omgaan met seksualiteit in residentiële voorzieningen bij vijftien

advertisement
ACADEMIEJAAR 2015-2016
OMGAAN MET SEKSUALITEIT IN RESIDENTIËLE
VOORZIENINGEN BIJ VIJFTIEN- TOT ACHTTIENJARIGE
JONGEREN IN BRUSSEL
VOORONDERZOEK OM TOT EEN VORMING BETREFFENDE SEKSUALITEIT TE KOMEN
VOOR BEGELEIDERS IN DEZE VOORZIENINGEN
Scriptie ingediend door LAURA NOTAERTS voor het behalen van het
bachelordiploma Sociale Readaptatiewetenschappen: kinderen, jongeren en welzijn
Promotor: Tom De Coster
SEKSUALITEIT IN RESIDENTIËLE VOORZIENINGEN BIJ
VIJFTIEN- TOT ACHTTIENJARIGE JONGEREN IN BRUSSEL
VOORONDERZOEK OM TOT EEN VORMING BETREFFENDE
SEKSUALITEIT TE KOMEN VOOR BEGELEIDERS IN DEZE
VOORZIENINGEN
LAURA NOTAERTS
ABSTRACT
We leven in een maatschappij waar seksualiteit steeds meer aandacht krijgt. Overal
worden we geconfronteerd met seksualiteit: reclame op straat, spotjes op tv, seksscènes
in films… Daarnaast is seksualiteit een belangrijk thema in de ontwikkeling van de mens,
het is iets waar we allemaal ooit mee in aanraking komen. Daarom is het belangrijk dat
kinderen en jongeren hier op een gezonde manier mee leren omgaan. Deze scriptie
handelt over het belang van seksualiteit in de ontwikkeling bij jongeren en welke
vaardigheden noodzakelijk zijn bij begeleiders in residentiële voorzieningen voor vijftientot achttienjarige jongeren in Brussel opdat zij op een goede manier kunnen omgaan met
de vragen, verhalen… van jongeren betreffende seksualiteit. Dit onderzoek gebeurt
vanuit de vraag van Cachet: zij wouden weten welke elementen een vorming rond
seksualiteit voor begeleiders zeker moest bevatten om zelf een vorming te kunnen
ontwikkelen. Deze elementen zijn afgeleid uit de literatuurstudie en de interviews die
afgenomen werden in het kader van dit onderzoek. De belangrijkste elementen zijn:
kennis van de seksuele ontwikkeling, een open houding, bewust zijn van waarden en
normen, omgaan met diversiteit, respect hebben voor de privacy van de jongeren.
ACADEMIEJAAR
2015-2016
Scriptie ingediend voor het behalen van het bachelordiploma Sociale
Readaptatiewetenschappen: kinderen, jongeren en welzijn
i
Woord vooraf
Het schrijven van een scriptie is een proces dat ik in het begin onderschat heb. Na dat ik
in maart nog veranderd ben van onderwerp, konden de werkzaamheden pas echt
beginnen. Na lang overleg met Kris en Tom, over wat ik zou gaan doen in mijn scriptie,
kon ik van start gaan. Enkele interviews en veel pagina’s later, kan ik een eindwerk
indienen waar ik fier op ben.
Ten eerste zou ik graag Kris van Cachet bedanken, hij was een fantastische mentor en
heeft mij in het begin goed geholpen om alles in gang te zetten. Ook tijdens het proces
kon ik op zijn steun rekenen, hij heeft mij ideeën gegeven over wie ik kon interviewen en
waar ik goede informatie kon vinden. Bedankt.
Ook Barbara zou ik graag even in de spotlight zetten. Zij was mijn stagementor in mijn
tweede jaar sociale readaptatiewetenschappen en heeft mijn enthousiasme voor Cachet
alleen maar groter gemaakt. Een grote madame die een voorbeeld is voor vele jongeren
die deel uitmaken van Cachet, maar ook voor mij. Het is grotendeels omdat mijn stage
zo goed is meegevallen in het tweede jaar, dat ik besloot mijn bachelorproef samen te
doen met Cachet in het derde jaar. Danku!
Dan is er nog mijn promotor, Tom De Coster. Hij zorgde ervoor dat mijn eindwerk is wat
het nu geworden is, dankzij de vele feedback heb ik mijn scriptie kunnen aanpassen tot
een mooi geheel.
Graag wil ik al mijn respondenten bedanken om tijd vrij te maken voor een interview, dat
meestal ook gewoon een leuke babbel was. Zonder jullie had ik dit eindwerk nooit
kunnen realiseren.
Ten laatste wil ik graag mijn vriend, Hendrik en mijn ouders bedanken. Zij zorgden
ervoor dat ik doorbeet als ik het even niet meer zag zitten en zorgden op tijd en stond
voor de nodige ontspanning. Bedankt om mij telkens weer te motiveren om van mijn
eindwerk iets te maken waar ik trots op kan zijn.
Laura Notaerts
ii
Inhoudsopgave
Woord vooraf ......................................................................................................... i
Inhoudsopgave ......................................................................................................ii
Lijst van afkortingen .............................................................................................. iv
Inleiding ............................................................................................................... 1
1
2
Situering ......................................................................................................... 4
1.1
Cachet als stageplaats ............................................................................... 4
1.2
Seksualiteit in de bijzondere jeugdzorg ........................................................ 4
Theoretisch kader ............................................................................................ 6
2.1
Het begrip ‘seksualiteit’ verder uitgediept ..................................................... 6
2.1.1
Een definitie ....................................................................................... 6
2.1.2
Seksualiteit bij kinderen en jongeren ..................................................... 7
2.2
Seksualiteit binnen voorzieningen voor jongeren van vijftien tot achttien jaar ... 8
2.2.1
Verantwoordelijkheden van de jeugdprofessional .................................... 9
2.2.2
Competenties van de jeugdprofessional ................................................. 9
2.2.3
Handvatten voor voorlichting en begeleiding van jongeren van vijftien tot
achttien jaar...................................................................................................11
2.2.4
2.3
3
4
Bestaande vormingen en organisaties .........................................................15
2.3.1
Jong & Van Zin ..................................................................................15
2.3.2
Sensoa .............................................................................................16
2.3.3
Cachet ..............................................................................................17
Probleemstelling .............................................................................................18
3.1
Verantwoording........................................................................................18
3.2
Onderzoeksdoel .......................................................................................18
3.3
Onderzoeksvraag .....................................................................................19
3.4
Conceptueel kader en methoden ................................................................19
Methodologisch kader ......................................................................................20
4.1
Explorerend onderzoek als kader ................................................................20
4.2
Methode: kwalitatief interview ...................................................................21
4.2.1
Wie wordt geïnterviewd? .....................................................................21
4.2.2
Hoe wordt het interview opgesteld? ......................................................22
4.3
5
Besluit ..............................................................................................15
Verloop van het onderzoek ........................................................................22
Analyse en resultaten ......................................................................................24
iii
5.1
5.1.1
Competenties ....................................................................................25
5.1.2
Handvatten .......................................................................................26
5.1.3
Verantwoordelijkheden .......................................................................29
5.2
Begeleiders .............................................................................................29
5.2.1
De voorziening ...................................................................................29
5.2.2
De begeleider ....................................................................................29
5.2.3
Competenties ....................................................................................30
5.2.4
Handvatten .......................................................................................31
5.2.5
Verantwoordelijkheden .......................................................................33
5.3
6
Jongeren .................................................................................................24
Experts ...................................................................................................33
5.3.1
Competenties ....................................................................................34
5.3.2
Handvatten .......................................................................................37
5.3.3
Verantwoordelijkheden van begeleiders ................................................40
Conclusies en aanbevelingen ............................................................................41
6.1
Welke onderdelen moeten zeker aan bod komen in de vorming? ....................41
6.1.1
Kennis van de seksuele ontwikkeling van de jongere ..............................41
6.1.2
Open houding ....................................................................................42
6.1.3
Bewust zijn van waarden en normen ....................................................43
6.1.4
Diversiteit .........................................................................................43
6.1.5
Privacy .............................................................................................44
6.2
Besluit ....................................................................................................45
Bibliografie ..........................................................................................................46
Bijlage 1: Brussel is multicultureel ........................................................................... 1
Bijlage 2: topiclijst jongeren ................................................................................... 4
Bijlage 3: topiclijst begeleiders ...............................................................................12
Bijlage 4: topiclijst experts ....................................................................................19
Bijlage 5: interview met Annelies Mincke van Informant ............................................26
Bijlage 6: codeerboom ..........................................................................................53
iv
Lijst van afkortingen
IB: individueel begeleid(st)er.
RSV: relationele en seksuele vorming.
1
Inleiding
Seksualiteit is steeds meer aanwezig in onze maatschappij, dit merken we aan de
reclames die steeds meer bloot bevatten, de drang van mensen om een zo strak en slank
mogelijk lichaam te hebben zodat ze aantrekkelijk zijn, de tv-series waar seksscènes
steeds explicieter in beeld gebracht worden, het grote succes van de porno-industrie:
28% van de jongeren zoekt bewust naar porno op het internet (Sensoa, 2009). Door de
toenemende aandacht voor seksualiteit in het algemeen, neemt ook de aandacht voor
relationele en seksuele vorming toe.
De toename van aandacht voor deze relationele en seksuele vorming (RSV) is een goede
zaak. Het is zo dat seksualiteit iets is dat voor iedereen van toepassing is: iedereen wordt
er ooit wel eens mee geconfronteerd. Het maakt deel uit van elk mensenleven (Sensoa,
Waarom is relationele en seksuele vorming belangrijk? ). Jongeren zitten in een fase
waarin de vragen over seksualiteit naar boven komen en zij hebben het recht antwoord
te krijgen op deze vragen. Dit vind je terug in de Verklaring voor seksuele en
reproductieve rechten van de International Planned Parenthood Federation, waar gesteld
wordt dat deze seksuele en reproductieve rechten een onderdeel zijn van de
mensenrechten (IPPF, 2008). Jongeren vragen informatie betreffende seksualiteit vooral
aan mensen op school, vrienden of thuis. Dit noemen we informele vorming, maar dat is
niet voldoende aangezien deze bronnen niet altijd alle kennis in huis hebben. Hiernaast
zorgt RSV ervoor dat jongeren weten waar ze de juiste informatie kunnen vinden, iets
wat heel belangrijk is in deze tijden aangezien er een veelheid aan (onjuiste) informatie
te vinden is op het web. RSV ondersteunt gezondheidspromotie. Door op de hoogte te
zijn van welke risico’s er bestaan en hoe men deze kan voorkomen (bv. de condoom
gebruiken om een SOA te voorkomen), gaat de algemene gezondheid van de bevolking
erop vooruit. RSV ondersteunt de algemene en seksuele ontwikkeling van jongeren,
waardoor ze meer van hun seksualiteit zullen kunnen genieten. Het brengt jongeren de
nodige vaardigheden bij (bv. grenzen kunnen en durven aangeven) en heeft oog voor
kwetsbare jongeren in deze ondersteuning (bv. jongeren met een mentale beperking,
jongeren met een trauma…). Het is belangrijk opvoeders, ouders, school en Centra voor
Leerlingenbegeleiding hierbij te betrekken. De laatste reden waarbij het belang van RSV
bewezen wordt is misschien wel de belangrijkste: het werkt! Onderzoek toont aan dat
jongeren die RSV volgen of gevolgd hebben meer verantwoord seksueel gedrag stellen,
minder te maken krijgen met seksueel geweld of minder seksueel geweld uitoefenen en
minder soa’s en ongeplande zwangerschappen hebben. RSV zorgt ervoor dat de drempel
naar de hulpverlening lager wordt en faciliteert de preventie en bespreekbaarheid van de
risico’s die seksualiteit met zich meebrengt (soa’s, ongeplande zwangerschappen…)
(Sensoa, Waarom is relationele en seksuele vorming belangrijk? ).
2
In dit eindwerk ligt de focus op seksualiteit binnen residentiële voorzieningen in Brussel,
voor jongeren van vijftien tot achttien jaar. Er wordt nagegaan welke vaardigheden
begeleiders zouden moeten bezitten om een correcte basishouding te ontwikkelen t.a.v.
seksualiteit binnen hun voorziening. Hoe kan je ervoor zorgen dat jongeren met je willen
praten over dit thema? Hoe kan je ervoor zorgen dat seksualiteit een normaal
gespreksonderwerp wordt, en niet iets waar altijd lacherig over gedaan moet worden…
Om dit na te gaan zal er eerst een literatuurstudie plaatsvinden. Hierna worden
interviews afgenomen bij jongeren, begeleiders en experts. Deze interviews zijn
gebaseerd op de literatuurstudie. Na analyse van de interviews worden conclusies en
aanbevelingen gedaan met het oog op het ontwikkelen van een vorming om begeleiders
een goede basishouding te helpen ontwikkelen t.a.v. seksualiteit. Dit is van belang zodat
jongeren die in deze residentiële voorzieningen zitten gestimuleerd en ondersteund
kunnen worden in hun seksuele ontwikkeling en alle vragen die daarbij te pas komen om
zo een gezonde seksualiteit te bekomen.
Deze scriptie is opgedeeld in zes hoofdstukken. In het eerste hoofdstuk wordt de
aanleiding van deze scriptie besproken. Er wordt uitgelegd wat Cachet doet, hoe ze zijn
ontstaan en wat hun rol is in dit eindwerk.
In het tweede hoofdstuk wordt het theoretisch kader besproken. Verschillende definities
van seksualiteit worden bekeken en de seksuele ontwikkeling bij jongeren van vijftien tot
achttien jaar wordt besproken. Daarna gaan we in op seksualiteit binnen de bijzondere
jeugdzorg, de verantwoordelijkheden en competenties die bij begeleiders aanwezig
zouden moeten zijn om een optimale basishouding te ontwikkeling t.a.v. seksualiteit in
de residentiële voorziening. Ten laatste worden de organisaties en vormingen die zich
reeds bezig houden met dit thema overlopen. Het belang en nut van het ontwikkelen van
een nieuwe vorming voor begeleiders door Cachet wordt aangestipt.
In het derde hoofdstuk gaan we dieper in op de probleemstelling, namelijk de vraag naar
een vorming voor begeleiders betreffende seksualiteit in residentiële voorzieningen. Deze
vraag werd al meerdere malen gesteld aan Cachet en kwam van de voorzieningen waar
ze mee samenwerken. De probleemstelling wordt verantwoord, het onderzoeksdoel wordt
verder uitgediept en de onderzoeksvraag wordt bekend gemaakt. In het conceptueel
kader wordt kort uitgelegd hoe het onderzoek in zijn werk zal gaan.
Het vierde hoofdstuk pakt het methodologisch kader aan. Er wordt uitgelegd wat een
explorerend onderzoek is en waarom deze aanpak gekozen is voor dit onderzoek. Het nut
van de kwalitatieve interviews wordt besproken en er wordt ingegaan op de keuze van de
respondenten en hoe de interviews werden opgesteld. Ten laatste wordt het verloop van
de methodologische weg besproken: welke moeilijkheden de kop op staken tijdens het
onderzoek, wanneer en waar welke interviews plaatsvonden, de sfeer van de interviews…
Het voorlaatste hoofdstuk van de scriptie handelt over de resultaten die vergaard zijn uit
de interviews en de analyse van deze resultaten. Dit hoofdstuk is opgedeeld in drie
delen: jongeren, begeleiders en experts. In deze drie delen is telkens dezelfde structuur
terug te vinden, namelijk die van de codeerboom (te vinden in bijlage 6).
3
Het zesde en laatste hoofdstuk bevat de conclusies en aanbevelingen naar Cachet toe om
hun vorming te ontwikkelen. De aanbevelingen en conclusies zijn afgeleid uit het
theoretisch kader en de interviews en geven weer wat er zeker niet mag ontbreken in
een vorming voor begeleiders van residentiële voorzieningen voor jongeren van vijftien
tot achttien jaar. Cachet kan deze aanbevelingen en conclusies gebruiken bij het
ontwikkelen van hun vorming om tegemoet te komen aan de vraag die ze al van
meerdere residentiële voorzieningen hebben gekregen.
4
1 Situering
1.1 Cachet als stageplaats
Cachet is een organisatie opgericht door vier vrouwen die ooit zelf in de bijzondere
jeugdzorg hebben gezeten. Hun bedoeling was om een organisatie voor en door jongeren
uit de grond te stampen, en dit is uitgedraaid op een succes. Cachet wilt een netwerk
vormen voor mensen die in de bijzondere jeugdzorg zitten of hebben gezeten en die zich
niet herkennen in de stereotypen die vaak verbonden worden aan deze jongeren
(crapuul, slachtoffer…). Cachet wilt een ander beeld tekenen over mensen met een
jeugdhulpervaring: “een beeld waarbij naast miserie optimisme staat, waarbij klacht
kracht wordt, waarbij we onze ervaringen niet wegstoppen, maar gebruiken om andere
jongeren, de hulpverlening, de publieke opinie en het beleid te inspireren” (Cachet,
2016). In Cachet gaan jongeren en iets minder jonge mensen op een positieve wijze aan
de slag met hun jeugdhulpervaring.
Cachet doelt erop volgende vier partners mee te nemen in de ontwikkeling van hun
netwerk: ten eerste zijn er de jongeren uit voorzieningen en pleeggezinnen, om hen met
elkaar in contact te brengen en van elkaar te laten leren. Ten tweede willen ze in dialoog
gaan met de omgeving van Cachet, de wereld rondom hen om hun het beeld voor te
schotelen dat Cachet en hun netwerk gecreëerd heeft. Ten derde willen ze ook de
hulpverleners betrekken in hun organisatie: om hun kijk op de jeugdhulp te verbreden en
vernieuwen. Als laatste vinden ze het belangrijk een goede band te onderhouden met
beleidsmakers uit de overheid en de sector, om al wat ze met hun andere
gesprekspartners bereikten structureel een plek te geven in onze maatschappij (Cachet).
Ik heb mijn tweedejaarsstage bij Cachet gedaan en vond dit een ontzettend aangename
en verrijkende ervaring. Zelf heb ik geen ervaring in de bijzondere jeugdzorg, maar de
mensen die ik in Cachet heb leren kennen bulkten van de levenservaring en verhalen
maar vooral: van het optimisme. De vele Cachetavonden en –activiteiten die ik heb
meegemaakt en begeleid waren niet alleen ontspannend en plezant, ze waren ook heel
leerrijk. Het was een stage waar ik elke dag graag naartoe ging en het is nu nog steeds
een plek waar ik graag binnenspring. Ik was dan ook blij als ik hoorde dat Cachet ook
voor mijn eindwerk de samenwerking wilde aangaan. In de volgende paragraaf bespreek
ik hoe ik in samenspraak met Cachet tot het onderwerp van deze scriptie gekomen ben.
1.2 Seksualiteit in de bijzondere jeugdzorg
Seksualiteit binnen voorzieningen is een thema dat de laatste jaren aan aandacht wint.
Begeleiders stellen zichzelf vaak de vraag wat nu de juiste begeleidershouding is op vlak
van seksualiteit in de jeugdzorg, hoe ze gesprekken over seksualiteit kunnen initiëren bij
de jongeren, hoe ze moeten omgaan met vragen over seksualiteit… Dit thema blijft aan
aandacht winnen omdat het een thema is waar veel vragen rond bestaan en waar vaak
nog een taboe op rust. Door de ontwikkeling van een maatschappij waar een taboe op
seksualiteit rust, naar een maatschappij waar seksualiteit steeds meer aanwezig is stijgt
ook de vraag naar hoe men om moet gaan met seksualiteit in de jeugdzorg.
5
Door samen te zitten met mijn BAP-mentor (Kris Clijsters) en te brainstormen over
mogelijke onderwerpen, kwamen we al snel bij het thema seksualiteit terecht. Er komt
een aanzienlijk aantal vragen rond het thema ‘seksualiteit in de voorziening’ binnen bij
Cachet, meerbepaald of Cachet een vorming aanbiedt voor begeleiders die handelt rond
seksualiteit binnen residentiële voorzieningen. Aangezien Cachet het belangrijk vindt om
te werken met de vragen van mensen die in het jeugdwerk zitten of er werkzaam in zijn,
willen ze graag ingaan op deze veelvoorkomende vraag. Tijdens dit gesprek hebben we
het op een akkoord gegooid: het doel van mijn bachelorproef is om ervaringen te
verzamelen van mensen uit het werkveld en van jongeren uit de jeugdzorg om te zien
welke elementen zeker niet mogen ontbreken in een vorming rond seksualiteit voor
begeleiders van jongeren van vijftien tot achttien jaar in residentiële voorzieningen.
Dit onderzoek draagt bij aan het algemeen belang van mensen die in de jeugdzorg
werken en vertoeven. Het is nuttig voor begeleiders om te weten wat hun houding
tegenover seksualiteit doet met jongeren en hoe ze deze houding kunnen verbeteren.
Het komt de jongeren in de jeugdzorg ten goede want indien hun begeleiders beter
gevormd en geïnformeerd zijn over dit thema, zullen zij er baat bij hebben. Het spreekt
voor zich dat jongeren uit residentiële voorzieningen vaak in deze voorziening aanwezig
zijn. De beschikbaarheid van een bekwaam iemand waar ze terecht kunnen met hun
vragen en verhalen over seksualiteit is dan ook geen overbodige luxe. Dit bevordert de
gezonde seksuele ontwikkeling van de jongeren.
Ik vond het ook belangrijk te kiezen voor een onderwerp waar ik zelf in geïnteresseerd
ben, aangezien ik veel werk zou hebben aan deze bachelorproef. Door mijn stage bij
Cachet en mijn derdejaarsstage in de Kom-Aid van Tonuso is bijzondere jeugdzorg iets
geworden wat mij nauw aan het hart ligt en waar ik mij voor wil inzetten. Het thema
seksualiteit op zich vind ik boeiend, dus een combinatie van deze twee leek mij ideaal om
een eindwerk rond te maken.
6
2 Theoretisch kader
In het theoretisch kader worden enkele begrippen en concepten besproken die van
belang zijn voor het onderzoek. We gaan dieper in op de betekenis van seksualiteit en er
wordt aangegeven welke definitie van seksualiteit in deze scriptie van toepassing is. We
bekijken de normale seksuele ontwikkeling van jongeren van vijftien tot achttien jaar.
Daarna hebben we het over seksualiteit binnen voorzieningen voor jongeren van vijftien
tot achttien jaar. In dit hoofdstuk focussen we op de verantwoordelijkheden,
competenties en handvatten betreffende seksualiteit in voorzieningen. Ten slotte
overlopen we de organisaties en vormingen die zich reeds bezighouden met seksualiteit
binnen voorzieningen: we kijken naar het huidige aanbod en waarom het nuttig is om
hier nog een vorming aan toe te voegen.
2.1 Het begrip ‘seksualiteit’ verder uitgediept
Seksualiteit is een breed begrip. Daarom is het belangrijk dat het begrip ‘seksualiteit’
verduidelijkt wordt in de context van deze scriptie. Waar zal het in dit werkstuk over
gaan, waar zal het net niet over gaan en wat wordt er bedoeld met ‘seksualiteit in
voorzieningen’? In deze paragraaf wordt op al deze vragen een antwoord gezocht en
gevonden.
2.1.1 Een definitie
Wanneer we het woord ‘seksualiteit’ opzoeken op de website van Van Dale komen we bij
de volgende betekenis terecht: “alles wat geslachtsverkeer betreft”
(Van Dale
Uitgevers).
Op de website van Sensoa verschijnen 96 resultaten wanneer je de zoekterm
‘seksualiteit’ ingeeft. Er komen verschillende artikels, campagnes, weetjes etc. op mijn
pagina terecht. Wanneer we op de homepagina van Sensoa kijken, is deze opgedeeld in
zes vakjes. Het eerste vakje heeft als titel ‘seksualiteit’ en de ondertitels die aangeklikt
kunnen worden zijn de volgende: soa en HIV, zwanger worden, anticonceptie, pil
vergeten, seksuele problemen, seksueel misbruik, seks en lichaam, sekstechnieken en
cijfers en duiding (Sensoa). Indien we enkel op deze observatie afgaan, zouden we
kunnen zeggen dat dit de thema’s zijn waar seksualiteit over gaat. Maar uiteraard zou
het niet correct zijn om ons op een enkele bron te baseren, dus ik ging verder op
zoektocht naar de definitie van seksualiteit. De website van Sensoa bevat enkele
interessante links die mij kunnen helpen bij mijn zoektocht naar de definitie van het
woord ‘seksualiteit’.
Op de website www.seksualiteit.be staan de thema’s die Sensoa onder het begrip
‘seksualiteit’ plaatste. Per thema zijn er subthema’s waar informatie over gegeven wordt.
Naast deze onderwerpen is er ook een woordenlijst, met allemaal woorden die met
seksualiteit te maken hebben en hun betekenis. Seksualiteit zelf staat niet in de
woordenlijst. Deze website richt zich vooral op volwassenen en gaat uit van Sensoa.
7
De website www.allesoverseks.be bevat informatie die op jongeren afgestemd is en gaat
ook uit van Sensoa. Het is een aantrekkelijke website, waar veel vragen (en antwoorden)
op terug te vinden zijn die jongeren zich stellen rond seksualiteit. Het gaat hier vooral
over de praktische zaken die komen kijken bij alles wat met seks en intimiteit te maken
heeft. Zo wordt er uitgelegd wat je moet doen als je je pil vergeten bent, wat het
betekent om in een relatie te zijn, hoe belangrijk het is grenzen te stellen en hoe je dit
kan doen, hoe je kan omgaan met seks in de media, informatie over soa’s, informatie
over hoe je lichaam verandert tijdens de puberteit…
Als ik terugkijk naar de definitie die Van Dale mij gaf betreffende het woord ‘seksualiteit’,
blijkt dat alles wat geslachtsverkeer betreft toch niet zo een goede definitie is. Dit is
inderdaad een onderdeel van seksualiteit, maar seksualiteit betekent zo veel meer. Het
gaat om relaties tussen mensen, de relatie tussen mens en lichaam, intimiteit,
lichamelijkheid… We kunnen er dus van uitgaan dat seksualiteit een breed begrip is,
misschien zelfs te breed om helemaal te beschrijven in een allesomvattende definitie.
In de jeugdgezondheidszorgrichtlijn (JGZ-richtlijn) voor seksuele ontwikkeling voor
kinderen en jongeren van nul tot negentien jaar van het Nederlands Centrum
Jeugdgezondheid staat volgende definitie:
“Seksualiteit omvat het geheel aan gevoelens, gedachten, opvattingen, fantasieën,
verlangens en gedragingen die seksueel getint kunnen zijn. seksualiteit is verbonden met
genderrollen, seksuele oriëntatie, seksuele identiteit, intimiteit, plezier, erotiek en
voortplanting. Kinderen beleven hun seksualiteit anders dan jongeren en volwassenen.
Vanaf de puberteit, als kinderen geslachtsrijp zijn, gaan kinderen meer relationele en
seksuele contacten aan” (WHO Regional Office for Europe, 2010)
Dit is een brede definitie van seksualiteit. Wanneer ik verder in deze scriptie het woord
‘seksualiteit’ gebruik, verwijs ik naar deze definitie. Het gaat er in deze scriptie niet om
om welk seksueel gedrag het nu juist gaat, eerder om hoe begeleiders omgaan met dit
gedrag en hoe ze hierover in gesprek gaan of hoe ze jongeren hierin begeleiden. De
bedoeling is om een analyse te maken van de begeleidershouding t.o.v. seksualiteit en
hoe deze verbeterd kan worden. Dit allemaal om een goede vorming te ontwikkelen die
past binnen het kader van Cachet.
2.1.2 Seksualiteit bij kinderen en jongeren
Sanderijn van der Doef is een seksuoloog en psycholoog die gewerkt heeft aan het
departement onderwijsresearch aan de universiteit van Amsterdam. Van 1990 tot 2000
was ze verbonden aan de Rutgers Stichting, waar ze zich bezig hield met de seksuele
opvoeding en ontwikkeling van kinderen en adolescenten. Hierna werkte ze bij het NIGZ
(Nationaal Instituut voor Gezondheidsbevordering en Ziektepreventie) als seniormedewerker en trainer binnen de afdeling Relaties en Seksualiteit. Dit deed ze tot 2007,
in 2007 begon ze bij WPF te werken (World Population Foundation). Ze is zes jaar lang lid
geweest van de Nederlandse Vereniging voor Seksuologie. Ondertussen heeft ze al
enkele jaren een eigen praktijk waar ze werkt als seksuologe. Ze schreef al meerdere
voorlichtingsboeken voor ouders en kinderen, waaronder het boek waarop deze
paragraaf is gebaseerd: Kinderen & Seksualiteit.
Nu we een idee hebben van wat seksualiteit betekent, gaan we verder in op hoe
seksualiteit tot stand komt.
8
Seksualiteit is een begrip waar veel achter zit. We zouden kunnen zeggen dat dit begrip
samen met de mens is ontstaan. Of misschien zelfs al eerder: ook bij dieren kunnen we
vormen terugvinden van seksualiteit, intimiteit en lichamelijkheid. Als eerste kunnen we
dus al besluiten dat seksualiteit een wijdverspreid begrip is, van alle tijden en leeftijden.
Iedereen krijgt er op bepaalde momenten in zijn leven mee te maken, het eerste
moment treedt al vroeg op in het leven van een kind. Meer nog: vanaf de geboorte zijn
kinderen al bezig met seksualiteit (van der Doef, 2004). Volgens van der Doef zijn er
zeven te onderscheiden fases, maar aangezien het in deze scriptie gaat over jongeren
van vijftien tot achttien jaar worden enkel deze levensfases besproken in de komende
alinea’s.
Vijftien tot achttien jaar
Lichamelijk zijn de meeste jongeren nu volgroeid. Het kan wel zijn dat alles nog wat
verder evolueert, maar de meeste jongeren blijven voor het grootste deel nu hetzelfde.
(van der Doef, 2004)
Rond het vijftiende levensjaar beginnen jongeren aan hun seksuele carrière, deze bestaat
uit verschillende fasen. Deze volgen als volgt op elkaar: tongzoenen, strelen onder de
kleren, lichaam van de andere verder exploreren (ook geslachtsdelen) maar nog geen
geslachtsgemeenschap,
de
laatste
fase
van
de
seksuele
carrière
is
geslachtsgemeenschap. (van der Doef, 2004)
Er bestaat heel wat groepsdruk rond deze seksuele ontwikkelingen, waardoor jongeren
soms dingen doen waar ze eigenlijk nog niet klaar voor zijn. Ze plaatsen hun eigen
gevoelens en opvattingen aan de kant indien dit het geval is. (van der Doef, 2004)
We kunnen concluderen dat jongeren van vijftien tot achttien jaar een hele weg af te
leggen hebben op vlak van seksualiteit. Deze weg kan lichamelijk, emotioneel en
relationeel heel zwaar zijn op bepaalde momenten en het is belangrijk dat jongeren
ondersteund worden in deze ontwikkeling. In deze seksuele opvoeding is het nodig om
informatie te geven betreffende voortplanting, lichamelijke veranderingen, puberteit,
seksuele voorkeur en identiteit en seksueel gedrag. De correcte vaardigheden moeten
aangeleerd worden om een veilige en aangename seksuele ontwikkeling te stimuleren.
