Psychotische aandoeningen Samenvatting Psychotische aandoeningen 1/4 1/6 Mensen met een psychose gebruiken antipsychotica om uit de psychose te komen en om een nieuwe psychose te voorkomen. Het is voor iemand met een psychose echter best moeilijk om zijn geneesmiddelen op tijd in te blijven nemen wanneer hij zich naar zijn idee goed voelt. Zeker omdat antipsychotica vervelende bijwerkingen kunnen hebben. Jij kunt eraan bijdragen dat mensen met een psychose hun geneesmiddelen goed gebruiken en hen helpen het risico op vervelende bijwerkingen zoveel mogelijk te beperken. Je weet waar je rekening mee moet houden bij de medicatiebegeleiding en het geven van advies, en je kunt professioneel inspelen op hun gedragskenmerken. Psychotische aandoeningen Antipsychotica kom je in de apotheek geregeld tegen: geneesmiddelen tegen psychoses. Maar wat is een psychose? Een psychose wordt gekenmerkt door wanen, verwardheid of hallucinaties. Een psychose kan samenhangen met het gebruik van drugs of met verschillende psychiatrische ziektebeelden, zoals een manischdepressieve aandoening of schizofrenie. Wat is een psychose? Een psychose ziet er bij iedereen anders uit. In ieder geval heeft iemand met een psychose last van hallucinaties, wanen of verwardheid. Een psychose kan een paar uur duren, maar ook weken, maanden of jaren. Schizofrenie boodschappen (op tv bijvoorbeeld) speciaal voor hen zijn bedoeld. Verwardheid Tijdens een psychose gaat het denken te snel, te langzaam of te chaotisch. Helder denken lukt niet. Voor anderen zijn psychotische mensen moeilijk te volgen. Ze zitten in een andere wereld, springen van de hak op de tak of zeggen de woorden van iemand precies na. Vaak zijn ze midden in het verhaal de draad kwijt. Iemand die psychotisch is, heeft moeite om anderen te begrijpen. Hij kan zich niet concentreren en vergeet dingen die net gezegd zijn. Hallucinaties Hallucineren betekent dat mensen dingen zien, horen, voelen of ruiken die er niet zijn. Mensen voelen bijvoorbeeld van alles in of aan hun lichaam, zoals een slang die in hun buik rondkruipt. Het horen van stemmen komt het meest voor. Die stemmen geven bij alles wat een persoon doet commentaar en advies. De stemmen kunnen hem ook opdrachten geven, bijvoorbeeld om zichzelf te verwonden, weg te lopen of zich niet te wassen. Meestal gaat iemand in een psychose zich pas echt vreemd gedragen als hij op de stemmen in zijn hoofd reageert. Filter De chaos in het hoofd van een psychotisch iemand ontstaat door een fout in de hersenen. Elke minuut komen er enorm veel indrukken binnen in de hersenen. Normaal gesproken filteren de hersenen daar de belangrijkste informatie uit. Bij een psychose werkt dat filtersysteem niet. De kleinste details van wat je proeft, ruikt, voelt, denkt, ziet en hoort, zijn dan voor de hersenen even belangrijk. Ze raken overspannen en gaan alle indrukken met elkaar combineren, terwijl ze eigenlijk niks met elkaar te maken hebben. In het hoofd gonst het van de geluiden, stemmen, beelden en indrukken, heel chaotisch. Wanen Waandenkbeelden zijn gedachten die niet met de werkelijkheid kloppen. Een bekende waan is de paranoïde waan. Mensen denken dat ze worden achtervolgd, vergiftigd of slachtoffer zijn van een complot. Een andere waan is de identiteitswaan. Iemand denkt bijvoorbeeld dat hij een afgezant is van God of president van de VS. Sommige mensen hebben het idee dat ze bestuurd worden door een kracht buiten zichzelf. Anderen denken dat bepaalde Onderverdeling in psychotische aandoeningen: • schizofrenie, schizofreniforme stoornis, schizoaffectieve stoornis • kortdurende psychotische stoornis • manische psychose • psychotische stoornis als gevolg van middelengebruik • waanstoornis • kraambedpsychose. Als je schizofrenie hebt, zie je de wereld anders dan andere mensen. Je kunt dingen zien en horen die er in