Psychotische aandoeningen

advertisement
Psychotische
aandoeningen
Samenvatting
Psychotische aandoeningen 1/4
1/6
Mensen met een psychose gebruiken antipsychotica om uit de psychose te komen en
om een nieuwe psychose te voorkomen. Het is voor iemand met een psychose echter
best moeilijk om zijn geneesmiddelen op tijd in te blijven nemen wanneer hij zich naar
zijn idee goed voelt. Zeker omdat antipsychotica vervelende bijwerkingen kunnen
hebben.
Jij kunt eraan bijdragen dat mensen met een psychose hun geneesmiddelen goed
gebruiken en hen helpen het risico op vervelende bijwerkingen zoveel mogelijk te
beperken. Je weet waar je rekening mee moet houden bij de medicatiebegeleiding en
het geven van advies, en je kunt professioneel inspelen op hun gedragskenmerken.
Psychotische aandoeningen
Antipsychotica kom je in de apotheek
geregeld tegen: geneesmiddelen tegen
psychoses. Maar wat is een psychose? Een
psychose wordt gekenmerkt door wanen,
verwardheid of hallucinaties. Een psychose
kan samenhangen met het gebruik van
drugs of met verschillende psychiatrische
ziektebeelden, zoals een manischdepressieve aandoening of schizofrenie.
Wat is een psychose?
Een psychose ziet er bij iedereen anders
uit. In ieder geval heeft iemand met een
psychose last van hallucinaties, wanen of
verwardheid. Een psychose kan een paar
uur duren, maar ook weken, maanden of
jaren.
Schizofrenie
boodschappen (op tv bijvoorbeeld) speciaal
voor hen zijn bedoeld.
Verwardheid
Tijdens een psychose gaat het denken te
snel, te langzaam of te chaotisch. Helder
denken lukt niet. Voor anderen zijn
psychotische mensen moeilijk te volgen.
Ze zitten in een andere wereld, springen
van de hak op de tak of zeggen de woorden
van iemand precies na. Vaak zijn ze midden
in het verhaal de draad kwijt. Iemand die
psychotisch is, heeft moeite om anderen te
begrijpen. Hij kan zich niet concentreren en
vergeet dingen die net gezegd zijn.
Hallucinaties
Hallucineren betekent dat mensen dingen
zien, horen, voelen of ruiken die er niet zijn.
Mensen voelen bijvoorbeeld van alles in of
aan hun lichaam, zoals een slang die in hun
buik rondkruipt. Het horen van stemmen
komt het meest voor. Die stemmen geven
bij alles wat een persoon doet commentaar
en advies. De stemmen kunnen hem
ook opdrachten geven, bijvoorbeeld om
zichzelf te verwonden, weg te lopen of zich
niet te wassen. Meestal gaat iemand in een
psychose zich pas echt vreemd gedragen
als hij op de stemmen in zijn hoofd
reageert.
Filter
De chaos in het hoofd van een psychotisch
iemand ontstaat door een fout in de
hersenen. Elke minuut komen er enorm
veel indrukken binnen in de hersenen.
Normaal gesproken filteren de hersenen
daar de belangrijkste informatie uit. Bij
een psychose werkt dat filtersysteem niet.
De kleinste details van wat je proeft, ruikt,
voelt, denkt, ziet en hoort, zijn dan voor
de hersenen even belangrijk. Ze raken
overspannen en gaan alle indrukken met
elkaar combineren, terwijl ze eigenlijk niks
met elkaar te maken hebben. In het hoofd
gonst het van de geluiden, stemmen,
beelden en indrukken, heel chaotisch.
Wanen
Waandenkbeelden zijn gedachten die niet
met de werkelijkheid kloppen. Een bekende
waan is de paranoïde waan. Mensen denken
dat ze worden achtervolgd, vergiftigd
of slachtoffer zijn van een complot.
Een andere waan is de identiteitswaan.
Iemand denkt bijvoorbeeld dat hij een
afgezant is van God of president van de VS.
