zoo good als niet gewapcnd en weinig gedisciplineerd leger. Daarmede vereenigde zich een andere bende onder " ni do " 95 fir e ' Gautier Senzavehor (Wouter zonder Have). Zij trokken te zamen over den Rijn Duitschland binnen. Daar bleef Peter achter om aan den Rijn het kruis to prediken. Gautier en de zijnen trokken onder onbeschrijflijke ellende verder door Hongarije, maar werden door de Bulgaren teruggedreven. Geen beter lot ondervonden andere horden, die onder allerlei buitensporigheden, o. a. gruwelijke Jodenvcrvolgingen, naar het oosten trokken. Gcen hunncr heeft Jeruzalem aanschouwd. Aileen aan Peter en de zijnen is het gelukt Byzantium te bereiken. Daar regeerde de bckwame Komneen Alexios I. Hoe zou hij zich tegenovcr deze Alexios I on kruisdoor hem gcwenschte en toch ook gcvreesde beweging gedragen ? Hij was de de toehten. cerste van de rij uitnemcnde Keizers, die het verval van dat bijna onsterfelijke rijk een eeuw lang hebben tegcngehouden, het zelfs belangrijk versterkt en met roem hebbcn verdedigd en bestuurd.. Alexios was ecn zecr beleidvol krijgsman, maar bovendien een staatsman van groote beteekenis. Dat niet alleen in Byzantijnschcn zin, dat hij al zijn vijanden te slim of was, maar ook in de algemeene beteekenis, dat hij de moeilijke positie van Byzantium begreep en daamaar zijn maatregelen nam, dat hij steeds zijn doel, het rijk in zijn voile kracht te handhaven, voor oogen hield, dat hij ten slotte de middelcn kende, waarmede hij had te werken. Een man zondcr hooge idealen, praktisch, zelfs nueritcr, maar die ook zijn geheele persoon aan zijn rijk gaf. Van zijn onbekwame voorgangers nam hij at dadelijk een oorlog met Robert Guiscard over, die Byzantiums laatste bezittingen in Italie deed verloren gaan. In 1082 veroverde Robert zelfs Durazzo ; Alexios' vloot werd geslagen. Maar Roberts dood in 1085 bevrijdde Alexios van het dreigend gevaar ; Durazzo viel zelfs weer in zijn handen. Het grootste gevaar cchter dreigde nog altijd uit het oostcn, van de Seldsjoekken. Gelukkig voor Byzantium stierf Melikschah in 1092 ; daar hij Been meerderjarigen opvolger naliet, ontbrandde over de erfenis een langdurige burgeroorlog. Geen wonder, dat de stadhouder van Klein-Azie, Kilidsch Arslan, zich onafhankelijk maakte en het rijk van Iconium stichtte, dat in de RUk van geschiedenis der kruistochten zulk een belangrijke plaats inneemt. Begrijpe- Ioonium, 1092. lijker wijze kwam nu bij Alexios het denkbeeld op om den Islam naar het binnenland van Azle terug te dringen, maar hij gevoelde zich alleen daartoe niet in staat. Hij zag this naar huip uit en meende die te vinden in het westen, bij den Paus. Keizerlijke gezanten verschenen op de synode te Piacenza, waar Urbanus hun zijn huip toezeide. Zoo werd de tocht ter 216 verovering van Jeruzalem gecombineerd met een oorlog ten behoevc van Byzantium. Uit dat verschillendc doel, dat Urbanus en Alexios voor oogen hadden, zijn tal van moeilijkheden ontstaan. Bovendien, van benden woestelingen als die van Peter van Amiens was Alexios allerminst gediend. Zoo spoedig hij kon, school hij zich de lastige gasten van den hals door hen naar KleinAzie over te zetten. Daar zijn zij in de buurt van Nicaea door de Seldsjoekken uit clkander gejaagd, gedood of gevangen genomen. Zoo was de ecrste aanval van het godsdienstig fanatisme der Christenen Berate kruis- door den Islam afgeslagen. Honderdduizenden zijn daarbij omgekomen. Veel 109r Ilt 99. beter uitgerust waren de vorsten en ridders, die zich in den zomer van 1096 in goed georganiseerde en gewapende scharen op weg naar het oosten begaven. Algemeen had 's Pausen oproep bij de Franschc ridderschap weerklank gevonden. Terwijl Koning Philips, eigcnlijk ook verstandig genoeg — hij hoopte zijn voordeel te doen met de afwezigheid van zooveel heeren — in Frankrijk bleef, namen de voornaamste vazallen der kroon het kruis aan. Daar was Raimond VI, graaf van Toulouse en markgraaf van Provence, die den geheelen Zuidfranschen adel om zijn banier verzamelde. Dc ridderschap uit Middcn-Frankrijk schaarde zich om Hugo van Vermandois, broeder van den koning, en Steven van Blois. Aan het hoofd zijner Normandiers trok hertog Robert ten strijde, evenzoo Robert II aan de spits zijner Vlaamsche Godfried van ridders. Doch boven alien stond de hertog van Neder-Lotharingen, Godfried Bouillon. van Bouillon. Hij was innig vroom, dapper en beleidvol in den strijd. Hij mag dan niet de bezielende leider zijn geweest, zooals de sage hem teekent, een der aanvoerders was hij stellig. Zijn broeders Boudewijn en Eustachius en zijn neef Boudewijn van Rethel vergezelden hem. Ook in Italie rustte men zich uit. Vooreerst Boemund, vorst van Tarente, de zoon van Robert Guiscard, een man van geweldige kracht en groote energie, die zijn godsdienstig geloof en brandenden strijdlust in dienst van een niets ontziende cerzucht wist te stellen. Zijn neef, de wakkere Tancred, het ideaal van een kruisridder, volgde hem. In de zomer van 1096 was een leger van ongeveer 800.000 man op de been, alien goed geschoolde soldaten, wien het noch aan wapenen, noch aan andere hulpmiddelen ontbrak. Alleen de eenheid liet reel te wenschen over. Eerst te Constantinopel zouden alien zich vereenigen. Het ligt voor de hand, dat Alexios bij het naderen van deze heerscharen tusschen vrees en hoop werd geslingerd. Hij zelf had de hulp van het wesD e k ni ts _ vaarders in ten ingeroepen, maar zulk cen reusachtig leger had hij niet verwaeht. Want het Gilaeche PIRG dat leger zou ongetwijfeld de Muzelmannen verslaan, maar zou het dat doen in dienst en ten voordeelc van den Keizer ? Op zich zelf was reeds de aanwezigheid van zulk cen groot leger in het rijk een gevaar. Hoe dan ook, de betrekkingen van den Keizer en de kruisvaarders moesten vastgelegd worden. Alexios heeft zijn verhouding tot de kruisvaarders niet verstandig geregeld. Een övereenkomst, waarbij den Keizer Klein-Azie, aan de kruisvaarders Syrie was toegekend, zou in beider voordeel zijn geweest. Maar Alexios was niet met Klein-Azie tevreden ; hij eischte van de kruisvaarders den leeneed voor alle vroegere Byzantijnsche provincien, die zij mochten veroveren. Natuurlijk 217 werd dat geweigerd door Godfried en de zijnen, die in goede orde door ZuidDuitschland en Hongarijc waren getrokken en zoo in het Griekschc rijk waren gekomen. In den winter van 1096 op 1097 lag het kruislcgcr aan den Bosporus, terwijl de onderhandelingen nict tot een elude konden komen. Eindelijk greep de Keizer naar de wapenen. Zijn doel werd bereikt ; de kruisvaarders werden verslagen ; Godfried en de zijnen legden den leeneed af. Boemund, die met de Italianen over zee was gekomen, volgde dat voorbeeld. De kruisvaarders stakcn daarop naar Klein-Azie over. Het eerste doel was do verovering van Nicaea, dat in handcn der Seld- Boles CM sjoekken was. In den zomer van 1097 moest een gen-geld beleg wordcn gcsla- Nicacea, 1097. gen. Den 20sten Juni gaf de stad zich over aan Alcxios nict aan de kruisvaarders. Voorloopig wist hij hen door rijken buit tevrcdcn to stellcn, maar de angel bleef in hun hart ; goon riddcr vcrtrouwde sedert eon Grick. Van Nicaea trok het leger naar het zuidoosten. Den lsten Juli stict het bij Dorylaeum op con groot leger Seldsjoekken onder Kilidsch Arslan. Maar Slag bij wederom moesten de Muzelmannen zich buigen voor het kruis ; voornamelijk iDru lliat'1097 door Boemunds handige taktiek werden zij volledig verslagen. Daarmcdc lag Klein-Azie voor do kruisvaardcrs open ; Alcxios lijfde het land in bij zijn rijk. In Cilicie vonden zij het Christclijke rijkje Armenie, dat hun een kostbare bondgenoot word. Een ander Christenrijk was Edessa, waar Boudewijn, Godfrieds broeder, in Maart 1098 tot vorst werd uitgcroepen. In October 1097 reeds hadden intusschcn de kruisvaardcrs Antiochie bereikt, waar hen eon zware kamp wachttc. Antiochie was destijds nog een groote stad, bijna onneembaar en van voldoende gamizoen met een bckwaam bcvclhebber voorzien. Ook daar moesten dus de kruisvaarders tot een hun weinig vocgend bcleg besluiten. Het ging Eerste beleg dan ook weinig naar wensch ; hun leger werd steeds omzwermd door bcnden Antvioc anhic Seldsjoekken ; besmettelijke ziekten teisterden hen ; do krijgstucht ging te Oct. 1097— loor. Maar het bcleg werd, voornamelijk door Boemund, met bekwaamheid Juni 1098. geleid. Nog dreigde de Christenen een groot gevaar ; de emir Kerbogha van Mosoel was in aantocht met een legcr, dat de kruisvaardcrs mocilijk hadden kunnen wccrstaan. Juist op dat oogenblik viel Antiochie door verraad. Een onderbevelhebber gaf een der hoektorens aan Boemund over. Deze deelde daarop aan do andere vorsten mede, dat hij zich als beer der stad beschouwde; na cenig verzet erkendcn alien hem. Zoo viel Antiochie den 2den Juni 1098. Ecn wocste plundering word door do strijders Gods aangcricht ; alle nictChristenen werden gedood of verjaagd. Reeds dric dagen daarna stond Kerbogha voor de stad. Zoo werden de Tweede leg van bclegeraars op hun beurt belegerden. En nu ving een bcleg aan, dat de krach- bentioelde, ten der kruisvaarders op do zwaarste proof steldc. Hongersnood en pest Juni 1098. vertoonden zich in de veege stad. En steeds hield Kerbogha den ijzeren ring vast om Antiochie. Hij had echter gerekend buiten het godsdienstig en ridderlijk fanatisme der kruisvaarders. Met weergalooze dapperheid werd steeds door hen gestreden. Oogenblikkcn van do wildste wanhoop wisselden af met die van den hoogsten geloofsmocd. Eindelijk nam Boemund op zich door de Seldsjoekken heen te broken. Den 28sten Juni 1098 deed het Christenleger , 218 een vermetelen aanval op Kcrbogha's scharcn. Dew geluktc ; nadat Boêmund den ecnen vleugcl der Saracenen op de vlucht had gedreven, volgden ook spoedig de andere afdeclingen. Het beleg was opgebrokcn ; Kerbogha moest naar het oosten wijkcn. Maar nog was het lijden der kruisvaarders niet ten einde. Opnieuw brak een vcrschrikkelijke pest onder hen uit, die o. a. bisschop Adhemar ten grave slccptc. Dat was te ongelukkigcr, daar er onder de vorsten ernstigc oneenigheden uitbrakcn. Eerst in Mei 1099 kon de tocht worden hervat. Eel' nieuwc stroom van religieus fanatisme doortintelde de gemoederen, toen men eindelijk de Heilige Stad naderdc. Daar wachtte het kruisleger nieuwc strijd. Juist toen de kruisvaarders naderden, had cen Fatimidisch vorst Jeruzalcm veroverd en aan Godfried en de zijnen bericht, dat zij slechts ongewapend in de stad zouden worden toegelaten. Natuurlijk besloten de vorsten tot eon beleg. Wel was het groote lcger tot op niet meer dan 20,000 man geslonkcn, maar de geestdrift vergoedde wat aan het aantal ontbrak. Toen de kruisvaarders den 7den Juni 1099 de Heilige Stad aanschouwden, zonken zij op de knieen en loofden God, die hun dit hcil had geschonken. Toen altos tot den aanval gereed was, deden de ridders een plcchtige proccssie om de stad. Den 14den Juli begon de laatste verwoede strijd om Jeruzalem. Reeds den volgendcn dag drongen Godfried en de zijnen in do stad door, gevolgd door Tancred en Robert van verovering Normandie. Een afschuwelijk bloedbad werd aangericht ; de lijken stapelden zich op ; het blocd vloot door de straten ; de huizen der rijken werden geplunvan Jermalein, njuli item derd ; icder zocht vcrgocding voor de ontberingen van den marsch. Zoo was dan Jeruzalcm aan de ongeloovigen ontrukt ; het kruis kon weer worden opgericht ter plaatsc, waar het den Heiland had gedragen. Maar ilia zoodra was dat doel bereikt, of er ontstonden zwarigheden. De gcestclijkheid wilde to Jeruzalem con kerkelijken staat inrichtcn onder cen patriarch. DaarSoninkrijk tegen vcrzetten zich de vorstcn ; zij besloten cen koning te kiezen. Raimond Jerusalem ' van Toulouse weigerde ; hij wilde te Jeruzalcm geen aardsche kroon dragon. Tocn zocht men Godfried aan, die hetzelfde bezwaar maakte, maar toch als Godfried, hertog den 22sten Juli 1099 het bestuur aanvaardde en zich Beschermer Beeohermer van het Heilige Graf liet nocmen. Zijn roem weerklonk door de geheele van het Heilige Graf, wcreld ; wcldra maakte do volkssage zich van zijn persoon =ester en om1099-1loo. slingerde zijn hoofd met de bloemen der poezie. De nicuwe vorst had al dadclijk zijn rijk te vcrdedigen. De Khalicf van Kairo zond een Leger naar slag bU Palestina om de westcrlingen te verdrij yen. Bij Askalon kwam het den 12den Askalon, Augustus 1099 tot cell slag, waarin het Saraceensche Leger wend vemictigd. 12 Ang.1099. Dat was het roemrijkc einde van den eersten kruistocht. Ongetwijfeld waren de bercikte resultaten belangrijk. Niet alleen was de grens van het Byzantijnsche rijk weer naar het oosten verschoven, maar nog verder, diep in het hart der Saraceensche landen, waren door de Christenen landen veroverd en staten gesticht. Het was maar de vraag, of men het verkregene zou kunnen behouden. Dat zou echtcr zeer bezwaarlijk blijken. Na de verovering der Heilige Stad waren de meeste kruisvaarders naar Europa tcruggekeerd ; alleen Tancred was gebleven, zoodat Godfried hoogstens nog 2000 man om zich kon scharen. 219 Nog was het nieuwe rijk ternauwernood gesticht, toen Godfried den 18den Juli 1100 stierf. Weer hoopte dc geestelijkheid een hierarchic te grondvesten. Maar weer kwam de ridderschap in verzct en verzocht Boudewijn van Edessa om de erfenis van zijn broeder aan te nemen. Boudcwijn droeg Edessa aan zijn gelijknamigen neef over en deed in November zijn intocht in de Heilige Stad. Dc patriarch kroonde hem op Kerstmis als den eersten koning van Bondowun noo—nis.I. Jeruzalem. Hoewel nu dus een geregclde toestand in het leven was gcroepen, was de positic der Christenstaten in het oostcn toch nog zwak. Dat bewoog den Paus steeds nieuwe scharcn op te roepen. Na Urbanus' dood in Juli 1099 was zijn opvolger Paschalis II in denzelfden geest werkzaam. Ook de teruggekeerde PasohaliBIL strijders wekten hun landgenootcn op om de kroon der zaligheid te verdienen. Zoo beantwoordde het te gclijk aan de matericcie bchoeften van het oosten en aan den geestelijken aandrang van het westen, dat in 1100 een tweede Kruistmht van kruistocht werd uitgerust, welke in omvang dien van 1096 ovcrtrof. Niet 1100-1101. alleen Italianen en Franschcn, maar ook Duitschers en Spanjaarden namen nu het kruis aan. Aartsbisschop Anselmus van Milaan, hertog Willem IX van Aquitanie en hertog Welf IV van Beicren waren de aanvoerders. Met denzelfden geloofsmoed, maar nict met dezelfde omzichtigheid cn bekwaamheid als hum voorgangers trokken zij op. In Maart 1101 was het eerste leger in Constantinopel, vanwaar de Keizer de kruisvaardcrs spoedig naar Azie deed overzetten. Vandaar trokken zij op tegen Siwas om Boemund uit de handen der Seldsjoekken te bevrijden. Eerst vcrovcrdeii zij voor Alexios Ancyra. Bij den Halys kwam het in Juli tot een slag, waarin het kruislegcr zoo goed als vernietigd werd. Een twcede leger onder Welf van Beieren word na een zwaren marsch in Augustus evencens door de Seldsjoekken bij Heraclea uiteengedreven. De kruistocht was gcheel mislukt. Daardoor zonk de geloofsmoed en het vertrouwen op den gocdcn uitslag in het westen bedenkelijk. In geen veertig jaren wordt dan ook weer een kruistocht georganiseerd ; men schijnt Palestina te vergeten. De Christenstaten in het oostcn werden aan zich zelf overgelaten en daarmede was hun lot beslist. Dat de kruisridders het nog zoo lang hebben uitgehouden, is voornamelijk te danken aan de krachtige vorsten, die aan hun hoofd hebben gestaan. Boêmund van Antiochie en Boudewijn II van Edessa bestreden de Boemund en z li n Seldsjoekken met geluk. Minder gelukkig was Boemund in zijn strijd tegenonvolers. Alexios ; in 1108 moest hij dozen zijn geheele rijk behalve Antiochie afstaan ; in 1111 is hij in Italie gestorven. Zijn opvolger Tancred breidde het rijk belangrijk uit, maar moest Tripolis aan Bertrand, den zoon van Raimond van Toulouse, afgevcn. Reeds in 1112 stierf Tancred en werd opgevolgd door zijn neef Roger. Ook hij bestreed de Seldsjoekken al de dagen zijns levens, maar werd ten slotte in 1119 verslagen en gedood. Van het rijk van Antiochie blcef weinig meer dan de hoofdstad over. Deze toestand was dus uiterst bedenkelijk. De eenige, die de macht der kruisvaarders kon handhaven, was Boudewijn I. Hij is de eigenlijke grond- BoutiewUn I. legger van het koninkrijk Jeruzalem. Met omzichtigheid cn dapperheid, beleid en verstand heeft hij het bcstuur gevoerd, den nicuwen staat verdedigd en 220 georganiseerd. Een type van cen kruisvaardcr, dapper tot vermetelheid toe, onvermoeid in den kamp, steeds zich gevoelend als de waardige strijder Gods, maar daarbij in afwachting van het hcmelsche loon de aardsche zegeningen, rijkdom en macht, niet versmadende en het !even genietende, voor zoover dat met zijn dcvotie overeen te brcngen was, een vroom ridder, maar die zich allerminst door de geestclijkheid de wet liet voorschrijven. Hij breidde zijn rijk belangrijk uit. Hij veroverdc de kuststeden Arsoef en Caesarea ; in 1101 en 1102 versloeg hij een overmacht van Egyptenaren bij Joppe. Boudewijn vond bij zijn aanvallen op dc kuststcden een krachtigen stcun in de Italiaansche handclssteden Venetie, Pisa en Genua, die gaarne de gelegenheid aangrepen om haar handelsgebied in het oosten uit te breidcn. Zoo veroverde hij in 1104 het sterke Akkon, waardoor hij een ruime zeehaven en daarmede cen uitstekcnde verbinding met het westen verkrecg. In 1110 vielcn Beiroet en Sidon in zijn handen. Naar alle zijden breidde hij het rijk nit zelfs thong hij in 1118 in Egypte tot aan den Nijl door. Kort daarna is hij gestorven. In hetzelfdc jaar werd ook Keizer Alexios van zijn aardsche loopbaan afgeroepen. Hij had een in het algemeen roemrijke regeering waardig besloten. Lastate jaren van Alexios. In 1111 sloot hij een verdrag met Pisa, waarbij aan de kooplieden van die stad gelijkc voorrechten werden verlcend als reeds in 1082 aan de Venetianen waren geschonkcn. In den eersten nood, waarin hem de aanvallen van Robert Guiscard hadden gebracht, had hij de zecvaarders der Adriatische Zee volledige handelsvrijheid in het geheele rijk gegeven ; zij verkregcn bovendien een vrij kwartier in Constantinopel. Dat alles werd nu ook aan Pisa toegestaan ; daardoor bcreikte de Keizer volkomen zijn doel, om namclijk de machtige handelssteden door elkander in bcdwang tc houden. Ook in het oosten was hij nict ongelukkig. In 1117 herovcrde hij een deel van Klein-Azie; Melikschah, de sultan van Iconium, moest in 1118 een nadeeligen vrede sluiten. In zijn laatste jaren had Alexios ook ondcrhandelingen aangeknoopt met den Paus over een hereeniging der Latijnschc met de Grieksche kerk. Daarbij had hij ongetwijfeld verder reikende plannen ; zou het, nu het westcrsche keizersehap onder de slagen van den Paus ecn groot gedeelte van zijn macht had ingeboet, onmogclijk zijn, een deel van het wcsten, Role b. v.. voor Byzantium terug te winnen ? De Duitsche Keizer zou zeker nict in staat zijn aan de Grieken groote moeilijkheden in den weg te leggen. TWEEDE HOOFDSTUK Hendrik V en Lotharius. De Fransche communes. 1100-1137 et was inderdaad ver met Duitschland gekomen. Het is Laststoaren waar, de eerste kruistocht kwam Hendrik IV ten goede. Renvan Iv. De voile aandacht van den Paus werd op het Hcilige Land gevestigd. Bovendien namen enkele van de onrustigste krijgers deel aan den tocht. Verstandig heeft de Kcizer van deze omstandigheden gebruik gemaakt. Zijn afvallige zoon Koenraad werd van de opvolging gesloten en zijn tweede zoon Hendrik in 1099 tot zijn opvolger verkozen. Maar toen cenmaal Jeruzalem veroverd was, kon de Paus zijn aandacht weer meer aan het westen wijden ; dat ondervond Hendrik IV. In 1103 hernieuwde de Paus den ban tegen den Kcizer. Maar Pasehalis vond weinig gehoor ; integendeel werd in 1103 door den rijksdag een algemeene landvrede afgekondigd. Het had alien schijn, dat Hendrik in vrede zijn regeering zou besluiten. Maar juist deze vrede was zijn ongeluk. De adel, waarop het Salische koningshuis zijn macht had gcbouwd, werd door den vrede ecn overtollig element in den staat. Ook in Frankrijk en in Italie nam men een dergelijken omslag waar ; maar in het eerste land vond de adel in de kruistochten een welkome afleiding, terwijl in Italie de adel door de opkomende steden werd geabsorbeerd. Maar in Duitschland kon een botsing met de kroon niet uitblijven. De adel werd door den Paus met kracht gesteund en vond in 1104 een opperhoofd in 's Keizers zoon Hendrik. Be jonge man, die zieh niet tegen zijn vader opgewassen gevoelde, nam zijn toevlucht tot verraad. Hij verzocht den Keizer om een onderhoud ; deze stcmde daarin toe. Te Coblenz werd hij eehter door zijn zoon gevangen genomen en te Kreuznaeh gekerkerd. Toen besloot Hendrik IV tot het uiterste om ten minste de vrijhcid te herwinnen ; hij deed afstand van de kroon. Maar zelfs dat voldeed den zoon niet ; 222 de vader werd te Ingelheim gevangen gehouden. Doch intussehen was de mare van deze sehandalen overal doorgedrongen. Een storm van verontwaardiging brak los onder de burgerij. Dc oude Keizer vernam dat vol hoop ; hij herriep zijn afstand en ontsnapte naar Luik. Daar schaarden niet alleen steden, maar ook vorsten, edelen en bisschoppen zich om zijn vaan. Nogmaals scheen de overwinning den Keizer toe te lachen. Juist toen, den 7dcn AugusHendrik IV, 7 Ang.1108. tus 1106, is hij gestorven. Daarmede was de overwinning van zijn zoon beslist ; hij aanvaardde als Hendrik v, Hendrik V de regeering. Met hem had ook de add over de burgerij, de Paus 1108-1125. over den Keizer gezegevierd. Ten minste zoo scheen het. Maar zoo wilde de jonge koning het niet. Hij wilde koning zijn, geen dienaar van den Paus of van den adel. Zoo is het te verkiaren, dat Hendrik V weldra het standpunt innam van zijn vader. Hij was een hard, gestreng despoot, wien ieder middel goed was om zijn doel te bereiken, een volleerd diplomaat, een geslepen intrigant, begaafd met een buitengewoon staatkundig talent. Voorloopig had Hendrik in Duitschland te veel te doen om den strijd met den Paus aan te binden. In Lotharingen, in Polen, in Hongarije, in Bohemen was het noodig het koninklijke zwaard te doen gevoelen. Maar ter zelfder tijd zocht Hendrik bondgenooten. Hij verloofde zich met Mathilde, de dochter van koning Hendrik I van Engeland. Hendrik I was in 1100 zijn broeder Willem II opgevolgd. Hij had zich Hendrik I van Enge- van de kroon meestcr gemaakt ten nadeele van zijn broeder Robert van 11os—tn. Normandie, maar had om zijn erkenning te verkrijgen uitgebreide concession moeten doen. Hij moest beloven de wetten van Eduard den Belijder te erkennen en had den ouden kroningseed van Ethelbert weer hernieuwd. Maar bovendien schonk hij zijn onderdanen een eharta libertatum Anglorum, waarin hij beloofde de reehten der kerk, van den adel en van het yolk te handhaven. Toch was Hendriks positie in Engeland nog verre van bevestigd, toen Robert in 1101 van den eersten kruistocht terugkeerde. De broederkrijg Slag bid kon niet uitblijven. In 1106 kwam het bij Tinchebrai in Normandie tot een Tinehebral, slag, waarin Robert werd verslagen en gevangen genomen. Zoo was de dag 1108. Normandie van Hastings gewroken. Juist vecrtig jaren nadat Normandie Engeland had veroverd. veroverd, bemaehtigde Engeland Normandie. Ook Engeland had in dezen tijd zijn • investituurstrijd. In 1103 eischte Hendrik van Anselmus van Canterbury den leeneed. Dc aartsbisschop weigerde denims en werd verbannen. Maar reeds in 1106 werd de vrede weer hersteld. De van Canterbury koning zag of van de investituur der bissehoppen met ring en staf, maar verkreeg het rccht om van de geestelijkheid den leeneed te vorderen. Hendrik I was ook daarna geen vriend van den Paus ; ook uit dat oogpunt is zijn verbond met Hendrik V te verklaren. Een andere reden was gelegen in beider strijd met Frankrijk. Philips I, die de voldoening had, dat cell groot aantal zijner strijdbaarste vazallen in het oosten waren gebleven, werd in 1108 opgevolgd door zijn Lodewijk zoon Lodewijk VI. Met zijn regeering begint een nieuwe periode in de geschie11o8-1137. denis van het Fransche koningsehap. Hadden tot dusver de Capetingers nog altijd verloren in den strijd van de kroon met de vazallen, thans zou dat 228 veranderen. Twee redenen hebben daartoe medegewerkt. Vooreerst het ver- Toeneming trek van vele vorsten en edelen naar het Heilige Land, maar ten andere de al" koninkBike maoht. omstandighcid, dat zich evenals in Duitschland en Italie het staatkundig en sociaal element begon te ontwikkelen, waarop de kroon zou kunnen steunen bij haar strijd tegen de vorsten, de steden. Het is de verdienste van Lodewijk VI dat het eerst te hebben ingezien. Hij draagt den bijnaam „de Dikkc"; hem kenmerkten dan ook de goedhartigheid, welwillendhcid en humaniteit, die aan een gestel als het zijne eigen zijn ; daarbij was hij openhartig en eerlijk. Maar voor alles was hij krijgsman, onvcrmoeid, vermetel en beleidvol. 's Konings eerste raadsman was de abt Suger van St. Denis, de eerste auger. der krachtige kerkvorsten, die Frankrijk hebben bestuurd. Jaren lang, onder twee koningen heeft hij zijn taak vervuld ; met taaie volharding, krachtige energie en onvermoeide behendigheid heeft hij met den koning de Icenmannen bestreden en hen voor een deel overwonnen. Hij is de grondlegger der koninklijke macht in Frankrijk. Die koninklijke macht is in hoofdzaak gegrondvest op de opkomende sociale De steden. macht der steden. De ontwikkeling der steden bracht een geheel nieuw element in de toenmalige maatschappij, in de middelecuwsche besehaving. Deze nieuwe maatschappelijke factor wordt niet meer beheerscht door het leenstelsel, al is hij eruit opgegroeid. Want dit hebben leenwezen en stedelijke organisatic gemeen, dat zij orde en rcgelmaat in de maatschappij hebben gebracht. Zoo effent het leenstelsel zelf de baan voor de burgerij, die het zal vernietigen. De stedelijke ontwikkeling gaat terug tot de tiende eeuw, wanneer overal vaste toestanden beginnen te ontstaan. Er komt dan meer orde en veiligheid in de maatschappij ; de voorwaardcn voor hoogere maatschappelijke ontwikkeling zijn dan aanwezig. Door orde en veiligheid kan de handel van veel grooter beteekenis worden ; door den toenemenden handel komt cr veel meer beweging in de maatschappij. Er wordt veel meer gereisd de kleine kring van de plaatselijkc cenzelvigheid wordt gebroken. De mensch wordt los van den grond, waarop hij woont ; van hoorige wordt hij vrij ; landbezit is voor hem niet langer begeerlijk ; zijn rijkdom bestaat uit roerend goed, koopwaren, werktuigen, verder geld, kapitaal, ten slotte zelfs crediet, het meeste vluchtige en broze bezit. Deze ontwikkeling loopt evenwijdig aan de kruistochten ; zij is er nauw medc verbonden ; zij is er tegelijk oorzaak van en gevolg. Het vroegst openbaart zij zich in Italie, waar de steden zoo zelfstandig, zelfs onafhankelijk zijn geworden als nergens elders. De toenemendc verzwakking van het koninklijk gezag heeft dezen groci natuurlijk sterk in do hand gewerkt. De Lombardische steden waren door handel en bedrijf in de twaalfde eeuw tot zulk een groote macht gekomen, dat zij den Keizer durfden trotseeren. Zij hadden alle andere sociale machten aan zich onderworpen, niet alleen den adel, maar ook do geestelijkheid. In Frankrijk was uit den aard der zaak de ontwikkeling der steden weer een andere. Reeds in den Romeinschen tijd had Frankrijk zeer veel steden gehad, die met hun omliggend gebied kleine staatjes vormden. Na de yolksverhuizing blcef daarvan slechts weinig over. Wel bleven een aantal oude 224 Romeinschc stcden in den Frankischen tijd bestaan, maar daarnaast kwamen in de ticnde en elfde eeuw nieuwe centra op, meerendeels gegroeid uit en bij kasteelen, kloosters en kerken ; de nabijheid van de versterkte plaats gaf veiligheid aan de jonge samenleving. Die oude en jonge plaatsen, dorpen nog of vlekken, groeien door den toenemenden handel uit tot gewichtigc bevolkingscentra, het cerst in het zuiden, daarna ook in het noorden van Frankrijk. Wanneer dan de stad uitgroeit, de bevolking zich vergroot, handel en nijverheid beginnen op te bloeien, dan beginnen de stedelingen zich tc voelen ; zij vragen, eischen zelfs rechten ; de strijd met den stadheer begint. Die stadhcer is dc koning in de koninklijke domeinen ; hij is elders diens leenman, hertog, graaf, bisschop, abt of wat dan ook. Van deze heeren vragen de steden waarborgcn tegen willekeur en onderdrukking ; autonomic wordt al spoedig het einddoel, met eigen instellingen, eigen recht, privilege dus, ondcrscheiden van en verheven boven het algemeene landrecht. Bij die maatschappelijke en staatkundige beweging hebben steeds de kooplicden in de steden de leiding. In vele steden beheerschen zij het stadsbestuur ; hun hal wordt later het stadhuis, zooals dc guild-hall te Londen ; in Parijs wordt de prey& des marchands de burgemeester der stad. In Zuid-Frankrijk zijn de steden door den toenemenden handel vroeg en Franaebe snel opgekomen ; geographisch en ook maatschappelijk is de band met Italie steden. daar zcer nauw. Ook daar, aan de Middellandsche zee, bracht economische kracht politieke vrijhcid, zelfs politick gezag. Daar was de vermogende burgerij, gewoon zaken te doen en zich in het leven te bewegen, in staat den strijd tegen de hecrcn op zich te nemen en ten einde te brengen. Minder machtige heeren werden aan de steden onderworpen, machtige schikten zich min of nicer naar haar gezag. Het is het hoog beschaafde land der troubadours en der Albigenzen, waar de steden tot de leidende maatschappelijke factoren wcrden. Noeh vorsten noch steden hadden den Keizer of den koning achter zich ; beider gezag, door de RhOne gescheiden, was hier in de twaalfde eeuw niet meer dan nominaal. Uit deze eeuw zijn ook de meeste stedelijke charters ; sommige gaan zelfs tot de elfde eeuw terug. Maar altijd volgt het recht op de maatschappelijke ontwikkeling, niet omgekeerd. Het stedelijk charter schept gcen nieuwen toestand, maar bevestigt dien ; wat feitelijk reeds bestond, wordt dan recht. Lang voordat het stedclijk charter deze officieel verlecnde, bestond hier burgerlijke zelfstandigheid. Alby b. v. hceft reeds in 1035 eigen, zelfstandig bestuur, hocwel zijn stedelijke oorkonde eerst in 1220 is geschonken. Zoo groeit in Zuid-Frankrijk de stedelijke vrijhcid tot zelfstandigheid, ten slotte tot macht. Neord- In Noord-Frankrijk is de ontwikkeling anders geweest ; wij zijn hier in Fransem het land der communes. Het oudste voorbceld daarvan is Kametijk ; in steden. Oommunes. 957 reeds sloten de burgers van deze stad con commune tegen hun bisschop. Wat toen nog een uitzondering was, werd vervolgens regel : in de tweede helft der elfde en het begin der twaalfde eeuw hebben vele NOord-Fransche steden hun commune, zoo St. Quentin, Atrccht, Valenciennes, Amiens, Soissons, Rijssel, Gent enz. Deze beweging duurt in Frankrijk door tot in de 225 eerstc helft der dertiende eeuw ; dan zijn, vooral in het noorden, zclfstandige communes verrezen als zoovele eilanden in de groote zee van het leenstelsel. Het spreekt van zelf, dat dat alles niet zonder heftigen strijd is tot stand gekomen, trouwens meer in het noorden dan in hct zuiden. Vooral de geestelijke heeren hebben zich dikwijls scherp tegen de communes verzet. Onder de wereldlijke heeren waren er, die met scherpcn blik de beteekenis van deze sociale beweging peilden en de communes begunstigdcn. De hertogen van Bourgondie en de graven van Nevers b.v. bevorderden een beweging, die gericht kon worden tegcn hun eigen vazallen. De hertogen van Normandie en de graven van Champagne gaven zelfs ongevraagd stedelijke charters ; zoo wisten zij do steden in hun hand te houden en te leiden. Het is gcen wonder, dat de koningen van Frankrijk op hun eigen domei- De koning nen de steden niet steeds hebben begunstigd. Lodewijk VII nog bedwong oomenmde hard en wreed can communale beweging te Orleans. Maar op het gebied van hun leenmannen was hun politick van zeif aangewezen ; dan moesten zij de steden steunen tcgen de groote hceren. Er was daarbij dezc zwarigheid, dat de koning zoo doende inconsequent handelde, wat hem dan ook steeds werd verweten. Oorspronkelijk was de koning dan ook cons equent geweest in dezen zin, dat hij als ridder en cdelman tegen de stedelijke vrijheid was. Zelfs Lodewijk VI vcrdient nict ten voile den lof, die hem dikwijls is toegekend. Stellig heeft hij tal van stedelijke charters bevestigd, die haar door haar hecrcn waren geschonken, maar omgekeerd steunde hij ook deze hceren tegen rebelsche communes. In 1112 beschermde hij de commune van Amiens, maar hief tegelijk die van Laon weer op. Lodewijk VII zag duidelijker dan zijn vader, dat de communes in het gebied van zijn vazallen de natuurlijke bondgenootcn waren van de kroon tcgen die leenmannen ; daarom ook steunde hij consequenter dan zijn vader do steden ; zeer yeal stadbricven zijn door hem vcrleend, tal van steden door hem gesteund en heschcrmd, ook tegen hun heercn. Philips August ging beslist op dezen weg vcrder ; hij maakte tal van communes vrij van haar heeren, maar onderwierp ze tegelijk aan zijn koniiiklijk gezag. Daardoor werd dat gezag zeer versterkt, ook omdat niet alleen de steden, maar ook de wegen daarheen daardoor onder koninlijk charter kwamen. Zoo boordc de koninklijke macht zijn wiggen in het gebied der leenmannen. De commune is de gewone vorm van de stedelijke bevrijding in Frankrijk. Karakter Zij kwam tot stand door een werkelijkc samenzwcring, cen cedgenootschap. der camDe belangrijkstc organisatie der burgerij, een gild van kooplieden, van schip- MUMS. pers, van wisselaars nam daar de leiding op zich. Het vereenigde alle burgers in een gemeenschappelijken ecd om elkander te steunen en getrouw te blijven in den strijd tcgen den heer, op wien men de zelfstandigheid moest bevechten. Zoo ontstond de bezworen commune. Natuurlijk moest zij, om rechtsgeldig te zijn, stilzwijgend of daadwerkelijk worden erkend door den heer der stad. Dat ging soms goedschiks, soms ook kwaadschiks ; dikwijls gaf het aanlciding tot schcrpe, tragische conflicten. Vandaar dat soms communes mcer dan eens werden opgeheven cn toch weer werden verleend ; Kamerijk verkreeg tot drie maal toe een commune, Vezelay vijf keer, Chftteauneuf Mg. Gesob.* 015 226 zelfs twaalf keer. Maar omgekcerd ontstonden zecr vcel communes ook door vreedzaam overleg. Dikwijls werd natuurlijk gebruik gemaakt van de bcnarde positie van een heer om hem een commune of te dwingen. Willem van Normandie, graaf van Vlaanderen, gaf in 1127 en 1128 om zijn gezag te schragen aan tal van steden belangrijke privilegien. Zijn zegevierende tegenstander, Dirk van den Elzas, schonk om hem tc overtroeven weer nicuwe voorreehten. Ook werden zcer vccl handvesten door de steden gckocht, zeer begrijpelijk bij den chronischen geldnood der heeren ; misschien is dat met de meeste stedclijke charters het geval geweest. Ook hebben vele heeren zoowel uit belang en juist inzicht als ten slotte uit goedhartigheid de steden begunstigd. Zoo gaf Johanna van Vlaanderen aan tal van steden privilegien. In Frankrijk wcrden zelfs ecnvoudig communes opgelegd, voornamelijk door den koning van Engeland in zijn leenen, maar zoo eng begrensd, dat deze daarvan nicts te vreezcn had, integcndeel deze stedcn door zijn mildheid won. Hendrik II bracht daarbij die echt Engelsche, vcrstandige politiek in praktijk, die tijdig toegeeft, maar dan minder schcnkt dan men vraagt en daardoor de beweging in de hand houdt en leidt. Zelfs dorpen, die absoluut geen stadskarakter hadden en hebben, werden steden, kregcn althans stadrechtcn ; hetzclfde was soms met dorpsgroepen het geval. Het recht der commune is altijd gegrond op een oorkonde, een contract tusschen heer en stad, een charte communale. Daarin werden bcider bevocgdheden geregeld, vooral in zaken van justitic cn financial, vooral belastingen. Dat beteekeude in den regel een min of meer aanzienlijke beperking van. de rechten van den heer ten opzichte van dc taille en andere heffingen, van corvecen, tollen, banaliteiten, prestatien cnz., ook van de heerlijke justitie. Daarnaast werdcn vooral zaken van handcl, industrie en verkeer geregeld. Stadreohten. Maatschappclijk werd daardoor de stad geheel anders dan het omliggende platteland. Toch moest de stad formeel een decl blijven van de maatschappelijke orde van het leenstelsel. Die verhouding werd aldus beschouwd, dat de stad de vazal werd van den stadheer. Deze cerbiedigde als zoodanig dus niet alleen de rechten der burgers, maar beschcrmde ze ook. De stad daarentegen brengt haar heer leenschulden, homagium, en is verplicht tot materieele en ideeele hulpverleening, auxilium en consilium. De stadseed draagt dan ook het karakter van een leenced. Bovendien heeft dc stad nog allerlei belastingen aan haar heer op te brengen, in den regel de taille, maar deze gefixeerd tens voor al en dus niet voor verhooging vatbaar. Sommige steden waren geheel vrij van lastcn ; maar zelfs dan hebben zij nog de buitengewone feodale lasten op te brengen. Ook moest de stad haar heer militairc hulp geven, maar beperkt tot bepaalden tijd en plaats. Dat laatste gold vooral de vcrdediging der stad zelf ; vandaar dat vooral grensplaatsen door den koning in ruime mate werden begunstigd. De rechten van den stadheer gaan dus voor een deel over op de stad. Vandaar dat soms een stad ook ;weer leenrechten kan uitoefenen, weer leenheer kan zijn en dus zelf vazallen hebben. Dat hangt of van de grootere of kleinere zelfstandigheid der stad. Sommige steden zijn ongeveer geheel vrij ; die in Provence gedragen zich als zelfstandige machten en beheerschen 227 het omliggende land, heeren en dorpen. Zoo zelfstandig worden soms de steden, dat zij elkander den oorlog verklaren en met elkander vredes- en andere verdragcn sluiten. Anders was het in Midden- en Noord-Frankrijk. Daar wonnen de steden wel administratieve en rechterlijke, maar gem politieke zelfstandigheid ; ook in financieele en militaire zaken waren zij meestal nog onderworpcn aan hun heer. Het grootst was de koninklijkc macht over de steden in Engelsch Frankrijk en in Engeland. Binnen haar murcn genieten de communes dus grootc zelfstandigheid ; daar De burgerij. vormt zich langzamerhand een steeds meer uitgebreide stedelijke wetgeving. Het sprcekt van zelf, dat alle burgers vrij zijn en ook, dat zij gelijk zijn voor de wet. Maar niet allc burgers hebben even veel aandeel aan en invloed op het bestuur. Soms is het een vrij groote kring, die deelnecmt aan het stadsbestuur ; maar meestal komt de regeering zcer spoedig in handen van een min of meer beperkte aristocratie van aanzicnlijken ; dan hebben de handwerkers geen deel aan het bestuur. Reeds in de dertiende ccuw komt uit deze aristocratic een oligarchic voort, zelfs een familieregeering. Gewoonlijk berust het bcstuur der stad bij een klein college, hoe dan ook gekozen of aangcvuld. In het zuiden heeten de leden daarvan radon of consuls, ook wel gezworenen of syndici, in het noorden schepenen, ook wel gezworenen, pairs of ruwaards ; daar staat cen proost of maire aan hun hoofd. Naast dat bestuurscollege staan gewoonlijk cen of meer raden, die met de Hollandsche vroedschappen zijn te vergelijken. Niet steeds aanvaardt de stedelijke bevolking gehoorzaam de regeering der Onderaristocraten. Er is steeds strijd in de stad, veelal tusschen twee partijen, werping der die elkander het openbaar gczag betwisten. In de dertiende eeuw nemen deze communes. partijtwisten het karakter van sociale conflicten aan. Juist deze conflicten gaven den koning gclegenheid om in de stedclijke zaken in te grijpen. Vooral sedert de regeering van Philips August hadden de juristen der kroon naar Romeinsch recht vastgesteld, dat alle communes, gelegen op koninklijk domein of niet, koninklijke steden waren en alleen aan den koning onderworpcn. Dat beginsel werd hoc langer hoe meer toegepast, zoodat allerlei zaken aan de stcdelijke ovcrheid werden onttrokken en werden gebracht vow den koning; het stcdelijk gerecht werd in hooger beroep gebracht bij het parlement ; de koninklijke rekenkamcr kreeg de contresle over de stedelijke geldmiddelcn. Dat laatste middel heeft het krachtigst kunnen wcrken, daar in den regel de communes geen good financiecl beleid hebben gevoerd, zoodat zij onder zware schulden en lasten gebukt gingen. Vooral onder Philips den Schoone zijn tal van communes zoo door de kroon geholpen, maar tegen afstand van hun bij de privilegien gewaarborgde vrijheid en zelfstandigheid. Daarmede gingen de Fransche communes te gronde ; zij hadden haar plicht gedaan bij de emancipatie van dorp tot stad en zoo den grondslag gelegd tot een nieuwe maatschappij, die zich zou ontwikkelen onder bescherming van den koning. Naast de communes bestonden van oudsher de zoogenaamde villes de vines do bourgeoisie, met veel minder zelfstandigheid ; eigenlijk hadden zij alleen bourgeoisie. bepaalde waarborgen tegen al te zware belasting, afpersing en slechte rechtspraak. Beroemd in dat opzicht was het recht van Lorris, geschonken door 228 Lodewijk VII en sedert aan vcle anderc steden gegeven. Op de koninklijke domeinen was zelfs zulk cen bescheiden stadrecht nog te ruim ; daar werden wel koninklijke privilegien, maar geen communes aan de steden gegeven. Noch Orleans nosh Parijs hadden dan ook cen commune ; de hoofdstad werd rechtstreeks door de koning bestuurd. Frankrlik Welke houding namen nu Lodewijk VI en Suger aan in den grooten strijd en de kerk. tusschen Keizer en Paus, die in hun tijd het westen verscheurde ? Hun plaats was aangewezen. Niet minder dan de kroon iced de kerk onder den druk der vorsten ; door haar in haar nood te hull) te komen, behartigde de koning zijn eigen belang. Zoo ontstond cen nauw verbond van de kroon met de geestelijkheid cn daardoor met den Paus. Zijn geheele regeering lang helft Lodewijk zijn vazallen bestreden, die • soms weinig meer dan brutale roofridders waren. Het is hem gelukt ovcral zijn macht te doen eerbicdigen Lodewijk werd in zijn streven scherp bestreden door de vorsten, vooral door den hertog van Normandie, sedert 1106 den koning van Engeland. Toch was Hendrik I te zwak om zich te verzettcn, toen Lodewijk in 1131 zijn macht belangrijk vergrootte door zijn zoos tc doen huwen met Eleonore, de erfdochter van Aquitanie. Van oudsher hadden de Capets zich verzet tegen dc aanspraken van Rome, dat trouwens in de eerste helft der elfde eeuw een werktuig in de handen der Keizers was gcwecst. Met Grcgorius VII en Urbanus II had Philips I op gcspannen voet gestaan. Maar Paschalis II zag in, dat hij niet te ver mocht gaan. Een bondgenootschap met Frankrijk was in een strijd met den Keizer zeer gewenscht. Zoo 'vonden de partijen elkander spocdig. In 1107 verscheen de Paus zelfs in Frankrijk om van daar uit Hendrik V te bestoken. Hendrik V Deze intusschen was vast bcsloten zich tc doen gelden. In 1110 trok hij ill I te 110 , naar Italie. Geheel Lombardije boog voor hem ; zelfs Mathilde van Toscanc 111°-1111. huldigde hem. Hij was zoo volledig mcestcr van Italie als bijna geen zijner voorgangers. Tegcnover hem was de Paus machteloos ; adel en burgerij van Rome lieten hem in den steek ; ook van de Normandiers was niets te hopcn. Zoo de koning thans de erkenning van zijn investituurrecht van den Paus had gevraagd, zou deze hebben moeten toegeven. Paschalis vond een uitweg ; hij verklaarde zich bereid tot den terugkeer der kerk tot de apostolische armocde ; zij zou weer een zuiver gecsteiijk instituut worden. Of het hem daarmede crust was of niet, het staat vast, dat zulk een pauselijk bevel nooit door de kerk .zou zijn opgevolgd, allerminst door de Duitsche bisschoppen. Dat begreep Hendrik ; juist daarom sloot hij met den Paus den 4den Februari 1111 een verdrag, waarbij de koning van al zijn investituurrechten, de Paus van al zijn wereldlijke rechten afstand deed. DaaPop trokken koning en Paus naar Rome. Maar toen daar het verdrag werd voorgelezen, ontstond onder de Duitsche vorsten zulk een tumult, dat het onmogelijk bleek het uit te voercn en de koning van zijn kant er zich ontslagen van rekende. Hendrik verliet de Eeuwige Stad en nam den Paus als gevangene mede. Deze zag zich genoodzaakt aan alle cischen des konings toe te geven ; Hendrik verkreeg de investituur van alle bisschoppen ; de Paus verplichtte zich hem te kronen en hem later niet met den banvloek te treffen. Den 13den Februari 229 1111 had dan ook de kroning plaats. Zoo wreektc Hendrik V den smaad, zijn vader aangedaan. Eenige jaren lang hceft hij zoo geregeerd. Evenals zijn vader steunde hij de steden. Hij bedwong allc opstanden. In Januari 1114 werd zijn huwelijk met Mathilde van Engeland voltrokken. Maar kort daarna openbaarde zich weer ernstig verzet tegen de drukkendc keizerlijke oppermacht. De meeste Saksisehc en Westfaalsche edclen sloten zich onder leiding van Lotharius van Saksen aaneen. Wel behaalde Hendrik cerst eenig voordeel, maar zijn troepen werden weldra door Lotharius geslagen. Dat was voor den Paus de lang gewenschte gclegenheid om den strijd te hernieuwen. Ook in Bourgondie kwamen add en geestelijkheid in verzet. Een wilds burgeroorlog teisterde wederom het rijk ; alleen Zwaben en Beieren bleven den Keizer getrouw. md t s ierfeni Een nieuwe moeilijkheid kwam er in Italie bij. In 1115 stied Mathildc van yDe a Toscanc, na haar bezittingen aan *de Kerk tc hebben vermaakt. Daardoor T oEsoim zou de pauselijke stoel een der eerste wereldlijke machten in Italie worden. V Dat wilds Hendrik verhindercn. In 1116 begaf hij zich nogmaals naar Italie. Hendrik In Italie, Door milde voorrechten en privilegien aan de Italiaansche steden wist hij 1116-1118. een burgcrlijke partij te vormen, waardoor hij stork genoeg werd om de landen van Mathilde tot rijksleenen te verklaren. Zoo werd Hendrik V de grondvester der burgcrlijke vrijheid en der republikeinsche autonomie van Lombardije. Maar Pasehalis gaf zich niet spoedig gewonnen, Na hem werd Calixtus II in 1119 tot Paus verkozen. Hij was ecn ander man dan zijn Calixtus II, voorgangcrs ; hij had oog voor de cischen van zijn tijd en van den staat. 1119-1124. Zonder de rechten der kerk prijs tc geven, toonde Calixtus zich bcreid tot onderhandelingen. Datzelfdc wenschten Keizcr en rijk. Li 1118 was Hendrik uit Italie teruggekeerd ; den in Duitsehland dreigenden burgeroorlog was hij spoedig meester. In 1119 werd op den Rijksdag te Tribur een nieuwe rijksvrede afgekondigd. Daar vcrschenen ook gezanten van den Paus om over Onderhande• den vrede te onderhandclen. Dadelijk verklaarde Hendrik zich bereid van liKnr van en de investituur der bissehoppen of te zien, milts doze niet aan den Paus onder- PEWS. worpen werden. Calixtus riep daarop cen concilic te Reims bijeen. Daar werden alle Grcgoriaansche hervormingen nogmaals vastgestcld en uitgebrcid ; alleen over de investituur kwam men niet tot overcensteniming. Zoo bleef de weg tot een overeenkomst met den Keizer geopcnd. Dat de vrede niet spoedig daarna gesloten werd, is te wijten aan nicuw verzet tegen den Keizcr in Duitsehland. Maar reeds in 1121 werd daar de vrede hersteld. Van beide zijden werden twaalf vorsten van volmacht voorzien om niet alleen den vrede in het rijk te handhaven, maar ook dien tusschen Keizer en Paus te herstellen. Men was den strijd hartelijk moede. Daaruit laat het zich verklaren, dat zoo spoedig overeenstemming is verkregen. In October 1121 werden op den rijksdag te Wurzberg de voorstellen der bovcngenoemde vicrentwintig vorsten aangenomcn. In hoofdzaak steldcn zij den rijksvrede vast, bepaalden, dat de rechten van het rijk tegcnover den Paus gehandhaafd zouden blijven, maar dat ook aan diens aanspraken nict te kort zou worden gedaan. De rechten des Keizers en der vorsten werden schcrper geformuleerd. Onmiddellijk 280 daarna werd een gezantschap naar den Pans gezonden om hem met het beslotene in kennis te stellen. Calixtus riep een concilie te Worms bijeen, waar to gelijker tijd eon rijksdag vergaderde ; de Keizer zelf leidde de onderhandelingen. Het was duidelijk, dat ccn compromis moest worden gesloten ; hoc dat er uit zou zien, was reeds bekend. Onder de vrij uitgebreide pamflettenliteratuur, die aan den strijd tusschen Kcizer en Paus het aanzijn danktc, is een der opmerkelijkste de brief, lien bisschop Wido van Chartres in 1097 tot den aartsbisschop van Lyon richtte. Hij woes er op, dat een bisschop zoowel geestelijk als wereldlijk vorst was, zoodat zijn investituur nict uitsluitend aan Keizer of Pans, maar aan beiden toekwam. Natuurlijk moest de kerk den bisschop als kcrkelijk herder benoemen. maar daar hij als zoodanig ook staatsrechterlijke function uitoefende, moest en Icon ook alleen de koning hem met die rechten beleenen. Op dezen grondslag werd conoordaat dan den 28sten September 1122 het bcroemde concordant van Worms gesloten. can Worms, heid van 23 Sept. De Duitsche bisschoppen zouden in het vervolg in tegenwoordig 1122. den koning of van 's konings gevolmaehtigdc vrij naar kanonieke regels worden gekozen. vcrvolgens den schepter van den koning ontvangcn, hem daarvoor den keneed docn en ccrst dan worden gewijd. Aileen in den Kerkelijken Staat verkreeg de Paus de investituur ; daarmede was doze staat tevens door den Keizer erkend. In de Italiaansche en Bourgondische bisdommen zou dc investituur op de wijding volgen. Zoo cindigde de strijd van Keizer en Paus. Geen van beiden had de overwinning behaald ; ten slotte hadden beiden veel moeten afstaan. De Paus verkreeg ongetwijfeld het minste ; want de bisschopskeuze zou door de kapittels der hoofdkerkcn van het bisdom worden voltrokken ell niet door den Paus, die slcchts zijn bevestigingsrecht behield. Maar de Keizer had tool ook veel verloren ; met de benoeming der bissehoppen was hem een machtig middel tot beheersching der rijksvorsten uit de handen geslagen. Want al was zijn invloed op de keuze nog in theorie groot, in de practijk wcrden al spoedig de bisdommcn de zeer begeerde twistappels tusschen de omliggende wereldlijke vorsten. In Bourgondie trokken de bissehoppen weldra alle regalien aan zich en werden zoo goed als onafhankclijke hceren, benoemd door hun standgenooten. In Italie bleken zij nict opgcwassen tegen de steden ; de regalien vielen ten slottc aan do steden ten deel. Calixtus II is in het voile bovustzijn van zijn triomf in December 1124 Hen drik v t, gestorven. Hendrik V volgde hem den 28sten Mci 1125 in het graf. Met 23 Me11125. hem stierf het krachtige Salische huis uit. Duitschland zou weer worden prijs gegevcn aan alle onzekerheid van een koningskeuze. Dat was te meer te betreuren, daar de kerk zich na den dood van Hendrik V niet 'anger gcbonden rckende aan het concordant, daar deze koning het volstrekt niet tell voile had uitgevoerd. Er waren twee vorsten, die in aanmerking kwamcn. Dc aanhangers van het Salische huis steunden Frederik van Hohenstaufen, hertog van Zwaben, den zoon van Frederik van Buren, door zijn moeder Agnes eon kleinzoon van Hendrik IV. Maar de oppositic der vorsten stelde Lotharius van Supplinburg, hertog van Saksen, tegenover Frederik. Lotharius was al op jaren en 231 had geen zoon, zoodat binnen niet te langen tijd opnieuw een koningskeuze te verwachten was. Hij werd gesteund door de bisschoppen ; ook deze wenschten gecn sterk koningschap, waarvan zij de opheffing van het coneordaat, althans de slechte uitvocring daarvan vreesden. Zoo werd dan door behendigheid van aartsbisschop Adalbert van Mainz Lotharius III den 80sten Lotharius Augustus 1125 tot koning verkozen. Deze keuzc schecn voor het rijk uiterst rissminr. ongewenscht. TerwijI Duitschland behoefte had aan een krachtig vorst, die de koninklijkc macht tegen adel en kerk handhaafdc, was Lotharius juist het hoofd der vorstenoppositic en door den invloed der kerk gekozen. En dat in een tijd, toen Duitschland gevaar liep de hegemonic in de wereld te verliezen. Trotsch op de reeds bchaaldc overwinningen, streefde de kerk naar nog e ieuew n. grootere en vollediger. Dew wenschen vonden hun beste uitdrukking in de Nord nieuwe orden, de Cistcrcicnscrs, de Praemonstratensers en vele andere. Cluny had reeds haar besten tijd gehad ; met de overwinning was ook voor haar de rust en daarmede het verval gekomen. Haar gecst had de kerk doortrokken, maar zij zeif was vcrouderd en conservatief geworden. Toen deden do jongeren vol geestdrift, wat Cluny indertijd had gedaan ; zij stichtten een nieuwe orde. Het is steeds weer hetzelfde verschijnsel in de kerk ; steeds worden nieuwc orden gesticht, daar de oude niet meer aan het geestelijk ideaal beantwoorden ; steeds hebben ook de nieuwc orden haar tijd van jong geloof, van rijpere bezadigdhcid, van latere veroudering, ja verval, of ook van volledige verstcening. Een bewijs aan den eencn kant van de onbevredigendc oplossing, die elke orde aan het haar gestelde problem der wereldreformatic had gegcven, maar aan den andcren kant ook van de onverwoestbare levenskracht van het kloosteridcaal, hctwelk tevens dat der kerk is. Reeds in 1018 stichtte St. Romuald te Ravenna de orde der Camaldulen- camaldulensere, 1018. sers, in 1072 door den Paus bekrachtigd. Dc orde der Cisterciensers draagt haar naarn naar haar cerste klooster De CleterCiteaux bij Dijon, in 1098 gesticht door Robert van Molesmes. Hij keerde °lowers• 1098. terug naar den strengcn regel van St. Benedictus ; zijn opvolger Alberik voegde daaraan nog nieuwe bepalingen toe. Spocdig breidde de orde zich over Frankrijk uit. Maar haar hoogsten bloei en haar phenomenale ontluiking dankt zij aan den Heiligen Bernard. In 1113 begaf hij zich in het klooster Citeaux ; van daar ging de stichting uit van het convent Clairvaux, waarvan hij in 1115 abt werd. Sedert heeft zijn rocm de wereld vervuld. Wij zullen in het vervolg nog herhaaldelijk van hem moeten spreken. In 1120 stichtte Norbert, ecn kanunnik van Keulen, te Premontre bij Laon Praemonstratensere, de orde der Praemonstratensers, die weldra talrijkc kloosters telde. 