werkelijkheid niet zijn. Schizofrenie kan ontstaan door heftige gebeurtenissen of drugsgebruik. Meestal openbaart schizofrenie zich voor het eerst in de leeftijd van 16 tot 35 jaar. Positieve en negatieve symptomen Schizofrenie kent positieve en negatieve symptomen. Positieve symptomen zijn symptomen die bij mensen zonder schizofrenie niet voorkomen. Het gaat daarbij om psychotische verschijnselen als hallucinaties, wanen en verward denken. Negatieve symptomen zijn gedragspatronen die er voorheen wel waren. Het gaat bijvoorbeeld om het ontbreken van energie, vervlakking van gevoelens, weinig initiatief nemen, terugtrekken uit sociale contacten en minder concentratievermogen. Terwijl positieve symptomen meestal goed reageren op behandeling, is dat voor negatieve symptomen niet het geval. Schizofrenie gaat vaak gepaard met een achteruitgang in het functioneren, zowel op professioneel als op sociaal gebied. Gelukkig gaat het met ongeveer een derde van de cliënten met schizofrenie na de eerste psychose tamelijk goed. Zij herstellen vlot, ontwikkelen geen of weinig negatieve symptomen en blijven lange tijd psychosevrij. Misverstand Mensen met schizofrenie hebben geen meerdere persoonlijkheden. Het woord schizofrenie komt uit het Grieks en betekent ‘gespleten geest’. Hierdoor verwarren mensen het wel eens met MPS (meervoudige persoonlijkheidsstoornis). Samenvatting Psychotische aandoeningen 2/6 Psychose gevoeligheid syndroom Al de verschillende diagnosen die psychotische aandoeningen omschrijven, zijn niet duidelijk van elkaar te scheiden. Iedere cliënt heeft zijn eigen mix van symptomen als wanen, hallucinaties, problemen met aandacht en geheugen, motivatieproblemen, depressie en manie. Dit maakt dat er een breed spectrum is hoe een psychose zich kan uiten. In feite zijn al die diagnosen onderdeel van hetzelfde psychosespectrum. Ze vormen samen PSS: Psychosis Susceptibility Syndrome of psychose gevoeligheid syndroom. Gevogen Voor elke cliënt met psychoses zijn de gevolgen verschillend, maar vrijwel altijd zijn ze ingrijpend. Studie, relatie, hobby’s, dagelijkse bezigheden - alles blijkt plotseling minder vanzelfsprekend dan voorheen. Dat vraagt om aanpassingsvermogen en om een omgeving die begrip toont voor de problemen. En er blijft altijd een kwetsbaarheid voor nieuwe psychoses bestaan, waarmee de cliënt moet leren omgaan. Behandeling De behandeling van een psychose bestaat enerzijds uit het tegengaan van de ziekteverschijnselen, anderzijds uit het leren omgaan met de aandoening. Medicijnen Medicijnen zijn een belangrijk, onmisbaar onderdeel van de behandeling, in combinatie met gedragstherapie. Antipsychotica verminderen de psychotische verschijnselen. Het is belangrijk zo zorgvuldig mogelijk uit te proberen welke medicatie, in welke toedieningsvorm en in welke dosering voor de individuele cliënt het beste werkt. Cognitieve gedragstherapie Samen met de behandelaar wordt gekeken naar de manier van denken en het gedrag. Cliënten leren inzicht te krijgen in hun manier van denken en invloed te krijgen op hun gedrag. Deze behandeling zorgt ervoor dat iemand niet stopt met de behandeling (therapietrouw); ze helpt te herstellen na een acute periode en helpt om terugval te voorkomen. Opname De behandeling kan worden uitgevoerd als de cliënt opgenomen is in een psychiatrische instelling of op een psychiatrische afdeling van een algemeen ziekenhuis. Een opname in een psychiatrisch ziekenhuis is nodig als de cliënt geobserveerd moet worden, in zijn eigen omgeving niet meer tot rust kan komen, te angstig is of een gevaar vormt voor zichzelf of zijn omgeving. Familie Familie en mensen uit de omgeving van de cliënt zijn heel belangrijk bij de behandeling. Zij maken de cliënt mee, signaleren veranderingen en kunnen het effect van medicijnen van dag tot dag bijhouden. Zij ondersteunen bij