Jongeren ontwikkelen hierdoor hun eigen seksuele normen en waarden. (van der Doef,
2004, p. 51)
2.2 Seksualiteit binnen voorzieningen voor jongeren van vijftien tot
achttien jaar (Nederlands Centrum Jeugdgezondheid , 2014)
In dit hoofdstuk gaan we na welke de verantwoordelijkheden, competenties en
handvatten zijn die je als begeleider ter beschikking moet hebben om de seksuele
ontwikkeling van je jongeren zo goed mogelijk te begeleiden. Dit hoofdstuk is gebaseerd
op de JGZ-richtlijn seksuele ontwikkeling van nul tot negentien jaar van het Nederlands
Centrum Jeugdgezondheid. Dit rapport is terug te vinden in de bib van Sensoa en is
volgens Sensoa een betrouwbare bron om informatie uit te halen.
9
Bij het stuk over de verantwoordelijkheden hebben we het over het stimuleren en
voorkomen van problemen en het op tijd signaleren van problemen. Het is belangrijk dat
begeleiders zich er bewust van zijn dat ze deze verantwoordelijkheden dragen en dat ze
deze dan ook opnemen.
Bij de competenties gaan we de vaardigheden na die begeleiders zouden moeten bezitten
om een gezonde seksuele ontwikkeling te ondersteunen en te stimuleren. We hebben het
over kennis van de seksuele ontwikkeling, een laagdrempelige houding kunnen
aannemen, het kunnen duiden van seksueel gedrag en ten laatste: waarden, normen en
omgang met diversiteit.
Bij de handvatten worden enkele praktische tips meegegeven om een goede
begeleidershouding aan te kunnen nemen. We kunnen niet garanderen dat dit dè
succesformules zijn, maar ze kunnen wel een richting geven voor mensen die niet goed
weten hoe ze ergens aan moeten beginnen.
Uiteraard mag het belang van de ouders in de ontwikkeling en stimulering van een
gezonde seksualiteit niet vergeten worden. Het is vanzelfsprekend dat zij een grote rol
spelen in dit verhaal, maar om het onderwerp van dit eindwerk af te bakenen trekken we
een lijn bij de begeleiders. Daarom wordt er in dit eindwerk gefocust op de rol van de
begeleiders in de bijzondere jeugdzorg bij de ontwikkeling en stimulering van een
gezonde seksualiteit.
2.2.1 Verantwoordelijkheden van de jeugdprofessional
Jeugdprofessionals werken met kinderen en jongeren
verantwoordelijkheden bij kijken, ook op vlak van seksualiteit.
en
hier
komen
veel
Volgens de JGZ-richtlijn van het Nederlands Centrum Jeugdgezondheid is het belangrijk
dat de jeugdprofessional een gezonde seksuele ontwikkeling en opvoeding stimuleert.
Hierbij hoort ook het voorkomen van problemen op dit gebied.
Het kan natuurlijk altijd dat er zich problemen voordoen, dan is het belangrijk om als
professional op tijd in te grijpen. Hiermee wordt bedoeld: de niet-optimale seksuele
ontwikkeling op fysiek en emotioneel vlak signaleren met de nodige aandacht voor de
risicofactoren die eventueel aanwezig zijn. Indien nodig moeten er interventies opgezet
worden of moet de jongere doorverwezen worden.
Wanneer de jeugdprofessional deze verantwoordelijkheden zo goed mogelijk opneemt,
bevordert dit de gezonde seksuele ontwikkeling van jongeren, problemen kunnen dan
gesignaleerd en zelfs vermeden worden.
2.2.2 Competenties van de jeugdprofessional
Om de eerder opgenoemde verantwoordelijkheden te kunnen uitvoeren, moet de
jeugdprofessional bepaalde vaardigheden en kennis bezitten. Deze worden besproken in
komende paragrafen. Het is normaal dat de jeugdprofessional niet alle kennis en
competenties van in het begin bezit, maar het is wel belangrijk dat er van in het begin
aan gewerkt wordt. Door ermee bezig te zijn zullen deze verder ontwikkelen en zal de
deskundigheid van de jeugdprofessional toenemen. Handelingsverlegenheid op dit vlak
zal steeds meer naar de achtergrond verdwijnen.
10
Kennis van de seksuele ontwikkeling
Het is vanzelfsprekend dat kennis van de seksuele ontwikkeling een vereiste is om op dit
gebied met kinderen en jongeren te kunnen werken. Het is vooral belangrijk te weten
hoe een gezonde seksuele ontwikkeling en opvoeding verloopt en wanneer er sprake is
van afwijkend, risicovol of zorgwekkend gedrag. Men moet op de hoogte zijn van risicoen beschermende factoren, risicogroepen kunnen plaatsen en weten wat de gevolgen
kunnen zijn van een ongezonde of schadelijke seksuele ontwikkeling. Ten laatste moet er
kennis aanwezig zijn over seksuele opvoeding en eventuele interventies en instrumenten
die men kan gebruiken voor begeleiding en ondersteuning.
Een laagdrempelige houding kunnen aannemen
Door je open te stellen om over seksualiteit te praten, vragen te beantwoorden, zelf
vragen te durven stellen… neem je al heel wat gewicht van het onderwerp ‘seksualiteit’
weg. Er heerst jammer genoeg nog altijd een taboe over seksualiteit, dus als je zelf geen
vragen stelt of je open stelt voor anderen hun vragen of verhalen, zal er niet veel aan
het licht komen over seksualiteit. We moeten af van dit taboe, zodat we jongeren kunnen
volgen in hun seksuele ontwikkeling en kunnen beoordelen of deze ontwikkeling al dan
niet gezond is. Wanneer de vragen of verhalen niet vanzelf komen, informeer er dan
naar. Indien je dit niet doet, is de kans groot dat er niet over seksualiteit gesproken zal
worden, omwille van de schaamte en het taboe rond dit onderwerp.
Seksueel gedrag kunnen plaatsen
Als jeugdprofessional is het belangrijk om de seksualiteit van de jongere te durven
bevragen, exploreren en te kunnen beoordelen: is het een gezonde ontwikkeling of is het
eerder afwijkend of risicovol? Hiervoor is de jeugdprofessional vaak afhankelijk van het
verhaal van de jongere zelf en soms ook van andere jongeren. Het is noodzakelijk te
durven doorvragen naar verschillende factoren van het seksuele gedrag: beleving, aard,
omvang, ernst en context. De jeugdprofessional moet erop letten dat hij feitelijke en
relevante informatie verzamelt om het gedrag van de jongere degelijk te kunnen
plaatsen.
Waarden, normen, omgang met diversiteit
De jeugdprofessional heeft zelf waarden en normen op vlak van seksualiteit. Het is
belangrijk dat hij zich hier bewust van is en dat deze waarden en normen min of meer
aansluiten bij die van de jongeren om een goede samenwerking te kunnen garanderen.
Waarden, normen en omgang met diversiteit kunnen van persoon tot persoon erg
verschillen. Afhankelijk van de cultuur, opvoeding en religie of vriendengroep heeft
iedereen zijn eigen visie op diversiteit en zijn eigen normen- en waardenpatroon.
Onderwerpen die voor iedereen heel verschillend kunnen zijn zijn: seksueel gedrag op
jonge leeftijd, homoseksualiteit, uithuwelijken, genitale verminking, jongensbesnijdenis,
abortus, anticonceptie, seks voor het huwelijk… Om vlot over deze onderwerpen te
kunnen praten en jongeren een gezonde opvatting over deze thema’s te laten
ontwikkelen, is het belangrijk dat de jeugdprofessional de seksuele rechten van de mens
goed kent en kan beargumenteren. Een positieve kijk op seksualiteit zal hier zeker bij
helpen.
11
2.2.3 Handvatten voor voorlichting en begeleiding van jongeren van vijftien tot
achttien jaar
In deze paragraaf worden enkele praktische tips aangehaald voor begeleiders om op een
correcte manier om te gaan met de seksuele vragen of ontwikkeling van jongeren. Er
wordt ingegaan op veelvoorkomende vragen van jongeren, over hoe men ervoor kan
zorgen dat jongeren willen praten over seksualiteit, over hoe men moeilijke thema’s kan
aanpakken, over hoe men kan handelen wanneer het duidelijk is dat jongeren
begeleiding nodig hebben bij het thema en ten laatste: over culturele en religieuze
vraagstukken.
Veelvoorkomende vragen van jongeren
Jongeren zijn op deze leeftijd fel bezig met seksualiteit en thema’s die hieronder vallen.
De meest centrale thema’s zijn: relaties en verliefdheid, seksuele oriëntatie, seksueel
gedrag, seksuele gevoelens en opwinding, genderidentiteitsontwikkeling, anticonceptie
en voorbehoedsmiddelen, soa’s, (ongeplande) zwangerschap, wensen en grenzen
(weerbaarheid en grensoverschrijdend seksueel gedrag), omgang met (sociale) media,
positieve en negatieve ervaringen. Jongeren hebben er vaak moeite mee om vragen te
stellen aan hun begeleiding over deze thema’s terwijl ze deze wel hebben. Ze voelen zich
soms schuldig over bepaalde dingen waar ze zich niet schuldig over hoeven te voelen of
ze voelen zich onzeker. Hierbij zouden antwoorden op bepaalde vragen soms wel van pas
komen.







Vragen die vaak voorkomen bij jongeren zijn:
Hoe weet ik of ik een soa heb?
Hoe vertel je iemand dat je verliefd bent op hem of haar?
Is het normaal dat mijn borsten zo klein zijn? Zullen ze nog groeien?
Hoe lang duurt een menstruatieperiode? Hoeveel krampen heb je dan?
Is de kans groot dat je zwanger bent als je een pil een keer bent vergeten te
nemen?
…
Hoe zorg je ervoor dat jongeren met je willen praten over seksualiteit?
Het is heel belangrijk om als begeleider een open houding aan te nemen, zodat jongeren
zich vrij voelen om deze vragen te stellen. Zoals eerder al vermeld, is het voor jongeren
vaak moeilijk om met deze vragen naar een volwassene te komen. Door volgende tips in
achting te nemen kan je ervoor zorgen dat seksualiteit en de seksuele ontwikkeling
bespreekbaar wordt gemaakt voor jongeren.
De meeste jongeren zullen zelf geen gesprek over seksualiteit initiëren. Daarom is het de
bedoeling dat je dat als jeugdprofessional wel doet. Dit kan onwennig zijn als je nog
nooit met jongeren over seksualiteit hebt gepraat, probeer dan het ijs te breken door
bijvoorbeeld iets te zeggen over een onderzoek dat je ergens hebt gelezen over
seksualiteit bij jongeren.
12
Respecteer te allen tijde de privacy van de jongeren, maar zorg ervoor dat je hierdoor
geen gesprekken over seksualiteit begint te vermijden. Probeer een vertrouwensband
met de jongere op te bouwen en licht toe waarom je over dit onderwerp wilt praten en
waarom je sommige vragen stelt. Weet ook dat sommige jongeren makkelijker met
intieme vragen bij hun begeleider komen, anderen hebben er genoeg aan om te weten
dat de mogelijkheid er is om over seksualiteit te praten met hun begeleider.
Zorg ervoor dat de jongeren zich op hun gemak voelen bij jou voor je over seksualiteit
begint te praten. Sommige jongens vinden het aangenamer om met een mannelijke
begeleider over seksualiteit te praten en omgekeerd. Het kan zijn dat een jongere met de
ene begeleider wel over seksualiteit wilt praten en met de andere niet omwille van een al
dan niet aanwezige ‘klik’. Respecteer dit en probeer de jongere dan ook niet in een
gesprek te pushen met iemand waarmee hij dit gesprek misschien helemaal niet mee wilt
hebben.
Gebruik eventueel websites, folders, boekjes om je gesprekken over seksualiteit te
ondersteunen. Leg deze folders op een bereikbare plaats voor de jongeren, zodat ze deze
altijd kunnen inkijken als ze hier behoefte voor hebben.
Hoe haal ik moeilijke onderwerpen aan?
Er zijn verschillende belangrijke thema’s bij deze ontwikkelingsfase, waarbij volgens de
JGZ-richtlijn verschillende (gespreks)technieken gebruikt kunnen worden om deze
thema’s aan te halen. Hieronder worden er een paar besproken:





Seksuele carrière: deze verloopt bij de meeste jongeren automatisch. Om hen
hier zo goed mogelijk in te begeleiden kan je hen wijzen op de websites die er
bestaan rond dit onderwerp (bv. www.allesoverseks.be). Je kan de jongere ook
folders aanreiken waar hij zelf informatie in kan vinden. Ten laatste kan je zelf het
gesprek aangaan met de jongere, zorg hierbij wel dat je de juiste informatie geeft
en de grenzen van de jongere respecteert.
De eerste keer: hierbij is het belangrijk jongeren erop te wijzen dat dit voor
iedereen een andere ervaring is. Ieder heeft zijn eigen tempo en het is niet de
bedoeling je op dit vlak onder druk te laten zetten of anderen onder druk te
zetten. Seksualiteit wordt door iedereen anders beleefd, en dit kan ook te maken
hebben met leeftijdsverschil.
Interesse in porno en erotisch materiaal: het is normaal dat jongeren op een
bepaalde leeftijd een gezonde nieuwsgierigheid ontwikkelen voor porno en
erotisch materiaal, hier is niets mis mee. Als jeugdprofessional is het wel je taak
om hen op het soms onrealistische karakter van dit (beeld)materiaal te wijzen.
Datingsites en flirten op internet: jongeren mogen dit zeker en vast doen, maar
moeten wel beseffen dat er voor- en nadelen aan deze vorm van communicatie
gebonden zijn. Er zijn ook risico’s gekoppeld aan deze communicatievorm waar ze
mee moeten leren omgaan.
Wensen en grenzen in relaties: jongeren moeten weten dat het belangrijk is om
hierover te communiceren met hun partner. Het kan zijn dat jongeren het moeilijk
vinden om hun wensen en grenzen te bespreken in de relatie, probeer hen dan
wat tips te geven over hoe ze dit moeten doen. Je kan hen ook doorverwijzen
naar www.allesoverseks.be, daar vind je veel informatie over hoe je het praten
over wensen en grenzen zo al kan aanpakken.
13




Seksuele oriëntatie: het kan zijn dat sommige jongeren het hier moeilijk mee
hebben (door bv. laag zelfbeeld, geaardheid die niet geaccepteerd wordt…).
Probeer hen te ondersteunen in deze zoektocht naar een eigen seksuele identiteit
en wijs hen op het feit dat deze voor iedereen anders kan zijn.
Genderidentiteit: sommige jongeren zijn niet tevreden met hun geslacht, dit komt
meestal tot uiting in de puberteit. Indien de jongere hiermee naar de
jeugdprofessional komt, moet hij dit serieus nemen en met de jongere aan de
slag gaan. De begeleider moet de jongere (en eventueel zijn ouders of voogd)
duidelijk maken dat het niet abnormaal is om met je genderidentiteit in de knoop
te liggen of een andere genderidentiteit te hebben. Het is vooral belangrijk om te
aanvaarden dat je ‘anders’ bent en hierbij de steun van je ouders te ontvangen,
dit draagt bij tot een gezonde seksuele ontwikkeling. Men moet pas aan
genderdysforie beginnen denken wanneer de jongere atypisch gedrag stelt voor
zijn eigen geslacht, een afkeer heeft voor zijn eigen geslacht en er duidelijke
tekenen zijn van ontevredenheid over het eigen geslacht. Dit wilt dan zeggen dat
je biologische geslacht niet overeenkomt met het emotionele geslacht. Wanneer
dit mogelijks het geval is, kan je veel informatie vinden op de website
www.genderindeblender.be. Hier kan ook een educatief pakket gedownload
worden op maat van hulpverleners, om hen zo te begeleiden in de omgang met
jongeren met genderdysforie.
Seksuele risico’s: er zijn verschillende risico’s gebonden aan seksuele activiteit en
jongeren moeten bewust gemaakt worden van deze risico’s. de risico’s van
onbeschermde geslachtsgemeenschap zijn: soa’s en ongeplande zwangerschap.
De jeugdprofessional moet jongeren inlichten over hoe zij deze risico’s de kop
kunnen indrukken, door het te hebben over anticonceptie en hen bronnen te
geven waar ze meer informatie kunnen vinden over deze risico’s.
Seksuele dwang en grensoverschrijdend gedrag: spijtig genoeg komen deze
zaken nog vaak voor. Het is belangrijk jongeren hierover in te lichten en hen
duidelijk te maken dat dit niet getolereerd kan worden (niet als het bij jou
gebeurt, ook niet als jij het bij anderen doet). Houd de communicatie hier ook
open, houd de open houding aan en toon dat ze hierover altijd mogen komen
praten. Wanneer er een strafbaar feit is gepleegd door of op de minderjarige,
moet er een melding of aangifte gedaan worden bij de politie.
Wanneer jongeren begeleiding nodig hebben
Het kan zijn dat jongeren nood hebben aan begeleiding op vlak van seksualiteit. Dan is
het belangrijk dat de jeugdprofessional inspeelt op deze behoefte. Maar hoe kan men het
best jongeren begeleiden en ondersteunen in hun seksuele opvoeding en ontwikkeling?
De volgende stappen kunnen daarbij helpen.
Stap 1: neem de vragen en zorgen van de jongere serieus. Zorg ervoor dat de jongere
nog genoeg ruimte heeft om zijn eigen visie op het seksuele gedrag te behouden.
Stap 2: blijf doorvragen naar feiten, beleving, context en achterliggende motivaties en
redenen voor een bepaald seksueel gedrag van de jongeren. Probeer de jongere niet te
beschuldigen maar probeer wel de hele situatie in kaart te krijgen: waar situeren de
meeste zorgen en vragen zich?
14
Stap 3: bespreek wat seksueel verantwoord gedrag is. Zo leren jongeren stap voor stap
zelf ook seksueel gedrag te duiden en te kijken wat ze in een volgende gelijkaardige
situatie zouden kunnen doen. Indien er problemen zijn kan je de jongere doorverwijzen
naar een professional die meer afweet van dit onderwerp.
Stap 4: vraag de jongere waar hij of zij begeleiding nodig heeft. Bepaal onder welke
vorm, wanneer en hoe deze begeleiding dan zal plaatsvinden. Zorg ervoor dat je indien
nodig de toestemming van de ouders hebt bij de aanvang van de begeleiding. Deze
toestemming is nodig indien de minderjarige (ouder dan twaalf jaar) zijn
onderscheidingsvermogen nog niet voldoende is ontwikkeld.
Culturele en religieuze vraagstukken
We hebben het in deze scriptie over voorzieningen in Brussel. Een stad waar veel religies
en culturen aanwezig zijn. Dit kunnen we afleiden uit verschillende krantenartikelen,
boeken en andere bronnen (zie bijlage 1). Dit kan het moeilijker maken voor de
jeugdprofessional om een houding aan te nemen ten opzichte van seksualiteit die voor
iedereen even goed aanvoelt. Het is sowieso belangrijk te differentiëren van jongere tot
jongere in je aanpak maar culturele of religieuze verschillen vergen toch nog meer
oplettendheid en voorzichtigheid in aanpak. In volgende alinea’s volgen enkele tips over
hoe men (proberen vermijden, andere manier van lezer aanspreken) het best kan
omgaan met culturele en religieuze verschillen.
Allereerst is het belangrijk begrip te tonen voor de andere cultuur of religie. Maak het
onderwerp bespreekbaar door het op een uitnodigende en ontspannen manier aan te
brengen. Het kan zijn dat de jongere nog altijd wat terughoudender is of zelfs niet wilt
praten over seksualiteit, respecteer dit dan ook maar geef wel aan dat het belangrijk is
om over seksualiteit te praten om tot een gezonde seksuele ontwikkeling te komen.
Zoals eerder vermeld, verlies de aandacht voor individuele verschillen niet. Elke jongere
is anders en heeft een andere aanpak nodig. Ga niet zomaar uit van stereotypen of
vooroordelen over een bepaalde cultuur van een jongere. Probeer wel uit te zoeken hoe
seksuele opvoeding en ontwikkeling een rol speelt in de cultuur of religie.
Vraag zeker na welke onderwerpen de jongere moeilijk vindt om te bespreken, om een
zicht te krijgen op de taboes die in een bepaalde cultuur of religie aanwezig zijn. Indien
dit het geval is, zal de jongere automatisch anders denken over dit onderwerp (bv.
maagdelijkheid, anticonceptie…). Weet dat het verschil in seksuele opvoeding tussen
jongens en meisjes heel groot kan zijn.
Een van de concreetste tips: probeer geen al te directe persoonlijke vragen te stellen. Dit
kan door de jongere als bedreigend worden ervaren waardoor hij of zij misschien afhaakt
en het gesprek over seksualiteit en seksuele ontwikkeling wordt afgebroken.
Weet welke samenwerkingspartners er bestaan om op terug te vallen. Sommige
moskeeën en kerken geven informatie over de seksuele ontwikkeling en opvoeding,
uitgaande
van
de
(seksuele)
rechten
van
de
mens.
Indien
je
deze
samenwerkingspartners kan strikken, kan dit veel betekenen in het praten over de
seksuele ontwikkeling en opvoeding voor jou en de jongere.
15
2.2.4 Besluit
We kunnen besluiten dat er veel van begeleiders verwacht wordt op dit vlak. Ze zijn
verantwoordelijk om de veilige seksuele ontwikkeling van de jongeren te ondersteunen,
ze worden geacht de opgesomde competenties en handvatten eigen te maken. Het is niet
gemakkelijk voor begeleiders om al deze dingen de hele tijd in het achterhoofd te
houden, maar het zou wel moeten. Dit ter bevordering van een gezonde seksuele
ontwikkeling van de jongeren.
2.3 Bestaande vormingen en organisaties
Er bestaan al heel wat vormingen rond seksualiteit binnen de voorziening voor
begeleiders. In deze paragraaf worden de vormingen, voorzien door Jong & Van Zin en
Sensoa op een rijtje gezet. Ik kies ervoor deze organisaties te bespreken omdat ze de
meest gekende zijn in België, hiernaast bezitten ze ook een uitgebreid aanbod
betreffende dit thema, dit gehele aanbod is te raadplegen op hun websites
(http://www.jongenvanzin.be en http://www.seksuelevorming.be/vorming/vorming-opmaat). Ze zijn al jaren bezig met vormingen te ontwikkelen rond het thema seksualiteit
en we kunnen ervan uitgaan dat ze heel wat expertise bezitten op dit vlak. Deze twee
organisaties zijn de meest gekende organisaties in Vlaanderen en hun reikwijdte gaat ook
over heel Vlaanderen. Daarom lijken zij mij het meest interessant om te bespreken.
De vormingen die hieronder besproken worden, zijn de vormingen die toegepast kunnen
worden op deze scriptie. Op de website van Sensoa en Jong & Van Zin is een veel
uitgebreider aanbod te vinden, de vormingen die besproken worden zijn een selectie: dit
zijn vormingen die bijdragen aan het onderwerp van deze scriptie.
2.3.1 Jong & Van Zin
Begeleidershouding
Deze vorming is voor begeleiders in het jeugdwerk,
professionals uit de socio-culturele sector en het welzijn.
studenten,
leerkrachten,
Men werkt aan een persoonlijke en sterke begeleidershouding omdat men er bij Jong &
Van Zin vanuit gaat dat dit de belangrijkste vaardigheid is om met groepen
(jeugdbeweging, klassen, sport, leefgroepen in de bijzondere jeugdzorg…) aan de slag te
gaan. Men gaat op zoek naar manieren om thema’s aan te brengen zodat die aanslaan
bij jongeren.
Deze vorming kan worden aangevraagd in verschillende thema’s, waarvan ‘relaties
seksuele vorming’ het meest aansluit bij het onderwerp van deze bachelorproef. In
subthema probeert men als begeleider stil te staan bij zijn eigen waarden en normen
probeert men een manier te vinden om het onderwerp ‘seksualiteit’ op een boeiende
gepaste manier naar jongeren te vertalen.
en
dit
en
en
De vorming is ook nog verkrijgbaar met de volgende subthema’s: toekomst en keuzes,
pesten, zingeving, internet en jongeren.
16
Aan de slag met relaties en seksualiteit in jouw groep
Deze vorming is gericht op leerkrachten, professionelen uit het jeugdwerk en studenten.
De vorming geeft informatie en handvatten over hoe je een veilige omgeving kan
creëren, waar je als jeugdwerker rekening mee moet houden wanneer je voor een groep
staat en je het over seksualiteit wilt hebben. Via enkele werkvormen leert men alle
aspecten van de begeleidershouding kennen.
Concreet gaat de vorming in op hoe je goede gesprekken of aangename
uitwisselingsmomenten kan inlassen over relaties en seksualiteit. Je krijgt tips over hoe
je mensen zich meer op hun gemak kunt laten voelen zodat ze kunnen vertellen wat ze
willen en zich niet laten pushen. Men gaat ook in op hoe je een activiteit rond seksualiteit
in elkaar kan steken en ervoor kan zorgen dat deze activiteit luchtig genoeg kan zijn,
maar niet moet zijn (er mag zeker gelachen worden maar het moet niet).
2.3.2 Sensoa
Praten met jongeren over seks
Deze vorming kan gevolgd worden door leraars, jeugdwerkers, opvoeders en andere
begeleiders.
Hoe pak je gesprekken over seksualiteit aan, zeker wanneer je zelf niet goed weet wat je
moet zeggen of wat het antwoord is op de vraag die de jongere stelt. Hoe kan je er als
begeleider voor zorgen dat niemand zich ongemakkelijk voelt bij het gesprek, welk
materiaal kan je gebruiken om het gesprek te vergemakkelijken? Naast het
beantwoorden van deze vragen is er nog plaats om op maat te werken: specifieke vragen
die begeleiders zelf hebben kunnen altijd gesteld worden.
Concreet, wat reikt deze vorming aan:





Hoe pak je vragen aan die jongeren vaak stellen?
Creëren van inzicht in het belang van taalgebruik, lichaamstaal en je houding als
begeleider.
Hoe kan je informele momenten gebruiken om een gesprek met een jongere aan
te gaan?
Oefenen van vaardigheden: luisteren, helder praten, feedback geven.
Er wordt kennis gemaakt met een aantal vormingsmaterialen van Sensoa die
gebruikt kunnen worden om het onderwerp ‘seksualiteit’ aan te halen. Bv. Tussen
de lakens (een vormingspakket waar je als begeleider met jongeren aan de slag
kunt).
17
2.3.3 Cachet
De vormingen die ik besproken heb, wil ik zeker niet afdoen als slechte vormingen. Ze
passen gewoon niet in het kader dat Cachet voor ogen heeft. Cachet wilt een vorming
maken die gebaseerd is op de stem van de jongeren, gemaakt is in samenwerking met
jongeren en bij voorkeur gaan er ook jongeren mee om de vorming te geven. Als dit het
geval is kunnen zij vertellen over hun ervaringen met de jeugdzorg, wat zij vinden dat al
goed is, wat zij vinden dat nog beter kan…
De vorming die Cachet zal ontwikkelen zal gelden voor voorzieningen binnen het
Brusselse. Dit is zo omdat ze zich situeren in Brussel en omdat de meeste vragen die ze
krijgen komen van voorzieningen uit het Brusselse.
18
3 Probleemstelling
3.1 Verantwoording
Er bestaan reeds veel boeken, richtlijnen, tips, vormingen etc. over hoe
jeugdprofessionals om moeten gaan met seksualiteit binnen voorzieningen. Cachet heeft
echter al een paar keer de vraag gekregen om begeleiders enkele vaardigheden aan te
reiken die hen kunnen helpen om een gezonde seksuele ontwikkeling bij jongeren te
ondersteunen en te stimuleren.
Om tegemoet te komen aan deze vraag wilt Cachet een vorming ontwikkelen die is
opgesteld met inspraak van jongeren die zelf in de jeugdzorg zitten of hebben gezeten.
Cachet is een organisatie voor en door jongeren en dit willen ze doortrekken bij elke
vorming of lezing die ze geven. Door jongeren te betrekken bij het ontwikkelen van
vormingen, wordt ervoor gezorgd dat de vormingen de kennis, ervaringen en
vaardigheden bevatten die jongeren vaak missen of misten bij hun begeleiders. Deze
insteek is waar het bij Cachet om draait, en daarom is het ook nuttig om een nieuwe
vorming te ontwikkelen die uitgaat van de noden van begeleiders èn jongeren. Want
uiteraard moeten begeleiders ook gehoord worden bij de ontwikkeling van een vorming
voor begeleiders. Wat zijn hun noden? Wat willen zij zien in een vorming die gaat over
seksualiteit binnen de bijzondere jeugdzorg?
3.2 Onderzoeksdoel
Het uiteindelijke doel van deze bachelorproef is om alle informatie gebundeld te hebben
die nodig is om een vorming rond seksualiteit in voorzieningen voor vijftien- tot
achttienjarigen te kunnen ontwikkelen. Ik ga hierbij vooral uitpluizen wat er in de
vorming zeker aan bod moet komen volgens jongeren, begeleiders, medewerkers van
Cachet zelf en enkele experts. Deze informatie zal ik samengieten in een analyse, die als
leidraad gebruikt kan worden bij het ontwikkelen van de vorming.
De doelgroep waar de vorming voor moet dienen zijn: begeleiders binnen voorzieningen
in Brussel, voor jongeren van vijftien tot achttien jaar. De vorming die ontwikkeld zou
kunnen worden uit mijn bachelorproef, zal gebruikt kunnen worden voor deze doelgroep.
19
3.3 Onderzoeksvraag
De vorming is toe te passen op Brusselse residentiële voorzieningen, specifieker:
voorzieningen waar kinderen en jongeren geplaatst zijn omwille van een problematische
opvoedingssituatie. Deze kinderen en jongeren werden door de jeugdrechter in een
voorziening geplaatst omdat de situatie thuis niet meer te houden is.
De vorming zou gaan over seksualiteit, meer bepaald over de houding, vaardigheden en
kennis die begeleiders zich eigen maken om de gezonde seksuele ontwikkeling van
jongeren te stimuleren en te ondersteunen.
Met deze restricties in het achterhoofd luidt de onderzoeksvraag voor dit eindwerk:
Hoe moet een vorming rond seksualiteit binnen voorzieningen voor jongeren
van vijftien tot achttien jaar eruit zien?
3.4 Conceptueel kader en methoden
In dit explorerend onderzoek ga ik tewerk door belanghebbenden te interviewen:
jongeren, begeleiders en experts. Hun ervaringen en verhalen worden gebundeld in een
analyse die als basis gebruikt kan worden voor de ontwikkeling van de vorming.
20
4 Methodologisch kader
4.1 Explorerend onderzoek als kader
Om een antwoord te formuleren op de onderzoeksvragen en de probleemstelling ga ik te
werk via een explorerend onderzoek. Door middel van interviews, die opgesteld zijn op
basis van het theoretisch kader, zal ik proberen achterhalen wat het antwoord is op de
probleemstelling. Ik ga vooral op zoek naar ervaringen en verhalen in de hoop een
uitgebreide beschrijving te kunnen bekomen van hoe een vorming rond seksualiteit
binnen voorzieningen eruit zou moeten zien.