1120. De Iaatste orde was de gestrenge orde der Karthuizers, die door Bruno K arthnixers . van Keulen, kanunnik te Reims, ver van de bewoonde wereld in het woeste 1130. dal La Chartreuse bij Grenoble werd gesticht. Haar statuten werden in 1180 vastgcsteld ; zij schreven aan de leden bijna volstrekt stilzwijgen, geheele onthouding van vlecsch, verdeeling van den dag tusschen gebed en arbeid voor. De Cistcrciensers en Praemonstratensers hebben hun werkzaamheid ook naar Duitschland overgebraeht. Daar hebben zij zegenrijk gearbeid. Daar 282 vestigden zij zich met voorliefde in streken, die nog voor de besehaving te veroveren waren, waar bosschen uit te roeien, moerassen droog td leggen, landbouw en veeteelt waren aan te kweeken. Met name zijn de Cisterciensers een zegen voor Noord-Duitschland geworden, waar de opkomst van den bocrenstand aan hen is te danken. De Pracmonstratensers vestigden zich aan de Elbe en de Havel, voornamelijk onder den persoonlijken invloed van Norbert, die in 1126 aartsbisschop van Maagdenburg werd. Daar waren zij te gelijk een bolwerk tegen den Slavischen invloed. Het is eigenaardig, dat de steot tot de nicuwe beweging ook thans weer uitging van Frankrijk. Ongetwijfeld stond het geestelijk leven daar hooger dan in Duitschland. Ook politick lbegon Frankrijk zich krachtiger te ontplooien. Dan ontwikkelden Polen, Bohemen en Hongarije zich meer en meer tot zelfstandige, nationale staten. Ook de Lombardische steden vcrsterkten zich in lettcrlijken en figuurlijken zin. Ten slotte vereenigde de broeder en opvolger van Robert Guiscard, Roger, Apulie en Sicilie onder zijn schepter. Zwakke De Duitsche macht werd dus ovcral bcdreigd. 'Lou Lotharius haar willen poeitie van en kunnen handhaven ? Het had er zelfs den schijn niet van. De „PfaffenLotharius. kOnig" scheen zich geheel naar den Paus te willcn schikken. Hij deed afstand van alle rechten, die het concordaat van Worms den koning had gelaten. Maar — en dat is voor Lotharius karakteristiek — men moet steeds meer op zijn daden dan op zijn woordcn letten ; hij deed wel afstand van zijn rechten, maar bleef zc toch uitocfenen. Mocilijk was zijn verhouding tot de Hohenstaufen. Tocn de koning hun de goederen, die zij van Hendrik V hadden geerfd, als rijksleencn wilde ontnemen, kwamen zij in verzet ; weer barstte de burgeroorlog uit. Gclukkig wist Lotharius zich de hulp te vcrzckeren van de machtige Wclfen. In 1127 huwdc hun hoofd Hendrik de Trotsche, hertog van Beicren, met Lotharius' dochter Gertrude. Maar buitcn Duitschland was de koning minder gelukkig. In Bourgondie beklom een nieuwc dynastic den troon, die langzamerhand de banden met Duitschland afsneed en zich meer en meer bij Frankrijk aansloot. Eerst in 1131 verzoenden de Hohenstaufen zich met Lotharius. De koning was er des tc eerder toe gekomen zijn tcgenstanders te gemoct te komen, daar hij den steun der kerk gehcel verloor. Hem werd haar juk Break van "hark" te zwaar ; evenals Hendrik V began hij zich van haar los tc maken. De met de Kerk. schisma, gelegcnheid was gunstig door een schisma. In 1180 werd zoowel Anacletus II 1130. als Alexander II tot Paus vcrkozen. Terwijl Anacletus in Italie werd erkend, vond Innocentius krachtige voorstanders in Bernard van Clairvaux en Norbert van Maagdenburg, de lciders der Cisterciensers en der Praemonstratensers. Onder hun invloed werden Engeland en Frankrijk spoedig voor Irmocentius gewonnen. Het ligt voor de hand, dat het schisma vooral gewenscht was voor Lotharius. Hij vcrklaarde zich voor Innocentius, maar stelde als voorwaarde, dat deze zijn rechten zou erkennen. Dat Lotharius zijn investituurrecht niet geheel terugeischte, had de Paus tc danken aan Bernard van Clairvaux, die den koning bezwoer of te laten van zijn poging om de kerk in haar rccht te verkorten. Bernard van Clairvaux. Een der inerkwaardigste mannen van de middeleeuwen is de Hcilige Bernard. 288 Waarlijk nict zonder rcden heeft de kerk hem tot een harer voornaamste heiligen verklaard. Hij heeft haar onsehatbare diensten bewezen. Hij was in 1091 te Fontaines bij Dijon geboren. Door zijn moeder reeds v6Or zijn geboorte tot monnik gewijd, heeft hij van den aanvang of nooit iets anders gewenscht. Op 22-jarigen lccftijd liet hij zich in de Cistcrcienser orde opnemen. Reeds twee jaren daarna stichttc hij in het woeste dal van Clairvaux in Bourgondie ecn nieuw klooster, waarvan hij abt werd. Daar heeft hij met zijn genooten jaren lang het hardste en vroomste leven geleid, waartoe de middeleeuwsche ascese in staat was. Hij was ecn sterk tot contemplatic en mystiek geneigde natuur, die God overal zocht en met Hem in gemeenschap trachtte te treden. Maar aan een diep, echt middelceuwsch religieus gevoel paarde hij een barmhartigheid voor de mensehheid. die hem noopte zich steeds weer in de wereld te begeven en zich diep in de kerkelijke twistvragen van zijn tijd te mengen. Hij was dan ook een menschenkenner als weinigen ; zijn sermoenen, die modeller zijn geworden, waren zoowel welsprekend als overtuigend. Zijn brieven hebben naast zijn sermoenen den grootsten invloed gehad. Zijn licderen docn de diepte van zijn godsdienstig gevoel peilen. Steeds zijn steun zoekende in. den Bijbel en dezen boven alle commentaren stellende, was hij meer geloovige dan geleerde. In hem kwam de religieuse strooming van zijn tijd het zuiverst tot uitdrukking ; ook daaraan moet zijn weergalooze invloed worden toegeschreven. Zoodra hij zich voor Innocentius II had verklaard, kon deze zich de wettige Paus achten. Het was dus vooral door Bernard, dat Lotharius Innocentius erkende en beloofde hem naar Rome te voeren, waar dan zijn kroning tot Keizer zou plaats vindcn. In den zomer van 1182 trok de koning de Alpen over. In 1188 bezettcn koning en Paus een deel van Rome ; maar Anacletus hield den Engelenburg in zijn macht. Niettemin werd Lotharius den 4den Juni Lotharine 1138 door Innocentius tot Keizer gekroond. Wat de investituur betreft, cen fuei nrn is. vastc regeling kwam niet tot stand ; daar Keizer noch Paus hun wench konden doordrijven, bled idles bij het oude. Wel verkreeg Lotharius van den Paus de goedcren van Mathildc, maar in leen. Daarop keerde hij naar Duitschland terug. Met hem was ook Innoeentius' voornaamste beschermer vertrokken. Anacictus dwong zijn tegenstander Rome te ontruimen. Wederom ricp deze Lotharius' hulp in. De Keizer had intusschen zijn positie in Duitschland belangrijk versterkt. Een nicuwe landvrede werd afgekondigd. Bohemen en Hongarije riepen Lotharius als scheidsrechter in. Polen deed hem den vazalleneed. Zelfs de Keizer van Byzantium zocht zijn bondgenootschap tegen Roger I, die zich sedcrt 1180 koning van Napels en Sicilie noemde. Na den dood van Alexios I was zijn zoon Johannes II hem opgevolgd. Johannes Hij onderscheiddc zich door de voortreffelijkste vorstendeugden, de Antoninus 1118-1143 • Pius van Byzantium, de edelste Keizer, die de Grieksche kroon heeft gedragcn. Hij was eerlijk en betrouwbaar, mild en vrijgevig, reehtvaardig, daarbij energiek en krachtig. Hij was, wat te Byzantium een zeldzaamheid was, een man van hoogc moraliteit. Hij was zoowel een uitnemend legeraanvoerder als een voortreffelijk regent. Persoonlijk dapper, was hij veel grooter strateeg dan een zijner voorvaderen. Vroom zonder bigotterie, was 284 hij in tegenstelling tot zijn vader openhartig en eerlijk. Werd Alexios de vader van het bedrog geacht, Johannes' woord werd door vriend en vijand geloofd. Zijn dankbare onderdanen noemden hem om zijn vorstendeugden Kalojohannes, den schoonen Johannes. Hij begon zijn regeering met twee gelukkige veldtochten tegen de Turken. In 1122 versloeg hij de Petschenegen zoo volledig, dat zij uit de geschiedenis verdwenen. Veel moeilijker was de strijd met Venetic. Rhodus werd door de Venetianen bezet en van daar uit in 1125 de archipel gebrandschat. Byzantium scheen al zijn eilanden te zullen verliezen. De Keizer moest toegeven ; hij herstelde de privilegien der Venetianen en sloot vrede met hen. Op het vasteland was hij gclukkiger ; hij dreef de Serviers terug. Ook met de Hongaren streed hij met succes ; de in 1126 gesloten vrede breidde het Byzantijnsche gebied belangrijk nit. Nadat zoo in Europa de vredc was hersteld, nam Johannes den strijd met de Turken weer op ; weer werden de Byzantijnsche grenzen verder naar het oosten verlegd. Maar daardoor was hij zoo dicht in de nabijhcid van de staten der kruisvaardcrs gekomen, dat een conflict moeilijk kon uitblijven. Boudeuljn Boudewijn I werd in 1118 opgevolgd door zijn neef Boudewijn II, een 1118 - 1131 . dapper, werkzaam en heerschzuchtig worst, maar te vecl intrigant om een goed staatsman te zijn. Edessa en Tripolis onderwicrp hij aan zijn leenhoogheid ; in Antiochie nam hij zelf de regeering in handen. Jaar op jaar streed hij tegen de ongeloovigen. Maar in 1128 viel hij in de handen der Seldsjoekken ; de dagen der Christelijkc heerschappij sehenen geteld. Zijn rcdding dankte Jeruzalem aan ecn Venetiaansche vloot, die de verbinding met het westen herstelde. In 1124 word, wederom met behulp der Venetianen, Tyrus veroverd, zoodat thans de geheele kust in handcn der Christenen was. Kort daarna keerdc Boudewijn uit zijn gevangenschap terug. In 1126 gaf hij Antiochie aan Boemund II, wien hij zijn dochtcr tot gemalin gaf. Het scheen, dat de Franken in het oosten duurzamc veroveringen hadden gemaakt. Er begonnen zich geregelde toestanden te ontwikkelen. De bevolking grocide aan ; verwoestc steden werden opgebouwd ; het land werd ontgonnen. Een aantal kolonisten uit het westen kwamen het Christelijk element verstcrken. Het was ook in dezen tijd, dat zich die genootsehappen vormden van mannen, die, te gelijk ridder en monnik, als cerste taak de verdcdiging van het -Heiligc Land tegen de ongeloovigen op zich hadden Tempeliers, genomen, de gcestelijke ridderorden der Tempeliers en der Johannieters. De 1118. cerstc word in 1118 door eenige Fransche ridders gesticht tot bescherming der pelgrims tegen roovers en vagebondcn, dus fcitelijk tot strijd tegen de Saracenen. Zij lcgden in handcn van den patriarch de dric monniksgeloften van kuischheid, armoede en gehoorzaamheid of en bovendien de riddergelofte van bescherming der pelgrirns en van het Hcilige Graf. Boudewijn II schonk hun een woning bij de plaats, waar eens de tempel van Salomo had gestaan ; daarnaar nocmde men hen Tempelheeren of Tempeliers. In 1128 reisde de grootmeester naar Frankrijk om de ridders tot aansluiting te bewcgen. Zijn welsprekend woord vond gchoor ; Bernard steunde de orde met zijn machtigen invloed. De Pairs bekrachtigde haar regel ; Lotharius schonk haar rijkc goederen ; koningen en vorsten volgden. Zoo wcrd de orde in korten tijd een 285 der rijkste van Europa. In 1129 reeds kon de grootmeester aan het hoofd van een groot gevolg van ridders en knechtcn naar het oostcn terugkceren. De schitterende opbloei van de orde der Tempeliers had een opmerkelijken terugslag op een ander gcnootschap, dat reeds lang te Jeruzalem bestond. In 1070 had een rijk koopman uit Amalfi, Maurus, tc Jeruzalem een stichting Jot:ante' gegrondvest, waaruit zich langzamerhand een mannen- en een vrouwen- 1070, 118. klooster, een hospitium en ziekenhuis haddcn gevormd. Dat laatste was gewijd aan St. Jan en nam steeds toe in uitgcbreidheid en rijkdom. Pausen, koningen en vorsten begunstigden het ; dochterhuizen ontstonden in Europa in verbinding met het moederhuis te Jeruzalem ; vele vrome mannen wijdden zich aan de herbcrging van vrcemdclingen en verplcging van zieken. In 1118 vereenigde de overste Raimund Dupuis de broedcrs naar het voorbecld der Tempeliers tot een orde. Beide orden hcbben hct koninkrijk Jeruzalem groote diensten bewczen ; het witte kruis der Johannietcrs en het roods der Tempeliers wcrden de schrik der Saracenen. Boudcwijn II stierf in 1131. De gemaal zijner oudste dochter, Fulko van Fulko, Anjou, volgde hem op. Hij was een dapper, vastbcraden man, voorzichtig 1181-1143• en ervaren, vroom en mild. Ook in Antiochie nam hij de regcering waar. Maar in dczen tijd trad ccn machtig vijand tcgen de Christenen op, Imadcddin zened itin, Zenki, atabeke (stadhoudcr) van Mosocl. Sedcrt 1127 had hij zijn gebicd imad steeds uitgebreid : in 1128 bezettc hij Aleppo, in 1129 Damascus. Ook F u lko was nict tcgen hem opgewassen ; in 1187 word hij bij Barin verslagen. Maar Jeruzalem hcrstelde zich ; aan de grenzen werden versterkingen aangelcgd ; de wegcn werden gcstreng bcwaakt ; steden ontstondcn ; landbouw, nijverheid en handel ontwikkelden zich ; welvaart heerschte overal ; te Jeruzalem en Antiochie wend schitterend hof gehouden. Het Christelijk Syrie werd cell Europeesche of licver Fransehe kolonie. Het was onder koning Fulko, dat het herocmde rechtboek van het koninkrijk Jeruzalem — les assises de Jerusalem — werd uitgcvaardigd. Toch was het bestaan van hct koninkrijk nog wankel. Fulko had behalve Imadcddin Zenki een even gcvaarlijk tegenstander in Keizer Johannes. In 1187 veroverde deze geheel Cilicie cn dwong Antiochie hem als leenhecr te huldigcn. In 1143 vcrscheen hij weer in het veld ; maar in Cilicie is hij den 8sten April 1148 gcstorven. Veel minder succes had Johannes in het westen gchad. Wel zocht hij in 1136 tocnadering tot Lotharius, natuurlijk met het oog op Italie, waar koning Roger en Venetie beider vijandcn waren. Maar de winncndc hand was die van Lotharius. Tegenovcr de kerk hcrnam deze zijn onafhankelijkhcid. Zijn tweede toeht mar Rome bedoelde niet meer de herstelling van Innocentius II, maar de hernieuwing van het keizerlijk gezag en de bestrijding van do Normandische macht. In Augustus 1136 trok hij de Alpen over ; zoowcl Lotharius in Hendrik de Trotsche als Koenraad van Hohenstaufen vergezelden hem. Als 1111r:i n. Keizer besliste hij de geschillen tusschen de steden. Met Venctie sloot hij vredc. Bologna en Ancona wcrden door hem veroverd ; Toscane werd door Hendrik den Trotsehe bezet. Zonder Rome aan tc doen, tasite Lotharius het Normandischc gebicd aan. Zijn succcs was volkomen Apulie werd veroverd en als rijksland in bczit genomcn ; Bari, Amalfi, Napels cn Salerno 286 viclen hem in handen ; Roger week naar Sicilie. Zoo was Zuid-Ralie aan den Keizcr onderworpen. Daardoor kon Innocentius II zich in het bezit van Rome stollen. Maar nauwelijks tot macht gekomcn, geraakte hij in geschil met den Keizcr over het veroverde land, dat de Paus als een leen van den Heiligen Stoel, Lotharius als rijkslcen beschouwde. De verhouding werd niet Lotharius t, beter, toen Lotharius de goedercn van Mathilde aan Hendrik den Trotsche 4 Dec. 1137. schonk. Tot een conflict kwam het evenwel niet meer ; Lotharius is den 4den December 1187 op den terugweg naar Duitsehland in Tyrol gestorven. DERDE HOOFDSTUK Hohenstaufen en Welfen. De tweede kruistocht. 1137-1152 c Keizer had zijn schoonzoon Hendrik den Trotsche tot zijn opvolger gewenscht. Doze nam cen sterke positie in : hij bezat Beieren en Sakscn en een groot gebied in Italie. Maar om dezclfde rcdenen, waarom de kcrk Lotharius tegen den Hohenstauf had gesteund, aanvaardde zij than De Hohen. de candidatum van dezen laatste. Ook vele wereldlijke °tauten * vorsten gaven hun stem aan den minder machtigen medcdinger. Zoo werd in Maart 1188 Koenraad III de Hohenstauf door Koeinr uaad do Frankischc en Zwabische vorsten tot koning verkozen. Met hem 1138-1152. beklom het rocmrijke huis der Hohenstaufen den troon, maar de wijze, waarop dat gcschiedde, was weinig roemrijk. Door eerzucht word Koenraad bewogen om in strijd met de belangen van zijn huis de kroon aan te nemen uit de handen van cen oligarchie, die do ondcrdrukking van hct koningsohap bedoeldc. Hij word echter overal crkend, zelfs door Hendrik den Trotsche. Maar overmoedig ontnam de koning aan Hendrik nog in 1188 Saksen, dat hij aan Albrecht den Beer van Brandcburg schonk. Een nieuwc burgeroorlog brak nit. Daarop ontnam de koning aan Hendrik ook Beieren ; de strijd van Welfen en Hohenstaufen was in vollen gang. Wel gelukte het Hendrik Sakscn te behouden, maar Beieren moest hij prijsgcven. In 1189 stierf Hendrik de Trotsche ; zijn opvolger was zijn negenjarig zoontje, Hendrik de Lecuw. Maar niet onmiddellijk kwam dat Koenraad ten Hendrik goede. In Saksen hielden Hendriks grootmoedcr en moeder met kracht het de Leenw. gezag in handen ; in Beieren nam zijn oom Welf VI het regentschap waar. Om dezen te bcstrijden trok Koenraad in 1140 op. Het sterke Weinsberg Weinberg werd door hem belegerd on veroverd ; men herinnert zich de sage van de veroverd, 1140. vrouwen van Wcinsberg. Zoo werd Koenraad mecster van Beieren. Maar ziende, dat hij de Welfenmacht niet kon verpletteren, sloot hij in 1142 vrede met zijn tegenstanders. Sakscn bleef voor Hendrik den Lecuw bewaard, maar 288 Beieren kwam aan 's konings half broeder Hendrik. Nu kon Koenraad ook elders krachtiger optreden. Hij dwong Bohemen zijn leenhoogheid te erkennen. Aan de Elbe en de Oder werd de vrede hersteld ; rustig ging daar de door de Praemonstratenscrs begonnen kolonisatie haar gang. Maar in het westen en zuiden van Duitschland had Kocnraad nict de macht den rijksvrede te handhaven. Zoo zag hij zich hoe Langer hoe meer tot den steun der geestelijkheid beperkt ; hij blecf een ,papenkoning". Hij kon cr niet aan denken naar Italie tc trekkcn. De veroveringen van Lotharius gingen .daar weer verloren. In 1139 gclukte het Roger Mrs Innocentius II gevangen te nemen ; hij dwong den Pans hem Campanie of te staan ; maar te gelijk sloten Innocentius en Roger cen vcrbond, dat rechtstreeks gericht was tegcn den Duitschen koning. Toch kwam het niet tot ecu breuk. Te Rome had men Koenraad noodig voor een kruistocht. De zaken hadden in het oosten een bedenkelijke wending Boudautin gcnomen. In 1143 stierf Fulko. Zijn opvolger was zijn zoon Boudewijn HI In, onder regentschap van zijn moedcr Melisende. Ongelukkig bezat Mclisende 1143_1189. mccr trots en hccrschzucht dan verstand en inzicht. De gelegenheid was dus schoon voor cen aanval op de Syrische Christenstaten. Dat begreep Keizer Manuel I, Manuel I. Op verzoek van zijn vader Johannes had het legcr hem gehuldigd ; 1143-1180. hoofdstad en geestelijkheid hadden zich daarbij aangesloten. De lange regeering van dezen Komneen is tegelijk de laatste periode, waarin het rijk nog eenmaal een grootsche ccn grootsche positic in de wereld inneemt. Manuel was cen schitterende, rijk begaafde persoonlijkheid, die wilt tc imponeeren. Begaafd met een schoone, krachtige gestalts en cen beminnelijk voorkomen, was hij een man van karakter, van rustelooze, onvermoeide werkzaamheid, van groote scherpzinnigheid en vastberadcnheid. Hij was ingewijd in alle Byzantijnschc wetenschap ; zijn theologisehe kennis deed de westerlingen verbaasd staan. Als staatsman was hij de evenknie van zijn vader zoowel diens hoog idealisms als diens scherpe, staatkundige blik waren hem eigen. Slechts in een opzicht stolid hij bcneden. Johannes ; bij al zijn militaire neigingen was hij toch geen veldheer. Manuel zette de politick van zijn vader in het wcsten voort. Hij dwong Antiochie in 1144 hem te huldigen. Ook de Turken diver hij naar het oosten terug. Meer moeite had de •Keizer met de Normandiers ; deze bestooktcn dc kusten van het rijk, bezetten Korfoc, plunderden Corinthe en zelfs Thebe. Manuel kon daaraan weinig doen ; de tweeds kruistocht nam al zijn krachten in beslag. Imadcddin Zenki had den beslissenden slag geslagen. In 1144 verscheen hij voor Edessa. Dc stad was goed versterkt en werd dapper vcrdedigd, maar Val van moest capituleeren, tocn er geen ontzet kwam. Zoo viel Edessa in December Edema, 1144 in de handen der ongcloovigen. Het schecn, dat spoedig het laatste 1144. uur voor de Christenstaten zou slaan ; een nieuwe, algemeene kruistocht was noodig. Ongetwijfcld was het tijdstip voor zulk cen kruistocht gunstig. Nooit waren de godsdienstige opwinding en de kerkelijkc beginselen zoo diep doorgedrongen als than. Sociaal en politick beschikte de kerk over een invloed als nooit te voren. Het was maar de vraag, of de man aanwezig was, die het juiste woord tot de licht ontvlambare menigte zou spreken. De Paus was 289 die man zeker niet ; Eugenius III was een room man, maar miste alle agitatorische gavcn. Maar er was een ander, wiens invloed dien des Pausen ver overtrof, Bernard van Clairvaux. Hij werd de geestelijke leider van den tweeden kruistocht, gelijk Urbanus die van den eersten was gcwcest. Toen het bericht van den val van Edessa tot hem kwam, was hij gereed. Hij p„diking begon zijn kruisprediking in Frankrijk. Maar anders dan Urbanus II begaf van Bernard. Bernard zich cerst tot den koning om hem het kruis op den schoudcr te hechten, cen bewijs, hoezeer het Fransche koningschap in de laatste vijftig jaren tot kracht en beteekenis was gekomen. Lodcwijk VI was in 1137 opgcvolgd door zijn zoon Lodewijk VII. Hij was wick vII, een weinig ontwikkeld, zwak besluiteloos man, maar uiterst devoot, bijna een monnik. Reeds voordat Bernard het kruis prcdikte, ging Lodewijk om met het plan van een kruistocht ; de gruwel, dat zijn krijgsvelk een kerk tc Vitry met meer clan duizend menschen had verbrand, bezwaarde hem de ziel. Maar Suger weer met nadruk op do bclangen van het rijk, die een langdurige afwezigheid des konings niet gedoogden. In dezen twccstrijd riep de koning den raad van Bernard in. Tocn deze in 1146 aan het hof verseheen, durfde zelfs hij de verantwoordelijkhcid van een beslissing nict op zich ncmen, maar ried aan de zaak aan den Paus te onderwerpen. Eugenius deed, wat Lodcwijk en Bernard hadden gehoopt ; hij riep den koning ter kruisvaart op. Op Paschen 1146 werd een groote vergadering van Fransche ridders en andercn bij Vezelay gehoudcn. Daar zat de koning, reeds met het kruis gctooid, op den troon ; daar wide Bernard in glociende taal alien op om 's konings voorbeeld te volgen. Als vijftig jaren vroeger te Clermont, donderde het over de vlakte : God wil het 1 Duizenden namen het kruis uit Bernards handen aan. Daarna reisde de heilige gchecl Frankrijk door, overal het kruis predikende ; overal maakten zich duizenden op naar het oosten. De godsdienstige geestdrift wend steeds algemeener en slocg naar Duitschland over. Aan den Rijn openbaarde zij zich echter in ecn afschuwelijke Jodenvervolging. Onmachtig deze tc stuitcn, riep de aartsbisschop van Mainz de hulp van Bernard in. Deze werd in Duitschland met diepe devotie ontvangen ; op zijn woord werden de vervolgingen gestaakt. Dat susses bewoog hem vender te gaan ; hij vattc het stouts plan op om ook koning en Volk van Duitschland tot den kruistocht te bewegen. Koenraad was daartoe allerminst geneigd ; overal in Duitschland kwamen opstanden en veeten voor. Maar toch lict de koning zich op Kerstmis 1146 door Bernard, wien dat zelvc een wonder scheen, belezen om het kruis aan te namen. Vele Duitsche vorsten volgden zijn voorbeeld, onder hen 's konings neef Frederik. Zoo was de geheele westcrsche Christenheid in de wapcnen. Lodewijk en T weed, Koenraad hadden weldra ieder 70,000 ridders om zich verzameld ; met hun krniatooht. 1147-1149, gevolg bedroeg het getal der kmisvaarders honderdduizenden. Toch beantwoordde hun innerlijkc waarde ook thans niet aan hun groot aantal. In Juni 1147 ving men den tocht door Hongarije en den Balkan aan. Aan Manuel geluktc het echter niet den vrede met beide koningen te bewaren ; de Franschen waren zijn politieke tegenstanders ; de Duitschers plunderden in Thraciê. Manuel wenschtc bovendien vrede te houden met de Seldsjoekken. In September - 240 eindelijk trok Koenraad Klein-Azie in. Daar hcbben de Duitschers zich in korten tijd geheel te grondc gericht. Koenraad deed weinig om het leger bij elkander te houden ; hij wilds den kruistocht, die hem berouwdc, zoo spoedig Slag Xi mogelijk doen eindigen. Den 26sten October 1147 kwam het bij Dorylaeum Dorylaeum, 26 October tot car slag met de Scldsjoekken, waarin de Duitschers werden verstagen. 1147- Tocn besloot de koning met de overgeblevcncn terug te keeren ; doze terugtocht werd weldra een Wilde vlucht. De Fransche koning was te Byzantium gebleven. Maar het gelukte Manuel eindelijk in October 1147 hem te bewegen naar Klein-Azie over te steken. Bij Nicaca stiet hij op de overblijfselen van het Duitsche leger. Lodewijk en Koenraad besloten te zamen den tocht voort te zettcn. In een langen omweg trok men door West-Klein-Azie. Te Ephesus schcidde Koenraad zich wegens zickte van Lodcwijk af en begaf zich naar Constantinopel. Na zijn vertrek had het Franschc Leger van tijd tot tijd succes. Maar bij Laodicea werd het door de Seldsjoekken zoo hevig aangevallen, dat de koning tcrnauwernood ontkwam. Bij Attalia bereikten de Franschen eindelijk de kust. De onmogclijkheid van vcrder doordringen inziende, besloten zij tot voortzetting van den tocht over zee ; Lodewijk zeilde dus van Attalia naar Syrie. Daar was dc toestand scdert den val van Edessa niet betcr geworden. Noereddln. Wel was Imadeddin Zenki in 1146 vcrmoord, maar zijn zoon Nocreddin verslocg dc Jeruzalemmers in 1147 volledig. Zoo was de komst van koning Lodcwijk zecr welkom. In Maart 1148 landde hij aan den Orontes. Ook Koenraad kwam in April te Akkon aan. Van daar trok hij naar Jeruzalem, waar hij door Boudewiju III schittcrend werd ontvangen. In verbinding met Lodcwijk deden in Koenraad en Bouclewijn een aanval op Damascus. De kruisvaarders, vooral de Duitschers, deden wonderen van dapperheid, maar de stad innemen konden zij niet. Daarmede was ook de kruistocht ten cinde. Koenraad keerde vol smart en wocde in September 1148 naar Constantinopel en vandaar in het voorjaar van 1149 naar Duitschland tcrug. Lodewijk bleef nog tot na Paschen 1149 te Jeruzalem, maar ging toen ook older zeil ; in den herfst was hij in Frankrijk terug. Zoo had de tweeds kruistocht niets bereikt. Niemand heeft dat cinde zoozeer gcschaad als Bernard ; op hem wierp men de verantwoordelijkheid voor het gcbeurde. Maar hij versaagde nict ; onmiddellijk bcgon hij cen nieuwen kruistocht te prediken. Lodewijk was daarvoor spoedig gewonnen ; zelfs Suger gaf om redencn van buitenlandschc politick zijn toestemming. Hij had het andcrs tijdens Lodewijks afwezigheid zwaar tc verantwoorden gehad ; zijn bcstuur was een voortdurende strijd met de edelen geweest. Hij had echter alle aanslagen op de koninklijke macht weten af te wcren. Maar toch is er van cen nieuwen kruistocht niets gekomen. De add was er niet toe te bewegen, vooral niet, toen de koninklijkc macht zich moedwillig bclangrijk verzwaktc. In 1151 namelijk stied Suger. Daardoor verviel de eenige hinderpaal, die Lodcwijk had belet om een lang gekoesterd plan door te zetten, de scheiding van zijn gemalin Eleonore, de erfgcname van Guyenne en Poitou. Sugers bezwaren waren zecr gemotiveerde staatkundige geweest, maar Lodewijk zag ze voor zijn persoonlijke overwegingen voorbij. In 1152 liet de 241 koning zich dus van zijn gemalin scheiden ; daarmcde ging Aquitanie voor zontseheiFrankrijk verloren. Maar erger was het, dat het in de handen viel van tioncifevvin Engeland. Want Eleonore huwde met Hendrik Plantagenet, den toekomstigen VII, 1152. koning van Engeland. Hendrik I was in 1185 gestorven. Hij had gewenscht, dat zijn dochter Mathilde hem zou opvolgcn. Zij was na den dood van Keizer Hendrik V gehuwd met Godfried Plantagenet, graaf van Anjou ; uit dat huwelijk was in 1183 een zoon geboren. Maar de baronnen riepen Steven van Blois tot Steven, koning uit, door zijn moeder een klcinzoon van Willem den Veroveraar. 1135-1154 ' Om do bevolking voor zich tc winnen, vaardigde hij cen nieuwc charta uit, waarin aan alle standen nieuwe voorrechten werden tocgekend. Maar zelfs deze vrijgevighcid kon zijn positie niet vcrsterken. Zijn geheele regecring is een langc reeks veldtochten om zich op den troon te handhaven. Ecrst had hij de Schotten te bestrijden ; hij wist hen echter in 1188 te verslaan. Veel gevaarlijker was het, dat in 1188 zich cen groote partij voor Mathilde verklaardc. Steven gaf zich nict spoedig gewonncn. Maar door zijn benarde positie zag hij zich genoodzaakt tot maatrcgclen, die zijn bewind langzamerhand zeer drukkend maakten. Hij verzwakte de munt ; hij dwong de gecstelijkheid hem een dcel harer inkomstcn of te staan. In 1141 werd hij in den slag bij Lincoln gcvangen gcnomen ; maar hij ontvluchtte, verzamclde nicuwe strijdkrachten en dwong Mathilde naar Frankrijk te wijken. Voorloopig was Steven veilig. Maar in Frankrijk groeide zijn groote tegenstander op, Hendrik, do zoon van Godfried en Mathilde. Hij bezat van zijn moeder de brandcnde eer- en heerschzucht, van zijn wader den zin voor studie, een gelukkig geheugen, ccn vurigen drang naar daden en hoogst innemende manieren. In 1151 schonk zijn moeder hem Normandie ; toen erfde hij van zijn vader Anjou, Touraine en Maine. Een jaar daarna huwde hij Elconore en vcrkreeg daardoor Aquitanie. Zoo was Hendrik de machtigste leenman der Fransche !croon, wiens bezittingen die van den koning zelf te boven gingen. Eindelijk in 1158 schcepte hij zich in naar Engeland. Spoedig had hij zulk een aanhang, dat Steven het geraden achttc met hem te onderhandelen. In 1154 erkende hij Hendrik als zijn opvolger ; nog in hctzelfde jaar sticrf hij en werd Hendrik II tot koning van Engeland geproclameerd. Door de macht der Plantagencts was Frankrijk gesplitst in twee deelen. Fransohe Toch was het land een ecnhcid er was een yolk, e6n beschaving. Ten opzichte oultnur, van afstamming, taal en ook in karakter en aspiration was in Frankrijk stellig ccn scheiding tc trckken, maar deze viel in het geheel niet samen met de Engelsch-Fransche grcnslijn, maar doorsnced dew bijna loodrecht. Maar deze scheiding was ook nict zoo scherp, dat beide hclften zich niet samen als een yolk zoudcn hebben gevoeld. Het was dit yolk, waaruit de idealen van reformatic der kerk waren voortgesproten. Het was hier, dat Cluny was gesticht, dat in weinige jaren zijn denkbcelden aan Rome had geschonken en daardoor de kerk had beheerscht. Het was in Frankrijk, dat Urbanus II zijn machtigcn aanhang vond ; het was hicr, dat hij het yolk ten strijde opricp tegen de ongcloovigen. Het waren in hoofdzaak Fransche ridders, die naar het oosten waren getrokken en Jeruzalem hadden vcroverd. Franschen •• 16 242 waren de vorsten van de nieuw gestichte rijken ; uit Frankrijk verkregen zij voortdurend steun. Een Franschman was de heilige Bernard, wiens weergalooze welsprekendheid het nogmaals gelukte de bloem der Fransche ridderschap zich het kruis op de schouders te doen hechten. In de eerste helft der twaalfde eeuw stond het Fransche yolk aan de spits der Europeesehe beschaving. Ridder- In Frankrijk was het ook, dat door en tijdens de kruistochten het ridderwenn. wezen tot zijn hoogsten bloei geraakte. Dat was geheel gebaseerd op het lecnstelsel, dat in de twaalfdc ecuw de maatschappij nog geheel beheerschte. De op zijn burchten gezeten adel was machtig genoeg om zelfs den koning den voet dwars te zetten. De edelen vormen cen geprivilegeerde klasse, afgescheiden van de rest der maatschappij ; zij zijn krijgslieden, voor zoover uit hun midden niet de hooge geestclijkhcid wordt gerecruteerd. Zij hebben den plicht den koning met hun persoon en hun hoorigen bij te staan. Daar zij verplicht zijn dat op cigen kosten tc doen, zijn zij dus gefortuneerd ; wie het niet is, gaat voor zijn stand verloren. Zij strijden te paard, zwaar in het ijzer gestoken, gehelmd en geharnast, gewapend met zwaard en lans, verdedigd door het schild, waarop het geslachtswapen is geschilderd ; schildknapen volgen hen. Zij vormen het eigenlijke leger ; in de beschrijvingen der veldslagen is slechts van hen sprake. Maar er is nog een sterk verschil tusschen hen. De eerste onder hen is de koning zelf, altijd grootgrondbezitter ; op hem volgen in rijkdom en dus in aanzien de hertogen, markgraven, graven, baronnen en heeren. Deze laatsten scharen zich onder hun leenheeren, zoodat deze kleine Icgers gewapenden om zich vereenigen, die echter soms ook op eigen gelegenheid oorlog gaan voeren. Maar bij alle ongelijkheid in rijkdom en macht zijn zij gelijk in rang ; zij zijn alien, de rijkste zoowel als de armste, edelen, scherp afgescheiden van de overige onedele bevolking. De edelen van geboorte vormen bovendien een kaste, een gilde, zou men kunnen zcggen ; want men wordt er niet in toegelaten zonder een proof tc hebben afgclegd. Natuurlijk, want het hanteeren der wapenen moet worden geleerd. Het is bovendien cen cer ze te molten dragen ; er moet dus worden onderzocht, of men die cer waardig is. Niemand wordt ridder geboren ; de plechtige riddcrslag moet zelfs den koning daartoe vcrheffen. De jonge edclknaap ontvangt zijn onderricht of van zijn vader Of van een ander ridder, dien hij als schildknaap dient, vijf tot zeven jaren lang. Daarna, op den Iceftijd van achttien tot twintig jaren, wordt de schildknaap na grondig onderzoek van zijn geboorte, zijn gedrag en zijn bekwaamheid in het hanteeren der wapenen tot ridder geslagen. Dcze plechtigheid, waaraan welhaast de geestelijkheid een godsdienstigc wijding geeft, hecft plaats met een steeds uitgebrcider en ingewikkelder ceremonleel. Maar bij bijzonderc gclegenheden, b. v. na cen veldslag, ging alles veel eenvoudigcr en werden soms honderden tot ridder geslagen. Het spreekt ook van zelf, dat niet alle schildknapen vermogend genoeg waren om de ridderplichten te vervullen ; zij bleven dan hun geheele Leven schildknapen, ten minste in naam. De plichten van den ridder, waaraan hij trouw zweert als een monnik aan zijn gelofte, zijn : gehoorzaamheid aan zijn leenheer, bescherming van gcestelijken, vrouwen en kinderen, 243 dapperheid in den oorlog, edelmoedigheid tegen den overwonnen vijand, in het algemeen de ridderlijkc strijd. De ridderschap, die zclf natuurlijk maar al te dikwijls in dat ideaal te Literatuur. kort sehoot, verlustigde zich toch gaarne in de schildering van de ridderwereld, waarin deze idealen als het ware hun belichaming vonden, in de ridderromans. De bloei van het ridderwezen is ook die der ridderlijke episehe poezic. Ook daarin ging dus Frankrijk Europa voor. Reeds in de elfde, maar voornamelijk in de twaalfde eeuw ontstonden uit de oude volksoverleveringen de groote Fransche epopeeen, die in geheel Europa vertaald en nagevolgd zijn. Daar was vooreerst het nationale epos zelf, de Merovingische, maar vooral de Karolingische romans. De jongleurs reisden geheel Frankrijk Kareldoor en bezongen op do kasteelen de heldendaden van den grooten Karel en romans. zijn paladijnen, den roemrijken ondergang van Roland door het zwarte verraad van Ganelon, van Reinout van Montalbaan en zijn drie broeders en hun trouw ros Beyaart, van Willem van Oranje en zijn strijd tegen de Saracenen, van de veeten der groote edelen, van de Lorreinen en Fromondijnen, van Ogier van de Ardenncn en van zoovele anderen. En naast het nationale epos plaatste zich weldra ecn andere kring van sagen, uit Engeland overgebracht, waarin zich het ideaal van het zich mcer en mcer vcrfijnende ridderdom nog veel beter weerspiegelde. Was in de Karelromans de niets ontziende dapperheid de hoofddeugd der ridders gewcest, in de Arthurromans Arthurvond een andere zijdc van het ridderwezen haar uitdrukking, de vrouwen- romans. dienst, waarin de opgelegdc verplichting tot vrouwenbescherming langzamerhand was vcranderd. De oude, gedccltelijk op oud-Christelijke voorstellingen berustende sagen van het graal werden weldra in Frankrijk even populair als de Frankische heldendichten. Arthurs hof werd de pendant van dat van Karel den Groote ; naast de paladijnen werden de ridders van de tafelronde de idealen der riddcrlijkhcid. Lancelot en Perceval, Walewein en Iwein, Tristan en zijn Isolde en zoovele anderen werden bcwonderd en nagevolgd. Nog Klassieke later voegden zich aan deze heldenschaar de van ouds gcliefde klassieke strijders romans. toe : de helden van den Trojaanschen oorlog, Grieken en Trojanen beide en in bun gevolg Aeneas, verder de groote heldenkoning der oudheid, Alexander, werden als de bloem der ridderschap geeerd. Nog andere helden kwamen uit het oosten ; de kruistochten en vooral do aanraking met het Byzantijnsche rijk hebben Parthcnopeus van Blois, Floris en Blanchcfleur en vole andere figuren naar het westen gebracht. Gelijk de Noord-Franschen zich vcrlustigdcn in deze cpische poezie, schiep men in het zuiden meer behagen in het lied, vooral het minnelied, dat de troubadours zoo schoon wisten te doen hooren. Provence en Toulouse zijn de Troubalanden van den minnezang, waar de troubadour een man van beteekcnis en dours' van invlocd was. Zclfs vorsten wijdden zich hier aan de poezie en traden als minnczangers op. De liefdc werd een kunst, beoefend volgens vaste, nauwkeurig gecodificeerde regels, waaraan wel alle natuurlijkhcid vreemd was, maar die toch het aanzijn schonk aan een fijne kunstpoezie. Door Eleonore, de gemalin van Lodewijk VII, en andere vorstinnen wcrd deze minnedienst en minnezang naar Noord-Frankrijk overgebracht, waar zij weldra welig bloeide. 244 Niet alleen in do lctterkunde gaf Frankrijk in de twaalfde ceuw den toon aan, mar ook op het gebied der bouwkunst. W.& dien tijd had men in West-Europa geen anderen bouwstijl voor kerken gekend dan den romaanschen, dien van den rondboog en het tongewelf. Uit deze constructie ontGotiek. wikkelde zich nu in Frankrijk in het begin der twaalfde eeuw de gotiek. Deze overgang maakte het cerst mogelijk grootschc, verheven kathedralen te doen verrijzen. Het tongewelf, dat zwarc muren en zuilen noodig had, werd vervangen door het ribbengewelf, dat slechts op weinige punten had te steunen. Had men tot dusverre slechts zware, lage kerken kunnen bouwen, het werd than uitvoerbaar de kerken hoog op te trekken zonder aan de soliditeit afbreuk te doen. Hoeveel verhevener, hoeveel indrukwekkender de kerk daardoor werd, kan iedereen constatccren, die cen gotische kerk met een romaansche vergelijkt. Natuurlijk heeft deze overgang langzamerhand plaats gehad ; duidelijk is het aan vele Franschc kerkcn tc zien, hoe de bouwmeesters cerst na hcrhaalde pogingen en proefnemingen tot de gotische eindoplossing zijn gekomen. Maar al zijn uit den eersten tijd ook reeds meesterstukken van bouwkunst bewaard, de kathedralen te Parijs, Chartres, Reims, Amiens, Saint Denis, Beauvais en Bourges, waarin de gotiek haar vohnaking bereikte, dagteekenen uit de dertiende eeuw. De gotische, of zooals zij in de middeleeuwen met meer recht werd genoemd, de Fransche architectuur verdrong het romaansch in gehcel Frankrijk, later in gehcel Europa. Gelijk met de kerkelijke bouwkunst ging het met de burgerlijke. Frankrijk werd in de twaalfde eeuw met een net van kasteelen overdekt, waarvan de resten ons nog met bewondering voor zooveel kunstvaardigheid en zooveel soliditeit vervullen. Ook de steden werden met zware muren omgeven. De andere kunsten warcn zuiver dckoratief. In de beeldhouwkunst bleven nog Beeldende lang de oude, klassieke motieven nawerken. In de twaalfde eeuw wist de Kunst. Fransche sculptuur zich van dien invloed te emancipeeren, een omwenteling, die samenhangt met den overgang van het romaansch tot de gotiek. Nieuwe, aan de natuur en het leven ontlecnde ornamenten verdrongen de oude, lang uitgeleefde. Ook de beeldhouwkunst in engeren zin vond nieuwc banen. De schilderkunst kwam tot nieuwen bloei ; door muurschilderingen en geschilderdc vensters gaf zij aan de nieuwe kathedralen stemming en bekoring. De glasschilderkunst is van Franschen oorsprong ; in de twaalfdc ceuw debuteert zij met heerlijke kunstwerken. De kunstnijverheid bereikte cen hoogen trap ; prachtige emails werden te Limoges vcrvaardigd ; tapijt-, zijdc- en linnenweverijen verrezen en maakten het mogelijk den aanvoer uit het oosten, vanwaar men vroeger dat alles moest betrekken, te ontberen. De houtsnijkunst bereikte een ongekende hoogte ; smeden en goudsmeden leverden meesterstukken van hun arbeid. De muziek eindelijk sloeg met Adam de la Halle en andcren nieuwe banen in. Zoo was Frankrijk in de twaalfde eeuw het toongevende land in Europa ; alle hoogere beschaving kwam uit Frankrijk. Van daar verbreiddc zij zich over wheel Europa, allereerst over Duitschland. Dat was voor een groot deel het werk der Hohenstaufen. Koenraad III was na zijn kruistocht moedeloos in Duitschland teruggekeerd. Het was duidelijk, dat Duitschlands bclangen een anderen krijg tegen 245 de ongeloovigen eischten, dien tegen de Wenden en andere Slaven aan de oostgrens. Bernard wist toen den schijn te redden door den oorlog tegen de Slaven als een nieuwen kruistocht te proclameeren. Toch heeft de droevige afloop van den tweeden kruistocht de kerk veel kwaad gedaan. leder zag in, dat de kerk tegen de door haar opgeeischte rcchten en plichten niet opgewasscn was. Dat was voldoende om in Duitschland de betoovering te verbrckcn, waarin de kerk de bevolking had gehouden. Het kerkelijk ideaal verdween ; de eischen eencr practische rijkspolitiek komen naar voren. Het is jammer, dat Koenraad III niet van deze stemming heeft gebruik gemaakt. Juist het tegendeel gebeurde ; hij was van den aanvang of te vast aan de kerk gehccht om ook niet met haar te dalen. Hendrik de Leeuw nam welhaast een even machtige positie in als de koning zelf. Koenraads gezag nam steeds of ; de door hem uitgevaardigde rijksvrede werd nergens geeerbiedigd. In deze droevige omstandigheden is hij den 25sten Februari 1152 gestorven. Koenraad III t, 25 Febr. 1152. VIER DE HOOF DSTUK De eerste Jaren van Frederik Barbarossa. Hendrik II en Thomas Becket. 1152-1176 en minderjarigen zoon had Koenraad HI nagelaten. Maar zijn vader had ingezien, dat een regentschap cen groot gevaar zou zijn. Daarom was hij onbevangen genoeg om op zijn sterfbcd zijn necf, den krachtigen Frederik van Zwaben, als zijn opvolger aan te bevelen. Niemand had in Duitschland mcer aanzien dan Frederik. Zijn bestuur van Zwaben was voorbecldig ; daarbij verstond hij de kunst iedereen voor zich te winnen. Schitterend waren zijn militaire talenten bij den tweeden kruistocht aan den dag gekoinen. Een waardige, indrukwckkende vcrschijning, was hij de aangewezen man om het hoofd van het rijk to worden, zelfs nog boven den machtigen, maar gevreesden Hendrik den Leeuw. Men zag hoop op tegen Frederiks indrukwekkende moreele kracht. Nog jets sprak in zijn voordecl ; hij was onafhankelijk van de kerk; bij hem bestond de zekcrheid, dat de belangen des rijks niet aan de eischen der kerk zouden worden ten offer gebracht. De openbare meening drong onstuimig op zijn keuze aan ; zelfs Hendrik de Leeuw zag zich genoodzaakt hem tc steunen. Zoo werd reeds den 4den Maart 1152 censtemmig Frederik I Barbarossa tot koning verkozen. In tweeerlei opzicht week al aanstonds Frederiks regeering belangrijk of Frederik van die van zijn voorganger. De Welfen sloten zich aan den nieuwen koning Barbarossa, aan. Daarentegen stelde Frederik zich dadelijk in een veel scherpere ver1152-1190. houding tot de kerk dan Koenraad. Er werd een andere geest over de wereld vaardig, een geese van verzet tegen de hecrschappij der kerk, allereerst op het gebied der wetenschap. Van daar plantte de beweging zich voort op kerkelijk terrein ; de langs bespicgelenden weg gewonnen resultaten ging men toepassen op leven en leer der geestelijkheid. Het spreekt van zeif, dat dcze beweging ook weldra op politick gebied haar invloed met kracht deed gelden. 247 Dcze dric richtingen, de wetensehappelijke, de kerkelijke en de staatkundige, hebben zich ten slottc vereenigd tot een krachtigen aanval op de kerk. Aan het hoofd van den wetenschappelijken aanval op de hierarchie staat de geleerdste en geniaalste vertegenwoordiger der scholastiek, Pierre Abelard, Abelard. die niettegenstaande zijn tragisch lot en zijn zware vervolging met onbe- 1079-1142 ' zweken moed met de wapenen van het verstand en der dialectiek voor de vrijheid van denken streed. Hij is de stichter van het Christelijk rationalisme ; hij stelde de reds als beoordeelaarster van het geloof en geloofde alleen wat met het vcrstand wcrd begrepen ; hij zag in den twijfel den grondslag van alle wijsheid, waardoor men eerst tot onderzoek, later tot het vinden der waarheid komt. In 1100 kwam hij te Parijs aan de kathedraalschool van de Notre Dame, waar Willem van Champeaux, dc eerste godgeleerde van zijn tijd, de realiteit der algemeene begrippen lcerde. Hier bleek al spoedig Abelard's scherpzinnigheid en uitgebreide kcnnis, zijn weisprekendheid en vooral zijn weergalooze dialectiek. Abelard verdreef Champeaux geheel van zijn hooge plaats en werd zijn opvolger in de schatting der wereld. Hij leerde te Parijs voor een steeds aangroeiend getal studenten. Het rcalisme der kerk bestreed Re gism •, hij met warmte en overtuiging, maar ook het daartegcnover staande nomi- nominalisme. nalisme trok hem niet aan. Terwijl het cerste de algemeene begrippen niet alleen idecen en woorden, maar de namen van werkelijk bestaande dingen achtte, verklaarde het nominalisme ze alleen maar namen, klanken, zonder reeelen achtergrond. Daarentcgen verklaarde Abelard nu, dat de begrippen voorstellingen zijn van den menschelijken geest. Natuurlijk moesten zulke denkbeelelen bij de kerk op de heftigste tegenspraak stuiten ; terecht zag zij in Abelard haar gevaarlijken vijand. Wel nam hij de leerstellingen der kerk aan, maar spoorde tevens aan tot onderzoek. Dat zulk een onderzoek wel ceps tot uitkomsten kon Leiden in strijd met de hecrschende kerkleer, begreep de geestelijkhcid zeer goed. Eerst begrijpen, dan gelooven, met dezen regel plaatste Abelard zich vierkant tegen de kerk. Niettegenstaande of misschien juist door zijn kettersche methode vond hij een aanhang, zooals nog geen Parijsch docent zich had verworven. Het was te Parijs, dat hij de rijk begaafde Haase tot zich trok. Er ontstond tusschen hen een verbintenis, als tusschen twee gelijkgestcmde zielen in haar voile kracht alleen mogelijk is. Abelard, de gcleerde wijsgeer, dichtte minneliedercn ; zij werden vcrspreid en brachten de namen van Abelard en Heloise op aller lippen. Abelards geest werkte door; zelfs hooge geestelijkcn hingen zijn denkbeelden aan en propageerden zc over Frankrijk, Duitschland en Italie. Zoo werden zij van wetensehappelijk op kerkelijk terrein overgebracht. Niet alleen de leer, maar ook de praktijk der kerk werd aangevallen. Kettersche genootschappen kwamen op. Misschien is reeds in dezen tijd het begin der beweging der Waldenzen te plaatsen. Gevaarlijker voor de kerk werd de geest van zelfstandigheid, die zich vooral in Duitschland baan brak ; de geestelijke en wereldlijke vorsten begonnen Rome's gezag zwaar te gevoelen. In Italie openbaarde zich een soortgelijke strooming in de Lombardische steden, ten slotte ook in Rome zelf. Daar vereenigden zich eindelijk alle elementen der oppositie tot ecn strijd tegen den Paus. In Rome had de burgerij naar het 248 voorbeeld der andere Italiaansche steden in 1148 do regeering van den add ten val gebraeht ; een democratische senaat trad aan het hoofd der stad ; de macht van den Paus werd beperkt en deze zelf de stad uitgedreven ; ook werd de keizerlijkc prefcctuur afgeschaft. De leider van deze beweging was Arnold van een leerling van Abelard, Arnold van Brescia, wetenschappelijk, kerkelijk en Brescia, staatkundig de onvermoeide bestrijder der kerk. Zijn woord vermocht alles 1143. to Rome. Hij riep zelfs Koenraad III op tot een verbond tegen den Paus. Natuurlijk ging de koning daarop niet in, maar den Paus hielp hij toch ook niet. 