negatieve symptomen en helpen mee aan het voorkómen van terugval in de psychose. Geneesmiddelen Tijdens een psychose gaat er iets mis in de hersenen. Je ervaart de wereld om je heen anders dan anderen: je hebt wanen, hallucinaties en bent in de war. Een teveel aan dopamine speelt hier een belangrijke rol bij. Antipsychotica blokkeren dopaminereceptoren. Antipsychotica Antipsychotica helpen om te herstellen van een psychose en een nieuwe psychose te voorkomen. De werking van antipsychotica berust op hun invloed op de hersenen. Antipsychotica vormen bij psychoses de belangrijkste groep medicijnen. Ze zijn er in vele soorten en worden onderscheiden in ‘klassieke’ en ‘atypische’ antipsychotica. De dosering luistert nauw. Er zijn verschillende toedieningsvormen. Antipsychotica werken bij ieder mens anders. Als het voorgeschreven middel niet of onvoldoende werkt, of vervelende bijwerkingen heeft, is het de moeite waard om een ander middel of een andere toedieningsvorm uit te proberen. Antipsychotica zijn vooral geschikt voor de behandeling van wanen en hallucinaties. Ze hebben geen duidelijk effect op andere symptomen van een psychose, zoals lusteloosheid en teruggetrokken gedrag. Overige geneesmiddelen Naast de psychotische symptomen kan iemand last hebben van andere verschijnselen, die het herstel bemoeilijken: manie, depressie, slecht slapen of heel angstig zijn. In ernstige gevallen kan de psychiater hiervoor antidepressiva, stemmingsstabilisatoren als lithium of slaap- en kalmeringsmiddelen (benzodiazepinen) voorschrijven. Klassieke antipsychotica De eerste antipsychotica werden ontwikkeld in de jaren vijftig van de vorige eeuw. Daarom worden deze middelen aangeduid als klassieke antipsychotica. Deze klassieke antipsychotica betekenden destijds een enorme stap voorwaarts in de behandeling van schizofrenie en psychoses. De klassieke antipsychotica werken door dopaminereceptoren te blokkeren. Tot de klassieke antipsychotica behoren: • broomperidol (Impromen®) • chloorprotixeen (Truxal®) • flufenazine (Anatensol®) • flupentixol (Fluanxol®) Samenvatting Psychotische aandoeningen 3/6 • • • • • • • • fluspirileen (Imap®) haloperidol (Haldol®) penfluridol (Acemap®, Semap®) perfenazine periciazine(Neuleptil®) pimozide (Orap®) pipamperon (Dipiperon®) zuclopentixol (Cisordinol®). Atypische antipsychotica Atypische antipsychotica onderscheiden zich van de klassieke antipsychotica doordat ze zich behalve aan dopaminereceptoren ook binden aan serotoninereceptoren. Uit hersenonderzoek is namelijk naar voren gekomen dat alleen een dopamineblokkade niet altijd voldoende is voor een bevredigend antipsychotisch effect. Voorbeelden van atypische antipsychotica zijn: • aripiprazol (Abilify®) • clozapine (Leponex®) • risperidon (Risperdal®) • olanzapine (Zyprexa®, Zypadhera®) • paliperidon (Invega®, Xeplion®) • quetiapine (Seroquel®) • sulpiride (Dogmatil®). Bijwerkingen Het kan een paar weken duren voor het antipsychoticum gaat werken. Vervelend is dat bijwerkingen wel meteen kunnen optreden. Wees daar bij een eerste uitgifte duidelijk over, zodat je cliënt weet wat hij kan verwachten en moet doorzetten met zijn antipsychotica. De meeste bijwerkingen gaan vanzelf weer over. Algemene bijwerkingen Sommige bijwerkingen van antipsychotica zijn het gevolg van de werking op andere neurotransmitters dan dopamine, zoals acetylcholine en serotonine: • sedatie (slaperigheid) • bloeddrukdaling en duizeligheid bij plotselinge houdingsverandering • hartkloppingen • trage ontlasting • droge mond of juist speekselvloed • wazig zien. Deze bijwerkingen treden het meest op aan het begin van de behandeling en verdwijnen vaak daarna. Bijwerkingen klassieke antipsychotica Bijwerkingen zijn vooral de zogenaamde extrapiramidale bijwerkingen. Dat zijn bewegingsstoornissen als gevolg van een verstoorde aansturing van de