Maar alvorens ik aan mijn echte onderzoek kan beginnen, moet ik achtergrondinformatie
vergaren. Ik start met een literatuurstudie waarbij ik op zoek ga naar literatuur over
seksualiteit binnen voorzieningen voor jongeren van vijftien tot achttien jaar. Hiervoor
ben ik bij verschillende organisaties langsgegaan en heb ik ook veel sites uitgepluisd.
Cachet heeft mij als eerste op het goede spoor kunnen zetten door mij ideeën te geven
van waar ik naartoe zou kunnen gaan, ook hebben ze mij literatuur meegegeven die te
maken had met het onderwerp. In de paasvakantie heb ik de bib op de campus UCLL Sociale School onderworpen aan een onderzoek naar seksualiteit binnen voorzieningen.
Hier heb ik wel informatie gevonden, maar de informatie was niet heel recent meer
waardoor ik deze niet kon gebruiken voor mijn bachelorproef. Ten laatste heb ik Sensoa
en Jong & Van Zin gecontacteerd met de vraag of zij mij aan literatuur konden helpen
voor mijn bachelorproef. Sensoa mailde vrij snel terug met de boodschap dat ik zeker
een afspraak kon maken om langs te komen. Dit heb ik meteen gedaan en ik ben enkele
weken later langs geweest om in hun bib te gaan snuisteren. Hier vond ik een overvloed
aan nuttige informatie om mijn theoretisch kader uit op te bouwen. Ik ontleende enkele
boeken en het schrijven kon van start gaan.
Omdat ik intussen veel informatie verzameld had rond het onderwerp van mijn
bachelorproef, heb ik een onderscheid kunnen maken tussen de relevante en de minder
relevante literatuur. Het rapport dat ik voor mijn theoretisch kader gebruikt heb is het
rapport ‘JGZ-richtlijn seksuele ontwikkeling bij kinderen en jongeren van nul tot
negentien jaar’ van het Nederlands Centrum voor Jeugdgezondheid (NCJ). Ik kies ervoor
om dit rapport als leidraad te nemen, omdat het voor een groot deel toe te passen is op
het onderwerp van mijn eindwerk. Het bevat veel relevante informatie en is vrij recent
(2014) ontwikkeld. Het is een rapport afkomstig van het NCJ, een erkende organisatie in
Nederland. Ze zijn een innovatie- en kenniscentrum voor de jeugdgezondheidszorg in
Nederland, ze stimuleren vernieuwing binnen de jeugdzorg, zetten jeugdgezondheid op
de agenda en ze zorgen dat kennis voor iedereen toegankelijk is. Ze verbinden iedereen
die kan bijdragen tot een betere jeugdzorg: beleidsmakers, begeleiders, managers…
Door met elkaar in gesprek te gaan en nieuwe ideeën en initiatieven te belichten creëert
men een klimaat voor constructieve uitwisseling van ervaringen. Hierdoor wordt de
jeugdzorg bevorderd. We kunnen spreken van een aanzienlijke vorm van expertise die
het NCJ door de jaren heen heeft opgebouwd waardoor zij zeker een te vertrouwen bron
zijn. Dit rapport heeft mij veel inspiratie gegeven om mijn theoretisch kader te schrijven,
vooral paragraaf 2.2. De competenties en handvatten die in deze paragraaf aan bod
komen zullen als inhoudelijke leidraad dienen bij het opstellen van de interviews.
21
Om zeker te zijn dat de interviews op een correcte manier voorbereid, uitgevoerd en
geanalyseerd worden zal ik beroep doen op het boek ‘Handboek Kwalitatieve
Onderzoeksmethoden’ van Dimitri Mortelmans.
4.2 Methode: kwalitatief interview
Ik kies voor deze methode, omdat het me de meest gepaste methode lijkt in dit soort
onderzoek aangezien ik graag verhalen en ervaringen van mensen wil verzamelen. Door
deze ervaringen en verhalen te verzamelen hoop ik een zo volledig mogelijk beeld te
vormen over welke elementen een vorming voor begeleiders van de bijzondere jeugdzorg
betreffende seksualiteit zou moeten bevatten. Dit beeld, dat ik zo volledig mogelijk wil
krijgen, zal ik proberen te bekomen door diepgaande interviews af te nemen met mensen
die betrokken zijn in de bijzondere jeugdzorg. Ik zal twee jongeren, twee begeleiders en
twee experts op het gebied van seksualiteit interviewen.
4.2.1 Wie wordt geïnterviewd?
Om een antwoord te kunnen formuleren op de onderzoeksvraag zou ik graag
verschillende personen aan het woord laten. Ten eerste zou ik graag drie jongeren van
Cachet zelf willen interviewen, omdat zij zelf in de jeugdhulp zitten of hebben gezeten.
Zij kunnen dus via hun eigen ervaringen aangeven wat er nog ontbreekt op vlak van
seksualiteit binnen de jeugdzorg en hoe begeleiders hier een meerwaarde in kunnen
hebben. Ik ervoor om jongeren te interviewen omdat Cachet een organisatie is voor en
door jongeren, en omdat ze inspraak van de jongeren zelf heel belangrijk vinden. Ik sta
hier zelf ook volledig achter. Ten tweede zou ik graag twee begeleiders uit de jeugdhulp
aan het woord laten, uiteindelijk is het een vorming die voor hen wordt ontwikkeld, ik
zou graag van hen weten welke tekortkomingen zij momenteel ervaren in de
ondersteuning op vlak van het omgaan met seksualiteit in de jeugdzorg. Het is ook
belangrijk om te weten welke elementen zij zeker in de vorming willen zien terugkomen.
Ten laatste wil ik mijn vragen loslaten op twee experts. Dit omwille van het feit dat zij
ervaring hebben in het thema, zij zullen goede aanbevelingen kunnen doen en tips
kunnen geven over hoe de vorming het best aangepakt wordt.
Noot
De jongeren van Cachet die ik zal interviewen, zullen ouder dan achttien zijn. Dit is met
een heel praktische reden: zo zijn er geen problemen met de informed consents. Het is
vaak moeilijk om bij jongeren uit de jeugdhulp deze informed consents op een correcte
manier te laten ondertekenen aangezien de ouders of de voogd soms niet meer in beeld
is of niet wilt meewerken.
22
Ik kies ervoor om ex-jongeren te interviewen, omdat zij reeds uit de jeugdzorg zijn en er
vanop een afstand naar kunnen kijken. Het is belangrijk in het achterhoofd te houden dat
er bij hen gevraagd wordt naar herinneringen, wat invloed kan hebben op de antwoorden
die zij geven tijdens het interview. Het is namelijk zo dat herinneringen niet altijd even
correct zijn als de persoon denkt, er kunnen zich enkele vertekeningen voordoen omdat
men niet meer goed weet wat er exact gebeurd is. Mensen gaan dan de gaten zelf
invullen die ze in hun geheugen hebben, en deze aanvulling is niet altijd juist. Meestal
gebeurt deze aanvulling ook onbewust. De herinnering kan vertekend worden door
verschillende
factoren:
leeftijd,
huidige
attributies
en
gemoedstoestand,
persoonlijkheidskenmerken, de tijd die verstreken is tussen de ervaring en de
herinnering… (Wijnants, 2013)
Het is dus belangrijk te beseffen dat herinneringen subjectief zijn. Dat is in dit onderzoek
geen belemmerende factor aangezien we peilen naar subjectieve ervaringen van
personen en niet naar objectieve cijfers.
4.2.2 Hoe wordt het interview opgesteld?
Het interview zal een gestructureerd interview zijn, waarbij ik een topiclijst achter de
hand houd om zeker te zijn dat de elementen die ik besproken wil hebben, besproken
zullen geraken. Het is handig om een leidraad te hebben tijdens een gesprek om de
nodige structuur aan te kunnen brengen. Dit zal het analyseren van het de interviews
achteraf ook gemakkelijker maken. De topiclijsten kunnen licht verschillen afhankelijk
van welke persoon geïnterviewd wordt (jongere – begeleider – expert) en zijn te vinden
in bijlage 2, 3 en 4.
4.3 Verloop van het onderzoek
Om jongeren te vinden die deel wouden nemen aan mijn onderzoek, heb ik een zoekertje
geplaatst op de facebookpagina van Cachet. Hier kwam wel wat reactie op, maar als ik
de jongeren dan een privébericht stuurde, werd de respons meteen kleiner. Jongeren
konden toch niet meer omdat ze op vakantie waren of ze reageerden gewoon niet. Buiten
een meisje, zij beantwoordde mijn bericht vrijwel meteen.
1 juli zou ik een interview hebben gehad met haar maar dit is toen jammer genoeg niet
kunnen doorgaan omdat ik de goedkeuring van de topiclijst nog niet binnen had. Ik heb
het interview afgezegd, omdat ik zeker wou zijn dat ik het goed deed van de eerste keer
om zo mijn tijd ten volle te benutten. Ik maak met haar een afspraak na dat ze terug is
van vakantie, om toch naar haar verhaal te kunnen luisteren. Het was heel moeilijk om
haar nog vast te krijgen na deze afspraak, ze reageerde niet meer op mijn mails en ik
wist niet of ik haar nog zou kunnen motiveren een interview af te leggen. Uiteindelijk
kreeg ik haar de week van 18 juli nog te pakken. We legden een interview vast op 21 juli
om 17u in Antwerpen. Dit interview verliep zeer vlot, het was een interessante babbel
met een interessant meisje. Nina (fictieve naam) had veel te vertellen en heeft zeker een
meerwaarde betekend voor dit onderzoek.
23
Het eerste interview dat ik afgenomen heb vond plaats op 4 juli 2016 om 14u in
Anderlecht. De spits werd afgebeten door een begeleidster uit de Grote Kom-Aid, waar ik
mijn derdejaarsstage heb gedaan. Ik ben bij deze begeleidster terecht gekomen omdat ik
haar een mail had gestuurd met de vraag of ze iemand voor ogen had in de voorziening
die geïnteresseerd zou kunnen zijn in een interview betreffende mijn eindwerk. Zij was
meteen enthousiast en stelde voor het interview zelf af te leggen. Omdat dit mijn eerste
interview was, viel het wat onwennig aan. Maar uiteindelijk is het goed gekomen en
draaide het uit op een leuke babbel rond seksualiteit in de bijzondere jeugdzorg en hoe
zij hier tegenover staat.
Het tweede interview dat ik afnam was op dinsdag 5 juli in Gent, met Annelies Mincke
van Informant. Dit was een zeer interessant en leerrijk interview, de uitgetypte versie is
te vinden in bijlage 5. Ik ben bij Annelies terecht gekomen omdat de mensen van Sensoa
mij naar haar hadden doorverwezen, omdat zij praktisch elke dag met het onderwerp
seksualiteit in de bijzondere jeugdzorg bezig is. Annelies is freelancer van Sensoa in het
thema seksualiteit in de bijzondere jeugdzorg, praktisch alle vragen die voorzieningen
hebben betreffende dit thema komen bij haar terecht. Zij geeft vormingen, gaat op
gesprek met begeleiders of pedagogisch verantwoordelijken…
Ten derde ging ik langs bij Sensoa in Antwerpen, waar ik een aangenaam en vlot gesprek
had met Seppe Geerts, educatief medewerker vormingen bij Sensoa. Dit interview vond
plaats op 18 juli om 10u.
Als voorlaatste interviewde ik Lotte, een meisje van achttien, die binnenkort haar
voorziening zal verlaten. Dit interview vond plaats op 22 juli om 16u30 in Cachet zelf.
Veel vragen moest ik niet stellen, want Lotte is een echte spraakwaterval. Ook dit
gesprek bracht mij veel bij en heeft voor heel wat inspiratie gezorgd bij het schrijven van
dit eindwerk.
Ten laatste ging ik op bezoek bij Liene, een begeleidster in Espero, bij de leefgroep van
de tieners. Dit interview gebeurde 25 juli om 10u en is wederom uitgedraaid op een
interessante babbel.
Normaal was het de bedoeling om drie jongeren te interviewen, maar een van de
jongeren heeft 5 minuten voor het geplande interview moeten afzeggen omwille van
persoonlijke redenen. Dit interview was gepland op 22 juli en gezien de tijdsnood kon ik
geen nieuwe jongere vinden om deel te nemen aan mijn onderzoek.
Telkens wanneer ik een volledige ‘groep’ geïnterviewd had, begon ik aan de analyse van
deze interviews. De analyse is opgedeeld in drie delen: de jongeren, begeleiders en
experts. Deze drie delen zijn dan weer onderverdeeld in verschillende thema’s die
gebaseerd zijn op de codeerboom (bijlage 6). De analyse is te vinden in het volgende
hoofdstuk (hoofdstuk 5).
Door de analyse van mijn interviews te combineren met de literatuurstudie (hoofdstuk
2), kwam ik tot de conclusies en aanbevelingen voor dit onderzoek. Deze zijn te vinden
in hoofdstuk 6.
24
5 Analyse en resultaten
In dit hoofdstuk wordt besproken wat de ervaringen en gedachten zijn van de
respondenten die deelnamen aan dit onderzoek. Het hoofdstuk bevat drie grote delen:
dat van de jongere, dat van de begeleider en dat van de expert. Deze delen zijn
opgedeeld in kleinere delen, volgens de codeerboom (bijlage 6). De thema’s die
aangehaald werden in het interview kwamen eerder al aan bod in het theoretisch kader.
Dit hoofdstuk gaat niet over wat deze zaken in het algemeen betekenen, het gaat over
wat deze zaken voor mensen persoonlijk betekenen. Wat deze mensen missen of gemist
hebben, wat beter kan, wat al goed verloopt etc. Volgende delen zullen aan bod komen:
competenties, veelvoorkomende vragen van jongeren, hoe je ervoor kan zorgen dat
jongeren met je willen praten over seksualiteit, de moeilijke onderwerpen en de
verantwoordelijkheden van de begeleiders.
5.1 Jongeren
De twee jongeren die deelnamen aan het interview, zijn beide jongeren die lid zijn van
Cachet en hebben allebei een lange tijd in een voorziening gezeten. Een van de twee
jongeren zit nu nog steeds in een voorziening. De gesprekken met de jongeren waren
zeer interessant en gaven een inzicht van hoe jongeren de houding van begeleiders t.o.v.
seksualiteit beleven.
De jongeren wensen anoniem te blijven dus de namen die in de komende zinnen volgen
zijn fictief.
Bij het interview met de jongeren hadden we het eerst over hoeveel belang hun
voorziening hecht(te) aan het thema seksualiteit. Bij Nina hechtte de voorziening niet
veel belang aan seksualiteit, terwijl dit eigenlijk wel nodig was. Zo is er ooit een meisje
zwanger geworden omdat ze niet op de hoogte was van anticonceptie en omdat ze dacht
dat het geen kwaad kon om seks te hebben zonder een condoom. Begeleiders konden
moeilijk grenzen stellen in dit thema, ze gingen de jongeren vanalles verbieden (bv.
meisjes mochten niet met een jongen op hun kamer zitten) maar hadden weinig controle
op wat er eigenlijk gebeurde in de jongeren hun leven. Bij Lotte werd er af en toe wel
aandacht besteed aan seksualiteit, dit d.m.v. groepsgesprekken in de leefgroep. De
begeleiders deden hun best om een gesprek te hebben over seksualiteit, maar dit had
vaak geen effect omdat jongeren er lacherig over deden of omdat de gespreksstof totaal
niet afgestemd was op de leeftijd van de jongeren (bv. praten over de veranderingen die
plaatsvinden in het lichaam tijdens de puberteit met jongeren die al zestien waren en
waarbij die veranderingen dus al even achter de rug waren).
De jongeren vinden het belangrijk dat de voorziening zelf basisinformatie aanbiedt over
seksualiteit en dat je er niet achter moet gaan vragen, bv. door folders in de leefgroep te
leggen. Ze vinden het belangrijk dat wanneer ze zelf vragen hebben, ze die kunnen
stellen bij een begeleider waar ze zich op hun gemak bij voelen.
25
Wanneer ze zelf vaardigheden opnoemen die maken dat ze zich goed voelen bij een
begeleider om over seksualiteit te kunnen praten, worden er verschillende dingen
aangehaald. Ten eerste vinden beide jongeren het belangrijk dat de begeleider een open
houding aanneemt. Ten tweede vinden ze het belangrijk dat je de begeleider kan
vertrouwen en dat hij toont dat hij menselijk is. Ten laatste vinden ze het belangrijk dat
begeleiders de juiste informatie kennen of tenminste weten waar ze de juist informatie
kunnen vinden.
5.1.1 Competenties
In dit deel van het interview heb ik samen met de jongeren de competenties overlopen
die ik uit het theoretisch kader heb gehaald.
Kennis van de ontwikkeling
De jongeren hadden niet de indruk dat begeleiders hier fel mee bezig waren. Nina zei dat
het misschien handig kon zijn als begeleiders hier af en toe meer informatie over gaven
naar de jongeren toe, zodat ze zelf bepaalde dingen beter konden plaatsen of van dingen
beter op de hoogte zouden zijn. Bv. Dat het voor pubermeisjes normaal is dat je je soms
verdrietig kan voelen zonder reden, door de hormonen die opspelen op die leeftijd. Deze
jongeren vinden het dus wel belangrijk dat begeleiders deze competentie bezitten, of dat
ze tenminste weten waar ze de juiste informatie kunnen halen.
Een laagdrempelige houding kunnen aannemen
Nina gaf aan dat ze het lastig vond dat begeleiders vaak in hun bureau de
administratieve zaken aan het oplossen zijn, terwijl ze eigenlijk dienst hebben in de
leefgroep. Volgens haar zouden jongeren begeleiders veel makkelijker kunnen
aanspreken als begeleiders effectief in de leefgroep komen zitten tijdens hun dienst en
deelnemen aan activiteiten in plaats van ze gewoon te leiden. Bv. Door tussen de
jongeren te gaan zitten tijdens de filmavond i.p.v. de jongeren naar de film te laten
kijken en zelf in de bureau te zitten bouw je een band op met de jongeren. Die band
maakt dat het voor jongeren makkelijker is naar jou te komen wanneer ze met vragen of
problemen zitten of wanneer ze gewoon graag iets willen vertellen.
Bij de laagdrempelige houding hoort ook: empathie kunnen tonen, tonen dat je inzit met
de jongere en dat je niet enkel je job komt doen. Dat je de grenzen van de jongere
respecteert maar dat je toch over veel kan praten. De jongeren vinden het belangrijk dat
de begeleider zich zelf op zijn gemak voelt tijdens een gesprek over seksualiteit, zodat
het gesprek comfortabel aanvoelt.
Seksueel gedrag kunnen plaatsen
Nina vindt dat dit een vaardigheid is dat elke begeleider zeker moet bezitten. Dit is zo
omdat ze dan grenzen kunnen stellen afhankelijk van de ontwikkeling van de jongeren.
Dat ze zien wanneer een bepaalde jongere een moeilijkere ontwikkeling doormaakt en
dat ze de jongere hierbij kunnen helpen.
26
Bewust zijn van eigen waarden en normen en die van de ander
Begeleiders moeten beseffen dat het inderdaad kan zijn dat de jongere iets anders denkt
dan hun, en dat dit niet per se slechter is dan het idee dat zij hebben. Nina en Lotte
denken dat het kan helpen om met de jongere in gesprek te gaan over waarom zij
anders denken en om een compromis te zoeken. Het is wel van belang om tijdens dit
gesprek neutraal te blijven en niet de eigen waarden en normen toch naar voor proberen
te schuiven maar te luisteren naar elkaar.
Kunnen omgaan met diversiteit
Ook deze competentie is zeker nuttig volgens beide jongeren. Begeleiders zouden zich
meer moeten verdiepen in de cultuur, religie en geschiedenis van de jongeren waarmee
ze werken. Dit kan ervoor zorgen dat ze beter begrijpen waarom een jongere een
bepaald gedrag stelt of er een bepaald gedachtegoed op nahoudt.
Wanneer begeleiders op de hoogte zijn van de cultuur, religie en geschiedenis van de
jongere, vinden Nina en Lotte dat ze hier ook rekening mee moeten houden in de
begeleiding. Begeleiders moeten de nodige flexibiliteit bezitten om jongeren zo goed
mogelijk te kunnen helpen op de manier dat zij het best kunnen en willen geholpen
worden.
Met de geschiedenis van de jongere bedoelen Nina en Lotte vooral: hoe ze thuis
opgevoed zijn geweest, hoe hun ouders zijn. Hier hebben beide jongeren al meerdere
malen het gevoel gehad dat begeleiders alles goed willen doen voor de ouders en dat ze
hierin soms vergeten dat ze er eigenlijk zijn om de jongere vooruit te helpen. De ouders
spelen zeker ook een rol in dit proces, maar zouden eigenlijk op de tweede plaats moeten
komen, na de jongere.
5.1.2 Handvatten
Veelvoorkomende vragen van jongeren
Beide jongeren zeggen zelf dat ze vaak praktische vragen hadden over seksualiteit: hoe
werkt een condoom? Wanneer begin je met de pil te nemen? Hoe lang mag ik een
tampon aanhouden? Hier hadden begeleiders meestal een correct antwoord op. Wat ze
lastig vonden, was dat begeleiders bepaalde zaken in het team moesten bespreken
waardoor het antwoord op een vraag soms lang uitbleef.
De vragen waar begeleiders vaag over bleven of zelfs niet beantwoordden waren de meer
persoonlijke vragen. De jongeren vonden dit jammer, omdat het net fijn is om ook
persoonlijke dingen van de begeleider te weten. Zo zie je dat de begeleider ook maar een
mens is en ook geen perfect parcours heeft afgelegd.
De jongeren vinden het belangrijk dat begeleiders rekening houden met de leeftijd van
de jongere, hoe de jongere is en de band die de begeleider met de jongere heeft voor ze
persoonlijke informatie delen. De jongeren apprecieerden het bij hun eigen begeleiders
wanneer zij eerlijk waren en durfden aan te geven dat een bepaald onderwerp niet echt
hun ding is, of dat ze zich er ongemakkelijk bij voelden om hierover te praten.
27
Hoe zorg je ervoor dat jongeren met je willen praten over seksualiteit?
Initiatief nemen
Dit was bij de twee geïnterviewde jongeren anders.
Bij Nina kwam er niet veel initiatief van de begeleiders uit om het te hebben over
seksualiteit, terwijl dit eigenlijk wel nodig was. Dit is iets wat ze gemist heeft in haar
begeleiding.
Bij Lotte namen de begeleiders wel initiatief om het over seksualiteit te hebben, de
begeleiders namen de jongeren apart in kleine groepjes om te praten over seksualiteit.
Lotte vond dit op zich geen slecht systeem maar denkt wel dat het beter zou geweest
zijn om individuele gesprekken met jongeren aan te gaan, omdat je niet alles durft te
zeggen als er andere jongeren mee luisteren. Naast de gesprekken die plaatsvonden, kon
je ook een (anoniem) briefje in de brievenbus steken met je vraag of verhaal op. De
brievenbus werd regelmatig gecontroleerd door de begeleiders en als er vragen waren,
werden deze besproken in de leefgroep. Indien je er je naam onder had geschreven,
werd er met jou gepraat over deze vraag. Door dit brievenbussysteem was de drempel
voor jongeren lager om een vraag te stellen, zeker omdat de mogelijkheid bestond om
dit anoniem te doen. Lotte vond dit een goed systeem, maar vanaf het moment dat de
leefgroep veranderde en er vooral veel jonge kinderen aanwezig waren, werd het
brievenbussysteem afgeschaft waardoor ze minder geneigd was vragen te stellen aan de
begeleiding.
Beide jongeren gaven aan dat het belangrijk is dat begeleiders aangeven dat je altijd bij
hen terecht kan met je vragen.
Privacy van de jongere respecteren
De jongeren vinden het belangrijk dat begeleiders niet alles doorzeggen aan het hele
team of aan de ouders. Ze begrijpen dat het soms noodzakelijk is om dingen te delen
met het team of de ouders, maar ze vinden dat begeleiders er dan duidelijk in moeten
zijn dat ze dit zullen doen.
Nina komt uit een cultuur waar het niet normaal is dat tienermeisjes een vriendje
hebben. Toen ze op zeventienjarige leeftijd aan haar individuele begeleidster vertelde dat
ze een vriendje had, heeft zij dit tegen haar ouders gezegd als ‘een leuk nieuwtje’ zonder
eerst bij Nina te checken of haar ouders dit mochten weten. Dit heeft voor ruzie gezorgd
tussen Nina en haar ouders en heeft ook gemaakt dat Nina haar IB niet meer
vertrouwde.
Nina en Lotte vertelden dat ze soms dingen achterhielden voor hun begeleiders terwijl ze
dit eigenlijk wel wouden zeggen. Ze deden dit omdat ze niet wouden dat het hele team of
hun ouders te weten zouden komen wat ze aan hun IB’s vertelden.
28
Op gemak stellen
Nina en Lotte vonden dit een zeer belangrijke factor die maakt of je al dan niet over
seksualiteit wilt praten. Zo vertelde Lotte dat ze het leuk vond als de begeleider haar
vroeg waar ze graag wou gaan zitten om een gesprek te hebben, wanneer ze tijd had om
een babbel te doen… Het deed ook veel als je een goede band had met de begeleider die
een gesprek met je wilde hebben, wanneer die begeleider je kende. Ze hadden de indruk
dat wanneer een begeleider je kende, dat die je dan beter begreep en beter kon plaatsen
waarom je bepaalde dingen dacht of deed. Wanneer ze konden zien dat de begeleider
zich op zijn gemak voelde en normaal deed over seksualiteit, voelden ze zich zelf
automatisch ook meer op hun gemak.
Hulpmateriaal
Nina kon haar niet herinneren dat begeleiders dit ooit gebruikt hadden om haar iets te
tonen of om een gesprek over seksualiteit te vergemakkelijken, maar ze wist wel dat het
ergens in de voorziening aanwezig was. Ze zei dat ze het belangrijk vond dat dit
aanwezig is in elke voorziening, en dat het ergens moet staan waar iedereen aan kan
zonder het te moeten vragen aan begeleiders.
Lotte zei dat in haar voorziening een houten penis was, waarbij begeleiders dan toonden
hoe je een condoom moest aandoen. Ze zei dat het altijd een beetje grappig was als
begeleiders dit toonden, maar dat ze het wel goed vond dat het gebeurde want dat je zo
tenminste wist hoe je het moest doen.
Moeilijke onderwerpen
Lotte had hierbij niet veel te zeggen, ze zei dat ze met al haar vragen bij de begeleiding
terecht kon. Ze voegde er wel aan toe dat ze het merkte wanneer begeleiders het zelf
een moeilijke vraag vonden. Ze begreep dit zeker maar ze had liever gehad dat
begeleiders dan tegen haar zeiden dat ze hier liever niet over praatten met een jongere
en dat ze dan iemand anders zochten om er wel met haar over te praten. Want zoals
eerder al voorkwam in het interview, vond ze het ongemakkelijk om met begeleiders
over een onderwerp te praten waar begeleiders zich zelf ongemakkelijk bij voelden.
Nina vertelde dat ze het belangrijk vindt dat begeleiders weten welke onderwerpen
moeilijker kunnen liggen voor de jongere. Begeleiders moeten de achtergrond en het
verhaal van de jongere kennen, dit staat in hun dossier en is voor iedere begeleider te
lezen. Wanneer ze hun verhaal kennen, weten ze ook wat hun gevoeligheden zijn en
waar ze extra aandacht voor moeten hebben in het omgaan met die bepaalde jongere.
29
5.1.3 Verantwoordelijkheden
Beide jongeren vinden het belangrijk dat begeleiders beseffen dat zij de
verantwoordelijkheid dragen om jongeren te ondersteunen in hun ontwikkeling. Hier
hoort bij dat ze de nodige informatie geven over seksualiteit en dat ze openstaan voor
vragen van de jongeren betreffende seksualiteit.
Jongeren vinden het belangrijk dat seksualiteit serieus genomen wordt, het is een thema
dat sowieso in de begeleiding aangehaald zou moeten worden en waarover moet gepraat
worden. Het wordt nu nog te vaak vergeten en als minder belangrijk gezien, terwijl
seksualiteit een heel belangrijk onderwerp is in de ontwikkeling van jongeren.
5.2 Begeleiders
In het belang van dit onderzoek zijn twee begeleidsters geïnterviewd, beiden werken ze
in een verschillende voorziening in het Brusselse. Zij wensten allebei anoniem te
verschijnen in dit onderzoek, de namen die in het komende stuk gebruikt worden zijn
fictief.
5.2.1 De voorziening
Om te beginnen bevroeg ik of de begeleidsters al ervaring hadden met het thema
seksualiteit binnen hun voorziening. Beiden gaven aan dat de ervaring met dit thema
eerder beperkt was, maar als ik dan meer vragen stelde verder in het interview bleek dat
ze er toch wel wat over te vertellen hadden. Ze hadden het in het begin vooral over de
praktische zaken: mogen vrienden op de kamer van de jongere, moet de deur open
blijven of mag hij dicht bij bezoek, een pot condooms die in het bereik van de jongeren
staat… Liene vertelde dat zij het belangrijk vond om een klik te hebben met de jongere
om een gesprek over seksualiteit te kunnen aangaan. De manier waarop je dit onderwerp
aanbrengt en de leeftijd van de jongere moeten in acht genomen worden wanneer men
een gesprek begint over seksualiteit.
Beide begeleidsters gaven aan dat het thema seksualiteit zeker bespreekbaar is in hun
team, maar dat het meestal besproken wordt als er iets aan de hand is. Liene vindt dat
seksualiteit binnen haar voorziening de laatste tijd aan aandacht wint, zo hebben ze
Cachet al eens laten langskomen om de visie van ex-jongeren op seksualiteit in de
voorziening te horen. Beide begeleidsters vinden seksualiteit een interessant en
belangrijk onderwerp binnen de voorziening.
5.2.2 De begeleider
Liene heeft er geen problemen mee om gesprekken over seksualiteit aan te gaan met
jongeren, al loopt dit bij de ene al wat makkelijker dan bij de andere. Ze probeert hierin
zo goed mogelijk rekening te houden met de jongere, te zorgen dat hij zich op zijn
gemak voelt. Verder vraagt ze meestal aan de jongere waar hij wilt gaan zitten en
wanneer hij tijd heeft om eens te babbelen, zodat de jongere weet dat er een serieus
gesprek volgt. Vervolgens vindt ze het belangrijk om duidelijk te zijn in deze gesprekken,
zodat de jongere iets heeft aan de informatie of het advies dat gegeven wordt.
30
Ester geeft aan dat een gesprek over seksualiteit met jongeren vaak niet loopt zoals ze
zou willen. De jongeren reageren er lacherig op of willen er niet echt over praten omdat
ze verlegen zijn. Ze probeert het gesprek wel altijd af te ronden door te vermelden dat
de jongeren altijd mogen afkomen als ze vragen hebben, ze laat weten dat ze
beschikbaar is.
5.2.3 Competenties
Kennis van de seksuele ontwikkeling
Liene en Ester vinden beiden dat basiskennis over de seksuele ontwikkeling van de
jongeren waar je mee werkt noodzakelijk is. Zo kan je bepaald gedrag van de jongere
beter verklaren en weet je welke ontwikkelingen op welke leeftijd normaal zijn.