's Pausen toestand was dus uiterst benard, toen Frederik I tot koning werd verkozen. Deze vcrkiezing beloofde den Paus weinig goods ; Frederik was een koning, die zich alleen door nationale belangen en denkbeelden hot leiden ; hij steunde dan ook Arnold van Brescia. Wilde Frederik echter deze nationalc politiek doorvoeren, dan moest hij kunnen rekenen op den steun der vorsten. Maar doze hadden reeds eon territoriale macht verkregen, die hen meer tot gclijken dan tot onderdanen van den koning maakte. Zoo doze hen voor zich wilde winnen, dan mocst hij dat doen door nieuwe concession, die dus de koningsmacht weer moesten verzwakken. Zoo beweegt zich dan ook Frederiks regeering in con vicieusen cirkel : om de koningsmacht volledig to kunnen uitoefenen, moot hij telkcns gedcelten daarvan prijsgevcn. Spoediger dan men had verwacht sloten koning en Paus vrcde. Frederik beloofde Rome aan den Paus te onderwerpen en diens gebied te eerbiedigen ; daarentcgen verbond doze zich om Frederik tot Kcizer te kronen en zijn tegcnstanders met ban en interdict te treffen. Maar niet allcen de keizerskroon dreef Frederik naar Italic; van daar kwamen boden van de Lombardische stcden om te klagen over de ongehoorde tirannie van het machtige Mikan. Milaan, In October 1154 aanvaardde hij zijn eersten tocht, maar met zulk Berate toolit mar /taw, eon geringe macht, dat gem andere dan intcllectueele en moreele wapenen 1154, 1155 konden worden gebruikt. Op de Roncalische velden bij Piacenza hield hij de noncalisohe "'den, 1154. gcbruikelijke revue over zijn vazallen. Vele Lombardischc steden erkenden hem. Te zwak om Milaan met gewold te dwingen, trok hij naar Rome. Sedert 1154 werd de pauselijke stool ingcnomen door den energieken Adrianus IV. Door het interdict had hij de Romeinen gedwongen Arnold van Brescia to verbannen. Maar het rechte nut had de Paus van deze overwinning niet kunnen trekken door de nederlagen, die koning Willem I van Napels en Sicilie hem tocbracht. Zoo was de komst van Frederik hem zeer gewenscht. Daarom was het ook een onnoodige concessie, dat Frederik Arnold aan zijn Arnold lot overliet en zelfs uitleverde. Op bevel des Pausen word hij naar Rome v an B rescia gevoerd en daar als ketter verbrand. Daardoor had Frederik zich ten nauwste verbrana, 11 5 5. aan den Pans verbonden. Den 18den Juni 1155 word hij door Adrianus tot Frederik I Keizer gekroond, in der haast en in het geheim, opdat de Romeinen het Keiser, 18 Juni 1155. n iet zouden, bemerkcn. Toen het toch uitlekte, deden zij een aanval op de Duitschcrs, die echter werd afgcslagen. Maar racer dan dat kon Frederik niet ; van een aanval op de Normandiers, op Rome, op Milaan was goon sprake. De keizerskroon was dus het eenige gewin. van Frederiks eersten tocht naar Italie. Maar aan den anderen kant steeg zijn macht in de eerstvolgende jaren. In 1156 huwdc hij Beatrix, de crfgename van Bourgondie. Het volgende 249 jaar lijfdc hij dat land bij Duitschland in en verkreeg daardoor een basis voor zijn invallen in Italie. Terzelfder tijd gaf hij Hendrik de Leeuw Beieren in leen. Polen en Bohemcn crkenden in 1158 zijn leenhooghcid. Inmiddels had de Keizcr zijn hoofddoel, de onderwerping van Italie, niet uit het oog verloren. Paus Adrianus had zijn rekening nict gevondcn bij het verbond met den Keizer en zocht nieuwe bondgenooten. Willem I van Sicilie dwong den Paus hem met Apulie, Capua en Sidlie to beleenen ; een nauw verbond was het gevolg van dezen vrede. Ook met de Lombardischc steden kwam Adrianus op goeden voct. Zoo stonden de zaken, toen Frederik zich in het voorjaar van 1158 met Tweede ht een aanzienlijk leger ten tweeden male naar Italie opmaakte. Hij sloeg het it"M, ar beleg voor Milaan, dat zich den 7den September overgaf. De stad werd genadig behandeld ; zij moest den Kcizer trouw zweren, een hooge geldboete betalen, gijzelaars stencil en de bevestiging van haar consuls aan den Keizer opdragen. Na deze over -winning hield Frederik in November 1158 cen plechtigen rijksdag ter vaststelling van de oudc koninklijke rechten. Met het Ronoalisohe 1 115e, 8n onderzoek daarnaar werd een commissie van stcdelijke overheden en rechts- ved geleerden belast. Zij stelde vast, wclke rechten van oudsher de koningcn hadden bezeten ; deze werdcn dus als rcgalien door den rijksdag onbcperkt aan den Keizer toegekend, voor zoover een ander zijn rccht er op niet kon bewijzcn. Maar zoo hadden de steden het niet bedoeld ; zij wenschten de rechten, die zij sedcrt den tijd van Hendrik V uitoefenden, niet prijs te geven. Het bleek at spoedig, dat de Roncalische bcsluiten op hevigen tegenstand van de steden zouden stuiten. Toen de keizerlijke gezanten te Milaan verschenen om de afschaffing van den consulairen regeeringsvorm te bewerkstelligen, brak een oproer uit ; de gezanten moesten haastig de stad ontruimen. Deze houding der Milaneezen vond steun door geheime aanmoediging van den Paus. Dew had natuurlijk met bezorgdheid het verloop van den Roncalisehen rijksdag gadegeslagcn. Daarenboven had Frederik de goedercn van Mathilde aan Welt* VI in leen gegeven. Hij wenschte bovendien de bepalingcn van het concordaat van Worms ook over Italie uit te breiden. Zoo lag het verbond van de Lombardisehe steden met den Paus en door dezcn met Willem I in de lijn der dingcn. Geheel Italie dreigdc tegen den Keizer in verzet te komen. In het begin van 1159 begon de strijd in Lombardije. Bedenkelijk scheen 's Keizers toestand. Hij werd nict beter, tocn Adrianus IV sticrf en een der bekwaamstc tegenstandcrs des Keizers als Alexander III tot Paus werd ver- Alexander kozen. Met een welsprekend manifest wendde Alexander zich tot de wereld, 1159_ 1181. waarin hij haar ter verdediging van dc vrijheid der kerk tegen den Keizer opriep. Te gelijk sprak hij den ban over Frederik uit. Maar Frederik versaagde niet. Hij zag in, dat Milaan wit het hoofd van het verzct, allereerst moest worden gedeemoedigd. Zoo werd de oorlog een blokkade der machtige stad. Den lsten Maart 1162 gaf Milaan zich op genade of ongenade over. Vier maan dagen daarna versehenen in lange rijen de krijgslieden voor den in het voile mbedwonlin bewustzijn van zijn macht tronenden Keizer en legden nederig hun wapenen 250 en vaandels aan zijn voeten ; ook de vaandelwageii met de banier van den Heiligen Ambrosius zonk voor den overwin.naar in het stof. Den volgenden dag kwam de burgerij met koorden om den hals, barrevoets, crucifixen in de hand, den Keizer om genade smeeken. Frederik lict alien ongetroost heengaan ; binnen weinige dagcn zou hij vonnis vellen. Voordat hij dat bekend maakte, lict hij de geheele bevolking den eed van volstrekte gehoorzaamheid afleggcn. Den 19den Maart cindelijk beval hij, dat de stad binnen een week door haar bevolking moest worden ontruimd ; men moest zich in vier ver van elkander afgelegen open dorpen verstrooien. De muren der stad werden geslecht ; daarna deed Frederik als triomfator zijn intocht in de verlaten stad. Tocn werd Milaan aan de vroegcr door haar onderdruktc steden Lodi, Como, Pavia, Cremona, Novara en Martesana overgegcven, die met vreugde het verwocstingswerk bcgonncn. Zelfs kerken werden niet gcspaard ; uit den dom droeg men de reliquieen der Drie Koningen weg, die naar Keulen werden vervoerd. Wie zou, nu Milaan was gevallen, den Keizer nog kunncn weerstaan ? Hij was heer van Boven-ItaliE, zooals nog geen zijner voorgangers het was geweest. De Roncalische besluiten wcrden met gestrengheid uitgevocrd ; de steden verloren haar autonomic ; in plaats van door gekozen consuls werden zij door kcizcrlijke podcsta's bestuurd. De kcizerlijkc wereldheerschappij scheen werkelijkheid te zullen worden. Alexander III gevoelde zich ernstig bedreigd. Hij begat zieh naar Frankrijk om de hulp van Lodewijk VII in te roepen. De Paus moest al zijn krachtcn inspannen om dozen voor zich te winnen ; Lodewijk word ook door den Keizer tot een verbond aangezocht tegen Hendruk II van Engeland, een verlokking, waartegen de Fransche koning waarschijnlijk niet bestand zou zijn. Want dadclijk na Hendriks troonsbeklimming was de oorlog tussehen Frankrijk en Engeland uitgebroken. ix, Hendrik II was een kloek gebouwd man, wiens uiterlijk reeds den man Hendrik 1154-1110 ° van den krachtigen evil, van de energieke dead verried. Hij beheerschtc Engeland volkomen. Sober in zijn levenswijze, eenvoudig in zijn kleeding, was hij toegankelijk voor iedcr, die hem naderde. Zijn legcr spaardc hij in den oorlog evenmin als zich zelf. Door zijn onvermocide werkkracht, zijn beweeglijken geest, zijn groote regeertalenten wist hij Engeland en zijn Fransche bezittingen tot een soort ecnheid to vercenigen. Zijn eerste maatregelen bedoelden de ° schepping van vaste toestanden. De belastingen werden geregeld geind en nauwkeurig gcadministreerd, vreemde ambtenaren weggezonden, onwettig opgerichte kasteclen geslecht, onwettig gevoerde titels ingetrokken, vcrvreemde domeinen teruggcnomen. Hij throng den koning van Schotland om Northumberland en Cumberland of te staan en hem als leenheer te huldigen. Ook Wales werd door hem binnen de perken der onderdanigheid gehouden. Maar Hendriks voornaamste zorgen lagcn toch in Frankrijk. Van de 85 jaren zijner regecring bracht hij sleehts 13 in Engeland door. Van 1158 tot 1163 heeft hij Frankrijk ter wile van den oorlog met Lodewijk VII niet verlaten. Vooral in het zuiden woedde de strijd en niet ten voordeele van Oorlog van Engelanden Frankrijk. Het is dus niet tc verwonderen, dat Lodewijk gaarnc zich den FrankrEké Keizer tot bondgenoot zou hebben gewonnen. Maar de koning was een vroom 251 man en het kostte den Paus weinig moeite hem van een verbond met den door den Paus gevloekten Keizer of te houden. Van zijn kart vervreemdde Frederik in dozen tijd alle vorsten van zich door plechtig de koningen der provineien, d. i. Frankrijk, Engeland, Spanje en Hongarije, van hun hooding rekenschap te vragen. Ongctwijfcld was deze eiseh een groote aanmatiging en een politiekc fout tevens. In Duitsehland begon het ten overvloede weer te gisten. Maar in Italie bled het niet daarbij. Zelfs gehoorzame steden, vijanden van Milaan, kwamen in verzet. In den winter van 1168 op 1164 sloten zij met andere steden eon geheim verbond, dat door Venetic werd gestcund en door Keizer Manuel wcrd gcsubsidieerd. Evenals de Paus begon Belzer Manuel zich door Frederiks toenemende macht bedrcigd te gevoelen. Maar Manuel. dat niet alleen. Na den tweeden kruistocht wortelde zich bij Manuel meer en meer het voornemen om alle oude aanspraken van het Romeinsche keizerschap te doen Belden. Vandaar zijn voortdurende strijd met Normandiers, Serviers en Hongaren. Nog duidelijker bleek zijn bedoeling, then hij in 1150 Ancona bezette ; het exarchaat zou weer worden veroverd. Maar het door hem veroverde Bari moest hij in 1156 weer prijsgeven. Door deze oorlogszuchtige politick kwam hij at spoedig tot een break met den Keizer van het westen. Maar tot eon oorlog kwam het niet. Manuel had voorloopig nog te veel in het oosten te doen. Hij onderwierp Cilicie en bedreigde Antiochie en Jeruzalem. Boudewijn III had na den tweeden kruistocht weinig rust gekend. Van Bondewda alle zijden drongen de Saracenen zijn gebied binnen. Noereddin behaalde de cone overwinning na do andere. Boudewijn was niet de man om aan deze zwarigheden het hoofd te bieden. Hij was dapper en bekwaam in den oorlog, welbespraakt, hoop ontwikkeld en scherpzinnig, maar de rechte staatsmansbilk ontbrak hem. Eerst in 1152 behaalde hij een schitterende overwinning op de Saracenen. Het volgende jaar was hem nog grooter geluk beschoren ; na een lang en moeilijk beleg veroverde hij het sterke Askalon. Daartegenover was het een groot verlies, dat Noereddin in 1154 Damascus veroverdo cn er zijn zetel vestigde. Van daar uit bedreigde hij zoowel Antiochie als Jeruzalem ; als een wig was Damascus tusschen de Christenen ingeschoven. Gelukkig kon Boudewijn in 1158; Noereddin bij het meer van Tiberias verslaan. Om zijn macht te versterken verbond hij zich met Byzantium, maar veel hulp verleende Manuel niet. Niet lang daarna, in 1162, is Boudewijn III gestorven. Sedert bcpaalde Manuel zijn aandacht weer uitsluitend tot het westen. Opstand van Krachtig steunde hij de Lombarden. 'Wel stonden zij ten slotte zijn Italiaan Lombardtie, 1164. sche plannen in den weg, maar Frederik was toch zijn machtigste vijand. Door Manuel aangedreven, grepen de Lombarden in 1164 naar de wapenen. Snel breidde de opstand zich uit. De straf van Milaan was te zwaar geweest in plaats van de steden te buigen, had zij haar verstcrkt in haar haat tegen den Duitscher. Frederik had echter niet alleen met de Lombarden te doen. De Paus bracht Manuel in verbond met Sieilie en met Frankrijk ; Hongarije sloot zich bij dat verbond aan. In het rijk zelf vormde zich een sterke pauselijke partij. Frederik zag het gcvaar in en zocht door een handige diplomatic - 252 overal steun. Het lag voor de hand, dat hij eerst trachtte Engeland voor zich te winnen. Immers Hendrik II was in een scherp conflict met de kerk geraakt en dus wel geneigd om zich bij 's Pausen machtigsten vijand aan te sluitcn. Met de kerk had Hendrik nooit op goeden voet gestaan. Evenmin als de Keizer was hij gencigd de reehten en plichten van den staat aan de geestelijkheid over tc geven. Deze politick personifiecrde zich aan zijn hof in Thomas zijn kanselier Thomas Becket. In 1117 te Londen geboren, werd hij al Becket. spocdig geestelijke en trok door zijn kennis, zijn bescheidenheid, zijn energic en zijn welsprekendheid weldra de aandacht van den aartsbisschop van Canterbury, die hem aan zijn kansclarij verbond. Daar studeerde Becket theologic en recht. In den burgeroorlog had hij zich bij Hendrik aangesloten ; de belooning was nict uitgebleven bij zijn troonsbeklimming benoemdc de koning hem tot kanseller. Hij was een getrouw dienaar der kroon, wier rechten hij ook tegen de kerk verdcdigdc. Trotsch op do gunst des konings, deed Thomas alien zijn macht gevoelen. IIij lcefde op weelderigen voet, omringdc zich met een schitterend hof en gaf prachtige feesten. Nog hooger zou Becket stijgen. In 1182 droeg Hendrik het aartsbisdom Canterbury, het Becket, *tarts- primaatschap der Engclsche kerk, aan Becket op. Door die benoeming hoopte biesohop uvan Canter rb y. Hendrik de kerk geheel tot zijn beschikking to krijgen. Maar van den aan1162. yang of had Thomas het anders begrepen ; hij gaf zich volledig aan zijn nicuwe roeping. Van een trouw dienaar der kroon werd hij een even trouw dienaar der kerk. Ook uitcrlijk was deze vcrandering zichtbaar. Alle wcelde werd van zijn hof gebannen do verfijnde hoveling word een monnik, een asccet. Hij omringdc zich met geleerde geestelijken en wijddc zich aan het gebed en aan vrome wcrken. Eon conflict met de kroon kon niet uitblijven. Reeds SWIM van in 1168 kwam het daartoe ; Thomas weigerde de heffing van bclastingen van Hendrik II de geestelijkc goedcren toe te laten. De koning moest zich schikken. Kort daarna beklaagdc de koning zich over de onttrekking van geestelijken aan de koninklijke rcchtbanken. Ongetwijfeld was destijds het geestelijke rechtswczen beter en milder dan het wereldlijkc, zoodat Thomas reden had om de geestclijkheid niet daaraan over te geven. Maar aan den anderen kant werden personen, die in zeer losse betrekking tot den clerus stonden, door hem als geestelijken beschouwd en bcrecht. Bovendien strektc de kerkelijke rechtspraak zich nict alleen over geestelijke personen, maar ook over geestelijke zaken in vollen omvang uit. Alles wat de sacramcnten ook slechts in de verte raakte, kwam voor het forum der geestelijkheid, b. v. alle zaken van huwelijk en dus ook van erfrccht. Daardoor greep de kerk dus krachtig in het maatschappelijk leven. Zoo was de vcrhouding reeds vrij scherp geworden, toen. in 1164 Hendrik de bisschoppen en hooge edelen to Clarendon om zich heen verzamelde. Claren- Daar wcrden den 80sten Januari de beroemde zcstien Clarendonsche artikedonscho len vastgcsteld, waaraan ook Thomas noodgedrongen zijn zegel hechtte. artikelen, voor de 30 Jan. 1164, stelden vast, dat con van een misdaad beschuldigd geestelijke geestelijke en voor de wereldlijkc rechtbank moest terechtstaan ; werd hij van zijn misdaad overtuigd, dan zou de geestelijkheid hem aan den wereld- 258 lijkcn arm ter bestraffing ovcrgcven. Hoogcr beroep werd in geestclijke zaken toegestaan op den aartsbisschop, maar nict op den Paus. Dc bissehoppen werden tot gehoorzaamheid aan den koning vcrplicht. Zij mochten zonder zijn toestemming het koninkrijk niet vcrlaten noch ceden afleggen in strijd met hun leeneed aan den koning. De kerk was op doze wijze tot een staatsinstituut gewordcn ; het was niet te verwaehten, dat zij zich dat zou laten wclgevallen. Niet de kerk onder den staat, maar de staat onder de kerk was scdert Gregorius VII de leuze. Naar middelecumsch standpunt was het natuurlijk dat de kerk weigerde zich aan het wercldlijk gezag te onderwcrpen. Dat zij bij haar eischcn tc ver ging, dat zij de grenzen niet cerbiedigde, die aan de bemociingen en den invloed der gecstelijkheid zijn gesteld, dat zij in haar pogcn om de wereld tc behcerschen van uiterst wereldlijke middelen moest gebruik maken en daardoor hoe langer hoe meer verwereldlijkte, werd haar niet zwaar in rekening gebracht tegenover het goede, dat zij door haar verzet tegen de vorstelijkc almacht tot stand bracht. Men vergetc nict, dat in de oudere middeleeuwen de kcrk en zij &leen dc bcschaving vertegenwoordigde, dat zij de som van de oudere cultuur in zich had opgenomcn. Wetenschap en kunst werden slechts door de geestelijkcn bcoefend ; in vele landen waren zij de leiders van het sociale leven ; landbouw en veeteelt werden door hen gedreven en beschermd ; ten slotte was de kerk de cenige bewaarster van het geloof, zonder hetwelk moraliteit niet denkbaar was. Het was dan ook ter wille van dat geloof, dat de kerk ketters als Abelard en Arnold te lijf ging ; om beschaafd te kunnen zijn, moest de maatschappij gelooven. Tegenover het ruw geweld van vorstcn en edelen vertegenwoordigde de kerk een hooger beginsel, dat zij onder geen omstandigheid wilde prijsgevcn. Van een man als Becket was dat zeker niet te vcrwachten. Al spoedig onttrok dan ook Thomas zijn toestemming aan de Clarendonsche artikelen. Daarop daagdc Hendrik hem als schuldig aan verbreking van zijn leeneed voor zijn hof. Maar Thomas beriep zich op den Paus en verbood de bissehoppen over hem tc rechten. Dat was ecn dubbele schending der Clarendonsehe artikelen. Evenwel, de bissehoppen gehoorzaamden hem. Het daarop door burgerlijke ambtenaren aangevuldc hof verklaarde den aartsbisschop schuldig aan hoogvcrraad. Becket Becket vluchtte naar Frankrijk en stelde zich onder de bescherming van den Paus. vFlimihtkrnaa uk.r 1164. Alexander zeide hem zijn steun toe. Daardoor werd de verhouding van Hendrik H tot Alexander III zecr vijandig. Engeland nam dan ook geen deel aan de coalitic tegcn den Keizer. In 1165 werden tusschen Hendrik en Frederik plechtige gczantschappen gewisseld. Maar tot meer dan een vriendelijke verstandhouding kwam het toch niet. Dc oorzaak daarvan was, dat Frederik in Paschalis III cen tegenpans had doen verkiezen. En om dezen te erkennen, daartoe was Hendrik niet te bewegen. Hij mocht de kerk bestrijdcn, Alexander III erkende hij als haar hoofd. Niet alzoo de Duitsche vorsten ; op den rijksdag te Wfirzburg in 1165 legden dan ook op Frederiks aandrang velen den eed of om nooit Alexander III of zijn opvolger te erkennen. Zulk cen eed was een groote politieke fout ; geen kalme overweging, maar blinde hartstocht had 254 hem doorgedreven. Frederik ondervond alras de gevolgen. Machtige vorsten weigerden den eed en werden zoo de pausclijke partij in de armen gedreven. En dat in cen tijd, then de Keizcr alien noodig had in den strijd met de Lombarden. Eerst in 1166 kon hij dan ook met een kleine macht naar Lombardije oprukken. Veel heeft hij daar niet uitgericht ; slechts enkele steden dwong Derde tooht hij tot onderwerping. Maar zijn hoofddoel was Rome, waar hij den Paus near Italie. 1166-1170. tot afdanking wildc nopen. In 1167 trok Frederik naar het zuiden. Achtcr zijn rug vlamdc het oproer hoog op ; aan het hoofd daarvan stond Cremona. Den 8sten Maart 1167 sloot deze stad met Mantua, Bergamo en Brescia een bond tegen den Keizer. Weldra voegden zich de Milaneezen. daarbij. Malin Onder de bescherming der vier steden word Milaan weer bevolkt ; de muren herbo uw 6 werden herbouwd ; Milaan. herlecfde. Snel breidde de bond zich uit ; behalve Como en Pavia was weldra Lombardije voor Frederik verloren. Verovering Intusschen had de Keizer Rome zonder moeitc bezet. Terwijl Alexander van Rome, 1167. naar Napels vluchtte, erkende Rome Pasehalis. Maar de zege duurde slechts kort. In het Duitsche leger brak een vcrschrikkelijke pest uit, die den Keizer tot een haastigen terugtocht dwong. Het is onmogelijk de verschrikkingen van dezen terugtocht tc beschrijven. Met een uitgcput leger bereikte Frederik ten slotte Pavia. Deze nedcrlaag scheen een godsgerieht ; Alexander III triumfeerde. Maar Frederik bood aan het ongeluk moedig het hoofd ; veel kon hij echter niet tot stand brengen. Zijn diplomatieke en militaire maatregelen stuitten of op de eenheid der steden. Na de overwinning van AlexAiessandria ander III stichtten zij in 1168 aan de Trebia cen nieuwe stad, bestemd om gegtieht. t, van Milaan naar Genua te dekkcn en nocmden die Alessandria. 1168. den we(' Italie was voor Frederik verloren ; in 1170 trok hij naar Bourgondie terug. Zecr gevaarlijk was zijn toestand. Want ook in Duitschland begon het to gisten ; ook daar word Alexander III ovcral erkend. Buiten Duitschland vond Frederik nergens steun, zelfs niet in Engeland, hocwel de strijd tussehen staat en kerk daar scherpe vormen had aangenomen. Hendrik II gevoelde zich door de vlucht van Thomas van cen lastigcn tegenstander bevrijd. In 1166 vaardigdc hij de zoogenaamdc assisen van Aselsen van Clarendon, Clarendon uit, cen wetbock van 22 artikelen, waardoor verschillende verbe1166. tcringen in de reehtspraak werden aangebracht. In denzelfden tijd trachtte de Kcizer Engeland voor zich te winnen. Maar de koning was te verstandig om door cen verbond met den Keizer do vijandschap van den Pans, met wien hij ter zake van Becket toch al niet op goeden voet stolid, nog meer tegen zich op te wekken. Alexander III was dankbaar voor Engelands neutraliteit ; hij begreep, dat hij den koning te vriend raciest houden en stcunde Becket slechts zwak. Maar deze bleef onwrikbaar. Hij wcigcrde de door Hendrik benoemde bisschoppen tc wijden en excommuniceerde 's konings raadslicden. Toch kwam er in 1170 con vcrzoening tot stand ; koning en aartsbisschop hadden in Normandie' cen bijeenkomst, waarbij althans op ondergeschikte punten eenstemmigheid werd verkregen. Ware Becket daarbij geblcven, waarschijnlijk zou de koning ten slotte veel hebben mocten toegeven. Maar Thomas had hoogcre begeerten ; hij achtte zich de martelaars. 255 'croon beschoren. Om het noodlot uit te dagen, stak hij in 1171 over naar Engeland, waar hij te Canterbury door het yolk als een heilige werd ingehaald. Toen moet de koning in arren moede hebben uitgeroepen : êIs er dan niemand onder mijn ridders, die mij van dicn ellendigen priester verlost ?" Dat woord, een verzuchting, geen bevel, miste zijn uitwcrking nict. Den 29sten December Thomas 1171 werd Becket in de kathedraal van Canterbury op de treden van het Ler:: II 7, altaar door vier edelen uit 's konings hofhouding vcrmoord. Deze misdaad, waaraan do koning zijn aandeel moeilijk kon loochenen, had bedenkelijke gevolgen. Hendrik zou weldra bemcrken, dat do vermoorde aartsbisschop cen veel gevaarlijkcr vijand was dan de levende : Becket was de martelaar Gods geworden, gevallen voor de rechtcn der kerk. Nog voordat de kcrk St. Thomas canoniseerde, was hij do groote volksheilige geworden ; cr geschiedden wonderen op zijn graf ; van allc zijden stroomden de pelgrims toe ; er ontstond ecn godsdienstigc opwinding, die den koning bedreigde. De Paus wilde Hendrik excommuniceeren en Engeland met het interdict beleggen ; Lodewijk VII spoorde Alexander daartoc aan. Nauwelijks kon Hendrik uitstel verkrijgen. Eindelijk gaf de Paus toe. Hendrik moest Hendrik II aan het aartsbisdom Canterbury alle verbeurd verklaarde goederen teruggevcn, zoino: aannerdPt gelden beschikbaar stellen voor het Heilige Land en zelf daarheen ter Paus. kruisvaart gaan ; de Clarendonsche artikelen moesten worden ingetrokken. De koning boog voor den Paus. Niemand heeft !neer voordeel van den dood van Becket getrokken dan Lodewijk VII. Daardoor was zijn grootstc vijand, Hendrik II, tot machtcloosheid gedoemd. Het uitgestrekt rijk der Plantagenets begon uiteen te vallen ; reeds betwistten Hendriks zonen elkander den buit. Noodgedrongen schonk hij aan den oudste, Hendrik, de opvolging in Engeland, Normandie, Anjou, Maine en Touraine, den tweede, Richard, die in Aquitanie en Poitou ; de jongste zoon, Jan, krceg voorloopig niets vandaar zijn bijnaam Jan zonder Land. Voortdurend lagen doze zonen met elkander en met hun vader overhoop. Het is begrijpelijk, dat het den Keizer nict geluktc een vcrbond met Engeland te sluiten. Frederik was geheel gelsolecrd. Niettemin trok hij in 1178 Vier& tooht nr_rtali ii7 86* nogmaals over de Alpen, maar met een veel to klein leger. In Lombardije ir vond hij de keizerlijke partij zoo goed als verdwenen. Toch begon hij Alessandria te belegeren. In April 1174 rukte een Lombardisch legcr tot ontzet aan. Maar het kwam niet tot een slag ; con wapenstilstand werd geslotea ; aan Cremona werd opgcdragen ecn arbitrale uitspraak te doen. Doze uitspraak was zeer onpartijdig. Aan den Keizer werden dczelfdc rechten toegekend, die Hendrik V had bezeten ; verder behield. Frederik do vrijheid Alexander III al of niet te erkennen ; Alessandria zou zich aan. den Keizer onderwcrpen. Frederik nam deze beslissing aan, de Lombarden verwierpen zc. Daarmede was de vrede weer verbroken. De toestand des Keizers was bedenkelijk. Hij riep de Duitschc vorsten ten strijde voor Keizer en rijk. Overal maakte men zich daartoe gereed ; alleen Hendrik de Leeuw weigerde. Weigering Hoe Frederik ook met hem onderhandelde, hem smeekte om hulp, de trotsehe an Hendrik den Lesuw. Leeuw bleef onvcrmurwbaar. Het schijnt, dat hij gocde gronden voor 256 zijn weigering heeft kunnen aanvoeren ; ten minste niemand heeft toen en later zijn weigering hem als een misdaad aangerekend, nosh hem verantwoordelijk gesteld voor de catastrofe, die is gevolgd. Die ramp kwam spoedig. slag bu Den 29sten Mei 1176 kwam het bij Legnano tot cen slag. Het keizerlijk Leg 29 meIll7 6. leger was veel zwakker dan het Lombardische. Eerst weken de Milaneezen in verwarring terug ; reeds hadden de Duitschers bijna hun vaandelwagen veroverd, toen de Lombarden tot staan kwamen en op de verzwakte Duitschers aanvielen. Frederik zelf vocht in den heetsten strijd, maar ook hij kon den slag niet redden. Toen de Lombarden de Duitschers in de flank en in den rug aanviclen, werd de slag een overhaaste vlucht. Slechts een treurig overblijfsel van het keizerlijk legcr kon zich in Pavia bergen ; met moeite redde zich de Keizer. , V IJFDE HOOFDSTUK De Duitsche beschaving. De val van Jeruzalem. 1176-1187 e Lombarden hadden cen schitterende overwinning behaald. Toch wilde Frederik van geen vrede hooren. Maar in Duitschland dacht men er anders over. De bisschoppen wenschten een verzoening van Frederik met Alexander III ; deze zou dan de basis kunnen worden voor een verdere bevrediging van Italic en ook van Duitschland, waar de vorsten zich hoc longer hoc meer rechten gingen toekennen ; vooral Hendrik de Leeuw ging in dezen zijn bevoegdheid verre te buiten. Dat bisschoppclijk ultimatum mocst de Keizer wel aannemen ; in October 1176 verklaarde hij zich bcreid met Alexander III te onderhandelen. Maar thans rezen er zwarighcdcn bij den Paus ; hij verklaarde geen vrede te kunnen sluiten zonder zijn bondgenooten. Evenwel stemde Alexander er in toe, dat te Venetic ecn vredescongres zou worden gehouden. Daarheen zondcn in 1177 alle partijen haar gezanten. Daar kwam men den 2lsten Juli 13cstendvan 1177 tot een voorloopigcn vrede. De Keizer schonk aan de Lombarden een 21 Vej unnettein. wapenstilstand van zes jarcn ; hij erkende Alexander III, maar deze erkende op zijn beurt de door Paschalis gewijdc bisschoppen ; de goederen van Mathilde behield de Keizer. Daarna werd de ban over. Frederik opgeheven. De Keizer vcrscheen, omstuwd door wercldlijke cn geestelijke vorsten, te Venetie, waar hij den Paus plcchtig begroette. Alexander HI gevoelde zich de overwinnaar. Ten onrechte : nicts dan zijn eigen erkenning had hij verkregcn. Nog minder hadden de Lombardcn verworven ; geen cnkele hunner rechten was bevestigd ; geen zijner rechten had Frederik prijs gegeven. Maar een grout voordeel was het, dat de Keizer door den vrcdc zich weer aan de Duitsche aangelcgenheden kon wijden. Hij stond nu sterk tegenover de aanmatigingen der vorstcn, daar hij door de herstelling van den kerkelijken vrcdc de bisschoppen voor zich gewonnen had. Het ecrst zou Hendrik de Leeuw dat ondervinden. Desch. " 17 258 Positle an Hendrik had van den aanvang of een koninklijkc positie naast den Keizer Hendrik den é ingenomen. Op het verbond met hem berusttc grootendeels Frederiks macht. Leeuw. Zijn stelling werd, naarmate de Keizer zich meer in de kerkelijke en Italiaansche aangelegenheden stak, hoc langer hoe stcrker ; hij werd. in Duitschland de vertegenwoordiger van het keizerlijk gezag. Zoo begon hij rechten uit te oefencn en aanspraken te doen gelden, die alleen den Keizer toekwamen. Dat alles schaadde betrekkelijk wcinig, zoolang hun beider belangen evenwijdig gingen, maar het zou tot gevaarlijke eonflicten aanleiding kunnen geven, zoo beiden verschillende wegen wenschten te volgen. Bovendien maakte Hendrik zich door zijn uitdagcnd optreden talrijke vijanden. Tallooze klachten over hem bercikten het oor des Keizers. Aan den anderen kant moeten zijn verdiensten worden erkend ; aan hem was het te danken, dat tegenover Denemarken en de Slaven de langzame beschavings- en veroveringspolitiek kon worden ingezet, hoewel de militairc kracht van het rijk in Italie moest worden gebruikt. Het schijnt, dat Frederiks kerkelijke politiek voor het eerst cen scheiding tusschen hem en Hendrik veroorzaakte. Meer nog zal de kroning van Frederiks oudsten zoon Hendrik tot koning den Leeuw van den Keizer hebben vervreemd. Geen gelegenheid liet de Keizer voorbijgaan om zijn eigen bezittingen te vergrooten door openvallende leenen aan zich zelf en zijn familie toe te kennen. Vooral had Hendrik het den Keizer zeer euvel geduid, dat deze de bezittingen van zijn oom Welf VI, de goederen van Mathilde, aan zich had getrokken. Dat juist was de aanleiding geweest tot zijn weigering om Frederik in Italie te hulp te komen. Toen de Keizer uit Italie was teruggekeerd, werd hij bestormd met klachten over Hendrik den Leeuw. In Januari 1179 werd te Worms een rijksdag gehouden om de Saksische aangelegenheden te onderzocken. Hendrik verscheen niet ; de tegen hem ingebrachte beschuldigingen bleven onbeantwoord. In Juni riep de Keizer wederom de partijen te Maagdenburg voor zich ; weer verscheen Hendrik niet. Kort daarna hadden Keizer en hertog te Haldensleben een bijeenkomst, maar deze bleef halsstarrig. Ten derden male ingedaagd, weigerdc Hendrik nogmaals. Eindelijk riep de Keizer hem in Januari 1180 voor zich te Wiirzburg. Hendrik liet zich ook daar niet vinden. Nu kon Vomits over de Keizer zijn verzoenende politick niet langer volhouden ; Hendrik werd hem, 1180 . in den rijksban gedaan en van zijn hertogdommen beroofd. Daarbij werd van Hendriks weigering om den Keizer naar Italie te volgen met Been woord gerept ; zijn ongehoorzaamheid in Saksen was het motief van zijn vonnis. Belereu en Kort daarna verdcelde Frederik Saksen, schonk Westfalen aan den aartsSakeen verdeeld. bisschop van Keulen, het land tusschen Wezer en Elbe aan Bernhard van Ascanie, markgraaf van Brandenburg, het overige aan andere vorsten. In Juni 1180 werd ook Beiercn verdeeld ; het grootste gedeelte kwam aan 's Keizers trouwen dienaar Otto van Wittelsbach. Het spreekt van zelf, dat Hendrik zich dat vonnis niet zonder verzet liet welgevallen. In 1180 begon hij den aanval. Overal wierf hij bondgenooten, maar in Duitschland steunde hem nicmand. Ook zijn schoonvader, Hendrik II van Engeland, kon hem weinig hulp geven. 259 Hendrik II had na zijn vrede met de kerk weinig rust gehad. In Engeland Laatete brak in 1172 een algemeene opstand uit. 's Konings maatregelen tot verbete- II:nazi; ii. ring der justitie en tot regeling van het geldwezen hadden tallooze belanghebbenden geschaad. De hooge adel reikte de hand aan de ontevredenen ; burgers en boeren kwamen evencens in opstand. Met hen in verbinding stonden Lodewijk VII en zijn voornaamstc leenmannen ; zelfs Hendriks zonen sloten zich bij diens vijanden aan. In deze gevaarlijke crisis is Hcndriks vastberadenheid schitterend gebleken. Hij droeg zijn raadslieden op het oproer in Engeland te bestrijden en stelde zich zelf aan het hoofd van het leger in Frankrijk. In korten tijd was hij dear meester ; Lodewijk werd in 1178 bij Conches verslagen ; de andere vorsten werden cveneens overwonnen. Den 80sten September 1174 sloot Hendrik te Gisors vrede met Lodewijk. Ook Engeland was op het einde van dat jaar onderworpen ; de hooge adel werd ontwapend en waagde Been verzet meer. De jaren van vrede, die nu volgden, heeft Hendrik besteed aan de reorganisatie van zijn koninkrijk. Hij maakte de vergaderingen van de voornaamsten van zijn rijk tot een vaste instelling. In 1176 voerde hij het stelsel der ommegaande rechters in en stelde hun een jury ter zijde. Deze rechters namen voor een deel de plaats in van de sherifs der graafschappen, die evenwel niet verdwenen. Door de rondreizende rechters, die uitgestrekte macht hadden in zaken van financien, politie en justitie, verkreeg de kroon het toezicht op het geheele bestunr des lands. Tegenover hen vertegenwoordigde de jury het yolk. In 1178 stelde Hendrik een koninklijk hof in, samengesteld uit vijf rechters, twee geestelijken en dric leeken ; uit dat hof is de king's bench ontstaan. In 1181 voerde hij den verplichten militairen dienst in, behalve voor Joden en geestelijken. Herhaaldelijk werd de munt onder Hendrik geregeld en verbeterd. Zelfs werd het jachtrecht verzacht. Ook naar buiten werd Hendrik geeerbiedigd. Schotland en Wales erkenden hem als bun leenheer. Hij is de eerste koning van Engeland, die den voet heeft gezet op Ierschen bodem. De Paus had hem het groene eiland gegeven. In 1170 Hendrik II verschcen de koning in Ierland en veroverde een gedeelte van het land. Maar In Ierlandé noch Hendrik noch zijn opvolgers in de cerste honderden jaren konden zich beroemen het te hebben onderworpen. Het is te begrijpen, dat Hendrik zich nict met de Duitsche zaken inliet. Hij zag tc goed in, dat de strijd voor den Leeuw verloren was. Zoodra de Keizer in Saksen vcrscheen en Hendriks partijgenooten sommeerde zich te onderwerpen, vielen de meeste van hem at In 1181 belegerde de Keizer Brunswijk en liet Lubeck bezetten. Zoo was Hendrik weldra aan allc zijdeé ingesloten ; ten einde raad gar hij zich over. In November 1181 werd op Hendrik de den rijksdag te Erfurt de verdeeling van de Welfische goederen nog nader Leenw overwonnen. geregeld. Op dezen rijksdag verscheen Hendrik ; hij boo de knie voor den mi. Keizer, beleed zijn ongelijk en beval zich aan Frederiks genade aan. Zij werd hem geschonken. Hoewel Hendrik naar leenrecht niet alleen zijn leenen, maar ook zijn familiegoederen verbeurd had, liet de Keizer hem deze, Brunswijk en Luneburg, behouden. Maar verder moest Frederik aan de vijanden van den Well gcnoegen doen ; Hendrik werd van zijn leenen beroofd en uit 260 Duitschland verbannen. Hij vond een schuilplaats bij zijn schoonvader Hendrik II ; zijn rol in Duitschland was uitgespceld. Zoo was de gevaarlijkste tegenstander des Keizers overwonnen. Maar niet deze zelf plukte de vruchten van zijn overwinning. Niet alleen de Keizer, maar ook en vooral de rijksvorsten waren door den machtigcn Weif bedreigd geweest ; door hun hulp voornamelijk had Frederik hem kunnen overweldigen: zij waren het, die hun macht op de puinhoopen der Welfische vestigden. In plants van de groote hertogdommen kwamen de kleinere vorstendommen, een verandering, die de handhaving en versterking der keizerlijke macht zeer bemoeilijkte en ten slotte voor Duitschland noodlottig is geworden. Duitschland werd con in tallooze onderdeelen versnipperd rijk, dat zelfs de krachtigste Keizer nict meer zou kunnen beheerschen, verdedigen, samenhouden. De tijdgenooten zagen dat natuurlijk niet dadelijk in ; voor hen blcef Frederik de machtige Keizer, die zijn vijand had verpletterd. Deze roem kwam hem bij de regeling der Italiaanschc aangelegenheden zeer tc stade. De afwikkeling daarvan werd bovendien vergemakkelijkt door den dood van Alexander III in 1181 ; zijn opvolger Lucius III, door eon opstand uit Rome verdrcven, zocht hulp bij den Keizer. Deze steldc den Paus den afstand der goederen van Mathilde voor tegen ruime schadeloosstolling. De Paus wecs dat aanbod of ; de Keizer wendde zich nu tot de Lombardische steden. Doze hadden noode in den wapenstilstand van Venetie toegestemd ; toch wenschten zij geen nieuwen oorlog ; zij waren geisoleerd en hun bond was door afval zeer verzwakt. Zoo zochten zij toenadering tot den Keizer. Zij eischten erkenning van haar zelfregeering en consulair bestuur ; formeel wilden zij cchtcr de opperheerschappij van den Keizer wel erkennen. Bovendien eischten zij de intrekking van alto voor haar nadeelige keizerlijke besluiten ; Alessandria zou in at zijn rechten worden erkend. Over doze punten werd in den winter van 1188 te Neurenberg onderhandeld. Frederik gaf op alle punten toe ; alleen moesten de steden den Keizer beloven jaarlijks 15,000 imperialen te betalen. Zoo word de vrede van Constanz gesloten, die den Vrode van 29sten Juni 1183 plechtig door den Keizer, zijn zoon Hendrik en de Duitschc Constanz. 29 Juni 1183. vorsten werd bezworen. Eervol en vrij waren de steden uit den strijd te voorschijn gekomen. Maar de Keizer had ten minste in naam zijn heerschappij gehandhaafd. Hoog schecn weer do keizerlijke macht te zijn gestegen ; men vergcleek Frederik Hofdag te bij de machtige Otto's. Ecn diepen indruk maakte op de tijdgenooten de Mainz. 1184 . schitterende hofdag, dien de Keizcr op Pinksteren 1184 te Mainz hceft gehouden. Daar sloeg Frederik, omstuwd door de geestelijke c11 wcreldlijke vorsten des rijks en toegejuicht door duizendcn, met schitterende, uitgezochte pracht zijn beide krachtigc zonen Hendrik en Frederik tot ridder. Nog nooit scheen de eenheid, de kracht, de heerlijkheid van het rijk, van den Keizer, de vorsten en het yolk op zoo indrukwekkende wijzc aan de gehecle wereld gemanifesteerd. De hofdag te Mainz was de apotheose van het kcizerschap der Hohenstaufen. Het is evcnwel mcrkwaardig, dat de grootste cultuurdaad, die het Duitschc yolk in doze jaren hceft verricht, nict is uitgegaan van den Keizer, maar 261 van zijn grootsten vijand, Hendrik den Lecuw. Wij bedoelen de Duitsche kolonisatie over de Elbe, cen van de belangrijkste sociale verschijnselen der middeleeuwen. Van oudsher woonden dc Germanen tusschen de Elbe en den Weichsel, Do Maven. ZOO in den Romcinschen tijd ; de Elbe was ongeveer de wens tusschen Oosten West-Germanen. In de dagen der groote volksvcrhuizing togen de eersten naar het zuiden, een groot deel van de laatsten naar het westen. In hun plaats kwamen de Slaven nit het oosten opdagen ; zonder vecl strijd, naar het schijnt, hebben zij een vcrlaten land bezet. Op het einde der zesde eeuw waren de Slaven aan de Elbe en de Saalc, zelfs hicr en daar al ten wcsten der Elbe ; ook Holstein werd voor een deel door hen bezet. Daar werden zij echter teruggedreven door Karel den Groote. Hij is de groote Slavenbestrijder ; hij bevestigde de oostgrens van het rijk langs de Eider, de Elbe, de Saale, het Bohemer woud, de Enns, het Weener woud en de Raab. Ook binnen die grcnzen woondcn Slaven, maar deze waren natuurlijk door Karel onderworpen. Reeds tocn onderschcidde men vier groepen van Slaven, de Czechen en Moraviers, de Polcn, de Balto-Slaven en de Sorben. De Czcchen woonden reeds toen in het aan drie zijden door bergen ingesloten Bohemen, waar Praag van ouds hun middelpunt was ; daar zijn de Duitschcrs alleen langs de randen over de gebergten gedrongen, maar verder is hun kolonisatie daar niet gegaan. Even veilig waren. de Moraviers in hun land. Polen was in de tiende ccuw een staat op zich zelf, leenroerig aan den Keizer, maar met sterke zelfstandige neigingen, dikwijls zoo goed als onafhankelijk. De Balto-Slaven woondcn in Pommeren, waar Danzig en Stettin oude havens waren ; daarbij bchoorden ook de Lausitsers of Lutizen in Brandenburg en Oost-Mccklenburg, ook op Riigen, en de Obotriten in West-Mecklenburg. De Sorben eindclijk woonden ten zuiden der Balto-Slaven, aan de Saale, in Saksen en de Lausitz, waar tegenwoordig nog Slaven huizen. Al deze Slavische stammen vormden geen eigen staat, maar kleine stamgroepen, in geslachten verdeeld als de Gcrmanen tijdens de volksvcrhuizing. Overal werd het land bezet in dorpen, door familien bewoond, cerst in communaal, later in privaat bczit ; de Slaven hadden dus een zelfstandige agrarische besehaving. Hendrik I. Natuurlijk hadden de Slaven ook na Karel den Groote voortdurendc grensconflicten met de Duitschers, waaruit soms kleine oorlogen ontstonden. De Duitschers, d.w.z. de Saksers, wier hertogdom grensde aan de Slavische landen. Nu werd in 919 de hertog van Saksen als Hendrik I Duitsch koning ; daardoor werd de Slavcnoorlog de zaak van het geheele rijk. Hendrik I bcgon clan ook dc grenseonflicten tot ecn vcroveringsoorlog uit to breiden ; hij was het reeds, die het land aan de Havel onderwietp en Brandenburg veroverde ; hij bedwong een deel der Sorben en stichtte Meiszen. Daardoor werd de Elbe definitief de grensrivier van het Duitsehe rijk ; zelfs de Czechen werden in lccnverband tot Duitschland gebracht. Veel sneer nog bereikte Otto I. Zijn hertogen Herman Billing en Gero Otto I en an breidden de Duitschc heerschappij over de Slaven tot de Oder uit. Behalve- opvolgers. Bohemen werd ook Polen leenroerig aan den Keizer. Duitschc bisdommen werden gestieht in Praag en in Posen. Maar na Otto I werd op dezen weg 262 niet dadelijk voortgegaan. Zijn zoon en kleinzoon, Otto II en III verspilden hun krachten. in Italie en vergaten de Elbe-landen. De Slaven werden meer en meer zelfstandig en deden zelfs invallen tot diep in Saksen. Polen werd onder krachtige hertogen meer en meer onafhankelijk ; zelfs kwam onder Otto III een Slavisch-nationaal aartsbisdom Gnesen op. En dat gebeurde in den zelfden tijd, toen Paus Sylvester II de heiligc kroon aan den koning van Hongarije zond als een symbool van de groeiende macht der Magyaren. Hendrik II kwam tegen de groeiende macht der Slaven in verzet, maar tevergeefs ; ook de veroveringen van Otto I gingen weer verloren ; de Elbe werd weer de Duitsche grens. Koenraad II had meer succes ; het Polenrijk werd gekortwiekt de Obotriten werden schatplichtig gemaakt. Niettemin waren de Slaven in de elfde eeuw nog zeer machtig ; zij deden strooptochten in Saksen ; Hamburg en Sleeswijk werden verwoest ; nog in 1100 regeerden heidensche vorsten in Buka, hct later Lubeck. Meer en meer trokken ook de Duitsche keizers zich terug van hun vorstenplicht, de bestrijding der Slaven. In hun plaats kwamen de Duitsche vorsten, in de eerste plaats die van Saksen, die de leiding der Slavische politick overnamen. Die taak werd hun niet weinig vergemakkelijkt, doordat de Obotriten Langzamerhand het Christendom aannamen ; hun vorsten knoopten vriendschappelijke betrekkingen aan met de Saksische hertogen. Nog meer succes werd gewonnen, toen in Lotharius III opnieuw een Saksisch hertog Keizer werd : hij onderwierp de Slaven aan de Elbe en bracht Polcn weer onder het leenverband van het rijk. Van nog veel meer belang was echter de werkzaamheid van twee Duitsche vorsten, Albrecht den. Beer, den stichter van de mark Brandenburg, en Hendrik den Leeuw. Albrecht Albrecht werd in 1184 beleend met de Noordmark, toen nog niet meer de Beer. dan het westelijk dcel van de Altmark : het overige deel van Brandenburg was woest en ledig en spaarzaam met Slaven bezet. Daarheen lokte Albrecht nu Duitsche kolonisten ; hij noodigde Saksischc grooten uit om in leen van hem het land in bezit te nemen ; de bisschopszetel Havelberg werd ten behoove der kolonisten weer hersteld. Overal stichtte Albrecht bovendien burchten, natuurlijk tegen het gevaar van Slaven-invallen in het oosten. Van meer belang was de arbeid van Hendrik den Leeuw, die dien van Hendrik de Leeuw. Albrecht gehcel in de schaduw stclde. Deze laatste was reeds begonnen te werken in de richting van Mecklenburg en Denemarken : onder hem hebben de christelijke Holsteiners de heidensche Slaven in oostelijk Holstein zoo goed als geheel uitgeroeid ; daardoor ook kon doze streek weer Duitsch worden. Daarheen nu riep Hendrik na 1140 kolonisten, Vlamingen, Hollanders, Westfalen en Friezen. In 1143 stichtte hij op de plek van het oude Buka Lubeck, de eerstc Duitsche stad aan de Oostzee. Het was Hendrik stellig minder te doen om cultuurarbeid dan om gebiedsMin veroveringen. vergrooting ; maar natuurlijk gingen beide voortdurend hand in hand. Zoo liet hij eerst Niklot, den heidenschen vorst van Mecklenburg, regeeren, mits deze hem schatting betaalde ; maar ten slotte zag hij zich toch in 1160 en volgende jaren genoodzaakt hem met geweld te onderwerpen. Het veroverde land werd in leen gegeven aan Saksisehe riddcrs ; bisdommen werden inge- 268 steld. Daaidoor was voor Duitschland een gebied gewonnen tot Pommeren toe, van mcer gewicht nog dan Brandenburg. Daarna wendde Hendrik zich tegen Rtigen en Pommeren. Daarbij kwam hij in conflict met de Denen, die hun heerschappij ook over deze streken wilden uitbreiden. In 1168 veroverde Waldemar II van Denemarken Rugen, waar nu ook het heidendom werd uitgeroeid. Daardoor werd daar aan Hendrik den Lecuw de voet dwars gezet. Beter gelukte de verovering van Pommeren ; in 1177 wist Hendrik een aantal vorsten daar te onderwerpen en tot erkenning van zijn leenhoogheid te dwingen. Maar in 1180 kwam Hendrik ten val ; zoo liepen ook zijn veroveringen ten einde. Van nog meer belang dan de verovering der Slavischc landen was de Kolonisatie germanisatic daarvan ; zonder deze was gene stellig niet duurzaam geweest. clerLiVril— Onafgebroken stroomden troepen Duitsche kolonisten gedurende de twaalfde en dertiende eeuw naar het oosten. Op het land nam de bevolking steeds toe, zoodat reeds in dezen tijd vele Duitschers in vreemden krijgsdienst gingen en ook naar de stcden trokken. Geen wonder, dat bij zulk een bevolkingsoverschot van alle zijden de Duitschers toestroomden Saksers vestigden zich in Brandenburg, Mecklenburgers in Pommeren, Westfalen langs de geheele Oostzec tot in Pruisen en Lijfland toe, Thuringers en Franken in Meiszen, de Lausitz, Silezi6 en noordelijk Bohemen, Beieren in zuidelijk Bohemen en Moravie, in de Silezische gebergten en in de Oost-Alpen, Rijnlanders in Hongarije en Zevenbergen, Opperduitschers in Pruisen, overal ten slotte mannen van den Ncder-Rijn, ondernemende Hollanders, Brabanders en vooral Vlamingen. Aan kolonisten moest men natuurlijk betere voorwaarden van bewoning en bebouwing toestaan dan zij in hun vaderland genoten. Nu drukte op de hoorigen in West-Duitschland zwaar de zoogenaamde Flurzwang, de verplichting voor alien in dezelfde streck om ter zelfder tijd te mesten, te ploegen, te eggen, tc zaaien, te oogsten enz.: niemand was vrij te bouwen, hoe, waar en wanneer en wat hij wilde. Daardoor werd de nijvere landbouwer verhinderd vooruit tc komen in deze doodende uniformiteit, die hoc Langer hoe meer als een drukkend juk werd geveld. Nu begon men reeds in de achtste en negende eeuw, toen nieuwc dorpen raziding hier en daar werden aangelegd, eon nieuw, beter systeem toe te passen van ver landverdecling. Immers de verdeeling van het land in kleine, soms ver van elkander liggende stukken, maakte den Flurzwang noodzakelijk. Maar reeds onder Karel den Groote komen grootere landdeelen voor, zoodat men den buurman minder door rechten van overgang behoefde te hinderen. Geheel werd dat vermeden door de toepassing van een derde, modern stelsel, waarbij de akkcrs niet meer door elkander werden genomen, maar naast elkander in groote stukken werden gerooid. Dat gesehiedde vooral in de zacht rijzende dalen der Duitsche middelgebergten en op de groote geestgronden van de Noord-Duitsche laagvlakte, zoo ook in Nederland. Dat stelsel was het aangewezenc voor gekoloniseerde landen. Eerst werd ecn rechte straat aangelegd ; rechthoekig daarop werden lange en diepe akkerstrooken aangelegd ; aan den weg werd de hoeve gebouwd ; daarachter verloor zich het akkerland ten 264 slotte in bosch of mocras. Zoo ontstonden in tegenstelling tot de oudGermaansehe komdorpen de moderne streekdorpcn, die zoo karakteristiek zijn voor kolonien, b. v. de Streek in Noord-Holland, de veenkolonien in Groningen. VrfJe boeren. Deze nieuwe grondverdeeling had ook een gewichtige sociale beteekenis ; zij gaf het individu veel grooter maatschappelijke en daardoor ook juridische vrijheid. In het nieuwe stelsel was de boer geen hoorige meer, maar eenvoudig pachter, die zijn landheer alleen een vaste Einar schuldig was, maar geen andere leendiensten. Daar ontwikkelde zich dus een vrije boerenstand in tegenstelling tot de feodale verhoudingen in het oude vaderland. Dat was ook noodig ; daar toch waren geen bewoners, maar moesten ze door gunstige voorwaarden worden gelokt. Zoo ontstond het koloniale ken, dat onvervreemdbaar erfelijk was in de familie, dat ondeelbaar was en alleen bezwaard met een vaste rente voor den grondheer, die leenheer was, maar nauwelijks nog eenige rechten daarvan had. Want alleen het goed, niet de persoon, die erop woont, behoort hem en dat gocd is in erfpacht uitgegeven, zoodat de grondheer niet veel meer rccht heeft dan om een bepaalde rente te mogen trekken uit een bepaald land. Er is hier dus nauwelijks nog sprake van hofrecht en leenrecht. Door dat alles is een zclfstandige, vrije, krachtige boerenstand in het leven geroepen, die weldra welvarend, zelfs vermogend werd. Maar deze boeren hebben zich door zwaren, harden arbeid een bedrijf van waarde moeten scheppen. Een nieuw, krachtig Duitschland ontstond daar naast het oude ; het groeide uit de ontginning van groote, uitgestrcktc nieuwe landen. Paeht- De juridische vorm, waarin de kolonisatie tot stand kwam, was waarschijnlijk contractené reeds ouder dan die kolonisatie zelf. Reeds in het begin der twaalfde eeuw werden onder deze voorwaarden de uitgestrckte venen bij Bremen door den aartsbisschop aan Hollanders in erfpacht uitgegeven. Zij sluiten met den aartsbisschop een contract niet individueel, maar collectief, als gcmcente. Bij Hamburg geschiedde hetzelfde. Evenzoo in de kolonien over de Elbe. De aan de Slaven ontnomen landen werdcn eenvoudig aan groepen georganiseerde kolonisten gegeven, die door een hoofd, een locator, soms een soort concessionaris, een contract met den landsheer sloten. Zoo ontstaan daar vrije koloniale gemecnten, in het genot van een ruim, vrij crfpachtsrecht. De nieuwe bewoners verkregen groote terreinen tot hun beschikking, van de grootte zelfs der Frankische koningshoevc. Geen wonder, dat niet alleen vele vrijen, maar vooral duizenden halfvrijen en hoorigen naar het oosten trokken, echte landverhuizers, zockendc naar een •betere stee". Invloed van West-Europa valt in het koloniale gebied steeds waar te nemen Hollandsche namen en gebruiken komen daar nog zeer lang voor ; Vlaamsche munten worden in het oude Slavenland geslagen. Steden. De Duitsche kolonien over de Elbe zijn evenwel niet uitsluitend landbouwkolonien. Naast de landbouwdorpen komen steden op, middelpunten van industrie en handel. In 1165 werden de zilvermijnen van Freiberg ontdekt ; kort daarna komen zij in ontginning en stroomen de Duitsche bergwerkers Freiberg. daarheen, als de gouddelvers naar het moderne California in het midden der negentiende ceuw. Zoo werd Freiberg in korten tijd een centrum van betee- 265 kenis, ecn groote stad naar middeleeuwsche schatting. Ook de tin- en koper- mijnen van het Ertsgebergte werden door Duitsche kolonisten in de twaalfde eeuw in exploitatie genomen. In denzelfden tijd ontstond Lubeck, dat weldra Ltibbuergok.. het emporium werd der Oostzee, in geregeld verkeer met Wisby en Nowgorod. Aan de Elbe werd Maagdenburg de groote handelstad, wier stadrecht van Meagden 1188 de eerste beroemde codificatie is van het rccht van kooplieden en burgers in deze strcken. Zoo ontstond op nieuwen Duitschen bodem naast landbouw en veeteelt ook industrie en handel, naast ecn plattelandsbeschaving cen stedelijke cultuur. Op deze wijze is reeds omstrceks 1200 een groot gedeeltc van Oostenrijk, Saksen, Brandenburg, Holstein, Mecklenburg en Pommeren met Duitsche kolonisten bezet. Overal trokken de Slaven terug ; slechts aan meren en moerassen handhaafden zij zich als schippers en visschers ; voor hen was weinig plaats mcer in de nieuwe Duitsche maatschappij. Wie niet in de wildcrnis vluchtte, was zijn leven niet zeker. In 1170 werd in het graafschap Schwerin bevolen iederen Slaaf aan den naasten boom op tc knoopen. Waarschijnlijk was de practijk minder wreed dan het recht, maar dat cr grondig opruiming is gehoudcn onder dc oude bevolking, staat vast. Vandaar dan ook dat alle Slavische tradition op stoffclijk en geestelijk gebied hier zijn vernietigd ; de sage„ zijn in dit koloniale gebied echt Duitsch. Een krachtig element in de kolonisatie zijn ook de kloosterorden geweest, Kloosters. met name die der Cistercienseis en Praemonstratensers. Het conflict van Slaven en Duitschers was niet alleen nationaal en maatschappelijk, maar ook godsdienstig en kerkelijk. Alle Slaven, die zich onderwierpen, moesten tevens en dadclijk Christenen worden. Daardoor kreeg de kerk in het oosten grooten invloed. Tal van kloosters werden daar gesticht, die middelpunten werden van landontginning en kolonisatie. In 1186 werd reeds het beroemde klooster Oliva bij Danzig gesticht ; daar was men dus reeds aan den Weichsel ; daar werd reeds het terrein geeffend voor den arbeid der Duitsche orde. Zuidelijk daarvan drong de Duitsche kolonisatie tot diep in Polen door. Wade. De Duitsche invloed kon hier eerst in de twaalfde ecuw krachtig wcrken, nadat Polen in verschillcnde deelen was uiteengevallen. Een daarvan was Silezie onder Duitschgezinde hertogen. Hcrtog Boleslaw riep in de dagen van Frederik Barbarossa Duitsche kolonisten in het land om de hertogelijke domeinen te ontginnen. Zoo ontstonden overal langs de Oder Duitsche kolonien. Dat was van te meer beteekenis, naarmatc Silezie zelf een grootere staat werd, die het grootstc gedeelte van Polen veroverde. Zoo werd Polen meer en meer gegermaniseerd ; Krakau wcrd een Duitsche stad. Van hoeveel belang hier een sterke Duitsche macht was, werd wel bewezen door het feit, dat juist Silezie in 1241 de opstuivende vloedgolf der Mongoolschc invasie heeft kunnen kccren. Evenzoo ging het in Oostenrijk. Daar was de stichting van Karel den Oostenrijk. Groote, de Oostmark, in den storm van de invallen der Hongaren weer verloren gegaan. Eerst na den slag op het Lechveld in 955 begon daar weer een vooruitdringen der Duitschers. Zeer groote stukken land werden daar aan edelen en geestelijken in leen gegeven. In 996 wordt Oostenrijk voor het - 266 eerst genoemd; daar regeerde Leopold, de Babenberger, als de eerste markgraaf. In het midden der el fde eeuw strekt Oostenrijk zich reeds uit tot de Leitha en de March. Maar verder komen de Babenbergers daar niet ; in het oosten staan dan de Hongaren op hun post om verder doordringen te beletten. Wel breidde Oostenrijk zich naar het zuiden uit. In 1192 verkreeg Leopold V Stiermarken in leen ; kort daarna werd ook Krain verworven. Zoo groeide daar een jonge, nieuwe Duitsche staat. Daar ontstond ook de nieuwe cultuurbeweging, die eon bloeienden middelhoogduitsche letterkunde ten gevolge had. Oostenrijk is het land van den minnezang. Daar ook verkreeg het rationale epos der Nibelungen zijr definitieven vorm. Uit dat land is waarschijnlijk ook de grootste lyricus der Duitsche middeleeuwen, Walter von der Vogelweide afkomstig. Daar ook bloeiden tal van dichters aan het hof der Babenbergers. Immers niet alleen als staatkundige macht, maar ook als cultuurland nam DuRoche oultuur. Duitschland destijds een hooge positie in. Van Frankrijk, dat van den aanvang der middeleeuwen of aan de spits der Europeeschc bcschaving stond, begon Duitschland order Frederik I de hoogere ontwikkeling over te nemen, die het zich weldra wist cigen te maken en met con eigenaardig nationalen stempel te Ikenmerken. Wetenschappelijk bleef Frankrijk het beloofde land ; nog anderhalve eeuw zou het duren, voordat in Duitschland een universiteit werd opgericht. Maar steeds grooter werd het getal van hen, die naar Parijs togen om daar hun studien te voltooien ; van Parijs uit verbreidden zich de beginselen der scholastiek langzamerhand over Duitschland. Was men dus wetcnschappelijk van Frankrijk afhankelijk, ook de Fransche kunst werd nagcvolgd. Van Frankrijk uit thong de gotick in Duitschland door en verdrong er weldra den romaanschen stijl ; de St. Maria te Gelnhausen, onder Frederik Barbarossa gebouwd, is het beste voorbeeld van de wijze, waarop de nieuwe stijl den ouden heeft verdrongen. Nationale Maar vooral op letterkundig gebied begon Duitschland op te bloeien. Vooral epos. daar maakte men zich min of meer onafhankelijk van de Fransche modellen. Sedert Frederiks regeering kan men van een zelfstandig letterkundig leven in Duitschland spreken niet alleen, maar onder en na hem beleefde de Duitsche letterkunde haar eersten bloeitijd. Evenals de Fransehen hadden van oudsher de Duitschers hun nationaal epos, dat in de twaalfde eeuw zijn vasten vorm aannam. De Nederrijnsche sagenkring groepeert zich om de heldenfiguur van Siegfried, de Bourgondische om die van koning Gunther en zijn broeders en den grimmigen Hagen, de Oostgotische om den grooten koning Diederik van Bern, de Hunsche ten slotte om Etzel, den geesel Gods. De figuren uit at dezc vier kringen zijn afzonderlijk bezongen, maar vereenigd komen zij alle voor in het beroemde Rationale epos het Nibelungenlied. De Longobardische sagenkring schonk ons de figuur van koning Rother en de zijnen. Een zesde sagenkring eindelijk, de Noordsaksische, schiep de figuur van Gudrun, wier epos naast do Nibelungen zeker de panel der Germaansche heldensage is. Het is hier natuurlijk ondoenlijk at doze sagen en epen, die onderling en op hun beurt weer samenhangen met Noordsche overleveringen, te beschrijven of zelfs maar te nemen ; wij wijzen er alleen op, dat ook Duitschland zijn 267 nationaal epos had. Maar naast dat rationale epos ontstond weldra een op Fransche leest geschoeidc letterkunde, die het, eerstc wel niet verdrong, maar toch ter zijde streefde. De grondlegger van die literatuur is de Limburger Hendrik van Veldeke. Door zijn Eneit voerde hij den Franschen klassiekcn Hendrik van roman in Duitschland in ; maar den grootsten invloed had hij door zijn ver- Veldeke. taling van tal van Fransche minnelicderen. Zoo werd hij de vadcr van den Duitschen hoofschen minnezang. Talrijk zijn zijn navolgers geweest in doze zuivere kunstpoezie, die weldra zelfstandig van de Fransche raodellen haar weg ging. Nict alleen de Fransche minnepo—zie, maar ook het epos werd vertaald en nagcvolgd. Wolfram von Esehenbach, de diepzinnigste en veel- Wolfram von zijdigste dichter der middelecuwen, heeft in den Parzival, den Titurcl en Beckonden Willchalm dric meesterwerken geschapen, die nog boven de Fransche back. origineelen staan in stoutheid van gedachte en diepte van opvatting. Zijn tijdgenoot was Godfried van Straatsburg, wiens minneliederen beroemd zijn Goaded van gebleven, maar wiens Tristan en Isolde om innemende bekoorlijkheid en Srastsbtlileg ' meesleepende levendigheid steeds bewonderd is. Naast deze beide staat de meer cenvoudige Hartmann von Aue, die den Ercc en den Iwein vertaalde Hartmann en de kleincre epen Gregorius en Der arme Heinrich dichtte. Aan dat drietal von due. sluit zich een Lange reeks cpische dichters aan. Dc grootstc der 1 yrische dichters was Walter von der Vogelweide, die niet allcen de conventionecle water minnepoezie door verheven kunst wist tc idealiseeren, maar ook als de eer:,te v v zip politieke diehter van Duitschland door zijn mcesterlijke êSpriiche" de openbare mecning meer dan cens hceft bewerkt. Ook om hem groepeert zich een dichte drom minnezangers : maar geen enkele van hen heeft de serene hoogte van Walter kunnen bereiken ; het conventioneele team na hem meer en mecr de overhand. Wij zijn den tijd vooruitgeloopen. Dc meeste der bovengenocmde dichters hebbcn het Pinksterfeest van 1184 wet beleefd, maar zij waren toen nog in hun opkomst of jeugd. Nog hooger zou de luister der Hohenstaufen stijgen. In 1186 verbond 's Keizers oudste zooii Hendrik zich met Constantia, de Buwelia van stan k r: erfdoehter van Napels en Sicilia. Dat huwclijk was een groote triomf der lieLdri keizerlijkc politick ; de Pans licp nu gevaar door de keizerlijke macht to Jan. 1186. worden ingeklemd. Lucius III weigerde dan ook Hendrik tc kronen. Zijn opvolgcr Urbanus III plaatste zich zelfs op zeer vijandigen voet tot den Urbana III. Keizer. De oorlog brak nit ; Hendrik veroverde eon groot gedeeltc van den Kcrkelijken Staat. Maar tegen hem vormde zich odder biding van den Pans een bond van Duitsehe vorsten, waarbij zich ook Hendrik de Lceuw aansloot. Maar ook nu overwon de Keizer. Urbanus stierf reeds in October 1187 ; hij bezweek toen hem de Jobstijding bercikte, dat .Teruzalem in handen der ongcloovigen was gevallen. Dc vat van de Heilige Stad kwam niet onverwacht. Koning Boudewijn III was opgevolgd door zijn broeder Amalrik, een voortreffelijk krijgsman Amalrik, en ook een geleerde, maar zonder staatkundig inzicht, bovendien hebzuchtig, 1162 °1173. prachtlievcnd en gcnotzuchtig. Nog altijd was Noereddin de gcvreesde tegenstander. Het gevaar werd nog grooter, toen deze sultan zieh met Egypte begon in to laten. Daar regeerden nog altijd de Fatimiden, maar ontaard en 268 verzwakt. Medc door de onverstandige politick van Amalrik, die de Fatimiden niet steunde, gcluktc het Noereddin zich in 1168 in het Nijldal te nestelen. Blade der In 1171 stierf de laatste Fatimidische Khalief Aladhid. Hij kreeg geen opvolger, Fatimiden. Saladin, maar zijn grootvizier Salaheddin, door dc westerlingen Saladin genoemd, 1171-1193 - volgdc hem op ; hij heerschte onder de lccnhoogheid van Noereddin. Zoo waren Egypte en Syrie onder eels hoofd vereenigd ; de Christenstaten moesten daarvan het slachtoffer worden. Amalrik zond daarom in 1169 een gezantschap near het westen. Maar daar was natuurlijk nicts te verwachten ; wel was Alexander III genegen een nicuwen kruistocht uit tc schrijven, maar juist daarom was de Keizer er tegen. Bovendien waren Engeland en Frankrijk met elkander in strijd. De cenige, van wien Amalrik hulp verkreeg, was Keizer Manuel. In Frederik Barbarossa zag hij zijn grooten vijand. Hij erkende dus Alexander III ; hij knoopte nauwe verbindingen aan met de Italiaansche stedcn ; Venetic ontving ruime subsidien en nam zelfs een Grieksche bezetting in. Manuel was zelfs bereid den Paus als hoofd der Christenheid te erkennen ; maar nu stiet hij bij de gcestclijkhcid natuurlijk op energieken tegenstand. Byzantijn- Naast Frederik Rarbarossa was Manuel in dc oogcn zijner tijdgenooten de schebesehasing m achtigc Keizer , zelfs eenigermate nog de heer der wereld. Het antijnsche Byz rijk maakte nog een grootsehen indruk en bczat dan ook als de wettige erfgename van Rome altijd nog de oudste traditien der klassieke en der Christelijke besehaving. Financicel was het de grootste macht der wereld ; gem vorst kon over zulke enorme inkomsten besehikken ; een groot deel van de macht en den invloed der Komnenen berustte daarop. Geen land werd zoo goed geadministrecrd ; nergens vond men zulke trotsche openbarc gebouwen ; geen vorst beschiktc over zulk een goed uitgerust leger en vloot. Door handel en nijverheid waren de Grieken welvarend, zelfs rijk. De landbouw werd met zorg gedreven. Byzantium en Thessalonica waren met de Italiaansche steden de bclangrijkste handelseentra, der wereld. Kunst en kunstnijverheid bloeiden nog steeds ; vooral de zijde-industrie stolid op hoogen trap. Daarnaast beleefde de wetenschap een laatsten nabloei. In dezen tijd ontwikkelde zich de beroemde kloostcrrepubliek op het schiereiland Athos, die een middelpunt werd van wetenschappclijk leden. Thcologie, philosofie, grammatica en rhetorica werden daar ijverig beoefend. De studie der klassieke oudheid vond in de Komnenen milde beschermers. Zelfs hebben vele leden van dat geslacht de pen gevoerd ; de beroemdste onder hen is Anna Komnena, de dochter van Alexios I, die het leven van hear vader beschreef. Met bijzondere voorliefde werd de nationale geschiedenis behandeld. Aan Zonaras en zijn tijdgenooten danken wij kostbare bronnen voor de Romeinsehe en Byzantijnschc historie. Tal van compilatien kwamen tot stand, die al het weten der oudheid en van den nieuweren tijd bijeenbrachten ; Johannes Tzetzes is de bekendste schatbewaarder geweest. Manuel bevorderde en beoefende zelf de studie der medicijnen ; hij stichtte een groot ziekenhuis in do hoofdstad. Zoo biocide hier nog lang een antieke, maar ook nationale bcschaving. Alleen het leger werd hoc langer hoe meer internationaal ; Engelschen, Denen, Duitschcrs, Turken, Serviers, Magyaren, Italianen en Franschen dienden daarin in bonte orde. Ook in de administratic werden dikwijls vrecmdelingen gcbruikt. De privi. 