Sommige mensen hebben het idee dat ze
bestuurd worden door een kracht buiten
zichzelf. Anderen denken dat bepaalde
Onderverdeling in psychotische
aandoeningen:
• schizofrenie, schizofreniforme stoornis,
schizoaffectieve stoornis
• kortdurende psychotische stoornis
• manische psychose
• psychotische stoornis als gevolg van
middelengebruik
• waanstoornis
• kraambedpsychose.
Als je schizofrenie hebt, zie je de wereld
anders dan andere mensen. Je kunt dingen zien en horen die er in werkelijkheid
niet zijn. Schizofrenie kan ontstaan door
heftige gebeurtenissen of drugsgebruik.
Meestal openbaart schizofrenie zich voor
het eerst in de leeftijd van 16 tot 35 jaar.
Positieve en negatieve symptomen
Schizofrenie kent positieve en negatieve symptomen. Positieve symptomen
zijn symptomen die bij mensen zonder
schizofrenie niet voorkomen. Het gaat
daarbij om psychotische verschijnselen als
hallucinaties, wanen en verward denken.
Negatieve symptomen zijn gedragspatronen die er voorheen wel waren. Het
gaat bijvoorbeeld om het ontbreken
van energie, vervlakking van gevoelens,
weinig initiatief nemen, terugtrekken uit
sociale contacten en minder concentratievermogen. Terwijl positieve symptomen
meestal goed reageren op behandeling,
is dat voor negatieve symptomen niet het
geval.
Schizofrenie gaat vaak gepaard met een
achteruitgang in het functioneren, zowel
op professioneel als op sociaal gebied.
Gelukkig gaat het met ongeveer een
derde van de cliënten met schizofrenie na
de eerste psychose tamelijk goed. Zij herstellen vlot, ontwikkelen geen of weinig
negatieve symptomen en blijven lange
tijd psychosevrij.
Misverstand
Mensen met schizofrenie hebben geen
meerdere persoonlijkheden. Het woord
schizofrenie komt uit het Grieks en
betekent ‘gespleten geest’. Hierdoor
verwarren mensen het wel eens met MPS
(meervoudige persoonlijkheidsstoornis).
Samenvatting
Psychotische aandoeningen 2/6
Psychose gevoeligheid syndroom
Al de verschillende diagnosen die psychotische aandoeningen
omschrijven, zijn niet duidelijk van elkaar te scheiden.
Iedere cliënt heeft zijn eigen mix van symptomen als wanen,
hallucinaties, problemen met aandacht en geheugen,
motivatieproblemen, depressie en manie. Dit maakt dat er een
breed spectrum is hoe een psychose zich kan uiten. In feite zijn
al die diagnosen onderdeel van hetzelfde psychosespectrum.
Ze vormen samen PSS: Psychosis Susceptibility Syndrome of
psychose gevoeligheid syndroom.
Gevogen
Voor elke cliënt met psychoses zijn de gevolgen verschillend, maar
vrijwel altijd zijn ze ingrijpend. Studie, relatie, hobby’s, dagelijkse
bezigheden - alles blijkt plotseling minder vanzelfsprekend dan
voorheen. Dat vraagt om aanpassingsvermogen en om een omgeving die begrip toont voor de problemen. En er blijft altijd een
kwetsbaarheid voor nieuwe psychoses bestaan, waarmee de cliënt
moet leren omgaan.
Behandeling
De behandeling van een psychose bestaat enerzijds uit het
tegengaan van de ziekteverschijnselen, anderzijds uit het leren
omgaan met de aandoening.
Medicijnen
Medicijnen zijn een belangrijk,
onmisbaar onderdeel van de
behandeling, in combinatie met
gedragstherapie. Antipsychotica verminderen de psychotische
verschijnselen. Het is belangrijk
zo zorgvuldig mogelijk uit te
proberen welke medicatie, in
welke toedieningsvorm en in
welke dosering voor de individuele cliënt het beste werkt.