skeletspieren. Het gaat bij extrapiramidale bijwerkingen om spiertrekkingen, vaak in het gezicht, maar ook om krampen en stijfheid. Voorzichtig doseren en langzaam aanpassen van de dosering van het middel, zowel bij verhogen als bij verlagen, kunnen deze problemen verminderen. Bijwerkingen atypische antipsychotica De atypische antipsychotica worden vaak beter verdragen dan de klassieke antipsychotica. Ze veroorzaken minder bewegingsstoornissen. Er is echter wel een andere, voor veel mensen vervelende bijwerking, en dat is gewichtstoename. Gewichtstoename geeft weer een verhoogde kans op het ontwikkelen van hart- en vaatziekten en diabetes mellitus. Bij clozapine en olanzapine wordt het ontstaan van diabetes mellitus in de bijsluiter genoemd. Een andere bijwerking van atypische antipsychotica kan een verminderd libido zijn. Toedieningsvormen Antipsychotica kunnen oraal worden ingenomen of als depotmedicatie geïnjecteerd worden. Je ziet hier de vooren nadelen van beide toedieningsvormen. Dosering De werking van antipsychotica is sterk afhankelijk van de dosering. Het is niet zo dat een hogere dosering altijd beter werkt. Volgens de nieuwste inzichten is de werking beter en zijn de bijwerkingen minder bij lagere doseringen antipsychotica, terwijl het effect op de psychose hetzelfde is. Interacties Verhoging of verlaging bloedspiegel Een verhoging of verlaging van de hoeveelheid antipsychotica in het bloed kan grote effecten hebben. Een verhoging, door de remming van afbraakenzymen in de lever door een ander middel, kan leiden tot langere aanwezigheid van de antipsychotica in het bloed en daardoor tot een grotere kans op bijwerkingen. Het Toedieningsvorm Voordeel Nadeel Oraal Orale antipsychotica zijn beschikbaar als tabletten, poeders en drankjes. Ze werken kort en moeten daarom iedere dag worden ingenomen. Voordeel is dat de dosering snel kan worden aangepast: bij minder heftige psychoses lage doseringen, bij een acute psychose hoge doseringen. Orale antipsychotica moeten iedere dag worden ingenomen. Dat kan een probleem zijn bij onwillige of nonchalante medicijngebruikers. De therapietrouw kan omlaag gaan. Depotpreparaat Als orale medicatie niet haalbaar is of wanneer de therapietrouw afneemt, is depotmedicatie beschikbaar. Dat zijn preparaten met gereguleerde afgifte, in de vorm van een injectie. Een voordeel van behandeling met depots is de betere therapietrouw en de dwingende regelmaat. De injecties moeten op vaste tijden worden toegediend. Orale antipsychotica moeten iedere dag worden ingenomen. Dat kan een probleem zijn bij onwillige of nonchalante medicijngebruikers. De therapietrouw kan omlaag gaan. Samenvatting Psychotische aandoeningen 4/6 wordt nu per slot van rekening minder snel afgebroken dan normaal. Verlaging kan optreden door een toename van de activiteit van afbraakenzymen in de lever. Dit kan ook veroorzaakt worden door bepaalde middelen. Dit kan leiden tot een mindere werking van het middel en een terugval in de oude symptomen. De afbraakenzymen van de lever zijn nu namelijk zo actief dat ze veel sneller dan normaal het antipsychoticum uit de bloedbaan verwijderen. Het middel is dus veel korter in het lichaam om zijn werking uit te kunnen oefenen. Deze afbraakenzymen in de lever worden ook wel CYP’s genoemd. Je kunt een melding in het scherm krijgen over bijvoorbeeld een CYP3A4-interactie. Versterking versuffende werking Gelijktijdig gebruik van allergietabletten (bevatten antihistaminica die ook vaak versuffend zijn), antidepressiva, middelen tegen angst, slaapmiddelen, opioïden of alcohol versterkt de versuffende werking van antipsychotica. Bewegingsstoornis Het gelijktijdig gebruik van lithium, antidepressiva of antipsychotica verhoogt de kans op het ontstaan van tardieve dyskinesie, een bewegingsstoornis. Verminderde bloedcirculatie Een combinatie van