269 legien, die Manuel aan vreemdc kooplieden sehonk, vergrootten het cosmopolitisch karakter der hoofdstad nog meer. Het was ook onder Manuel, dat do Gricksche marine voor het laatst haar kraehten toonde. In 1169 verbond hij zich met Amalrik en zond hem een vloot van 200 schepen tc hulp. Maar de koning wist daarvan gcen gebruik te maken ; een aanval tc land en tcr zee op Damiate mislukte ; de vloot word door storm gchavend. En inmiddels ruktc Saladin van Egypte uit Palestina binnen ; hij bezette Gaza. Verder ging hij echtcr voorloopig nict. Amalrik bleef gespaard ; hij had bovcndien vijanden te over ; zijn gevaarlijkste tcgenstanders waren de Assassijnen. De sekte der Assassijnen is ecn twijg van die der Ismaelieten. Deze vcr- De Aseaswachtte nog steeds de komst van een machdi, een opvolger van den Profeet sUnen. uit het geslacht van Ali. Omstrecks 1070 trad in Perzie Hassan Ibn Haman, van es-Ssabbach als de profeet van een nicuwe tockomst op, een man van groote de oude Berg. bekwaamheid en cnergie, maar tevens van een hartstochtelijk karakter en een brandendc cerzucht. Jaren lang trok hij het oosten door, predikende en bekecrende. Hij vormde een schare volgelingen, die in zijn goddelijke roeping geloofden en hem blindelings gehoorzaamden. In 1090 consolidcerde Hassan zijn gehcim gcnootschap tot een klcin staatje ; hij bezette toes den burcht Alamoet in de ontoegankelijke randgcbergtcn van de Kaspische zee. Daar vestigde hij zijn hoofdkwarticr ; van daar uit beheerschtc hij niet allecn zijn onmiddellijke onderdanen, maar de gehecle overal verspreide sekte der Ismaelieten. Voor de afschuwclijkstc middelen deinsde Hassan niet terug om ecn scharc gehoorzame volgelingen tc vormen. Door de bedwelming met hasjisj (opium) wist hij hun de vreugden van het Mohammedaansehe paradijs tc docu genieten. Zoo wcrden zijn mannen godgewijde strijders, wien het paradijs te wachten stolid. Hun strijdmiddcl was de dolk, welke getrokken werd tegen alien, die het hoofd der sekte als vijanden van Allah aanwecs. De Hasjisjim, een naam, die door de wcsterlingen tot Assassijnen vcrbasterd werd, trokken in allerlei vermommingcn, als priestcrs, gclecrden, kooplieden, de Mohammedaansche wereld door en troffen alien, die hun opperhoofd in den weg stonden, met hun zeldcn falend moordtuig. Zij zelve werden gewoonlijk het slachtoffcr van hun daad, maar gaarne gingen zij den dood te gemoet, ovcrtuigd weldra het paradijs te zullen bctreden. Hassan, de oude van den berg, zooals zijn volgelingen hem noeinden, heeft nict alleen zijn gruwelijke macht tot zijn dood toe bezcten, maar zelfs een dynastic gesticht ; zeven leden van zijn geslacht zijn hem opgcvolgd. Talloos zijn de vorsten, ministers en veldheeren, die hun ten offer zijn gevallen. Tweehonderd jaren sidderde een ieder voor den gcheimzinnigen hecrscher van Alamoet, voor wien niets en niemaud veilig was. Naast dozen hoofdburg werden op ontoegankelijkc bergen anderc sterkten gevcstigd, van waar gcheele provincien in toom werden gehouden. Reeds in 1102 vcstigden de Assassijnen zich in Syrie ; in 1140 bezetten zij daar de bergvesting Masjad, van waar uit zij het gchecle land terroriseerden. Ook Amalrik had veel met hen te strijdcn. Hij stierf reeds in 1173. Een geluk voor Jeruzalem scheen het, dat een jaar daarna Noereddin hem in het graf volgde. Maar na hem kwam een vecl grooter Noorecuun vijand der Christenen, Saladin. 11Th. 270 Saladins Saladin regeerdc sedert 1171 in een maoht. Geen Oostersch vorst is zoozeer door half afhankelijke positic over Egypte. zijn tijdgenooten, oosterlingen en ook westerlingen, gaud en geliefd als hij ; geen der Mohammedaansehe despoten is thans nog zoo bckend als deze Ejubide. Zijn uiterlijke verschijning was indrukwekkend ; vriendelijk en voorkomend wist hij iedereen voor zich te winncn. Hij werd bewonderd als een profcet. Hij was grootmoedig als weinig despoten ; zijn dappere tegenstanders behandelde hij met achting en onderseheiding. Zijn rechtgeloovigheid was onbesmet, maar verleidde hem niet tot vervolging van ongeloovigen. Een beschaafd man van aangename vormen, blecf hij natuurlijk toch ook in vole opzichten een oostersch despoot ; maar het is zijn roem, dat hij de beste onder hen is gewecst ; moreel is geen Khalief met hem te vergelijkcn. Een groot gevaar bedreigde hem in 1174 ; Noereddin rukte tegen Egypte op om zijn al te zelfstandigen stadhouder te onderwerpen, toen de machtige sultan plotseling stied. Daardoor werd Saladin niet alleen onafhankelijk heer van Egypte, maar hem kwam de weg tot cen veel grooter macht open. Reeds in 1175 brak Saladin naar Syrie op. Damascus gaf zich over ; weldra versloeg hij Noercddius zoon IsmaM, die in 1180 stierf. Hij dwong zelfs de Assassijnen vrede met hem te sluiten. Trotsch op zijn victorie nam hij den titel sultan aan. Daarna begon hij den strijd tegen Jeruzalem. Amalrik was opgevolgd door zijn zoon Boudewijn IV. Daar deze minderjarig was, nam Raimond van Boudewiin Tripolis de regeering waar. Hij had een zware taak tegen Saladin. Maar 1173-1184. ook de krachten der Christenen wiesen in het gevaar. Scharen dappere riddcrs kwamen uit Europa om het kruis tegen de halve maan te verdedigen. Manuel, die het gevaar ook voor zijn rijk inzag, zond een vloot naar Akkon. Daar behaalden de Christenen in 1177 nog cen overwinning ; daar handhaafde zich de roem der Europeesehe ridderschap. Maar ook daar maakte zij van deze overwinning niet het beste gebruik. Overmoedig vielen de kruisvaarders in 1179 den sultan opnieuw bij Banias aan ; maar het werd een volledige nederlaag. Gelukkig wendde Saladin zich nu tegen Syria bezette Edessa en Nisibis, ten slotte in 1183 Aleppo. Thans eindelijk besloot hij met de Christenen of te rekenen. Zij hadden zich het uitstel weinig ten nutte gcmaakt. Boudewijn IV was zickelijk ; hij duldde geen invloed van anderen, zonder zelf de kracht te bezitten om in tc grijpen. De ridders deden strooptochten in Saladins gebied en verbitterden hem zonder hem te kunnen wcerstaan. BoudewSnv, In 1184 stierf Boudewijn ; tot zijn opvolger proclameerde men den zoon zijner 1184-11se. zuster Sibille als Boudewijn V, wcderom onder rcgcntschap van Raimond, met voorbijgaan van Sibille's tweeden echtgenoot, Guy van Lusignan. Toen Guy, de jonge koning stierf, aanvaardde Guy de regeering, maar zonder algemeen 1186-1187 . erkend te wordcn. Raimond sloot zelfs een verbond met Saladin. Ernstig werd de toestand toen cen Fransch ridder, Chatillon, in het voorjaar van 1187 een karavaan, waarbij zich Saladins zuster beyond, plunderde. De sultan eischte voldoening, die Guy uit vrecs voor Chatillon weigerde. Daarmede had Guy zijn noodlot gctart. Saladin proclameerde den heiligen oorlog tegen de ongeloovigen. Met een uitnemend leger viel hij bij de Doode Zee in het koninkrijk Jeruzalem. Nog was Guy's toestand niet hopeloos. Hij , 271 beschikte over ecn leger, vervuld van den krijgshaftigen geest der kruisvaarders. Maar hun dapperheid kon niet aanvullen wat hun aan beleid en eensgezindheid ontbrak. Wel vcrzoendc Raimond zich met Guy, maar diens gezag bleef toch beperkt. Inmiddels rukte Saladin verder ; hij bezette Tiberias. Op dat bericht trok Guy naar het zuiden tcrug. Den 5den Juli 1187 dwong Slag bij Saladin hem bij Hittim tot een slag. Daar toonden de kruisvaarders wederom 5 Hjui 7. hun weergalooze dapperheid, maar tevens hun opmerkclijk gebrek aan bcleid. Zij stormden met onweerstaanbaren moed op de Mohammedanen in ; maar toen hun aanvallen werden afgeslagen, waren zij aan het eindc van hun strategie ; zij trokken terug, vluchtten welhaast, achtervolgd door Saladins scharen. Het kruisleger werd vemietigd ; duizenden sneuveldcn ; duizenden werden gevangen gcnomen, onder wie de koning zelf, Chatillon en de grootmeester der Tempeliers. Met groote snelhcid heeft Saladin van zijn overwinning gebruik gemaakt. De stemming in Jcruzalem was wanhopig ; niemand waagde eenig verzet ; er was geen regeering meer ; iedereen verwaehtte het einde. Reeds den 9den Juli kon Saladin dan ook zonder gevecht Akkon bezetten. In weinige weken vielen Beiroet, Sidon, Caesarea, Joppe, Askalon en vele andere steden den overwinnaar in handen. Den 19den September eindelijk verscheen Saladin voor Jeruzalem ; den volgenden dag begon hij den aanval. Aan ecn ernstige verdediging kon niet worden gedacht ; de met vluchtelingen overvulde, door weinige gewapenden bezette stad kon het onmogelijk lang uithouden. Reeds den 2den October opende Jeruzalem dan ook zijn poorten voor den veroverals zegevierenden sultan. De Heilige Stad was voor de Christenen verloren ; hun a er vanem bczit in het Heilige Land heperkte zich tot weinige versterkte kustplaatsen. 2oot.11871 ZEVENDE BOEK DE TWEEDE EEUW DER KRUISTOCHTEN 1187-1291 Mg. Oesoh. ** 18 EERSTE HOOFDSTUK De derde kruistocht. Keizer Hendrik VI. 1187-1197 et geheele oosten jubelde over de vcrovering van Jeru- Veerzalem ; in het westen heerschte diepe verslagenheid. Paus vent ddie: Urbanus III overleefde den slag niet. Zijn opvolger derden Gregorius VIII stelde alle geschillen met den Keizer ter kruist4"" zijde en gaf zich uitsluitend aan de zaken van het oosten. Reeds in October 1187 gingen brieven uit aan alle vorsten en geestelijken en aan het geheele yolk van Europa, oproepende tot een nieuwen kruistocht. Wel stierf nog in 1187 ook deze Paus, maar zijn opvolger Clemens III was door dcnzelfden geest bezield. Ook hij riep de Christenen op ten strijde tegen den roovcr van Jeruzalem. Algemeen vond zijn roepstem gehoor ; evenals in 1096 en 1147 en zelf algemeener dan toen greep geheel Europa naar de wapenen. De vorsten en steden van Italie sloten vrede en rustten zich ter kruisvaart. In Denemarken en Zweden gespten vclen de wapenen aan. Maar het grootste succes had de Paus, toen de Keizer zelf en de koningen van Frankrijk en Engeland zich bcreid verklaarden het kruis op te nemen. Wie zou deze vercenigde macht kunnen weerstaan ? Frederik Barbarossa nam destijds een hoogc positie in de Europeesche wereld Frederik in. Hij had het keizerschap den hoogsten roem, zoo al niet de grootste macht Barbarossaé geschonken sedert de dagen der Saksische en Frankische Keizers. Geen wonder dat Frederik, die geheel in de idealen van zijn ceuw leefde, aan den oproep van den Pans gehoor gaf. Zijn roemrijk Leven wilde hij met een kruistocht bekronen. Aan zijn zoon Hendrik kon hij met vertrouwen het bestuur overlaten. Voor den kruistocht des Keizcrs zweeg alle verdeeldheid. In Maart 1188 werd te Mainz de zoogenaamdc rijksdag van Christus gehouden, waar de Kcizer zelf, vele vorsten cn cen groote mcnigte ridders en anderen het kruis aannamen. 276 In Mei 1189 trok de Keizer aan het hoofd van een uitstekend uitgerust leger op. De tocht ging evenals in 1096 en 1147 door Zuid-Duitschland en Hongarije. Onmetelijke scharen kruisvaarders, talrijk als het zand der zee, als de sterren des hemels, zooals een tijdgcnoot zegt, trokken naar het oosten. De marsch door Hongarije leverde pen mocilijkhedcn op. In Juli bereiktc men het Byzantijnsche rijk. Manuel. Daar was veel veranderd. De laatste jaren van Keizer Manuel waren weinig voorspoedig geweest. Hij geraakte in oorlog zoowel met de Venetianen als met de Seldsjoekken van Iconium. Den Keizer waren de Venetianen, gesterkt door hun talrijke privilegien, ten slotte te machtig geworden. Om zich daarvan to ontdoen liet hij in 1171 op een dag alle Venetianen in zijn rijk gevangen nemen. Natuurlijk greep de republiek naar de wapcnen ; de Normandiers verbonden zich met haar. Daardoor zag de Keizer zich genoodzaakt vrede te sluiten en aan Venetia zijn aloude privilegien terug te geven. Nog minder succes had hij in Azie: Getergd door herhaalde aanvallen der Turken, verklaarde Manuel aan sultan Kilidsch Arslan II den oorlog. Maar in Phrygie werd zijn leger in 1176 vcrslagen ; met moeite ontkwam de Keizer zelf. Manuel stierf in 1180 ; met hem eindigde de laatste bloeiperiode van het Grieksche Alexios u, rijk. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Alexios II, een kind van dertien 1180-1184. é AndronicosL iaar. In 1184 reeds liet zijn neef Andronicos I hem ombrengen ; deze besteeg 1184-1185. zelf den troon, maar werd kort daarna vermoord ; Izaltk II Angelos, een achterizatut II kleinzoon van Alexios I, werd door het yolk op den troon verheven. OngelukAngeles, 1185 °1105. lug was Izaik een onbeduidend man. Toch gelukte het hem de in het rijk gevallen Normandiers bij Amphipolis te verslaan ; maar voor het overige deed hij Wets om den toestand van het rijk te verbeteren. Hij verhinderde niet, dat de Serviers zich aan Byzantium onttrokken. Ook de Bulgaren en Walachen grepen in 1186 naar het zwaard en begonnen een reeks van oorlogen, die met de stichting van een nieuw Bulgaarsch rijk zijn geeindigd. In dezen tijd naderde Frederik Barbarossa. Izaiik was den kruistoeht niet gunstig gezind ; integendeel onderhield hij zeer vriendschappelijke betrekkingen met Saladin. In 1189 sloten beide vorsten zelfs een bondgenootschap ; balk beloofde aan Saladin den opmarsch der kruisvaarders naar vermogen te zullen belemmeren. Van zijn kant had daarentegen Kilidsch Arslan aan Frederik zijn hulp in uitzicht gesteld. Het was dus niet te verwachten, dat de Duitsche Keizer in het Grieksche rijk een hartelijke ontvangst zou vinden. Toen Frederik dan ook tot Philippopel was genaderd, verbood Izatik hem zelfs den verderen marsch, tenzij hij gijzelaars voor zijn vriendschap stelde en de helft van zijn toekomstige veroveringen aan Byzantium afstond. Maar Frederik stoorde zieh daaraan niet ; hij trok schermutselend door Thracie en bezette Adrianopel. Daardoor werd Izatik genoodzaakt met Frederik een verdrag te sluiten, waarbij aan de kruisvaarders schepen voor de overvaart en levensmiddelen werden gewaarborgd. In Maart 1190 voerde Frederik zijn leger over den Hellespont. In KleinAzie waehtten hem de grootste mocilijkheden. Dc Grieken belemmerden den tocht, die liep door woeste gebergten en verwoeste streken. De vriendschap van den sultan van Iconium bleek waardeloos ; hij had zich met Saladin 277 verzoend. Steeds strijdende met de Turksche troepen, lijdende door hitte, dorst en honger, hadden de kruisvaarders een zeer bezwaarlijken marsch. In Mei veroverden zij Iconium. Van daar trokken zij, nu in vrede met den sultan, verder. Na een moeilijken marsch door de bergen van Cicilie kwamen zij te Seleucia aan. Maar daar trof hen het zwaarste ongeluk : bij het overtrekken van den Selef word de Keizer den 9den Juni 1190 door den stroom Frederik medegesleurd ; slechts zijn lijk kon men uit de rivier ophalen. De indruk, 9 Jrabni ar mot.' dien deze ramp op de kruisvaarders maakte, was verpletterend. De keizerlijke held, door alien geliefd, vertrouwd en gehoorzaamd, was niet te vervangen. Aileen onder hem, die door zijn verheven voorbeeld alien had bezield, was er kans van welslagen. Wel aanvaardde zijn tweede zoon Frederik van Frederik Zwaben het opperbevel, maar natuurlijk miste deze het gezag van zijn vader. van Zwaben * Het kruisleger viel uit elkander ; velen namen de tcrugreis aan. Het overschot trok onder Frederik naar Syrie en bereikte eindelijk Antiochie. Slechts met weinig troepen verscheen Frederik in den herfst van 1190 voor Akkon. Daar vond hij de andere kruisvaarders, de koningen van Frankrijk en Engeland. In denzelfdcn tijd, toen in Duitschland de Keizer zich gereed maakte voor den tocht naar het Heilige Land, waren .00k Engeland en Frankrijk in stormachtige beweging. Ook daar openbaarde zich nogmaals een onbedwingbare geestdrift, die ten slotte zelfs de beide koningen, hoe verstandelijke staatslieden zij ook waren, medesleepte. Hendrik II en zijn zoon Richard Leeuwenhart, zelfs Philips August hechtten zich het kruis op den schouder. Zoo machtig was de beweging, dat zij Engeland en Frankrijk noopte vrede te sluiten. In Frankrijk regeerde sedert 1180 de zoon en opvolger van Lodewijk VII, Philips II Philips II August. Hij was een vorst van innemenden omgang, die het leven ii8Aoug s wist te genieten, vrijgevig voor zijn vrienden. Scherpzinnig in de hoogste mate, wist hij spoedig het juiste besluit te nemen en de uitvoering ervan door te zetten. Van den aanvang of had hij zich tot taak gesteld het werk zijner vaderen te vervolgen ; met ijzcren energie heeft hij zijn leven lang de groote leenmannen bestreden en daarentegen met politieke liefde zijn geringcre onderdanen beschermd en gesteund. De inkrimping van de macht der Plantagencts in Frankrijk bcschouwde hij als zijn tweede levenstaak. Maar ook was hij rechtgeloovig cn een trouw zoon der kerk, niettemin weinig kieskeurig in de keuze zijner middelen. Begaafd met een zeldzaam staatkundig talent, heeft hij resultaten bercikt als Been zijner voorgangers. Reeds in 1180 vormde zich een ligue van leenmannen tegen den nieuwen koning. Maar Philips wist hen te vcrdeelen en te verslaan. Zoo begon hij zijn regeering met een overwinning op de feodaliteit. Op den graaf van Vlaandcren veroverde hij de rijke valleien van de Oise en de Somme. Maar met de grooten verbond zich weldra de koning van Engeland, zelf een der groote Fransche leenmannen ; Normandie, Bretagne, Anjou, Maine en Tourraine, Poitou en Guyenne vormden zijn machtig, maar zeer kwetsbaar rijk. Al deze verwikkelingen werden evenwel ter zijde geschoven door den kruistocht. In Januari 1188 kwamen Hendrik II en Philips II bijeen onder den machtigen olm op de grens van Frankrijk en Normandie en namen het kruis 278 aan. Hun voorbeeld werd gevolgd door vorsten, ridders, burgers, boeren en arbeiders. Wie nict medeging, moest de Saladinstiende betalen. Maar zoo eensgezind bleef men niet. In 1189 geraakte prins Richard in strijd met eenige Fransche grooten. TerwijI deze door Hendrik II werden gesteund, verbond Richard zich met Philips. Deze deed nu een inval in het Engelsche gebied. Zoo zag Hendrik zich in Juli 1189 gedwongen met Philips een nadeeligen vrede te sluiten ; kort daarna is hij gcstorven. Hij werd opgeRichard I volgd door Richard I Leeuwenhart. Hij was een koene houwdegen, maar L eeuw e nhart.juist daarom de aangewezen vorst voor een kruistocht, mits hij door het 1189-1199. politiek verstand van een ander werd geleid. Daar hij reeds nauw met Philips vcrbonden was, stond aan den kruistocht nicts meer in den weg. In de lente van 1190 trok Richard op. Een gedeelte van zijn leger zeilde naar Italie een ander onder den koning zelf trok Frankrijk door. In Juli vereenigde hij zich in Bourgondie met Philips. Samen trokken zij, ongeveer 100,000 man sterk, vcrder. In Genua en Marseille scheepten zij zich in naar Messina, waar de Engelsche vloot hen wachtte. Daar bleven de kruisvaarders den winter van 1190 op 1191. Richard steunde daar den nationalen koning Tancred tegen de Hohenstaufen, die in Philips een bondgenoot vonden. Philips besloot cindelijk in Maart 1191 naar het oosten te stcvenen ; hij zeilde naar Akkon. Richard, bevrecsd dat Philips hem als overwinnaar INS& zou zijn, Cyprus volgde in April. Cyprus bezette hij, als steunpunt voor verdere ondernemingen veroverd, van het grootste gewicht ; daardoor had Richard reeds meer tot stand 1191. gebracht dan eenig kruisvaarder sedert 1096. In Juni 1191 kwam hij voor Akkon aan. Zoo waren daar nu de koningen van Frankrijk, Engeland en Jeruzalem en Frederik van Zwaben vereenigd. Ongelukkig brachten Philips en Richard ook hier hun strijdige belangen ede. Beim van Sedert den zomer van 1189 werd Akkon door Guy belegerd. Dc stad was Akkon, zeer sterk, werd uitstekend verdedigd en was ruim geproviandeerd. Van beide 1189-1191, zij den is daar met buitengewone dapperheid gestreden. Herhaaldelijk beproefde Saladin de stad tc ontzetten ; steeds werd hij teruggcslagen. Even dikwijls stuitte de aanval der Christencn op de muren van Akkon at Maar de Christencn gaven het niet op ; steeds stroomden nieuwe scharen hun uit het westen te hulp. In 1191 begon de strijd opnieuw. Tijdens dat beleg hebben ecnige vrome pclgrims uit Lubeck en Bremen een hospitaal gesticht voor hun zieke landgenooten. Frederik van Zwaben nam het onder zijn bescherming en riep er de officieele sanctie van den Paus voor in. Zoo ontstond een broederschap van liefde, die het eerste begin is geweest van een nieuwe geestelijke De Duitsche ridderorde, de Duitsche orde. Frederik zelf beleefde dat niet mecr ; hij stierf orde, 1191 ' in 1191. In het voorjaar van 1191 kregen de Christencn een belangrijke versterking door de komst van de koningen van Frankrijk en Engeland. Even na hen verschcen ook hertog Leopold van Oostenrijk. Maar ook de tweedracht groeide ; Richard en Guy stonden tegenover Philips. Maar niettemin werden wonderen van heldenmoed bedreven ; men naderde langzamerhand de stad. Zoo gaf Akkon dv,er- eindelijk Akkon zich in Juli 1191 over. De bezetting verkreeg vrijen aftocht, Jull 1191. maar met achterlating van honderd gijzelaars voor de door Saladin te betalen , 279 schatting van 200,000 goudstukken. Na deze groote overwinning had men onmiddellijk de herovering van Jeruzalem en Palestina moeten ter hand nemen. Maar daarvoor was de gelegenheid voorbij. Vele kruisvaarders wilden en moesten terugkeeren. Ook duurden de oneenighcden tusschen de vorsten voort. Het was kort na de inneming van Akkon, dat Richard de banier van Leopold van Oostenrijk, die deze op den burg had geplant, deed afrukken en door het slijk sleuren. Deze beleediging zou den koning duur te staan komen. Voorloopig kon Leopold weinig anders doen dan protesteeren en huiswaarts keeren. Datzelfdc deed nog in Juli 1191 Philips. Ziekte was het voorwendsel ; maar de reden was, dat de koning zich bezwaard gevoelde zijn rijk langer onbehecrd te latcn. Te eerdcr was zijn besluit genomen, toen Richard trotsch verklaarde, dat hij in het oosten zijn plicht zou blijven doen. Aileen eisehte hij van Philips, dat deze gcdurende zijn afwezigheid en nog veertig dagen daarna zijn Fransehe bezittingen niet zou aanvallen. Na dezen eed te hebben afgclegd, scheepte Philips zich naar Frankrijk in. Zoo bleef Richard vrij wel meester in het oosten. Zijn ridderlijke vccht- Richard hethart lust noopte hem dadelijk den strijd met Saladin te beginnen. Hij begon met Leolunwen een domme wreedheid ; daar de sultan de geasehte 200,000 goudstukken —oaten. niet spoedig genoeg betaalde, lict Richard zijn gijzclaars neerhouwen. Daarmede was de breuk volledig. Richard versloeg Saladin bij Arsoef in September 1191 ; hij zclf verwicrf zich daarbij den grootsten roem. Joppe werd daarna bezet. Maar daarbij bleef het ; het eenige wat Richard nog deed waren vermetele strooptochten, die zijn naam wel in het gehecle oosten gevreesd maakten, maar de herovering van het Heilige Land weinig verder brachten. Zelfs deed hij in het begin van 1192 een stouten marsch tegcn Jeruzalem, maar geheel door de bezwaren ontmoedigd, moest hij terugkeeren. Toch gaf Richard de hoop nog nict op ; in Juni word cen twcede tocht naar Jeruzalem ondernomen ; maar wederom miste hij zijn doel. Nu was hij niet 'Langer in het oosten te houden : den lsten September 1192 sloot hij met Saladin een verdrag, waarbij hij de gevangenen in dicns handen liet, maar voor de Christenen vrijen toegang tot Jeruzalem bedong. Deze wapenstilstand vervulde de kruisvaarders met rechtmatige woede. Terugkeer Hendrik van Champagne werd tot koning van Jeruzalem verkozen, terwijl van Richard, Richard aan Guy als vergoeding Cyprus afstond. Toen zcilde hij naar het 1192. westen, als een vluchteling, niet wctend waarheen zich te wenden. Overal wachtten hem zijn vijanden op ; overal zocht men zijn terugkeer te beletten. In Engeland had hij bij zijn vcrtrek het bestuur in handen gegeven van den kanselier, bisschop Willem van Ely, die echtcr spoedig door Richards broeder Jan op zijde werd geschoven. Maar de prins wilde koning worden. Hij zocht daarom steun bij Philips August, die niets liever wenschte dan oneenigheid in het Engelsche koningshuis. Zij verbonden zich dus om Richards terugkeer te beletten. Maar ook in Duitschland heerschte een vijandige stemming tegen hem. Leopold van Oostenrijk en ook andere vorsten achtteit zich beleedigd door de uitdagende handelingen des konings. En deze stemming vond weerklank bij den Keizer zelf. Hendrik VI, Hendrik VI had op het bericht van Barbarossa's dood de regeering aan- 1190-1197. 280 vaard. Waardiger opvolger had de groote Keizer niet kunnen hebben. Dezen in doorzicht en energie, in het beramen en volgen van een vooruitziende politiek zelfs overtreffend, was Hendrik zoowel een uitnemend veldheer als staatsman, daarbij doordrongen van de hoogheid van zijn waardigheid en vastbesloten zijn rechten overal te doen eerbiedigen en zijn wil door te zetten. Hij werd dadelijk op een zware prod gesteld. Gesteund door Richard Leeuwenhart, verscheen Hendrik de Leeuw nogmaals in Duitschland om den strijd tegen de Hohenstaufen te hervatten. Maar hij Teed de nederlaag en sloot nog in 1190 vrede. De Keizer had daarin te spoediger toegestemd, daar hem de erfenis zijner gemalin wachtte. In 1189 was Willem II van Napels en Sicilie gestorven ; Hendrik en Constantia waren zijn opvolgers. Maar in Zuid-Italie haatte men de Duitschers ; Napels en Sicilie dreigden een schakel te worden in het wereldrijk der Hohenstaufen ; geen wonder, dat de baronnen. Tanered. te Palermo bijeenkwamen en Tancred, een natuurlijken spruit uit het Normandische huis, tot koning uitricpen. In Januari 1190 werd hij te Palermo gekroond ; hij vond steun bij den Paus, den natuurlijken vijand der Hohenstaufen. Ook Richard Leeuwenhart steundc hem tijdens zijn verblijf op maar deze hulp bleek zoo baatzuchtig, dat Tancred verheugd dezen helper naar het oosten zag gaan. Eerst in 1191 kon Hendrik zich opmaken naar Italie. Hij verbond zich met de Lombardische steden ; alleen Milaan bleef hem vijandig. Bovendien sloot de grootste zcemacht van Italie, Pisa, zich bij hem aan. Nu trok Hendrik naar Rome ; den 14den April 1191 werden Hendrik en Constantia tot Keiser en Keizerin gekroond. Van Rome brak de Keiser op naar het zuiden. Capua gaf zich over ; Apulie huldigde hem ; alleen Napels bood krachtigen tegenstand. Maar in het Duitsche leger brak pest uit, die den Keizer tot den terugtocht noodzaakte. Nu vereenigden zich alle vijanden der Hohenstaufen, de Napolitanen, do Paus, Hendrik de Leeuw. Constantia werd door verraad aan Tancred overgeleverd. Men dacht in Duitschland aan een nieuwe koningskeuze. Maar snel greep Hendrik in. Hij stilde de gisting in Lombardije en trok naar Duitschland, waar hij de Welfen wist te verslaan. Maar 's Keizers eigendunkelijke besetting van den bisschopsstoel te Luik riep weer al zijn vijanden in de wapenen. Met medewerking van Richard Leeuwenhart vormde zich in Duitschland en Italie een machtige coalitie, waaraan Hendrik geen weerstand scheen te kunnen bieden. In deze zware crisis hceft het geluk den Keizer gediend. Juist in dezen tijd landde Richard Leeuwenhart bij Venetie en trok vermomd Friaul en Richard ICarinthie door. Hij werd herkend en cinde 1192 to Weenen door Leopold Leenweehart van Oostenrijk, die de beleediging van Akkon nog niet vergeten had, gevanaavangen, 1192. gen genomcn. Als muziek ldonk dat bericht den Keizer in de ooren ; hij had thans de macht om zijn vijanden to ontwapenen. Op zijn verzoek leverde Leopold Richard in het begin van 1193 voor 50,000 mark silver uit. Aan den anderen kant versterkte de Keizer zich door een verbond met Philips August. Zwaar waren de eischen, die Hendrik aan Richard stelde : 100,000 mark losgeld, vijftig goed bemande oorlogsschepen, een bondgenootschap ter verovering van Sicilie en erkenning van den Keizer als leenheer. De koning 281 kon deze voorwaarden onmogelijk aannemen, maar hij moest gevangen blijven, zoolang het den Keizer gelicfde ; intusschen was de coalitie tegen Hendrik machteloos. In Maart 1198 werden Keizer en koning het eens ; Richard beloofde 100,000 mark te betalen en den Keizer vijftig schepen te leveren. Maar daarmede was de koning nog niet ontslagen. Prins Jan haastte zich niet met de afbetaling ; Hendrik stelde nieuwe eisehen ; gehoorzaam deed Richard hem den leeneed. Maar nu kwam de openbare meening in beweging ; de Paus eischte eerbied voor den persoon des konings. Nog meer werkte de onderwerping der Duitsche vorsten uit. Hendrik gaf toe ; het losgeld werd op 150,000 mark bepaald ; Richard deed aan Philips August den leeneed voor zijn Fransche bezittingen ; hij bcloofde Jan niet te straffen en hem bovendien 20,000 mark te betalen. Maar ook daarna kwam het losgeld niet in ; Richard bleef op Trifels in Beieren gevangen. Ten slotte had hij zijn slaking te danken aan de Duitsche vorsten, die hun verbond tcgen den Keizer dreigden te hernicuwen, zoo de koning niet word bevrijd. Den 4den Februari 1194 verliet Richard Richard Lecuwenhart eindelijk zijn kerker. Tegelijk kwam de vrede met d e bevriid, 1194. Welfen tot stand ; nogmaals boog Hendrik de Lceuw de knie voor zijn Keizer. Eerst toen kon de Keizer er aan denken weer naar Italie te gaan. De Hendrik VI, omstandigheden waren hem gunstig ; Tancred was gestorven ; Napels, Messina k N"apitif::: en Palermo gaven - zich over. Kcrstmis 1194 werd Hendrik te Palermo stoats, 1194. gekroond. Hij benoemde Constantia tot regentes met bepaling, dat zij naar de landswetten zou regeeren. Om evenwel verzet onmogelijk te maken, voerde do Keizer den rijksschat mede naar Duitschland en stelde de hooge ambten in handen van vertrouwbare Duitschers. Nog nam Hendrik Sardinie in bezit. Nooit was Italie zoo volledig aan den Keizer onderworpen geweest. Nooit ook had een Keizer zoozeer de wereldheerschappij geprctendeerd als Hendrik VI. Met Richard Lecuwenhart stond hij in nauwe betrekking, sedert Philips August na Richards bevrijding met den Keizer had gebroken. In Maart 1194 was Richard in Engcland aangekomen. Kort daarna stak hij naar Frankrijk over om Philips August te bestrijden. Nooit heeft hij Engeland weergezien. Hij was gelukkig in den oorlog en dwong Philips August in 1195 tot een smadclijken vrede. Dat was zeer tegen den wcnsch des Keizers. Maar con gemeenschappelijk gevaar had beide koningen vereenigd ; het dreigde uit Spanje. De krachtige stichter van het rijk der Almoraviden, Joes- De Aimora_ soef, was in 1106 gestorven. Voorloopig leefde zijn geest nog voort ; in 1110 vide'. werden Saragossa, Santarem en Lissabon verovcrd. Maar dat waren de laatste Mohammedaansche overwinningen in Spanje. In 1118 reeds ontrukte Alfonso I van Aragon Saragossa aan de Almoraviden ; herhaaldelijk drong hij hun rijk binnen en rondde zijn gebied naar het zuiden af. Het is een eigenaardig verschijnsel in de geschiedenis van den Islam, dat telkens weer profeten opstaan om het werk van Mohammed te voltooien en dat zij telkens weer een grooten aanhang om zich weten te vereenigen. Omstreeks 1100 trad in het zuidwesten van Marokko een nieuwe machdi op, Mohammed ibn Toemart. Hij stond bij zijn landgenooten in den reuk van heiligheid ; door wonderen als anderszins wist hij zulk een uitgebreiden aan- 282 hang te winnen, dat hij voor de Almoraviden gevaarlijk werd. Zijn aanDo Almo- hangers noemde hij Almohaden. Hij stierf in 1181 ; zijn opvolgers zetten zijn haden. werk voort. Zoo werden de Almoraviden aan beide zijden bedreigd. In 1125 trok Alfonso I zegeviercnd Spanje door ; in 1183 drong Alfonso VII van Castilie zelfs tot Cadix door. In 1119 gaf de groote overwinning bij Ourique de Portugeezen het land tot aan Lissabon in handen. De Almoraviden konden daartegen weinig docn ; al hun krachten werden door den aanval der Almohaden in beslag gcnomen. Van 1140 tot 1160 heeft de doodsstrijd der Almoraviden geduurd. Reeds in 1147 waren Marokko en Algiers in de macht der Almohaden. Spanje volgde weldra ; in 1147 werd Sevilla veroverd, in 1148 Cordova, in 1154 Almeria, in 1155 Granada. Nog bezettcn de Almohaden in 1160 Tunis. Zulk een groote macht bezat de Khalief Abd-ul-mocmin de Almohade, die in 1168 zijn leven besloot. De regeering van hem en zijn beide zonen is de bloeiperiode van het Almohadische khalifaat. Door macht en aanzicn was hun rijk een der eerste der Moslemsche wcreld ; bovendien gaf het een laatsten opbloei van de SpaanschMohammedaansche beschaving te aanschouwen, dien men na al de stormen der laatste tijden niet moor zou hebben verwacht. Vooral in de philosophie openbaarde zich nieuw leven. Onder do vcrdraagzame Almohaden kon het systeem der Aristotelische philosophie, dat door Alfarabi en Avicenna in het oosten was uitgcwerkt, in Spanje door mannen als Ibn Tofeil en Ibn Roschd (Averroes) cn den Joodschen wijsgeer Maimonides in definitieven vorm worden gebracht ; zoo is het door de scholastieken van Frankrijk en Italie overgenomen ; zoo bleef het de middeleeuwen door in zwang. Ook de medicijnen en de aardrijkskundc werden ijverig bestudeerd. En intusschen breidden de Almohaden hun gebied steeds uit. In 1195 gelukte het hun de Castilianen Slag b bij Alarcos verpletterend to verslaan. De Mohammcdanen bezongen de overAlaroos, 1195. w i nn i ng in alle toonaarden ; op de Christenen maakte zij een diepen indruk. Als vluchteling verscheen Alfonso II in Frankrijk ; het geheele westcn liep gevaar door de Almohaden te worden overweldigd. Onder den indruk daarvan sloten Richard en Philips tegen den wensch des Keizers vrede. Hendrik was weinig gezind de Almohaden te bestrijden ; hij dacht hen veeleer als bondgenoot te gebruiken in verband met zijn oosterschc politiek. Ook met Byzantium stond hij daarom in verbinding. was Izaiik H in 1195 door zijn brooder van den troon gestooten. Doze, Alexios III, Alexios III, regeerde even ellendig als Izaiik ; maar door zijn innemende 1195-12" vriendelijkheid wist hij het yolk met zijn bewind te verzocnen. Gevaarlijk was het voor hem, dat Hendrik VI zich de zaak van Izaiik aantrok. Diens dochter Irene, die zich als do bruid van Tancreds zoon Roger op Sicilie beyond, deed hij met zijn eigen broeder Philips huwen. Om den Paus aan zich te binden, nam Hendrik in Mei 1195 het kruis aan. Maar deze kruistocht was niet eigenlijk tegen den Islam, maar tegen Alexios III gericht. Vol geestdrift begon men zich niettemin toe te rusten. Voordat hij vertrok, wenschte Hendrik de erfelijkheid der Duitsche kroon in zijn geslacht te proclameeren. Daartegenover was Hendrik bereid de erfe- 288 lijkheid van alle leenen in alle linien te erkennen ; voor de geestelijke vorstendommen zou het regalienrecht wegvallen. Maar deze concessie beteekende weinig ; ook zonder keizerlijke erkenning waren de leenen erfelijk ; juist het kiesrecht was daarentegen ecn der gewichtigste rechten der vorsten. Een erfelijk koningschap, toegerust met de machtsmiddelen der Hohenstaufen, was bovendien een groot gevaar voor de vorsten. Einde 1195 bood Hendrik zijn voorstellen te Worms aan den rijksdag aan ; er werden slechts ontwijkende antwoorden gegeven. Nog minder bereiktc de Keizer in April 1196 op den rijksdag te Wiirzburg. Door den Pans aangemoedigd, wezen de vorsten eenstemmig 's Keizers voorslagen af. Aileen kozen zij Hendriks zoon Frederik tot koning. Zware zorgen berokkende den Keizer intussehen nog altijd Italie. Begin 1197 brak op Sicilie cen opstand nit, die slechts met moeite werd gedempt. Eerst nu kon Hendrik zich weer tot den kruistocht toerusten. Reeds stond de Keizer gereed zich in te schepen, toen hij plotseling den 28sten Hendrik VI t September 1197 stied'. 1197. Met hem zonk het Duitsche keizerschap voor goed. Nooit heeft na Hendrik VI een Keizer zulk een hooge positie ingenomen. De absolute monarchie scheen hem geen onbereikbaar ideaal meer. Maar de groote vorstenmacht der Hohenstaufen droeg de kiem des verderfs in zich. De regecring van Hendrik VI had sulk een diepen indruk op de tijdgenooten gemaakt, dat, toen plotsoling de geweldige machthebber was wcggenomen, allen, die door hem in bun macht bedreigd waren, zich vast voornamen het opkomen van sulk eon despoot voor good te verhinderen. De Paus, de koningen van Engeland, de Italiaansche steden. de Duitsche vorsten, allen verbonden zich bij stilzwijgende overcenkomst om het gevaarlijk geworden Duitsche koning- en keizersehap zoo al niet te vernietigen, dan toch te kortwiekcn. Natuurlijk volgde in Nape's en Sicilie Hendriks zoon Frederik II op en Frederik 1/. dat to eerdcr, daar Constantia nauw met de nationale partij verbonden was. Constantia. De Paus erkende den jongen koning ; daarentegen constateerde Constantia uitdrukkelijk de lcenroerigheid van haar rijk aan Rome. In Noord-Italie echter trokken do steden alle kcizerlijke rechten aan zich. In Duitschland openbaarde zich eon zelfde streven onder de vorsten. Natuurlijk was Frederik hier de reeds verkozen koning en eveneens zijn oom Philips van Zwaben de aangcwezen regent. Toch vcreenigden alle vijanden der Hohenstaufen zich tegen hen, maar zij konden niet verhinderen, dat Philips in Maart 1198 door Philips, den rijksdag tot koning word gekozen. Hij aanvaardde de kroon oln ze ten 1198-1208. minste voor zijn gcslacht te redden ; voor het overige was hij vast besloten ze op den duur aan Frederik over te geven. Tegen hem verkozen de aanhangers der Welfen in Juni Otto IV, den jongsten zoon van Hendrik den Otto IV. Leeuw, tot koning. 1198--1218. In Duitschland word Philips bijna algemecn erkend. Maar Otto IV, die door geboorte en opvocding eigenlijk meer Fransehman dan Duitscher was, werd gcsteund door de gcestelijke vorsten aan den Rijn en bovendien door zijn oom Richard Lecuwenhart. Maar eon veel meer vermogende hulp verkreeg Otto in den Pans ; dat was dan ook sedert 9 Januari 1198 Innoeentins III. TWEEDE HOOFDSTUK Paus Innocentius 111. De Latijnsche kruistocht. De magna charta. 1198-1216 InnocenLim III, 1198-1216. nnocentius III had in Rome, Parijs en Bologna gestudeerd en zich daar reeds vroeg den roem van een uitstekend geleerde verworven. Nog geen dertig jaar oud was hij kardinaal ; in de onmiddellijke nabijheid van den pauselijken troon had hij gelegenheid zijn groote talenten als staatsman te doen blijken. In hem zag men welhaast den man, die door zijn geestelijke en zedelijke mecrderheid geroepen was de kerk te leiden. Zoo werd hij dan in 1198 tot Paus verkozen, eerst 37 jaar oud. Grootsch hceft Innocentius III de pausclijke waardighcid vervuld. Wat Gregorius VII als cinddoel had aangewezen, waarvoor Alexander III had gestreden, dat heeft Innocentius III voltooid. Hij heeft de kerk over de staat doen heerschcn ; onder hem was inderdaad de Paus de heer der wercld, de koning der koningen, die kronen en schepters wegschonk en koninkrijken in leen gaf. In hem culmineert de pauselijkc opperheerschappij ; hij is éde Keizer-Paus der wereld. Niet hanger stonden Keizer en Paus naast elkander als wereldlijk en geestclijk hoofd ; op Innocentius' hoofd prijkten tiaar en keizerskroon. Hij besliste, wie koning van Duitschland zou worden ; hij zette den koning van Engeland of ; Aragon. en Portugal, Napels en Sicili± erkenden hem als leenheer ; in het oosten werden aan hem onderdanige Latijnsche vorstendommen opgericht ; zelfs de koning van Frankrijk boog voor hem de knic. Hij was in allc opzichten cen man om indruk op de wercld te maken. Hij was een heerscher als weinigen. Een statige, waardige verschijning, hoog van gestalte, vlekkeloos van levenswandel onderscheidde hij zich boven alien door zijn grondige geleerdheid, zijn fijne beschaving, zijn welsprekendheid, zijn buitengewone toewijding ; zijn geestdrift, zijn energie, zijn standvastigheid en volharding waren geevenredigd aan zijn vaderlijke lankmoedigheid, zijn hoog- 285 heid van geest, zijn staatkundig genie. Hij begon met het naast voor de hand liggende, de afronding van dcn Kerkclijken Staat. De Italiaansche steden stelden zich onder bescherming van dozen Paus, die hen van de laatste overblijfselen van de keizerlijke oppermaeht bevrijdde. De Paus werd het hoofd van het vrije Ralie. Tegenover de dubbele koningskeuzc in Duitschland nam de Pans geen beslissing. Welk Wang had de Paus er ook bij de Duitsche eenheid te herstellen ? Zoo woedde de Duitschc burgeroorlog verder ; hij werd zelfs een Europeesehe oorlog, daar Richard Leeuwenhart Otto en Philips August zijn Duitschen naamgenoot steunde. Richard streed in het algemeen met geluk, tot hij in 1199 bij het beleg van Limoges werd gedood. Hij werd opgevolgd door zijn broeder Jan zonder Land, den slechtsten koning, die Enge- Jan land heeft geregeerd. 111 was een man van een uiterst indolente natuur, zonder rrunt een zeer beperkt verstand, zonder eenige moraliteit, daarbij geldzuchtig, wreed en laf. Hij ontzag zich niet met groote opofferingen zijn erkenning door Philips August te koopen. In Maart 1200 sloten beide koningen een verdrag, waarbij Jan aan Philips belangrijke domeinen afstond en Otto IV in den steek liet, terwijl Philips hem met de andcre goederen der Plantagenets beleende. Dat alles met voorbijgaan der aanspraken van Arthur, een zoon van Godfried, Jans ouderen broedcr. Door dat verdrag was Otto's zaak bedenkelijk verzwakt ; Philips werd zoo good als overal erkend. Maar juist daarom achtte de Paus den tijd gekomen voor een beslissing ; in 1201 erkende hij Otto IV. Daardoor werd deze in die mate versterkt, dat de burgeroorlog voortduurdc. Maar het bleek toch, dat alle hulp van buiten den iirelf niet kon baten ; Philips werd meer en meer de nationale Duitsche koning. Inmiddels wijdde de Paus zijn aandacht aan ganseh andere aangelegen- Voorbeaoiheden. Ook in het oosten wilde hij de hcerschappij van den Heiligen Stoel dingvieadenden vestigen. Van den aanvang of was Innocentius vastbesloten een poging te krulstooht. doen om het Heilige Land aan de ongeloovigen te ontrukken. Maar wiz zou hem de wereldlijke macht daartoe geven, nu Duitschland verdeeld was, Philips August tc vcrstandig en Jan zonder Land te indolent was om cen kruistocht te ondernemen ? De Paus hoopte echter op de toewijding der ldeinere vorsten. Hij deed de bazuin van den heiligen oorlog door Europa schallen ; adel en yolk van Duitschland en Frankrijk, Engeland en Schotland, Italie en Hongarije riep hij ten strijde. Geestelijken doorkruisten het land en hielden vurige kruispredikatien. De Fransche en Italiaansche ridderschap verklaarde zich nogmaals bereid ter kruisvaart te trekken. Thibaut van Cham.. pagne, Lodewijk van Blois, Simon van Montfort, Bonifacrus van Montferrat, Boudewijn IX van Vlaanderen en zijn broeders Hendrik en Eustachius hechtten zich in 1200 het kruis op den schouder. Voor den overtocht naar het Heilige Land stelde men zich in verbinding met Venetic. In 1201 kwam met Marlon den doge Enrico Dandolo een verdrag tot stand, waarbij Venetic voor een Dandolo. aanzienlijke som den overtocht en de verpleging van het kruisleger op zich nam en dat leper bovendien belangrijk versterkte ; alle veroveringen zouden gelijkelijk tusschen Venetic en de kruisvaarders worden gedeeld. Zoo scheen 286 het welslagen van den tocht verzekerd. Maar van den aanvang af had Dandolo daarmedc zijn cigen bedoelingen. Venetie dreef een voordeeligen handel op Egypte, zoodat Dandolo er niet aan dacht de Ejubiden door een oorlog te verbitteren. Daarentegen was sedert jaren Byzantium Venetie's grootste vijand. Dandolo, een blinde grijsaard van 80 jaren, had at de dagen zijns levens tegen de Griekcn gestrcden ; hij zocht door den kruistocht de macht van Venetie in Byzantium op vaste grondslagen op te bouwen. De omstandigheden waren Dandolo gunstig. In den zomer van 1201 ontPone Alexi—8-vluchtte Alexios, de zoon van Izatik II, uit zijn gevangenis en verscheen als smeekcling in het wcsten. Bij den Pans vond hij weinig steun, meer bij zijn schoonbroeder Philips van Zwaben. Bij dozen nu is het denkbeeld opgekomen met behulp van het kruisleger Alexios op den Byzantijnschen troon te plaatsen ; hij volgde zoo de politick van Hendrik VI. Hij beval Alexios' belangen aan Bonifacius van Montferrat aan, die de aanvoerder van het kruisleger zou zijn. Het voorstel viel ook bij Dandolo natuurlijk in gocde aarde. Door hun invloed besloten de kruisvaarders hun wapenen eerst tegen Byzantium Vierde te richten. In 1202 vcrzamelde zich dus het kruisleger te Venetie. De eerste krnistoobt, 1202-1204. onderneming was do verovering van Zara, con dienst, dien de kruisvaarders aan Venetie bewezen in ruil voor het nog verschuldigde geld voor den overtocht. In Zara verseheen ook Alexios in het kruisleger. Hij beloofde aan de kruisvaarders vrije verpleging, een som van 200,000 mark zilver, verder 10,000 man hulptroepen, ten slotte de onderwerping van Byzantium aan Rome. Geen wonder, dat de kruisvaarders op dezen voorslag ingingen en den steven naar Constantinopel richtten. De toestand van het Grieksche rijk was ellendig. Alexios III verspilde de inkomsten van het rijk ; leger en vloot werden verwaarloosd. De Bulgaren drongen tot diep in Griekenland door. Zoo was het niet te verwachten,d0a8t er veel tegenstand zou worden geboden, toen de kruisvaarders in Juni 12 Berate ver- voor Byzantium verschencn. Den Men Juli begon de aanval ; in korten tijd overing van hadden de Venetianen de haven bezet en waren de ridders binnen de muren der Byzantium, 1203. stad. Maar eerst den 17den Juli waren de Latijnen na afschuwelijke straatAlexios iv, gevcchten in het bezit der stad. Alexios III vluchtte ; Izaak II word op den 1203-1204. troon hersteld ; zijn zoon werd als Alexios IV tot mederegent gekroond. Zoo was de nog nooit veroverde keizerstad door de westerlingen bemachtigd. In Byzantium regeerde een Kcizer bij hun gratie. De kruisvaarders hadden hun belofte vervuld ; nu moest Alexios do zijne gestand doen. Van den aanvang af was het twijfelachtig, of hem dat mogclijk zou zijn. Het kwam wcldra tot hevige gcvechtea tusschen Grieken en Latijnen. Tusschen hen stond Alexios als tusschen hamer en aambeeld. Van de onderwerping van Byzantium aan Rome kwam nets. Een nieuwe strijd brak in November uit, toen Alexios zijn betrekkingen met de kruisvaarders afbrak. Deze bereidden zich tot een tweeden aanval op Constantinopel voor. In den winter van 1203 op 1204 werd voort durend to land en ter zee gestreden. Tijdens dezen kamp werden in Januari 1204 Izaik en Alexios door een volksopstand van den troon gestooten en gedood ; een verre Reef van beiden bcsteeg als Alexios Alexios V V den troon. 