Cognitieve gedragstherapie
Samen met de behandelaar
wordt gekeken naar de manier
van denken en het gedrag.
Cliënten leren inzicht te krijgen
in hun manier van denken
en invloed te krijgen op hun
gedrag. Deze behandeling
zorgt ervoor dat iemand niet
stopt met de behandeling
(therapietrouw); ze helpt
te herstellen na een acute
periode en helpt om terugval te
voorkomen.
Opname
De behandeling kan worden
uitgevoerd als de cliënt opgenomen is in een psychiatrische
instelling of op een psychiatrische afdeling van een algemeen
ziekenhuis. Een opname in een
psychiatrisch ziekenhuis is nodig als de cliënt geobserveerd
moet worden, in zijn eigen
omgeving niet meer tot rust
kan komen, te angstig is of een
gevaar vormt voor zichzelf of
zijn omgeving.
Familie
Familie en mensen uit de
omgeving van de cliënt zijn heel
belangrijk bij de behandeling.
Zij maken de cliënt mee,
signaleren veranderingen
en kunnen het effect van
medicijnen van dag tot dag
bijhouden. Zij ondersteunen
bij negatieve symptomen en
helpen mee aan het voorkómen
van terugval in de psychose.
Geneesmiddelen
Tijdens een psychose gaat er iets mis in
de hersenen. Je ervaart de wereld om je
heen anders dan anderen: je hebt wanen,
hallucinaties en bent in de war. Een teveel
aan dopamine speelt hier een belangrijke
rol bij. Antipsychotica blokkeren
dopaminereceptoren.
Antipsychotica
Antipsychotica helpen om te herstellen van
een psychose en een nieuwe psychose te
voorkomen. De werking van antipsychotica
berust op hun invloed op de hersenen.
Antipsychotica vormen bij psychoses
de belangrijkste groep medicijnen.
Ze zijn er in vele soorten en worden
onderscheiden in ‘klassieke’ en ‘atypische’
antipsychotica.
De dosering luistert nauw.
Er zijn verschillende toedieningsvormen.
Antipsychotica werken bij ieder mens
anders. Als het voorgeschreven middel
niet of onvoldoende werkt, of vervelende
bijwerkingen heeft, is het de moeite
waard om een ander middel of een andere
toedieningsvorm uit te proberen.
Antipsychotica zijn vooral geschikt voor de
behandeling van wanen en hallucinaties.
Ze hebben geen duidelijk effect op andere
symptomen van een psychose, zoals
lusteloosheid en teruggetrokken gedrag.
Overige geneesmiddelen
Naast de psychotische symptomen
kan iemand last hebben van andere
verschijnselen, die het herstel
bemoeilijken: manie, depressie, slecht
slapen of heel angstig zijn. In ernstige
gevallen kan de psychiater hiervoor
antidepressiva, stemmingsstabilisatoren
als lithium of slaap- en
kalmeringsmiddelen (benzodiazepinen)
voorschrijven.
Klassieke antipsychotica
De eerste antipsychotica werden
ontwikkeld in de jaren vijftig van de vorige
eeuw. Daarom worden deze middelen
aangeduid als klassieke antipsychotica.
Deze klassieke antipsychotica betekenden
destijds een enorme stap voorwaarts
in de behandeling van schizofrenie en
psychoses. De klassieke antipsychotica
werken door dopaminereceptoren te
blokkeren.
Tot de klassieke antipsychotica behoren:
• broomperidol (Impromen®)
• chloorprotixeen (Truxal®)
• flufenazine (Anatensol®)
• flupentixol (Fluanxol®)
Samenvatting
Psychotische aandoeningen 3/6
•
•
•
•
•
•
•
•
fluspirileen (Imap®)
haloperidol (Haldol®)
penfluridol (Acemap®, Semap®)
perfenazine
periciazine(Neuleptil®)
pimozide (Orap®)
pipamperon (Dipiperon®)
zuclopentixol (Cisordinol®).