clozapine met benzodiazepinen kan leiden tot een verminderde bloedcirculatie met een ademhalingsdepressie of –stilstand als gevolg. Verlenging QT-interval Sommige antipsychotica kunnen in combinatie met geneesmiddelen als sotalol, claritromycine en domperidon verlenging van het QT-interval geven, dat tot gevaarlijke hartritmestoornissen kan leiden. Roken Opvallend: 80% van de cliënten met schizofrenie rookt. Roken leidt tot een Meldt het apotheekbewakingssysteem een interactie met een antipsychoticum? Handel het af volgens de afhandelingen op jouw scherm van het apotheekinformatiesysteem, commentaren medicatiebewaking, of de kennisbank van de KNMP. Kinderen Psychoses – en daarmee antipsychoticagebruik - komen bij kinderen en adolescenten zeer zelden voor. Antipsychotica werken bij het ene kind totaal anders dan bij het andere. De opname van het middel, de benodigde dosering en de bloedspiegels kunnen enorm uiteenlopen. De bijwerkingen zijn bij kinderen over het algemeen heftiger dan bij volwassenen. versnelde afbraak van antipsychotica. Dat komt door een toegenomen activiteit van de afbraakenzymen in de lever. Door de toegenomen afbraak kan een cliënt met een normale dosering clozapine toch te lage spiegels in het bloed hebben, lager dan de spiegels die nodig zijn voor de werking van het middel. Rokers hebben daarom gemiddeld anderhalf maal meer clozapine en olanzapine nodig dan niet-rokers. Stoppen met roken of minder roken kan dan een groot effect hebben op de werking en bijwerkingen van antipsychotica. Houd daar rekening mee als een cliënt wil stoppen met roken en op dat moment antipsychotica gebruikt. Zwangerschap Alle antipsychotica vallen onder zwangerschapscategorie C of hoger en kunnen dus schadelijk zijn voor het ongeboren kind. Het risico van het gebruik van antipsychotica moet daarom worden vergeleken met het risico dat moeder en kind lopen zonder medicatie. Een onbehandelde psychose kan zeer schadelijk zijn voor moeder en kind. Haloperidol is dan eerste keus, geen depotpreparaat. Bij een goed op antipsychotica ingestelde vrouw die zwanger wordt, wordt in de praktijk geen wijziging in medicatie geadviseerd vanwege het mogelijke gevaar van een (recidief)psychose. Speciale aandachtsgroepen Bij kinderen, ouderen en zwangeren moet zorgvuldig afgewogen worden welk antipsychoticum in welke dosering voorgeschreven moet worden. Borstvoeding Niet van alle antipsychotica is bekend of ze overgaan in de moedermelk en in hoeverre de zuigeling daarvan nadelige gevolgen ondervindt. Vooralsnog is het advies om tijdens het gebruik van antipsychotica geen borstvoeding te geven. Ouderen Doseringen moeten bij ouderen voorzichtig worden opgevoerd in verband met het verhoogd risico op bijwerkingen. Extrapiramidale bijwerkingen zijn bij ouderen extra vervelend. Ze kunnen onzekerheid en angst bij het bewegen vergroten, waardoor ze op den duur minder mobiel worden. De bijwerkingen op de hersenen vergroten bij ouderen de kans op een delier. Bovendien neemt de kans op een beroerte met een factor 1,3 - 2 toe bij het gebruik van antipsychotica op hoge leeftijd. Gewicht Bij kinderen, maar ook bij volwassenen onder de zestig kilo of boven de negentig kilo, moeten de doseringen worden aangepast. Niet alleen het gewicht speelt een rol, maar ook de omvang en werking van de organen, omdat dat een maat is hoe lang het geneesmiddel in het lichaam blijft en zijn werking (en bijwerkingen) kan uitoefenen. Samenvatting Psychotische aandoeningen 5/6 Therapietrouw Van te voren is onduidelijk welk antipsychoticum in welke dosering het beste bij iemand werkt en daarbij de minste bijwerkingen geeft. Het is een kwestie van trial en error: proberen en aanpassen. Dat kan frustraties opwekken en therapie-ontrouw veroorzaken. Hoe kun jij je cliënt daarbij begeleiden? Eerste uitgifte Antipsychotica moeten meestal