1204 . 287 De nieuwe heerscher was een krachtig en dapper man. Hij sommeerde de kruisvaarders het rijk te ontruimen. Natuurlijk gaven zij aan dat bevel geen gehoor ; reeds in Maart sloten zij een verdrag over de verdeeling van den buit. Na de verovering van Byzantium zouden zes Venetianen en zes kruisvaarders een Keizer verkiezen. Deze zou weer drie vierden van het rijk in leen aan Venetianen en kruisvaarders uitgeven. Aan Venetie werden alle oude rechten in het Grieksche rijk bevestigd. Daarna begon den 8sten April 1204 het tweede beleg. De kruisvaarders stuitten op energieken tegenstand ; Alexios wist de stad met beleid tc verdedigcn. Den 9den April leden zij dan ook een besliste nederlaag. Eerst den 12den begon de bestorming opnieuw. Na een woedend gcvccht gelukte het den kruisvaarders de muren te Tweede verbeklimmen. Een afschuwelijk bloedbad werd in de keizerstad aangericht ; deBvye:g ri ajutni , Keizer zelf vluchtte. De stad, waar de kunstschatten van eeuwen waren opge- 1204. hoopt, werd uitgeplunderd zooals Rome door de Vandalen. Onmiddellijk werd het verdrag van Maart uitgevoerd. Dandolo, die cerst LetHu et he tot Keizer werd verkozen, weigerde. Ten slotte werd den 9den Mei 1204 Bou- Keizerrilk. dewijn van Vlaanderen tot Keizer verkozen en den Wen Mei in de Hagia 1204-12811. Sophia gekroond. Maar zijn gezag reikte weinig verder dan zijn hoofdstad. nio2uorwiii2n05: In Thracie handhaafden zich zelfs twee Keizers, Alexios III en Alexios V. Spoedig evenwel had Boudewijn hen verslagen. Daarna stond hij in September Thessalonica aan Bonifacius af, waar deze als koning zijn intocht deed. Venetie verkreeg ICreta en tal van kleinere eilanden. Evenzoo werden in Griekenland verschillende vorstendommen aan Fransche heeren geschonken. Maar de Latijnen konden niet verhinderen, dat ook Grieksche prinsen overal rijken stichtten. Zoo vestigde Alexios Komnenos te Trebisonde een heerschappij, Michael Komnenos in Epirus. Maar vooral was het van belang, dat de schoonzoon van Alexios III, Theodoros Laskaris, in Mysie en Bithynie het Grieksche rijk onder den keizerlijken titel voortzette ; hij vestigde zijn residentie te Nicaea. Maar de gevaarlijkste vijanden van het nieuwe Latijnsche keizerrijk bleken de Bulgaren. In Maart 1205 kwam het bij Adrianopel Hetra van tot een slag, waarin de Fransche ridders eerst de Bulgaren terugdreven, maar sNiiaeaea g bu' ten slotte in een valstrik werden gelokt, waardoor zij jammerlijk werden Adrianopel, verslagen. De Keizer zelf geraaktc in gevangenschap ; hij is kort daama 1205. gestorven of gedood. Ook Dandolo overleefde de nederlaag niet lang. Met zorg had Innocentius III den gang van zaken in het oosten aanschouwd. Nict minder bedcnkclijk voor hem was de toestand in Duitschland. Philips won steeds meer veld. Het cinde van den burgeroorlog naderde. Zoo kon de Paus er toe komen zich in 1206 in het onvermijdelijke te schikkei en Philips te erkennen. De koning zou spoedig naar Rome komen om zich tot Keizer te doen kronen. Toen is plotseling aan alle verwachtingen een eindc gemaakt door het zwaard van Otto van Wittclsbach. Den 2lsten Juni Philips van t. drong deze te Bamberg 's konings kamer binnen en doodde hem. De moord Zwaben 1208. was een persoonlijke wraakneming, maar de gevolgen waren staatkundig van groot belang. De rechten van den jongen Frederik kwamen niet ter sprake ; Otto IV werd weldra overal erkend. Om zich van den steun der aanhangers van de Hohenstaufen te verzekeren, huwde hij Philips' dochter Beatrix. Toen 288 begon hij onderhandelingcn met den Paus over zijn kroning. Innoeentius steldc zijn voorwaarden ; Otto moest afstand doen van de rechten, die den koning na het concordaat van Worms nog waren. gebleven. Hoewel daardoor de invloed van den Paus op de bisschopskeuze werd vergroot, moest Otto Innocentius' voorstellen wel aannemen. In Juli 1209 begon dan Otto IV zijn •Romvart". In Lombardije wist hij de veeten tusschen de steden en de edelen te verzoenen ; daarmede verwierf hij zijn erkenning en bovendien cen vasten grondslag voor zijn Italiaansche politiek. Maar met den Pans kwam hij juist daardoor op minder goeden voet. Innocentius steldc nieuwe eischcn, die echter werden afgeslagen. Toch waagde de Paus het niet den koning de 'croon te weigeren : den 4den October 1209 kroonde Innocentius III Otto IV tot Keizer. Otto iv, Al spoedig bleek, dat cr van vrede tusschen Keizer en Paus geen sprake Keizer' 1209. kon zijn. De jonge Frederik, door den Paus gesteund, maakte aanspraak op de erfgoederen der Hohenstaufen, die door Otto als gemaal van Beatrix in bezit waren genomen. Zoo kwamen Keizer en Paus weer in strijd. Otto deed in 1210 een inval in het Napelsche en had succes ; geheel Zuid-Italid geraakte in zijn macht. Toen sprak Innocentius III den 18den November 1210 den banvloek over den Keizer nit. Ter zelfder tijd riep hij de Italiaansche steden op haar vrijheid te heroveren en zond boden naar Duitschland om de vorsten te verzoeken een nieuwen koning te verkiezen. De Hohenstaufsche partij herleefde en vond steun bij Frankrijk. Scdert 1200 was Philips August in strijd geweest met Jan zonder Land. De vrede van dat jaar werd na weinig maanden verbroken. Nog in 1200 beleedigde Jan de familic Lusignan. Toen haar voldoening werd geweigerd, wendde zij zich tot Philips. Deze daagde den koning van Engeland, zijn vazal, voor zijn. rechterstoel. Begrijpelijk genoeg weigerde Jan te verschijnen. Op bevel van Philips verklaarde het hof der pairs naar lecnrecht in April 1202 den koning van Engeland vervallen van al zijn leenen. Gcwapend met dat vonnis, rukte Philips Normandie' binnen en deed zich vergezellen door Jans neef Arthur, van wiens aanspraken hij gebruik hoopte te maken. Ongelukkig werd de jonge prins door de Engelschen gevangen genomen en in April 1208 vermoord, naar men wide, door den koning zelf. Daarmedc scheen het noodPhilips II verJOt over Jans hoofd opgeroepen. In 1204 werd geheel Normandie' door Phiovert Nor- lips bezet ; in 1206 volgden Anjou, Maine, Touraine en een gedeclte van mandif, Anjou, Tou- Po i tou. Dc bevolking voegdc zich gemakkelijk in de vereeniging met Frankmine en rijk, waartoc zij van oudsher had behoord ; van verzet was geen sprake, Poitou, 1202 vii;. te minder daar Philips beloofde alle bestaande rechten te zullen eerbiedigen. Zoo ging het grootste gedeelte der Fransche bezittingen voor de Plantagenets verloren. Maar juist dat groote verlies is Engeland ten goede gekomen. Daardoor toch kon zich niet alleen een nationaal Engelsch koningschap ontwikkelen, maar werden ook aan den koning de middelen ontnomen zijn groote buitenlandsche macht tegen Engeland zelf to gebruiken. Het verlies van Normandid staat in het nauwstc verband met de magna charts. Nauwelijks was deze strijd ten einde, of Jan wikkelde zich in een gcvaarlijken kamp met den Paus. Het conflict ontbranddc over de bezetting van den 289 atoel van Canterbury. Overeenkomstig het oude gebruik benoemden de kanun- atrpd van niken in 1205 een der hunnen, Reginald, tot aartsbisschop en zonden een tnagar gezantschap naar Rome om van den Paus voor her het teeken zijner waar- Innocentius digheid, het pallium, te verzoeken. Maar de koning benoemde op zijn beurt John de Grey, bisschop van Norwich. Ook deze zond gezanten naar Rome om zijn erkenning te vragen. Het ligt voor de hand, dat Innocentius de gelegenheid om het primaat van Engeland te vergeven niet liet voorbijgaan. Hij zeide een nauwgezet onderzoek toe. Na een jaar besliste de Paus, dat aan de kw unniken alleen het recht der verkiezing toekwam, maar vernietigde te gelijk de keuze van Reginald om formeele redenen en die van John de Grey als onwettig. Daarna machtigde hij de als gezanten te Rome aanwezige kanunniken om een nieuwen aartsbisschop te verkiezen en beval hun als zoodanig een der geleerdste prelaten van zijn tijd, Stephen Langton, aan. Stephen Aan dien wenk werd gehoor gegeven ; Langton werd verkozen en in Juni Langtc'n' 1207. 1207 door den Paus tot aartsbisschop van Canterbury gewijd. Natuurlijk weigerde Jan Stephen te erkennen en zelfs in Engeland toe te laten. Maar Innocentius gaf niet toe. Toen Jan aan zijn aanmaningen gee gehoor gaf, sprak de Paus in 1208 het interdict over Engeland uit. Interdict, 1208. Daardoor stonden alle geestelijke handelingen stil : geen is werd gevierd, geen huwelijk voltrokken, geen sacra lent bediend ; de klokken zwegen ; het was alsof de hand des doods op het land rustte. Jan waagde nog een wanhopig verzet ; hij conMqueerde de goederen der geestelijken, die het interdict in acht namen. Nu ging de Paus nog een stap verder en excommuniceerde éden koning : hij sneed hem van alle kerkelijke gemeenschap af. Maar Jan hield zich staande en trotseerde de kerk ; vijf ongehoorzame bisschoppen, verbande hij. De geestelijkheid in het algemeen zwichtte voor zijn bedreigingen en gehoorzaamde, maar morrend. Ook de adel verzette zich niet, maar vatte het vaste voornemen op om bij de eerste de beste gelegenheid zich schrap te zetten tegen de despotie der kroon. Al dezen tijd bleef Jan nauw met Otto IV verbonden. Daarentegen stelde Philips August zich met de Hohenstaufsche partij in verbinding. Hij was het, die aan de Duitsche vorsten voorstelde Frederik tot koning te verkiezen. Daartegen had de Paus wel zijn bezwaren, maar hij gaf zich ten slotte gewonnen ; niemand dan Frederik had kans van slagen ; hij was bovendien 's Pausen leenman en pupil. Zoo kwamen de Duitsche vorsten in September 1211 te Ncurenberg bijeen, waar zij besloten Frederik uit te noodigen naar Duitschland tc komen. Het bericht daarvan dwong Otto onmiddellijk zijn zcgetocht in Zuid-Ralie af te breken en naar Duitschland terug te keeren. Daar vond hij een krachtigen steun bij de openbare meening. Het Duitsche yolk steunde den gekroonden Keizer ; Frederik werd bovendien als werktuig van den Paus en van Frankrijk gewantrouwd. Tegen dezen stroom waren de vorsten niet opgewassen ; alien sloten zich weer bij Otto aan. Maar zijn triomf duurde slechts kort. In Augustus 1212 stierf zijn gemalin Beatrix ; daarmede was zijn band met de Hohenstaufen verbroken. Maar veel bedenkelijker was het, dat de jonge Frederik in 1212 Sicilie verliet en Frederik .aan den Rijn verscheen. Daar golfde hem de warme sympathie der Hohen- land, 1212. Alg. Gleeoh. " 19 290 staufenpartij overal tegen ; reeds den 5den December werd hij te Aken tot koning verkozen en den 9den te Mainz gekroond. Weldra waren geheel Zuiden Midden-Duitschland in zijn macht. Ongclukkig zag Otto het gevaar niet in. In pleats van zich tegen Frederik te weer te stellen, wikkelde hij zich in een oorlog, waardoor zijn gezag voor goed te loor ging. Zoodra Innocentius zag, dat Frederik in Duitschland de macht in handen zou krijgen, had hij ook tegen Jan zonder Land krachtiger maatregelen Jan wader genomen. In 1212 zette hij Jan af, schreef een kruistocht tegen hem uit en Land afgezet, 1212. belastte Philips August met de uitvoering van dat vonnis. De Fransche koning wapende zich, maar Jan ook ; weldra dreigde Philips zelfs van aanvaller te worden. Jan vond steun bij Vlaanderen en andere Nederlandsche gewesten en bovendien bij den Keizer. Maar zijn macht was slechts schijn. Nauwelijks had hij zijn leger bijeengebracht, of er openbaarde zich zulk een bedenkelijke ontvredenheid onder de baronnen, die het aanvoerden, dat de koning zich haastte het te ontbinden. Philips had bovendien den koning van Jan onder- Schotland en de hoofden van Wales en Ierland gewonnen. Jan moest toewerptzieh den Pans, geven ; hij sloot vrede met den Paus en erkende Stephen Langton ; den 15den 1213. Mei 1213 gaf hij zelfs knielend zijn kroon in handen van den pauselijken legaat en ontving ze weer terug als pauselijk leen. Maar daarmede was natuurlijk Philips August niet tevreden. Hoewel de Paus hem beval den kruistocht te staken, gehoorzaamde hij niet. Jan landde nu in Frankrijk en veroverde Angers. Hij zond hulptroepen aan den Keizer, die aan het hoofd van een groot leger, waaronder vele Nederlandsche troepen, in 1214 door de NederSlag MI landen Frankrijk binnenrukte. De toekomst van geheel West-Europa stond Bonvies, Jnli 1214. op het spel, toen het keizerlijk leger den 27sten Juli 121.4 bij Bouvines tegenover het Fransche stond. Philips had een uitstekend Leger tot zijn beschikking ; bovendien was de oorlog tegen den vreemdeling populair ; add, geestelijkheid en burgerij steunden den koning met al hun macht. Van den aanvang of was de slag dan ook ten gui.ste der Franschen beslist. Eerst vluchtten de Vlamingen ; daardoor zagen de Duitschers zich genoodzaakt terug te trekken ; ten slotte werden de Engelschen door een goed gerichte charge uit elkander gedreven. De gevolgen van dozen slag waren in meer dan een opzicht beslissend. De positie van Philips werd er voor goed door bevestigd ; niet alleen bleven de landen der Plantagenets in zijn macht, maar Vlaanderen en daardoor ook de andere Zuidnederlandsche staten kwamen geheel onder zijn invloed. Voor Otto was de nederlaag de doodsteek. Zijn partij versmolt. Onder het gejubel Frederik lk eri125 nior. der bevolking werd de jonge Frederik II den 25sten Juli 1215 naar oud gebruik nogmaals te Aken tot koning gekroond. Otto IV stierf vergetcn in 1218. Ook voor Jan was de slag bij Bouvines beslissend. Hij haastte zich voor 60,000 mark van Philips een wapenstilstand voor vijf jaren te koopen. Toen keerde hij naar Engeland terug, waar hij elks in de bedenkelijkste gisting vond. De ontevredenheid van den adel, die hij na een gelukkigen veldtocht wel had kunnen bedwingen, groeide hem boven het hoofd, nu hij verslagen terugkeerde. Openlijk vereenigden de baronnen zich onder de leiding van Stephen Langton tegen den koning ; zij verbonden zich te St.-Edmundsbury - 291 bij plechtigen eed om van den koning desnoods met geweld de herstelling van hun oude vrijheden te eischen. In Januari 1215 boden zij gewapend den koning hun verzoekschrift aan. Nog aarzelde Jan, toen de baronnen op Paschen hun verzoek herhaalden ; ten slotte vond hij den moed tot een weigering. Maar nu bleck het, hoe weinig macht hij achtcr zich had. Het geheele land kwam in opstand ; Londen en de andere steden sloten zich bij de baronnen aan. Jan moest het hoofd buigen. Op het veld te Runnymede bij Windsor kwamen den 15den Juni 1215 de koning en de baronnen bijeen. Daar werd de beroemde magna charts in een dag besproken, vastgesteld, geteekend ert omagna gezegeld. 15 Jwi11215. De magna charta, altijd terecht door iederen Engelschman hoogelijk vercerd als de hoekstcen der Engclsche vrijheid, was daartoe in den aanvang allerminst bestemd en ook niet geschikt. Zij dankte haar bestaan aan een tijdelijke crisis, die regeling behoefde. Maar eigenlijk werden aan de baronnen ° van het yolk was nog geen sprake ° geen nieuwe rechten geschonken, maar alken de oude, herhaaldelijk gesehonden, hernieuwd. De charta libertatum van Hendrik I vormde de basis van het stuk ; wat er aan werd toegevoegd, was ontleend aan de ordonnantien van Hendrik II. Dat alles werd nu vereenigd en duidelijk geformuleerd in een oorkonde. Maar haar grootste waarde ontleent de magna charta hieraan, dat wat de baronnen voor zich zelf verkrcgen, aan iederen Engelschman ten goede kwam. De voornaamste bepalingen waren de volgende : Niemand zou mogen worden gevangen genomen en gehouden, van zijn goederen beroofd of in eenigerlei opzicht worden te kort gedaan dan krachtens de wet en door den bevoegden rechter. Aan niemand zou recht logen worden geweigerd. De assisen zouden viermaal 's jaars hun omgang houden ; het koninklijk hof zou te Londen zetelené Behalvc de drie gewone feodalc lasten, die ter beschikking der kroon blevené zou geen belasting geheven kunnen worden, dan met toestemming van den raad (common council) des konings, waarin prelaten en hooge edelen persoonlijk, lagere edelen en burgers bij representatie zitting zouden hebben. Daarin liggen reeds de grondslagen van den modernen. Engelschen staat opgesloten. Verbeurdverklaring van goederen bij vonnis werd verboden. Aan Londen en de andere steden werden haar oude vrijheden gewaarborgd. Aan vrecmde kooplieden werd vrijheid van handel toegezegd. Een uniform stelsel van maten en gewichten zou worden ingevoerd. Ten slotte werd een mad van vijf-entwintig baronnen ingesteld om op de richtige uitvoering van de magna charta het oog te houden en zoo noodig den koning opnieuw den oorlog te verklaren. Dat zulk een commissic noodig was, bleek al spoedig. Met verbeten woede had Jan in de magna charta toegestemd ; hij was vast besloten ze zoo spoedig mogelijk ter zijde te schuiven. Daarbij vond hij steun bij den Paus. Innocentius III stond destijds op het toppunt van zijn macht. Hij was inderdaad het hoofd der wereld. Koningen waren zijn onderdanen ; hij verleende kronen en schepters. Duitschland, Frankrijk, Engeland, Italie, Spanjc, het oosten waren hem onderdanig. Nooit was de kerk zoo machtig geweest. Toch waren er schaduwzijden en zij ontgingen het scherpe oog van Innocentius niet. De ketterij stak stoutmoedig gebteru. 292 het hoofd op. Daar lag voor de kerk een groot gevaar, waarvan zij zich echter van den aanvang af is bewust geweest. De ketterij is in de kerk zelf ontstaan. De drang naar hervorming, die van de tiende eeuw af de kerk had doorgloeid en die het aanzijn had gegevcn aan tal van nieuwe kloosterorden, heeft ook de ketterij in het leven geroepen. Niet ieder, die naar hervorming streefde, was zich duidelijk bewust, in hoeverre zijn hervorming overeenkoinstig de kerkleer was en bleef. Nu is die grens ook voor een goed geloovig zoon der kerk nict altijd even gemakkelijk te trekken en soms eerst door de meest subtiele redeneeringen te benaderen. Dit is echter duidelijk, dat de ketterij nict van den aanvang vijandig tegenover de kerk stond, veeleer haar hervorming bedoelde. Een zuivering der kerk wenschten zij, die zich katharen (zuiveren), ketters noemden. Men kan de ketters der twaalfde en dertiende ccuw in drie soorten verdeelen : Montanisten, Panthelsten en Manichaeers. Tot de Montanisten rekent men Petro- de Petrobrusi'ersen de Waldenzen. De eersten ontleenden hun naam aan een brusiers. Zuidfransch priester, Pierre de Bruys, die in het begin der twaalfde eeuw predikte tegen den kinderdoop, de zielmissen, het coelibaat, den beeldendienst, de i iis, de transsii6stantiatie en het wereldlijk karakter der kerk ° ketterijen genoeg. In 1124 werd hij in de buurt van Arles door het woedende yolk verbrand. De sekte verkreeg een groote uitbreiding, totdat Bernard van Clairvaux door zijn vurige prediking het grootste gedeelte van haar waid enzen . bekeerde ; de overblijvenden sloten zich later aan bij de Waldenzen. Deze sekte ontleent haar naam aan Pierre Valdez of Petrus Waldus, een rijk Lyonsch koopman, die in 1178 zijn goederen aan de armen schonk en predikende het land doortrok. Zijn hoofdgedachte was de hernieuwing der apostolische kerk in al haar eenvoud. Hij kreeg spoedig een grooten aanhang ; maar door den Paus veroordecld, vluchtte hij naar Bohemen, waar hij in 1197 is gestorven. Zijn leer telde toen een groot aantal aanhangers in Zuid-Frankrijk, NoordItalie en Noord-Spanje. Zij behielden van het priesterambt alleen de prediking, verwierpen de sacramenten behalve het avondmaal, stelden het priesterschap van alle Christenen vast en verwierpen de zielmissen, den aflaat, den krijgsdienst, den eigendom en den plicht tot arbeid. Weldra ontstond er scheiding onder hen : de Italiaansche Waldenzen verlieten de kerk, de Fransche wenschten er in to blijven. In het algemeen bleven do Waldenzen beperkt tot de hooge Alpendalen, waar zij betrekkelijk vrij waren en waar zij dan ook tot op dezen dag zijn blijven wonen. Van de PantheIstische sekten noemen wij alleen de Amauricianen en de met hen verwante Broeders en Zusters van den Vrijen Geest. Maar veel Albigenzen. uitgebreider waren dc Albigenzen, wier Manichaeische leerstellingen en revolutionnaire denkbeelden voor kerk en staat beide gevaarlijk waren. Zij namen een goed en een kwaad grondbeginscl aan, waarvan alles werd afgeleid : tegenover elkander stonden God, geopenbaard door Christus in het Nieuwe Testament, de schepper van het onzienlijke, en Jehova, kenbaar uit het Oude Testament, schepper der zichtbare wereld. De zoon van Jehova, Lucifer, had een deel der engelen verleid, die in menschengedaante op aarde rondwandelen ; om deze te verlossen was een andere engcl, Christus, uit den hemel nedergedaald, . 298 maar zondcr de menschelijke natuur aan te nemen of een werkelijk mensch te zijn geweest. Daaruit volgden dan weer andcre stellingen. De menschen worden verdeeld in hen, die vatbaar zijn voor verlossing, en hen, die dat niet zijn. Alle menschelijk gezag is absoluut tc verwerpen. Alle aardsche dingen zijn te vermijden dierlijk voedsel, het huwelijk, de eigendom, de beeldenverecring, de sacramenten, de kerken. Aileen een soort doop werd door de Albigenzen behouden, het consolamentum, maar cerst op het stcrfbed tocgediend. Reeds in het begin der twaalfde eeuw kwamen deze en dergelijke leeringen voor in Italie, Frankrijk en Duitschland. Maar vooral in Languedoc vonden zij onder het wcivarende, ontwikkelde yolk een grooten aanhang. Het middelpunt was de stad Alby, waaraan dcze ketters hun naam ontleencn. In Languedoc, waar wetensehappelijk leven zich begon te ontwikkelen, waar do poezie der troubadours biocide, waar een bloeiende handel en nijverheid werd gedreven, het land, dat in beschaving stond boven het overigc Frankrijk, had de kerk nog slechts weinig invloed. Geen wonder, dat het persoonlijk geloof zich daar ontwikkelde en dat ook de ketterij kon opkomen. Het was niet alleen het lagcre yolk, maar vooral de hooge adel, die de kctterij aanhing. Hun hoofd was Raimond VI van Toulouse. Hier stond de kerk inderdaad voor een groot gevaar ; haar dreigde het verlies van een geheel land. Reedi werden de bissehoppen nit hun dioeesen verdreven, monniken uit hun kloostcrs gejaagd, priesters zelfs vermoord. Geen wonder, dat reeds Alexander III op middclen van tegenweer zon. In 1184 beval Lucius III de bisschoppen een gestrenge inquisitie in te stellen en de schuldigen aan den wereldlijken arm over te levcren. Maar dat decreet bleef onuitgevocrd. Innocentius III begrcep, dat er meer moest worden gedaan. Reeds in 1198 zond hij twee Cluniacensers naar Zuid-Frankrijk om de verdoolden door prediking tot inkeer te brengen ; later werd dat getal legaten nog vermeerdcrd. Maar het had weinig gevolg ; de ketters bleken vcrstokt. Reeds begon de Paus aan nicer doortastende maatregelen te denken, toen een onverwacht voorval van zelf tot geweld noodzaakte. In 1207 sommeerde de pauselijke legaat Pierre de Cantelnau Raimond VI om de door hem ingetrokken kerkclijke goedercn weer terug te geven. De graaf weigerde en werd daarop geexcommuniceerd. In zijn woede daarover lict hij zich den wensch naar wraak ontvallcn, die maar al tc spocdig werd vervuld. In Januari 1208 werd Castelnau door een van 's graven edelen vermoord. Dat was het sein Kmiattvht tot den beruchtcn kruistocht tegen do Albigenzen. Innocentius III excommu- tegen de niceerde Raimond nogmaals, belegde zijn gebied met het interdict en ontbond 1A20 l b8 1228. zijn onderdanen van hun ced van trouw. Ter zelfdcr tijd riep hij Philips August en do andere Christelijke vorsten op tot een kruistocht tegen de Albigenzen. De koning gaf aan 's Pausen oprocp geen gehoor. Zelfs waagde hij het om als leenheer van Toulouse den Paus het recht te betwisten over dat land te beschikken. Maar de Fransche edelen names des te ijveriger deel aan den kruistocht, evenzeer door hoop op tijdclijk gewin als door de tocgezegdc zekerheid van ecuwig heil bewogen. Als aanvoerder trad op Simon de Montfort, het ideaal van een kruis- Si mon ridder. In het dreigend gevaar gaf Raimond zich over, deed boete, gaf zijn kasteelen de Montfort. 294 aan den vijand in handen, bcloofde de kerk genoegdoening te geven en nam zelfs in Juni 1209 het kruis tegen zijn onderdanen aan. Maar zijn vazallen waren minder tot overgave geneigd ; zij boden wanhopigen tegenstand, toen Simon dc Montfort hen aanviel. Beziers en Carcassonne werden veroverd en gruwelijk uitgeplunderd. Maar toen beging de kerk een groote Pout ; zij schonk het veroverde land aan Simon de Montfort. Dat had tweeerlei gevolg vooreerst onttrokken tal van Fransche heeren zich aan den krijg ; ten andere begonnen adel en yolk van Zuid-Frankrijk zich opnieuw te weer te stellen. Vandaar dat in 1210 zoo goed als alle veroveringen verloren gingen. Nu zag ook Raimond zijn kansen weer schoon. Hij stelde zich nogmaals aan het hoofd der zijnen. De Albigenzen gavels het nict op ; met leeuwenmoed en niet zonder eenig gevolg verdedigden zij hun geboortegrond. Innocentius III zag in, dat de kruistocht een voor den naam der kerk bedenkelijk karakter begon aan te nemen. Hij schorste in 1218 de kruisprediking en riep een concilie bijeen. Maar weldra bleek het, dat zelfs de Paus den kruistocht niet meer kon stuiten. Den 12den September 1213 werd bij Muret een slag geleverd, waarin de Albigenzen volledig werden verslagen. Raimond gaf zich op genade of ongenade over ; vele zijner vazallen volgden zijn voorbeeld. Toulouse werd geschonken aan Simon de Montfort ; de kruistocht scheen geeindigd. Niet met het zwaard, maar met het machtiger wapen van het woord had reeds tien jarcn lang een jong Spaansch monnik, diep bewogen door het voortwoekeren der kettcrij, de zaak der kerk bepleit. Zijn naam was DomiDominico nico Guzman ; hij was in 1170 te Calahorra geboren en toonde reeds in Guzmn, zijn jeugd een vurige vroomheid. Na een studie van vier jaren te Valencia 1170-1221. werd hij priester en regulier kanunnik te Osma. Met zijn bisschop vertrok hij in 1206 naar Languedoc, waar hij voor het ecrst de ketterij aanschouwde. Toen besloot hij zijn leven aan hear bestrijding te wijden. Tien jaren lang predikte hij, tcrwijl de vreeselijkste oorlog om hem wocdde, bijna alleen en zonder vcel succes de leer der kerk aan de ketters. In 1215, toen de Albigenzen onderworpen schenen, spoedde hij zich naar Rome ; hij onderwierp orde der aan den Paus zijn plan om een nieuwe orde van predikers met dezelfde Dominica- functien als de seculiere priesters te stichtcn. Innocentius kcurde het goed nen, 1215. en schreef de nicuwe ordc den regel van Augustinus voor. Zijn opvolger Honorius III schonk aan de Dominicanen, zooals zij naar hun stichtcr werden den gcnoemd, den naam Predikheeren en bovendien het recht om overal te prediken en de biecht of te nemen. Toen Dominicus den Eden Augustus 1221 stierf, was de nieuwe orde geheel georganiseerd ; daarnaast was zelfs een nonnenorde en een derde orde voor leeken gesticht. Dc orde der Predikheeren was een bedelorde ; de leden waren persoonlijk tot volstrekte armocdc verplicht en dus genoopt door bedelen in hun onderhoud te voorzien. Zij was bestemd en ingericht voor de bestrijding der ketterij. Dominicus zag, hoe het geloof ondermijnd werd door allerlei dwaalleeren ; daartegen op te treden met al de handigheid eener volleerde dialectiek, met al het gewicht der wetenschap was in een tijd, toen aan de opleiding der priesters nog weinig zorg werd besteed, van deze niet te vergen. Ook de monniken der bestaande orden waren daarvoor niet geschikt ; zij ontvluchtten 295 de wereld veeleer tot eigen volmaking dan dat zij tot haar gingen om haar te bestrijden. Welbewapende, geestdriftige strijders voor de moederkerk te vormen was het doel van den heiligen Dominicus en zijn orde. Om zich aan die taak volledig te kunnen wijden, deden zij afstand van alle tijdelijke have, vestigden zich in de steden en niet, zooals tot dusverre de kloosterlingen hadden gedaan, in wildernissen en ver van de wereld ; zij predikten, zooals de Schrift het voorschreef, het Evangelie aan alle creaturen. In 1220 had Dominicus den regel van Augustinus verlaten om dien aan te nemen van ccn geestverwant, aan wien hij door een hartelijke vriendschap verbonden was. Dat was St. Franciscus. Giovanni Bernardone, om zijn smaak van Aesioié voor de Fransche besehaving Francisco genoei d, werd in 1182 als de zoon 1182-1226. van een rijk koopman geboren. Hij wijdde zich eerst aan den handel en leidde tot zijn 28ste jaar een wereldsch leven. Plotseling kwamen echter ook bij hem de bekeering. Hij begon de wereld bedelende door te trekken, als Johannes de Dooper bekeering predikende. Door zijn vlammend woord overtuigd, vocgden zich eenige jongeren om hem heen ; hij schreef hun een regel voor. Zoo kwam in 1209 de orde der Franciscanen tot stand. Reeds in 1212 nam een stadgenoote, Clara van Assisi, dien regel aan ; andere vrome maagden sloten zich bij haar aan ; haar vereenigde Franciscus tot de orde der Clarissen. Maar de toevloed naar de nieuwe orde, die de menschheid tot bekeering en daardoor tot verlossing van zonden opriep, was zoo groot, dat Franciscus zich niet verantwoord achtte om hun alien, de monniksgelofte of te vergen. Hij stichtte dus de derde orde, die der Tertiarissen, bestemd voor orde der n 1 2163é: leeken, die zonder de wereld en hun dagelijksche bezigheden te verlaten een Frauoi hcilig leven wilden leiden. De regel der Franciscanen, die zich uit nederigheid en' gewoonlijk Minderbroedcrs noemden, werd in 1223 door Honorius III bekrachtigd, die hun tevens het recht gaf om overal te prediken en de biecht of te nemen. Den 4den October 1226 is Franciscus gestorven. Dominicanen en Franciscanen beoogden hetzelfde, de bekeering der wereld door de kerk. Maar terwijI Dominicus den nadruk legde op de reinheid van het geloof en dus bestrijding der kettcrij door prediking zich ten doel stelde, wekte Franciscus de menschheid op tot innerlijke vroomheid des harten. Evenmin als reinheid des geloofs was die van de seculiere geestelijkheid of van de bestaande monniksorden te verwachten. Bij hen was de ware evangelische geest ver te zoeken. De geestelijkheid was door de zeer wereldlijke politiek der Pausen verward geraakt in allerlei tijdelijke aangelegenheden ; de bisschoppen waren vorsten geworden ; de machtsvraag beheerschte de kerk. De kloosters vormden eilandjes van vroomheid in de zee der barbaarschheid, maar van hen ging geen invloed uit. De gidsen ter zaligheid, die het yolk noodig had, mocsten van de wereld afgestorven zijn en toch in haar leven, in algeheele armoede de wereld het voorbeeld van zelfverloochening geven, te midden der menschelijke ellende zonder ophouden tot boetedoening en bekeering door woord en voorbeeld aansporen. Zoo wendden de Franci;canen zich tot het hart der menschen, waar de Dominicanen hun verstand trachtten te overtuigen. Franciscus is de zachte, innig vrome natuur, die als een liefhebbend vader tot de menschen komt en hen van zijn heerlijk 296 geloof weet te doordringen. Dominicus daarentegen is de gestrenge, wetenschappelijk gevormde meester, die door kracht van argumenten de waarheld van zijn kerkleer aan de menschheid weet op te leggen. Zoowel Dominicus als Franciscus hebben een geheele reeks opvolgers in hun streven gevonden. Geen van die alien is evenwel te vergelijken bij het tweetal, waarin zich als het ware de beide geloofshelden herhaalden, BonaBonavea. ventura en Thomas van Aquino. Bonaventura, de derde generaal der Francis1 canen, de doctor seraphicus, werd reeds op jeugdigen leeftijd voor zijn orde 12:1 '274. hoogleeraar aan de Parijsche universiteit, waar hij de bedelorden met een beroep op Christus zelf met warme overtuiging tegen alle aanvallen verdedigde. In 1257 werd hij tot generaal der Minderbroeders verkozen. Onder en door hem verkreeg de orde haar definitieve organisatie. Maar Bonaventura was meer dan een buitengewoon geleerd monnik en een uitnemend organigator ; hij was een der grootste mystieken der middeleeuwen, die de heerlijkheid Gods en de grondwaarheden van het Christendom door contemplatie Thomas van en ascese trachtte te doorgronden. Naast hem openbaart zijn tijdgcnoot, de Dominicaan Thomas van Aquino, de meer intellectualistische zijde van de 1225-12974. nieuwe beweging. Thomas, de doctor angelicus, is de grootste kerkleeraar der middeleeuwen. Zoowel in woord als in schrift heeft hij de Katholieke leer onderzocht, verdedigd en geformuleerd. Veel meer dan Bonaventura washet hem om de verstandelijke verklaring van de Heilige Schrift en van de grondwaarheden van het geloof te doen ; zijn doel was aan te toonen, dat wat de kerk geloovig als waar aannam, ook door redeneering van het verstand als waar werd bewezen. Zeer groot is het getal zijner gescluiften. De meeste bijbelboeken voorzag hij van commentaren, gelijk ook vele andere theologische en philosofische werken. Bovendien schreef hij nog zeer vele. zelfstandige theologische studien. Zijn hoidwerk is de Summa theologica, waarin hij de leer der Katholieke kerk systematisch samenvatte. Dat boek is sedert voor de kerk de grondslag, het handboek, de formuleering van haar geloof gebleven. Op Thomas steunt de geheele verdere ontwikkding van het Katholiek dogma ; voor de vaderen van Trente was hij de groote leeraar ; zijn beginselen hebben het Katholicisme beheerscht. Keeren wij tot Innocentius III terug. Zijn positie was in zijn latere jaren in waarheid een keizerlijke. Maar toch was hij veel te scherpzinnig om niet in te zien, dat er overvloedig elementen van oppositie, ook in de kerk zelf, Lateraaneoh aanwezig waren. Daarom riep hij in November 1215 een oecumenisch concilie i ril6ii.e, in het Lateraan bijeen. Niet minder dan zeventig patriarchen en aartsbisschopcw pen, nicer dan vierhonderd bisschoppen, meer dan achthonderd abten en prioren zag de Paus daar om zich vereenigd. Gezanten der koningen van Duitschland, Frankrijk, Engeland, Aragon, Castilie, Hongarije, Cyprus en Jeruzalem brachten Innocentius hun hulde. Belangrijke besluiten werden genomen tot hervorming der kerk en over de toekomst van het Heilige LandMaar niet steeds gelukte het den Paus de oppositie tot zwijgen te brengen ; Otto IV vond warme verdedigers. Maar ten slotte triomfeerde de Paus in de laatste zitting werd zijn politiek volledig goedgekeurd. Het was ook in dezen tijd, dat in Engeland de strijd opnieuw ontbrandde.. é . 297 Innocentius aarzelde niet partij voor den koning te kiezen ; hij vernietigde de magna charta en schorste Stephen Langton. Daarop vertrouwende, verzamelde Jan zijn leger en trok tegen Londen op. In hun nood riepen nu de baronnen de hulp in van Philips August. Dezc wees schijnbaar alle verbindingen met de rebellen af, maar stond toch zijn won Lodewijk toe om in Mei 1216 aan het hoofd van een leger naar Engeland over te steken en zich als koning te doen erkennen. Lodewijks troepen dreven die van Jan naar het noorden terug ; het einde van het huis van Plantagenet scheen gekomen. In deze droevige omstandigheden is Jan den 12den October 1216 gestorven. Zijn dood redde zijn dynastie. Met blijde verwachting erkenden de meeste baronnen Jans tienjarigen won Hendrik III. In zijn naam nam graaf William Hendrik III, Marshall het bestuur in handen. Ecn zijner eerste daden was de hernieuwde 1216-1272' afkondiging van de magna charta. Op dat bericht verlicpen Lodewijks troepen geheel ; bij Lincoln werd hij in 1217 geslagen ; zijn vloot werd bij Dover verstrooid. Hij zag, dat zijn kans verloren was ; bij het verdrag van Lambeth beloofde hij voor een aanzienlijke som geld Engeland te ontruimen ; zijn aanhangers werden in hun bezittingen hersteld en de vrijheden der steden nogmaals erkend. Gelukkiger dan in deze onderneming was Philips August met zijn politiek in den Albigenzen-oorlog. Naarmate de kruistocht ontaardde in een veroveringskrijg, begon hij in te zien, dat, mocht het huis van Toulouse ten ondergang zijn gedoemd, het gewenscht was, dat de Fransche kroon de erfenis aanvaardde. Zoo is het verklaarbaar, dat Philips in 1218 zijn won Lodewijk het kruis deed aannemen. In 1216 brak de oorlog opnieuw uit ; de jonge Raimond VII bleek een uitnemend veldheer, die zijn vijanden geen voet Aibigenzen. grond schonk. Door zijn bekwaamheid wist hij den strijd nog dertien jaren oorlog. vol te houden. Van de ketterij der Albigenzen was geen sprake meer ; Raimond VII was even rechtgeloovig als de Pans zelf ; hij verdedigde eenvoudig zijn land tegen den overweldiger. Simon sneuvelde in 1218 ; zijn aanspraken gingen over op zijn zoon Amaury. Nog weigerde Philips zich in den strijd te mengen, maar hij zag, dat zijn tijd rijpte. Amaury zou onmogelijk den strijd alleen kunnen volhouden ; zoodra het zoover Imam, zou de koning kunnen ingrijpen. Maar dat oogenblik heeft Philips niet meer beleefd ; hij is den 28sten Juli 1228 gestorven. Door zijn dood eindigde een der merkwaardigste regeeringen. Onder hem had de koninklijkc macht zich zoowel in de breedte als in de diepte zeer belangrijk uitgebreid. Van het groote rijk der Plantagenets was nets dan Guyenne overgebleven ; Languedoc zou als een rijpe vrucht spoedig de Capets Binn in den schoot vallen. Maar deze groote veroveringen hadden ook moreel en who politiek politick de koningsmacht sterk vergroot. De feodale adel volgde den konink- philiv: lijken standaard getrouw. De geestelijkheid was gehecl aan den koning onderworpen. Allen zagen in Philips den nationalen koning, die recht had op ieders steun. Van alle .vorsten van zijn tijd was hij het .minst onderdanig aan den Paus ; nooit heeft Innocentius III over Frankrijk beschikt gelijk over Duitschland en Engeland. Philips heeft ook beter dan andere vorsten begrepen, welk voordeel de monarchie kon trekken uit de emancipatie der burgerij, die in 298 de twaalfde en dcrtiende ceuw overal plaats greep. Geen koning heeft zooveel privilegien aan steden geschonken als hij ; onder den dekmantel van bescherming eximeerde hij steeds meer steden uit de macht van add en geestelijkheld en plaatste ze onder zijn eigen bestuur. En dat privilege werd aan de steden niet opgedrongen ; zij vroegen er om. Later zagen ook de lagere adel en de kloosters het voordeel van zulk een koninklijke bescherming in ; ook zij droegen hun rechten aan den koning op. Voor zijn steden droeg Philips dan ook uitnemendc zorg ; muren, torens, plaveisel werden in orde gebracht, handel e nijverheid bevorderd. Philips was de eerste Fransche koning, die zich aan de arbeidende klassen liet gelegen liggen. Bij de uitbreiding van het koninklijk domein werd het bestuur ervan verbeterd ; Philips voerde de baljuwen in voor het administratieve en rechterlijke beheer. Hij richtte naast zijn persoon een conseil op, een raad van aanzienlijken, waarin echter ook juristen zitting namen. Zoo krachtig gevoelde Philips zich, dat hij de eerste Capetinger was, die het onnoodig achtte zijn zoon nog bij zijn leven als zijn opvolger te doen kronen. Zoo werd de Fransche monarchie steeds krachtiger ; dat was van te grooter gewicht, daar in Duitschland de koninklijke macht juist in dezen tijd bedenkelijk begon te verzwakken. , DERDE HOOFDSTUK Keizer Frederik 11 en zijn strijd met den Paus. 1215-1250 e jonge Frederik II was al spoedig met den Paus, die zijn macht in haar grondslagen aantastte, in een zwaren strijd gewikkeld, juist toen de Fransche monarchic zich steeds meer verstcrkte. Frederik II had zijn beide ouders Frederik II, reeds vrocg verloren. Te midden van heftigen partij- 1215-1250. strijd was hij opgegroeid. Beide omstandigheden verklaren veel van zijn eigenaardig karakter. Hij werd gesloten voor iedereen en verborg zijn bedoclingen ; daarentegen vertrouwde hij niemand en vorschte steeds naar de plannen zijner vijanden. Eigen voordeel was hem het hoogste richtsnocr der politick, anderen ook daaraan to binden zijn strcven. Zoo werd hij ecn prototype van den vorst van Macchiavelli. Een koel berckenend verstand, dat alleen in het nuttige den maatstaf voor de bcoordeeling van menschen en toestanden vond ; moeilijk tocgankelijk voor andere overwegingen dan die van zijn egoistischc politick, was hij altijd bereid dc ruimste bcloften tc doen zonder het voornemen ze ooit to vervullen. Maar daarnaast bczat Frederik ook mecr verheven eigenschappen. Rijker, veclzijdiger, onafhankelijker vorst kent de dertiende ecuw niet. Op Sicilie had hij de westersche besehaving aan de Byzantijnsche en de Mohammcdaansche de hand zicn reiken ; hij was in zijn kunstsmaak een cosmopolict. De eigenaardigc, meer oostersche dan westersche zeden op Sicilie maakten hem voor een Duitsch koning minder geschikt ; hij genoot alle genietingen van het zuiden ; een formed harem volgde hem steeds. Door zijn omgang met geleerdc Muzelmannen had hij het betrckkelijke van alle godsdienstigc leerstellingen leeren inzien. Als later zijn naamgenoot Frederik II van Pruisen was hij sceptisch op godsdienstig gebied, een volkomen agnost, die in zeer scherpe tegenstelling stond tot de kerk van zijn tijd. Alleen uiterlijk was hij een vroom Christen. Beslist was daarentegen zijn liefde voor de exacte wctenschappen ; in wiskunde, natuurkunde en geneeskunde . 800 stolid hij gcheel op de hoogte van zijn tijd ; ook daardoor stond hij veel dichter bij den Islam dan bij den Paus. Hij sprak Arabisch, Grieksch, Latijn en Fransch met het grootste gemak. Zijn hof te Palermo was een middelpunt van kunst en wetenschap. Deze Duitschc Keizer was geen Duitseher meer ;altijd heeft hij zich als Italiaan gevoeld, van Italie uit het rijk bestuurd, zijn politick door Italiaansche inzichten en belangen laten leiden. In Duitschland is hij lang een vreemdeling gebleven, gelijk Duitschland hem een vreemd land was. De Duitsche belangen werden dan ook verwaarloosd ; de steden lict hij aan haar lot over ; de koningsdomeinen werden verkwist ; de koningsmacht ging te loor ; de grootc toeneming van do macht der vorstcn en de versplintering van Duitschland dagteekenen van de regeering van Frederik II. 'Poch is hij een der grootste vorstenfiguren van de middeleeuwen. Onuitputtelijk zijn de hulpbronnen van zijn gcest ; zclfs zijn verbitterdste vijanden vervult hij met eerbiedige vrecs. Een dcspotennatuur van buitengewone grootschheid in when en kunnen, was hij een vreemdcling in zijn tijd, verheven boven de bekrompenheid van tijdgenooten, cen hoogbeschaafd vrijdenker, de eerste monarch, die het begrip van staat duidelijk heeft gcvat en zonder om te zien heeft doen eerbicdigen. Hem voor het eerst heeft het helder voor oogen gestaan, aan welke gevaren staat en maatschappij door de pauselijke monarchie blootstondcn. Honoring Het spreekt van zelf, dat het bijna onmiddellijk tot den onafwendbaren In. strijd tusschen koning en Paus kwam. Vcel droeg daartoe bij, dat Innocen1216-1227. tins III den 16den Juli 1216 stierf en werd opgevolgd door Honorius die wel beneden zijn voorganger stond, maar de politick van Innocentius getrouw bleef. Van zijn kant behoefdc Frederik Honorius niet uit pietcit te ontzien. Zoo begon hij zich tc versterken en den Paus te isoleeren. Reeds in 1216 benoemde hij zijn jongen zoon Hendrik tot hertog van Zwaben ; in April 1220 lict hij hem tot roomsch koning verkiezen, apes zonder den Paus te kennen. Honorius lict zich sussen door het voorwendsel, dat Frederik slechts maatregelen nam voor den bij zijn kroning beloofden kruistocht. Zoo werd Frederik bij zijn terugkeer naar Italie den 22sten November 1221 door Honorius feestelijk begroet en tot Keizer gekroond ; hij hernieuwd.c tom zijn kruistochtbelofte. Seiner Hen- De toestand in het oosten eischte wel een krachtig ingrijpen. Na den delk, dood van Boudewijn I was zijn broeder Hendrik hem opgevolgd. Hij was een 1206-1216. hoog begaafd man, een even omzichtig veidheer als verstandig staatsman. Zijn regeering is de eenige periode van bloei, die het Latijnsche keizerrijk heeft belecfd. Dc Bulgaren werden door hem met goed gcvolg bestreden ; geheel Thracie werd onderworpen. De Grieken zelf, door Hendrik ontzien en te gemoet gekomen, begonnen zich met het Latijnsche bestuur te verzoenen. Hoog gcplaatste Byzantijnen nam hij in zijn dienst. Ook Bonifacius van Thessalonica vestigdc zijn heerschappij op vastc grondslagen ; hij voegde Thessalia en Midden-Griekenland bij zijn rijk en gaf den Peloponnesus aan twee Fransche heeren in leen. Ongelukkig werd hij reeds in 1207 gedood ; het was Phis as b M aan den Keizer te danken, dat zijn rijk voor zijn geslacht bleef gespaard. pp op el, 1208, Den 8lsten Juli 1208 wist Hendrik de Bulgaren bij Philippopel zoo volledig . 801 te verslaan, dat zij hem voor het vcrvolg met rust lieten. Aiken gelukte het hem niet Theodoros Laskaris tc overwinnen ; deze breidde veeleer zijn rijk uit, ook door groote overwinningen op de Seldsjoekken van Iconium, die hij in 1211 bij den Meander volkomen versloeg. In 1212 sloten eindelijk Hendrik en Theodoros vrede. Toch zag Hendrik in, dat zijn rijk nog zwak stond. De tegenstelling van het overwonnen Grieksche yolk en de kleine maeht van militaire bestuurders werd door het kerkgeschil verscherpt. Steeds nieuwe hulp was noodig om het rijk in stand te houden en toch kwam men nog steeds mannen te kort. Aileen de Venetianen koloniseerden op de eilanden ; hun bezittingen hebben dan ook het Latijnsche rijk lang overleefd. Hendrik stied in 1216 en werd opgevolgd door zijn zwager Peter van Cour- Peter van tenay. Deze werd cchter in Epirus gevangen genomen ; kort daarna is hij .gestorven. Zijn opvolger werd zijn zoon Robert, cen ruw, zinnelijk, traag en Robert, lafhartig vorst, ondcr wien het rijk bijna te gronde ging. Theodoros van 1210-1228 é Epirus veroverde in 1222 Thessalonica en maakte een einde aan dat rijk. Toen werd ook Thcodoros Laskaris opgevolgd door zijn schoonzoon Johannes HI Johannes Dukas Vatatzes, een bekwaam heerscher. Robert was zoo dwaas tegelijk met 1222 1255. Nicaea en met Epirus te strijden. In 1224 werd hij door beide gevoelig geslagen. Johannes thong over den Hellespont tot Adrianopel door. Ongetwijfeld zou nu het Latijnsche keizerrijk zijn vernietigd, zoo er gecn ernstig g,cschil was ontstaan tussehen Johannes en Theodoros. Daardoor werd Constantinopel nog gered. Was de toestand van het Latijnsche keizerrijk bedenkelijk, niet beter was het in Syrie geschapen. De vierde kruistocht had niet de minste hulp gcsehonken ; onderlinge twisten verdeelden de Christenen. De resten van het koninkrijk Jeruzalem wcrden bestuurd door Jan van Brienne. Maar een ernstige poging om Jeruzalem te heroveren kon ook hij niet docn. Gclukkig Saladin t. wenschte Almelik Aladil, sedert 1198 de opvolger van Saladin, niets liever 1193. dan den vrede. Maar in het westen had men het Heilige Land niet vergeten. Innocentius III was steeds bezig het heilige vuur brandende te houden. De tijden waren hem gunstig. Gaarne lieten ridders zich aanwerven voor ecn tocht naar het oosten ; de verdeeling van het Grieksche rijk verloktc velen. Bovendien vingcn de bedclorden haar werkzaamheden aan, symptoom en gevolg, maar ook weer oorzaak van wild opvlammend godsdienstig enthousiasme. Profetieen werden vcrnomen ; wonderen geschiedden ; een ecstatischc stemming beheerschte een groot deel van Europa. Een der merkwaardigste uitingcn van dat religious enthousiasme was de KInderkrniakinderkruistoeht. In Juni 1212 trad in ecn dorp bij Vend8me ecn herders- tochté 1213. knaap, Etienne, op als kruisgezant. Hij trok het land door en verwekte overal stormachtigen bijval door zijn welsprekende prediking. Langzamerhand verzamelde hij duizenden knapen om zich heen, die hem overal- volgden. Zelfs de koning kon aan de geweldige strooming geen weerstand bieden. Aan het hoofd van 80,000 kindcren kwam Etienne te Marseille aan. Daar scheepten zij zich naar het oosten in ; maar de schippers hebben hen naar Egypte gevoerd en daar als slaven verkocht. Aan den Nederrijn trad een tienjarige knaap, Nikolaas, als kruisprediker op, die weidra een hoop van 20,000 kin- 802 deren om zich verzamelde. Zij trokken de Alpen over naar Genua. Onderweg bezweken reeds velen. Te Genua kondcn zij echter geen scheepsgelegenheid vinden, zoodat zij terugkeerden. Op den terugweg kwamen de meesten om. De kinderkruistocht had dit gevolg, dat Innocentius III met nog meer nadruk de Christenheid ten kamp tegen de ongcloovigen opriep. In Frankrijk, Italie, Engeland, maar vooral in Duitschland, gordden duizenden zich aan. Maar de dood des Pausen in 1216 bracht groote vertraging ; Frederik II trok zich terug ; in Engeland braken onlusten uit ; van een algemeenen kruistocht was geen sprake mcer. Slechts kleinere kruistochten werden ondernomen. Zoo zeilden koning Andreas II van Hongarije en hertog Leopold VI Andreas n van Oostenrijk in 1217 naar Akkon. Daar verspilden zij hun tijd in langvan Hongartje. durige twisten met de Syrische Christenen. Een aanval op Jeruzalem werd VI niet ondernomen ; men had in het oosten begrepen, dat het verstandiger Leopold van Oostenrijk. was de macht der Ejubiden in Egypte aan te tasten. Maar ook daartoe kwamen Andreas en Leopold door hun gering beleid niet. Mismoedig keerde Andreas in 1218 terug. Leopold bleef op het gcrucht, dat een nieuw kruisleger in aantocht was, in het oosten. In het voorjaar van 1217 hadden zich namelijk tal van Rijnlanders en Noord-Nederlanders onder George van Wied lem Ivan en Willem I van Holland op een geweldige vloot van 800 zeilen ingescheept. Holland. Voor de Taag aangekomen, riepen de Portugeezen hun hulp in bij hun strijd tegen de Muzclmannen. Het verval van de macht der Almohaden begint met Mohammed. In 1212 trok hij tegen Alfonso VIII van Castilie op. Den 12den Juli kwam het bij Slag bij Navas de Tolosa tot een slag, waarin de Mohammedanen niettegenstaande Navas de overstelpende overmacht door de onbekwaamheid van hun Khalief Tolosa.1212. hun werden verslagen. Mohammed vluchtte naar Sevilla en vandaar naar Afrika ; van deze slag heeft de Mohammedaanschc heerschappij in Spanjc zich niet weer hersteld. Zoo hadden de Christenen de kans schoon om verder naar het zuiden door te dringen. De Nederlandsche en Duitsche kruisvaarders hebben hen daartoe vlijtig geholpen. Eerst in Maart 1218 staken zij weer in Portugal in we ; in Mei bereikten zij Akkon. Dew hulp vcrlevendigdc den moed der Christenen niet weinig. Nu kwam het eindelijk tot een grootsche onderneming, die aan de kruisvaarders gelegenheld schonk hun schoonste deugden ten toon te spreiden ; men besloot Damiate, den sleutel van het Nijldal, aan te vallen. Reeds in Mei 1218 sloegen Verovering van Jan van Bricnne, de patriarch van Jerusalem, Leopold van Oostenrijk, Mutilate. 1212/19. de graven van Holland en Wied en de grootmeesters der drie geestelijke ridderorden hun legerkamp op voor de stad. Damiate was een groote, door natuur en kunst uiterst sterke stad ; vOOr de stad stond op een eilandje een hooge toren, met de stad door een brug verbonden ; kettingen sloten den Nijl at De belegering werd weldra met alle hulpmiddelen der middelceuwsche genie begonnen. De eerste aanval was op den toren gericht, maar werd dapper afgeslagen. Nu bouwden de Friezen een nog geweldiger aanvalstoren ; met behulp van dew machine gelukte het den 24sten Augustus 1218 eindelijk den toren te veroveren. Een geweldigen indruk maakte dat glansrijke wapenfeit in oosten en westen ; Sultan Aladil stierf den 8lsten Augustus 808 van schrik. Zijn zoon Alkamil had de zware taak zijn land tegen de Christenen te verdedigen. Gelukkig voor hem zetten deze hun zege niet voort, maar rustten uit ; velen ook keerden naar Europa terug. Aan den adderen kant lokte de glorie van Damiate duizenden aan. Zwaar leden de kruisvaarders echter in den winter van 1218 op 1219 door een overstrooming van den Nijl en de daardoor ontstane smetziekten. Maar ook Alkamil zag zich ernstig bedreigd door een samenzwering, waardoor hij zelfs genoodzaakt was zijn leger te ontbinden. Zoo konden de kruisvaarders in Februari 1219 Damiate aan alle zijden omsingelen. Een zware strijd wachtte hen nog, maar ten slottc mocst Damiate toch vallen ; de verdedigingé bleek langer onmogelijk. Toen bood Alkamil den den vrede aan. Zoo de kruisvaarders Damiate wilden verlaten, bood hij hun het koninkrijk Jeruzalem met het heilige kruis en een hooge oorlogsschatting aan. Op aandringen van den pauselijken legaat werd dat aanbod verworpen, Eindelijk, in den nacht van 4 op 5 November 1219, werd Damiate veroverd. Europa jubelde over dezcn schoonen triomf ; weer ijlden duizenden naar het oosten om den verderen zegetocht van het kruis mede te maken. In het oosten zeif vrcesde men het verlies van Palestina en zelfs van Egypte. Intussehen, en deze vreugde en deze vrees was ongegrond. Damiate was onmogelijk te houden, zoo men Egypte niet veroverde en daarvoor waren de Christcnen veel to zwak. Bovendien betwistten zij clkaar den beer, voordat hij geschoten was. Zoo ging het jaar 1220 in werkeloosheid voorbij. Inmiddels maakte Alkamil zich tot een aanval gereed ; hij vestigde zich te Mansoerah. Daar vielen de Christcnen hem in Juli 1221 met een groote macht aan. Weer bood de Sultan zijn oude vrcdcsvoorwaarden aan ; weer werden zij afgeslagen. In Juli en Augustus is daar toen de beslissende kamp gestreden. Met leeuwenmoed weerden zich do Christenen ; maar weldra zagen zij zich door een overstrooming van den Nijl genoodzaakt op een cilandje terug te trekken. Daar hebben zij nog als kruisvaarders in den grooten stip gevochten ; maar hun noodlot was onafwendbaar. Overal door het water omringd, begonnen hun do levensmiddelen te ontbreken ; met gebrokc nhart smeekte koning Jan om vrede. Den 80sten Augustus 1221 sloot hij met Alkamil een verdrag, dat do kruisvaardcrs vrijen aftocht schonk, maar met ontruiming van Damiate. Zoo ging deze verovering weer te loor. De tijding van den val van Damiatc verwckte in Europa groote ontroering. Paus Honorius drong sterker dan ooit bij den Keizer aan op inlossing zijner gelofte. Maar even hardnekkig trachtte Frederik zich onder allerlei voorwendsels aan den kruistocht te onttrckken. In Maart 1228 verbond hij zich eindelijk om binnen twee jaren to gaan. Maar reeds toen was het duidelijk, dat hij iets geheel anders bedoelde dan de Paus. Hij huwde Jolantha, de dochter van Jan van Brienne, en verkreeg daardoor aanspraken op Jeruzalem. In 1225 hernieuwde hij zijn gelofte. In schijn om den kruistocht voor te bereiden, maar inderdaad om de Lombardische steden beter aan zijn gezag te onderwerpen, riep hij in 1226 een rijksdag te Cremona bijeen. Maar daar weigerden de meeste steden te verschijnen ; een bond tegen den Keizer omsloot weldra alien. Frederik vroeg op grond daarvan nogmaals uitstel, dat door Honorius nogmaals werd verleend. Val van Damiate, 1221. 