Laagdrempelige houding
Beide begeleidsters geven zelf aan dat ze de open, laagdrempelige houding als een
belangrijke factor zien die maakt of jongeren al dan niet naar jou toe komen voor een
gesprek over seksualiteit. Hieronder verstaan ze dat je een gesprek over seksualiteit
zeker niet uit de weg gaat en dat je je eigen ervaring ook durft te delen (natuurlijk niet
alle details, je moet aanvoelen hoeveel je kan vertellen bij welke jongere). Het luisteren
naar het verhaal dat de jongere brengt en niet meteen oordelen wordt ook als een
onderdeel van deze open houding gezien.
Seksueel gedrag kunnen plaatsen
Liene en Ester haalden hier beiden het vlaggensysteem van Sensoa aan. Liene heeft wel
informatie gehad over hoe je ermee moet werken en kan het vlaggensysteem ook
hanteren. Ester weet wel dat het vlaggensysteem bestaat maar heeft het nog niet
expliciet gebruikt.
Bewust zijn van eigen waarden en normen en van die van de jongere
De begeleidsters vinden dit een belangrijke competentie. Het is nodig te beseffen dat
jouw idee niet altijd het juiste of het goede is.
Wanneer ze merken dat er bepaalde gedachten niet overeenkomen, proberen ze in
gesprek te gaan met de jongere en ook zijn kant van het verhaal te horen. Liene
probeert om niet meteen vanalles te gaan verbieden omdat zij vindt dat het geen goed
idee is, maar ze zal wel duidelijk maken wat zij vindt van de situatie. Beide begeleidsters
vinden het belangrijk om ook de ouders in dit verhaal te betrekken, wat zijn hun waarden
en normen? Waar staan zij voor? Hierbij vinden ze het belangrijk dat de ouders gesteund
worden in hun beslissingen voor hun kinderen, en ze proberen de ouders als een partner
te zien. Ze vinden het moeilijk wanneer ze zelf niet achter de ideeën van de ouders staan
om hen hier dan toch in te volgen.
In het team kan je natuurlijk ook verschillende waarden en normen hebben. Liene vindt
dit persoonlijk heel interessant, zo hoor je verschillende uiteenlopende meningen van
verschillende mensen. Dit maakt het soms moeilijk om beslissingen te nemen, omdat het
moeilijk is om tot een overeenkomst te komen waar iedereen van het team achter staat.
Ze snapt dat dit moeilijk is voor de jongeren, omdat zij vaak lang moeten wachten op
een antwoord voor hun vraag.
31
Diversiteit
In een voorziening in Brussel zitten veel jongeren van verschillende afkomst, met
verschillende religies en een verschillende (culturele) achtergrond. Hiernaast is er ook
nog het feit dat jongeren sowieso allemaal uniek zijn, dus begeleiders moeten met heel
wat factoren rekening houden op dit vlak.
Liene vindt het daarom handig dat haar team uit begeleiders met verschillende
achtergronden, culturen, religies… Bestaat. Maar toch merkt ze dat begeleiders en zij zelf
vaak nog van te weinig op de hoogte zijn, vooral als het op cultuur en religie aankomt.
Wanneer zich een probleem voordoet op dit vlak, weet ze wel dat er ‘cultuurraadgevers’
zijn waar je met je vragen die te maken hebben met dit onderwerp terecht kan.
Seksualiteit is een gevoelig onderwerp en krijgt een andere plaats binnen verschillende
gezinnen, culturen en religies. Beide begeleidsters vinden het moeilijk om in te schatten
welke plaats seksualiteit bij welke jongere inneemt en bijgevolg ook welke aanpak bij
welke jongere gepast is.
Ze ondervinden beiden de nood om hierover meer bij te leren om op een gepaste manier
met seksualiteit om te kunnen gaan binnen deze kaders.
5.2.4 Handvatten
Veelvoorkomende vragen van jongeren
Beide begeleidsters ondervinden dat jongeren vaak persoonlijke vragen hebben rond
seksualiteit, vragen die te maken hebben met relatieadvies. Er komen ook veel
praktische vragen rond seksualiteit aan bod (bv. anticonceptie).
Liene en Ester zien er weinig graten in om hun persoonlijke ervaring te delen met de
jongeren, afhankelijk van wie hen iets vraagt (hoe de band is met die jongere, welke
leeftijd die heeft…). Ze proberen hier beiden een open houding in aan te nemen en de
jongeren een zo correct mogelijk antwoord te bieden op hun vraag.
Op de praktische vragen weten ze meestal zelf het antwoord, als ze dit niet weten
proberen ze samen met de jongere op zoek te gaan naar dit antwoord. Dit doen ze dan
via de site van Sensoa, Awel… Zo weten de jongeren ook waar ze zelf kunnen gaan
zoeken als ze nog vragen hebben die ze liever niet aan de begeleiders stellen.
Hoe zorg je ervoor dat jongeren met je willen praten over seksualiteit?
Initiatief nemen
Ester vind het belangrijk om initiatief te nemen naar een jongere toe als je ziet dat hij
ergens mee zit. Ze probeert dan te luisteren naar zijn verhaal en de dingen los te laten
als ze ergens niet akkoord mee gaat.
Beide begeleidsters geven aan dat wanneer je een gesprek initieert, en de jongere hier
niet voor openstaat, ze de grenzen van deze jongere proberen te respecteren en stoppen
met een gesprek over seksualiteit te willen aanknopen. Het heeft geen zin een gesprek te
voeren met een jongere als die er zelf geen zin in heeft of als jij niet de persoon bent
waar hij op dat moment een gesprek mee wilt.
32
Privacy respecteren
Liene en Ester hebben hier ongeveer dezelfde aanpak, Liene heeft haar aanpak in de loop
van de jaren wel wat bijgestuurd.
Ester heeft in het begin van de begeleiding van een jongere altijd een gesprek met de
jongere in kwestie om de regels te overlopen, afspraken te maken etc. Tijdens dit
gesprek haalt ze altijd aan dat de jongere alles mag en kan zeggen tegen haar maar dat
ze niet kan garanderen dat ze dit nooit aan het team zal zeggen. Sommige zaken zijn zo
belangrijk of ingrijpend dat ze met het team gedeeld moeten worden en kan ze niet voor
zichzelf houden.
Liene deed dit in het begin van haar carrière als begeleidster ook zo, maar nu probeert
ze dit meer te herhalen bij haar IB-jongeren. Dit doet ze omdat ze een keer iets gedeeld
had met het team wat belangrijk was en omdat ze dacht dat dat meisje daar van op de
hoogte was omdat ze dit in het begin van de begeleiding had gezegd. Dat was dus niet
het geval, wat zorgde voor een breuk in het vertrouwen tussen Liene en het meisje. Ze
wilt zo’n situatie voorkomen en wijst de jongeren erop dat ze sommige dingen met het
team moet delen, als ze voelt dat een gesprek een bepaalde kant opgaat. Ze heeft het
gevoel dat dit de jongeren vaak het zwijgen oplegt, omdat ze niet willen dat het hele
team hun ‘geheim’ kent. Het gaat soms zo ver dat jongeren een psycholoog van buitenaf
vragen, zodat ze die persoon volledig kunnen vertrouwen en weten dat alles wat ze
tegen die psycholoog zeggen ook bij die psycholoog blijft.
Beide begeleidsters zeggen niets tegen de ouders zonder dat de jongere op de hoogte is
dat ze dit zullen doen. Ze proberen de jongere zelf te stimuleren om belangrijke dingen
zelf tegen hun ouders te zeggen.
Jongeren op hun gemak stellen
Beide begeleidsters proberen op voorhand met de jongere af te spreken wanneer ze een
babbel zullen doen en op welke plaats deze babbel zal plaatsvinden. Die keuze laten ze
aan de jongere, zodat het een plek is waar ze zich goed en veilig voelen. Ze laten op
voorhand aan de jongere weten dat hij niet op elke vraag moet antwoorden, zodat hij
zelf kiest wat hij zegt en wat niet.
Hulpmateriaal
Liene en Ester zijn er beide van op de hoogte dat Sensoa heel wat spelen,
vormingspakketten en hulpmateriaal aanbiedt op vlak van seksualiteit voor jongeren.
Beide hebben ook enkele zaken in de voorziening staan die kunnen dienen als hulp
tijdens een gesprek over seksualiteit.
In de voorziening van Ester staat een houten penis in de IB-ruimte, waarmee af en toe
gedemonstreerd wordt hoe je een condoom kan aantrekken. Bij Liene is er een
‘sekskoffer’ aanwezig, waarin verschillende spelen rond seksualiteit te vinden zijn. Zelf
heeft ze nog maar 1 keer iets uit de koffer gebruikt om een gesprek op gang te brengen
met een jongere maar dit werkte niet zo goed. Ze denkt dat dit kwam omdat ze het zelf
niet zo een leuke methodiek vond, dat de jongere dit merkte en hierdoor niet goed
meedeed. Beide voorzieningen hebben dus hulpmateriaal ter hun beschikking maar dit
hulpmateriaal staat niet in het onmiddellijke bereik van de jongeren.
33
Moeilijke onderwerpen
Beide begeleidsters geven aan dat wanneer ze zelf niet meteen een antwoord weten of
wanneer het onderwerp van een gesprek of vraag gevoelig ligt bij hen, ze dat gewoon
eerlijk zeggen tegen de jongere. Ze proberen dan iemand anders te zoeken die zich wel
op zijn gemak voelt bij dit onderwerp om de jongere voort te helpen.
5.2.5 Verantwoordelijkheden
Liene en Ester zijn het erover eens dat het hun verantwoordelijkheid is om jongeren te
ondersteunen en hun gezonde seksuele ontwikkeling te stimuleren.
Ze willen dit wel doen en doen hier zeker hun best voor, maar hebben soms het gevoel
dat ze niet goed weten hoe ze bepaalde dingen moeten aanpakken. Bv. het omgaan met
cultuur en seksualiteit, hoe betrek je de ouders, moet je de ouders wel betrekken bij de
seksuele ontwikkeling…
5.3 Experts
De twee experts die in dit onderzoek betrokken waren zijn Annelies Mincke van
Informant en Seppe Geerts van Sensoa, in paragraaf 4.3 legde ik reeds uit wat hun rol is
in deze organisaties.
Bij de inleiding van het interview benadrukte ik meteen dat het normaal is dat ze lange
antwoorden zullen geven, omdat ik vrij algemene en open vragen zou gaan stellen. Om
het gesprek te openen hadden we het over het belang van thema seksualiteit binnen de
bijzondere jeugdzorg.
Beide experts waren het erover eens dat seksualiteit een zeer belangrijk thema is, niet
alleen binnen de bijzondere jeugdzorg. Er hangt nog te veel een taboe rond, mensen
kunnen er nog niet genoeg over praten. Als ze er dan toch over praten, gebeurt dit
meestal op een lacherige, onnozele manier. Het zou mogelijk moeten zijn om over
seksualiteit te praten op een normale manier, want het is iets waar iedereen ooit eens in
zijn leven mee te maken krijgt.
Daarnaast is het belangrijk dat wanneer je met jongeren werkt, je zeker aandacht hebt
voor seksualiteit. Vooral binnen de residentiële voorzieningen moet er veel aandacht
besteed worden aan dit thema: begeleiders, directie en pedagogisch coördinatoren
moeten zich bewust zijn van hun rol op dit vlak, moeten actief aan de slag gaan met dit
thema. Dit is hun verantwoordelijkheid.
34
De laatste twee jaren is er een positieve ontwikkeling te zien betreffende aandacht voor
het thema seksualiteit binnen voorzieningen. Dit is een evolutie die in gang gezet is
geweest door de zorginspectie die Jo Vandeurzen frequent is beginnen doen. Deze
zorginspectie controleerde op het beleid die voorzieningen hebben rond seksualiteit
binnen hun organisatie. Hierdoor worden voorzieningen verplicht om na te denken over
een beleid, waardoor ze er wel mee bezig moeten zijn. Omdat men nu na moest denken
over een beleid, over wat een goede basishouding is t.o.v. seksualiteit… Kwamen er ook
meer vragen betreffende dit thema bij Sensoa en Informant terecht. Vooral de interesse
in het vlaggensysteem steeg en er kwamen steeds meer vragen van voorzieningen om
dit ook bij hen te komen geven. De vraag om procesbegeleiding te komen doen rond een
kwaliteitsbeleid kwam steeds meer voor.
Seksualiteit in de bijzondere jeugdzorg is dus zeker een thema, een thema waar de
laatste jaren vanuit voorzieningen ook steeds meer aandacht naartoe gaat.
5.3.1 Competenties
Alvorens de competenties te overlopen die ik uit mijn theoretisch kader heb gehaald, liet
ik de experts zelf vertellen welke competenties zij belangrijk vinden bij begeleiders op
gebied van praten over seksualiteit met jongeren in de voorziening. De antwoorden die
ze hier gaven kwamen overeen met elkaar, maar ook met het theoretisch kader.
Hetgeen wat het meest belangrijk is voor beide experts is: participatieve basishouding
van de begeleider. Dit is iets wat je je eigen moet maken als begeleider, het is iets wat je
moet ontwikkelen. Bij de ene gaat dit al iets vlotter dan bij de andere, bij sommige
mensen lukt het gewoon niet omdat het niet in hun aard ligt. Maar het is iets waar iedere
begeleider naar zou moeten streven. Factoren die in deze participatieve basishouding
verworven zitten zijn: openheid, authenticiteit, discreet zijn, kennis hebben van de
seksuele ontwikkeling van jongeren. Er wordt uitgegaan van een open houding, waarbij
luisteren naar de jongeren cruciaal is.
Begeleiders kunnen deze vaardigheden ontwikkelen d.m.v. doorontwikkeling. Door op
zoek te gaan naar vormingen, boeken te lezen etc. kunnen begeleiders hun kennis
verscherpen. De vraag is dan nog altijd of ze iets doen met deze kennis. Volgens de
experts is het merendeel van de begeleiders van goede wil en doen ze hun best om
verder te ontwikkelen en hun vaardigheden af te stemmen op deze kennis. Er zijn echter
nog een paar enkelingen die dit niet doen, en die kunnen een team meeslepen in een
negatieve spiraal. De experts merken wel dat er steeds meer vragen van begeleiders
komen betreffende het thema seksualiteit om hun competenties te versterken (bv. de
vraag naar een vorming rond hoe je met jongeren kan praten over seks).
In de volgende alinea’s volgen de competenties die uit het theoretisch kader komen.
Deze zijn overlopen geweest met de experts, zij hebben hier hun mening en gedachten
bij gegeven.
35
Kennis over de seksuele ontwikkeling
De experts hebben hier een andere mening over. Volgens Annelies Mincke is dit zeker
nodig om jongeren te kunnen coachen, te kunnen duiden welke gedragingen normaal zijn
op welke leeftijd en wanneer je moet ingrijpen. Volgens Seppe Geerts mag dit zeker geen
drempel zijn om met jongeren over seksualiteit te durven praten. Er is genoeg te vinden
op internet, in boeken… Om jezelf te informeren. S. Geerts vindt het vooral belangrijk dat
begeleiders weten waar ze de correcte informatie kunnen vinden en dat ze dit ook
kunnen doorgeven aan de jongeren. Het kan volgens hem dus geen kwaad om een keer
iets niet te weten, zo lang je wel weet hoe je aan de juiste informatie kan geraken. Zo
leert zowel de begeleider als de jongere iets bij.
Laagdrempelige houding
Deze competentie is volgens beide experts zeer belangrijk maar niet zo vanzelfsprekend
voor iedereen. Om een laagdrempelige houding aan te kunnen nemen naar jongeren toe,
moet je jezelf al goed kennen. Dit is iets waar sommige begeleiders nog aan moeten
werken. Een van de experts noemt het zelfs een talent om dit te kunnen, een talent dat
niet iedereen gegeven is. Het is iets dat in uw persoonlijkheid zit, wanneer iemand een
meer geslotener persoon is, zal die het automatisch moeilijker vinden om zich open te
stellen naar jongeren toe. Ondanks dit alles, vinden de experts het belangrijk dat
begeleiders toch streven naar een zo open mogelijke, laagdrempelige houding. Dit maakt
begeleiders voor jongeren veel aanspreekbaarder.
Seksueel gedrag kunnen plaatsen
Een belangrijk instrument om dit op een correcte manier te doen is het vlaggensysteem
van Sensoa. Hiermee is het mogelijk om seksueel (grensoverschrijdend) gedrag in te
schatten en er gepast op te reageren wanneer men hiermee geconfronteerd wordt. Het is
een zeer gemakkelijk, toegankelijk en gebruiksvriendelijk werkinstrument dat gebruikt
kan worden door iedereen: mensen die op een school werken, ouders, begeleiders…
Het vlaggensysteem geeft aan welk gedrag op welke leeftijd gepast is (d.m.v. groene,
gele, rode en zwarte vlaggen) en hoe je kan reageren indien er sprake is van ongepast
seksueel gedrag tot grensoverschrijdend gedrag. Dit is een objectieve lijst die door elke
begeleider gebruikt kan worden, indien elke begeleider dit ook zou doen zou dit voor een
rode draad zorgen in het handelen betreffende seksualiteit. Iedereen zou op dezelfde
manier reageren op hetzelfde gedrag, en dat zorgt voor duidelijkheid voor de jongeren.
Bewust zijn van eigen waarden en normen en die van de ander
Begeleiders moeten zich er bewust van zijn dat iedereen eigen waarden en normen heeft,
en dat deze kunnen verschillen van die van de jongere waarmee ze op dat moment aan
het werken zijn. Soms ziet de begeleider een probleem in een bepaald gedrag of een
bepaalde uitspraak, terwijl de jongere dat totaal niet ziet of omgekeerd.
36
Beide experts zijn het erover eens dat begeleiders zich bewust moeten zijn dat zij eigen
waarden en normen hebben dat dit voor de jongere waarmee ze werken ook van
toepassing is. Indien dit botst, kan ook hier het vlaggensysteem hulp bieden. Het is een
objectief hulpmiddel en staat los van persoonlijkheden. Hierdoor kan je dit gebruiken als
een instrument wanneer waarden en normen botsen, om te kijken wat er nu wel of niet
gepast is.
Het is niet omdat je je bewust moet zijn van het mogelijke verschil tussen waarden en
normen, dat je jongeren er niet op mag wijzen wanneer ze uitspraken doen of
gedragingen stellen die niet door de beugel kunnen. Wanneer een jongere zegt ‘Ik wil
alle homo’s vermoorden’, is het belangrijk hierop te reageren en hier een gesprek over
aan te gaan. Het is niet omdat iemand andere waarden en normen heeft, dat je er niet
over mag of kan praten indien je echt niet akkoord gaat met zijn uitspraken of gedrag.
Kunnen omgaan met diversiteit
Deze competentie impliceert: kunnen omgaan met diversiteit op verschillende vlakken,
zowel diversiteit in cultuur, religie als individuele verschillen. Diversiteit is dus een heel
breed gegeven binnen de bijzondere jeugdzorg en iets waar zeker rekening mee
gehouden moet worden. De grote valkuil in het omgaan met diversiteit is volgens de
experts het vervallen in het wij-zijdenken. Dit zorgt voor een breuk tussen de jongere en
de begeleider en kan een goede samenwerking tussen de twee bemoeilijken.
Ten eerste hebben we het over individuele verschillen tussen jongeren in de leefgroep.
Het is een goede zaak deze verschillen in de leefgroep aan bod te laten komen, en te
accepteren dat de ene jongere al verder zit in zijn ontwikkeling dan de andere, ook al
hebben ze dezelfde leeftijd. Hierbij hoort ook dat het normaal is dat begeleiders
differentiëren tussen jongeren: de ene krijgt al wat meer vrijheden en
verantwoordelijkheden dan de andere, omdat hij hier ook mee om kan gaan. Dit moet
zeer goed uitgelegd worden aan de jongeren, waarom mag persoon x wel iemand op zijn
kamer en persoon y niet? Men moet ervoor zorgen dat er goede redenen voor zijn die
aan de jongeren duidelijk gemaakt kunnen worden.
Ten tweede bespreken we de diversiteit in culturen binnen voorzieningen, iets wat in
Brussel zeker van toepassing is. Hier is het belangrijk te beseffen dat er verschillende
grenzen bestaan in de verschillende culturen op vlak van praten over seksualiteit. Als
begeleider in de bijzondere jeugdzorg is het belangrijk om je bewust te zijn van deze
grenzen bij het (proberen) praten over seksualiteit.
Bij de verschillende religies is het belangrijk te weten welke plaats seksualiteit krijgt in
die bepaalde religie en in dat gezin. Hiervoor kunnen begeleiders altijd terecht bij de
OTA’s, de ondersteuningsteams allochtone jongeren. Men kan hier naar bellen om
informatie te vragen over een bepaald thema in een cultuur of religie.
Bij dit aspect van omgaan met seksualiteit binnen de voorziening is het vooral belangrijk
dat de desbetreffende jongeren weten dat ze bij hun begeleider(s) terecht kunnen, dat er
folders beschikbaar zijn voor de jongeren (bv. op de salontafel in de leefgroep), dat ze
weten op welke sites ze informatie kunnen vinden, welke organisaties er zijn die hen
kunnen helpen (bv. het Jongerenadviescentrum)…
37
De conclusie is dat dit een zeer belangrijk thema is binnen seksualiteit in de bijzondere
jeugdzorg, waarbij nog niet genoeg ondersteuning aanwezig is voor begeleiders. Het is
een thema waar nog moet en zal aan gewerkt worden: in september gaat Annelies
Mincke samenzitten met Sensoa om hier over na te denken. Kunnen omgaan met
diversiteit en iedereen een plaats geven is momenteel een grote uitdaging voor het
werkveld.
Taboes binnen cultuur of religie
Binnen verschillende culturen of religies kunnen verschillende taboes heersen, het is
belangrijk om je hier als begeleider bewust van te zijn. Op dit vlak moet men opletten
dat men niet in strijd gaat met jongeren, de begeleider heeft zijn eigen waarheid maar
dit geldt ook voor de jongere.
In het najaar komt Jong & Van Zin op de proppen met een pakket rond diversiteit in
culturen en religies betreffende het thema seksualiteit. Dit zal voor vele begeleiders
interessant zijn om te volgen, zeker voor degenen die met een diverse groep zitten op dit
vlak. Het is zo dat er geen pasklare antwoorden te vinden zullen zijn in dit pakket, wel
worden een aantal methodieken aangereikt die het omgaan met de verschillen zullen
vergemakkelijken.
5.3.2 Handvatten
Veelvoorkomende vragen van jongeren
Uit de interviews met begeleiders blijkt dat er vragen zijn bij jongeren die meer
voorkomen dan andere, zo komen er bv. veel vragen rond het thema homoseksualiteit,
anticonceptie… En vooral: persoonlijke vragen. Maar hoe kunnen begeleiders hier nu het
beste mee omgaan?
Hierbij benadrukken de experts dat het vooral een vorm is van geven en nemen. Als een
begeleider zelf niets kwijt wilt over zijn persoonlijke leven, waarom zouden jongeren dat
dan wel moeten doen in een IB-gesprek (een gesprek waarin een jongere praat met zijn
individuele begeleider over vanalles: praktische zaken zoals school, maar ook over hoe
het momenteel met hem gaat, hoe de band is met de ouders…)? Dit is ook iets wat
Cachet benadrukt: er moet een wisselwerking aanwezig zijn tussen de jongere en zijn
begeleider, zo kom je tot een goede relatie en kan men samen werken aan een
toekomst. De experts zien er geen graten in om persoonlijke details vrij te geven aan
jongeren, afhankelijk van in welke context die jongere dit vraagt en welke band je al
hebt met die jongere.
Het stellen van een persoonlijke vraag kan ook een manier zijn om een gesprek aan te
knopen met een begeleider, wanneer dit dan meteen afgeblokt wordt laat men de kans
op een goed gesprek vliegen. Het is belangrijk te tonen dat je je job als begeleider met
hart en ziel doet, en niet ziet als een nine to five job. Wanneer jongeren zien dat je met
hen inzit en beseft dat het ook mensen zijn, zorg je voor een lagere drempel waardoor je
toegankelijker wordt voor hen.
38
Hoe zorg je ervoor dat jongeren met je willen praten over seksualiteit?
Initiatief nemen
Dit is volgens de experts belangrijk, begeleiders moeten zich er bewust van zijn dat hun
jongeren sowieso bezig zijn met het thema seksualiteit.
Het is niet de bedoeling alleen maar over seksualiteit te praten wanneer er iets is
misgegaan, het zou een bespreekbaar thema moeten zijn op elk moment van de dag. Dit
zou zo moeten zijn omdat seksualiteit iets is waar iedereen dagelijks mee te maken
krijgt, het zou geen taboe meer mogen zijn.
Het thema seksualiteit kan bespreekbaar gemaakt worden door de kleinste hints,
gebeurtenissen of uitspraken op te merken en te gebruiken als aanleiding voor een
gesprek over seksualiteit. Daarnaast bestaan er ook tal van leuke methodieken om mee
aan de slag te gaan: de Bloosdoos van Sensoa, Tussen de lakens van Sensoa… Allemaal
gezelschapsspelletjes die het praten over seksualiteit luchtiger en minder ongemakkelijk
maken. Deze methodieken zijn ook gewoon leuk om te gebruiken, ze zorgen voor een tof
groepsmomentje in de leefgroep. Het enige nadeel is dat het redelijk tijdrovend is, en als
er een ding is dat begeleiders vaak te kort komen tijdens hun dienst is het wel tijd.
Daarnaast is het ook aan de individuele begeleider van de jongere om te zien wanneer er
een gesprek nodig is rond seksualiteit. Een van de experts gaf zo een voorbeeld van een
vraag die uit een voorziening kwam: in deze voorziening zitten twee vriendinnen van
dertien jaar, die daar al zaten sinds dat ze twee jaar oud waren. Ze gingen ook al sinds
dan samen onder de douche. Op een bepaald moment wou een van de twee meisjes niet
meer samen douchen (ze was dertien jaar toen ze dit vertelde tegen haar begeleidster).
De begeleidster heeft op dat moment fout gereageerd door te zeggen dat het meisje niet
belachelijk moest doen, dat ze toch al jaren met haar vriendin samen douchte… Dit was
een voorbeeld van hoe een gesprek rond seksualiteit niet moet lopen. Het is op zo’n
moment aan de begeleidster om te vragen of alles nog wel oke is, of er niets gebeurd is
waardoor ze dit ineens niet meer wilt… Maar het is vooral belangrijk om de keuze van dit
meisje te respecteren en haar te zeggen dat het goed is dat ze hiervoor uit durft te
komen.
Privacy van de jongere respecteren
Dit is een zeer belangrijk onderdeel als je wilt dat de jongeren hun verhaal tegen de
begeleider willen en durven doen, zodat ze met hun vragen naar de begeleider durven te
komen.
In sommige voorzieningen is het zo dat alles wat een jongere tegen een begeleider zegt,
in het team ook gezegd wordt. Over dit soort zaken moet meer nagedacht worden. Het
vertrouwen van de jongere in de begeleider tegen wie hij zijn verhaal of probleem verteld
heeft, zal waarschijnlijk dalen. In sommige gevallen is het uiteraard belangrijk om dingen
met het team te delen, maar hier moet op voorhand goed over nagedacht worden want
zo’n actie is onomkeerbaar. Indien de begeleider de beslissing maakt dat hetgeen de
jongere hem verteld heeft zo belangrijk is dat het gedeeld moet worden met het team,
heeft hij er alle baat bij om te melden aan de jongere dat hij dit zal doen. Doen wat je
zegt en zeggen wat je doet is hier een gouden regel.
39
Het doorgeven van informatie aan de ouders is een gevoelig topic. Hierbij moeten
begeleiders zich bewust zijn van hun rol: namelijk de belangenbehartiger van de jongere.
Het is belangrijk om telkens je iets gaat zeggen aan de ouder, de toestemming van de
jongere hiervoor te vragen. Indien de begeleider toch vindt dat de ouders iets moeten
weten, is het zijn taak om de jongere te stimuleren om dit zelf tegen zijn ouders te
zeggen en om het belang hiervan te benadrukken. Wanneer de jongere toch blijft
volhouden dat hij het niet tegen zijn ouders wilt zeggen, moet dit gerespecteerd worden,
hoe moeilijk dit ook is. De begeleider kan dan altijd aangeven hoe moeilijk hij het vindt
om dit te verzwijgen voor de ouders van de jongere, door zo’n dingen te zeggen toon je
weer een stuk van jezelf en ben je authentiek bezig. Iets wat door jongeren
geapprecieerd wordt.
In het raamwerk voor seksualiteit en beleid vind je heel wat informatie rond wat je moet
en kan doen in dit soort situaties.
Jongeren op hun gemak stellen
Een begeleider kan jongeren op hun gemak stellen door zich ten eerste zelf op zijn
gemak te voelen. Het kan zijn dat sommige mensen zich bij dit thema niet genoeg op
hun gemak voelen om daar met jongeren over te praten, maar dan moeten ze dat ook
gewoon durven zeggen, wie weet kan de jongere met een andere begeleider wel over
seksualiteit praten.
Wanneer de begeleider zich op zijn gemak voelt, zal hij gemakkelijker een open houding
aannemen. Dit maakt dat voor jongeren de drempel lager is om begeleiders aan te
spreken betreffende dit onderwerp.
Het doet veel wanneer begeleiders in hun opleiding wat gesprekstechnieken toegereikt
hebben gekregen, waardoor gesprekken met jongeren vlotter en aangenamer kunnen
verlopen.
Hulpmateriaal
Er bestaat veel gebruiksklaar hulpmateriaal betreffende het thema seksualiteit: de
Bloosdoos, Tussen de lakens, Goede minnaars, ‘k Zag twee beren, Het is oké-spel… Dit
zijn allemaal laagdrempelige werkvormen die door iedereen gebruikt kunnen worden.
Het zou goed zijn moesten deze in elke voorziening aanwezig zijn, op een plaats waar de
jongeren ook aankunnen zodat het voor hen toegankelijk is.
Moeilijke onderwerpen
Begeleiders geven aan dat ze sommige onderwerpen moeilijker vinden dan andere om
over te praten. Homoseksualiteit is hier een voorbeeld van.
De experts zeggen hier dat begeleiders vooral moeten weten welke onderwerpen zij
moeilijk vinden om te bespreken, en dat ze dit ook zeggen tegen de jongere wanneer hij
een van deze moeilijk onderwerpen aanhaalt. Hierdoor wordt er een vorm van
transparantie getoond en geef je, alweer, een deel bloot van jezelf.
40
Het is belangrijk dat begeleiders deze gesprekken niet zomaar voorbij laten gaan, ook
wanneer ze het moeilijk vinden hierover te praten. Een begeleider kan altijd zeggen dat
het nu even niet gaat, maar dat hij er later wel op wilt terugkomen. Ondertussen kan hij
wat informatie opzoeken, bespreken met het team hoe hij best een bepaald onderwerp
aanpakt en hierover eventueel afspraken maken met het team, zodat iedereen hetzelfde
zegt en doet.
Het gebruik van hulpmateriaal kan het moeilijke onderwerp luchtiger maken, door middel
van een spel gaat het praten over moeilijke onderwerpen vlotter. Tijdens deze
methodieken is het belangrijk om het gesprek aan te gaan met de jongeren, te kijken
naar het groepsdynamisch proces dat het onderwerp met zich meebrengt.
