H1.1 De agrarische revolutie

advertisement
H2.3 JODEN EN
CHRISTENEN
Grieken en
Romeinen
ROMEINSE GODSDIENST
 Polytheïsme (Griekse invloeden)
 Openbare rituelen (publiek offeren en feesten)
 Staatsgoden (Jupiter, Juno, Mars en Minerva)
 Later in het keizerrijk: keizercultus
ONTWIKKELING VAN DE GODSDIENST
 Door veroveringen komt men in contact met andere
goden b.v.
 Isis (Egypte)
 Mithras (Perzië)
Romeinen verdraagzaam ten opzichte van andere
godsdiensten (Pantheon)
 Je moest wel de keizer en de staatsgoden eren
HET JODENDOM
 Jodendom vanaf 1000 v.Chr. kenmerken:
 Monotheïstische godsdienst
 Belang van heilige boeken
 Religieuze voorschriften (koosjer, besnijdenis)
 70 na Chr. Verwoesting tempel en begin Diaspora
 Binnen het jodendom veel discussie (vooral over de
Messias = verlosser)
ONTSTAAN VAN HET CHRISTENDOM
 Volgelingen van Jezus van Nazareth ( Messias)
 Begint als mysteriecultus (Joodse sekte)
 Nadruk op hiernamaals en de terugkeer van Jezus,
taak is om zoveel mogelijk mensen te bekeren
 Aantrekkingskracht van het christendom
 Vooral voor kansarmen(vrouwen, slaven, armen)
 Verhalen over wonderen
 Hervormingen van Paulus (geen besnijdenis en
voedselwetten)
 Goede organisatie van de kerk
 Martelaarschap
ORGANISATIE VAN DE KERK
 Paus (bisschop van Rome) aan het hoofd (komt van
Petrus)
 Bisschoppen (hoofd kerkprovincies) – pastoors –
gemeentes
 De leer wordt vastgelegd tijdens de concilies
 Gelovigen die afwijken van de leer worden ketters
genoemd (bijv. het arianisme)
ONTWIKKELING VAN HET CHRISTENDOM
 Vervolgingen met name onder Nero (ca. 64)
 Door toename van aantal christenen worden ze
merkbaar en gevaarlijk
 Vereren de staatsgoden en keizer niet
 Doen niet mee aan openbare rituelen
 Zondebokken (voor de brand van Rome bijv.)
 Aantal blijft groeien (nu ook onder elite)
 313 Constantijn de Grote: acceptatie christendom
(godsdienstvrijheid)
 392 Theodosius: christendom staatsgodsdienst
Download