304 Maar deze stierf den 18den Maart 1227 en wcrd opgevolgd door een bloedoregorius en geestverwant van Innocentius III, Gregorius IX. Hij was reeds hoogbeinvi ini. jaardt maar met jeugdig vuur bezield om de rechten der kerk uit te oefeeen man van energiek doortasten, een gevaarlijk vijand voor Frederik. nide trues- nen , tooht, Gebiedend sommeerdc de Paus den Keizer den kruistocht te ondernemen ; 1228-1229. tegelijk beval hij de Lombarden zich te onderwerpen. Zoo zag Frederik zich genoodzaakt zich in September 1227 te Brindisi in te schepen. Maar reeds na weinige dagen dwong hem een hevige ziekte weer aan land te gaan. Nu vervulde de Paus eindelijk zijn bedreiging. Overtuigd of misschien voorwendende, dat de Keizer tcrugtrad, sprak hij den ban over hem uit en belegde iedere stad, waar hij zou vertoeven, met het interdict. De uitgestelde kruistocht was echter niets dan een aanleiding ; de ware reden was de hernieuwde groci van de keizerlijke macht. Zoo begreep de Keizer het en zoo begrepen ook Italianen en Duitschers het ; niettegenstaande het drijven der bedelmonniken bleef men Frederik getrouw. Maar deze begreep, dat hij den Paus in iedcr geval het voorwendsel van den geweigerden kruistocht moest ontnemen, en scheepte zich in Juni 1228 nogmaals in. In het oosten had men na het verlies van Damiate weinig te strijden gehad, maar zich verloren in onderlinge twisten. De kansen , waren dus voor Frederik nict ongunstig. Reeds noemde hij zich koning van Jeruzalem ; reeds regeerden zijn stadhouders in sommige steden. In den zomer van 1228 regclde hij nu eerst de regeering van Cyprus en landde in September in Akkon, waar hij niettegenstaande den ban hartelijk werd ontvangen. Van den aanvang of zag hij in, dat daar veel meer door overreding dan door wapenstilstand was te bereiken. Alkamils brocder Almoeazzam was tegen zijn gebieder in opstand gekomen en dreigde zich in Syri± onafhankelijk te maken. Nog in Itali± had Frcderik met Alkamil onderhandelingen aangeknoopt ; waarschijnlijk is men toen reeds overeengekomen, dat de Keizer Jeruzalem zou verkrijgen, zoo hij Alkamil tegen zijn brocder bijstond. Deze onderhandelingen werden in Syrie voortgezet ; beide vorsten vereerden elkander geschenken. Den llden Februari 1229 werd het merkwaardige verdrag gesloten, waarbij de Keizer zonder het zwaard tc trekken Jeruzalem met Bethlehem, erusalem he rwonuen Nazareth en verder een breede strook land van Jeruzalem naar Joppe terug1229 - krecg. De sultan leverde bovendien alle gevangenen uit, waartegen de Keizer zich verbond hem tegen al zijn vijanden, ook Christenen, te helpen. Het verdrag zou tien jaren, vijf maanden en veertig dagen gelden. Welk een triumf voor den Keizer ! Hem was ten deel gevallen, wat nog geen kruisvaarder scdert veertig jaren had bereikt ; de Heilige Stad was weer in de handen der Christencn. Maar zelfs dat schitterende succes vermocht den toorn des Pauscn niet te doen luwen. Gregorius deed zelfs in 1228 onverhoeds een inval in Zuid-Italie. Toen begreep Frederik, dat hij moest terugkeeren. Maar voor hij ging, trok hij nog den 17den Maart 1229 het bevrijde Jeruzalem binnen. Den volgenden dag kroonde hij zich zelf tot koning. Onmiddellijk daarop belegde de patriarch Jeruzalem met het interdict. Nadat de Keizer overal vertrouwde stadhouders had aangesteld, scheepte hij zich naar Italie in, waar hij den 10den Juni aankwam. Daar vond hij zijn tegenwoor, 805 digheid meer dan noodzakelijk. De Paus had het grootste gedeelte van Zuid. Italie veroverd ; op Sicilie braken opstanden uit. Toen openbaarde zich Frederiks veldheerstalcnt ; in een even korten als schitterenden veldtocht zuiverde hij zijn rijk van den vijand. Thans bood hij den Paus den vrede aan. Na lange onderhandelingcn kwam doze in den zomer van 1230 to San Germano Wade van San er Gtot stand. De Keizer word van den ban ontslagen. mane, 1230. Voor Frederik kwamcn na den vrede gelukkige jaren. Steeds grooter ver- Frederik*, hief zich zijn macht in Italie en Duitschland. Met do Muzelmansche vorrSk. sten trad hij in steeds nauwere betrekking, waarvan zijn land in handel en nijverheid de rijke voordeelen plukte. Zijn vlag woei in alle havens der Middellandschc Zee. Het hof te Palermo was het schitterendste der wereld. Dc Keizer was cen der rijkste vorsten. Zijn paleizen waren vcrsierd met ales wat Christelijke en Mohammedaansche kunst kon voortbrengen. Zijn omgeving bestond grootendeels uit wijze aanhangers van den Profeet ; met hen arbeidde en philosofecrde hij. Maar ook de sehaduwzijden van het oostersche leven vond men aan zijn hof ; aan de weelderigste genietingen des 'evens gaf men zich ongestoord over. Maar Frederik II hecft vecl mecr gedaan. Hij begrecp, dat de Paus geen duurzamen vrede met hem kon wenschen, en maakte zich dezen tijd ten nutte om zijn stelling in Zuid-Italie zoo sterk mogelijk te maken. Zoo is hij de wetgever van zijn rijk geworden, de stichter van eon staatsregeling, die midden in de feodale wercld eon absoluten beambtenstaat in het leven riep. Dat was in Zuid-Italie mogelijk. Dat land was aehtcreenvolgens Byzantijnsch en Saraceensch gewecst en kende dus de feodaliteit niet. Evenmin als Byzantijnen en Saracenen hadden de Normandiers als ecn echt zeevarend yolk in Zuid-Italie het leenstelsel ingevoerd. Zoo kon Frederik, voortbouwende op de verordeningen van zijn Normandisehe voorouders, een staat scheppen, waarin do koning een onbeperkte macht uitoefende en zijn wil door een streng geschoolde ambtenarenhierarchie aan al zijn onderdanen oplegde. In zulk cen staat was van invlocd der kerk geen sprake racer. Het Siciliaansche rijk, kraehtig georganiseerd, kon de hoeksteen worden van het keizerlijk rijksgebouw, dat Frederik had ontworpen. Daar bcrustte ale macht bij den koning en zijn ambtenaren. 's Konings wil was de hoogste wet ; gehoorzaamheld was de hoogste plicht van den ambtcnaar en den onderdaan. Door een good georganiseerde politic was vcrzet onmogelijk gemaakt. Tusschen administratief, politie- en rcchterlijk gemg word goon scheiding gemaakt. Onmiddellijk onder den koning stolid het groothofjustieiarius, do voorzitter van het college der groothofrcchters, het hoofd der justitie in den uitgebreidsten zin. In de provincien stonclen justiciarii aan het hoofd der rechtspleging, de politic en dc financien, allecn van den koning afhankclijk. Vooral aan de geldmiddelen wijdde Frederik zijn voortdurende zorg. Groote domcinen leverden, nauwgezct geadministrecrd, ruime inkomsten. Daarbij kwamcn rijke staatsmonopolien, b.v. tie handel in zout, ijzer, koper en ruwc zijde. Economisch word het rijk gchccl afgesloten van de buitenwereld ; hooge in- en uitvoerrechten en accijnzen moesten worden betaald. Maar hier wijzen wij op de schaduwzijde van Fredcriks anders in vele opzichten voortreffelijk bestuurMg. Gesoh. éé 20 806 den staat ; de ontzettend hooge belastingen eischten een veel te groot gedeelte van het nationaal vermogen en hebben ten slotte land en yolk aan armoede ten prooi gegeven. Een ander euvel was de zclfs door de strengste maatregelen der regcering niet gehcel te keeren corruptie der ambtenaren. Toch was Frederiks staat een der krachtigste van zijn tijd. Beschikkend over mime geldmiddelen, aan het hoofd van cen stork leger en ecn machtige vloot, kon de Keizer den nadcrenden kamp met den Paus gerust te gemoet zien. Maar tem* Frederik zoo zijn nauwlettende zorgen aan zijn Italiaansch rijk schonk, liet hij Duitschland meer en mecr aan zijn lot over en maakte daardoor de machtige monarchie, waarvan hij droomde, voor de toekomst onmogelijk. Van veel meer gewicht voor de normale ontwikkeling van Europa was ecn krachtig Duitschland dan een krachtig Zuid-Itali'd. Door dat uit het oog te verliezen heeft Frederik II cen zware schuld op zich geladen. In Duitschland nam de vorstelijke macht steeds grootcr afmetingen aan. Bij EngeThert zijn vertrek had Frederik aartsbisschop Engelbert van Keulen tot rijksbevan Keulen. stuurder benoemd. Met verstand en energie heeft deze het rijk bestuurd ; onder hem genoot Duitschland de lang ontbcerde rust en orde. In tegenstelling tot den Keizer zelf volgdc Engelbert een echt nationale politiek. Vooral tegen het langzamerhand tot een macht ontluikende Denemarken trad hij met kracht op. Dena- Sedert den dood van Kanoet den Groote had Denemarken slechts weinig markee ' rustige tijden gekend. Engeland, Noorwegen en Zweden waren voor den Deenschen koning verloren gegaan. In 1047 reeds stierf het oude huis der Skioldungen uit. Met Swein II, een neef van Kanoet, kwam de dynastic der Esthretiden aan het bestuur. De regeering der eerstvolgo.d.: koningen werd gekenmerkt door woeste burgeroorlogen, die aan den Keizer de gelegenheid gaven zich met Denemarken te bemoeien en den koning tot een vazal der Duitsche 'croon te maken. Hendrik IV en zijn opvolgcrs hadden steeds het oog gevestigd op de Deensche zaken, die met de Saksische in nauw verband stonden. Onder ' Frederik Barbarossa was Hendrik de Leeuw daar de bekwame verdediger der Duitsche belangen. Denemarken hceft zijn hand zwaar moeten gevoelen. Om de daar geleden verliezen te compcnseeren, wendde koning Waldemar I zich naar het oosten ; hij bezette Rtigen, Usedom en Wollin, moet Danzig hebben gesticht en verhief Kopenhagen tot zijn hoofdstad. Zijn zoon Kanoet II ging nog verder ; hij veroverde Mecklenburg cn Pomm rcn. Diens broeder Waldemar II veroverde Lijfland en Esthland en stichtte Reval ; de w akkin,.. /tOostzee dreigde een Deensche binnenzce te worden. Handig maakte hij gebruik 3202 -1241. van den wench van Frederik II om Duitschland zoo spoc dig mogclijk weer te verlaten ; in 1215 stond de Keizer hem Sleeswijk en Holstein af. Engelbert zag in, dat daar moest worden ingegrepen. Hij vond in grata' Hendrik van Schwerin den wakkeren krijg>man om aan de veroveringen der Denen paal en perk te stellen. In 1223 maakte deze zich zclfs door een goed geslaagde list mccster van Waldemar II. In November 1225 gaf de koning zich gewonnen en zegelde het verdrag van Bardewieck. Schwerin en Holstein moest hij teruggeven ; alleen Rugen bleef hem van zijn Duitsche bczittingen . over. De Noordduitsche steden verkregen vrijheid van handel in Denemarken.. 807 Nog wilde hij na zijn vrijlating het verdrag weer ongedaan maken, maar de bloedige slag bij BornhOvede in 1227 besliste nogmaals te zijnen ongunste. Waldemar moest het verdrag van Bardewieck hernicuwen. Voorloopig was Denemarken machteloos. Dat succes had Engelbert niet meer belcefd ; in 1225 werd hij door eenige roofridders vermoord. Nu kwam het bestuur in handen van 's Keizers zoon De jonge Hendrik, die daarvoor geheel ongeschikt bleek. Van alle zijden bcreikten Hendrik. weldra den Keizer de klachten over zijn zoon en de toenemende anarchie in het rijk. Vermaningen baatten weinig, prikkelden veeleer Hendrik tot verzet. Dat verzet openbaarde zich in beider houding tegenover de steden. Terwijl de Keizer deze trouwe steunpilaren van het keizerlijk gezag prijsgaf aan de rijksvorsten, zocht Hendrik juist bij hen steun. In 1281 eindelijk riep de Keizer zijn won tot zich in Rah& Daar werd Hendrik wel in zijn waardigheid bevestigd, maar tegelijk verbondcn zich de Duitsche vorsten tot trouw aan den Keizer, een overeenkomst, waarvan weer de steden de kosten betaaldcn. Frederik had den steun der Duitsche vorsten des te meer noodig, daar de Lombardische steden zich in hoe langer hoe scherper verhouding tot hem stelden. Voorloopig bleef evenwel de vrede nog bewaard. Zoo kon Frederik, toen Hendrik zich niet beterde, hem zonder verzet onschadelijk maken. In 1285 verscheen de Keizer nogmaals in Duitschland. Hendrik moest zich overgeven ; hij werd in Apulie gevangen gezet, waar hij in 1242 is gestorven. Frcderik II stond in 1285 op het toppunt van zijn macht. Omgeven door de vorsten des rijks, vierde hij te Mainz een schitterende bruiloft met Isabella van Engeland. Een nicuw tijdperk van vrede en geluk scheen voor Duitschland aan te breken. Maar weldra bleek, op hoe wankele grondslagen Frederiks macht rustte ; de Lang uitgestelde strijd in Italic ving aan. De Keizer besloot na zijn terugkeer uit Duitschland ook Lombardije te onderwerpen. Hij eischte in 1286 de ontbinding van den stedcnbond ; de verwachte weigering beantwoordde hij met den aanval. Den 27sten November 1287 kwam het bij Cortenuova tot een beslissenden slag, waarin de Lombarden Ellag Oor• volledig werden vcrslagen ; zelfs de heilige vaan van Milaan viel den Keizer tennova, in handen. De meeste stcden, Milaan, Piacenza, Bergamo, Alessandria 1887. enz., haastten zich den Keizer haar onderwerping aan te bicden. Pinksteren 1288 Weld Frederik een rijksdag, waar mede talrijke Duitsche en Bourgondische vorsten verschcnen, ook 's Keizers zoon Kocnraad, die door hem met het bestuur van Duitschland werd belast. Van alle zijden boden vorsten en steden den Keizer hun hulde aan; zelfs Gcnua en Florence zwoeren hem trouw. Maar het waren de laatstc dagen van geluk, die Frederik waren geschonken. Hij begon Brescia tc belegcren, maar in October 1288 moest hij terugtrekken. Dat was het sein voor den Paus om zich tegen de Keizer te stellen. Gregorius had bovendien een bijzondere reden : Frederik had Sardinie, waarop de Paus aanspraak maakte, aan zijn lievelingszoon Enzio geschonken. Op Palmzondag 1239 sprak de Pans den banvloek over den Keizer uit. Van den aanvang of was een verzoening uitgesloten ; beide partijen hadden het Frederik .. in flan ban, op elkanders vernietiging tocgelegd zij zijn aan elkander doodgebloed. Zij 1239. 808 streden om het bezit van Italie, maar het conflict zat veel dieper : het ging ook om de wereldheerschappij. Wereldmonarchie en wereldhierarchie hebben elkander gedood, een titanenstrijd vol gruwelijke, indrukwekkende momenten. In de scherpste bewoordingen riep de Paus de Christenen op ter bestrijding van den koning der pest, van den zoon des duivels, van den aartsketter, wien de gruwelijkste misdadcn worden ten laste gelegd en tegen wien een heerleger van bedelmonniken werd uitgezonden. Van zijn kant viel de Keizer in even scherpc termen den Pans aan, wicns heerschzucht en dubbelhartigheid hij aan alle Christenen ten afschuw aanbood. Fredcriks politick in Italie was eehter nict verstandig. In plaats van de Lombarden te winnen, dreef hij zc door zijn onverzoenlijkheid in het Leger van zijn vijand. Zoo werd de Paus het hoofd van een nationale Italiaansche bewcging, die zclfs in het zuiden weerklank vond. Weldra was Frederik nog allecn zeker van Sicilie. In Noord-Italie woedde een verbitterde strijd : Milaan, Bologna, Genua, Venetic stonden aan het hoofd der partij, die zich naar de oude vijanden der Hohenstaufen die der Guelphen (Welfen) noemde. DaarOuelphen. tegenover stolid de keizerlijke stadhouder Ezzelino van Romano, een man van groote gaven als staatsman en veldheer, maar in zijn ruwe verschrikkelijkheid overal gevreesd ; hij was thans heer van Mantua, Parma, Modena, Cremona en andere steden, en het hoofd der partij, die met ccn onverklaard abibeutinm woord die der Ghibellijnen werd genoemd ; naast hem stond de jonge Enzio. Ook naar Duitsehiand plantte zich de strijd over. Daar was Frederik echter vrij wel machteloos ; al zijn krachten moesten in Italie geconcentreerd worden. Gregorius IX Weld den kamp wakker vol. Tegen Paschen 1241 riep hij ten algemeen concilic te Rome bijecn om den strijd tusschen hem en den Keizer te beslissen ; inderdaad stond de beslissing vooraf vast. Hoezeer de Pans de hcerschappij der kerk overal dacht te grondvesten, bleek ook uit zijn bestrijding der ketterij. De kruistocht der Albigenzen was in een gewonen vcroveringsoorlog ontaard. Amaury de Montfort had in 1224 zijn rechten Loclowliik VIII, overgedragen aan den koning van Frankrijk, Lodewijk VIII, den zoon van 1223-1220 ' Philips August. Hoewel niet zoo mild bedeeld met talenten als zijn vader, had hij toch bij dczen een te goede school doorloopen om niet cen goed koning te zijn. Hij ,00gstte wat gene had gezaaid. Zijn eerste onderneming was tegen Poitou gericht, dat nog aan Engeland behoorde. In Engcland was de regent William Marshall in 1219 opgcvolgd door den justiciarius Hubert de Burgh. Hij was een bekwaam man, die orde en wet handhaafde en Engeland zooveel mogelijk buiten de couflieten van het vasteland hield. Daarom verzette hij zich nict, teen Lodewijk VIII in 1224 Poitou bezette. Misschicn zou de koning ook Guycnne hcbben veroverd, zoo zijn zwaard nict elders was vcrcischt. Dc Albigenzen oorlog was opnicuw uitgebroken en schecn ten voordeele van Raimond van Toulouse te zullen uitvallen. Tot ecn nicuwen kruistocht werd besloten ; weer predikte de geestclijkheid het kruis. Maar tegen den koning was Raimond niet bestand ; Languedoc bood zijn onderwerping aan. Ecnigen tegenstand bood Avignon, dat na ccn kort beleg werd vcroverd. Spoedig bezat Raimond nog slechts Toulouse ; men erkende overal den koning als hccr. 809 Lodewijk VIII heeft het cinde van dezen oorlog niet belecfd. Hij stierf reeds in 1226 en werd opgevolgd door zijn twaalfjarigen zoon Lodewijk IX. Lodewsk Voor het cerst scdert eeuwen was de koning een kind. Dat euvel werd vcrgroot 122613 1274). door het testament van Lodewijk VIII, waarbij aan zijn jongere zonen apanages waren geschonken : Robert verkrceg Artois, Karel Anjou en Maine, Alphonse Poitou en Auvergne. Deze verdeeling was mn stap terug op den weg der Capets. Want wel waren deze apanages nauw vcrbonden aan de 'croon, maar het gevaar bestond, dat de prinsen nict altijd de belangen van Frankrijk voorstonden. Wel went de eenheid vrij goed bewaard, zoolang de bezitters der apanages zoons of brooders van den koning waren ; maar waar bleef die cenhcid, zoodra later de dynasticke band verslapte ? De prinselijke apanages hebben dan ook de koninklijkc macht belangrijk verzwakt. Als rcgentes van den jongen koning trad zijn mocder, Blanche van Castilie, Blanche Tan op. Geen wonder, dat de hoogc adel, in de laatste jaren onder het zware Cast11143. juk van het koningschap, deze gelegenhcid aangreep om zijn oude rechten te heroveren. Aan hun hoofd stelde zich Philips, een brooder van Lodewijk VIII, die het regentschap ambicerde. De adel kwam in de wapenen en stelde zich in verbinding met Engeland. Daar had Hendrik II in 1227 persoonlijk de regeering aanvaard. Hubert rkudrik de Burgh bleef wel zijn ambt, maar niet zijn invloed behouden. Zijn politick kwam herhaaldclijk in botsing met die van den koning. Terwijl de justiciarius aanspoorde om zoovecl mogelijk alle aansprakcn van den Paus op Engeland of te wijzen, zocht Hendrik den vrcde met Rome te bewaren. Terwijl Hubert den koning van den oorlog met Frankrijk trachtte of te houden, wenschtc Hendrik just ecn poging te doen de oude bezittingen van zijn huis te heroveren. Hij verbond zich dus met den Fransehen adel. De verbondenen hadden echter gcrekend buiten de regentes. Blanche bleck volkomen op de hoogte van haar taak. Kraehtig van geest, stelde zij zich vol moed tc weer. Haar kenmerkte ecn vorstelijke energie, die een slimme diplomatic niet uitsloot. Een geborcn heerscheres, bcgaafd mct zeldzaam politick instinct, heeft zij haar zoon geheel in haar gcest opgevoed. Aan haar komt de cer toe de monarchic tc hebben gered. Zij kon rekenen op den steun van den Pails en do gcestclijkhcid en van het geheele Fransche yolk. Ook Frederik II hielp haar door een striktc neutraliteit, die hij ook aan zijn vorstcn oplcgde. Met groote beslisthcid wist Blanche haar tegenstanders te verdeelen en hier door haar zwaard, daar door haar woord den add te winnen. De hulp van Hendrik III, die in 1230 in Frankrijk verscheen. kon de grooten niet baten. Het slachtoffer daarvan was Hubert de Burgh, aan wien alle tegenspocd werd geweten ; hij werd in den Tower gezct. Door zijn val was Hendrik onbelemmerd in zijn regeeringsdadcn, die meestal op een nederlaag uitlicpen. Zonder dat het tot groote vcldslagen is gckomen, heeft Blanche de feodaliteit overwonnen. Zij bereikte nog meer : zij heeft den Albigenzen-oorlog ten einde gebracht. In 1229 dwong zij Raimond tot het verdrag van Meaux ; hij verplichtte zich de muren van Toulouse en v Vermdrag nx, dertig andere stcden tc slechten, het kasteel van Toulouse voor tien jaren 1229. in 's konings handen te stellen, de ketters te vervolgen, zich met de kerk 810 De In quiente, 1229. te verzocnen en zijn dochter met een van 's konings broeders te doen huwen. Zoo was de ketterij der Albigenzen vernictigd. Maar een wederopleven van de dwaling was stcllig te vreezen. Daarom werd de bestrijding der ketterij, tot dusverre slechts incidenteel ter hand genomen, nu door de kerk naar vaste regels georganiseerd. Na den vrede van Meaux stelde in 1229 het concilic van Toulouse een verordening vast op de inquisitie, het onderzoek naar de ketterij. In iedere parochie zou de bisschop een priester en twee eerbare leeken aanwijzen, die de ketters moesten opsporen en aangeven ; geen straf mocht evenwel worden opgelegd buiten voorkennis van den bisschop of zijn plaatsvervangcr. In 1283 drocg Gregorius IX dat onderzoek op aan de Dominicanen, die in naam van den Paus hun ambt zouden uitoefenen. Eerst torn krecg de inquisitie haar eenhcid, afgescheiden van de gewone geestelijkc rcchtspraak ; te Carcassonne, Toulouse en Alby vestigde zij haar zetel. De inquisitie betrof, zooals haar naam aanduidt, het onderzoek, het hooren van verdachten en getuigen, het examineeren der stukken. Om vonnis te vellen was er een jury noodig, uit geestelijken en juristen same] gesteld ; bovendien moest het vonnis door den bisschop worden bekrachtigd. De procedure vcrschilde van de gewone ; alle getuigen, ook de anders wraakbare, werden toegelaten, desnoods onder het zegel van geheimhouding ; de beschuldigde had geen advocaat tot zijn dienst ; al spoedig werd de pijnbank gebruikt. Bij bekeering volgdc openbare herroeping (actus fidei, auto da fe) ; bij volharding in het kwaad werd de sehuldige bestraft met boetedoening, geldboete en gevangenisstraf. Kettersche geestelijken en leeken, die na bekeering in hun ketterij terugvielen, werden aan den wereldlijken rechter overgeleverd, die hen met den vuurdood en verbeurdverklaring van goederen strafte. Dat zulk een inrichting tot veierlei misbruiken kon leiden, spreekt van zelf. Zelfs onder erkenning van het recht der middeleeuwsche kerk om de ketterij te vervolgen, mag men toch de schaduwzijden van een dergelijke rechtbank en een dergelijke procedure niet over het hoofd zien. Hoe werkte Idles de denunciatie in de hand, als het gemakkelijkste middel zich van een vijand te ontdoen ? Op welke wijze konden niet getuigenissen en bekentenissen zijn verkregen ? En ten slotte welk een lokaas bood de verbeurdvcrklaring van goederen den vorsten niet ? Daarom verwondert het ons niet, dat de inquisiteurs in hun ambt werden bemoeilijkt, zelfs soms in hun leven bedreigd, dat tal van inquisiteurs zijn vermoord. Mcn vergete bovendien niet, dat de ketters niet altijd de slechtste Christenen waren, maar evenmin, dat vele hunner leeringen niet alleen de kcrk, maar ook staat en maatschappij bedreigden. Van de inquisitie was Gregorius IX de schepper. Trotsch op zijn succes riep hij, gelijk wij zagen, in 1241 een algemeen concilie te Rome bijecn. Maar de Kcizer wist het door een stouten greep te beletten. Meer dan honderd prelaten, die zich in April 1241 te Genua naar Rome hadden ingescheept, werden door de keizerlijke vloot overvallen en krijgsgevangen gemaakt. Een geweldigen indruk maakte dat felt over de geheele wereld. In Lombardije wonnen do Ghibellijnen ; uit Duitschland ging geen bisschop naar het concilie. In Rome zelfs stak de keizerlijke partij het hoofd op. In den zomer van 1241 trok Fredcrik daarom tegen Rome op ; reeds was hij tot Spoleto genaderd, 811 toen de tijding van een verschrikkelijk gevaar hem uit Duitsehland bereikte, den inval der Mongolen. De inval der Mongolen in West-Azi6 en Oost-Europa is een der grootste De Monrampen geweest, die deze landen hecft getroffen. Maar vooral de Mohamme- sown. daansche landen hebben daaronder verschrikkelijk geleden ; hun beschaving heeft ecn knak gekrcgcn, waarvan zij zich niet weer heeft hcrsteld. Al had doze beschaving in de dertiende ecuw haar hoogsten bloci reeds overleefd, zij was nog Ievensvatbaar genoeg ora voor de toekomst nog goeds to beloven. Am' deze verwachtingen is door de Mongolen een einde gema.akt ; waar zij hebben geheerscht, heeft de beschaving nooit weer kunnen opbloeien. De Mongolen of Tartaren, het groote yolk van Turkschcn stam, hebben eeuwen Lang de steppen van Midden-Azie bewoond, voordat zij in de geschiedenis hebben ingegrepen. Dat word ecrst mogelijk door hun opperheer Temoedschin. Deohinsis Deze was omstreeks 1155 als zoon van een Mongoolschen khan geboren. Reeds khan. omstreeks 1175 komt hij voor als hoofd van zijn yolk, het krachtige, verme- 1175° "21 ' tele, maar wreede en onbeschaafde ruitervolk. Temoedschin onderscheidde zich slechts wcinig van de massa ; alleen bezat hij al haar eigenschappen in hoogere mate, de dapperste ondcr de dapperen, de wreedste onder de wreeden. Weldra had hij in Midden-Azie over honderdduizenden gewapende ruiters to gebieden. Langzamerhand onderwierp hij alle stammen aan zijn gezag ; omstreeks 1203 werd hij door hen tot khan geproclameerd. Het eerst wendde hij zich toen tegen de Turksche stammen aan de Boven-Jenissei en Irtiseh en overwon hen. Na de onderwerping van allcrlei nomadenvolken werd de reeks dezer oostelijke krijgstochten afgesloten door de verovering van het stroomgebied van den Hoangho in 1206. Na al deze tripmfen riep Temoedschin een algemeene vergadering van de aanvoerders van zijn yolk bijeen. Daar word hij plechtig tot Dschingiskhan (grootvorst) van alle Mongolen geproclamcerd. Zijn residentie vestigde hij in het oude Karakoroem. In 1211 wendde hij wederom zich tegen China, dat destijds in twee staten was verdeeld. De Chineezen boden wanhopigen tegenstand ; maar langzamerhand werd het geheele land onder de gruwclijkste verwoestingen verovcrd. In 1218 was het Noordchineesche rijk bezet ; ter zelfder tijd viel ook het Zuidchineesche. Zoo gehoorzaamde het grootste gedeelte van Azie den geweldigen Dschingiskhan. Het scheen, dat nu het hoogtepunt was bereikt ; aan het oorlogvoeren kwam een einde ; Dschingiskhan trad in vriendschappelijke betrckking tot sjah Mohammed van Khowaresmie. Deze had daar in 1210 op de puinhoopen van andere staten aan den Oxus een machtig rijk gesticht ; ook hij gcbood als Dschingiskhan over honderdduizenden krijgers. Maar niet lang duurde de vrede. De Khalicf van Bagdad dreef in 1218 den Mongool tot den oorlog met Mohammed aan, niet vermoedende, dat hij daardoor zijn eigen val voorbereidde. Wel verdedigdc Mohammed zijn rijk met bekwaamheid en energie, maar tegen den Mongoolschen stortvloed was hij niet opgcwassen. Bokhara, Samarkand, Balkh en andere steden gingen in de vlammen op. Tegenstand was vruchteloos. Mohammed stierf op de vlucht in 1221. Tien jaren lang heeft zijn zoon Dsehelal-ed-din den Islam nog dapper tegen de ongeloovigen verdedigd, maar ten slotte viel Perzi— in hun handen. In 1227 812 stierf Dschingiskhan en werd opgevolgd door zijn zoon Ogotai, die geheel zijn vader gclijk was. Tot zelfs in Klein-Azie, Armenia, Mesopotamia en Syrie drongen de Mongolen door ; de schrik van hun naam vcrlamde alien tegenstand. Niet alleen met Azie vcrgenocgdcn de Mongolen zich. Reeds in 1222 vet.schencn zij in Zuid-Rusland ; het land der Alanen werd uitgemoord. Daarna wenddcn zij zich tegen het Russischc rijk. In 1228 werden de Russen bij Kalka volledig verslagcn. Maar voorloopig zetten de Mongolen hun toeht niet voort. Eerst in 1285 besloot Ogotai ook Europa bij zijn onmetelijk gebied te voegen. Hij zond in 1287 zijn broedcr Batoe uit om allerccrst Oost-Europa to veroveren. Rusland werd verwoest ; Moskou en andere steden werden verbrand ; Wladimir, de hoofdstad, wcrd uitgemoord ; in 1240 viel Kiew. Rusland had als staat opgehouden te bestaan ; slechts kleine vorstendommen bleven onder Mongoolsch oppergezag over. Als door onbewusten aandrang gedreven, schoven de Mongolen hun troepen steeds verder naar het westen voort. Polen en Hongarije stondcn het eerst aan hun verwoestingcn bloot. In Maart 1241 stond Batoe reeds op Hongaarschen bodem. Daar kon men evenmin als in Rusland den zicdenden lavastroom wccrstand bieden. Voordat hij nog tijd had gehad zijn troepen te verzamelen, was koning Bela IV reeds cen vluchteling buiten zijn rijk. Polen, Silezie, Moravid, zelfs Dalmati— en Servie werden door Batoc doorkruist. De Europeesehe bcschaving dreigde door doze barbaren verzwolgen to worden. In deze omstandigheden wendde Bela zich tot het wereldlijk hoofd der Christeitheid, den Keizer. Hij wilde zijn 'croon als keizerlijk leen dragen, zoo Frederik hem tc hulp kwam. Doze zeide zijn steun toe, niet alleen daar hij het gevaar inzag, maar ook daar dat ecn vcrzocning met den Paus mogelijk maaktc. Maar zoo hoog gingen 's Pausen gedachten niet ; hij wcigerde den door Frederik aangeboden vrede. Hij kon dat des to geruster doen, nadat uit Duitschland het bericht was gekomen, dat de Mongolen den 9den April Slag bU 1241 bij Liegnitz slag hadden geleverd. Wel hadden zij daar hertog Hendrik liegnitz, van Silezie en zijn ridders verslagen, maar door den heldheftigen tegenstand 1241. waren zij zoo verzwakt, dat van ecn verder voortdringen geen sprake meer was. Batoc trok naar Rusland tcrug. Zoo was de slag bij Liegnitz toch in zijn gevolgen een overwinning. Het geluk wilde, dat de Mongolcn na hun terugtocht zich niet wcder naar het westen hebben gewend. Nog in 1241 stierf Ogotai ; over de opvolging ontstonden twisten ; Batoe liet het westen aan zijn lot over. Aan do redding van Europa hadden de ridders der Duitsche Orde ecn belangrijk sanded. Hun aanwezigheid in Duitschland houdt verband met de voortzetting der vroeger besproken Duitsche kolonisatie langs de Oostzee. Daar ging alles uit van Lubeck, de stichting van Hendrik den Leeuw. Duitsohe kolonisatie Weldra wcrd Lubeck cen der grootste, weldra de grootste handclsstad aan aea de Oostzee. de Oostzee. De handclsbetrekkingen hebben echter ook andere dan economische gevolgen gehad, kolonisatie en politieke machtsuitbreiding ; daaraan wcrkten vorsten, gccstelijken, ridders, burgers en boeren mede ; ook zijn alle Duitsche stammen erbij betrokken, zoodat hier van een waarlijk nationale daad kan worden gesproken. Ogotal, 1227-1241. 313 Dat optreden der Duitschers in de Oostzee is des te merkwaardigcr, daar maim het geheel nieuw was ; tot het begin dcr twaalfde ceuw beheerschten Denen en Slaven de Oostzee ; dc groote zeeweg liep langs Seeland en Schoncn door de Sont naar Wisby op Gotland en vandaar naar Nowgorod. Eerst met de stichting van Lubeck begint seer snel do opbloci van den Duitschen handel op de Oostzee. Reeds in 1163 besliste °endrik do Leeuw cen geschil tusschen Outlanders en Duitsehcrs te Wisby ; hij noodigt clan ook Russell, te Lubeck handel te komen drijvcn en Goten, Noren en anclere volken schenkt hun privilegien. Omstreeks 1190 zijn de Duitsche kooplieden in geregeld verkcer met Nowgorod ; in 1199 verkrijgen de Duitsehers daar voorrechten ; daar ontstnnt ecn Duitsche factorij. Spocdig bemerkte men editor, dat do weg naar Rusland over Wisby een omweg was ; men bcgon dus rechtstrecks op Rusland te varen. In 1165 reeds vestigden zich Duitsche kooplieden aan den mond van de Duna ; op den koopman volgde tie zendeling. In 1186 werd het bisdom Lijfland opgericht. In 1198 verkrceg bisschop Albert daarvoor privilegien van Innocentius III ; in 1201 werd Riga als zetel van het bisdom gesticht. Albert riep uit Duitsch- Riga. land riddcrs en edelcn op ter kruistocht tegen de hcidenen. Uit hen vormdc hij een nieuwe geestelijke ridderorde, do Zwaardorde, die het land tegelijk zwaardorde moest veroveren en bekeeren ; natuurlijk werd Albert de grootmeester, aan wicn Philips van Zwaben het land in leen gar. Behalve Lijfland werd in korten tijd Esthland veroverd en gewclddadig bekeerd. Zoo ontstond daar dus, ver van het vaderland, ecn Duitsche kolonie over zee. Maar cen bezwaar was het van den aanvang af, dat er lang niet genoeg kolonisten aankwamen om het geheele gebied tot een Duitsch land te maken. Daarbij kwam een sterke uitbreiding dcr Decnschc macht in het laatst der twaalfde eeuw, seer gevaarlijk voor de Duitsche kolonisatic en zelfs voor Lubeck ; wij wezen boven op de veroveringen van Waldemar II, waartegen eerst Engclbert van Keulen een dam wist op to werpcn ; de slag bij Bornhtivede deed hem voor goed vallen. Daardoor werd geheel Noord-Duitschland van de Deensche overmacht bevrijd. Ook do Zwaardorde kon Lijfland en Esthland, dat zij aan Waldemar had verloren, weer heroveren ; ook Oesel en het door de Dcnen gestichte Reval vielen in haar handen. Maar spoedig daarna geraakte de Zwaardorde in verval ; zij werd evenwel gered door een anderen Duitschen kolonialen staat, dicn der Duitsche ordc. Tusschen Weichsel en Memel woonden de heidensche Pruisen, in vele stam- Pruirien. men verdeeld. Van oudsher werd handel op dat land gedreven door Noren en Denen over zee, door Polen over land. Pogingen om Pruisen te bekeeren waren steeds mislukt ; Adalbert viol daar als martelaar. Eerst in het begin der dertiende eeuw begon do bekcering opnieuw, toen met succes s hoewel steeds met vcrzet. Zoo kon het denkbeeld ontstaan do Duitsche orde in Pruisen een geheel nieuwc taak to geven. De Duitschc ordc, in 1191 als hospitaalorde door den Paus bevestigd, was De Duitsob. reeds in 1198 naar het voorbeeld der Johannieters omgezet in cen geestelijke orde. ridderorde. Zij vond evenwel in het Heilige Land wcinig meer to strijden en vestigde zich daarom in 1211 in Zevenbergen, waar zij krachtig heeft gear- 814 beid aan de Duitsehe kolonisatie. In 1225 word zij daar evenwel door den koning van Hongarije verdreven. Toen deed de grootmeester Herman von Salza, een vriend van Frederik II, een stouten, gcnialen greep. Van den Keizer en den Paus verkreeg hij machtiging om de orde van Zevenbergen naar de Oostzce to verplaatsen. Pruisen werd kerkclijk losgemaakt van Polen en onmiddellijk onder pauselijk gezag gesteld ; het word towns als keizerlijk leen aan den grootmeester gesehonken. In 1281 verschenen de eerste ridders in Pruisen ; zij kwamen over land over den Weichsel ; daar word dadelijk de Duitsche stad Thorn gesticht. Op den oprocp van den grootmeester bcgonnen al spoedig Duitsehe kolonisten naar het nieuwe gebied to stroomen, dat dadelijk na de verovering door de ridders door boeren en burgers word bezet. Van het binnenland uit werd ten slotte de zeekust vcroverd ; daardoor kreeg men onmiddellijke overzeesche bctrckkingen met Noord-Duitschland, Denemarken en Zwedcn, ook met Lubeck, Wisby en Riga. Daar was ook na de verdrijving der Denen de Duitsche heerschappij nog niet weer stevig geworden. Wel drong de Zwaardorde in Koerland door, maar tegclijk verzwakte zij zich door onderlinge twisten. Zoo Iced zij in bU 1235 bij Bauske een geweldige nederlaag in den strijd tegen de Russen en Slag Litauers. De orde is dozen slag niet weer tc boven gekomen ; wat er nog van de ridders was overgebleven, werd opgenomen in de Duitsche orde, die ook haar gebied overnam. Zoo drong de Duitsche orde steeds nicer naar het oosten door. In 1251 werd Memel gesticht als bindend lid tusschen Pruisen en Lijfland. In 1254 volgde de stichting van Koningsbergen. Omstreeks 1260 was de verovering van Pruisen voltooid. Natuurlijk was toen nog lang nict alles vast georganiseerd. Eerst in 1809 verplaatste de grootmeester zijn zetel naar den voor hem gebouwden MarienDe Duitaohe orde to burg. Toen was de germaniseering natuurlijk reeds lang in vollen gang ; zij ging hier uit van de steden. Handelssteden kwamen spoedig op, omdat het nieuwe land voorecrst nog zeer veel invoer van allcrlei producten noodig had. Zoo werd Pruiscn van den aanvang of een eigenaardig stedenland met veel handel, ook uitvoerhandel. De steden genoten een ruime zelfstandighcid ; hun zelf gekozen overheden behoefden alleen de bevestiging van den grootmcester. Werden de steden zoo zuiverc Duitsche koloniale steden, op het platte land werdcn de Pruisen uitgeroeid of onderworpen, d. i. tot lijfeigenen gemaakt. Daar bleef dus de seheiding van ras en geloof, ook van maatschappelijke positie en recht ; alleen de Duitschc Christenen waren daar vrij en cdel, de Slavische heidenen lijfeigen. Niet overal was de toestand evenwel zoo ; vrije Duitsche kolonisten vestigden zich ook uit deelen van het oude vaderland ; zij stichtten nieuwe dorpen, zooals vroeger in Brandenburg, onder leiding van een locator. Zoo werd daar eon nieuwe staat gesticht met eon stork, zelfbewust, heerschzuchtig gcslacht, trotsch op zijn succes, despotisch. Ook dat komt uit in het karakter van de orde en zijn staat. Ook deze staat was tegelijk geestelijk en militair, soeiaal goed doordacht, politick ook vooruitstrevend ; voorzichtig geleid, vereenigde do orde alle elementen in zich voor een diep ingrijpende, ook fiscaal strenge, maar juist daardoor goede, heilzame regeering. Doze ' 815 geestelijke ridders, oorspronkelijk kruisvaarders, middelecuwers, werden moderne menschen in het administreeren van een groot land, knappe staatslieden en financiers, vol trouwe zorg voor de economischc belangen van hun land. Op militaire leest gcschocid, wcrd het land juist daardoor goed bestuurd ; de ridder, die op zijn burg deels als lecnman, deels als ambtenaar zijn district bestuurde, was geen dicnaar van een worst, maar van cen gcmeenschap, waarvan hij zelf deel uitmaakte ; het Wang der ordc was zijn eigen belang. Ook waren de riddei s tevens geestelijken ; zij bcschikten daardoor over alle kennis en ervaring van hun stand. Zoo ontstond hier reeds in de middeleeuwen een moderne staat net moderne instellingen en ecn goed ambtenarencorps, allcen te vergelijkcn met den staat van Frederik II in Zuid-Itali•. Frederik H heeft na den slag bij Liegnitz den strijd met den Pans zoo scherp mogclijk voortgczct. Een verademing scheen het, dat Gregorius IX den 2lsten Augustus 1241 stierf. Eerst twee jaren daarna, den 24sten Juni 1248, werd een nicuwe Paus, Innocentius IV, verkozen. Deze uitkomst was iêê, . voor den Keizer seer onbevredigend. Innocentius was een man van groote Una ITé 1249-1964. bekwaamheid en onbesprokcn wandcl, maar bleek even onverzocnlijk als zijn voorganger, heerschzuchtig en despotiek. In hem verloor de Kcizer een bevrienden kardinaal om een vijandigcn Paus te winnen. Nog bleef Frederik eerst voorkomend jegens hem ; hij zond gezanten om den Paus zijn vredelievende gezindheid te betuigen. Wcrkclijk begonnen er vredesonderhandelingen. Maar de Paus stelde zcer hooge cischen ; van aanneming scheen geen sprake te kunnen zijn. Toch gaf Frederik in Maart 1244 zijn toestemming. Evenwel gelukte het den Pans de onderhandelingen op zijpaden te brengen, waar zij ten slotte doodliepen. Zoo had Innocentius zijn doel bereikt ; hij verliet Rome en scheepte zich naar Frankrijk in. Hij vestigde zich te Lyon, waar hij tegcn St.-Jan 1245 een algemcen concilie bijeenricp. Hoe stond nu de koning van Frankrijk tegenover dat optreden van den Pans ? Lodewijk IX had in 1282 zelf de regeering aanvaard. Deze koning, dien de kerk onder haar hciligen heeft opgenomen, was stellig een der uitstekendste vorsten. Reeds bij zijn leven gold hij voor den besten koning der Chris- Lodemtil Ix. tenheid ; aller oogen werden door hem getrokken ; vcler penmen beschreven zijn persoon en zijn leven. Met zijn hooge, forsche gestalte, zijn gczond, blozend gelaat, zijn vroolijke opgewektheid, zijn toegankelijkheid, zijn beminnelijke openhartighcid had hij weinig van een asceet. Integendeel nam hij met genoegen deel aan de jacht en spreidde gaarne weelde ten toon. In den oorlog was hij een middelmatig veldhccr, maar een dapper soldaat. Doch vooral moreel staat hij seer hoog, het voorbeeld van wat men kan noemen alle middeleeuwsche deugden. Vroom Christen, innig geloovig en oprecht aan de moederkerk en haar dienaren gehecht, was hij in dat opzicht, gelijk ook moreel, de tegenvocter van den Keizer ; in de zorg voor het heil zijner ziel nauwgezet als cen monnik, was hij altijd bercid voor het geestelijke het tijde1 ijke op te offeren. Bij zijn buiten- en binnenlandsehe politick, bij zijn wetgeving was hij voor Mks Christen, nog meer dan koning, de vader des yolks, altijd ijverig om de belangen van al zijn onderdancn te bchartigen en de wetten door iedereen to doen eerbiedigen, in Cell woord de personificatic 81 8 van orde en wet. Daardoor kon hij ook, wat do gccstelijkheid soms in zulk een heiligen koning bevreemdde, met klem do rcchten van zijn kroon en van den staat, ook tegenover den Paus en de kcrk, handhaven. Lodewijk aanvaardde de resultaten van Philips August zonder voorbehoud. Diens organisatic werd onder zijn kleinzoon verder uitgcbreid. Wel besnocide Lodewijk de stedclijke privilegien, waar zij inbreuk dreigden to maker op het koninklijk gezag, maar omgekcerd nam onder hem de invlocd der burgers in do rcgeering zeer stork toe. Philips August was reeds begonnen naast de edelen ook enkele juristen in zijn rand op to nemcn. Zij waren burgers, die aan do groote rcchtsscholen to Bologna hadden gestudeerd en vandaar waren gekomen, doordrongen van de beginselen van het Romeinsche recht. Dat recht. dat het recht der Romeinsche keizers was, kende den staat uitsluitcnd als een onbeperkte macht, wanraan alle staatsburgers en corporation vollcdig ondcrworpen waren ; tegenovcr het recht van dezen despotisehen staat gold goon ander. Zulk cen recht was juist wat do Fransehe koningen noodig hadden, niet om nieuwe toestanden to scheppen, maar om ecn juridischen ondergrond to schuiven onder de macht, die zij bcgonnen uit to ocfenen, de instelI ingcn, die zij bezig waren to scheppen. Zoo gal het Romcinsche recht een. passenden rechtsgrond voor wat feitelijk bezig was zich to ontwikkelen. De koning handelde ; do juristen bcweren uit het Romeinsche recht, dat hij bcvoegd was aldus te handelen. Zoo kon de koning de oude redden van den add inperken, die der kcrk intoomen, die der stcden zelfs besnoeien zonder daardoor aan hot recht to kort te doen ; immcrs door zoo te handelen, steundc hij op het hoogste recht, dat van den staat, dat immers volgens do juristen onaantastbaar, onvervrecmdbaar, ondeclbaar en onschendbaar was. Dat do koning zoo tegen het historisch geworden recht inging, spreckt van zelf, maar cvenzcer, dat de tijden rijp waren geworden voor de beperking, zclfs de vernictiging van do talrijke privilegien, die zoo karakteristiek zijn voor den middelceuwschen staat. Maar zij hadden geen vaste, veilige rechtsorde kunnen scheppen, omdat er ten slotte geen gezag meer bestond, dat die algemeene rechtsordc had kunnen handhaven. Zoodanig gezag Icon het Fransehe koningschap alleen worden, zoo het naar de beginselen van het Romcinsche recht zich stclde boven het historisch geworden recht der privilegien. Daarom voldeed het Romeinsche recht ook aan den eisch des tijds staat en inaatschappij waren er rijp en ontvankelijk voor. Lodewijk de Hcilige riep gaarne en moor nog dan zijn grootvader den mad der juristen of Icgisten in ; zij werden zijn voornaamste ministers en ambtenaren. Ook kwamen cr steeds meet zitting ncmen in den koninklijkcn raad. In verband daarmede staat het stellig, dat doze raad zich in den loop der derticnde ceuw splitstc in drie afdeclingen, die welhaast zelfstandige lichamen werden. De cerste afdceling bled den ouden naam van grand conseil du roi bchouden zij was cen raad van state, in hoofdzaak adviseerend in politicke en administratieve zaken. De twecde afdceling was het parlement, waarnaar de oude rechterlijke function van den koning overgingen en dat moor en meer een zelfstandig hooggerechtshof werd. Naarmate het koninklijk gezag zich uitbreidde, werden ook in andere stcden van Frankrijk parlemen- 817 ten opgericht. Maar het parlement van Parijs blecf toch het voornaamste, ook omdat het van den ouden koninklijken raad nog belangrijke politieke rechten had overgehouden. Het bezat het recht van registratie der koninklijke decreten en knooptc daaraan het recht vast om zich naar aanleiding daarvan tot de kroon te wenden (droit de remonstrance), zelfs om, zoo noodig, de registreering dcr decreten te weigcren en er dus den wettelijken grondslag aan to onthouden. De derdc afdeeling van den oudcn koninklijken mad werd gevormd door den raad van financien, die tevens de functien van eon rekcnkamer uitocfende. Den adel bleef Lodcwijk onder den duim louden ; zijn moreel gezag weerhield bovendien menigeen van verzet. Hij omgaf de kroon met een !ulster, met een heiligenschijn, die aan de koninklijke macht bclangrijk ten goede kwam. Voor dezen koning bogen zich alien, ver buiten Frankrijks grenzen. Maar uit den aard der zaak kon zelfs de vredelievende Lodewijk nict elken strijd voorkomen. Met Engeland waren cr allerlei mocilijkheden. Een ding was in den regel wel to vinden. Dc ado! van Poitou kwam in 1241 in verzet tegen Lodewijks broeder Alphonse ; weldra sloten zich andere cdclen en vorsten bij dezc heeren aan ; naar gewoonte zochten en vonden zij steun bij den koning van Engcland. Hendrik III was nict ontbloot van goede eigenschappen. Hij is de stich- Honarik ter van Westminster Abbey. Hij was de beschermer van kunst op velcrlei gcbied ; troubadours waren zeker van een goede ontvangst aan zijn hof. Op zijn bijzonder !even viel wcinig to zcggen. Maar hij miste staatkundige bekwaamhcden. Veranderlijk en altijd handelend onder den indruk van het oogenblik, nook meester van zich zelf, miste zijn regeering vastheid on beginscl. Met den schijn van het koningschap was hij tcvreden. Als alle zwakke karakters was hij soms stijfhoofdig tot het belachelijke toe. Van zijn aanspraken op Frankrijk gaf hij geen enkele prijs ; door de magna charta rekende hij zich nict gebonden. Hij wilde onbcperkt koning zijn, althans schijncn ; het cenige gevolg was, dat een bende bcrooide Fransche edelen het rijk ten cigen bate uitbuitte. Verzet vond Hendriks wanbestuur cchter voorloopig weinig ; den Engclschen ado!, die de handhavcr der magna charta mocst zijn, ontbrak een leidend hoofd. Zoo kon Hendrik voortgaan zijn luimen to volgen. Niettegenstaande hem de middclen daartoe ontbraken, gaf Hendrik in 1242 gehoor aan do roepstem dcr Fransche vorsten. Maar do veldtocht cindigde jammerlijk. Lodewijk lieroverde Poitou en versloeg Hendrik volledig. Spoedig word do vrede gesloten ; Alphonse behield Poitou. Zoo was Lodewijk mcester van zijn rijk, toen in 1245 de Paus in Frankrijk vcrscheen. Dc koning beyond zich in eon moeilijke positie. Hij koesterdc alien cerbied voor den Paus, maar hij begrcep ook, welke groote bclangen de Keizer verdedigde. 'Poch kon hij niet andere dan den Paus met den hem verschukligden eerbied ontvangen on hem zijn bescherming verzekeren. Zoo 2 van kwam dan den 28sten Juni 1245 het concilie van Lyon bijecn. Officieel was Lyo cin.1 el n. het bijcengeroepen om to beraadslagen over den toestand van het oosten do aanvallen der Mongolen ; maar het Week al spocdig, dat het alleen de schcrpste cdicten van Innocentius IV tegen den Keizer zou hebben to sane- 318 tioneeren. Frederiks toestand was kritiek. Wel waren Duitschland en Engeland op het concilic zoo goed als niet vertegenwoordigd, maar dat maakte 's Pausen invloed des te grooter. Met geestdrift schildcrde deze de nooden der kerk, die hij met de vijf wonden van Christus vergeleck : de ontaarding der gcestclijkhcid, den overmoed der Saracenen, het schisms der Griekenê de wreedheid der Mongolen, ten slotte de vervolging der kerk door den kettersehen, ontuchtigen, meineedigen Keizer. Niettegenstaande de verdediging van den door Frederik gezonden Thaddaetts van Suessa werd de Keizer in de heftigste bewoordingen als een twecde Herodes, bevlekt met alle ondcugden en schu'dig aan alle misdaden, van zijn waardighcden ontzet, terwijl zijn onderdanen van hun eed wcrden ontbonden en zijn aanhangers met den ban werden bedreigd. Terwijl de Paus zich zelf de beschikking over Napels en Sicilie voorbehield, noodigde hij de Duitsche vorsten uit ecn nieuwen koning te verkiezen. Frederik beprocfdc te redden wat te redden was. Van Italie kon hij meester blijven ; daar hicld hij den strijd vol. Maar Duitschland ging grootendeels voor hem verloren. De aartsbisschoppen van Keulen, Mainz en Trier stelden zich aan het hoofd der vorsten, die nu voor goed over de keizerIijke macht wilden triomfeeren. In Mei 1246 werd landgraaf Hendrik Raspe Hendrik llaepe yan van Thuringen door eenige vorsten tot koning verkozen. Zijn gezag werd Thuringen, é veroorzaakte 1246. bi jna naalleen in Zted-Duitschland erkend ; maar zijn op een woesten burgcroorlog. Zoo begon de smartelijke periode van het interregnum, waarin met oide en wet ook de maatschappelijke bloei van Duitschland te loor ging. In 1246 werd Kocnraad, Frederiks zoon, door Hendrik verslagcn ; maar cen straal van hoop scheen voor de Hohenstaufen, toen Hendrik in Februari 1247 stied. Het was nog niet zeker, dat men een opvolger zou verkiezen ; ecn overwinning des Keizers scheen voldoende om hem de zcge te verschaffen, te racer daar Lodewijk IX en Hendrik III hoe langer hoe meer zich aan zijn zijde begonnen tc stencil. Maar doze overwinning bleef uit. Integendeel werd de Keizer den 12den Februari 1248 bij Parma geheel verslagen. Zijn zaak was verloren ; de Paus sprak van een Godsgericht. Overal verhieven zich de vijanden der HohenII Willem LI staufen. In Duitschland werd in 1248 door de geestelijke vorsten Willem van Holland van Holland tot koning verkozen, die rijkelijk door den Paus werd onder1248-1256. steund. Hoe wcinig macht Willem ook had ± zelfs zijn kroningsstad Aken kon hij eerst na ecn langdurig beleg in handen krijgen zijn optreden Weld den burgeroorlog gaandc, die Duitschland hoe !anger hoe meer verdierf. Koenraads macht was weldra even beperkt als die van Willem. In Italie zag de Keizcr zijn aanhangers steeds slinken. In zijn onmiddellijke nabijheid kwamcn afval en verraad voor. Of ook de getrouwe justiciarius Petrus de Vineis daaraan sehuldig stond, is onzcker. In ieder geval geloofde do Keizer aan zijn schuld en liet hem gevangen nemen ; in den kerker hecft Petrus zich gedood. Eon nog zwaarder slag was het, dat Enzio, Frederiks lievclingzoon, in 1249 in de macht der Bologneezen viol. Zoo Proderft naderde zijn regeering onder de droevigste omstandigheden haar einde ; den 1950. 19den December 1250 stied Keizer Frederik II. VIERDE HOOFDSTUK Lodewijk de Heilige. De val der Hohenstaufen. Het einde der kruistochten. 