Atypische antipsychotica
Atypische antipsychotica
onderscheiden zich van de klassieke
antipsychotica doordat ze zich
behalve aan dopaminereceptoren ook
binden aan serotoninereceptoren.
Uit hersenonderzoek is namelijk
naar voren gekomen dat alleen een
dopamineblokkade niet altijd voldoende
is voor een bevredigend antipsychotisch
effect.
Voorbeelden van atypische antipsychotica
zijn:
• aripiprazol (Abilify®)
• clozapine (Leponex®)
• risperidon (Risperdal®)
• olanzapine (Zyprexa®, Zypadhera®)
• paliperidon (Invega®, Xeplion®)
• quetiapine (Seroquel®)
• sulpiride (Dogmatil®).
Bijwerkingen
Het kan een paar weken duren voor het
antipsychoticum gaat werken. Vervelend
is dat bijwerkingen wel meteen kunnen
optreden. Wees daar bij een eerste uitgifte
duidelijk over, zodat je cliënt weet wat
hij kan verwachten en moet doorzetten
met zijn antipsychotica. De meeste
bijwerkingen gaan vanzelf weer over.
Algemene bijwerkingen
Sommige bijwerkingen van antipsychotica
zijn het gevolg van de werking op andere
neurotransmitters dan dopamine, zoals
acetylcholine en serotonine:
• sedatie (slaperigheid)
• bloeddrukdaling en duizeligheid bij
plotselinge houdingsverandering
• hartkloppingen
• trage ontlasting
• droge mond of juist speekselvloed
• wazig zien.
Deze bijwerkingen treden het meest op
aan het begin van de behandeling en
verdwijnen vaak daarna.
Bijwerkingen klassieke antipsychotica
Bijwerkingen zijn vooral de zogenaamde
extrapiramidale bijwerkingen. Dat
zijn bewegingsstoornissen als gevolg
van een verstoorde aansturing van de
skeletspieren. Het gaat bij extrapiramidale
bijwerkingen om spiertrekkingen, vaak
in het gezicht, maar ook om krampen en
stijfheid. Voorzichtig doseren en langzaam
aanpassen van de dosering van het middel,
zowel bij verhogen als bij verlagen, kunnen
deze problemen verminderen.
Bijwerkingen atypische antipsychotica
De atypische antipsychotica worden
vaak beter verdragen dan de klassieke
antipsychotica. Ze veroorzaken minder
bewegingsstoornissen. Er is echter wel
een andere, voor veel mensen vervelende
bijwerking, en dat is gewichtstoename.
Gewichtstoename geeft weer een
verhoogde kans op het ontwikkelen van
hart- en vaatziekten en diabetes mellitus.
Bij clozapine en olanzapine wordt het
ontstaan van diabetes mellitus in de
bijsluiter genoemd. Een andere bijwerking
van atypische antipsychotica kan een
verminderd libido zijn.
Toedieningsvormen
Antipsychotica kunnen oraal worden
ingenomen of als depotmedicatie
geïnjecteerd worden. Je ziet hier de vooren nadelen van beide toedieningsvormen.
Dosering
De werking van antipsychotica is sterk
afhankelijk van de dosering. Het is
niet zo dat een hogere dosering altijd
beter werkt. Volgens de nieuwste
inzichten is de werking beter en zijn de
bijwerkingen minder bij lagere doseringen
antipsychotica, terwijl het effect op de
psychose hetzelfde is.
Interacties
Verhoging of verlaging bloedspiegel
Een verhoging of verlaging van de
hoeveelheid antipsychotica in het bloed
kan grote effecten hebben. Een verhoging,
door de remming van afbraakenzymen
in de lever door een ander middel, kan
leiden tot langere aanwezigheid van de
antipsychotica in het bloed en daardoor
tot een grotere kans op bijwerkingen. Het
Toedieningsvorm
Voordeel
Nadeel
Oraal
Orale antipsychotica zijn beschikbaar als tabletten,
poeders en drankjes. Ze werken kort en moeten
daarom iedere dag worden ingenomen. Voordeel
is dat de dosering snel kan worden aangepast: bij
minder heftige psychoses lage doseringen, bij een
acute psychose hoge doseringen.