5.3.3 Verantwoordelijkheden van begeleiders
De experts zijn het erover eens dat het een van de verantwoordelijkheden is van de
begeleiders om een gezonde seksuele ontwikkeling en opvoeding te ondersteunen en te
stimuleren. Dit niet alleen wanneer het misgaat, ook wanneer alles zijn normale gangetje
gaat moet er aandacht zijn voor seksualiteit binnen de voorziening.
Het is aan de begeleiders om verontrustende signalen te herkennen en hierop in te
pikken, om de durf te hebben om over bepaalde onderwerpen het gesprek aan te gaan
met jongeren.
Door deze verantwoordelijkheid serieus te nemen en er echt iets mee te doen, worden
jongeren een stap vooruit geholpen in hun seksuele en algemene ontwikkeling. Laat het
dat nu net zijn waar begeleiders het om doen, niet?
41
6 Conclusies en aanbevelingen
We zijn dit onderzoek gestart met de vraag:
“Hoe moet een vorming rond seksualiteit binnen voorzieningen voor jongeren
van vijftien tot achttien jaar in Brussel eruit zien?”
In het laatste hoofdstuk van dit eindwerk beantwoorden we deze onderzoeksvraag. Dit
gebeurt door alle vergaarde informatie samen naast elkaar te leggen en hieruit een zo
concreet mogelijk antwoord af te leiden. Dit hoofdstuk behandelt waar Cachet rekening
mee dient te houden bij het ontwikkelen van een vorming rond seksualiteit binnen
voorzieningen voor jongeren van vijftien tot achttien jaar in Brussel. In het eerste deel
bespreken we wat inhoudelijk zeker aanwezig moet zijn in de vorming, in het tweede
deel gaan we na wat de toegevoegde waarde van dit onderzoek is en in het laatste deel
bekijken we de beperkingen die het onderzoek met zich meebrengt.
6.1 Welke onderdelen moeten zeker aan bod komen in de vorming?
In dit deel bespreken we de zaken die zeker aan bod moeten komen in de vorming die
Cachet zal ontwikkelen voor begeleiders van voorzieningen voor jongeren van vijftien tot
achttien jaar in Brussel. Hierbij wordt de informatie die naar boven kwam in de
literatuurstudie gelinkt aan de informatie die verkregen is van de respondenten tijdens
de interviews.
Uit deze bronnen blijkt dat de factoren die maken dat begeleiders een goede
basishouding hebben t.o.v. seksualiteit terug te schroeven zijn naar vijf
basiscompetenties: kennis van de seksuele ontwikkeling van de jongere, een open
houding kunnen aannemen, zich bewust zijn van eigen waarden en normen en van die
van de jongere, kunnen omgaan met diversiteit en de privacy van de jongere
respecteren.
Op het einde van elke paragraaf wordt kort aangegeven hoe de besproken competentie
opgenomen kan worden in een vorming betreffende seksualiteit binnen voorzieningen
voor vijftien- tot achttienjarige jongeren in Brussel, die past binnen het kader van
Cachet.
Deze basiscompetenties worden in de volgende paragrafen besproken.
6.1.1 Kennis van de seksuele ontwikkeling van de jongere
Begeleiders moeten er op gewezen worden dat ze op de hoogte moeten zijn van in welke
ontwikkelingsfase de jongeren zitten waar ze mee aan het werken zijn. Ze moeten
daarvoor niet alle kenmerken kunnen opsommen die bij elk levensjaar van een jongere
horen, maar ze moeten we een algemene basiskennis hebben. Dit maakt dat ze gedrag
beter kunnen plaatsen en dat ze minder snel zullen overreageren bij bepaalde situaties.
Bv. wanneer een begeleider twee veertienjarigen betrapt die hun geslachtsdeel aan
elkaar tonen, moet hij de klik maken dat dit geen abnormaal gedrag is voor die leeftijd.
Zo kan er op een gepaste manier gereageerd worden op dit gedrag.
42
Het vlaggensysteem van Sensoa is een zeer handig hulpmiddel om begeleiders hierbij te
helpen. Dit systeem geeft per leeftijd aan welk gedrag een groene, gele, rode of zwarte
vlag toegekend krijgt en hoe je als opvoeder kan reageren wanneer je een kind of
jongere betrapt op een bepaald gedrag. Een begeleider kan altijd eerst komen checken in
het vlaggensysteem hoe het gedrag geklasseerd wordt, om daarna een gepaste reactie
te geven. Wanneer elke begeleider dit systeem zou toepassen en kennen, wordt er een
eenheid in reactie gecreëerd, waardoor er duidelijkheid geschept wordt voor de jongeren.
Begeleiders zouden moeten weten waar ze de juiste informatie kunnen vinden en naar
waar ze de jongeren kunnen doorverwijzen indien ze zich zelf niet geschikt vinden om
een bepaald gesprek aan te gaan of een bepaalde vraag te beantwoorden.
De vorming zou een onderdeel moeten bevatten waarin kort de algemene kenmerken
van de ontwikkeling van vijftien- tot achttienjarigen overlopen wordt (lichamelijk en
emotioneel), de basis van het vlaggensysteem moet worden uitgelegd en hierbij kan
verwezen worden naar Sensoa, zodat begeleiders weten dat ze daar terecht kunnen voor
meer uitleg rond dit vlaggensysteem. Ten laatste moeten er enkele betrouwbare websites
of boeken aangereikt worden waar begeleiders correcte informatie betreffende
seksualiteit kunnen terugvinden.
6.1.2 Open houding
De open houding werd door zowel jongeren, begeleiders als experts aangehaald als ‘zeer
belangrijk’. Wanneer begeleiders zich een open houding eigen maken, zijn jongeren meer
geneigd naar hen toe te gaan wanneer ze een vraag hebben.
Het creëren van een open houding kan gebeuren door op verschillende zaken te letten.
Allereerst is het belangrijk om je als begeleider zelf op je gemak te voelen bij het praten
over seksualiteit opdat jongeren zich bij jou op hun gemak voelen tijdens dit onderwerp.
Door je in de leefgroep te mengen en deel te nemen aan de activiteiten binnen de
leefgroep, wordt er een band gecreëerd met de jongeren. Deze band maakt dat je
makkelijker aanspreekbaar wordt en dit is een grote stap richting de open,
laagdrempelige houding. Jongeren vinden het belangrijk dat ze zien dat hun begeleiders
ook mensen zijn en ook fouten hebben gemaakt in hun leven. Begeleiders mogen dit dus
zeker laten zien. De begeleidsters die deelnamen aan het interview vertelden dat ze er
geen problemen mee hebben om persoonlijke ervaringen te delen met bepaalde
jongeren. Dit is exact wat jongeren bedoelen, een inkijk in het leven van hun begeleider
met de successen en mislukkingen die daarbij horen.
Dit kan in de vorming aan bod komen door zowel positieve als negatieve ervaringen van
jongeren aan te halen waarin het belang van deze open houding aangestipt wordt. Er kan
gepolst worden naar hoe begeleiders proberen zo open mogelijk te zijn en er kunnen tips
gegeven worden die het ontwikkelen van een open houding ten goede komen. Bv. Doe
mee aan ontspannende activiteiten met de jongeren om op die manier een band met hen
te creëren. Door deze band zullen jongeren sneller naar je toekomen als ze ergens mee
zitten.
43
6.1.3 Bewust zijn van waarden en normen
Ten derde moeten begeleiders zich er bewust van zijn dat zij eigen waarden en normen
hebben, maar dat dit bij jongeren even goed het geval is en dat deze kunnen verschillen.
Het is belangrijk om de neutraliteit te bewaren tijdens een gesprek met de jongere en
om dan naar de jongere te luisteren. Probeer discussies of gesprekken niet af te sluiten
met een verbod of een verplichting, maar met een compromis waar zowel de begeleider
als de jongere zich goed bij voelt.
Dit kan in de vorming aan bod komen door de groep begeleiders verschillende situaties
voor te schotelen en hen anoniem te laten noteren wat ze er van vinden, hoe ze het
zouden aanpakken… Deze gedachten worden allemaal voorgelezen en hieruit kan dan
blijken dat begeleiders onderling anders denken. Dan kan de denkoefening gemaakt
worden dat iedereen anders denkt en dat iedereen vanuit zijn eigen kader bepaalde
normen of waarden voorop stelt, ook jongeren. Het is belangrijk dit te respecteren en
hierover in gesprek te gaan, niet in strijd.
Dit is dus zeker een thema dat in de vorming van Cachet aan bod moet komen.
6.1.4 Diversiteit
In voorzieningen in Brussel is diversiteit, losstaande van seksualiteit, een belangrijk
thema. Leefgroepen zijn heel divers, jongeren zijn van verschillende landen, religies en
culturen afkomstig. Daarnaast is elke jongere sowieso al uniek en elke jongere vereist
een andere aanpak.
Jongeren geven aan dat het belangrijk is dat begeleiders op de hoogte zijn van de
achtergrond van elke jongere in hun leefgroep. Begeleiders moeten zich verdiepen in de
jongere en te weten komen wat gevoelig ligt, waar ze extra mee moeten opletten bij die
bepaalde jongere. Begeleiders moeten zich informeren over de cultuur waar de jongere
vandaan komt. Ze kunnen dit doen door naar de OTA’s te bellen (ondersteuningsteams
allochtone jongeren) en hier informatie te vragen, door gewoon te praten met de jongere
en zijn ouders, door informatie op te zoeken op accurate websites…
Het is van belang dat begeleiders jongeren goed kunnen inschatten en zien welke
verantwoordelijkheden jongeren al dan niet aankunnen. Een individuele aanpak komt
elke jongere ten goede en zorgt voor een optimale ontwikkeling. Bv. de ene zestienjarige
mag wel met zijn vriendin op de kamer gaan want ze hebben al twee jaar een stabiele
relatie, terwijl de andere zestienjarige dit nog niet mag omdat hij nog maar net samen is
met zijn vriendin en nog moet bewijzen dat hij het meent en dat het serieus is.
Wanneer begeleiders geïnformeerd zijn over dit alles en een goed beeld hebben van elke
jongere, moeten ze proberen seksualiteit een plaats te geven in het kader van deze
jongere. Seksualiteit zal bij elke jongere een andere plaats innemen in zijn leven en
afhankelijk van de plaats die het inneemt kunnen begeleiders differentiëren in aanpak bij
elke jongere en de begeleiding afstemmen op de noden van de jongere.
44
In de vorming moet worden aangegeven waar begeleiders informatie kunnen vinden over
verschillende culturen en religies. Daarnaast moet duidelijk gemaakt worden dat
differentiatie heel belangrijk is voor jongeren en dat men ze niet allemaal over dezelfde
kam moet scheren. Jongeren kunnen in deze vorming eventueel zelf hun verhaal doen
over hoe dit bij hen in de voorziening werd of wordt aangepakt. Wanneer er geen
jongeren meekunnen naar de vorming kan het belang van differentiatie in een ludiek
filmpje, gemaakt door jongeren van Cachet, aangestipt worden.
6.1.5 Privacy
Het laatste deel dat zeker niet mag ontbreken in de vorming van Cachet is een deel over
het respecteren van de privacy van de jongere.
Hierbij is het belangrijk te vermelden dat begeleiders moeten zeggen wat ze doen en
doen wat ze zeggen. Transparantie vinden jongeren zeer belangrijk wanneer ze een
gesprek hebben over vertrouwelijke onderwerpen. Jongeren vinden het helemaal niet fijn
als ze hun begeleider iets toevertrouwen en als dan later blijkt dat die begeleider deze
informatie in het team heeft gegooid of aan de ouders heeft gezegd zonder dit aan de
jongere te communiceren. Wanneer je als begeleider voelt dat een gesprek een bepaalde
toer opgaat, herhaal dan dat je bepaalde dingen gewoon niet voor jezelf mag houden. Zo
kunnen jongeren zelf beslissen of ze informatie delen of niet.
Wanneer je als begeleider vindt dat je iets door moet zeggen aan de ouders van de
jongere, bespreek dit dan eerst met de jongere in kwestie. Indien je van mening bent dat
het iets is wat de ouder echt moet weten, probeer de jongere dan te stimuleren om het
zelf te zeggen maar doe het niet achter zijn rug. Dit kan voor een enorme
vertrouwensbreuk zorgen waardoor de jongere nooit meer iets tegen jou zal willen
vertellen.
Begeleiders die niet goed weten hoe ze met bepaalde informatie moeten omgaan,
kunnen altijd een kijkje nemen in het Raamwerk voor Beleid en Seksualiteit van de
Vlaamse Overheid. Hier staan duidelijke richtlijnen en wetten in die begeleiders moeten
volgen.
Dit luik kan een plaats krijgen in de vorming door ten eerste de wetten betreffende
privacy van de jongere te overlopen met de begeleiders: het decreet van de rechtspositie
van de minderjarige stelt dat jongeren in de bijzondere jeugdzorg recht hebben op
privacy. Aangezien begeleiders het belang van de jongere voorop stellen, moeten zij dit
recht eer aan doen en een heel gegronde reden hebben om dit recht te schaden. Om in
de stijl van Cachet te blijven, zou ik ook hier een jongere laten praten over zijn
ervaringen binnen de voorziening betreffende dit onderwerp.
45
6.2 Besluit
De aanbevelingen die ik heb kunnen afleiden uit mijn onderzoek zullen Cachet helpen bij
het ontwikkelen van hun vorming over seksualiteit in residentiële voorzieningen voor
vijftien- tot achttienjarige jongeren in Brussel. De onderwerpen die uit het onderzoek
naar voren kwamen als meest belanghebbend kunnen een goede basis vormen voor de
vorming. Deze thema’s kunnen aangevuld worden met andere, kleinere thema’s die ook
van belang zijn bij deze vorming.
De beperking van dit onderzoek is geweest dat ik maar zes personen heb kunnen
interviewen. Dit was niet de bedoeling, normaal zou ik minstens zeven mensen
geïnterviewd hebben. De personen die ik heb kunnen interviewen waren een grote
meerwaarde voor dit onderzoek. De vele verhalen, ervaringen en ideeën heb ik zeker
kunnen gebruiken om tot de conclusies te komen waar ik toe gekomen ben.
Het gevolg van het beperkt aantal personen dat ik geïnterviewd heb is dat de conclusies
niet te veralgemenen vallen naar de hele bijzondere jeugdzorg. Ik beweer dus zeker niet
dat ik het warm water uitgevonden heb en dè manieren gevonden heb om een goede
basishouding betreffende seksualiteit te creëren. Wat ik uitgeschreven heb zijn richtlijnen
die begeleiders hierbij kunnen helpen. Ze zullen elk hun eigen manier moeten vinden om
deze zo goed mogelijk op zichzelf toe te passen op een manier waarbij ze zich zelf
comfortabel voelen.
De sterkte van een vorming vanuit Cachet zijn de ervaringen van de jongeren zelf, zij
hebben zelf in de bijzondere jeugdzorg gezeten of ze zitten er nog steeds in en weten
dus als de beste hoe ze graag begeleid willen worden. Dit is dan ook het verschil met de
vormingen die reeds bestaan rond seksualiteit in de bijzondere jeugdzorg: de ervaringen
van de personen voor wie begeleiders het uiteindelijk allemaal doen: de jongeren. Dat is
de meerwaarde van een vorming die uitgaat van Cachet.
Hopelijk heeft u evenveel genoten van het lezen van deze scriptie als ik genoten heb van
het schrijven ervan.
46
Bibliografie
België Toerisme. (sd). Brussel, een multiculturele kameleon . Opgeroepen op Juni 28,
2016, van België Toerisme: http://www.belgie-toerisme.be/contenus/brussel-eenmulticulturele-kameleon/nl/403875.html
Cachet. (sd). Dè stem van jongeren in de jeugdhulp . Opgeroepen op Juli 21, 2016, van
Cachet vzw: http://cachetvzw.be/#/nl/page/home
De bruycker, & Frans. (2012). Raamwerk Seksualiteit en Beleid. Brussel: Marc Morris.
Goossens, J. (2013, Oktober 26). Het Brussel-gevoel is een must . De Standaard.
IPPF. (2008). Sexual Rights: An IPPF Declaration. Londen : International Planned
Parenthood Federation .
Mortelmans, D. (2007). Handboek Kwalitatieve Onderzoeksmethoden. Leuven: Acco.
Nederlands Centrum Jeugdgezondheid . (2014). JGZ-richtlijn seksuele ontwikkeling (0-19
jaar) . Utrecht : Nederlands Centrum Jeugdgezondheid.
Sensoa. (2009). Feiten en cijfers: jongeren, seksualiteit en internet . Antwerpen : Sensoa
.
Sensoa. (sd). Sensoa Homepage. Opgeroepen op Juni 12, 2016, van Sensoa :
http://www.sensoa.be/
Sensoa. (sd). Waarom is relationele en seksuele vorming belangrijk? . Opgeroepen op
Juli 21, 2016, van Seksuele Vorming : http://www.seksuelevorming.be/pratenover-seks/seksuele-vorming/waarom-relationele-en-seksuele-vorming-belangrijk
Van Dale Uitgevers. (sd). Betekenis 'seksualiteit' . Opgeroepen op Juni 12, 2016, van Van
Dale
:
http://www.vandale.nl/opzoeken?pattern=seksualiteit&lang=nn#.V11riCOLTIU
van der Doef, S. (2004). Kinderen en seksualiteit. Utrecht: Kosmos Uitgevers B.V.
WHO Regional Office for Europe. (2010). Standards for sexuality education in europe. A
framework for policy makers, educational and health authorities and specialists.
Cologne: Federal Centre for Health Education.
Wijnants, H. (2013). De invloed van leuke en minder leuke jeugdervaringen op het
welzijn als volwassene. Gent: Universiteit Gent.
Bijlage 1: Brussel is multicultureel
Het Brussel-gevoel is een must
26/10/2013 om 03:00 door Jan Goossens
Een Vlaams gevoel, dat kennen we, en de Rode Duivels indachtig ook een Belgisch
gevoel. Waarom kijken we dan raar op als er ook zoiets blijkt te bestaan als een
Brussel-gevoel, vraagt Jan Goossens zich af. Terwijl onze hoofdstad over unieke
troeven beschikt, die de rest van het land ontbeert.
Wie? Directeur KVS.
Wat? Het is in het belang van alle Vlamingen en Walen dat het Brussel-gevoel nog veel sterker
wordt. De Brusselaars snakken ernaar in 2014 te kunnen kiezen voor een visionair, zelfbewust en
ambitieus stadsproject.
Vlaanderen blijft zich erover verbazen: dat er zoiets leeft als een Brussel-gevoel. Bestaat het echt?
Wordt het sterker? En mag het wel? Het zijn de vragen die Vlaamse journalisten stellen aan wie er
zich ooit op liet betrappen Brussel niet als een onoplosbaar probleem, maar als een geweldige
kans voor ons land te zien.
Eigenlijk is het echter die vraagstelling die moet verwonderen, meer dan het groeiende Brusselgevoel zelf. Zowat iedere Antwerpenaar staat klaar om op te sommen wat er uniek is aan ’t Stad,
Gentenaars spreken ook met warmte over wat hun thuishaven bijzonder maakt. Niemand vindt
dat vreemd. Maar in Brussel zou het anders moeten?
Raar toch, want het is Brussel dat zich redelijk radicaal onderscheidt van andere Vlaamse steden.
Om een handjevol frappante Brussel-kenmerken op te sommen: het is de Europese hoofdstad; het
is goed voor 30 procent van ons bbp; Vlamingen én Franstaligen worden er minderheden en een
dominante cultuur bestaat niet langer; drietaligheid is een noodzaak op de arbeidsmarkt; zowat
een kwart van alle Brusselaars heeft een moslimachtergrond; en wanneer er spanning in de lucht
van Kinshasa of Ramallah hangt, dan stijgt de temperatuur in Matonge of Molenbeek. Het is
vanuit dat unieke stadsweefsel dat projecten ontstaan die nergens hun gelijke kennen: Vincent
Kompany’s voetbalclub BX Brussel, de Zinneke Parade, cultuurfenomeen Stromae, de zomerse
cocktail van ‘Brussel-Plage’.
Innovatieve energie te over dus, maar ook grote problemen: hoge werkloosheid, extreme
jeugdwerkloosheid; stuitende armoede; stijgende kindersterfte. Willen of niet, we moeten als
Brusselaars de vraag stellen hoe we met die bijzondere ingrediënten aan de slag gaan. Hoe maken
we van onze hoofdstad een troef en vermijden we dat ze een sociale tijdbom wordt? Daarvoor is
naast Belgische solidariteit ook een Brussels samenhorigheidsgevoel nodig. Meer dan politieke
structuren en discoursen die ons verdelen en opsluiten in onze eigen gemeenschappen, en in een
Brussel dat au fond niet meer bestaat.
Franstaligen en moslimburen
Wat er in Brussel spaak loopt, beter zou kunnen, de schuld van de Franstaligen is, of van onze
moslimburen, of nog beter van allebei samen: het is tot in den treure herhaald en in de verf gezet.
Een goeie zaak: zelfkennis is het begin van de wijsheid, zelfkritiek het begin van beterschap. Het
behoedt ons in Brussel voor hybris, het begin van het einde wanneer een succesvolle
gemeenschap zichzelf te ernstig neemt.
Maar in de aanloop naar de belangrijke gewestverkiezingen van 2014 is de uitdaging niet alleen
om de andere kant van de medaille zichtbaar te maken, maar er ook een politiekmaatschappelijke vertaling aan te geven. Daarvoor is moed nodig, want je wordt al gauw als een
politiek-correcte slechte Vlaming weg gezet. De complexe realiteit van Brussel en al haar troeven
naar waarde schatten en er op wijzen dat de institutionele ordening, net zoals de houding van
allerlei buren, niet helpen om het potentieel van die realiteit te verzilveren: het ligt nog steeds
gevoelig.
Eerste vraag: welk kiescollege?
Michael Bloomberg in New York, Boris Johnson in Londen, Bertrand Delanoë in Parijs: ze hebben
fors de kaart van hun steden getrokken, soms tegen andere politieke niveaus in. New York,
Londen en Parijs hebben er vele vruchten van geplukt. In Brussel lopen zonder twijfel ook
Vlaamse politici rond die capaciteiten te over hebben om met hun project de hele bevolking van
het gewest aan te spreken. Het zou interessant zijn om te zien welk resultaat ze behalen als ze aan
het hoofd van een meertalige stadslijst een visionair stedelijk project voor heel Brussel
verdedigen. Probleempje: zelfs als ze willen, kan het au fond niet echt. Eerste vraag die je in het
Brussels kieshokje krijgt voorgeschoteld, is immers: voor het Vlaamse of Franstalige kiescollege
kiezen. Nog voor het ook maar even over de stad zelf, over inhoud of visie gaat, is de hele boel
gecommunautariseerd.
Openluchtzwembad en zomerfestival
Institutionele wanstaltigheid en achterhaalde communautarisering zijn twee van de redenen, zij
het niet de enige, waarom krachtige Brusselse projecten, uit de civiele samenleving of de politiek,
blijven steken in goeie voornemens.
Een nieuw Brussels sportstadion, een museum in de kanaalzone, fatsoenlijk en meertalig
onderwijs voor iedereen, een stedelijk openluchtzwembad, een breed Brussels zomerfestival, een
verkeersvrij stadscentrum, een museum van Europa dat de band met Brussel vorm geeft, de
invoering van het Engels als officiële taal, gelijke gezondheidszorg voor alle Brusselaars: het zijn
stuk voor stuk noodzakelijke projecten die de Brusselse identiteit positief zouden vormgeven.
Zowel voor de Brusselaars zelf die snakken naar mobiliserende grote werven, als voor alle nietBrusselaars in ons land die redenen behoeven om vaker naar hun hoofdstad te komen.
Maar die plannen realiseren kost bloed, zweet en tranen. Niet dat de Brusselaars zelf vrijuit gaan,
allerminst. Er is geen enkele reden waarom we zelf niet beslissen ons gewest fors te versterken,
ten nadele van de 19 gemeenten. Verkeersvrije straten: idem dito. Maar er is in ons land ook een
meer geïntegreerde en vooruitziende visie op de rol van onze hoofdstad nodig. Hoe de toekomst
er moet uitzien in en voor de stad die voor een groot stuk van onze welvaart instaat, die ons
verbindt met Europa en de wereld en die op het vlak van meertalig en multicultureel samenleven
een laboratorium is: die uitdaging belangt alle Belgen aan. Vloeken op Brussel helpt ons geen stap
vooruit.
Ja, dat Brussel-gevoel bestaat dus echt. Het is in het belang van alle Vlamingen en Walen dat het
sterker wordt. Zonder dat wij als Brusselaars vinden dat Brussel van iedereen, maar vooral van
onszelf is. In Brussel is dat soort chauvinisme betekenisloos, want de ‘wij’ en ‘ons’ worden hier
iedere dag heruitgevonden.
Maar het is wel zo dat ik de Brusselaars amper kan tellen die in 2014 graag voor een visionair,
zelfbewust en ambitieus stadsproject zouden kiezen, dat ons allemaal aanbelangt en verbindt, dat
het culturele potentieel realiseert en de sociale catastrofe afwendt, eerder dan te kiezen tegen een
andere gemeenschap, of voor één bepaalde taal. Zo kunnen we een stap zetten op weg naar een
stad die zich ook politiek ontwikkelt tot de biotoop waaruit ‘nieuwe Belgen’ als Stromae of Vincent
Kompany organisch opstaan. Nu blijven zij hoopgevende uitzonderingen in een stad die zijn eigen
toekomst maar moeizaam mag uitvinden.
Het kortzichtige misprijzen en geïnstitutionaliseerde wantrouwen rondom ons helpen daarbij
niet, maar ook zelf steken we te veel energie in oppervlakkige pleidooien voor civisme en respect,
of het anekdotische conservatisme van de vaststelling dat de multiculturele samenleving failliet is.
De multiculturaliteit en meertaligheid van Brussel blijven twee van zijn belangrijkste troeven. Het
is het onvermogen om het politiek en cultureel daadkrachtig te vertalen dat zijn failliet bewezen
heeft. Het Brussel-gevoel is gewoon een must.
Of gaan we achter verbazing blijven camoufleren dat we ons bedreigd voelen door een hybride
metropool waar, in ons aller belang, een gezamenlijke identiteit voor de toekomst aan het groeien
is? (Goossens, 2013)
Bijlage 2: topiclijst jongeren
Inhoud
Inleiding
1. Voorstellen interviewer en bachelorproef. Vragen of er al vragen zijn over het
interview op voorhand. Aangeven hoe lang het ongeveer zal duren.
2. Goedkeuring vragen om op te nemen.
Interview zelf
1. Visie voorziening
2. Visie jongere
3. Opleiding – vorming
a. Overlopen competenties, verantwoordelijkheden en handvatten
i. Welke zijn aanwezig?
ii. Welke niet?
iii. Hoe kunnen de afwezige verantwoordelijkheden, competenties en
handvatten aanwezig worden gemaakt?
b. Wat mist er in het huidige aanbod qua vorming rond seksualiteit binnen
voorzieningen voor jongeren van vijftien tot achttien jaar?
c. Welke elementen mogen niet ontbreken in een vorming rond seksualiteit
binnen voorzieningen?
Afronden
1. Vragen of er nog bedenkingen, toevoegingen zijn.
2. Bedanken voor tijd vrij te maken en te helpen met de bachelorproef.
Topics
Visie voorziening
1. Hoeveel belang hecht jouw voorziening volgens jou aan het thema seksualiteit?
2. Verklaar met een ervaring.
3. In welke mate rust er een taboe op het thema seksualiteit binnen jouw
voorziening? Illustreer met een voorbeeld of ervaring.
4. Doorvragen.
Visie jongere
1. Hoeveel belang hecht jij zelf aan het thema seksualiteit binnen jouw voorziening?
2. Verklaar met een ervaring of voorbeeld.
3. Hoe moeilijk vind jij het om met je begeleider over seksualiteit een gesprek aan te
gaan of te voeren?
a. Hoe begin je aan zo’n gesprek?
b. Hoe kan een begeleider ervoor zorgen dat dit gesprek niet ongemakkelijk
aanvoelt voor jou?
c. Hoe wordt zo een gesprek het beste afgerond?
d. Probeer te illustreren met een voorbeeld.
Verantwoordelijkheden, competenties, handvatten
Deze worden overlopen uit het theoretisch kader (paragraaf 2.2):
Competenties
Kennis van de seksuele ontwikkeling
1. Vind je dat begeleiders genoeg kennis hebben over de seksuele ontwikkeling van
jongeren om hierover in gesprek te gaan?
2. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
3. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Een laagdrempelige houding kunnen aannemen
1. Wat versta je hieronder?
2. Op welke manier kunnen begeleiders dit aanpakken? Geef een voorbeeld.
3. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
4. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Seksueel gedrag kunnen plaatsen
1. Wat versta je hieronder?
2. Hoe kunnen begeleiders dit aanpakken in de praktijk? Geef eventueel een
voorbeeld.
3. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
4. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Bewust zijn van eigen waarden en normen en die van de ander
1. Wat versta je hieronder?
2. Hoe kunnen begeleiders hierover in gesprek gaan met jongeren?
3. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
4. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Kunnen omgaan met diversiteit
1. Wat versta je hieronder?
2. Hoe pakken begeleiders dit aan in de praktijk? Hoe zouden ze het (beter) kunnen
aanpakken?
3. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
4. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Handvatten
Veelvoorkomende vragen van jongeren
1. Heb je het gevoel dat begeleiders je een correct antwoord kunnen bieden indien je
vragen hebt over seksualiteit?
2. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
3. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Hoe zorg je ervoor dat jongeren met je willen praten over seksualiteit?
1. Open houding
a. Wat versta je hieronder?
b. Hoe pakken begeleiders dit aan in de praktijk? Hoe zouden ze het (beter)
kunnen aanpakken?
c. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen
voor jongeren van vijftien tot achttien jaar?
d. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
2. Initiatief nemen
a. Wat versta je hieronder?
b. Hoe pakken begeleiders dit aan in de praktijk? Hoe zouden ze het (beter)
kunnen aanpakken?
c. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen
voor jongeren van vijftien tot achttien jaar?
d. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
3. Privacy van de jongere respecteren
a. Wat versta je hieronder?
b. Hoe pakken begeleiders dit aan in de praktijk? Hoe zouden ze het (beter)
kunnen aanpakken?
c. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen
voor jongeren van vijftien tot achttien jaar?
d. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
4. Op hun gemak stellen
a. Wat versta je hieronder?
b. Hoe pakken begeleiders dit aan in de praktijk? Hoe zouden ze het (beter)
kunnen aanpakken?
c. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen
voor jongeren van vijftien tot achttien jaar?
d. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
5. Hulpmateriaal
a. Welk hulpmateriaal ken je?
b. Welk hulpmateriaal hebben begeleiders al gebruikt rond dit thema?
c. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen
voor jongeren van vijftien tot achttien jaar?
d. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Moeilijke onderwerpen
1. Zijn er onderwerpen die je moeilijker bespreekbaar vindt dan andere?
2. Zo ja, wat zorgt er dan voor dat je er toch mee naar je begeleider zou stappen?
3. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
4. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Wanneer jongeren begeleiding nodig hebben
Stappenplan:
Stap 1: neem de vragen en zorgen van de jongere serieus. Zorg ervoor dat de jongere
nog genoeg ruimte heeft om zijn eigen visie op het seksuele gedrag te behouden.