1244-1291 en wilde vreugde doortrilde de pauselijke partij bij den dood des Keizers, het beste bewijs, hoezeer men dezen gcvaarlijken vijand had gevreesd. Niemand kon hem vervangen. Wel volgde zijn noon Koenraad IV hem op, 'Coen é d maar deze bleef vruchteloos in Duitschland zijn tegen- Iv, standers bestrijden. Voor hem trad in Italic's Keizers 1250-1254 onechte noon Manfred op. Het blcek Koenraad spoedig, dat in Duitschland voor hem niets te hopen was. De vorsten gingen voort het eene koningsrecht na het anderc aan zich te trekken. Zelfs de steden begonnen zich zelf te helpen. Aan de Oostzee en de Noordzee begonnen de zeestcden zich aaneen te sluiten tot beveiliging van den wederzijdschen handel, een samenwerking, waaruit later de beroemde Hanzc zou ontstaan. De stedcn aan den Rijn stichtten onder bescherm;ng van Willem II eon steden- Stadebond. Maar hoewel Innocentius IV naar Rome was teruggekeerd om de Hohen- bondeu. staufen de laatste slagen toe te brengen, er was voor Koenraad nog hoop om Italic te behouden. Daarom verscheen hij in 1252 in Zuid-Italic. Ovcral wcrd hij gehuldigd ; van zijn erfland was hij althans zeker. Maar reeds in Mei 1254 stierf hij. Welk een schoone gclegcnhcid voor den Paus om de Hohenstaufen voor good te vernietigen Koenraad liet slechts een twecjarig zoontje na, Koenraad, door de Italianen Conradino (Konradijn) genoemd. Onmiddellijk maakte de Paus zich in 1254 gereed Napels binnen te rukkcn. Gclukkig vond Konradijn een verdediger in Manfred, die zich krachtig te weer stelde. Maar vreezende alles te verliezen, bood Manfred den Paus aan diens rechten te erken- M an fred, nen. Zoo kwam nog in 1254 de vrede tot stand. Met voorbijgaan van Kon- 1254-12 " radijn wcrd Manfred door den Pans met Napels en Sicilie beleend. Zoo bleef ten minste het land voor de Hohenstaufen bewaard. Kort daarna is Innocen- 320 tins IV op het toppunt zijncr grootheid den 7den December 1254 gestorven Maar reeds waren er teekenen to over, die bewezen, dat hij zich de zege te gemakkelijk had voorgesteld. Manfred verbrak het pauselijk juk en vluchttc naar Apulie ; daar riep hij het yolk tegen den Paus te wapen. Hij streed gelukkig ; in 1255 bezette hij Napels ; weldra was het geheele land in zijn handen. In 1256 stak hij naar Sicilie over, dat weldra geheel door hem veroverd was. Manfred is de zoon van Frederik II, die het meest zijn vader gclijk is. Hij was geheel Italiaan, een uitnemend veldheer, een voortreffelijk staatsman, met oog voor kunst en wetenschap, in wien een ader voor de ideale grootheid van zijn yolk klopte. Hij was dan ook bij uitstek populair. Vandaar dan ook, dat, tocn in 1258 uit Duitschland het bcricht kwam, dat de jonge Konradijn was gestorven, niemand zich vcrzette, toen Manfred zich tot koning Het uitroepen. Onder den jubel der bevolking werd hij den llden Augustus 1258 to Palermo gekroond. Kort daarna vernam men, dat Konradijn nog lecfde. Naar wet en recht mocst Manfred de kroon ncerleggen. Maar de nationale partij duldde geen abdicatic. Manfred was de door alien gewenschtc vorst, die bovendien de gehate vcrbinding met Duitschland verbrak. Zoo bleef hij koning. Zijn regeering is voor het rijk een weldaad gewcest. Onder zijn bestuur bloeiden handel, nijverheid en landbouw. Wetenschap, kunst en poezie vonden weer bescherming aan het hof to Palermo. De pauselijkc banvlock kon den koning niet treffen, onder wiens schepter het rijk zich uit de doorgestane cllende begon to verheffen. Overal in Italie staken daardoor de Ghibellijnen het hoofd weer op. Dat in 1259 aan de bloedige heerschappij van Ezzelino een einde word gemaakt, was geen verlies ; want deze compromitteerde Manfred meer dan hij hem diende. Maar overigens werd 's konings partij steeds krachtiger ; in 1260 was hij meester van bijna geheel Italie ; het oude ideaal van een vereenigd Italie schcen venvezenlijkt te zullcn worden. Maar do Paus blcef de tegenstandcr der Italiaansche ecnheid. In 1261 besteeg Urbanus IV den stool van St. Pieter, een geestverwant van Innocen Urbanus iv, 1261-1264 ' tins IV. Hij zag in, welk gevaar dreigde. Reeds hadden de Ghibellijnen Rome in hun macht ; oveitl zag men in Manfred den toekomstigen koning van Italie. In het buitenland mocst dus hulp worden gezocht ; als Franschman wendde de Paus zich allereerst tot Frankrijk. In Frankrijk was men weer geheel vervuld van kruistoeht-idealen. Op het concilie to Lyon in 1245 waren ook de zaken van het oosten ter sprake gckomen. Als vertegenwoordiger van de wankele Latijnsehe heerschappij zat daar aan 's Pausen zijde Keizer Boudewijn II. Hij was elf jaar oud, toen Eeizer Boudoêlin hij zijn brooder Robert opvolgdc. Gelukkig was het regentschap bij Jan van Bricnne in goede handen. Maar toch bleef de toestand van het rijk hoogst 1228-1201. bcdenkelijk. In 1237 aanvaardde de jonge Keizer zelf het bestuur. Al spoedig bled( het, dat Boudewijn nict de man was om het rijk to redden ; de Keizer dankte zijn kroon eigcnlijk slechts aan de Bulgarcn, die den terugkeer der Gricksehe Keizers naar Byzantium wilden beletten. Boudewijn zag dan ook in, dat zonder hulp uit het westen het einde van zijn heerschappij daar was ; in 1245 reisde hij Europa door, overal om hulp smeekend, overal - 321 geld inzamclend, zelfs kostbare reliquieen, o. a. de doornenkroon van Christus, verkoopcnd. Ook in Syri8 was de tocstand bedenkelijk. Wel was Jeruzalem sedert den vijfdcn kruistocht weer in handen der Christenen, maar herhaaldelijk werden de pclgrims op weg near de Heilige Stad aangehouden en uitgeplunderd. Tot ov .rmaat van ramp waren de Christenen verdeeld ; de partij van Frederik II stond tcgenover die der ridders. Gregorius IX hield niet op de Christenen tot een nieuwen kruistocht op te waken. De omstandigheden waren gunstig. Sultan Alkamil was in 1238 gcstorven ; met grimmige woede betwistten zijn zonen clkander de erfenis. Het groote gevaar kwam echter niet van de verdeelde Ejubiden, maar van een nicuwe macht, die near het westen opdrong. Wij hebben gezien, dat het Khowarcsmische rijk door de Mongolen was vernietigd. Maar gewapende benden van dat yolk bleven West-Azie doorkruisen. Zij stelden zich in verbinding met Sultan Ejub van Egypte, die met het plan omging om de Christenen uit Syrie en Palestina tc vcrdrijven. Met 10,000 zwaar gewapende, in den krijg geharde ruiters scheen dat niet onmogelijk. In September 1244 veroverden dus de Khowaresmiers Jeruzalem en richtten er een afschuwelijk bloedbad aan. De kerken werden verwoest ; het graf van Christus werd verstoord ; Jeruzalem was voor goed voor de Jerusalem Christenen verloren. De Khowaresmiers voltooiden hun overwinning door in verloren, 1244. October de Christenen bij Gaza een bloedige nederlaag toe te brengen ; de bloom der ridders bedekte het slagveld. Het is te begrijpen, dat dat vcrlies in Europa een geweldigen indruk maakte. Maar de omstandighcden lagen er niet toe, dat spoedig een nieuwe kruistocht zou kunnen worden georganisecrd. Frederik II zou zich wel wachten ten venwakking twecden male near het oosten te trekken ten believe van een Paus, die zijn van het krulatoohtdoodsvijand was. Bovendien begonnen de volken zich langzamerhand van ide as'. het oosten of te wenden. Welke inspanning, welke opofferingen had Europa niet aan de verovering van het Heilige Land ten koste gelcgd 1 Honderdduizenden waren vol geestdrift near het oosten getogen, met achterlating van hun tijdelijke have ; millioenen waren ten koste gelegd aan de uitrusting der ovcrgroote legerscharen ; en wat was ten slotte het resultaat geweest en gebleven ? Aileen dit, dat er in Syrie cenige Christenstaten waren gesticht, die zich niet den met de grootstc moeite staande konden houdcn en bovendien steeds met elkander overhoop lagcn. Hoeveel hoogc geestelijke idealen waren Met in rook vervlogcn, toen het hoe Langer hoe meer block, dat men cen taak op de schouders had genomen, die zelfs voor geheel Europa te zwaar was. De hooggestemde idealistcn waren cliep teleurgesteld door de wereldsche overwegingen, die zich zoo dikwijls bij de heilige tochten deden Belden. De ruwe wcrkelijkheid had vele der edelste geesten van het kruistocht-ideaal vervreemd. Maar er was meer. Gewillig hadden de Christenen, vorsten en edelen, burgers en boeren, aan de rocpstem van Urbanus II cn van Innocentius III gehoor gegeven. Maar deze groote, bijna onbeperkte macht der Pausen over elle klassen der maatschappij was verloren gegaan. Langzamerhand begonnen zich uit de algemeene Christenheid, de groote volkerenfamilie, die cerst den Keizer, later den Paus als haar zichtbaar hoofd had erkend, , . Alg. Geeoh.éé 21 822 de nationalitciten los te wikkelen. In Engeland openbaart zich dat reeds het vroegst in den strijd tegen Jan zonder Land, den vazal des Pausen. In Frankrijk breckt zich het nationaliteitsgevoel al meer en meer baan, naarmate de koninklijkc macht langzamerhand alle deelen des lands onder haar schepter weet te verecnigen en zoo cen eenheidsstaat weet te scheppen, waarin het Fransche yolk bevrediging voor at zijn uitingen kan vindcn. In Duitschland openbaart zich dat nation.aliteitsgevoel weer anders ; daar ontbreekt het verecnigende middelpunt ; de Keizer was cen vreemdeling, een Italiaan ; daar steunt het yolk de vorsten in hun strijd tegen het geestelijk gezag, dat geen rekening houdt met de praktisehe eischen der volken. Geen wonder, dat, waar zoo de natien zich langzamerhand mondig beginnen te gevoelen, zij met meer weerzin het priestcrlijk juk van Rome op de schoudcrs dragen. De verbitterde strijd der Pausen tegen Frederik II heeft het pauselijk gezag zeer veel kwaad gedaan. De daarin geopenbaarde haat van den stedehouder van Christus tegen zijn vijanden deed bij velen de vraag rijzen, of dat wel de ware opvatting van het Christendom was. De openlijk gebleken hcerschzucht van den Pans maakte het de vorsten tot plicht zich op de bres te stellen om de bedreigde landsbelangen te vcrdedigen. Geen wonder dus, dat in zulk een tijd de oude idealen van de kruistochten verbleekten, dat men in plaats van aan het verre oosten aan zijn eigen land zijn krachten ging wijden. Zoo was eigenlijk de tijd der kruistochten voorbij. Dat die van Frederik II niet de laatste is geweest, had de kerk uitsluitend te danken aan Lodewijk IX, in wien de oudc idealen nog voortleefden. In 1244 herstelde hij van een zware ziekte, wat hem tot den schuldenaar Gods maakte. Om deze schuld te boeten, hechtte hij zich in vervoering het kruis op den schouder. Zooveel invloed had zijn koninklijk voorbeeld, dat zijn broeders Karel, Robert en. Alphonse en verder vele vorsten en ridders het kruis aannamcn. Onder deze moet worden genoemd Jean de Joinville, die 's konings leven en daden in. een opmerkelijke kroniek heeft beschreven. Maar toch bleef het getal kruisridders beneden de verwachting. Men zegt, dat Lodewijk tom zijn toevlucht heeft genomen tot het vrome bedrog om met Kerstmis 1247 de door hem aan zijn edelen geschonken mantels met het kruis te doen teekenen, waardoor deze wel gedwongen waren hem te volken. Buiten Frankrijk vond de kruistocht zoo goed als geen deelneming. Zesde In het voorjaar van 1248 nam de Koning te St.-Denis pelgrimstasch en. kruistoeht, staf, benevens de oriflamme, de heilige bather van Frankrijk, aan. Zijn moeder 1248-1254. ' Blanche nam nogmaals het regentschap in haar beprocfde handen. In Augustus scheepte het kruisleger zich te Aiguesmortes in. Men overwinterdc opCyprus. Daar vatte de koning het plan op om zich niet tegen Syrie, maar tegen Egypte te wenden ; door een overwinning daar hoopte men Palestina. tevens in handen te krijgen. In Mei 1249 zeilde Lodewijk met cen groote vloot naar het zuiden. Al dadelijk bij de landing behaalde hij een schitterende overwinning. In wilde vlucht werd Damiate door de Muzelmannen ontruimd ; jubelend deed het Christenleger zijn intoeht in de stad. Maar veel was toch nog niet bcreikt. Sultan Ejub rustte zich met kracht toe om zich de Christenen weer van den hals te schuiven. Daartegcn kon Lodewijk. , . . 328 door het jaargetijde wcinig mecr doen dan Damiate duchtig te versterken. Eindelijk begon hij in November den marsch tegen Kairo. Maar de tocht ging uiterst langzaam ; daardoor haddcn de Muzelmannen gclegenhcid hun maatregelen te nemen. Weldra beyond zich het Fransche Leger tusschen verschillende Nijlarmen bij Mansoerah in zulk een gevaarvolle stelling, dat voortgaan even bezwaarlijk was als terugtrekken of blijven. Diepe wanhoop maakte zich van de kruisvaarders meester. Wel sloegen Robert van Artois en de Tempelicrs zich door den vijand heen, maar tot hun verderf : zij werden gedood. Nu woedde weldra overal een wildc strijd, waarin de Franschen mocite haddcn zich staande tc houden. Maar ook de Mohammedanen hadden Slag btj zoo zwaar geleden, dat zij de Christencn geruimen tijd met rust lieten. In Mansnevah, in dozen tijd stierf Ejub en werd opgevolgd door zijn zoon Toeranschah. 1249. Deze besloot onmiddellijk het kruisleger te vcrnietigen. Hij sneed Lodewijk ecrst den terugtocht of ; hongersnood in het Christenleger was het gevolg. In April 1250 besloot men den onmogelijk geworden terugweg in te slaan. Van alle zijden besprongen de Muzelmannen de Franschen ; van tegenstand was zoo goed als Been sprake mecr. Wat er van het kruisleger was overgebleven, viel in de handen der ongeloovigen ; ook de koning en zijn broeders werden krijgsgevangen. Het gehecle oosten juichte over deze overwinning ; nog nooit had men Lodewuk zulk een machtig vorst krijgsgevangen gemaakt. De koning, zijn broeders en gevangen. zijn gevolg werden met eerbied behandeld, maar niettemin was hun toestand zeer bedenkelijk. Onmiddellijk begon men onderhandelingen over hun vrijlating ; vrij spoedig kwam men tot de overecnkomst, dat Lodewijk en de zijnen hun vrijheid zouden herkrijgen tegen de ontruiming van Damiate en de betaling van 800,000 goudstukken. Maar toch werd de koning nog niet vrijgelaten. Want in zijn gevangenschap was hij getuige van een militaire paleisrevolutie, waardoor Toeranschah en de Ejubiden van den troon werd gestooten door de Turksche lijfwacht der Mamelukken. Hun aanvoerder, de geweldige emir Bibars, aanvaarddc het bestuur over Egypte. Daardoor zijn de gevangenen eenigen tijd in levensgevaar geweest. Maar weldra werd hun aangezegd, dat het met Toeranschah gesloten verdrag door Bibars zou worden gestand gedaan. Zoo werd Lodewijk den Eden Mei 1250 bevrijd. Damiate werd aan de Mamelukken overgcgeven ; met groote moeitc werd de helft van het losgeld afbetaald. Van Damiate scheepte de koning zich in naar Akkon, waar hij met gejubel werd ontvangen. Zou hij in staat zijn om hier nog lets voor de Christenen te doen ? Zijn overgebleven ridders haakten naar den tcrugkeer. Bovendien begonnen in Frankrijk de oude vijanden der kroon het hoofd weer op te steken. Toch achtte de koning zijn kruisgelofte nog niet vervuld en bleef in Syrie. Bovendien bond hem nog de onbetaalde helft van het losgeld, waarvoor ecn aantal ridders in Egypte gevangen waren. De Syrische Muzelmannen weigerden bovendien zich aan de Mamelukken te onderwerpen en boden de Christenen een verbond aan. Uit vrees daarvoor werd nu aan Lodewijk het losgeld kwijtgescholden, terwijl de gijzelaars in vrijheid werden gesteld. Veel mecr kon de koning niet uitrichten. In 1258 werd zijn toestand zelfs gevaarlijk, daar de Syriers met de Mamelukken 824 vrede sloten. Toen besloot Lodewijk tot den terugkeer en dat te eerder, daar zijn moeder in 1252 was gestorven. In Juni 1254 zette hij den voet op Franschen bodem. Hij vond zijn rijk in den besten toestand. Er heersehte rust en vrede. In de eerstvolgende jaren bleef dat zoo. Van Engeland was niets te vreezen ; daar waren ernstige onlusten uitgebrokcn, die het voor Hendrik III onmogelijk maakten naar buiten kracht tc ontwikkelen. Hendriks wanbestuur dreigde het land tc ruMeeren. De add moktc op zijn burchten ; do geestclijkheid protesteerde tevcrgeefs tcgen de zware geldheffingen, waaronder de burgerij bijna bezweek. Zoodra een krachtig man de leiding des yolks op zich nam, zou de koning kwadc dagen kunnen beleven. Die man werd gevonden in Simon de Montfort, een noon van den verdelger der Albigenzen. Hij, een Simon de Montfort. Franschman, maar door erfenis graaf van Le tester geworden, was naar Engcland gekomen en weldra eon der gunstclingen aan het hof. Hij was een vroom en ernstig man, die oog had voor het godsdicnstige en wetenschappelijke leven van zijn tijd. Hij bezat de gave de mcnschen voor zich te winnen. Daarbij was hij energiek, zelfs despotiek van natuur, maar bovenal moreel een groot man, dien alien vertrouwdcn en die dat vertrouwen ook verdiende. Een man bovcndien van groote bekwaamheid, die weldra inzag, waartoe het met den koning moest komen. In 1258 kwam het eindelijk tot een uitbarsting ; de baronnen verschenen gewapcnd in den raad des konings. Aan hun hoofd stond Simon de Montfort. Hun cisch was de benocming van een commissie om tot een grondige hervorming van het staatsbcstuur over te gaan. De koning moest toegeven ; Provisio- hij had noch geld noch troepen. Bij de zoogenaamde provisioneele artikelen 1"rti- van Oxford word in Juli 1258 bepaald, dat do groote raad dricmaal 's jaars '" kelen van Oxford, zou samenkomen, ook zonder daartoe door den koning te zijn opgeroepen ; 1258. uit dezen raad zou een permanent comite van twaalf worden gckozcn. Doyendien wcrden drie andere commission ingesteld voor verschillende departementen. De hooge ambtcnarcn der kroon zoudcn aan deze commission verantwoording vcrschuldigd zijn. Nogmaals hadden de baronnen den koning overwonnen. Simon was de machtigstc man in Engeland. Maar reeds in 1260 verkreeg de koning van den Paus ontheffing van dew beperkingen. Hendrik maaktc zich meester van den Tower en schafte de provisionecle artikclen van Oxford af. Simon vluchtte naar Frankrijk. Maar Hendrik had niets door het gebeurde gelcerd ; zijn bestuur blcef even ellendig. Dezelfde oorzaken hadden .weer dezclfde gevolgen. In 1263 keerde Simon uit Frankrijk terug ; onmiddellijk verecnigden zich de baronnen om zijn banicr ; ook de steden steldcn zich ondcr zijn hoede. In dezen tijd komen voor het eerst commons (communes, gemeentebesturen) voor, die in de steden het bestuur in handen namcn. De geestelijkhcid en de beide universiteiten Oxford en Cambridge, die in de twaalfde eeuw naar het voorbeeld van Parijs waren ontstaan, stonden aan Simons zijde. De koning riep radeloos de bemiddeling in van Lodcwijk den Hcilige. Doze had zich correct gehouden ; in plaats van gebruik to maken van Hendriks hulpeloosheid, had hij dezen zelfs in 1258 cenige districten teruggegeven ; van hem hoopte Hendrik dus steun. 325 Lodewijk voldeed aan Hendriks vcrzock en bcsliste ten voordeele van dezen ; de Pans haastte zich dew uitspraak te bekrachtigcn. Maar dat was te veel voor Simon en de zijnen ; zij verwicrpcn Lodcwijks uitspraak ; de wapenen moesten beslissert. Zoowel de koning als Simon brachtcn aanzienlijke strijdkrachten in het veld. Den 14den Mei 1264 kwam het bij Lewes tot een slag b2 beslissenden slag. De militaire bekwaamheid van Simon bchaaldc de over- Lewes,1264é winning ; de koning, zijn brooder Richard en zijn zoon Eduard vielen in zijn handen. Deze ovcrwinning stelde Simon aan het hoofd van den staat. Maar van den aanvang af was zijn positie zwak, daar zij niet op oude wetten kon steuncn. Het koninklijk gezag bleef naast het zijne bestaan en het gelukte hem niet een waste organisatie aan zijn rcgccring te geven. In Juni 1264 kwam cen vergadering van edelen bijeen, die zich voor het eerst parlement nocmde. Het bcnoemde een uitvoerenden raad van negen lcden. Maar de koning weigcrde alle medewerking. In Januari 1265 kwam een nieuw parlement bijeen, waarin behalve de cdclen en de bisschoppen twee ridders voor ieder graafschap en twee burgers voor icdere stad zitting namen. Deze vcrandering is van de grootste beteekenis ; zij gaf voor het eerst aan den lagen add (gentry) en de steden de macht in den staat, waarop zij naar haar socialc betcekenis rccht hadden. Maar de dagen van Simon waren gcteld. Dc gevangen koning wekte het medelijden van zijn yolk op ; het sterke Engelsche dynastieke gevoel kwam boven. Dagelijks werden Simons vijandcn krachtiger. Zij vonden een bekwaam aanvoerder in 's konings zoon Eduard, wien het gelukte uit zijn gevangenis te ontkomen. Hij verzamelde troepen om zich heen ; juichend schaarden velen zich onder zijn banicr. Simon zag het gevaar in ; ijlings trok hij Eduard tegemoct. Den 4den Augustus 1265 viol bij Evesham de beslissing. Simons slag bij leger werd vcrstrooid ; hij zclf sneuvelde. De koninklijke macht had nogmaals Eé `aé"° 1265. gezegevierd ; het scheen met de vrijhcid van het Engelsche yolk gedaan. Welk een verschil tusschen het door burgertwisten geteisterde Eiigeland en het ondcr den weldadigen schepter van den Heiligen Lodewijk voorspoedig opbloeicnde Frankrijk. Zonder tegcnspraak was Frankrijk in de dertiende ecuw reeds niet alleen het machtigste, maar ook het meest beschaafde land van Europa. Naast den Paus was Lodewijk, de vrome kruisvaardcr, het hoofd der Christenheid. Geen wonder, dat Urbanus IV zich tot hem wendde, toen hij Zuid-Italic aan Manfred wilde ontrukkcn. Lodewijk woes zelf de kroon af, maar had goon bezwaar, dat zijn brooder Karel van Anjou haar aannam. Karel van Karel was ccrzuchtig, tirannick en wreed, maar zcer bekwaam. Juist daarom AnJou. had de Paus bezwaar tegen zijn candidatuur; een willoos werktuig der kerk _ _ ; ciemeng Iv, zou hij nook worden. Tijdens de onderhandelingen stierf Urbanus in 1264 hij werd opgevolgd door Clemens IV, die zcer nauw met het Fransche konings- 1264-1276 . huis was vcrbondcn en het spoedig met Karel eons word. Manfreds positie was intusschen zwakkcr gewordcn. Zijn partij, do Ghibellijnen, was verdeeld. De stcrke organisatie van zijn rijk moest Manfred wel door allerlei gunsten en gaven verzwakken. Daarbij leefde nog altij d Konradijn, wiens aanspraken met de jaren minder afwijsbaar werden. Zoo was het voor- 826 zien, dat Manfred een zwarcn strijd zou hebben, toen Karel in Mei 1265 in Italie verscheen. Den 28sten Juni ontving hij van den Paus de beleening met Napels en Sicilie, waarbij hij zich belangrijke beperkingen moest laten welgevallen. Den Eden Januari 1266 werd hij door den Paus gekroond ; toen trok hij naar het zuiden. De meeste steden en burchten openden haar poorten ; slechts weinig tegenstand werd gebodcn Manfreds koningschap bleek geen vaste wortels te hebben geslagen. Bij Beneventum werd den 26sten slag bij Februari do bcslissende slag geleverd. Terwijl in het begin Manfred in het Beneven. ttim, 1266.voordeel was, werden zijn Saracenen en Duitsehers weldra door de Fransche ridders overhoop geworpen ; de Italiaansche troepen namcn de vlucht. Zoo was de slag verloren ; Manfred zelf sncuvelde. Nu was alle strijd voorbij ; Karel kon Napels en Sicilie bezetten. Niettcmin hidden de Franschen in het ongelukkige land als Mongolen huis ; ieder, die Manfred had gesteund, werd vogelvrij vcrklaard. Vergeleken met het schrikbewind der Franschen scheen de strenge regeering der Hohenstaufen een mild bestuur. Dat de kerk geen enkelc der haar toegezegde voordeelen verkreeg, sprak bij cen man als Karel van zelf. Gecn wonder dan ook, dat de Ghibellijnsche partij in geheel Italie, nu gesteund door den Paus, steeds krachtiger word. Had Manfred geleefd, ongctwijfeld zou hij een poging hebben kunnen doen om Karel van zijn troon te stooten. Maar cr was een aanvoerder, wicns rechten veel sterker waren dan die van Manfred, de jonge Konradijn. Terwijl de laatste der Hohenstaufen in Duitschland tot man rijpte, heerschte daar do grootste verwarring. Eerst na den dood van Koenraad IV was Willem van Holland algemeen crkend. Den stcun der Welfische partij had hij verkregen door zijn huwelijk met Elizabeth van Brunswijk. Maar hij moest zijn erkenning overal tegen groote privilegien koopen, zoodat zijn macht, naarmatc zij in uitgebreidheid won, in intensiteit verloor. Van de geestelijkheid was hij gchccl afhankclijk. Van cen regeering van Willem is eigenlijk weinig Willem II t, sprake. Reeds den 8sten Januari 1256 vond hij op con krijgstocht tegen de 1256 ' West-Friezen den dood in de mocrassen van Noord-Holland. In een opzicht is Willems regeering merkwaardig gebleven. De steden, door de rijksregeering aan zich zelf overgclaten en blootgestcld aan de willekeur der vorsten, besloten voortaan zich zelf te redden ; zij sloten zich tot onderlingc verdediging aanecn. Zoo verbonden in 1254 Mainz, Worms, Oppenheim en Bingen zich tot een Rijnschen stedenbond, die zich weldra uitbreidde tot alle steden van Bazel tot Keulen. Zoo machtig werd dezc bond, dat wereldlijkc en geestelijke vorsten er hun voordeel in zagen zich cr bij aan te sluiten. Inderdaad was de burgerij politick, geestclijk en economisch de kern der natic geworden. Op intellectuecl en matericel gebied blocit Duitschland in de latere middeleeuwen bijna nergcns anders dan in de steden. Maar doze ontwikkcling, waardoor Duitschland niet alleen zich versplinterde, maar ook voor de pauselijkc macht verloren ging, was de kerk niet naar wensch. Daarom begunstigde zij de opkomst van een macht, aan wie zij in Duitschland de rol had tocgedacht, die Karel van Anjou in Italie spcelde. De jonge koning van Bohemen, Ottokar II, had een belangrijk gebied weten to verwerven. Na het uitsterven der Babenbergers had hij in 827 1251 Oostenrijk bezet ; ook Sticrmarkcn voegde hij in 1254 bij zijn rijk. Weldra geraakte hij in strijd met de Hongaren, die do opkomst van zulk een machtig rijk aan hun wcstgrens mocilijk konden toelaten. Maar den 12den Juli 1260 werd koning Stephanus V door Ottokar op het Marchveld volledig verslagcn. Een machtig Slavisch rijk was in wording, een groot gevaar voor Duitschland. Na den dood van Willem II duurde het ecnigcn tijd, voordat een nieuwe koning wcrd vcrkozen. De geestelijkc vorsten hidden de kroon hoog in pits, zoodat nict spocdig een sollicitant opdaagde. Eindelijk vond de aartsbisschop van Keulen Richard van Cornwallis, eon broeder van Hendrik HI, bercid Richard van do Duitsche kroon te aanvaarden. Maar hoe onbetcekenend de Richard aangeboden waardigheid ook was, Lodcwijk IX kon toch cen zoo nauwe connectic van Engcland en Duitschland niet wcnschen. Zoo liet hij door den aartsbisschop van Trier een andercn candidaat voorslaan, ook een vreemdeling, Alfonso X koning Alfonso X van Castilie. vanCast1118. Sedert het begin der dertiende ceuw was de tocstand der Spaansche Christenstaten veel vcrbeterd. Na den slag bij Navas de Tolosa waren de Almohaden teruggedrongen. Vooral Ferdinand III van Castilie heeft belangrijke resultaten Ferdinand verkregen. Dapper en cdclmocdig, was hij de man van den heiligen oorlog. 1214 11252. Hij maakte een handig gebuik van de verdceldheid der Muzelmannen om aan doze geweldige slagen toe to brengen. Steeds drong hij verder naar het zuiden op en trok zoo Andalusia aan zijn kroon. Eindelijk wist hij in 1236 door cen handigen overval Cordova in zijn macht te brengen. Tien jaren later viel Jaen hem in handen. Maar een nog grootcr victorie was het, dat in 1248 Sevilla werd vcroverd. Ziender oogcn kromp do macht der Mohammedanen in ; van het khalifaat van Cordova bled niet mccr dan het koninkrijk Grenada over. Niet minder succes had Ferdinands tijdgenoot Johan I de Johan Veroveraar, van Aragon. Het ideaal van een Christenridder, onvermoeid in 1218-1278. den strijd tcgen de ongeloovigen, was hij de schrik voor zijn vijanden. Zijn groote succcs is de verovering van de Balearen, die in 1282 was voltooid. Daarna wendde Johan zich tegen Valencia, dat hij in 1238 bezettc. De opvolger van Ferdinand III, Alfonso X, is cen der merkwaardigste Alfonso x, vorsten van zijn tijd. Hij draagt den bijnaam êde Wijze". Hij was dan ook 1252-1284. een man van breedc wetenschappelijke ontwikkcling ; vooral in de exacte wctenschappen was hij, ondcrwezen ook door de Arabieren, een der cersten van zijn tijd ; inzonderheid de sterrenkunde heeft veel aan hem te danken. Daarbij was hij dichtcr, geschiedschrijver, wetgever, jurist, in een woord een vorst, zooals men weinige aantreft. Maar een groot staatsman was hij niet ; zijn cerzucht overtrof zijn macht verre ; zijn ondernemingen werden wel met geestdrift aangcvat, maar niet met energie doorgezet. Vandaar dat zijn veldtochten tegen de Mohammedanen lang nict zoo schitterend waren als die van zijn vader. Toch veroverde hij verschillende steden, o. a. Xeres. Minder lofwaardig is zijn binnenlandsch bestuur. Steeds verdiept in de moeilijkste problemen van den sterrenhemel, vergat Alfonso maar al te dikwijls, wat vlak voor zijn voeten gebeurde. Hij verzwakte de munt en steldc een maximum voor alle waren vast ; hij vcrsterkte den adel door allerlei privilegien. . 328 Het was doze koning, die voor de Duitschc kroon werd aanbevolen o. a. op dezen grond, dat hij door zijn moeder ecn kleinzoon van Philips van Zwaben was. Het kwam zoo in 1257 tot een dubbele keuze. In Januari verkozen de aartsbisschop van Keulen en zijn partij Richard, in April daarna die van Trier en de zijnen Alfonso tot koning. Richard verkrceg al dadclijk cen belang. rijken voorsprong door onmiddellijk in Duitschland te verschijnen ; Alfonso heeft het rijk, waarvan hij zich koning nocmde, nooit aanschouwd. Maar evenmin als hij hecft Richard icts van beteekenis kunncn uitrichten. Deze heeft vecl geld aan zijn waardigheid vcrspild, maar weldra noodzaakten hem de troebelen in Engeland zijn brooder Hendrik bij te staan. In 1271 is hij gestorven. Inmiddels wies de macht van Ottokar van Bohcmen steeds aan. In 1262 beleende Richard hem met alle door hem bezette landen. Hij vcroverde in de volgende jaren nog Karinthie en Krain. Ook de Hongaren wist hij in 1271 nogmaals te verslaan ; al het land tot de Waag geraakte in zijn macht. Zoo behecrschte Ottokar ecn zoo machtig rijk, dat het Duitschland ernstig bedreigde. Zoo was de toestand van Duitschland, terwijl Konradijn opgroeide. Hij Konradljn. was in 1267 vijftien jaar, maar door zware beproevingen reeds tot man gerijpt. Hij gevoelde zich de waardige spruit van de groote Keizers, de wreker van zijn grootvader en vader, de hersteller van de heerlijkheid van zijn huis. Zoo sprak het van zelf, dat hij de uitnoodiging om zich aan het hoofd der Ghibellijnsche partij te stellen mot geestdrift aannam. Zijn pogen scheen niet al te vermetel ; overal organiseerden de Ghibellijnen zich ; het schrikbewind van Karel van Anjou droeg vruchten ; zelfs de Guelphen dreigden met afval. Aileen de Paus, die het gcvloekte geslacht ook in dezen jongeling haatte, werkte Konradijn met alle middelen tegen. In den zomer van 1267 brak Konradijn uit Augsburg op. Hij vaardigde een proclamatie uit, waarin hij alien opriep om hem in zijn goed recht te stcunen. Vol geestdrift kwamcn de Ghibellijnen in Noord-Italic hem te gemoet. In October 1267 deed hij zijn intocht in Milaan. Zelfs Rome en ecn groot deel van Sicilie viclen hem toe. Maar Karel toonde zich van zijn kant een energiek vijand ; mot al zijn diplomatieke en militaire bckwaamheden wist hij zijn tegenstander belangrijk afbreuk te doen. Nog meer nadeel bracht hem do Paus toe, die de mccste Lombardischc stcden tot een bond aaneensloot en zoo te gclijk aan Konradijn en aan Karel onttrok. Zoo werd Konradijns toestand bedenkelijk. Om den geheelen afval van zijn partij en zijn leger tc voorkomen, brak hij in Januari 1268 op naar het zuiden, vergezeld van den getrouwen Frederik van Baden. Hij werd in Toscane niet alleen hartelijk ontvangen, maar ook krachtig gcsteund. Zoo kon hij verder trekken ; den 24sten Juli hield hij zijn intocht in de Eeuwige Stad. Nooit was bijna een Duitsch vorst met zulk ecn gejubel ontvangen. Den 10den Augustus brak Konradijn uit Romc op. Den 23sten Augustus kwam het tusschcn TagliaSlagijb cozzo en Scurcola tot ecn slag, die over het lot van Italie en de HohenstauTagliaeozzo fen zou beslissen. Karel gevoelde zich de zwakste ; zijn troepen konden den ola, aanval van den vijand niet doorstaan ; in wilde vlucht verlieten zij het slagen Scu l26r— 8. veld. De Duitschers ijlden hen na ; weldra was allc orde in het leger ver- 829 dwenen. Op dat oogenblik kwam Karel met zijn beproefde ridders uit een hinderlaag te voorschijn, wicrp zich op Konradijns verstrooide legerscharen en dreef ze zonder mocite uiteen. Konradijn en Frederik van Baden vluchtten en vielcn na ecnige weken in harden van hun doodvijand. Hun lot was niet twijfelachtig. Naar menschelijk recht kon Konradijn nooit wordcn geoordeeld. Maar het was een wilde tijd ; alle bcgrip van recht en zedelijkheid waren verdwenen. Dc kerk stond daaraan met haar meedoogenloozc vervolging der Hohenstaufen mode schuldig ; ook deed zij thans geen poging om Konradijn te redden. Karel benocmde een rechtbank om zijn tegcnstander te veroordeelen. Maar zelfs deze waagde het niet een doodvonnis uit te spreken. Slechts een rechter verklaarde de gevangenen des doods schuldig ; alken op grond daarvan deed Karel het schavot opslaan. Den I2den October 1268 was de drocve dag, waarop de laatste der Hohenstaufen op de markt te Napels Konradlin t, door beulshanden stierf. 1268. Door dezen moord was Karcis schrikbewind in Napels gevestigd ; niemand waagde meer eenig verzet ; na Konradijns dood ontbrak daaraan trouwens de leiding. Zoo was het hem mogelijk zijn brooder, den koning van Frankrijk, met kracht bij tc staan bij de onderneming, waarmede deze zijn regeering besloot, den zevenden en laatsten kruistocht. Met de jarcn was het gezag van Lodewijk den Heilige toegenomen. Hij Lodowuk was het wereldlijk hoofd van Europa, tot wien men met eerbicd opzag. Tot Ix ' hem wendde men zich als scheidsrechter in moeilijkc geschillen. Hij was in waarheid de vredevorst, die overal rust en orde in binnen- en buitenland zocht te handhaven. Zijn morccl gezag was veel grooter dan dat van den Paus. Hij was de beschermer der Fransche geestelijkheid en der bedelorden. Maar hij liet de kerk niet den vrijen teugel. Itechterlijk en financiecl was de gcestelijkheid aan den staat onderworpcn. Ook van den Paus duldde hij geen inmenging. Al is dan ook de hem toegeschrcven pragmaticke sanctie onecht, zij geeft wel de verhouding weer, waarin de koning stond tot den Paus. Onder Lodcwijk begon ook de burgerij een breede plaats in het staatsleven in te nemen. Op ieder gebied van wetgeving en rccht openbaart zich de milde geest des konings ; zijn werkzaamheid als beheerder van den Franschen staat is van het grootste gewicht voor de tockomst geweest. Onder al zijn zorg voor het heil des yolks had Lodewijk echter nooit zijn kruistocht-idealen vergeten. Op het cinde van zijn Leven begon hij hoe langer hoe meer de behoeftc te gevoelcn om nogmaals naar het oosten te trekken. Het liep daar met de Christenen ten einde ; zonder hulp zou het kruis daar ongetwijfcld ondergaan. Het Latijnsche kcizerrijk daaldc snel. Kcizer Boudcwijn II zag zich tot zijn hoofdstad beperkt. Johannes Vatatzes van Nicaea dreef de Bulgarcn terug en onderwierp in 1246 Thessalonica ; Epirus huldigde hem. Hij werd in 1254 opgevolgd door zijn zoon Theodoros Theondoros II Laskaris. Na hem besteeg in 1259 de krachtige Michael VIII Palacologus 1254-1259. den troon. Hij ondcrwierp ccrst de kleine Grickschc staten op het Balkan- mvilbliael schicreiland en wendde zich toen tegcn Byzantium. In den nacht van 24 Op 1259-1282. 25 Juli 1261 drongen zijn troepen in de stad door. Boudewijn II vluchtte cone,: h ermet de meeste Latijnen ; in 1273 is hij in Itali„ gestorven. Michael VIII overPd, 880 deed zijn plechtigcn intocht in Constantinopel. Zijn bedoelingen gingen echter verder dan de vcrovering dcr oude hoofdstad. Nog bestonden de Fransche vorstendommen in Griekenland, de Venetiaansche op de eilanden, die nauw verbonden waren met Karel van Anjou. Daartegen verbond de Keizer zieh met de Ghibellijnen en met Gcnua. In dezcn strijd staat koning Lodewijk natuurlijk aan de zijde van zijn broeder ; ook deze politicke zijdc moet bij de beoordecling van den kruistocht niet uit het oog worden vcrloren. Maar aan den anderen kant drong do ellendige toestand van Palestina ook tot een kruistocht. Gelukkig waren de Mohammedanen onderling verdceld, zoodat de Christenen hun zwakke bezettingen konden handhaven. Maar ook onder dezea ontbrak alle eenheid, zoodat van ecn uitbreiding van gebied geen sprakc kon zijn. Zelfs torn de macht der Mongolen drcigde, sloegen de Christenen de handen niet ineen. Na den slag bij Liegnitz in 1241 hadden de Mongolen zich tot het oosten bepaald. Wel waren na den dood van Ogotai onecnigheden in het huis van Dschingiskhan uitgebroken, maar de macht van het rijk Iced daaronder wei'Mang"- nig. In 1251 werd Mangoe tot hoofd van alle Mongolen verkozen, ecn man, zulk een geweldig rijk waardig. Hij benoemde verschillende van zijn broeders m•,• 1 • g • . tot zijn stadhouders. Ecn van dcze was Hoelagoe, die besloot van Perzie uit zijn gebied naar het westen uit tc brciden. Hij deed daartoe in 1256 een aanval op de Assassijnen, die hij ten onder bracht ; hun hoofdzctel Alamoet werd met den grond gclijk gcmaakt. Aan den anderen kant heeft Hoelagoe de Muzelmannen diep gckrenkt door het khalifaat der Abbassiden te verEinde van nietigen. De laatste khalief was Mocstassim. Tegen Hoelagoc was hij natuurlijk het khanniet opgewassen.. In Januari 1258 sloegen de Mongolcn het beleg voor Bagfast, 1258. dad. Na een slap gcvoerde verdediging viel de stad den 10den Februari in hun handen. Op Mongoolsche wijze werd do prachtige hoofdstad der Abbassiden uitgeplunderd en uitgebrand ; de Khalief en vele duizenden werden gedood. Dat was het jammerlijke cinde der Abbassiden. Maar daarmede was Hoelagoe niet tevreden. In 1260 drong hij in Mesopotamia en Syrie door ; Aleppo en Damascus vielcn in zijn handen. Maar daar Bthare vond hij een hem waardigen tegenstander ; de sultan der Mamelukken Bibais versloeg de Mongolen in een geweldigen slag aan den Jordaan. Daarmede waren de Christelijke staten van de Mongolen bevrijd ; maar zij vonden een even geduchten vijand in Bibars, die dan ook zijn ovcrwinning niet ongebruikt Het. Hij bezat de kracht con groot rijk te besturcn. Met Keizer Michael onderhield hij vricndschappelijke betrekkingcn ; door hem stond hij weer in verbinding met de Ghibellijnen. Daardoor wist hij, dat een nieuwe kruistocht nauwelijks kon worden vcrwacht. Bibars begon dus met gehecl Palestina buiten de kuststeden te bezetten. Toen ging hij verder ; in 1265 veroverde hij Caesarea en Arsocf, in 1266 Safed, in 1268 Joppe en Antiochie. Geen wonder, dat na deze zwarc verliezen Lodewijk de Heilige zich nogmaals het kruis op den schouder hechtte. Zijn zoon Philips, zijn broeder Alphonse en vele ridders volgden zijn voorbeeld. Karel van Napels beloofde Zevende hem zijn bijstand. De zonen van Hendrik III van Engeland, Eduard en kruisteeht, 1270. Edmund, volgden hem in den strijd. In Juli 1270 ging hij ten tweeden male 881 to Aiguesmortes scheep. Hij besloot zich niet onmiddellijk naar het oosten, maar eerst tegen Tunis te wenden, ten einde van daar uit later Egypte aan te vallen. Den doorslag had daarbij Karel van Napels gegeven, die in zijn eigen Wang de verovering van Tunis gaarne zag. Den 17den Juli landde Lodewijk aan de Afrikaanschc kust. Hij behaalde cerst eenige overwinningen, maar tastte niet vastberaden door. Zoo gaf hij den emir van Tunis gelegenheid zich met kracht tot weerstand uit te rusten. Toen ontstonden aanstekelijke ziekten ondcr de kruisvaardcrs, die duizenden wegsleepten. En wat Lodewijk t, het ergste was : den 25sten Augustus 1270 stierf Lodewijk IX zclf. 1270. Daarmede was het eindc van den kruistocht gckomen. Niemand dacht er aan den strijd voort te zetten, allerminst de nieuwe koning Philips III. Reeds den 80sten October sloten de koningen van Frankrijk en Napels een verdrag met den emir van Tunis, waardoor de oude toestand werd hersteld. Alleen prins Eduard van Engcland zette met de zijnen den tocht voort en begaf zich naar Syrie, maar veel heeft hij daar ook niet kunnen uitrichten. De dagen van de Christclijke heerschappij in het oosten waren geteld. Nadat Tunis was bevrijd, viel Bibars opnieuw de Christenen aan ; in 1277 is hij gestorven. Eerst in 1285 begon sultan Kilawoen een nieuwen aanval. In 1289 viel Tripolis in zijn handen. Dat was het begin van het einde. Zijn zoon Almelik Alaschraf sloeg in 1291 het beleg voor de laatste stad der Christenen, het groote, door handel en bedrijf rijke Akkon. Stellig is de Christenhecrschappij in Palestina met eere gevallen. Met moed en beleid, met taaie volharding is Akkon verdcdigd. Maar ten slotte is het bezweken. De 18de Val van Mei 1291 was de dag des oordeels voor de machtige stad, waar bijna twee Akkon,1291. eeuwen de Christenen hadden geheerscht. Het koninkrijk Jeruzalem ging te gronde. Wat er nog van restte, Bciroet, Sidon, Tyrus en nog eenige steden, viel nog hetzclfde jaar in de handen der Muzelmannen. Dat was het einde der kruistochten. ACHTSTE BOEK DE VEERTIENDE EEUW 1273-1400 EERSTE HOOFDSTUK De laatste Capets. De pans te Avignon. 1273-1328. et verlies van het Heilige Land heeft Europa niet geheel zonder aandoening gelaten. De Paus heeft herhaaldelijk getracht de vorsten voor een nieuwen kruistocht te winnen. Maar niemand was tot een kruistocht geneigd ; andere zorgen vroegen de aandacht. Duitsehland verkeerde in een bedenkelijken staat van ontbinding ; van een nationale eenheid was geen sprake meer. Onbelemmerd kon de territoriale vorstenmacht zich ontwikkelen ; om niet onder te gaan, greep ieder naar het zwaard, waardoor welhaast weer nieuw recht werd geschapen. Naast de vorsten traden de steden als erfgenamen der keizerlijke macht op. De Duitsche nationale kracht, de nationale geest onttrok zich aan het geheel en ging schuil in de onderdeelen. Niemand moest dezen gang van zaken levendiger betreuren dan de Paus. De Hohenstaufen waren vernietigd en met hen het Duitsche keizersehap. Maar tevens had daarmede de Paus zijn krachtigsten steun verloren. Want reeds ontpopte het huis Capet zich tot een macht, die in Europa den boventoon zou gaan voeren, ook in Italie. Geen wonder dus dat reeds de opvolger van Clemens IV, Gregorius X, ijverig werkte om de gezonken Duitsche koningsmacht weer op te heffen en zich zoo een ruggesteun te verzekeren tegen Frankrijk. Hij drong aan op de keuze van een nationalen Duitschen koning. Het sprak van zelf, dat deze koning niet Philips III van Frankrijk kon zijn en evenmin de andere pretendent, Ottokar II van Bohemen. Maar het was toch niet te voorzien, hoe de koningskeuze zou afloopen. Die keuze berustte niet meer bij alle Duitsche vorsten, maar bij een klein getal, de De zoogenaamde keurvorsten. In den tijd van het tusschenrijk had deze belang- rijke verandering plaats gegrepen, zonder dat men altijd kan nagaan, welke fac- keur‡craten. toren in dezen hebben gcwcrkt. Ongetwijfeld was de hoofdoorzaak de toe- 880 nemende macht der groote vorsten en de versplintering van het rijk ; dat de geestelijkheid de nieuwc inrichting heeft bevorderd, staat vast. Langzaam is deze serandering tot stand gekomen, die aan het koningschap zijn ouden democratischen grondslag ontnam en het tot de.n speelbal van een kleinen kring van maehtige vorsten maakte. Uit de verbinding van de hooge eerambten aan het koninklijk hof en het aloude recht van vii&stemming schijnt het keurvorstendom te zijn ontstaan. De hertog van Saksen en de Paltsgraaf aan den Rijn, weldra ook de markgraaf van Brandenburg, ten slotte de koning van Bohemen worden de wereldlijke keurvorsten ; naast hen traden als geestelijken op de aartsbisschop van Mainz als primaat van Duitschland, later ook die van Keulen, eindelijk die van Ti kr. Zoo was het college samengesteld, dat den 29sten September 1278 Rudolf I van Habsburg tot koning verkoos. Rudolf I, Deze keuze was niet zonder bedoeling gcschied. De keurvorsten hadden 1213-1291, voor de volksstem gebogen, die de verkiezing van een Duitscher eischte, maar hadden, om hun macht ongesmaldeeld te kunnen behouden, aan een weinig machtig vorst de kroon geschonken. Op den persoon van den gekozene viel niets te zeggen. Rudolf stamde uit een oud geslaeht, dat zijn stamslot in Zwitserland tussehen de Aar en de Reuss bezat. Hij was 55 jaar oud en had zich altijd als een dapper krijger en getrouw vazal van zijn koning onderscheiden ; ook met de kerk stond hij op goeden voet. Hij was een veel te verstandig man om ijzer met hander te willen breken en een poging te doen om het aloude keizerschap der Sailers en zelfs der Hohenstaufen te willen herstellen. Zijn eenig doel was van den aanvang of voor zich en zijn huis zooveel mogelijk profijt te trekken van zijn waardigheid ; in dezen kon hij op den steun der keurvorsten en van den Paus rekenen, van dezen laatste des te eerder, sedert Rudolf in 1275 afstand deed van zijn aanspraken op Italie. Ottokar iI. Rudolf had dan ook aller steun noodig in den zwaren strijd met Ottokar II. Dezc vergaf het niet, dat hem de zoo vurig begeerde kroon was ontgaan ; hij weigerde Rudolf te erkennen, zoo deze hem niet bevestigde in het bezit van Oostenrijk, Stiermarken, Karinthie en Krain, die hij bij zijn stamland Bohemen had gevoegd. Toen Rudolf weigerde, was de oorlog onvermijdelijk ; hij begreep, dat Ottokar's Slavische macht in Duitschlands belang moest worden vernietigd en ook, wie in dat geval aan de winnende hand moest zijn. In 1276 deed de koning Ottokar in den ban en trok tegen hem op. Weld ra waren Stiermarken en Karinthie voor Rudolf gewonnen, die ook Weenen veroverde. Daardoor was Ottokar tot Bohemen beperkt ; hij rag zich genoodzaakt vrede te sluiten. Den 2lsten November 1276 kwam deze te Weenen tot stand: Ottokar deed afstand van Oostenrijk, Stiermarken, Karinthie en Krain en huldigde Rudolf als koning. Maar het sprak van zelf, dat hij dezen vrede niet zou gestand doen. Hij wierf bondgenooten in Duitschland, waar vele vorsten de opkomende macht van het Habsburgsehe huis met wantrouwen gadesloegen. Welhaast vormde zich onder leiding van Ottokar een coalitie van vorsten en steden tegen Rudolf. De positie des konings was bedenkelijk ; alleen een spoedige overwinning kon hem redden. Die overwinning viel hem 387 ten deel. Op het Marchveld kwam het den 26sten Augustus 1278 tot een slag op het io217di slag, die door eon krachtigen aanval van Rudolfs ruiterij voor dezen een zegepraal werd. Het Boheemsche leger stoof uiteen ; Ottokar sneuvelde ; met het groote Slavische rijk was het gedaan. Wel bleef Bohemen aan Ottokar's zoon Wenzel II, maar deze werd door een huwelijk vast aan de Habsburgers verbonden. Oostenrijk, Stiermarken en Krain schonk de koning aan zijn oudsten zoon Albrecht ; ICarinthi± werd aan den graaf van Tirol gegeven. Daardoor was een Habsburgsche familiestaat geschapen, die de grondslag is geworden van de Oostenrijksch-Hongaarsche monarchic. Het spreekt van zelf, dat deze groote overwinning Rudolfs macht ook in het rijk belangrijk deed toenemen. Toch was voor een wezenlijk ingrijpende koningsmacht in Duitschland geen plaats meer. Meer door overreding dan door bevel kon Rudolf veelal zijn wensehen doordrijven. De steden won hij door milde privilegien. Maar een zijner grootste verdiensten is de beteugeling der roofridders aan den Rijn, die sedert jaren geen meester boven zich hadden gevoeld en voor hun rooftochten steeds politieke voorwendsels hadden gevondcn. Hun burchten werden verwoest ; menig adellijk hoofd moest zich den strop laten welgevallen. Ook machtiger tegenstanders had de koning : aartsbisschop Siegfried van Keulen vormde aan den Rijn een coalitic tegen hem. Gelukkig word Siegfried in den grooten strijd om het hertogdom Limburg gewikkcld, die den 5den Juni 1288 in den beroemden slag van Woeringen zijn beslissing vond. De aartsbisschop zelf werd gevangen genomen ; de bloom der Nederrijnsche en Nederlandsche ridderschap bedekte het slagveld; wslagingt, de roem van Jan van Brabant doorklonk Europa. 5 Jun11288. Maar toch is het Rudolf nict gel ukt zijn invloed overal te doen gelden. Persoonlijk populair om zijn welwillendheid, kon hij toch aller wensehen niet vervullen. Roofridders kon hij overwinnen, maar tegen de aanmatiging der vorsten was hij machteloos. Zoo kwam Duitschland gedurende zijn regeering nog niet tot rust. Aileen in Oostenrijk vestigde hij zijn gezag op hechte grondsla ben. Maar van de keurvorsten kon hij niet verkrijgen, dat zij beloofden zijn zoon Albrecht tot zijn opvolger te verkiezen. Den 15den Juli 1291 is Rudolf gestorven. Daar de keurvorsten van een dynastic niets wilden weten, kozen zij in Mei1292 Adolf van Nassau tot Adolf koning. Zij konden gerust zijn ; Adolf was weinig machtig, onbekwaam, van Nassau, weinig bekend, zonder eenig gezag ; om de kroon te verkrijgen had hij de 1292-1298. keurvorsten al hun rechten gewaarborgd. Maar al spoedig werd zelfs Adolf hun te machtig. Hij begon zich een partij onder de kleine vorsten te vormen. Daardoor vervreemdde hij niet alleen de keurvorsten, maar ook de steden en het yolk van zich. Men zag al spoedig om naar een tegenkoning en vond dien in Albrecht van Habsburg. Tegen hem was Adolf niet bestand ; te Mainz kwamen in 1298 de keurvorsten bijeen ; op allerlei gezochte aanklachten werd Adolf afgezet en daarna Albrecht tot koning verkozen. Kort slag to daarna stonden beide koningen bij G511heim tegenover elkander ; na een hevig 42/511helm, 1298. ruitergevecht werd het Nassausche leger verslagen ; Adolf zelf sneuvelde. Zoo werd Albrecht I meester van het rijk. Hij was een energiek en krachtig labreoht I, 1298-1308. man, maar hard en ruw, gestreng en onmeedoogend. Hij was besloten Alg. acsob. ss 22 888 zich als koning te doen gelden, ook tegenover de grooten en machtigen. Maar een krachtig koningschap was slechts te grondvesten in verbitterden strijd met de keurvorsten ; Albrecht was niet voornemens dien strijd te ontwijken. Wat hem voor oogen stond was een nationaal koningschap als dat der Capets in Frankrijk. Vandaar ook dat hij een verbond sloot met Frankrijk. Philips III, Op Lodcwijk den Heilige was zijn zoon Philips III, de Stoute, gevolgd. id2 ; 08t72te ta. Hij was even vroom als zijn vader en een even goed krijgsman, maar miste diens staatkundige deugden en bovcnal diens moreel gezag. Maar onder hem ging onwccrstaanbaar de groei der monarchale instellingen voort ; de raadslieden der kroon, de juristen, zorgden er voor, dat haar rechten zich steeds uitbreidden. Ook bij Philips deed de Paus pogingen voor een nieuwen kruistoeht. De koning weigerde niet, nam zelfs het kruis aan, maar was verstandig gcnoeg zich niet in gevaarlijke avonturen te begeven. Hij trachtte liever zijn invloed uit te breiden over Spanje. Zijn oudsten zoon liet hij huwen met de erfgename van Navarre en nam daarna dat land in bezit. Ook aan Alfonso X van Castilie deed hij zijn wil verstaan. Maar den zwaarsten strijd had hij te voeren met Aragon. Dat staat in verband met den Siciliaanschen vesper. De hand van Karel van Anjou drukte zwaar op Zuid-Italie. Zijn harde, Karel van Anjou, financieel ook veeleischcnde regeering, die bovendien vreemd bleef aan de 1288-1285. bevolking, was er niet in geslaagd vasten grond te verkrijgen. Het getal on tevredenen steeg met deli. dag. Zij vonden steun bij den Paus, wien ook het juk van den redder der kerk zwaar begon te knellen, maar vooral bij Pedro III Pedro III, koning van Aragon, die door zijn huwelijk met Manfreds dochter van Aragon. Constantia aanspraken had op de erfenis der Hohenstaufen. Pedro's positie was echter moeilijk ; Karel vond steun bij Philips III ; het scheen vermetel De Sielliaan- deze macht te weerstaan. Daar riep de Siciliaansche vesper Pedro uit zijn ache vesper, aarzeling op. Op Sicilie was de gisting steeds toegenomen ; het land gevoelde 31 Maart 1282. zich achteruit gezet en gekneveld. Eindelijk barsttc door een onbeduidende aanleiding, de onheusehe bejegening van Siciliaansche vrouwen door Fransche ambtenaren, de opstand uit. Den 8lsten Maart 1282, toen de vesperklokken de geloovigen ter kerke opriepen, was Palermo in korten tijd in opstand ; de Franschen werden gedood. Het gehcele ciland volgde dat voorbeeld ; weidra was Sicilie van de Franschen bevrijd. De Sicilianen constitueerden zich tot een republiek. Maar toen Karel al zijn troepen naar Sicilie dirigeerde en Messina belegerde, riepen zij de hulp van Pedro III in. Natuurlijk was zijn erkenning als koning van Sicilie de voorwaarde. Zoo ontstond in 1282 een langdurigc oorlog tusschen Aragon en Napels. De Aragoneesche vloot dwong Karel het beleg van Messina op te brcken en versloeg zijn scheepsmacht bij Catana. Een twceden zeeslag verloor Karel in 1284. In 1285 stierven de beide strijders, Karel en Pedro ; maar hun nageslacht zette den kamp als een bloedveete tot in de veertiende eeuw voort. Intusschen had ook Philips III zich gewapend ; hem beval de Paus een kruistocht tegen Aragon. In 1285 trok de koning op naar het zuiden. In den aanvang veroverde hij het grootste gedeelte van Catalonie. Maar weldra kwam een einde aan den kruisPhilips IV. tocht ; den Men October 1285 stierf Philips III. de Behoove. 1285-1314. Ain opvolger was zijn zoon Philips IV, de Sehoone. Door hem bereikt . 889 het Fxansche koningschap zijn hoogtepunt. Naar binnen en naar buiten is Frankrijk de krachtigste staat, de eerste monarchie van Europa, die al zijn tegenstanders, zelfs den Paus, overwint. Philips IV, uiterlijk door zijn schoon gelaat, goed gevormden lichaamsbouw en aangename manieren zijn bijnaam ten voile waardig, maakt als koning, als politick man geen aangenamen indruk. Ms de meeste mannen, die tot de taak zijn geroepen om op de puinhoopen van de oude cen nieuwe ordc van zaken te grondvesten, heeft Philips die hardheid en gewelddadigheid, die slimheio en zelfs bcdrieglijkheid, die vooi zulk een taak haast onmisbaar zijn. Zijn politiek, hoe gerechtvaardigd ook in haar doel, is in de aangewende middelen dikwij s laakbaar. Nergens komt dat sterker uit dan in zijn strijd met den Paus. Het krachtige Fransehe koningschap, dat zich onder Philips IV nog meer zou versterken en waarin het Fransche yolk in al zijn geledingen meer en meer zijn uiting en zijn vertegenwoordiging ging erkennen, moest noodwendig in botsing komen met den Paus, die, trotsch op zijn zege op de Hohenstaufen, zich als den heer der wereld beschouwde en niet voornemens was lets van zijn aanspraken op te geven. In zulk een strijd gaat het hard tegen hard ; maar toch, ook waar de toekomst aan Philips behoort, daar valt de nobcle rol wel in den regel aan den Paus ten deel. Philips herinnert leven dig aan Frederik II, maar mist diens breede wetenschappelijke en artistieke ontwikkeling. Een man zonder eenig moreel besef en dat ook niet bij anderen veronderstellend ; een staatsman in dezen zip, dat het belang van den staat bij hem het hoogste geldt ; een voorlooper van Lodewijk XIV die het beroemde •L'etat c'est moi" kon hebben uitgevonden ; begaafd met een koel politiek verstand dat van geen buigen of wijken weet, en met eon meedoogenlooze energie, die alles uit den weg ruimt, wat zich tegen hem durft stellen. Maar juist daardoor cen goed koning, een zegen voor zijn staat, de grondlegger van nieuwe toestanden, de man van den nieuwen tijd. Nog voordat het dreigende conflict met den Paus een scherpen vorm had aangenomen, was Philips reeds in oorlog geraakt met Engeland. Ook daar had een vorst den troop bestegen, die vastbesloten was zich door niemand op zijde te laten dringen en die om zijn doel te bereiken geen middcl ontzag. Toen Hendrik III in 1272 na een lange regeering eindelijk stied, was Eduard 1, zijn opvolger Eduard I niet in Engeland ; hij streed ver weg in het oosten. 