Orale antipsychotica moeten iedere dag worden
ingenomen. Dat kan een probleem zijn bij onwillige
of nonchalante medicijngebruikers. De therapietrouw
kan omlaag gaan.
Depotpreparaat
Als orale medicatie niet haalbaar is of wanneer
de therapietrouw afneemt, is depotmedicatie
beschikbaar. Dat zijn preparaten met gereguleerde
afgifte, in de vorm van een injectie. Een voordeel van
behandeling met depots is de betere therapietrouw
en de dwingende regelmaat. De injecties moeten op
vaste tijden worden toegediend.
Orale antipsychotica moeten iedere dag worden
ingenomen. Dat kan een probleem zijn bij onwillige
of nonchalante medicijngebruikers. De therapietrouw
kan omlaag gaan.
Samenvatting
Psychotische aandoeningen 4/6
wordt nu per slot van rekening minder snel
afgebroken dan normaal.
Verlaging kan optreden door een toename
van de activiteit van afbraakenzymen in
de lever. Dit kan ook veroorzaakt worden
door bepaalde middelen. Dit kan leiden
tot een mindere werking van het middel
en een terugval in de oude symptomen.
De afbraakenzymen van de lever zijn
nu namelijk zo actief dat ze veel sneller
dan normaal het antipsychoticum uit
de bloedbaan verwijderen. Het middel
is dus veel korter in het lichaam om zijn
werking uit te kunnen oefenen. Deze
afbraakenzymen in de lever worden ook
wel CYP’s genoemd. Je kunt een melding
in het scherm krijgen over bijvoorbeeld een
CYP3A4-interactie.
Versterking versuffende werking
Gelijktijdig gebruik van allergietabletten
(bevatten antihistaminica die ook vaak
versuffend zijn), antidepressiva, middelen
tegen angst, slaapmiddelen, opioïden of
alcohol versterkt de versuffende werking
van antipsychotica.
Bewegingsstoornis
Het gelijktijdig gebruik van lithium,
antidepressiva of antipsychotica verhoogt
de kans op het ontstaan van tardieve
dyskinesie, een bewegingsstoornis.
Verminderde bloedcirculatie
Een combinatie van clozapine met benzodiazepinen kan leiden tot een verminderde
bloedcirculatie met een ademhalingsdepressie of –stilstand als gevolg.
Verlenging QT-interval
Sommige antipsychotica kunnen in combinatie met geneesmiddelen als sotalol,
claritromycine en domperidon verlenging
van het QT-interval geven, dat tot gevaarlijke hartritmestoornissen kan leiden.
Roken
Opvallend: 80% van de cliënten met
schizofrenie rookt. Roken leidt tot een
Meldt het apotheekbewakingssysteem een
interactie met een antipsychoticum? Handel het af
volgens de afhandelingen
op jouw scherm van het
apotheekinformatiesysteem, commentaren
medicatiebewaking, of de
kennisbank van de KNMP.
Kinderen
Psychoses – en daarmee
antipsychoticagebruik - komen bij
kinderen en adolescenten zeer zelden
voor. Antipsychotica werken bij het ene
kind totaal anders dan bij het andere. De
opname van het middel, de benodigde
dosering en de bloedspiegels kunnen
enorm uiteenlopen. De bijwerkingen zijn bij
kinderen over het algemeen heftiger dan
bij volwassenen.
versnelde afbraak van antipsychotica. Dat
komt door een toegenomen activiteit van
de afbraakenzymen in de lever. Door de
toegenomen afbraak kan een cliënt met
een normale dosering clozapine toch te
lage spiegels in het bloed hebben, lager dan
de spiegels die nodig zijn voor de werking
van het middel. Rokers hebben daarom
gemiddeld anderhalf maal meer clozapine
en olanzapine nodig dan niet-rokers.
Stoppen met roken of minder roken kan
dan een groot effect hebben op de werking
en bijwerkingen van antipsychotica.