Stap 2: blijf doorvragen naar feiten, beleving, context en achterliggende motivaties en
redenen voor een bepaald seksueel gedrag van de jongeren. Probeer de jongere niet te
beschuldigen maar probeer wel de hele situatie in kaart te krijgen: waar situeren de
meeste zorgen en vragen zich?
Stap 3: bespreek wat seksueel verantwoord gedrag is. Zo leren jongeren stap voor stap
zelf ook seksueel gedrag te duiden en te kijken wat ze in een volgende gelijkaardige
situatie zouden kunnen doen. Indien er problemen zijn kan je de jongere doorverwijzen
naar een professional die meer afweet van dit onderwerp.
Stap 4: vraag de jongere waar hij of zij begeleiding nodig heeft. Bepaal onder welke
vorm, wanneer en hoe deze begeleiding dan zal plaatsvinden. Zorg ervoor dat je indien
nodig de toestemming van de ouders hebt bij de aanvang van de begeleiding. Deze
toestemming is nodig indien de minderjarige (ouder dan twaalf jaar) zijn
onderscheidingsvermogen nog niet voldoende is ontwikkeld.
1. Hebben begeleiders dit stappenplan al eens gebruikt denk je?
2. Lijkt het je een nuttig stappenplan?
3. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
4. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Culturele en religieuze vraagstukken
Begrip tonen voor de andere cultuur of religie
1. Wat versta je hieronder?
2. Hoe pakken begeleiders dit aan in de praktijk? Hoe zouden ze het (beter) kunnen
aanpakken?
3. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
4. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Heb aandacht voor individuele verschillen
1. Wat versta je hieronder?
2. Hoe pakken begeleiders dit aan in de praktijk? Hoe zouden ze het (beter) kunnen
aanpakken?
3. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
4. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Probeer een zicht te krijgen op taboes die in een bepaalde cultuur of religie heersen
1. Wat versta je hieronder?
2. Hoe pakken begeleiders dit aan in de praktijk? Hoe zouden ze het (beter) kunnen
aanpakken?
3. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
4. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Ken de samenwerkingspartners die er bestaan om op terug te vallen bij het praten over /
het begrijpen van de seksuele ontwikkeling van jongeren
1. Wat versta je hieronder?
2. Hoe pakken begeleiders dit aan in de praktijk? Hoe zouden ze het (beter) kunnen
aanpakken?
3. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
4. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Verantwoordelijkheden
Gezonde seksuele opvoeding en ontwikkeling stimuleren.
1. Wat versta jij hieronder?
2. Hoe moet dit aangepakt worden in de praktijk?
3. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
4. Hoe kan dit aspect volgens jou opgenomen worden in een vorming over
seksualiteit?
Op tijd ingrijpen: de niet-optimale seksuele ontwikkeling op fysiek en emotioneel vlak
signaleren met de nodige aandacht voor de risicofactoren die eventueel aanwezig zijn.
Indien nodig moeten er interventies opgezet worden of moet de jongere doorverwezen
worden.
1. Wat versta jij hieronder?
2. Hoe pakken begeleiders dit aan? Hoe zouden ze het (beter) kunnen aanpakken?
3. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
4. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Bijlage 3: topiclijst begeleiders
Inhoud
Inleiding
1. Voorstellen interviewer en bachelorproef (doel, waarom deze respondent, hoe
lang zal het duren…) . Vragen of er al vragen zijn over het interview op voorhand.
Aangeven hoe lang het ongeveer zal duren.
2. Goedkeuring vragen om op te nemen + wilt de respondent anoniem blijven?
3. Informed consent laten invullen
Interview zelf
1. Openingsvragen
2. Houding voorziening
3. Houding begeleider
4. Opleiding – vorming
a. Overlopen competenties, verantwoordelijkheden en handvatten
i. Welke zijn aanwezig?
ii. Welke niet?
iii. Hoe kunnen de afwezige verantwoordelijkheden, competenties en
handvatten aanwezig worden gemaakt?
b. Wat mist er in het huidige aanbod qua vorming rond seksualiteit binnen
voorzieningen voor jongeren van vijftien tot achttien jaar?
c. Waar wilt men meer ondersteuning?
d. Welke elementen mogen niet ontbreken in een vorming rond seksualiteit
binnen voorzieningen? Zorgen dat je niet meteen met het begrip vorming
op de proppen komt. Te sturend
Afronden
1. Vragen of er nog bedenkingen, toevoegingen zijn.
2. Bedanken voor tijd vrij te maken en te helpen met de bachelorproef.
Topics
Visie voorziening
1. Heb je al positieve of negatieve ervaring met dit topic?
a. Leg uit.
b. Wordt het seksualiteit besproken binnen het team? Hoe dan?
c. Vragen naar documenten over RSV, zodat je achtergrondinfo hebt. Heeft
de respondent info over het kader?
2. Hoe wordt er in het algemeen binnen jouw voorziening naar seksualiteit gekeken
(gedrag, vragen…)? Illustreer met een voorbeeld of ervaring.
3. Doorvragen.
Visie begeleider
1. Op een schaal van 1 tot 10, hoeveel belang hecht jij zelf aan het thema
seksualiteit binnen jouw voorziening?
2. Verklaar dit cijfer, illustreer met een ervaring of voorbeeld.
3. Hoe begin je aan een gesprek over seksualiteit?
a. Hoe voelt zo’n gesprek aan voor jou?
b. Hoe zorg je ervoor dat dit gesprek comfortabel aanvoelt voor de jongere?
c. Hoe rond je het gesprek af?
d. Probeer te illustreren met een voorbeeld.
Verantwoordelijkheden, competenties, handvatten
Deze worden overlopen uit het theoretisch kader (paragraaf 2.2):
Competenties
Kennis van de seksuele ontwikkeling
1. Vind je dat je genoeg kennis hebt over de seksuele ontwikkeling van jongeren om
hierover in gesprek te gaan?
2. Hoe schaaf je deze kennis bij?
3. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
4. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Een laagdrempelige houding kunnen aannemen
1. Wat versta je hieronder?
2. Hoe doe je dit bij de jongeren?
3. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
4. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Seksueel gedrag kunnen plaatsen
1. Wat versta je hieronder?
2. Hoe de je dit in de praktijk? Geef eventueel een voorbeeld.
3. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
4. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Bewust zijn van eigen waarden en normen en die van de ander
1. Wat versta je hieronder?
2. Ga je hierover in gesprek met de jongeren?
a. Hoe?
3. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
4. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Kunnen omgaan met diversiteit
1. Wat versta je hieronder?
2. Hoe pak je dit aan in de praktijk?
3. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
4. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Handvatten
Veelvoorkomende vragen van jongeren
1. Zijn er vragen betreffende het thema seksualiteit die je al meerdere malen hebt
gehoord?
2. Kan je hier een antwoord op geven? Geef eventueel een voorbeeld.
3. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
4. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Hoe zorg je ervoor dat jongeren met je willen praten over seksualiteit?
1. Open houding
a. Wat versta je hieronder?
b. Hoe pak je dit aan in de praktijk?
c. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen
voor jongeren van vijftien tot achttien jaar?
d. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
2. Initiatief nemen
a. Wat versta je hieronder?
b. Hoe pak je dit aan in de praktijk?
c. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen
voor jongeren van vijftien tot achttien jaar?
d. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
3. Privacy van de jongere respecteren
a. Wat versta je hieronder?
b. Hoe pak je dit aan in de praktijk? Geef eventueel een voorbeeld.
c. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen
voor jongeren van vijftien tot achttien jaar?
d. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
4. Op hun gemak stellen
a. Wat versta je hieronder?
b. Hoe pak je dit aan in de praktijk? Geef een voorbeeld.
c. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen
voor jongeren van vijftien tot achttien jaar?
d. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
5. Hulpmateriaal
a. Welk hulpmateriaal ken je?
b. Welk hulpmateriaal heb je al gebruikt?
i. In welke omstandigheden was dit dan?
c. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen
voor jongeren van vijftien tot achttien jaar?
d. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Moeilijke onderwerpen
1. Zijn er onderwerpen die je moeilijker bespreekbaar vindt dan andere?
2. Zo ja, hoe pak je het aan indien je hier toch over in gesprek moet gaan?
3. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
4. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Wanneer jongeren begeleiding nodig hebben
1. Is er in jouw voorziening een stappenplan?
a. Zo ja, hoe zit dit in elkaar?
2. Welke elementen moet een stappenplan bevatten?
3. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
4. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Culturele en religieuze vraagstukken
Begrip tonen voor de andere cultuur of religie
1. Wat versta je hieronder?
2. Hoe pak je dit aan in de praktijk?
3. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
4. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Heb aandacht voor individuele verschillen
1. Wat versta je hieronder?
2. Hoe pak je dit aan in de praktijk?
3. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
4. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Probeer een zicht te krijgen op taboes die in een bepaalde cultuur of religie heersen
1. Wat versta je hieronder?
2. Hoe pak je dit aan in de praktijk?
3. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
4. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Verantwoordelijkheden
Gezonde seksuele opvoeding en ontwikkeling stimuleren.
1. Wat versta jij hieronder?
2. Wat zijn sterktes / zwaktes die jij in de praktijk ziet bij jezelf?
3. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
4. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Op tijd ingrijpen: de niet-optimale seksuele ontwikkeling op fysiek en emotioneel vlak
signaleren met de nodige aandacht voor de risicofactoren die eventueel aanwezig zijn.
Indien nodig moeten er interventies opgezet worden of moet de jongere doorverwezen
worden.
1. Wat versta jij hieronder?
2. Hoe doe pak je dit aan in de praktijk?
3. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
4. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Bijlage 4: topiclijst experts
Inhoud
Inleiding
1. Voorstellen interviewer en bachelorproef (doel, waarom deze respondent, hoe
lang zal het duren…) . Vragen of er al vragen zijn over het interview op voorhand.
Aangeven hoe lang het ongeveer zal duren.
2. Goedkeuring vragen om op te nemen + wilt de respondent anoniem blijven?
3. Informed consent laten invullen
Interview zelf
1. Openingsvragen
2. Vragen over de organisatie
3. Houding expert
4. Opleiding – vorming
a. Overlopen competenties, verantwoordelijkheden en handvatten
i. Welke zijn aanwezig?
ii. Welke niet?
iii. Hoe kunnen de afwezige verantwoordelijkheden, competenties en
handvatten aanwezig worden gemaakt?
b. Wat mist er in het huidige aanbod qua vorming rond seksualiteit binnen
voorzieningen voor jongeren van vijftien tot achttien jaar?
c. Waar wilt men meer ondersteuning?
d. Welke elementen mogen niet ontbreken in een vorming rond seksualiteit
binnen voorzieningen? Zorgen dat je niet meteen met het begrip vorming
op de proppen komt. Te sturend
Afronden
1. Vragen of er nog bedenkingen, toevoegingen zijn.
2. Bedanken voor tijd vrij te maken en te helpen met de bachelorproef.
Topics
De organisatie (Sensoa of Informant)
1. Kan u beknopt uitleggen wat Informant / Sensoa doet?
a. Welke vormingen bestaan er?
b. Welk hulpmateriaal stellen jullie beschikbaar?
c. Wat houdt uw job in?
2. Wat is volgens u het belang van het thema seksualiteit binnen de bijzondere
jeugdzorg?
a. Wordt er genoeg aandacht aan besteed?
b. Op welke manier kan men dit thema meer onder de aandacht brengen bij
voorzieningen, jongeren, begeleiders?
Verantwoordelijkheden, competenties, handvatten voor begeleiders
Deze worden overlopen uit het theoretisch kader (paragraaf 2.2):
Competenties
1. Wat zijn volgens u de belangrijkste vaardigheden die begeleiders moeten bezitten
om tot een correcte basishouding te komen t.o.v. seksualiteit?
2. Kan u deze specificeren?
3. Hoe kunnen begeleiders deze vaardigheden ontwikkelen of verscherpen?
4. Welke competenties zouden zeker in een vorming moeten zitten?
a. Hoe zouden deze in een vorming aan bod kunnen komen?
We bespreken nu enkele competenties die volgens de JGZ-richtlijn belangrijk zijn in de
omgang met seksualiteit binnen de jeugdzorg. Ik zou graag weten hoe u deze
competenties ziet (ik geef een algemene beschrijving, u vertelt wat u hieronder
verstaat), wat het belang er van is en hoe begeleiders deze volgens u kunnen
ontwikkelen of bijschaven. Hiernaast zou ik graag weten of u de competenties zou
opnemen in een vorming, en zo ja: hoe zou u deze laten voorkomen in een vorming?
Kennis van de seksuele ontwikkeling
1. Wat verstaat u hieronder?
2. Wat is het belang van dit aspect binnen het thema ‘seksualiteit in de bijzondere
jeugdzorg’?
3. Hoe kan je deze kennis ontwikkelen of bijschaven?
a. Bv. welke organisaties zijn er om begeleiders hierin te helpen?
4. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar? Hoe?
Een laagdrempelige houding kunnen aannemen
1. Wat verstaat u hieronder?
2. Wat is het belang van dit aspect binnen het thema ‘seksualiteit in de bijzondere
jeugdzorg’?
3. Hoe kan je deze kennis ontwikkelen of bijschaven?
a. Bv. welke organisaties zijn er om begeleiders hierin te helpen?
4. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
5. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Seksueel gedrag kunnen duiden
1. Wat verstaat u hieronder?
2. Wat is het belang van dit aspect binnen het thema ‘seksualiteit in de bijzondere
jeugdzorg’?
3. Hoe kan je deze kennis ontwikkelen of bijschaven?
a. Bv. welke organisaties zijn er om begeleiders hierin te helpen?
4. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
5. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Bewust zijn van eigen waarden en normen en die van de ander
1. Wat verstaat u hieronder?
2. Wat is het belang van dit aspect binnen het thema ‘seksualiteit in de bijzondere
jeugdzorg’?
3. Hoe kan je deze kennis ontwikkelen of bijschaven?
a. Bv. welke organisaties zijn er om begeleiders hierin te helpen?
4. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
5. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Kunnen omgaan met diversiteit
1. Wat verstaat u hieronder?
2. Wat is het belang van dit aspect binnen het thema ‘seksualiteit in de bijzondere
jeugdzorg’?
3. Hoe kan je deze kennis ontwikkelen of bijschaven?
a. Bv. welke organisaties zijn er om begeleiders hierin te helpen?
4. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
5. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Handvatten: praktische tips volgens de experts
Veelvoorkomende vragen van jongeren
1. Welke vragen betreffende het thema seksualiteit worden het vaakst gesteld door
jongeren?
2. Hoe kunnen begeleiders zich voorbereiden op deze vragen?
3. Hoe kunnen begeleiders reageren op persoonlijke vragen (bv. Wanneer had je
voor de eerste keer seks?)
4. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
5. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Hoe zorg je ervoor dat jongeren met je willen praten over seksualiteit?
1. Open houding
a. Wat versta je hieronder?
b. Hoe kunnen begeleiders dit het beste aanpakken in de praktijk?
c. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen
voor jongeren van vijftien tot achttien jaar?
d. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
2. Initiatief nemen in gesprekken betreffende seksualiteit
a. Wat versta je hieronder?
b. Hoe kunnen begeleiders dit aanpakken in de praktijk?
c. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen
voor jongeren van vijftien tot achttien jaar?
d. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
3. Privacy van de jongere respecteren
a. Wat versta je hieronder?
i. Wat deel je wel of niet met het team?
ii. Wat deel je wel of niet met de ouders?
b. Hoe kunnen begeleiders dit aanpakken in de praktijk?
i. Hoe kan je duidelijk maken aan de jongere dat niet alles wat hij
zegt een geheim zal blijven?
ii. Hoe kan je er voor zorgen dat de jongere toch nog met je wilt
praten over seksualiteit?
c. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen
voor jongeren van vijftien tot achttien jaar?
d. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
4. Jongeren op hun gemak stellen
a. Wat versta je hieronder?
b. Hoe kunnen begeleiders dit aanpakken in de praktijk?
c. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen
voor jongeren van vijftien tot achttien jaar?
d. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
5. Hulpmateriaal
a. Wat is het belang van het gebruik van hulpmateriaal in gesprekken
betreffende seksualiteit?
b. Welk hulpmateriaal bestaat er allemaal betreffende seksualiteit in de
jeugdzorg?
c. Welk hulpmateriaal heeft Informant ter beschikking?
d. Hoe kan dit gebruikt worden?
e. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen
voor jongeren van vijftien tot achttien jaar? Hoe?
Moeilijke onderwerpen
Begeleiders geven aan dat ze het soms moeilijk vinden over bepaalde dingen te praten
met jongeren (homoseksualiteit, op late leeftijd nog maagd zijn…).
1. Zijn er volgens jou nog andere onderwerpen die als moeilijk worden gezien?
Welke?
2. Hoe pakken begeleiders deze onderwerpen het best aan?
a. Hoe begin je aan zo’n gesprek?
b. Hoe rond je zo’n gesprek af?
c. Hoe zorg je ervoor dat het gesprek comfortabel aanvoelt voor de
begeleider en de jongere?
3. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
4. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Wanneer jongeren begeleiding nodig hebben
Sommige voorzieningen hebben een stappenplan om om te gaan met seksualiteit bij
jongeren.
1. Welke elementen zou zo’n een stappenplan volgens u moeten bevatten?
2. Wat
zijn
de
voordelen
Wat zijn de nadelen van een stappenplan?
van
een
stappenplan?
3. Is een stappenplan betreffende seksualiteit binnen de voorziening volgens u
gepast?
4. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
5. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Cultuur en religie
Begrip tonen voor de andere cultuur of religie
1. Wat is de link tussen cultuur / religie en seksualiteit?
2. Hoe kunnen begeleiders hiermee te maken krijgen?
3. Zijn er organisaties/hulpmiddelen waar begeleiders terecht kunnen indien ze hier
moeilijkheden mee ondervinden?
4. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
5. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Heb aandacht voor individuele verschillen
1. Wat versta je hieronder?
2. Op welk vlak kan de kijk op seksuele opvoeding verschillen tussen individuen?
a. Welke elementen kunnen anders zijn bij verschillende personen?
3. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
4. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Probeer een zicht te krijgen op taboes die in een bepaalde cultuur of religie heersen
1. Hoe kunnen begeleiders taboes bespreekbaar maken?
2. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
3. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Verantwoordelijkheden: indien dit door het interview nog niet aan bod is
gekomen bevragen.
Gezonde seksuele opvoeding en ontwikkeling stimuleren.
1. Wat versta jij hieronder?
2. Hoe kunnen begeleiders dit aanpakken?
3. Zijn er valkuilen voor begeleiders betreffende deze verantwoordelijkheid?
Op tijd ingrijpen: de niet-optimale seksuele ontwikkeling op fysiek en emotioneel vlak
signaleren met de nodige aandacht voor de risicofactoren die eventueel aanwezig zijn.
Indien nodig moeten er interventies opgezet worden of moet de jongere doorverwezen
worden.
1. Wat verstaat u onder een ‘niet-optimale seksuele ontwikkeling’?
2. Hoe kan men dit herkennen?
3. Hoe kunnen begeleiders dit aanpakken in de praktijk?
4. Moet dit aan bod komen in een vorming over seksualiteit in voorzieningen voor
jongeren van vijftien tot achttien jaar?
5. Hoe kan dit aspect opgenomen worden in een vorming over seksualiteit?
Bijlage 5: interview met Annelies Mincke van Informant
Wij zijn jongerenbegeleiding Informant. Dat bestaat eigenlijk uit 2 luiken, dus ge hebt
enerzijds jongerenbegeleiding.
Ja.
Zo is de vzw ook ontstaan als een koepelwerking in de jeugdhulp. Voornamelijk
bijzondere jeugdzorg. Dus wij vertegenwoordigen organisaties die lid zijn van ons naar
de overheid toe.
Ja.
Zoals voornamelijk bijzondere jeugdzorg. Een veertigtal organisaties zijn lid van ons. En
wij brengen die ook samen in allerlei overlegroepen. Ons directies brengen we samen,
ons pedagogische coördinatoren, ons thuisbegeleiders. Om het rond allerlei
pedagogische, beleidsmatige thema’s te hebben. Over managementthema’s eum. Dus wij
ondersteunen die ook inhoudelijk rond allerlei thema’s. Dan hebbe we nog Informant en
dat is onze vormingsdienst. Eum… Waar dat we ja vorming geven aan directies,
hulpverleners, in de brede jeugdhulp en ook aan onderwijs. Dus dat gaat ook over allerlei
pedagogische
dingen
maar
ook
managementthema’s.
En
zowel
vanuit
jongerenbegeleiding als vanuit Informant komen we in aanraking met Cachet. Dus ja
Cachet doet cliëntvertegenwoordiging, we zitten vaak samen rond tafel. Wij vanuit
organisaties, zij vanuit de cliënt. En dan vanuit Informant hebben we nu sinds kort met
Kris afgesproken dat we een aantal vormingen samen gaan geven.
Ah ja, dat is wel tof…
Zoals participatieve basishouding, dat zij een insteek doen en mijn collega is er ook veel
mee bezig. Dus eum… En dan ikzelf dus heb een viertal jaar geleden dan bij Sensoa de
trainer of training gevolgd rond het vlaggensysteem rond seksualiteit en beleid, en dus
sindsdien ben ekik vanuit onze vormingsdienst freelancer voor hen, voor de bijzondere
jeugdzorg. Dus bijna alle vragen die komen vanuit bijzondere jeugdzorg komen bij mij
terecht.
Ah ja oke, daarmee dat ze mij ook waarschijnlijk direct naar u gestuurd hebben.
Awel ja ik ben nu benieuwd wat de vragen gaan zijn, ik hoop dat ik ewa ga kunnen
antwoorden.
Oke maar mag ik u eerst vragen om dit, dat is zo’n geïnformeerde toestemming
te lezen en te ondertekenen als ge akkoord zijt. Dat is gewoon dat ge op de
hoogte zijt van, ja, dat ge deelneemt aan een onderzoek eigenlijk.
Voila.
Dankuwel. Dus ja ik had al, ik ben dus Laura en ik had daarnet al gezegd wat
dat ik studeerde. Eum en ik kom naar u als expert dan om ook een paar
vraagjes te stellen. Eum… Dus ja mijn eerste vragen waren eigenlijk een beetje
uitleggen wat Informant doet maar dat hebt ge net al gedaan. Eum dus ik zal
overgaan naar de volgende vraag. En dat is, alez het zijn vrij algemene vragen
dus het kan zijn dat ge vrij lange antwoorden gaat kunnen geven maar dat is de
bedoeling dus dat is niet erg. Eum… Dus wat is volgens u het belang van het
thema seksualiteit binnen de bijzondere jeugdzorg?
Dat is inderdaad een zeer open vraag. Eum… Het belang goh ja het is belangrijk… Wat
dat kik vaak in onze voorzieningen hoor eum als het dan gaat over residentiele
voorzieningen vooral eh want daar is dat vaak nog extra belangrijk. Ook binnen
gezinnen, binnen contextbegeleiding he. Ma ge merkt dat vaak ook eum begeleiders,
zeker de oudere begeleiders staan er niet altijd bij stil dat jongeren een seksuele
ontwikkeling doormaken en dat ze daar iets rond moeten doen of dat ze tenminste
jongeren kansen moeten geven in de periode dat ze daar blijven want ulder seksuele
ontwikkeling stopt niet opt moment dat ze binnenkomt en gaat niet plots weer verder
gaan op het moment dat ze uit de voorziening gaan. En zeker omdat alez, in de
bijzondere jeugdzorg hebde toch heel veel
kinderen met een trauma, vaak ook
gerelateerd aan seksueel grensoverschrijdend gedrag. Dus daarom is het in diene sector
nog extra belangrijk om der alert voor te zijn eum, een beleid te hebben en met jongeren
ook actief rond dat thema eum… in gesprek te gaan.
Ja.
Wacht en u vraag was, waarom is dat een belangrijk thema?
Ja.
Awel ja, zeker ja in residenties die kinderen wonen daar he
Ja.
Ze zitten daar met zoveel samen, ze hebben daar veel controle en toezicht terwijl dat
kinderen die thuis wonen… Allee in mijn vorming geef kik vaak ‘t voorbeeld van mijn
eigen leven, van ja als er een vriendinneke kwam spelen dan wast van wij gaan naar ons
kamer en wij gingen naar ons kamer en ge kon gij daar doen wat dat ge wilt. In de
bijzondere jeugdzorg moogde bezoek ontvangen al dan niet..
Ge moet de deur open laten staan en zo van die dingen…
Ja of de toiletten moeten soms open blijven om te plassen zelf. Allee, eum… Ja der is
zoveel toezicht en ze zijn zo beperkt soms in hetgeen dat ze kunnen doen binnen de
veilige omgeving van een leefgroep he, waardoor dat ik denk dat voor die jongeren ook
veel situaties zich gaan verplaatsen naar locaties waar dat dan minder goed is he… of ge
hoort vaak in onze organisaties voorbeelden van dat ze dan aant foefelen waren achter
de fietsenstalling van ’t school
Ja
of in de toiletten, maar ja als zij niemand mogen ontvangen op hun kamer
ja
of ja waar moeten ze het dan gaan doen he?
Ja
Dus ja, ’t is belangrijk ja kvind het belangrijk in eerste instantie dat organisaties zich
bewust zijn van ge moet daar iets mee doen, dat is uw verantwoordelijkheid ook.
Ja, oke. En eum vind u dan dat er genoeg aandacht aan wordt besteed binnen
de voorzieningen of…
Goh ja, ge hebt verschillen he. Eu ge hebt organisaties die daar al jaren echt wel bewust
mee bezig zijn.
Ja.
Maar ge ziet de laatste tijd dus de zorginspectie heeft daar dit jaar op geïnspecteerd.
Maar dat wist ge waarschijnlijk wel al of nog niet.
Nee nog niet.
Awel dus minister Vandeurzen heeft hem een paar jaar geleden sterk achter dat
raamwerk seksualiteit en beleid gezet eh, dat kende veronderstel ik wel. Hij heeft em
daar vree sterk aangezet. En ook naar aanleiding van heel wat incidenten binnen de
jeugdzorg rond grensoverschrijdend gedrag heeft hij gezegd van kijk de zorginspectie
komt om de zoveel jaren inspecteren binnen voorzieningen en nu was een specifiek
thema waar men rond kwam eu, inspecteren de procedure grensoverschrijdend gedrag.
Dus dat was al eum… Maar dat is wel nen insteek geweest voor veel organisaties en we
hebben dan ook met de koepels hebben we een aantal studiedagen gegeven en we
hebben ook Sensoa laten komen en we hebben dat wat proberen kaderen binnen een
ruimer beleid want ge kunt wel een procedure grensoverschrijdend gedrag hebben maar
dat is vree… allee dat zit op dat reactieniveau maar dat moet ook op kwaliteit en
preventie dingen doen. En dat heeft bij organisaties wel wat stimulans gecreëerd want in
de laatste 2 jaar ben ik eigenlijk naar heel veel voorzieningen moeten gaan voor ofwel
het vlaggensysteem te geven ofwel om procesbegeleidingen te gaan doen voor het
uitwerken van een seksualiteitsbeleid. Dus ik vind wel de laatste 2 jaar dat veel meer
organisaties er wel bewuster mee bezig zijn en ook heel veel methodieken
Ja
in huis halen voor jonge kinderen en voor pubers om daarmee in gesprek te gaan
individueel en in groep en eum maar wat dat kik wel vaak zie is het hangt ook vaak af
van individuele begeleiders he. Ge komt soms in teams terecht, dat hangt ook al af van
organisatie tot organisatie maar ik ben al een paar keer naar zo ne werkgroep
seksualiteit moeten gaan en dan komen we de eerste keer samen, ze weten eigenlijk half
wat dat de bedoeling is en dan vragen ze mij direct om het vlaggensysteem te komen
uitleggen. Maar ge hebt dan vaak mensen die verplicht worden om in zo ne werkgroep te
komen zitten, wat dat al niet goed is en ge hebt wel en vaak zijn dat wel, ‘t is niet altijd
zo ze, maar awel ‘t heeft eigenlijk ook met leeftijd te maken. Maar ge hebt soms
mensen, hulpverleners die dat daar moeilijk mee hebben met de prentjes van het
vlaggensysteem he. Ik start altijd met dat prentje van die 2 jongens van 14 die elkaars
penis laten zien. Ge hebt dan mens. Hulpverleners die het daar al heel moeilijk mee
hebben dat dat een groene vlag kan zijn. Eum en dan ik hoor ook veel van begeleiders
waar ik geweest ben van ja dat vlaggensysteem dat is een goed systeem maar we
merken dat een aantal collega’s daar niet achter staan en niet naar jongeren toe de just..
de juiste houding hanteren. Dus of die direct in paniek schieten of zeggen van wat zijde
gij
hier
aan
‘t
doen
terwijl
dat
het
wel
een
oke
situatie
zou
kunnen
zijn.
Oke.
Dus daar is er veel werk aan nog.
En dan eu, de volgende vraag was op welke manier dat ge dat thema meer
onder, onder de aandacht zou kunnen gebracht worden bij voorzieningen.
Ik wil eigenlijk over dat vorige nog iets zeggen… dat ik dacht van..
Ja doe maar.
Interessant voor Cachet maar ik ben het nu kwijt. Eum.. oh ik ga er misschien nog
opkomen maar ik dacht van ou dat is misschien nog goed om dat tegen Cachet te
zeggen. Ouh dju dju dju… Wacht ze wat wast. Dus ik heb verteld over die begeleiders…
Eum ah ja nee nee ja ‘t is iets anders. En wat dat ge ook, alez Sensoa zegt dat ook, Erika
van Sensoa heeft dat ook al een paar keer gezegd van eu dat men denkt dat er wel veel
in andere landen hebben ze daar al onderzoek naar gedaan. Dat er veel hulpverleners
zelf ook een trauma hebben dat vaak gelinkt is aan seksueel grensoverschrijdend gedrag,
want ik heb al een aantal keer van die mensen die dan negatief reageren dat er nadien in
een gesprek er wel naar uitkomen, er wel naar boven komt van ik heb dat daar
persoonlijk vree moeilijk mee door hetgeen wat ik daar meegemaakt heb. Dus ik denk,
dat is misschien ne keer interessant om ne keer te onderzoeken van hoe zit dat hier in
Vlaanderen op dat vlak.
Eum ja en dan dus er wordt moment allee er is momenteel dus meer aandacht
naartoe aan ‘t gaan eigenlijk. de laatste jaren…
Ja en dat is dus voornamelijk door dat zorginspectie kwam dat organisaties dat wat
opentrekken.
Oke ja, eum hebt ge enig idee op welke manier dat dat thema nog meer onder
de aandacht kan gebracht worden of… Eum
En hoe…
Zo bij ja bij bijvoorbeeld want ge zei daarnet van er zijn bepaalde voorzieningen
dat er fel mee bezig zijn, dat beseffen dat het belangrijk is. Maar er zijn
waarschijnlijk ook nog , allee veronderstel ik dan , een aantal voorzieningen dat
er niet echt mee bezig zijn.