langere tijd gebruikt worden. Soms stoppen cliënten te vroeg, omdat ze zich beter voelen, of omdat ze teveel last hebben van bijwerkingen. Maar bij te vroeg stoppen is de kans op een nieuwe psychose groter. Wees duidelijk bij de eerste uitgifte wat je cliënt kan verwachten, hoe lang hij de geneesmiddelen moet gebruiken, en waarom. Zo kun je de therapietrouw verhogen. Vertel wat het middel doet Tijdens een psychose is er een soort netwerkstoornis in de hersenen, onder andere door een teveel aan dopamine. Klassieke antipsychotica werken tegen dopamine, zodat je weer rustiger wordt, helderder kunt denken. Atypische antipsychotica hebben zowel effect op dopamine als op serotonine. Antipsychotica helpen ook een nieuwe psychose voorkomen. Daarom is het belangrijk om het middel te blijven gebruiken, ook als de psychose voorbij is. Vertel wanneer effect te verwachten is Het kan even duren voor je cliënt effect merkt. In het algemeen zal een (acute) psychose na toediening van een klassiek antipsychoticum in fases oplossen: binnen enkele dagen vermindert de onrust, binnen enkele weken de hallucinaties en eenvoudige wanen, binnen enkele maanden de denkstoornissen en complexe wanen. Voor de eerste dagen wordt daarom vaak een slaap- en kalmeringsmiddel toegevoegd om de eerste onrust te verminderen. Vertel de bijwerkingen Hoewel het een paar weken duurt voor je echt weet of het antipsychoticum werkt, kan je cliënt wel meteen last krijgen van bijwerkingen. Wees daar duidelijk over, zodat hij weet wat hij kan verwachten en niet meteen stopt zodra de bijwerkingen optreden. De meeste bijwerkingen gaan vanzelf weer over. De meest voorkomende bijwerkingen: • sufheid en slaperigheid • droge mond of ogen • maag- en darmklachten • problemen met vrijen • duizeligheid • onverschilligheid en afvlakking emoties • gewichtstoename • onrustige benen • afwijkende spierbewegingen. Vertel hoe het middel moet worden gebruikt In de apotheek zul je waarschijnlijk met name de orale medicatie tegenkomen. Vertel duidelijk wanneer het moet worden ingenomen. Elke dag op een vast tijdstip verhoogt de therapietrouw. Vertel ook wat je cliënt moet doen als hij een keer zijn geneesmiddel vergeet in te nemen. Hoe lang? Als iemand eenmaal een psychose heeft gehad, dan blijft hij gevoelig voor een volgende. Daarom is het juist de eerste tijd zo belangrijk antipsychotica te blijven gebruiken, ook al voelt de cliënt zich beter. Anders is de kans op een nieuwe psychose (terugval) groot. De arts zal de dosering in die periode meestal wel verlagen. Bij een eerste psychose is de behandeling meestal minimaal een jaar nadat je cliënt de belangrijkste symptomen de baas is geworden. Bij een tweede psychose duurt de behandeling wat langer, meestal vijf jaar. Bij meerdere psychoses kan het zijn dat iemand levenslang antipsychotica moet gebruiken. Tweede en vervolguitgifte Therapietrouw is erg belangrijk bij antipsychotica. In de praktijk blijken herhaalde psychoses geregeld voor te komen met vaak een opname tot gevolg. Dat heeft dan voornamelijk te maken met de slechte therapietrouw van cliënten. Zo’n 70 tot 90% gebruikt antipsychotica incorrect! Jij kunt hier als apothekersassistent een rol in spelen omdat jij zicht hebt op het afhaalgedrag van je cliënt. En door bij vervolguitgiftes te blijven vragen naar effecten en bijwerkingen. Vraag naar effect Elke vervolguitgifte is een gelegenheid voor informatie-uitwisseling die de apotheek niet voorbij mag laten gaan. Je kunt vragen naar de ervaringen (merkt je cliënt al iets, zijn er vervelende bijwerkingen). In veel gevallen kun je het probleem niet oplossen, maar ook een luisterend oor is nuttig om ervoor te zorgen dat je cliënt therapietrouw blijft. Vraag na hoeveel last de cliënt nog heeft van de sederende effecten, en of hij al deelgenomen heeft aan het verkeer (ook fietsen en brommerrijden