Houd daar rekening mee als een cliënt wil
stoppen met roken en op dat moment
antipsychotica gebruikt.
Zwangerschap
Alle antipsychotica vallen onder
zwangerschapscategorie C of hoger
en kunnen dus schadelijk zijn voor het
ongeboren kind. Het risico van het gebruik
van antipsychotica moet daarom worden
vergeleken met het risico dat moeder
en kind lopen zonder medicatie. Een
onbehandelde psychose kan zeer schadelijk
zijn voor moeder en kind. Haloperidol is
dan eerste keus, geen depotpreparaat.
Bij een goed op antipsychotica ingestelde
vrouw die zwanger wordt, wordt in de
praktijk geen wijziging in medicatie
geadviseerd vanwege het mogelijke gevaar
van een (recidief)psychose.
Speciale aandachtsgroepen
Bij kinderen, ouderen en zwangeren
moet zorgvuldig afgewogen worden
welk antipsychoticum in welke dosering
voorgeschreven moet worden.
Borstvoeding
Niet van alle antipsychotica is bekend of ze
overgaan in de moedermelk en in hoeverre
de zuigeling daarvan nadelige gevolgen
ondervindt. Vooralsnog is het advies om
tijdens het gebruik van antipsychotica geen
borstvoeding te geven.
Ouderen
Doseringen moeten bij ouderen voorzichtig
worden opgevoerd in verband met
het verhoogd risico op bijwerkingen.
Extrapiramidale bijwerkingen zijn bij
ouderen extra vervelend. Ze kunnen
onzekerheid en angst bij het bewegen
vergroten, waardoor ze op den duur minder
mobiel worden. De bijwerkingen op de
hersenen vergroten bij ouderen de kans
op een delier. Bovendien neemt de kans
op een beroerte met een factor 1,3 - 2 toe
bij het gebruik van antipsychotica op hoge
leeftijd.
Gewicht
Bij kinderen, maar ook bij volwassenen
onder de zestig kilo of boven de negentig
kilo, moeten de doseringen worden
aangepast. Niet alleen het gewicht speelt
een rol, maar ook de omvang en werking
van de organen, omdat dat een maat is
hoe lang het geneesmiddel in het lichaam
blijft en zijn werking (en bijwerkingen) kan
uitoefenen.
Samenvatting
Psychotische aandoeningen 5/6
Therapietrouw
Van te voren is onduidelijk welk antipsychoticum in welke dosering het beste bij iemand
werkt en daarbij de minste bijwerkingen geeft. Het is een kwestie van trial en error:
proberen en aanpassen. Dat kan frustraties opwekken en therapie-ontrouw veroorzaken.
Hoe kun jij je cliënt daarbij begeleiden?
Eerste uitgifte
Antipsychotica moeten meestal langere
tijd gebruikt worden. Soms stoppen
cliënten te vroeg, omdat ze zich beter
voelen, of omdat ze teveel last hebben van
bijwerkingen. Maar bij te vroeg stoppen
is de kans op een nieuwe psychose groter.
Wees duidelijk bij de eerste uitgifte wat
je cliënt kan verwachten, hoe lang hij
de geneesmiddelen moet gebruiken,
en waarom. Zo kun je de therapietrouw
verhogen.
Vertel wat het middel doet
Tijdens een psychose is er een soort
netwerkstoornis in de hersenen, onder
andere door een teveel aan dopamine.
Klassieke antipsychotica werken tegen
dopamine, zodat je weer rustiger wordt,
helderder kunt denken. Atypische
antipsychotica hebben zowel effect op
dopamine als op serotonine.
Antipsychotica helpen ook een nieuwe
psychose voorkomen. Daarom is het
belangrijk om het middel te blijven
gebruiken, ook als de psychose voorbij is.