Ja dat kan wel, hoewel we denken dat in de bijzondere jeugdzorg er ondertussen toch
echt wel heel veel organisaties toch minstens het vlaggensysteem kennen. En ik zou ne
keer willen weten dat zou wel nog ne keer interessant zijn om te weten eum… Ja want
ze moesten ook voor zorginspectie moesten ze ook ne visietekst hebben rond
seksualiteit. Dus daardoor ja, ze moeten alleszins allemaal al ne visietekst hebben, een
protocol.
Er al ne keer over nagedacht hebben.
Ja overschrijdend gedrag maar dan de vraag is ge kunt gij dan wel ne visietekst hebben
en een protocol maar hebde daar ook een beleid rond, dat is de vraag he.
En wordt het toegepast…
Ja wordt er ook effectief iets mee gedaan of is het, zijn ‘t letters op papier.
Ok.
Om dat een beetje meer in de aandacht te brengen nog. Eum… Wat dat er daarvoor zou
kunnen gebeuren.
ja.
Ja ik denk dat Sensoa wel nog wat meer eum reclame zou kunnen maken. Maar reclame
is zo’n slecht woord. En ik denk dat het wel interessant zou zijn want ik had onlangs Kris
gezien en zij hebben zo een praktijkboek rond seksualiteit iets geschreven over hoe dat
jongeren dat ervaren maar ik had dat nog niet gelezen, en ik denk dat dat wel een
interessante aanvulling zou zijn eum. Of dat wel want ik kom ook soms in voorzieningen
waar men dan zegt van ja kijk wij hebben hier ne grote bokaal condooms op de
livingtafel staan. Ja ofwel is ‘t binnen een dag leeg, omdat er gasten ze verkopen op
school. Dat hoor ik regelmatig. Of ze doen daar dan vanalles nog mee . En dan vragen ze
van ja wat moeten we daarmee doen? Ik zeg van ja ik vind het nog altijd beter dat er
ene staat en dat ze dan tenminste weten wat dan ne condoom is ook al doen ze er wat
onnozel mee. Ja natuurlijk dat kost wel wat aan de voorziening he. Ik zeg dan altijd ja
gaat daarover met uw gasten in gesprek he. Bekijkt dan alez ja het gaat over pubers.
Dan heb ik zoiets van ja, ge gaat dan merken. Maar ik denk dat dat wel interessant zou
zijn om dan vanuit Cachet meer ook diene insteek te krijgen van hoe was dat bij ons in
de voorziening, alez wat ze eigenlijk ook rond andere thema’s doen.
De ervaringen eigenlijk
Ja dat ze dan eigenlijk de ervaringen daar rond delen. Ik denk dat dat wel een
interessante allee ik denk dat Cachet ik zou niet met. Dat is ulder kracht he, en ik denk
dat dat interessant zou zijn om te kunnen vermengen of samen te voegen met alle
vormingen en educatief materiaal dat er al bestaat. Eum want ik denk dat het moeilijk
gaat zijn voor Cachet om met iets nieuws te komen. Ik denk dat ze zich wat moeten
positioneren t.a.v. wat is er allemaal en hoe kunnen wij ons ervaringen daaraan linken.
Ok. Eum. En dan heb ik dus ook, zoals ik daarnet zei had ik al een theoretisch
kader gemaakt en daarin had ik het vooral gehad over, allee ik heb dan ook
literatuur opgezocht. Vooral bij Sensoa, ik ben ook langs geweest eum en daar
heb ik dan zo opgezocht bv. welke vaardigheden een begeleider zou moeten
bezitten om een goeie basishouding te hebben t.o.v. seksualiteit in de
bijzondere jeugdzorg. Dus ik heb er zelf al een paar opgezocht maar ik ga het
efkes aan u vragen wat dat gij denkt wat ook de belangrijkste vaardigheden zijn
die begeleiders zouden moeten hebben om goed te kunnen omgaan met
seksualiteit binnen hun leefgroep.
Bwa ik denk in eerste instantie dat de eigenschappen participatieve basishouding wat is ‘t
openheid, authenticiteit, ja wat valt er daar allemaal onder, discreet zijn. Dat dat sowieso
geldt voor alles maar eum… Ik denk voor veel begeleiders ja ge moet ook echt wel
kennis hebben natuurlijk van hoe ziet een seksuele ontwikkeling er een beetje uit en hoe
ga ik daarover in gesprek met jongeren he. Allee ik vind daarin het vlaggensysteem
belangrijk, dat ge 1 kunt inschatten hoe
Is het problematisch of niet
Ja en hoe is de situatie of niet en ten tweede ook hoe ga ik erover in gesprek met
jongeren en ga ik daar pedagogisch op reageren en dat begint altijd met luisteren van
wat is er gebeurd, was het oke voor u, was het niet oke. Allee dat is een zeer open
houding en luisteren en op basis daarvan niet beoordelend gaan zeggen van wat is er
gebeurd in die situatie en wat is er oke en wat kunt ge eventueel anders aanpakken.
Daar om vind ekik dat pedagogisch reactiekader van allee ik weet niet of ge het nieuwste
al gezien hebt van ‘Buiten de lijnen’? Er is een nieuwe publicatie van Sensoa.
En van wanneer is die misschien?
Goh wanneer is die uitgekomen, in april?
Ah ja dan zal ik die wel al gezien hebben.
Hebt ge die al gezien?
Ja ik heb vooral de ja in de les heb ik al veel dinges daarover gezien maar zo
echt het pakket zoals het hier is heb ik nog niet…
Ja dus het vlaggensysteem is nog altijd hetzelfde, maar ze hebben meer kadering
gegeven voor jongeren met bijzondere behoeften. Het gaat vooral over jongeren uit
andere culturen of met gendervragen. En n.a.v. dat boek hebben ze ook het pedagogisch
reactiekader van Sensoa hebben ze ook, allee ik werk er nu ook al een tijdje mee. Maar
hebben ze veel meer uitgewerkt. En het is echt, allee tis echt wel en hulpverleners
vinden dat ook een vree handig kader om mee in gesprek te gaan.
Het is een goede richtlijn.
Het is niet alleen om in gesprek te gaan met kinderen en jongeren en met gezinnen over
dat thema, gewoon algemeen van vragen wat is er gebeurd, hoe voelt ge u daarbij, hoe
hebde gij gereageerd, hoe heeft de andere gereageerd. Allee ja het is eigenlijk iets vree
logisch maar ik verschiet ervan hoe dat hulpverleners het soms zo moeilijk hebben. Alez
ja natuurlijk ook de context van voorzieningen, alle een vriendin van mij staat in ne
leefgroep, een verticale van 0 tot 18 en die is daar int weekend soms met 9 gasten.
Alleen?
Begint maar ne keer met dan tijd te maken voor dit. Dus dat is wel een interessant boek
ze.
Eum ja oke.
Ik weet niet of je daarmee een antwoord hebt op je vraag.
Ja ja ja ja ja. Eum, en dan ja, dus die competenties enzo dat hebt ge nu al
gezegd en dan is mijn vraag of dat u enig idee heeft hoe de begeleiders die
vaardigheden dan kunnen ontwikkelen of als ze het al een beetje eigen hebben
gemaakt hoe dat ze dat verder kunnen verscherpen. En dan veronderstel ik dat
eu… dat vlaggensysteem en dit wel eum…
Ja ze noemen dat doorontwikkeling. Dat is wel nog, ma ja, hiermee gaan ze ook meer
kennis krijgen over bv jongeren met trauma of jongeren met een beperking, met een
disharmonisch ontwikkelingsprofiel, wat dat je ook in de bijzondere jeugdzorg hebt van
wat betekent dat voor de seksuele ontwikkeling maar in se, ze kunnen dat dan wel
kennen en weten maar ze gaan er zich ook naar moeten gedragen natuurlijk he. En dat
is nog altijd, ik denk dat daar bij sommige begeleiders wel wat werk aan is. Alez niet bij
het merendeel, dat niet. Maar hier en daar heb je zo ewa enkelingen in een team en ja
die kunnen wel den boel wat verstoren omdat net de bedoeling is van het
vlaggensysteem om duidelijkheid te geven aan jongeren van wat is oke en wat is niet
oke en dat jongeren gecoacht worden maar als er dan toch iemand voornamelijk vanuit
zijn gevoel alles gaat beginnen afkeuren ja, blijft het onduidelijk natuurlijk he. Eum en
wat dat ik op zich nu wel naar aanleiding van u vraag vind ik dat wel interessant om daar
zo wat mee die participatieve basishouding aan te linken. Dat is eigenlijk iets alez, dat is
iets dat wij binnen ons vormingen dat we hier geven, alez we hebben heel veel
freelancers die heel veel vormingen geven en dat is wel een van ons vereisten ook, dat
dat een van de kaders is waar dat ze ook wel vanuit vertrekken.
Ja.
Maar we doen dat niet altijd even bewust maar nu dat ik eraan denk van ja, dat is
eigenlijk wel iets wat dat daar sterk aan gelinkt is ook.
Ne rode draad eigenlijk.
En dat kan misschien wel een aanvulling zijn.
Ja. Oke en dan ga ik nu efkes de dingen overlopen dat ik dus zelf in de literatuur
had gevonden en een beetje uw mening daarover vragen. Het eerste was de
kennis over seksuele ontwikkeling, dus ja dat begeleiders weten wat er
wanneer gebeurt in de seksuele ontwikkeling bij jongeren. Eum, dus ja ik weet
niet of daar nog iets over…
Ah ja nee ja… Ik kan daar zelf ook over aangehaald he. Dus ja dat is maar logisch he.
Ja als ge dat niet weet dan gaat het moeilijk worden.
Ook om jongeren te kunnen coachen he, en om jongeren de juiste richting wat te kunnen
uitwijzen.
En ook om te weten natuurlijk van wat er wanneer normaal…
Awel ja zeker ook dat, want ergens, allee, als ge naar de normatieve lijst kijkt, mensen
verschieten wel van…
Ja soms denkt ge wel van…
Alez is dat nu een groene vlag.
Eum en dan de tweede was een laagdrempelige, open houding kunnen
aannemen eigenlijk. En daarbij had ik de vraag zo van ja wat verstaat ge
daaronder en hoe zouden begeleiders dat ja… Hoe kunnen ze dat doen .
Ja, dat is dat zijn, dat is, dat zou eigenlijk een talent moeten zijn dat alle begeleiders
hebben he. Hoe kunde dat doen… Ik denk dat ge daarvoor uzelf goed moet kennen en ik
denk dat er heel wat begeleiders zijn in de bijzondere jeugdzorg die daar heel goed in
zijn maar ik denk dat er ook veel zijn die dat niet kunnen.
Ja.
En dan vraag ik mij af of dat ge dat kunt leren al dan niet. Dat is uw hou… Alez dat is uw
persoon dat ge een beetje, dat ge inzet in uw begeleiding ook he.
Ja dat is waar.
Maar ik denk dat ge mensen daar wel kunt op trainen maar ja dat is een beetje hoe dat
ge kijkt naar begeleiden van kinderen en jongeren he.
Ja en ook hoe dat ge zelf natuurlijk al zijt. Ja.
En wat dat u begeleidershouding is. Zijt gij meer autoritair of participatief of zitte gij
daartussen, ze moeten het zichzelf ook. Ze zouden er zichzelf ook bewust van moeten
zijn van welke begeleidershouding neem ik meestal aan en is dat toegankelijk voor
jongeren al dan niet he. Ik denk dat dat wel iets interessant kan zijn om in een proces. Ik
heb dat wel al met een aantal begeleiders individuele gesprekken gedaan, gaan kijken
van waarom hebde gij daar problemen mee om dat gesprek aan te gaan rond dat. En
dan komt het daar vaak op neer he van, dat ze dat soms ook niet als hun taak zien of
dat ze gewoon een bepaalde positie hebben ten aanzien van kinderen waardoor dat ze ja,
weinig open in gesprek gaan. Ja.
Oke. Eum, en dan het volgende was seksueel gedrag kunnen duiden dus ja
kunnen plaatsen. Eum daarbij heb ik dan ook vooral dat vlaggensysteem in mijn
achterhoofd van eum, ja daar denk ik niet dat, alez, tenzij dat gij daar nog iets
over kwijt wilt maar…
Nee ik zeg het dat vlaggensysteem, je moet echt niet ver gaan zoeken. Dat is echt wel
het instrument, de methodiek om daar seksueel gedrag, om dat te kunnen inschatten en
op te reageren. Kheb nu wel al redelijk wat dingen zien passeren maar ge hebt niets
zoals het vlaggensysteem eigenlijk.
Ja, dat is ook super uitgebreid natuurlijk.
Ja. En toch zeer simpel en zeer gebruiksvriendelijk.
Ja.
Dus eu.
Ja, dat is waar. Eum en dan de volgende was bewust zijn van uw eigen waarden
maar ook van die van het kind of de jongere waarmee dat ge, ja in begeleiding
zijt eigenlijk. Eum.
Ja, en dat is ook iets dat het vlaggensysteem, daar beginnen we mee he. Kweet niet of
dat ge al ne keer een vorming hebt meegemaakt rond het vlaggensysteem?
Nee nog niet.
Dat zou wel ne keer interessant zijn om dat ne keer te kunnen meemaken. Eum, daar
beginnen we mee he. We laten, ik begin altijd eerst met een situatie van eh, bv die 2
jongens, eh en stel ge doet hun kamer open en ge ziet daar die 2 gasten staan. Wat
voelde en hoe gaat ge reageren? Ja en dan ziede dat iedereen eum.
Iets anders zegt.
Iets anders gaat doen he, of soms krijg je zo van diene typische hulpverlenerspraat maar
dan tonen we nog een aantal prentjes en dan moeten ze gewoon individueel opschrijven
van kijk welke vlag zou kik hier nu vanuit mijne buik opplakken, een groene, een gele,
een rode of een zwarte en dan overlopen we de prentjes zeggen wat heb je hier
opgeplakt en dan gaat dat soms van een groen tot zwart bij een prentje. Dus vandaaruit
ziet nen begeleider van oei, en waarom hebde gij daar een groene opgeplakt en gij een
zwarte en dan zie je dat mensen daar anders naar kijken vanuit hun eigen
referentiekader. Dan geven we ze het vlaggensysteem, leggen we de criteria uit en dan
laten we ze opnieuw doen en dan ja, zie je dat je
Meer overeen komt.
Tot gelijke vlaggen komt he, of soms een beetje verschillend maar dat is geen ramp. Dus
ja.
Ja. Oke eum.
Ik ben hier precies zo een promopraatje voor het vlaggensysteem aan het houden maar
ja ik vind echt, het is echt. En die vormingen zijn ook echt vree goed opgebouwd.
En die vormingen zijn ook vanuit Sensoa of?
Ja iedereen pakt het een beetje anders aan maar ja zij geven de input he.
Ja en dan de laatste competentie is kunnen omgaan met diversiteit, en ja mijn
eindwerk is ook vooral omdat ik met Cachet ook samenwerk, vooral gericht op
Brussel. En aangezien ook in de voorzieningen in Brussel zijn er veel culturen
ook. Ik heb zelf ook stage gedaan dit jaar in Anderlecht in de Kom-Aid, ik weet
niet of ge dat…
Ah ja van Tonuso.
Ja. Eum daar was dat, daar zitten kinderen en jongeren van overal. Ik kan mij
inbeelden dat het soms moeilijk is om eum. Als ge dan bijvoorbeeld jongeren
hebt die islamitisch zijn bijvoorbeeld, dat is toch al iets anders dan jongeren die
atheïstisch zijn bijvoorbeeld om daar mee om te gaan.
Ja, dat is een vraag die we veel krijgen eigenlijk in ’t Gentse, eum, ook wel qua
voorzieningen. Ja, daar in het vlaggensysteem heeft hier ook rond cultuur een aantal
zaken toegevoegd, maar ja ge merkt dat gaat, daar zijn een aantal situaties gelijk bv. ja
meisjes eum moslimmeisjes denk ik, die geen eum… Die alleen maar anale seks hebben.
Omdat ze, omdat ze hun maagdenvlies niet zou gebroken zijn. Maar daar is er wel nog
een beetje, daar is er wel nog ewa meer nood aan om dat wat te gaan uitwerken van hoe
ga je daar in zo’n diverse groepen mee aan de slag en ook hoe kunde ouders daarin een
plaats geven he.
Ja.
En hoe kunde ouders wat meenemen in… ja in…
In dat verhaal.
Ja en in de maatschappij ook waar dat hun kinderen hier gaan opgroeien. Eum en wat op
zoek gaan samen en eum ne middenweg. Maar dat is echt wel nog een beetje nood aan.
Maar ik ga in september langs bij Sensoa om het daar ne keer over te hebben.
Oke, en eum, ja hoe zou gij dan zo, als er nu een begeleider naar u komt met die
vraag van ja ik heb nu een jongere van een andere religie in mijn groep en daar
is, ja , ik merk dat er iets mee scheelt op vlak van, allee iets mee scheelt, dat
die met iets zit op vlak van seksualiteit. Maar ik weet niet ah ja, hij wilt er niet
over praten of ik weet niet zo goed hoe dat ik dat moet aanpakken. Wat zou uw
advies dan zijn om…?
Goh ja, eum als het gaat over een bepaalde… Als het zou gaan over die religie. Religie is
wel belangrijk om te weten vind ik wel van hoe krijgt seksualiteit daarin plaats. En ook
hoe krijgt dat in dat gezin plaats. Alez moest kik van hen zijn, ik zou alleszins zelf ne
keer naar de OTA’s bellen, ondersteuningsteams allochtonen om te weten. Maar eu ja
natuurlijk als ne jongere niet met u daar wilt over praten.
Ja of ja…
Dan zou ik wel nog ne keer zeggen of misschien nen andere begeleider die hem
misschien ne keer moet aanspreken. Dan eum… Ja daarom is het vind ik belangrijk dat
organisaties voldoende ook gewoon methodieken in huis hebben om binnen het
kwaliteitskader en binnen het preventiekader eu na te denken over eum hoe krijgt
seksualiteit hier een plaats en hoe spreken we daarover met kinderen en met jongeren
he. En ja… ja ik vind dat altijd moeilijk zo van die vragen. Alez ja, ge kent diene jongere
niet natuurlijk he. Maar ja het is te zien ook wat dat ze denken he. Heeft die vragen al
dan niet, kunde maar zeggen van kijk, ge kunt altijd bij ons terecht of we hebben hier
folderkes in huis of ge kijkt op ‘Seks enzo’ van Sensoa of als ge een vraag hebt, alez ge
kunt naar eu… Naar zoveel instanties bellen of gelijk bij ’t JAC terecht om ze dan
doorverwijzen van waar kunnen ze wel info vinden he. Maar ik denk dat het wel
belangrijk is dat zo organisaties als Tonuso wel bewust nadenken over hoe gaan we rond,
met dat thema aan de slag binnen zo een diverse, zoveel diverse groepen he. Dat is wel
een uitdaging.
Ja, dat denk ik ook.
Maar ik denk dat zij daar net veel in kunnen doen omdat zij net goed weten hoe dat dat…
wat dat seksualiteit betekent en eum ja…. Het zou wel interessant zijn om zo ne keer een
aantal organisaties zo rond tafel te brengen om daar ne keer over na te denken.
Ja, eum… oke. En dan ja, de in eum, mijn theoretisch kader had ik ook een paar,
ja zo praktische tips gevonden, ja uit boeken gehaald eigenlijk gewoon. En eum,
ik wou gewoon ne keer horen wat gij daarvan dacht. Eum dus ten eerste er zijn
vragen die meer voorkomen dan andere bij jongeren zoals bv. eum, ja qua eu
anticonceptie ofzo van die dingen, dat zijn vragen die vaak voorkomen. Maar
ook stellen jongeren vaak persoonlijke vragen aan hun begeleiders als ze het
dan hebben over seksualiteit. Eum en mijn vraag was ja hoe dat ge daarop kunt
reageren als ze zo persoonlijke vragen stellen want soms wilt ge misschien niet
echt vertellen wat dat ja… Wanneer ge voor de eerste keer seks hebt gehad of
van die dingen.
Als begeleider?
Ja, hoe dat ge daarmee om kunt gaan als… ja.
Ja. Maar dat is altijd hetgeen waar dat natuurlijk eum Cachet ook een, beetje op hamert
is dat begeleiders dat veel te weinig doen he. Alez moest ik nen begeleider zijn…
Het is geven en nemen natuurlijk.
Het is ook wel te zien denk ik in welke context dat ne jongere dat vraagt en welke
jongere dat zal zijn maar eum ik denk dat het dan een goede moment is om wel te
zeggen op welke leeftijd dat dat was en met wie dat dat was, en niet dat ge daar alle
gore details moet gaan, vertellen maar ja, ik zie niet waarom dat ge niet tegen ne
jongere, ik zeg op al mijn vormingen tegen alle, tegen iedereen op welke leeftijd dat kik
ontmaagd ben dus ja ik denk dat ik het dan ook wel bij de jongeren zou zeggen. Ja
omdat er veel ook zeggen van ‘oooh’ en zo vroeg en als ze zo bezig zijn over
ontmaagden is dat precies van ou ik was 15 en dan is dat precies van ou zo jong en dan
denk ik van ja ik was kik er toch ook goed vanaf gekomen he. En het gaat over de
situatie zelf he. Ja 15 jaar ondertussen is dat al vrij oud denk ik. Als ge hoort hoe vroeg
dat het soms gebeurt. Maar eum, ja, moest kik begeleider zijn, ik zou dat zeker, ik zou
dat zeggen.
Ja.
Niet dat ge dat daar voor heel de groep moet smijten van. Maar als ne jongere u dat
komt vragen, ja gij zijt dan op dat moment wel de persoon waar dat ze daar blijkbaar
een gesprek over willen voeren. Als ge dat laat gaan dan ja.
Dan blokt ge het ook wel af.
Ja, ik denk dat ge dat een beetje moet aanvoelen wanneer dat ge dat zegt en wanneer
niet he. En ik denk dat dat soms, alez dat is waar Cachet vaak op hamert eh van die
authenticiteit en die openheid dat is soms ver te zoeken he.
Ja inderdaad.
Ze komen ulder job doen en om 19u zijn ze weer weg. Dus ja. Ja natuurlijk ja ik denk
voor veel begeleiders is dat denk ik vree moeilijk he.
Ja.
Maar ik denk dat het al begint met gewoon te luisteren naar het verhaal en zonder een
oordeel te vellen. Ik denk dat dat al belangrijker is dan dat ge zelf over uw privéleven
vanalles gaat vertellen. maar ja, laat dan tenminste ook zien van ja ik ben ook nog jong
geweest zoals u he, ik kan mij dat nog herinneren en ik weet dat het spannend is en dat
ge daar vragen mee hebt. Alez, ik denk dat ge rustige ik denk als ge dat gewoon al kunt
zeggen dat ge al veel eu… veel kunt bereiken.
Ja. Oke. Eum, en dan ten tweede was ook hoe zorg je ervoor dat jongeren met u
willen praten over seksualiteit? En dan waren er verschillende tips om er voor…
Ah nu ben ik wel een keer benieuwd.
Om ervoor te zorgen dat jongeren met u willen praten over seksualiteit. En
eerst was weer die open houding maar daar hebben we het al over gehad dus
dat gaan we niet nog is aanhalen denk ik dan en de tweede was initiatief durven
nemen in gesprekken over seksualiteit omdat jongeren daar vaak zelf niet over
gaan…
Ja.
Beginnen.
Ja.
En dat het dan eigenlijk aan de begeleider is om ja, dat te initiëren zo een
gesprek. En dan was mijn vraag van ja, wanneer is dat dan nodig om daar zelf
eum initiatief toe te nemen.
Ja, der zijn wel wat methodieken van Sensoa al om gewoon al in groep daar het over te
hebben.
Ja.
Eum, en ook individueel maar de vraag is wanneer ga je daar nu individueel over in
gesprek gaan ja… ‘ k Vind dat… De vraag is wanneer willen jongeren dat he, alez ja.
Ja, ja inderdaad.
Dat is ne moeilijke natuurlijk he. Wat dat ook weer afhangt van jongere tot jongere.
Maar ja, ik moet zeggen, mijn moeder is ook nooit niet tegen mij begonnen over, over
seks ze. Alez ja of… Ze heeft zij mij wel wat voorlichting gegeven maar het is ook niet
dat ze zij mij gevraagd heeft van… Terwijl dat bij andere vriendinnen, of bij een aantal
wel het geval was ma… En ik vond dat nu zelf ook geen probleem. En ik denk dat ze dat
gewoon een beetje moeten zien van jongere tot jongere, alez ja, ik denk nu die IB, ik
vind dat het wel aan die persoon is om de vinger aan de pols te ouden. Alez we hebben
bv. een van ons voorzieningen heeft alleen maar meisjes van 16 tot 18, heel veel
tienerzwangerschappen. Daar is dat sowieso, anticonceptie sowieso wel…
Een thema.
Een thema. Den dag dat ze binnenkomen staat dat ook wel op den agenda van kijk,
pakte gij anticonceptie al dan niet, en hebben ze dat niet dan proberen ze dat wel zo snel
mogelijk te regelen mits akkoord natuurlijk. Maar en daar wordt dat wel van nabij
opgevolgd en gezien de tienerzwangerschap is er daar wel heel veel eu is dat wel een
thema die veel op den agenda staat. Maar ja ik denk dat het wel belangrijk is dat ge… Ja
ik heb zelf ook contextbegeleiding gedaan ja ik heb daar met een paar jongeren over
gesproken maar dat was omdat er bepaalde signalen waren dat er wel wa, dat er zaken
niet oke waren. En dat is wel jammer natuurlijk, als ge dat… Als ge dat alleen maar zo
doet. Gelijk, ge hebt zo van die leuke methodieken, die Bloosdoos, daje zo van die
kaartjes moet trekken. En ik denk dat, ik vind dat elke voorziening dat wel in huis moet
hebben en bekijken van kunnen we daar wel iets mee doen. Is dat met een groepke
meiskes, een groepke jongens of… Dat ze daar gewoon bij moeten stilstaan van we
kunnen dat duidelijk maken dat dat hier een thema is dat bespreek baar is. En dat het
belangrijk is voor een organisatie dat ge vanaf dat een jongere bij u binnenkomt, dat ge
duidelijk maakt van kijk we hebben hier een beleid rond seksualiteit, zijn er vragen? Alez
dat ge, eigenlijk moeten ze dat niet…. Ze moeten gewoon zeggen als er vragen zijn rond
iets. Je kan bij ons terecht, maar ja dan hangt het weer af van de begeleiders van uwe
leefgroep he, als ge er daar gene enkele hebt waarvan dat ge denkt van hmm… Kzou
daar graag ne keer mee kunnen babbelen. Maar dan denk ik dat het belangrijk is dat
jongeren goed geïnformeerd zijn over waar dat ze terecht kunnen met vragen.
Ja ik denk ook dan, zoals ge net zei zo de Bloosdoos en zo die dingen, das
allemaal, das gewoon leuk eigenlijk om te doen.
Ja dat wel, en ik denk dat dat voor begeleiders ook leuk is voor zo ne keer een momentje
te hebben met je gasten. Zo….
Ja dat is ook gewoon is leuk.
Ja.
Alez ja dan leert ge elkaar ook wat beter kennen.
Ja ’t is dat. Ja de vraag is, ja hoe veel tijd is er daar, is er daar voor he. Want dat is wel
iets da ’k wel vaak hoor, is dat er zo weinig tijd is en ge hoort begeleiders dat die daar
echt, ja, er zijn veel burn-outs en het heeft daarmee te maken ook gewoon he. Dat
mensen geen tijd niet meer hebben om…
Iets tof te doen met hunne groep.
Iets tof te doen en ervoor zorgen voor die kinderen. ’t Is vaak gewoon: hup hup hup, ’s
morgens vroeg.
Huiswerk gemaakt, boterhammen mee….
Ja en dan inderdaad daar acht gasten hebt van 0 tot 18 en ge staat daar op uwen
alleenen en ge moet soms nog nekeer koken en er zijn er daar 3 die in elkaars haren
vliegen, dus begint maar ne keer he. Dus ja, niet evident.
Ja, dat is waar. Ok, en dan de volge… Het volgende waardoor ge dus kunt
zorgen dat jongeren met u kunnen praten. De privacy van jongeren respecteren.
Ja.
Eum, en daarbij had ik zo ook een beetje de vraag van wat deelt ge dan, ja want
vaak is de regel binnen voorzieningen ook van als een jongere nu iets vertelt en
dat is belangrijk genoeg dat ge dat toch wel met het team deelt eigenlijk eum…
Ja maar dan is de vraag is het belangrijk genoeg he. Awel ik las het ook in dat artikel van
Cachet van een meisje die een abortus had gepleegd zoveel jaar ervoor en dat wordt dan
plots in heel dat team gesmeten, daar denk ik dat er dan toch wel alez, ge hebt nog altijd
beroepsgeheim he.
Dat is niet nodig.
En ge kunt dat wel, ge kunt dat wel doen op gedeeld beroepsgeheim maar dat vind ik wel
jammer, zeker als ge dan leest van dat er daar dan door dat u vertrouwen in
hulpverleners weg is he.
Ja.
Ik denk dat veel organisaties daar een heel goed beleid rond hebben of dat die, en dat of
dat hulpverleners heel goed weten van wanneer moet er iets gedeeld worden binnen het
team en wanneer niet. Eum… maar ja, en de vraag was?
Ja wat dat ge, wat deel je wel of niet met het team was mijn vraag eigenlijk.
Ja en tenminste als ge het dan gaat zeggen tegen uw team, dat ge dan tenminste tegen
diene jongere ook zegt van. Ik vind het wel belangrijk dat ze dat weten.
Ja.
En dat ge daar ook met de jongere over in gesprek gaat he, dat is weer die participatieve
basishouding.
En dan ook had ik met ouders dan, want vaak, ja de ouders zijn toch meestal
nog ergens aanwezig.
Ja.
Als eu jongeren in, ja in een residentiële voorziening zitten. Eum ook soms zijn
er… Stel nu een tienerzwangerschap. Dat moet ge wel zeggen aan de ouders
denk ik dan of niet, alez ik weet het niet.
‘k Weet dat niet. In se als het ne jongere zegt ik wil niet dat mijn ouders dat weten, en
die blijft daarbij. ‘t Is een moeilijke situatie he maar in se ja als het decreet rechtspositie
minderjarige, ge zijt wel de belangenbehartiger van de jongere he.
Ja, dat is waar.
Dus ja ik vind dat altijd vree moeilijk das omgaan met ethische dilemma’s he.
Ja.
(naam die ik niet begrijp), ‘k weet niet of je die kent, die daar heel goede vormingen
rond geeft.
Nee.
Maar in se ja, hulpverleners vergeten soms wel dat zij in de eerste instantie.
Voor de jongeren er zijn.
Voor de jongeren er zijn he. En ’t is heel belangrijk dat ze de context zo veel mogelijk
betrekken, maar dan gaan ze daar ook met jongeren over in gesprek moeten gaan en
dan gaan ze ook moeten zeggen van kijk ik vind dat nu vree moeilijk dat kik dat nu niet
tegen uw ouders kan vertellen. ik heb daar gewetenspr(oblemen)…
En misschien hen ook een beetje proberen te stimuleren om…
Ja en bekijken van kunnen we daar iets aan doen al dan niet, dan zijde ook gewoon weer
authentiek en dan geefde aan van ik vind dat vree moeilijk. Eum dus ja. Met jongeren in
gesprek gaan he, maar als jongeren zeggen van nee, ik wil niet dat ze het weten.