1272-13 w. Eerst twee jaren daarna zette hij den voet op Engelschen bodem en begon zijn regeering, die, evenals die van Philips IV voor Frankrijk, voor Engcland beslissend is geworden. Eduard is de eerste nationale Engelsche koning ; in tegenstelling tot zijn voorgangers was hij geheel Engelschman in denken en voelen. Hij bezat alle goede en sleehte eigenschappen van zijn landward. Hij was een geboren heerscher, heerschzuchtig en gestreng, vasthoudend aan zijn rechten, trotsch, onbedwingbaar, hardnekkig, niet zeer gul met zijn vertrouwen en zijn sympathie, maar ook onzelfzuchtig, werkzaam, nauwgezet, een man van zijn woord, sober en gematigd, vol plichtsgevoel, ook godsdienstig. Voor dezen koning gingen de ridders en soldaten édoor een vuur ; hij was bij hen even geliefd als gevreesd. Het yolk vertrouwde hem en had hem lief, gelijk hij op zijn beurt zijn yolk boven alles liefhad en het dus vertrouwde. 840 Toen Eduard de regecring aanvaardde, vond hij Engeland in moeilijkheden gewikkeld met Wales. Daar, in het woeste bergland, dat onberoerd wales. was gebleven door alle veroveringen, leefdcn de Kelten nog hun eigen nationaal levels als boeren en herders, uiterlijk vrij ruw en woest, maar toch innerlijk van zulk een beschaving, dat zij het aanzijn konden geven aan een yolksletterkunde, die, naar Engeland en Frankrijk overgebracht en in beide landen sterk vervormd, Europa in geestdrift heeft doen komen voor de heldendaden van Arthur en zijn tafelronde. Altijd hadden de Kelten vijandig tegenover de Engelsche koningen gestaan ; zij begrepen, dat daar het gevaar voor hun ongerept bestaan lag. Reeds v66r 1066 hadden Angelsaksisehe koningen tegen Wales gestreden en het land door veroveringen besnoeid. Willem I en zijn opvolgers gingen daarmcde voort ; Zuid-Wales viel langzamcrhand in de handen der Engelschen. Maar daarmede was het vorstendom nog niet veroverd. Want de derticnde eeuw kenmerkt zich door een merkwaardige rationale renaissance op ieder gebied ; de regeering van de beide Llewellyns vomit dan den bloeitijd van het Keltischc yolk ; Wales was een krachtige staat, die alle aanvallen van Jan en Hendrik III zegevierend wist of to slaan en zelfs zijn gebied belangrijk uitzette. Zoo vond Eduard I den toestand ; hij besloot, ten deele uit zelfbehoud, aan de zelfstandigheid van Wales een einde te ma ken. De cerstc vcldtocht in 1277 beroofde Llewellyn II van het grootste verovering gedeclte van zijn land, de twecde van 1281 tot 1288 bracht het geheele pins van Wales, dom in Eduards maeht. Overal werden sterke burchten aangelegd om de 1283. bevolking in bedwang te bouden ; overal word de Engelsche wet en recht in het land ingevoerd. Toen Llewellyn in 1288 stierf, benbemde Eduard zijn pasgeboren oudstcn zoon tot pries van Wales, maar ram natuurlijk zeif voor hem het bestuur in handen. Sedert dien tijd draagt de Engelsche troonopvolger den genoemden titel. Wales werd dus niet ingelijfd, maar bleef een afzonderlijk vorstendom, door een personeelc unie aan Engeland verbonden. De volgende jaren zijn merkwaardig voor de inwendige vorming van den Engelschen staat. Toen consolideerde het Engelsche staatsrecht zich in den Binnen- vorm, waarin wij het nog kennen. Koning, parlement, de gerechtshoven, de lands& be- vormen van de administratic, de indeeling van het rijk, de betrekkingen van stuur van Edu.ard kerk en staat, kortom, de moderne Engelsche staatsorde dagteekent uit dezen tijd. De koning zeif was de organisator van alles. De drie gerechtshoven, kings bench, exchequer en common pleas, ontvingen van hem hun organisatie. Aan hem dankt de privy council zijn vorm ; daarnaast werd de court of chancery gevestigd, als welk hoofd de lord-kansclier fungeerde. De kerk bond Eduard door sterke banden aan den staat en ontknoopte zorgvuldig maar energiek de verbinding, door Jan met Rome aangegaan. Den handel beschermde de koning naar vcrmogen ; niemand heeft meer voor de veiligheid der wegen gedaan dan hij ; mede daarvoor werden vrederechters aangesteld. Ook wist Eduard door allerlei sociale maatregelen de vorming van het kleine grondbezit te bevorderen. Maar de belangrijkste maatregelen betreffen de vorming en samenstelling Hot van het Engelsche parlement. Dat lichaam is langzaam gegroeid uit den partement. common council of the realm, de vergadering van baronnen, aie de magna 841 charta had doorgedreven en sedert met de handhaving daarvan belast was. Langzamerhand waren de bevoegdheden en ook de samenstclling van dat lichaa.m gewijzigd. Ten a inde zekerder te zijn van het inkomen der belastingen, had de koning de medewerking van den council ingeroepen ; maar daar de toestemming tot een heffing slechts dengene bond, die daaraan zijn zegel had gehecht, was het noodzakelijk geworden hoe langer hoe meer edelen, hoogerc en lagere, op te roepen. Maar de oproeping van den lageren adel noopte dczen op zijn beurt in verband met zijn talrijkheid naar een middel om to zien om zijn rechten uit te oefenen zonder zelf genoodzaakt te zijn tot de moeilijke en ook kostbare rcis naar het hof des konings. Zoo zien wij al spoedig, dat in ieder graafschap de lagere adel, de gentry, waarbij zich al spoedig de niet-adellijke grondbezitters aanslotcn, onder voorzitterschap van den sheriff bijeenkomt om afgevaardigden te verkiezen naar den common council. Naast die gedeputeerden van de graafschappen stellen zich al spoedig die der steden ; overeenkomstig de steeds stijgende economische beteekenis der steden nemen ook zij een steeds brcedere plaats in het Engelsche staatsleven in ; vooral de financieele kracht der steden verstcrkte haar beteekenis tegenover de kroon niet weinig. Zoo kwam Simon de Montfort er toe twee burgers uit iedere stad in den council op te roepen. Eduard I volgde dat voorbeeld ; ook deze koning zocht st eun bij de opkomende burgerij. Al deze veranderingen vonden haar v oltooiing in het parlement van 1295. Daar zaten lords en bisschoppen te zamen met vertegenwoordigers der graafschappen en der steden. Dat parlement vergaderde te Westminster, waar het sedert zijn vasten zetel heeft behouden. Te midden van al deze binnenlandsehe veranderingen was Eduard in een ernstig conflict geraakt met Schotland. De geschiedenis van dat koninkrijk Sohotlaud. is tot dezen tijd vaag en ook van minder belang. Het ontleende zijn naam aan den Ierschen stam der Schotten, die in de zcvende eeuw het land had weten meester te wordcn. Sedert was de politieke eenheid van het land gevestigd. Maar in deze eenheid moet men de tweeheid onderseheiden van hooglanders en laaglanders. Bezuidcn de Hooglanden had de Engelsche beschaving wortel geschoten, zoodat er grooter onderscheid was tussehcn de hooglanders en de laaglanders dan tusschen deze en de Engelschen. Ook beide koningshuizen waren door huwelijken en door vriendschap nauw verwant. Het sprak dus van zelf, dat de Schotsche koning, die een laaglander was, zich als een Engelsch vorst ging beschouwen, dikwijls aan het Engelsche hof verkeerde en zich dus zelfs door een soort lecneed aan de Engelsche kroon verbond. Dat alles moet men in het oog houden om Eduards politiek tegenover Schotland te begrijpcn. In 1290 stierf het, Schotsche koningshuis Kenneth met Margareta uit. De voornaamste pretendenten waren John Balliol en Robert Bruce. Dadelijk at"' hadden alle belanghebbenden koning en parlement van Engcland erkend als jobRiloBber de scheidsrechters in dezen troonstrijd. Maar nog voordat de beslissing was Bruce. gevallen, nam Eduard als leenhcer de voornaamste sterktcn van Schotland in bezit. Nadat hij zich zoo van het land had vcrzekerd, lict hij vonnis vellen over de bezetting van den troon ; Balliol word in 1292 tot koning 842 van Schotland geproclameerd. Deze deed onmiddellijk aan Eduard den eed van trouw. Maar juist over dezen eed ontstonden weldra moeilijkheden ; Eduard vatte zijn rechten in Schotland veel ruimer op dan Balliol. Vandaar dat al spoedig de oorlog tusschen beiden uitbrak. Eduard bezette Berwick, Edinburgh, Stirling en Perth ; Balliol gaf zich in 1296 over en verdwijnt verder van het tooneel. Eduard verklaarde het land als een vervallen leen Ilidnard I verovert tot kroongoed en liet zich als koning huldigen. Ten teeken, dat het Schotsche Eiohotland, koninkrijk had opgehouden te bestaan, liet hij den kroningsstecn, volgens de 1296. legende die, waarop de aartsvader Jacob het hoofd had te ruste gelegd op zijn vlucht voor Ezau, van Scone near Westminster overbrengen. Zoo meende Eduard een tweede rijk aan de Engelsche kroon te hebben toegevoegd. Maar hij had buiten het Schotsche yolk gerekend. Nadat de adel zich had onderworpen, kwam het yolk in beweging ; aan hun hoofd stelde zich William Wallace, de nationale held van Schotland. Door den William Wallace. slag bij Stirling wist hij in 1297 niet alleen het Engelsche leger te verslaan maar ook zijn vaderland van de vreemde overheersching te bevrijden ; in naam van Balliol aanvaardde hij de regeering. Toen trok Eduard zelf near Schotland ; bij Falkirk behaalde hij de overwinning ; gelukkig wist Wallace zich te redden. Maar daarmede was Schotland niet veroverd. Hoewel Eduard zoo goed als alle sterkten in bezit had, reikte zijn gezag niet verder dan zijn zwaard. Oorlog van Het Schotsche yolk stond in dezen strijd niet alleen ; indirecte hulp genoot Engeland en het van Philips IV. De verhouding van Eduard en Philips was van den Frankriik. 1294. aanvang of moeilijk geweest ; het was weer de oude strijd der Plantagenets en der Capets. Allerlei geschillen verscherpten het conflict. Beide koningen zochten bondgenooten. Eduard vond steun bij Adolf van Nassau en bij de meeste vorsten in de Nederlanden, vooral bij graaf Guy van Vlaanderen. vh•, ndere,.. Vlaanderen was destijds reeds een der rijkste landen van Europa, bloeiend door handel en nijverheid ; Brugge en Gent waren centra van welvaart en ontwikkeling. Een verbond met Engeland, dat de wol leverde voor de Vlaamsche spinnerijen, was voor Vlaanderen een economische noodzakelijkheid ; maar daarvoor zou graaf Guy zijn leeneed aan den koning van Frankrijk moeten breken. Tusschen beide moeilijkheden aarzelden en Guy en het Vlaamsche yolk, zoodat partijschappen het land verdeelden. Leliaarts en Klauwaarts stonden tegenover elkander ; de graaf zocht beide partijen beurtelings te bevredigen. In 1294 verbond Guy zich eindelijk met Eduard, die hem hulp en groote voordeelen beloofde. Terzelfder tijd brak de oorlog tusschen Engeland en Frankrijk uit, die cchter reeds na een jaar eindigde. Philips, die begreep wat hier op het spel stond, daagde Guy voor zich. Deze waagde het niet weg te blijven. Toen liet Philips hem in het Louvre gevangen houden ; eerst na tien maanden werd hij weer losgelaten. Voorloopig bleef Guy nu de zijde van zijn leenheer houden. Maar in 1297 sloot hij een nieuw verbond met Eduard. Het zou hem duur te staan komen. Binnen korten tijd was Philips meester van geheel Vlaanderen ; Gent en Brugge gaven zich aan de Franschen over ; in 1800 was Vlaanderen een Fransch kroonland ; Guy werd nogmaals te Parijs gevangen gezet. In 1801 848 kwam Philips in feestelijken omtocht een rondreis doen door het nieuwe gebied. Met ijzige kalmte werd hij er ontvangen ; het was stil en doodsch in Vlaanderland. Maar het was de state, die den storm voorafging. Ook hier had de koning dezelfde vcrgissing begaan als Eduard I in Schotland ; hij had buiten het yolk gerekend Een wijd vertakte samenzwering bereidde over het gehcele land den opstand voor. Eindelijk gaven in Mei 1802 te Brugge Jan Breydel en Pieter de Coninck het sein ; de tegenhanger van den Siciliaanschen vesper waren de Brugsche metten. Geen Franschman werd gespaard ; duizenden werden gedood. Op dat bericht wapende zich de koning, maar ook het Vlaamsche yolk, onder leiding van Guy's kleinzoon Willem van Gulik ; het was de eehte volksstrijd tegen de overheersching van een vreemdeling. Bij Kortrijk stuitten den leden Juli 1802 beide legers op elkander ; Slag blj twee volken, twee beschavingsvormen stonden daar tegenover elkander ; tegenover de Fransche ridders stond de Vlaamsche burgerij. De uitslag was geheel anders dan men had verwacht ; door een behendige taktiek behaalden de Vlamingen de overwinning. Het bericht van deze zege doorklonk geheel Europa als een bazuinstoot, die den val der feodaliteit verkondigde. Willem van Gulik was de held van den dag. Maar Philips gaf den kamp niet op ; veel is er in de volgende jaren nog gestreden. Doeh spoedig zag de koning in, dat hij op den verkeerden weg was ; hij had andere middelen om Vlaanderen te bedwingen ; Robert III, de zoon en opvolger van Guy, was in zijn macht : met hem sloot hij in 1805 den vrede van Athies, een vernederend verdrag na den roem vrede van van Kortrijk. De graaf liet zijn dapper yolk in den steek ; Fransch-Vlaanderen " 1'1 —14 13 ". ging verloren ; zware boeten werden aan de steden opgelegd. Eduard I had weinig voor Vlaanderen kunnen doen ; de Schotsche zaken hadden hem bezig gehouden. Herhaaldelijk sloot hij wapenstilstanden met Philips, die echter even spoedig weer werden verbroken. Eindelijk in 1808 kwam het verdrag van Parijs tot stand, waarbij alles in den vroegeren toe- vrede van stand werd hersteld. Beide koningen wenschten den oorlog te beˆindigen ; paras,1803. beide hadden een anderen strijd uit te vechten. Onmiddellijk na den vrede wierp Eduard I zich weer op Schotland. In 1804 heroverde hij wederom het land ; alle tegenstand scheen gebroken ; Wallace werd door verraad gevangen wallace t, genomen en te Londen ter dood gebracht. Maar dat was bijna het eenige 1304. doodvonnis, dat werd geveld. Door welwillende tegemoetkoming wist Eduard het Schotsche yolk voor zich te winnen. Een raad van Schotsche edelen bestuurde het rijk in zijn naam ; Schotsche leden namen zitting in het parlement te Westminster. Toen Eduard I in 1807 stierf, scheen de verovering van Schotland een voldongen feit. Ook Philips IV had in 1808 den vrede gewenscht : de strijd met den Paus eischte al zijn krachten. Op den stoel van St. Pieter zat sedert 1294 Bonifa- Bonlfaelue ChM VIII, de waardige opvolger van Gregorius VII en Innocentius III. Met 129411303. het imponeerende uiterlijk en de geestelijke gaven van den geboren heerscher vereenigde hij de aloude opvattingen aangaande de positie van den Paus in de wereld als het hoofd der Christenheid, geestelijk en wereldlijk. Hij beschouwde zich als de vertegenwoordiger Gods op aarde ; hij liet zich caesar 844 en imperator noemen. Om zich als zoodanig te doen gelden bezat Bonifacius groote gaven, scherpzinnigheid, vindingrijkheid, groote geleerdheid, inunens zelfvcrtrouwen, vast geloof aan de rcchtmatigheid zijner aanspraken. Maar hij bezat een font ; hij kende zijn tijd niet ; hij begreep niet, dat zijn aanspraken die van een onherroepelijk verleden waren, dat, at was Duitschland uit zijn voegen gerukt, daarnaast een jonge, krachtige Fransche staat stond, geregcerd door een koning, die het juiste begrip van de staatsmacht en haar eischen had verkregen. In den aanvang was Bonifacius gelukkig. Hij was de bemiddclaar tusschen Frankrijk en Engeland en wist in 1295 zelfs den vrede tot stand te brengen. Maar al spoedig kwamen er zwarigheden. Tom de Fransche geestelijkheid te Rome klaagde over de zware lasten, haar door de kroon opgelegd, vaardigde de Paus den 25sten Februari 1296 de bul Clericis laicos uit, waardoor aan leeken werd verboden van geestelijken belasting te eischen en aan deze ze zue stead te betalen. Dat was een oorlogsverklaring aan Philips IV. Zijn antwoord met Philips bleef dan ook niet nit. Zonder den Paus te noemen verbood hij den 17den iv. Augustus den uitvoer van paarden, wapenen, geld en kostbaarheden. Daardoor waren alle pauselijke inkomsten in Frankrijk voor Rome verloren. Bonifacius liet zich dat natuurlijk niet welgevallen. Den 25sten September richtte hij een scherpen brief tot den koning, waarin hij zoowel dreigde als beloofde. Vijf dagen later volgde een nog scherper brief, waarin de Paus den koning het recht ontzegde om zich eenig gezag over de geestclijkheid aan te matigcn ; boog de koning het hoofd niet, dan zouden de gestrengste geestelijke straffen over hem worden uitgestort. Wat daarop is gcvolgd, is niet in bijzonderheden bekend. In icder geval nam de strijd voorloopig geen hatelijk karakter aan ; in 1297 gaf de Paus aan de Fransche geestelijkheid zelfs verlof tienden te betalen, ja hij stelde de bul Clericis laicos zoo goed als geheel buiten werking. Daarmede was voorloopig de vrede gesloten. Waarschijnlijk hccft de strijd in Rome zelf den Pans tot toegevendheid genoopt ; eerst in 1299 gevoelde Bonifacius zich weer veilig. Toen ook kon hij weer met kracht de hand slaan aan de voorHet Jubeljaar. bereiding van het jubeljaar, dat voor 1800 door hem was uitgeschrcven. In het eeuwjaar noodigde de Paus de geheele Christenheid nit om op het graf van St.-Pieter haar devotie te verrichtcn. Zijn oproep vond overal geestdriftig gehoor. Hoog rees het gezag van den Paus ; millioenen Chiistenen aanbaden hem als den zichtbaren vertegenwoordiger Gods, als den heer der wereld. Geestelijken stroomden toe om hem te huldigen. In mystieke verrukking zag dc Paus zich als Keizer, tronende boven vorsten en volken. Ten teeken daarvan nam Bonifacius de driedubbele kroon aan. De Pans, in wien de theocratie haar hoogste en verhevenste uitdrukking had gevonden, zou ook het begin van haar smadelijken val beleven. De mystieke glans van het jubeljaar was bedrieglijk, ook voor den Paus zelf. Nuchterc politici als Philips IV zagen de realiteit der dingen ; zij zetten zich schrap tegen de aanspraken der kerk. De Paus hervatte de onderhandelingen Nieuwe 'Algid vattPmm en met den koning. Ongelukkig zond hij als zijn legaat den bisschop van Pakoning. miens, een der heftigste verdedigers van het pauselijk gezag. Deze stak zich 845 diep in allerlei intriges met 's konings vijanden en werd daarom voor het hof gedaagd. Philips eischte zijn afzetting. Hij stuitte echter op de onverzettelijkheid van den Paus. Tegen November 1802 riep deze een algemeen concilie te Rome bijeen om over de Fransche aangelegenheden te beraadslagen ; Philips IV werd uitgenoodigd om daar te verschijnen en zich te verdedigen ; zijn afzetti14. , lag voor de hand. Philips besloot die te voorkomen ; het nationale Fransche koningschap, de Fransche staat stonden op het spel. De bisschop van Pamiers werd verbannen. Toen herriep de Paus den 4den December 1801 bij de bul Salvator mundi al zijn vroegere concession en vaardigde zelfs den volgenden dag de bul Ausculta fili uit, waarin hij het programma van het wercldbeheerschend pausdom in voile consequentie aanvaardde ; hij beval Philips zich aan zijn bcvelen te onderwerpen. Maar de koning weigerde ; hij vond steun bij zijn yolk, dat als een aangesloten eenheid achter hem stond. Philips riep in 1802 de staten-generaal bijeen, een lichaam dat door hem niet is in het leven Statengeroepen, maar wel tot een belangrijk staatslicha am is vervormd. Reeds ewler" 1. 1302. vroeger waren adel, geestelijkheid en derde stand soms vereenigd, dan weer afzonderlijk ter beraadslaging opgeroepen, maar nog nooit tot zulk een gewichtig doeleinde als than. Den 10den April 1802 kwamen zij te Parijs bijeen. Hun vcrklaarde Philips zijn kroon met alle beschikbare middelen tegen den Paus te willen verdedigen. De staten-gcncraal verklaarden zieh co mmi e te bereid den koning trouw ter zijde te staan en verboden aan alle gecste- Rome, 1302. lijken het concilie bij te wonen. Toch opende de Paus de kerkvergadering in November ; trots het verbod waren er ook Fransche bissehoppen verschenen. Den 18den November keurde het concilie de bul Unam sanctam goed, waarin nogmaals de kerkelijke theorie werd geformuleerd. De Paus werd tot hoofd der wereld verklaard, de geestclijkheid verheven boven het wereldlijk gezag en alleen aan den Paus onderworpen. Plechtig werd de ban uitgesproken over alien, die de curie het haar toekomende wilden onthouden of haar op andere wijze benadeelen. Dat was, zondcr dat hij werd genoemd. de banvloek over Philips en zijn raadslieden. Dezc besluiten werdcn natuurlijk door Philips beantwoord. Den 12den Maart 1808 kwam een vergadering van notabelen te Parijs bijeen. Daar werd 's konings aanklacht tegen den Paus voorgelezen. Bonifacius' antwoord liet zich niet wachtcn. Den 8lsten Mci ontbond hij alle onderdane„ in Bourgondie en andcre Duitsehe landen van hun ccd aan den koning. Daarmedc tastte de Paus de eenheid van den Franschcn staat aan. Zoo was ook de meening van koning en yolk ; den 10den Juni noodigden de notabelen den koning uit een concilie bijecn te roepen. Ongelukkig begrecp Bonifacius den stand van zaken in het geheel niet ; de eene bul na de andere verscheen tegen den koning en Frankrijk, vooral tegen de Fransche geestelijkheid, die den koning goeddeels steunde. Reeds maakte de Paus zich gerecd Philips of te zctten, toen hem plotseling de catastrofe trof, die het pausdom ter aarde wierp en het tot het werktuig der Fransche politiek maakte. In den nacht van 5 op 6 September 1808 nam Guillaume de Nogaret, de gezant van Philips, met eenige troepen den Paus te Anagni gevangen. Of de koning dat bepaald 846 bevolen hecft, is niet duidelijk ; maar tocn het eenmaal gesehied was, aarzelde Philips geen oogenblik er partij van te trekken. Twee dagen bleef de Paus, die zich met waardigheid elken smaad liet welgevallen, in de macht der Franschen ; Nogaret kon van hem echter geen herroeping van zijn decreten verkrijgen. Spoedig werd Bonifacius door de bevolking bevrijd en naar Rome 13 —"" t.1" gevoerd. Maar zijn kracht was gebroken ; reeds den 1 lden October 1808 is 11 Oct. 1303. Bonifacius VIII gcstorven. Benediotme Zijn opvolger Benedictus XI begreep, dat verzoening het wachtwoord 1803-1804. moest zijn. Hi onthief den koning van den ban, trok alle aanklachten in en hcrriep de bul Clericis laicos. Maar reeds in Juli 1804 stied hij. Tien maanden duurde het, voordat de aartsbisschop van Bordeaux, Bertrand de Clemens v. Got, als Clemens V tot Paus werd verkozen. Al spoedig bleek het, dat 1306-1314. Clemens weinig meer dan het willooze werktuig van den Franschen koning was. VVat tusschen beiden voor en na de verkiezing is overeengekomen, is onbekend ; maar dat de Pans zich tot ruime concession had laten bewegen, staat vast. Philips beschikte naar willekeur over de Fransche bisdommen. Een proces werd te Rome op touw gczet tegen de nagedachtenis van Bonifacius VIII. Nog meer : de Paus moest zich laten gebruiken om de orde der Tempeliers te vernietigen. In het Heilige Land hebben de Tempeliers ontegenzeglijk aan de zaak De Tempeliers. der Christenheid belangrijke diensten bewezen. Maar reeds toen werd aan de ordc niet zonder grond verweten, dat zij alleen haar eigen belang nastreefde. Zij werd rijk en daardoor machtig, maar ook hebzuchtig. Zij was reeder en koopman in het groot ; in haar handen was een groot deel van het verkeer van oost en west. De Temple tc Parijs was een soort beurs voor geheel Europa. Zoo werd de orde een militaire, economische, financieele macht in den staat, die voor de kroon niet zonder gevaar was. Dat gevaar werd te grooter, toen Palestina verloren ging en dus aan de orde haar reden van bestaan was ontnomen ; zij gebruikte haar kapitaal slechts ten behoeve harer leden. Daarbij kwam, dat ook hier de ledigheid des duivels oorkussen bleek. Al moge zeer veel overdrevens in de tegen de Tempeliers ingebrachte beschuldigingen schuilen, het staat vast, dat ook dezc orde niet aan de algemeene morcele verslapping, die volgde op de kruistochten, is ontkomen. Hoogmoed, genotzucht, onzedelijkheid, en ook ketterij werden haar verweten. Haar privilegien op kerkrechterlijk gebied veroorzaakten bovendien een hevig verzet bij de geestelijkheid. Ten slotte vonden de Tempeliers bij niemand meer steun dan bij den Pans. Maar dczen steun moesten zij noodwendig verliezen, zoodra er zich ernstige ketterijen bij de orde begonnen te vertoonen. Onder den invloed van den jammerlijken afloop der kruistochten doortrilde een vertwijfeling de Christenheid, die het aanzijn gaf aan tallooze nieuwe ketterijen. De beginselen der Albigenzen doken in Zuid-Frankrijk weer op onder de Tempeliers en namen onder hen een beslist vijandig karakter tegen de kerk en zelfs tegen het Christendom aan. Zoo kon de val der orde niet uitblijven. Maar niet kerkelijke, maar politieke oorzaken hebben Bien bewerkt. Philips zag terecht in de Tempeliers een staat in den staat, dus een gevaar voor de gemeenschap. Maar op deze 847 sterke, goed verdedigde vesting stuitten alle wapenen van het Fransche koningschap af. Het gevaar werd nog grooter, then de grootmeester Jacques du Molay met alle grootwaardigheidsbekleeders van Cyprus naar Frankrijk kwam om daar voor goed zijn zetel te vestigen. Dat moest Philips tot elken prijs verhinderen. Aileen de Paus kon echter den koning de voor de orde gevaarlijke wapenen in de hand geven. Het schijnt, dat Philips de middelen heeft bezeten om Clemens V te dwingen hem in dezen ter wille te zijn. De Paus kon trouwens moeilijk zich tegen de vervolging verzetten, tocn in 1806 Val der de geheimen der orde in een proces werden verraden. In Augustus 1306 'rev lers. bcloofde de Paus een onderzoek. Nu liet Philips den 18den October 1806 i alle in Frankrijk aanwezige Tempeliers, waaronder de grootmeester zelf, gevangen nemen. Te gelijker tijd werd beslag op hun goederen gelegd. Vervolgens werd het proces geinstrueerd ; met en zonder pijnbank werden aan sommige Tempeliers zeer bezwarende getuigenissen ontlokt. Maar steeds aarzelde de Paus de orde aan den koning prijs te geven. Ten slotte moest hij evenwel buigen. Nadat de staten-generaal de vervolging der orde hadden geeischt, beval Clemens V bij bul van den 12den Augustus 1807 cen algemeene instruetie tegen de Tempeliers. Een langdurige procedure ; in 1810 was het einde nog niet daar. Toen besloot de Koning tot een gewelddaad den 2den Mei 1810 werden op zijn bevel een groot aantal ridders als ketters tc Parijs verbrand ; elders geschiedde hetzelfde. Toch zette de Paus het proces voort en weigerde de opheffing der orde te decretecren. Eerst den 22sten Maart 1812 werd zij wegens ketterij bij de bul Pax in excels— door den Paus plechtig opgeheven, Haar bezittingen werden aan de Johanniters toegewezen, wat Philips niet bilette de in beslag genomen goederen ten eigen bate te confisqueeren. Nu was het lot der Tempeliers spoedig beslist ; den 18den Maart 1318 werd Jacques du Molay te Parijs verbrand, welk lot nog vele andere ridden- heeft getroffen. Hoewel Philips IV ongetwijfeld cen dreigend gevaar afwendde, toen hij de Tempeliers vernietigde, heeft toch het wreede proces altijd zijn nagedachtenis gedrukt. Reeds de tijdgenooten zagen er den toorn des Hemels in, dat naar de voorspelling van Jaccp es du Molay den 20sten April 1814 Clemens V en den 29sten November van dat jaar Philips IV zijn gestorven. Hoewel niet onder zulke gruwelen, werd de orde der Tempeliers ook elders opgeheven, met name in Duitschland. Van den aanvang af waren Albrecht en Philips nauw verbonden geweest ; hun gemeenschappelijke vijand Bonifacius VIII drong hen hoe langer hoe meer tot aaneensluiting. Maar deze verbinding met het sterke Fransche koningschap was niet naar den zin der keurvorsten, die zich reeds in 1800 tegen den koning coaliseerden. Tegen hen zocht Albrecht steun bij de steden, aan wie hij rijke privilegi6n en uitgebreide voorrechten sehonk ; met hun hulp wist hij in 1801 de vorsten te overwinnen. Toch was het er ver van af, dat Albrecht het oude Duitsche koningschap weer zou kunnen herstellen ; ook had hij zelf weer het oog gericht op vergrooting van zijn erflanden dan van zijn koningsmacht. In verband daarmede is ook zijn strijd met de Zwitsers te besehouwen. aisbtriTtamnet De beginselen der Zwitserschc vrijheid behooren meer tot het gebied der do zwigeers, 848 overlevering dan dat der geschiedcnis. De sage hceft ook hier haar liefelijken arbeid verricht en om (le done feiten het rankigc klimop der wale geslingerd. Is er een mecr bekend en gelicfd vrijheidsheld dan Wilhelm Tell, miens naam een voortdurcnde waarschuwing is gcworden voor alle tyrannie ? Wie kent niet den despoot Gessler en zijn droevig cinde ? Wie heeft nooit gehoord van den red op den Rutli, waar Zwitsersche vrije mannen zweren als ecn eenig yolk van broeders clkander in strijd en nood getrouw bij te staan ? Al deze sagen, ten slotte vereenigd tot een poetisch geheel, zijn populair gebleven. Wat zegt echter de historic van deze dingcn ? Van de drie woudstreken Uri, Schwyz en Unterwalden werd het tweede van oudsher door vrije boeren bewoond ; de beide andere waren onderworpen aan geestelijkc en adellijke heeren. Natuurlijk stonden zij tc zamen met andcre landen onder graven. In plaats daarvan kwamen later de Habsburgers, die verschillende rechten uitocfenden. Zij brachten Schwyz onder hun voogdij en brcidden die langzamerhand ook over de beide andere strekcn uit ; tevens trachttcn zij hun voogdij geleidelijk in een formeele heerschappij om tc zetten. Dat was een proces, dat ook elders meermalen voorkwam en nicts opmerkelijks aanbood. Evenmin was het iets afwijkends, dat koning Hendrik, de zoon van Frederik II, in 1281 Uri onder zijn bescherming nam, wclk privilege de Keizer zelf in 1240 aan Schwyz verleende. In de stormen van het interregnum wcrden de woudstreken als zoovele andere feitelijk vrij. Om zich echtcr te kunnen verdedigen, bood Uri aan Rudolf van Habsburg de uitoefcning der koninklijke rechten aan. Na Rudolfs dood volgde Albrecht hem natuurlijk ook in deze rechten Verbond der op. Maar Albrecht wilde verder gaan ; hij wilde landsheer worden. Tegcn dat woud s trek en : gevaar sloten Uri, Schwyz en Unterwalden den lstcn Augustus 1291 een yen1 Au g. 1 2 9 1 bond om hun positie tegenover het rijk te handhaven. Ztirich sloot zich spoedig daarbij aan. Dat bcroemde verbond, dat de hoeksteen der Zwitsersche vrijheid zou worden, werd door Adolf van Nassau bekrachtigd. Maar het gevaar voor de Zwitsers werd groot, toen Albrecht in 1298 koning was gewordcn. Wat in de eerstvolgende jaren is gebeurd, is niet duidelijk. In Schwyz is Albrecht als voogd erkend, in Uri niet. Maar tot een strijd is het nict gekomen ; ecrst veel later hebben de Zwitsers hun vrijheid met het zwaard in de vuist mocten verdedigcn. In geen geval staat echter met dat alles de dood van den koning in verband. Den lsten Mei 1808 is Albrecht door zijn necf Johan van Zwaben vermoord ; geheel persoonlijke motieven hebben hem daartoe gedreven. Maar de keurvorsten hebben van den moord gebruikt gemaakt ; geen Habsburger ! was de leuze bij de koningskeuze. Ook nu werd een weinig machtig vorst, de graaf van Luxemburg, als Hendrik 131 R ; VII verkozen. I;:84•I:I :kik De nicuwe koning was een ridderlijk, rijk begaafd man, maar meer Franschman dan Duitscher. Van de Duitsche verwikkelingen begreep hij nets ; Relit' was het doel zijner wenschcn ; daar wilde hij de oude Keizersmacht herstellen. Zoo staat hij als een vreemdeling in zijn tijd. De macht van zijn huis vergrootte hij door het huwelijk van zijn zoon Jan met Elizabeth van Bohemen ; zoo kwam in 1810 dat land aan zijn geslacht. Terzclfder tijd nam hij zijn maatregelen voor den tocht naar het zuiden ; hij bevestigde alle 849 rechten der vorsten en gaf hun de steden prijs. Zoo offerde Hendrik de toekomst van Duitschland op aan onbereikbare Keizers-idealen. Hoe was intusschen de toestand van Italie ? Waren daar factoren aanwezig /tam voor den wederopbouw der keizerlijke macht ? In geen enkel opzicht. Venetia vormde reeds sedert eeuwen een onafhankelijke republiek. In den strijd met den Keizer waren Milaan en de Lombardische steden eveneens zoo goed als geheel vrij gewordcn. Florence sloot zich daarbij aan. Voor het overige was Noord- en Midden-Italie overdekt door een netwerk van kleine staatjes, steden en heeren, die elkander veelal onder de oude benamingen van Guelphen en Ghibcllijnen hcftig bestreden. In Zuid-Italia behecrschten de Anjous het koninkrijk Napels ; Sicilia had koning Karel II in 1802 bij den vrcde van vrede van 1302 :". Caltabellotta aan Frederik van Aragon moeten afstaan. De eenige macht, die (3altAbell— de Italiaansche eenheid verdedigd had, de Paus, was sedert 1805 con vazal van Frankrijk. Clemens V waagde het niet zich te Rome te vestigen ; Chsini's en Colonna's betwistten elkander het bezit der Eeuwige Stad. Maar in doze politieke verwarring had con nieuw !even de besten der natie Begin der aangegrepen. Bij het jubileum van 1800 te Rome, het schitterendc einde van tenaissanse * de pauselijke wcreldheerschappij, beyond zich een man van de grootstc beteekenis, eon genie, die de oude tijden afsluit en een nieuwc periode aan de wergild openbaart. Dante Alighieri werd in 1265 te Florence geboren, dat hij Dante, als Gliibellijn later heeft moeten verlaten ; in ballingschap is hij in 1821 " 66-1321 . gestorven. Dante staat nog met beide voeten op den bodem der middeleeuwen, terwijl hij het gelaat beslist naar de toekomst wendt. Dcze tweeslachtigheid is in zijn LPtijnsche en Italiaansche werken, ook in de Divina Commedia, seer goed tc voeten. Nicttegenstaande de grootsche conceptie, de breede viucht der gedachten en de wonderheerlijke taal is het can werk, dat zondcr een uitgebreidc kennis van den tijd niet vollcdig te verstaan is Maar. de Divina Commcdia blijft altijd ecn gcdenktecken in de geschicdenis der mcnschelijke gedachte, omdat wij bij Dante reeds het beginsel van de eigcnaardige levensen wereldbeschouwing vinden, die men later de renaissance zou noemen. Dante is nog de getrouwe noon der kerk en dweept nog met het keizerschap als hoogste staatsmacht, maar in zijn opvatting van den staat en van het individu, in zijn wetenschappelijken zin, in zijn maatschappelijk leven, in zijn opvatting van godsdienst en moraal, in zijn geheele wezen stemt hij vocalen aan, die aan do volgende tijden doen dcnken. Maar ook daar komen de tcgenstrijdigheden .uit. Hij wil vooruit, maar zict met droefheid onder zijn oogen steeds weer nieuwere denkbeelden opkomen, die hem weinig sympathiek zijn. Voor een man, die in een Keizer als Hendrik VII zijn ideaal zag, was ook weinig plaats in het tocnmalige Italie. Dante heeft zich, door rocmzucht, maar ook door vaderlandsliefde gedreven, in den politieken maalstroom geworpen en heeft cr zijn vaderstad door verspeeld. Toch, hoe hoog staat een geniaal man boven de zoo dikwijls kleine politiek van zijn tijd ! In latere eeuwen wees men op hem terug als op den grooten voorganger. Hij heeft voor het eerst weer een stcvigen band met de oudheid gelegd. Door hem kwamen de Romeinschc voorouders, in Italia nooit geheel vergeten, van de school weer in het leven. Vergilius is zijn leidsman ; maar hoe hoog staat hij 850 boven den ouden Mantuaan ! Maar de kerk blijft hij getrouw ; hij dringt diep door in haar geheimenissen gclijk geen leek voor hem ; in de volkstaal zingt hij van de diepste mysterien van het Christendom ; hij is steeds beangst zich tegenover de moederkerk te bezondigen ; tot boetedoening is hij altijd bereid. In zijn geliefde Beatrice, die hem is ontvallen, ziet hij de verheerlijkte, volkomene vrouw voor zich, het ideaal tcvens der kerk. Hendrik VII Met geestdrift begroette Dante Hendrik VII in Italie. Maar de koning kon nict anders dan partijman zijn. Dc Ghibellijnen onder den koning van 1311-1S13. Aragon en Sicilie zagen in hem cen helper in hun strijd tegen de Guelphen onder Robert van Napels. Daar Hendrik sleehts over cen geringe macht beschikte, kon hij wcinig anders doen dan door kleine gevechten en onderD o vit.conti, handelingen hier en daar een klein voordeel behalen. In Milaan stelde HenIn ism Mita"' drik Matteo Visconti tot zijn vicaris aan, een benoeming, die de vestiging van cen dynastie ten gevolge had. Over zee kwam Hendrik in 1812 te Pisa aan. Van daar ijkle hij naar Rome om te worden gekroond. Inderdaad heeft de kroning den 29sten Juni 1812 plants gehad, maar op een armzalige wijze : niet in den St.-Pieter, die door de Guelphen was bezet, maar in het Lateraan, niet door den Paus, die zich niet te Rome waagde, maar door drie kardinalen is Hendrik VII gekroond. Maar zoo had hij toch sleehts een ijdelen titel Hendrik verkrcgen. Nog cen jaar is hij in Italie gebleven ; den 24sten Augustus 1818 vti t, 1 313 is hij te Siena gestorven. Robert van Napels en de Guelphen besloten geen Keizer weer in Italie te dulden. Het eenvoudigste middel daartoe was de verkiezing van een Duitschen koning te verhinderen. Philips IV en Clemens V wilden niets anders ; zij hebben hun doel bereikt. Natuurlijk hoopten zoowel de Habsburgers als Frederik de de Luxemburgers op de kroon. Van dc eersten was Frederik de Schoone, g—11—— 126 - Albrechts zoon, de candidaat ; de anderen stelden, daar Johan van Bohemen nog to jong was, Lodewijk van Bcieren aan hun hoofd. De uitslag der verkiezing was, dat Frederik den 19den October 1813 door drie keurvorsten Lodewijk Iv werd verkozen, maar den 2Osten Lodewijk IV door vier andere. Voor zulk 1313-1347. cen geval gaf het Duitsche staatsrecht geen oplossing. Belden hidden zich voor wettig gekozen en lietcn zich kronen : Frederik te Bonn door den aartsbisschop van Keulen, Lodewijk te Aken door den aartsbisschop van Mainz. Een burgeroorlog was wederom het gevolg. Tot een beslissing kwam het in de eerste jaren nict ; beide partijen hadden elders de handen vol. De Habsburgers wilden de Zwitsersehe woudstreken onder hun heerschappij brengen, die natuurlijk steun zochten bij Lodewijk. Maar in den pas van Slag bit Morgarten, Morgarten Iced de Oostenrijksche ridderschap den 15den November 1815 15 Nov.1316. CCH verschrikkelijke nederlaag van de geminachte boeren. De Zwitsersehe vrijheid ontving hier den vuurdoop en tegelijk het bewijs harer mondigheid ; van dozen tijd of begint do historische ontwikkeling van den Zwitserschen staat. Ook naar Italie breidde zich de strijd uit. Terwijl de Ghibellijnen Lodewijk erkenden, vond Frederik steun bij Robert van Napels en de Guelphen ; door deze trad hij in verbinding met den Paus en met Frankrijk. Na den dood van Philips IV was zijn oudste zoon Lodewijk X koning Lodevak x, 1314-131G. geworden. De ware koning was zijn oom Karel van Valois, het hoofd van den 831 feodalen adel, die brandde van begeerte om de versterking der koningsmacht onder Philips IV weer ongedaan te maken. Dat geiuktc gedecltelijk ; Lodcwijk verleende verschillende privilegien, die den add ten goede kwamen. Van meer beteekenis was zijn broeder en opvolger Philips V. Geen koning heeft in pimps V. korten tijd zooveel ordonnantien uitgevaardigd als hij ; nooit waren de staten- 1316-1322 ' generaal zoo dikwijls vergaderd. Belangrijk is vooral do vergadering van 1317, die beslistc, dat geen vrouw in Frankrijk kon regeeren ; ds.armede was Ie dewijks dochter Johanna van den troon uitgesloten. In roil daarvoor deed Philips ruimc concession ; allerlei privilegien werden ten waarborg tegen willekeur der koninklijke ambtenaren verleend. Ook stonden de staten den koning bij in zijn streven om munt, maat en gewicht in Frankrijk koninklijk en uniform te maken. In 1822 volgde de derde won van Philips IV als Karel IV Karel IV, I388-1828 op. Met hem stiedin 1828 de eerste linie van het huis Capet uit. Maar belangrijkcr figuur dan deze drie Capets was do Paus, die in hun tijd de driedubbele kroon droeg. Na den dood van Clemens V -in 1314 was een lang, stormaehtig conclave gevolgd ; terwijl de Fransche kardinalen een Franschen Paus in Frankrijk wilden behouden, wenschten de Italianen de verheffing van een kerkvorst, die zich verplichtte naar Rome terug te keeren. Zoo blecf de stoel van St. Pieter twee jaren onbezet. Eindelijk wist Philips V het conclave tot een Pauskeuze tc dwingen ; zoo word in 1316 Johannes XXII tot Paus verkozen. Deze keuze was een overwinning der Johannes XXII, Fransche politiek. De nicuwe Paus, een Franschman, was nog nauwer ver- 1318-1334. bonden met de Capets dan Clemens V ; hij was meer intrigant dan staatsman, eerzuchtig en werkzaam, maar zonder diepen bilk in de tijdsomstandigheden ; hebzuchtig en geldgicrig, heeft hij de geldmiddelen van den Heiligen Stocl op kosten der kerk en der geloovigen belangrijk versterkt, maar niet zonder daardoor in breede kringen een hevige ontevrcdenheid op te wckken. Het sprcekt van zelf, dat deze Paus cr niet aan dacht naar Italie terug tc keeren ; hij vestigde zich in 1816 te Avignon, dat aan den pauselijken stoel De Patin to A vignon, behoorde. isis. Tegenover den Duitschen troonstrijd nam Johannes een afwachtende houding aan ; hij zag het belang van de bestendiging van de dubbele keuze zeer goed in. Inmiddels bleef de burgcroorlog in Duitschland slepen. Eerst den 28sten September 1822 kwam het bij Ampfing tot een beslissenden slag ; slag nU Frederik werd volledig verslagen en viol zclfs in do handers van zijn viand. 28 sent Het Habsburgschc huis had voorloopig afgedaan ; Lodcwijk werd overal erkend. De Paus zag het gevaar in voor zich zelf en voor Italie. Daarom noodigdc hij Lodcwijk den 8sten October 1828 uit om zich binnen drie maanden te Avignon te verantwoorden, met welk recht hij zich Duitsch strut' van en de Paus nam dathoning koning noemde ; zoolang er geen Duitsch koning was Pan achtte hij zelf zich geroepon de rcchten der Duitsche sedert 1318 aan kroon uit te ocfenen. Daarmedc was de oude strijd tusschen Keizer en Paus weer begonnen. Maar hoezcer was de toestand veranderd ! Het is moeilijk te zeggen, wat dieper was gezonken, het koningschap of het pausdom. Ongetwijfeld bezat Lodewijk lang niet meer de macht der oude Duitsche koningen en Keizers. Maar ook de Paus was niets anders dan een speelbal van de 852 Capets in Frankrijk en in Napels. Zoo was deze nieuwc strijd dan ook weinig principieel. Den 18den December 1828 beantwoordde Lodewijk de pauselijke uitnoodiging met een plechtig protest. Den 22sten Januari 1324 herhaalde hij dat en riep tegelijk de hulp der Minderbroeders in, die met den Paus in conflict waren. Dc Franciscanen wenschten het gebod van armoede, dat hun was opgelegd, zoo gestreng mogelijk te handhaven ; daardoor geraakten zij in strijd met dc Dominicanen, die de armoede slechts op de individueele leden der orde, nict op dczc zed van toepassing verklaarden. In dezen strijd koos de Paus de zijdc der Dominicanen en dus Lodewijk die hunner tegenstanders. Dezc strijd was nauw verbonden met ecn anderen, die in dezen tijd begon op te komen en sedert de kerk voortdurend heeft berocrd. De ontaarding van het pausdom, waarvau de drager weinig meer was dan con Fransche hofbisschop, de verslapping der hooge geestelijkheid in Avignon, de verwereldlijking der geestelijkheid in het algemeen, het op den voorgrond komen der financiecle zijde van het kerkbestuur, dat alles riep een tegenstand wakker, die Hervor- zich eerst tot critick bepaalde, maar weldra met positicve hervormingsvoorminodenk° stellcn voor den dag kwam, die in lijnrechten strijd waren met de pauselijke Walden. aanspraken en naast het recht der kerk con daarvan onafhankelijk recht van den staat stclden. Doze hcrvormingspartij, die over geheel Europa haar aanhangers vond, steundc natuurlijk koning Lodcwijk met geestdrift en overtuiging. Ilavx voornaamstc woordvoerder was Marsilius van Padua, een man van veclzijdige bekwaamhcid, een der populairste professoren der Parijsche universiteit en sedert 1812 haar rector. Zija medestrijder was Jean de Jandun ; ladder gcmeenschappelijk werk is de Defensor pacis, waarin de beginselen der hervormers systematisch worden tirteingezet en waarin voor het cerst een van de kerk onafhankelijk staatsrccht wordt gedoceerd. Als derde is hier te noemen William van Oecam, die in ccn merkwaardig geschrift den grondslag van het pauselijk gczag onderzocht. Dezc denkbeelden vonden ook in Duitschland een welbereiden bodem ; vol geestdrift nam men dc partij van Lodcwijk tegen den Paus op. Was Lodewijk een seherpzinnig staatsman geweest, hij zou den grondslag hebben kunnen leggen tot een nationalen staat. Maar daarvoor was hij de man niet ; hij aanvaardde den bestaanden toestand en verdedigde zich alleen, waar hij aangevallen werd. Den 23sten Maart 1824 deed Johannes Lodewijk in den ban. Maar de ban miste zijn uitwerking ; het misbruikte zwaard was stomp geworden. Dc Paus ging vcrder : den 4den Juli zettc hij den koning af. Ook nu blecf de pauselijkc bul zonder effect ; de tijd was voorbij, dat de Paus koningen kon afzetten. Maar toch bcwerkte de Paus een verbond van Karel IV met Leopold van Oostenrijk, den broeder van Frederik den Schoone ; aan den eerste word de Duitsche 'croon toegezegd. Lodcwijk wilt dat verbond Verdrag van te vernietigen ; in Maart 1825 sloot hij tc Trausnitz een verdrag met den Trauanitz, nog steeds Ivan en Frederik, waarbij doze de vrijheid terugkreeg onder 1325. voorwaarde, dat zijn brooder zich ondcrwierp. Dat verdrag werd het begin van eon hartclijke vriendschap tusschen de vroegere vijauden. Den 5den September 1325 beslotcu zij voortaan de heerschappij tc deelcn. Eindelijk 858 werd den 7den Januari 1826 deze overeenkomst bevestigd door het verdrag van Ulm ; Lodewijk stond Duitschland af aan Frederik, terwijl hij zich zelf Italie voorbehield. Deze overeenkomst is tot den dood van Frederik Fsorehderit dte 1330. in 1880 van kracht gebleven. In 1827 is Lodewijk naar Italie getrokken. Reeds vroeger hadden de Ghibellijnen hem uitgenoodigd zich aan hun hoofd te stellen. Den 14den Maart Lode iv 1827 brak hij met een klein gevolg op. Lodewijk leefde in hooge keizerlijke in no", idealen ; hij had geen oog meer voor de realiteit der dingen. Hij werd daarin 1327-1329. versterkt door de hartelijke ontvangst, die hem in Lombardije van de Ghibellijnen te beurt viel. Op Pinksteren werd hij te Milaan tot koning van Italie gekroond. Maar onverstandig deed hij een poging om de Visconti te Milaan af te zetten, waardoor zijn positie bedenkelijk zwakker werd. Van Milaan trok hij naar Rome, waar op zijn nadering de Ghibellijnsche Colonna's hun vijanden, de Anjou's en de Guelphen, uit de stad hadden verdreven. Den 7den Januari 1828 deed hij zijn intocht in de stad, overal door de geestdriftige Romeinen met jubel begroet. Tien dagen daarna ontving hij de keizerlijke kroon uit de handen van Sciarra Colonna en twee stedelijke syndici uit naam van het Romeinsche yolk. Lodewijk genoot van zijn keizerschap te Rome. Maar behalve den titel had hij zoo goed als niets verkregen. Aan zijn gering politiek doorzieht is het ook te wijten, dat hij hoe 'anger hoe meer onder den invloed geraakte der Minderbroeders en der hervormingsgezinden, die hem op banen voerden, waar voor den Duitschen Keizer geen roem en ook geen voordeel was te behalen. In plaats van den Paus te ontwapenen en in verbond met de Ghibellijnen Robert van Napels aan te vallen, zette hij zich te Rome aan de algemeene hervorming van kcrk en staat naar de beginselen van Marsilius en de zijnen. Volksparlementen werden op het Kapitool gehouden ; in weelderige phrasen werden luidklinkende keizerlijke decreten uitgevaardigd, die de wereld als met een slag zouden hervormen ; de tijden van Otto III schenen teruggekeerd. De bestraffing der ketters werd gelast ; de verbeurdverklaring der goederen van alle vijanden van Keizer en rijk werd bevolen ; in plaats van naar pauselijke zou men naar keizerlijke jaren rekenen. Eindelijk werd den 14den April 1828 Johannes XXII plechtig afgezet. Den 12den Mei verkoos het Romeinsche yolk een nieuwen Paus, dien Lodewijk zelf de tiara op het hoofd zette. Het is twijfelachtig, of Lodewijk aan de uitvoerbaarheid van dat alles zelf heeft geloofd. Maar hij kon niet terug, uit vrees zijn geringe macht in Italie geheel te verliezen. Spoedig zag hij, dat hij te ver was gegaan. De Guelphen wonnen weer aan invloed ; het yolk werd oproerig ; den 4den Augustus 1828 moest de Keizer Rome weer verlaten. Nauwelijks was hij gegaan, of at zijn decreten werden weer ingetrokken. In Pisa kwam hij samen met de hoofden der Franciscanen. Onder hun invloed brak Lodewijk met de radicalen. Maar daarmede had hij ook veler steun verloren ; de Ghibellijnen, die van hem weinig meer te hopen hadden, lieten hem in den steek. Weldra bleef hem weinig meer over dan een haastige aftocht. In het voorjaar van 1829 was Lodewijk weer in Duitschland terug. Het scheen, dat het laatste uur van Lodewijks keizerschap zou aanbreken ; . Mg. Gesell. €€ 23 354 door de voorvallen te Rome was hij in do oogcn van alle crnstige mannen reddcloos gecompromitteerd. Gelukkig waren zijn tegcnstanders het niet tens ; de vijandschap van Habsburgers en Luxemburgers heeft hem gered. Johan van Bohcmcn vergaf het Lodewijk nooit, dat hij de kroon droeg, en trachtte voortdurend een leidende rol te spelen ; maar ook met de Habsburgers geraakte Jan in strijd door zijn pogingen om ICarinthie en Tirol bij Bohemen tc voegen. Zoo gedekt, trachttc Lodewijk met den Paus op goeden voet te komen. Hij was te geloovig en zag te hoog tegen den Paus op om niet een verzoening met Avignon to wenschen ; hij was bovendien te wispelturig en te zwak om lang een politiek consequent door te zetten. Zoo kon hij er in 1388 toe komen om tegen opheffing van den ban afstand te doen van de kroon ten behoove van zijn neef Hendrik. Deze sloot dadelijk een verdrag met Frankrijk, waarbij hij het oude Arelatisch rijk voor 500,000 goudstukken aan Frankrijk verpandde. Een storm van vcrontwaardiging verhief zich, toen dat verdrag bekend werd. Daardoor zag de Keizer zich genoodzaakt zich aan alle banden met den Paus en Frankrijk te onttrekken. Maar steeds duidelijker werd het, waarom het te doen was ; Frankrijk hoopte den Paus te gebruiken tot uitzetting zijner grenzen. Daartegen was Lodewijk cchter vastbesloten zich te verzetten ; hij vond daartoe de gelegenheid in den strijd, die inmiddels geheel West-Europa begon te omvatten, den honderdjarigen oorlog tusschen Engeland en Frankrijk. Philips VI. Op Karel IV was in Frankrijk Philips VI gevolgd. Hij was de zoon van 1328-1360 . Karel van Valois, den brooder van Philips IV, en dus naar de mannelijke lijn do naaste erfgenaam. Maar zijn opvolging bleef niet onaangevochten ; met name Eduard III, door zijn moeder een kleinzoon van Philips IV, maakte aanspraak op den Franschen troon. Het huwelijk van Eduard II en Isabella van Frankrijk was tot stand gekomen om de vijandschap van Engeland en Frankrijk te verzocnen. Maar ook dat vorstelijke huwelijk had zijn doel gcmist ; zelfs had het de tegenstelling nog verscherpt, nu het aan het Engelsche koningshuis recht op den Franschen troon had geschonken. Persoonlijk Eduard II. 1307_13.4 7 had het bovendien Eduard II in een zee van jammeren gestort. De zoon en opvolger van Eduard I was dezen geheel ongelijk. Onzelfstandig van natuur, is hij steeds van gunstelingen afhankclijk gebleven. Eerst stond Gavoston. hij onder invloed van Pierre Gaveston, een Gascogner riddcr, die Franschgezind was en ook 's konings huwelijk doorzette. Zijn impopulariteit vermeerderde nog, toen hij den oorlog met Schotland met weinig kracht vocrde. Het scheen, dat Gaveston alleen voor zich zelf werktc ; hij verzwagerde zich aan het koninklijke huis en liet zich tot stadhouder van Ierland benoemen. Daardoor nam de ontevredenheid van adel en yolk steeds toe. De add kwam in verzet, toen het de bedoeling van koning en gunsteling bleek om naar Fransch voorbeeld zich vrij te maken van de inmenging van de baronnen in de regeering. Maar noch Eduard noch Gaveston was bckwaam genoeg om een dergelijke reactie door te zetten. Het parlement had de natie achter zich, tom het in 1308 Gavestons verbanning eischte. De koning moest tocgeven ; maar nauwelijks was het parlement uiteengegaan, of de gunsteling werd teruggeroepen. Lodewijk in Duitsohiand. 855 Maar zoo liet het Engclschc yolk niet met zich spelen. De baronnen, aangevoerd door Lancaster, kwamen weer bijeen ; het parlement van 1810 besloot, dat het staatsbestuur voor een jaar zou worden toevertrouwd aan een college van cen-en-twintig lords ordainers. Weer moest Eduard buigen. Ecn volledige staatsomwenteling kwam tot stand, nadat Gaveston nogmaals was verbannen. De inning van bclastingen