Vertel wanneer effect te verwachten is
Het kan even duren voor je cliënt effect
merkt. In het algemeen zal een (acute)
psychose na toediening van een klassiek
antipsychoticum in fases oplossen: binnen
enkele dagen vermindert de onrust,
binnen enkele weken de hallucinaties
en eenvoudige wanen, binnen enkele
maanden de denkstoornissen en
complexe wanen. Voor de eerste dagen
wordt daarom vaak een slaap- en
kalmeringsmiddel toegevoegd om de
eerste onrust te verminderen.
Vertel de bijwerkingen
Hoewel het een paar weken duurt voor je
echt weet of het antipsychoticum werkt,
kan je cliënt wel meteen last krijgen van
bijwerkingen. Wees daar duidelijk over,
zodat hij weet wat hij kan verwachten en
niet meteen stopt zodra de bijwerkingen
optreden. De meeste bijwerkingen gaan
vanzelf weer over.
De meest voorkomende bijwerkingen:
• sufheid en slaperigheid
• droge mond of ogen
• maag- en darmklachten
• problemen met vrijen
• duizeligheid
• onverschilligheid en afvlakking emoties
• gewichtstoename
• onrustige benen
• afwijkende spierbewegingen.
Vertel hoe het middel moet worden
gebruikt
In de apotheek zul je waarschijnlijk met
name de orale medicatie tegenkomen.
Vertel duidelijk wanneer het moet worden
ingenomen. Elke dag op een vast tijdstip
verhoogt de therapietrouw. Vertel ook
wat je cliënt moet doen als hij een keer zijn
geneesmiddel vergeet in te nemen.
Hoe lang?
Als iemand eenmaal een psychose heeft
gehad, dan blijft hij gevoelig voor een
volgende. Daarom is het juist de eerste
tijd zo belangrijk antipsychotica te blijven
gebruiken, ook al voelt de cliënt zich beter.
Anders is de kans op een nieuwe psychose
(terugval) groot. De arts zal de dosering in
die periode meestal wel verlagen.
Bij een eerste psychose is de behandeling
meestal minimaal een jaar nadat je cliënt
de belangrijkste symptomen de baas is
geworden. Bij een tweede psychose duurt
de behandeling wat langer, meestal vijf
jaar. Bij meerdere psychoses kan het zijn
dat iemand levenslang antipsychotica moet
gebruiken.
Tweede en vervolguitgifte
Therapietrouw is erg belangrijk bij
antipsychotica. In de praktijk blijken
herhaalde psychoses geregeld voor
te komen met vaak een opname tot
gevolg. Dat heeft dan voornamelijk te
maken met de slechte therapietrouw
van cliënten. Zo’n 70 tot 90% gebruikt
antipsychotica incorrect! Jij kunt hier als
apothekersassistent een rol in spelen
omdat jij zicht hebt op het afhaalgedrag
van je cliënt. En door bij vervolguitgiftes
te blijven vragen naar effecten en
bijwerkingen.
Vraag naar effect
Elke vervolguitgifte is een gelegenheid voor
informatie-uitwisseling die de apotheek niet
voorbij mag laten gaan. Je kunt vragen naar
de ervaringen (merkt je cliënt al iets, zijn er
vervelende bijwerkingen). In veel gevallen
kun je het probleem niet oplossen, maar ook
een luisterend oor is nuttig om ervoor te
zorgen dat je cliënt therapietrouw blijft.
Vraag na hoeveel last de cliënt nog heeft
van de sederende effecten, en of hij al
deelgenomen heeft aan het verkeer (ook
fietsen en brommerrijden tellen mee).
Samenvatting
Psychotische aandoeningen 6/6
Vraag naar de bijwerkingen
Bij te veel bijwerkingen kan je cliënt besluiten te stoppen met zijn geneesmiddelen,
zeker als het effect nog niet merkbaar is.
Vraag daarom bij een tweede uitgifte of hij
last heeft van bijwerkingen. Bekijk of jij tips
kunt geven om de bijwerkingen te verminderen.