tellen mee). Samenvatting Psychotische aandoeningen 6/6 Vraag naar de bijwerkingen Bij te veel bijwerkingen kan je cliënt besluiten te stoppen met zijn geneesmiddelen, zeker als het effect nog niet merkbaar is. Vraag daarom bij een tweede uitgifte of hij last heeft van bijwerkingen. Bekijk of jij tips kunt geven om de bijwerkingen te verminderen. Als de bijwerkingen te veel last veroorzaken, verwijs dan door naar de behandelend arts. Deze kan drie dingen doen: • de dosis verlagen • een ander psychoticum voorschrijven, als een lagere dosis niet mogelijk is • een middel tegen de bijwerking geven. Is de cliënt op tijd? Vervolguitgiftes zijn hét moment om de therapietrouw bij te houden en te bewaken. De kans op therapie-ontrouw is groot, zeker als je cliënt uit zijn psychose is. Bij vervolguitgiftes kun je in de gaten houden of de cliënt zijn herhaalrecepten op tijd haalt, te vroeg is of juist te laat. Allemaal tekenen of hij zijn geneesmiddelen volgens voorschrift inneemt. Als een cliënt zijn medicatie niet, niet op tijd of juist veel te vroeg ophaalt, neem dan contact op met de behandelaar. Dit kan erop wijzen dat de cliënt niet meer therapietrouw is, of dat er andere problemen zijn, zoals verslaving, misbruik van middelen of een terugval. De behandelaar moet dan wellicht overstappen naar depotpreparaten. Stoppen Het blijft de eigen keus van cliënten om te stoppen, maar de apotheek kan een belangrijke rol spelen bij de voorlichting, bijvoorbeeld over het feit dat het effect maar geleidelijk inzet en pas na een aantal weken merkbaar wordt. Ook blijkt van belang al van tevoren aan te geven wat de meest voorkomende bijwerkingen zijn. Zo weten je cliënten beter wat hen te wachten staat. Vraag een cliënt die wil stoppen, waarom hij dat wil en speel daarop in met je advies. Afbouwen Bij afbouwen is het belangrijk dat je cliënt en familieleden de voortekenen van een naderende psychose herkenen, bijvoorbeeld een toename van dwangverschijnselen, verandering in dagnachtritme, onrust of achterdocht. Pas als alle betrokkenen weten waar ze op moeten letten, kan de medicatie stapsgewijs verminderd en gestopt worden. Communicatie Motiveren Iedereen is anders, iedereen heeft een andere stofwisseling. Daarom kan het soms een zoektocht zijn welk antipsychoticum in welke dosering het beste werkt voor een bepaalde cliënt. Dat kan frustrerend en ontmoedigend zijn. Sta open voor de inbreng van je cliënt en bekijk samen hoe je hem het beste kunt ondersteunen en motiveren om zijn geneesmiddelen te blijven gebruiken en om te gaan met de veranderingen in dosering of antipsychoticum. Realiseer je dat mensen met een psychose gewone burgers zijn met een psychische handicap die knokken om hun zelfstandigheid terug te krijgen of te behouden. Normale gang van zaken handhaven In de benadering van een cliënt met een psychose kun je rekening houden met het ziektebeeld. Bied houvast en probeer zoveel mogelijk te handelen volgens de gewone gang van zaken. Val de cliënt niet lastig met nieuwe informatie over verzekeringen en kosten, als dat niet strikt noodzakelijk is. Overleg bij wisseling antipsychotica Wissel bij cliënten met psychoses of schizofrenie bij voorkeur niet van merk of fabrikant. Voor iemand met een psychose is het belangrijk dat zijn medicatie er zo uitziet als hij gewend is. Helaas ontkom je er niet altijd aan, bijvoorbeeld als een preferentiebeleid of laagsteprijsgarantie met de zorgverzekeraar van de cliënt is afgesproken. Moet er toch gewisseld worden, besteed dan extra aandacht aan je uitleg dat het gelijkwaardige middelen zijn. Praktische tips • • • • • • • • • Zorg voor een rustige plek in de apotheek. Zorg voor continuïteit. Geef informatie mee op papier. Blijf zelf rustig. Stel grenzen. Wees duidelijk. Herhaal belangrijke punten. Geef het telefoonnummer van de apotheek. Oordeel niet.