Dan zou dat eigenlijk niet…
Dan vind kik eigenlijk dat ze dat niet mogen zeggen. Maar ja, ’t is niet evident ook.
Nee dat is waar. Eum, ik ben efkes aan ’t kijken he dat ik hier niks overslaag.
Maar dat zijn allemaal heel veel van die dingen die ge vraagt zijn wel dingen die in
vormingen aan bod komen he.
Ja.
En dat zijn dan soms, ja inderdaad het heeft dan vaak te maken met in gesprek gaan he.
Ja.
En open zijn, door alle structuren en kaders en regelgeving dat hulpverleners en hoeveel
druk dat ze hebben en al die registratie dat ze moeten doen, dat ze dat soms dat
intermenselijke soms wat vergeten. Dus ja.
Dat is jammer.
Ja awel maar het is dan al goed dat ze tijd maken voor soms vormingen, want ik vind
vorming wel heel belangrijk altijd. Dat ze efkes uit het dagelijkse…
Uit het kader getrokken worden…
En gewoon om ne keer terug te kunnen stilstaan bij… Want bijzondere jeugdzorg is wel
ne sector dat heel fel inzet op vorming en op inhoudelijk. Alez daarvan is dat wel ne zeer
kwaliteitsvolle sector vind ik maar soms hoorde van die verhalen en ik heb ook azo
onderhandere vanuit (naam voorziening) dat kik denk van waar zijn hulpverleners soms
mee bezig he…
Ja.
Alez waar dat ze soms toch vergeten van wart zijn we aan ‘t doen eigenlijk.
Ja.
Ja.
Eum, ja het volgende was jongeren op hun gemak stellen. Eum, ik denk dat dat
vooral ja dat dat ook een beetje is door die participatieve houding, door…
Ja en daarvoor moet je u natuurlijk zelf op uw gemak voelen rond dat thema he en ge
gaat begeleiders hebben die zich daar nooit helemaal op ulder gemak rond voelen,
waarvan dat ge weet van. En dan denk ik dat het best is dat die mensen dan gewoon
zeggen van oke, het is belangrijk dat ge over dat thema kunt praten maar ik voel mij
daar niet goed bij.
Ja.
Of ge hebt zo van ik heb ne keer onlangs in een team geweest en dan was er een zeer
gelovige vrouw en die zei die had zo iets van geen seks voor het huwelijk.
Ja.
Dus ja in al haar begeleidingen, contextbegeleiding was dat zo iets van ja, alez en…
Zij bleef dat… Zij trok dat ook door in haar begeleiding of?
Ja awel zij had een meisje die dan een tienerzwangerschap…
Ja.
En zij… zij ging echt dat meisje wou abortus plegen maar zij had gezegd tegen dat
meisje, ge moogt dat niet doen, ge kunt dat niet doen. maar ja dat is niet professioneel
he. Op dat moment laat ge uw gevoelens de overhand nemen.
Ja.
Eum… wacht he de vraag was….
Ja het was gewoon eigenlijk wat verstaat ge daaronder, hoe kunnen
begeleiders dat doen, aanpakken. Eum en dan ook nog eum hulpmateriaal zoals
dan de Bloosdoos, is dat wat ik daarmee bedoel eigenlijk. Eum, ja gewoon wat
dat gij denkt. Is dat iets wat heel nuttig kan zijn of? Ja.
Ja, ik denk dat wel. Ik denk dat dat natuurlijk als ge dat ik denk dat dat gewoon
methodieken moeten zijn die aanwezig zijn in huis ook gewoon.
Ja.
Ik denk dat dat ook vaak het probleem is, dat staat dan ergens in de methodiekenkast in
een of anderen bureau, ik denk dat dat meer gewoon ergens moet zetten als er daar
iemand een vraag rond heeft of ge hebt ne keer tijd om zo iets te doen eu in groep of
met uw IB-jongere.
Ja.
Eum en ook ja het vlaggensysteem he, alez die 6 criteria, dat zijn alez ik weet niet of dat
ge zo dat ‘Het is oke’ spel kent.
Nee dat spel niet
Ja dat is ook echt een tof spel, dat is zo met ne raster en heel kort en eenvoudig worden
de 6 criteria uitgelegd en op basis daarvan, alez dat is dan ook met kaartjes dat je moet
trekken rond uitbeelden of dan er is elke keer een situatie en dan moet de jongere
zeggen van is het oke of niet oke voor mij en a.d.h.v. de criteria ga je dat dan bekijken
want dat zijn echt wel. Zeker die eerste drie criteria van het vlaggensysteem die slaan
op de relatie zijn wel heel belangrijke criteria he.
Ja.
Wat dat ik ook wel nog nen belangrijke vind rond dat in gesprek gaan met jongeren en
dat hoorde dat dat soms veel te weinig gebeurt, is eum dat er eu in gewone informele
momenten daarover wordt gesproken n.a.v. iets dat ne jongere zegt.
Ja.
Lijk als ne jongere iets zegt over ah en dat meiske op mijn school en ja ze had eu ge kon
haar borsten goed zien ofzo,
Ja.
Dat ge dat aangrijpt als aah eu als thema alez als gespreksonderwerp op dat moment
van ‘en hoe reageerde dan op da meiske en hoe denkte dat zij haar voelt en wat denkt
de rest daarvan’?
Ja
Dus dat ge op die momenten eum…
Der eigenlijk op zou moeten durven ingaan
Of als er schunnige opmerkingen aan tafel geven en ge merkt dat er dat iemand dat ge
aangeeft van sorry maar dat is niet oke, ge zegt zo’n dingen niet, dat is niet respectvol.
Dus en dat gebeurt soms een beetje te weinig vind ik. Dus dat ge hier ook zo wat
waarden en normen en rond respect meegeeft aan elkaar he. Ja en een heel belangrijk
thema algemeen daarin is weerbaarheid wel he.
Ja, ja.
Dat is wel iets eu, ik hoorde een verhaal van een organisatie en er waren daar twee
meisjes die daar al van hun twee jaar zaten en dat waren altijd goede vriendinnekes en
die gingen samen onder den douche altijd. En ondertussen waren die al twaalf dertien
veertien geworden en een van die meisjes zei plots van ja ik wil dat niet meer…
Ja
En die opvoedster had zo iets van alez serieus, ge gaat al jaren samen onder den
douche.
Ge hebt dat altijd al gedaan.
Eum een foef is een foef en borsten zijn borsten, ’t zijn allemaal…
Hetzelfde.
Dat ik zei van alez ge moet dat toejuichen dat meisjes dat zegt van…
’t Is genoeg .
Van nee, ik wil het niet meer, dat ge wat navraagt van…
Is alles oke?
Is alles ewa oke maar gewoon ook zeggen van ‘goed dat je dat zegt’ en als u lichaam,
als ge niet wilt niet met een ander in de douche wilt dus ja dan is dat zo jammer.
Jongeren zeggen dan van nee…
En dan…
En dan is het van alez niet belachelijk doen.
Niet flauw doen…
En dan is het zo van ja. Vanaf mijn veertien moest mijn vader mij ook niet meer in de
badkamer zien staan ze.
Nee nee
Dus ja.
Ja. Oke, eum en dan moeilijke onderwerpen. Dat is het volgende ding zo een
beetje dus om, alez ik heb al een paar begeleiders ook gesproken ondertussen
en sommige begeleiders geven ook aan dat ze het moeilijk vinden om over
bepaalde onderwerpen te praten, bv homoseksualiteit.
Ja
Eum, op late leeftijd nog maagd zijn… zo van die dingen. Eum, en ja ze ja ik had
bv. dan een begeleidster dat zo zei van ja homoseksualiteit ik vind dat bv. echt
oke. Alez ja ik heb daar geen problemen mee maar ik merk bij mijn jongeren,
dat daar wel zo so… Dat ze daar wel anders tegenover staan en ik vind dat
moeilijk om dan dui… Alez ja, ze had het er dan moeilijk mee om zo duidelijk te
maken van dat dat iets is dat dat ge eigenlijk, wat dat normaal is in de ze
maatschappij. Alez wat normaal zou moeten zijn.
Ja
In deze maatschappij en ja zo van die eum ja dat ze het er moeilijk mee had dat
de jongeren er anders over dachten dan zij en ze wist zo niet goed hoe dat ze
dan kon aanpakken om daar op een normale manier over te praten omdat
jongeren daar vaak dan zo kwaad zelfs op reageerden zo.
Ja
Eum en dan was mijn vraag hoe kunnen begeleiders eum ja die onder… Hoe
kunnen ze dat aanpakken eigenlijk? Misschien, ja…
Naar die andere jongeren toe?
Ja.
Ja, ja daarvan alez… Ik heb er zijn wel heel wat methodieken in huis rond Sensoa, alez er
is zo een boek tussen zo een heel pakket ‘Tussen de lakens’.
Ja.
Daar zitten heel wat situaties in ook rond vooroordelen, en stereotypen en daar zitten
ook een aantal zaken in rond homoseksualiteit maar ja ge gaat dan met prentjes
bespreken en een aantal situaties bespreken natuurlijk niemand zijn gedacht daarover
veranderen he.
Nee nee das waar. Ja eu…
Ja ik vind dat moeilijk ja.
Ja
Ik denk dat ge dat moet weten waarom hebben die jongeren het daar zo moeilijk mee en
wat vinden ze daar precies niet oke aan he. En op basis daarvan het gesprek aangaan
van er gaat nog veel gebabbeld moeten worden binnen de bijzondere jeugdzorg…
Ja ik denk het ook.
Ja dat is ook iets dat is ook een groepsdynamisch proces he. Ge gaat moeten gaan kijken
naar hoeveel invloed heeft dat hier op diene jongere, hoe speelt dat hier in diene groep.
Welke invloed heeft diene jongere op de groep…
Ja als ze daar een negatief beeld over hebben maar ze zeggen daar tegen hem zelf niets
over of ze lachen hem daar niet mee uit, dan zou kik daar ook niet in beginnen koteren.
Maar ik denk dat het algemeen belangrijk is dat hulpverleners zorgen dat jongeren
respect hebben voor elkaar he. En ook al zijn we anders, iedereen mag zijn mening
hebben maar zijt gewoon respectvol, natuurlijk ja het is soms moeilijk voor jongeren in
de bijzondere jeugdzorg of gewoon jongeren algemeen. We verwachten ook heel veel
van jongeren he.
Ja dat is waar.
Dat ze zich kunnen verplaatsen in iemand anders en ja als ge iets niet kent…
Ja.
Ja.
Terwijl ze zelf ook vaak hun eigen problemen ook al hebben.
Awel ‘t is dat dus ja. Ja ze gaan moeten zien welke impact dat dat heeft op alle partijen
he. En is er daar al ‘t een en ‘t ander gebeurd, dan zou kik wel… Vinde kik herstel ook
altijd heel belangrijk he. Die herstelgesprekken. Eum, ja. Ja dat is zo moeilijk om daar.
Dat hangt altijd af van de situatie zelf he.
Ja ik begrijp dat wel ze.
Ja ik hoop dat ge dan toch iets zijt met dat antwoord he.
Ja ja tuurlijk. Eum, en dan had ik ook nog ja er zijn veel voorzieningen die zo
een stappenplan hebben van wat als er iets gebeurt.
Ja die procedure.
Zo het protocol eigenlijk.
Ja van grensoverschrijdend gedrag.
En eum, ja ik denk dat dat ongeveer ook bij elke organisatie zo wel ook een
beetje overeen zal komen van wat dat welke stappen dat ze moeten volgen
enzo. Eum ma ik wou gewoon ne keer vragen eigenlijk wat volgens u de vooren de nadelen zijn van zo een stappenplan.
Eum, goh ja de voordelen zijn dat eum eerst en vooral voor hulpverleners dat ze dan een
beetje richtlijnen hebben over ‘wat moet ik doen in zo een situatie’, maar natuurlijk vaak
de eerste stap is ja, in gesprek gaan met de jongere of dat zou toch de eerste stap
moeten zijn. Eum en daarom moet er natuurlijk nog bij redelijk wat hulpverleners aan
gewerkt worden. Of dat ze zo die eerste zorg kunnen doen of in eerste instantie zicht
krijgt op de situatie want ja nadien is dat zo van als er echt een situatie is van
grensoverschrijding geweest is dan ja, komt er dan een noodteam samen, gaan ze dan
bekijken van wat gaan ze ermee doen. Wie moeten we contacteren. Dus eum ik denk dat
het wel goed is dat ge op die manier niks vergeet zolang dat die eerste stappen maar
gericht zijn op de kinderen en de jongeren.
Ja dat het niet een eu protocol wordt.
Dat ge in gesprek gaat met hen.
Ja.
Awel ja maar het kan een protocol zijn maar dat moet er wel inzitten als eerst. Eum, ik
ben ik heb ook procesbegeleiding gedaan hier in een VAPH-voorziening en…. Der gebeurt
dan iets en ze weten nog maar half wat dat er gebeurd is maar den dader is al op timeout in een andere voorziening, dat ik denk van ja haalt de jongeren uit elkaar maar praat
eerst ne keer gewoon deftig he…
Met beide jongeren, ja.
Dus eum… ja.
Soms spijtig dat dat het een beetje te snel gaat eigenlijk.
Ja of dat hulpverleners in paniek zijn en eum…
Ja
Eum ja. Dus ja het voordeel daarvan is dat het wel wat duidelijkheid biedt, ook voor
hulpverleners, om te doen, om te weten wat ze moeten doen. Maar den eerste stap moet
sowieso zijn: weten wat er gebeurd is en met jongeren praten.
Ja.
En ook aan jongeren heel goed uitleggen wat er gaat gebeuren en dat ze misschien de
jongere de dader eventueel wegsturen maar dat het voornamelijk bedoeld is als rust en
niet als straf.
Maar dat moet dan wel duidelijk ook gezegd worden.
Ja en daarvan is dat pedagogisch reactiekader wel belangrijk ook. Eum omdat dat heel
veel duidelijkheid schept.
Ok. Eum, en dan ook eu ja. Het laatste is zo cultuur en religie ook.
Ja.
Het eerste daarbij is begrip tonen voor de cultuur of religie van het kind of de
jongere waar ge tegenover staat. Eum, en daar had ik, ja dat is ook weer een
heel algemene vraag, dus dat is vooral een beetje naar of dat ge daar zelf al
ervaring mee hebt gehad ofzo eum. Hoe dat begeleiders daar al mee te maken
hebben gehad. Alez ja, of er situaties zijn dat ge u voor kunt halen hoe
begeleiders daar al mee te maken hebben gehad.
Wel wat dat kik vaak hoor van voorzieningen is van aah we hebben hier dan eu… We
hebben hier een anticonceptiekoffer en normaal gezien een keer per jaar in de leefgroep
stellen we dat voor aan de pubers he dat ze dat gewoon weten van wat is er allemaal,
dat ze dat ne keer kunnen zien, ne keer voelen maar ja dat ze dan vaak heeft het ook
wel te maken. Ge hebt enerzijds de jongere, maar ge hebt ook vaak de ouders die daar
niet mee akkoord gaan dat ze daar plots ne keer een spiraaltje of ne condoom in ulder
handen krijgen he. Ik denk dat daar nog het meeste uitdaging zit, om ouders daarin mee
te krijgen: hoe zit ons beleid hier in elkaar en wat willen wij rond dat thema doen met
jongeren, dan de jongere zelf heb ik de indruk. Of dat ge wel merkt ja dat jongeren
tussen die twee soms die twee werelden en wa zitten he.
Ja ja.
Eum, of ja of ge hebt ik heb hier een dagcentrum waar dat ook meisjes van zestien
komen eum… Goh wat was dat nu dat ze vorige keer zeiden over een situatie, eum… Het
waren moslimmeisjes dat ze ook vroegen van ja hoe moeten we daar nu mee aan de slag
gaan ma het had ook te maken met de ouders. De ouders dat het niet oke vonden want
ze hadden ook een stellingenspel gedaan rond seks.
Ah ja.
Ik denk dat het daar vaak…
Het schoentje wat wringt.
Ja en dan denk ik wel van ja dan ga je daar bewust mee aan de slag moeten gaan maar
ja ge zijt er nog altijd in functie van de jongere in eerste instantie he. Ja das wel ne
moeilijke ze, daar is er wel nog wat werk aan de winkel.
Om de ouders ook mee te krijgen.
Ja en om ze wat good practises te verzamelen van hoe kunnen we en ik denk dat de
OTA’s, ondersteuningsteams allochtonen daar belangrijke partners in zijn om ook rond
dat thema te kunnen bemiddelen en te kunnen die werelden wat samen te brengen.
Een beetje gemeenschappelijke…
Ja, ja en als er jongeren zijn in uwe leefgroep en het gaat over seksualiteit en ze willen
het over een aantal zaken met u hebben of dan vind ik dat een recht maar ik vind
gewoon altijd dat respect is heel belangrijk.
Ja.
Eum alez er kan in bepaalde culturen kunnen vrouwen gerust minderwaardig zijn, alez…
Ja.
Maar hier is dat niet zo. Dus ja ze gaan er wel iets mee moeten doen he. Alez ja…
Ja, ze zullen er ook mee moeten leren leven eigenlijk da het hier niet zo is
Awel ‘t is da.
Ja.
Maar dat is ja, dat is ruimer maatschappelijk.
Dat is ook ieder zijn eigen waarheid een beetje alez ja.
Ja ‘t is dat. Gelijkheid van de mens is toch wel een schone waarde natuurlijk he. Niet dat
we het echt altijd nastreven maar eum…
Ja, oke. En dan ja ge hebt de culturele en de religieuze verschillen maar
uiteraard is elke jongere ook…
Uniek.
Ja uniek en verschillend. Eum dus ja, ook een beetje naar uw eigen ervaring
polsen. Op welk vlak kan zo de kijk van jongeren alez ja zo een paar
voorbeelden van hoe sommige jongeren denken t.o.v. seksualiteit. Verschillen,
verschillende eum ja. Een verschillende kijk.
Ja.
Snapt ge wat ik bedoel?
Ja dat vind ik moeilijk, ik kom weinig met jongeren in contact ze, ik werk voornamelijk
met begeleiders he. Dus eum ja, ik denk dat ge daar duizend voorbeelden van kunt
geven he.
Ja.
Eum maar ik denk dat het belangrijk is om die verschillende meningen in leefgroepen aan
bod te laten komen.
Ja.
Want jongeren leren het meest van elkaar he, alez dus eum alez dat is nu niet echt een
antwoord op uw vraag maar eum, ja ge hebt er gij, als ik kijk naar die voorziening met
die tienermeisjes, ja ge hebt gij er daar veel die daar op hun zestien binnen komen en
zeggen ‘Ik wil een kind’ maar ge hebt gij er daar ook veel die zeggen ‘Ge zijt gij zot
zeker’. Eum maar ja, belangrijk is om die… Om die toch in gesprek te kunnen brengen
met elkaar.
Ja.
Dus eum… Ja en sommige jongeren ja zijn ook gewoon later he. Alez…
Ja.
De hormonale ontwikkeling bij den ene gaat al wat sneller dan bij den andere. Dus ja als
kik al gewoon kijk naar mijn middelbaar, ge had gij daar jongens in ‘t middelbaar die
daar al eum… 10 liefkes gehad hebben en ge had er ook veel die zeiden van ‘Die vrouwen
dat moet ik nog niet’.
Die meisjes dat wil ik niet.
Dus ja ik denk dat het wel belangrijk is dat ge daar alert voor zijt, dat is ook wel een
insteek dat we in de vormingen van het vlaggensysteem altijd geven van eum oke ge
hebt die seksuele ontwikkeling, ge hebt die normatieve lijst maar elke jongere is uniek
he. En ook in de verantwoordelijkheden die ge aan elke jongeren kunt geven, houdt daar
rekening mee in uw beleid dat ge gaat differentiëren he.
Ja.
Dat is moeilijk he. Want den ene zestienjarige mag wel een vriendje op zijn kamer en de
andere niet, dat is niet evident natuurlijk maar probeert daar toch in een aantal dingen
rekening mee te houden. Van ik weet dat, dat wij u kunnen vertrouwen of dat ge dan
tenminste uitlegt van door de context van ons voorziening is dat moeilijk maar dat ge
met jongeren wel op zoek gaat naar wat kan een oplossing zijn en dat ge tenminste al
begrijpt van ah gij wilt graag uw vriendje hier ontvangen, ja ik snap het.
Ja dat is al een eerste stap.
En dat ge dan ook als begeleiders probeert van ook goed te betrekken en uw organisatie
toe van wat doen we met zo’n terechte vragen van jongeren.
Ja.
Ja.
Oke, eum, en dan nog eum, om het effe over de verantwoordelijkheden te
hebben van begeleiders, eum dus ja die dus eigenlijk een beetje hun
verantwoordelijkheid toch ook, vooral in de residentiele voorzieningen ook
zoals ge daarnet zei om toch ja, te zorgen, die seksuele ontwikkeling van
jongeren te stimuleren en te ondersteunen eigenlijk.
Ah ja, om daar ruimte, om daar voor te zorgen dat jongeren ruimte hebben he.
Eum… ja en dan waren mijn vragen daarbij: ja moeten begeleiders de ouders er
altijd bij betrekken?
Nee. Dat vind ik niet, nee ja ge moet dat met de jongere bekijken he. Alez het is
belangrijk dat ouders wel weten dat dat een thema is binnen de organisatie, dat ge daar
een beleid rond hebt. Maar ik denk dat ge dat weer met jongeren gaat moeten bekijken
van…
Hoe ver ge daar in gaat.
Tuurlijk, de vraag is ook van wat gaat er gaan he? Is er binnen het gezin
grensoverschrijdend gedrag geweest en is dat een thema, dan gaat ge dat moeten
opentrekken. Maar komt er een meiske aan u vragen van eum, vanalle dingen vragen
dan vind ik zeker niet . Gelijk bv. als het gaat over het vlaggensysteem, groen en geel:
ouders moeten dat niet weten he. Bij een rode vlag en bij een zwarte vlag moet je der
zeker over nadenken, maar betrekt de ouders dan vooral als ge ook weet dat het ne
gedeelde partner gaat zijn. Als gij naar die ouders gaat bellen van ja uw zoon heeft hier
met zijn vriendje elkaars penis laten zien, en ge weet dat hij in ‘t weekend motten gaat
krijgen ervoor dan moet ge dat niet aan die ouders laten weten he. Maar natuurlijk ja is
diene jongere verplaatst naar een andere voorziening omdat er iets gebeurd is dan ga je
het wel moeten vertellen omdat het belangrijk is dat diene jongere bekijkt van we gaan
uw ouders inlichten, kijk, we gaan dit zeggen tegen hen… Eum dat ge daar ook weer
open over zijt he. Maar ik vind ja, seksualiteit is ook iets individueel he. Alez dat moet
daar ook niet allemaal op tafel gegooid worden.
Privacy.
Awel ’t is dat, beroepsgeheim he. De voorzieningen beginnen daarmee he in ulder
boekske staat alles wat ge tegen mij zegt is beroepsgeheim en is privé dus.
’t is jammer als dat dan geschonden wordt.
Het is belangrijk is van dat open te trekken en dat ge dat zeker met de jongere moet
gaan bekijken he. Dat is maar het logischte he.
Ja.
Dus eum… ja…
Ja. Eum, en dan ja dus die verantwoordelijkheid van gewoon te ondersteunen
en te stimuleren is wat we net hadden gezegd en dan ten tweede was er ook,
stond er ook in in… Dat was is een zo in een richtlijn van een
Jeugdgezondheidscentrum in Nederland. Dat was ook iets wat ik had gevonden
in de bib van Sensoa, en daarin stond ook ja dat het ook zeker en vast de
verantwoordelijkheid is om op tijd in te grijpen dus als ja als er een eum… Als
er bv. ja om op tijd te signaleren als ge merkt dat er iets scheelt of misloopt en
hier staat dan ‘als er een niet-optimale seksuele ontwikkeling is op fysiek of
emotioneel vlak’.
En waarom moet je dat signaleren of eu…
Ja signaleren, ik denk naar de signalen herkennen vooral denk ik en eum… Ja
dat ge aandacht hebt ja dat ge gewoon die jongeren ook zo wat in de gaten
houdt. En het opmerkt als er iets mis zou kunnen zijn. Misschien. Eum.
Ja een beetje de taak van een hulpverlener ook he, van alle hulpverleners eigenlijk he
die met kinderen en jongeren. Ge moet altijd uw voelsprieten ophebben om te zien. Der
niet naar zoeken maar alert zijn voor signalen.
Ja als ge er naar zoekt dan vindt ge…
Ja het voordeel is… Misschien slecht gezegd maar ja bij jongeren in bijzondere jeugdzorg
ga je het vaak ook wel duidelijk zien of weten he. Of er zijn ook veel dingen gebeurd als
jongeren in een voorziening terecht komen waardoor dat die voelsprieten al extra
opstaan. Maar het voordeel is ook, ik heb ook al met Erika een procesbegeleiding gedaan
van een voorziening hier in ’t Gentse en zij hebben ons uitgenodigd omdat er nen dader
ging komen, een dadertje van begot 10 jaar. Ging bij hen in de voorziening komen, maar
die jongen had dus echt de stempel gekregen van dader maar wat dat er daar maar
begot gebeurd was alez dat was in een school gebeurd, die school heeft dat opgeblazen
allee dat was echt triestig…
Terwijl dat het allemaal wel nog meeviel.
Terwijl dat het ook wel iets is waar dat organisaties mee moeten oppassen van plakt
a.u.b. niet de stempel van een dader want vaak zijn het ook slachtoffers van… Die zelf
dan dader geworden zijn ook om het zo te zeggen he. Maar probeert daar ook gewoon
een beetje onbevooroordeeld naar te kijken. Ja natuurlijk, ge hebt natuurlijk wel wat
jongeren zeker als het over pubers gaat die ge wel wat extra in het oog moet houden, of
qua veiligheidsmaatregelen, maar probeert daar dan toch ook nog altijd open naar te
kijken.
Ze moeten een kans krijgen.
En ook die gasten kunnen ook een groene vlag hebben eh, en tis niet omdat… Omdat dan
ene zestienjarige dader plots seks heeft met een meiske dat dat direct verkrachting of
weet ik veel wat is. het zou jammer zijn. Dus dat is wel iets dat vaak gebeurt wel, ja ma
ja… Hij heeft al ne keer iets gedaan he… Dus ja.
Oke, dat was eigenlijk het laatste wat ik nog wou vragen. Ik weet niet of gij nog
dingen wilt zeggen of..
Goh ja nee, ik weet niet of dat je iets zijt met mijn antwoord.
Ja! Ja ja.
Wel ik denk ja, dat de meerwaarde voor Cachet echt in die ervaringen zit en op basis
daarvan ook maar veel van de ja, er komen ook echt veel vragen van begeleiders ook.
Het is ook een zeer concreet thema dat vaak wel dicht bij het vel komt en er komen wel
veel concrete vragen en vormingen naar boven ook. Dus eum ja… Ge gaat er een keer
moeten over nadenken wat het zou kunnen zijn. Maar ik denk dat het interessant zou
zijn moest Cachet dan de handen in elkaar slaan met Sensoa, als ze daar iets rond
zouden willen doen, dat ze ne keer zouden kunnen samen zitten om te kijken van hoe
kunnen we ervaringen van jongeren een plaats geven en ook gelinkt aan die
participatieve basishouding, dat is gelijk ne rode draad dat eum…
Ja.
Dat overal ik vraag mij af of dat er dat er daar. Hier (in het vlaggensysteem) staan er
ook competenties in he, begeleiders… ‘k Weet niet of ge die al gezien hebt.
Nee. Het leuke aan Cachet vind ik ook dat ze dat de jongeren komen ook vaak
mee op vormingen en zo en dan vertellen ze zo over wat dat ze zelf hebben
meegemaakt, en dan, alez ik vind dat wel interessant om bij te zijn.
Ah hier staat er echt wel ja: hier kennis en empathie, communiceren met alle
betrokkenen, vorming kunnen geven en voorlichting kunnen geven, omgaan met
grenzen, ouders kunnen ondersteunen, omgaan met culturele verschillen, signaleren…
Alez ja toch een aantal competenties in. Die mensen hebben dat al wat geconcretiseerd
ook dus eu…. Allee. En de bedoeling is wel allee veel van die competenties daar willen ze
met het vlaggensysteem en nu met die doorontwikkeling wel wat op inspelen he. Rond
die verschillende thema’s ook. Zowel rond die culturele verschillen, daar moeten we het
wel echt nog ne keer deftig over hebben. Gelijk hier staan er ook een aantal stereotypen
in. Zie ‘eens dader altijd dader’ om dat zo een beetje te ontkrachten, dat zowel bij
jongeren maar ook bij begeleiders wel eum… En dat is ook wel ne belangrijke sowieso
dat ge ook wel aandacht moet besteden aan beleid op organisatieniveau he. Nen
individuele begeleider kan misschien wel het vlaggensysteem wat kennen en goed over
dat thema kunnen babbelen en da…
Maar als het er maar ene is…
Dan is het de kracht om dat open te trekken he. Dus eu maar ik heb nu net een traject
afgerond van een jaar in Sporen, in Leuven. Maar dat is wel echt, daar zijn ze nu echt
goed bezig.
Ah dat is goed.
Ze hebben daar ook echt mensen vanuit verschillende afdelingen zelf laten kiezen wat ze
wouden meedoen en wat niet en de werkgroep en dat zijn allemaal mensen die
geïnteresseerd zijn in dat thema en die hebde ook nodig om uw collega’s warm te
maken. En alert te zijn, nieuwe methodieken, want dat staat er ook in ge moet dat dan
een beetje leren.
Ja, ook als ge mensen verplicht erin te zitten dan…
Nee ja.
Zijn ze niet gemotiveerd.
Dat snap ik soms niet ge hebt dan zo van die directeurs die zeggen, gij gaat er in zitten.
Ja.
Dat zijn dan directies… Want ik vind dat ge vaak, ge hebt veel goede begeleiders en
goede directies maar als de begeleiders het niet goed doen heeft het vaak te maken met
een directie of pedagogisch coördinatoren die het ook niet goed doen ze. Dus eum… Goed
alez maar succes ermee nog he!
Dank u, dank u voor uw tijd ook.
Bijlage 6: codeerboom
De codeerboom is gebaseerd op de structuur van de interviews en geeft de structuur aan
waaruit de analyse (hoofdstuk) is opgebouwd.
Inleiding
Belang van het thema seksualiteit binnen de bijzondere jeugdzorg

Wordt er voldoende aandacht aan besteed?
Competenties





Kennis van de seksuele ontwikkeling
Laagdrempelige houding
Seksueel gedrag kunnen plaatsen
Waarden en normen
Diversiteit
o Individueel
o Cultuur en religie
 Taboes binnen cultuur of religie
Handvatten
Veelvoorkomende vragen van jongeren
Hoe zorgen dat jongeren willen praten over seksualiteit?




Initiatief nemen
Privacy respecteren
Jongeren op hun gemak stellen
Hulpmateriaal
Moeilijke onderwerpen
Verantwoordelijkheden


Stimuleren van een gezonde seksuele opvoeding en ontwikkeling
Op tijd ingrijpen
Download