Als de bijwerkingen te veel last veroorzaken, verwijs dan door naar de behandelend
arts. Deze kan drie dingen doen:
• de dosis verlagen
• een ander psychoticum voorschrijven,
als een lagere dosis niet mogelijk is
• een middel tegen de bijwerking geven.
Is de cliënt op tijd?
Vervolguitgiftes zijn hét moment om de
therapietrouw bij te houden en te bewaken.
De kans op therapie-ontrouw is groot,
zeker als je cliënt uit zijn psychose is. Bij
vervolguitgiftes kun je in de gaten houden
of de cliënt zijn herhaalrecepten op tijd
haalt, te vroeg is of juist te laat. Allemaal
tekenen of hij zijn geneesmiddelen volgens
voorschrift inneemt.
Als een cliënt zijn medicatie niet, niet op
tijd of juist veel te vroeg ophaalt, neem
dan contact op met de behandelaar.
Dit kan erop wijzen dat de cliënt niet
meer therapietrouw is, of dat er andere
problemen zijn, zoals verslaving,
misbruik van middelen of een terugval.
De behandelaar moet dan wellicht
overstappen naar depotpreparaten.
Stoppen
Het blijft de eigen keus van cliënten om
te stoppen, maar de apotheek kan een
belangrijke rol spelen bij de voorlichting,
bijvoorbeeld over het feit dat het effect
maar geleidelijk inzet en pas na een aantal
weken merkbaar wordt. Ook blijkt van
belang al van tevoren aan te geven wat de
meest voorkomende bijwerkingen zijn. Zo
weten je cliënten beter wat hen te wachten
staat. Vraag een cliënt die wil stoppen,
waarom hij dat wil en speel daarop in met
je advies.
Afbouwen
Bij afbouwen is het belangrijk dat je
cliënt en familieleden de voortekenen
van een naderende psychose herkenen,
bijvoorbeeld een toename van
dwangverschijnselen, verandering in dagnachtritme, onrust of achterdocht. Pas als
alle betrokkenen weten waar ze op moeten
letten, kan de medicatie stapsgewijs
verminderd en gestopt worden.
Communicatie
Motiveren
Iedereen is anders, iedereen heeft een andere stofwisseling.
Daarom kan het soms een zoektocht zijn welk antipsychoticum in
welke dosering het beste werkt voor een bepaalde cliënt. Dat kan
frustrerend en ontmoedigend zijn. Sta open voor de inbreng van je
cliënt en bekijk samen hoe je hem het beste kunt ondersteunen en
motiveren om zijn geneesmiddelen te blijven gebruiken en om te
gaan met de veranderingen in dosering of antipsychoticum.
Realiseer je dat mensen met een psychose gewone burgers zijn
met een psychische handicap die knokken om hun zelfstandigheid
terug te krijgen of te behouden.
Normale gang van zaken handhaven
In de benadering van een cliënt met een psychose kun je rekening
houden met het ziektebeeld. Bied houvast en probeer zoveel
mogelijk te handelen volgens de gewone gang van zaken. Val de
cliënt niet lastig met nieuwe informatie over verzekeringen en
kosten, als dat niet strikt noodzakelijk is.
Overleg bij wisseling antipsychotica
Wissel bij cliënten met psychoses of schizofrenie bij voorkeur
niet van merk of fabrikant. Voor iemand met een psychose is het
belangrijk dat zijn medicatie er zo uitziet als hij gewend is. Helaas
ontkom je er niet altijd aan, bijvoorbeeld als een preferentiebeleid
of laagsteprijsgarantie met de zorgverzekeraar van de cliënt is
afgesproken. Moet er toch gewisseld worden, besteed dan extra
aandacht aan je uitleg dat het gelijkwaardige middelen zijn.
Praktische tips
•
•
•
•
•
•
•
•
•
Zorg voor een rustige plek in de apotheek.
Zorg voor continuïteit.
Geef informatie mee op papier.
Blijf zelf rustig.
Stel grenzen.
Wees duidelijk.
Herhaal belangrijke punten.
Geef het telefoonnummer van de apotheek.
Oordeel niet.
Download