vormenboekje - Latijn Leren Lezen

advertisement
HOOFDSTUK 1: ALFABET, ACCENT EN UITSPRAAK
alfabet en uitspraak
Het Nederlands gebruikt het Latijnse alfabet en er zijn om die reden weinig verschillen.
A is een A en deze letter kan lang en kort zijn. De combinatie AE wordt
uitesproken als een lange E.
B is een B
C is een C, maar die wordt in het Latijn altijd als een K uitgesproken. Er
bestaat echter ook de gewoonte om de C wanneer deze gevolgd wordt
door een i of een e-klank uit te spreken als een S of als een TS zoals in
het Italiaans uitgesproken cappuccino.
D is D
E is een E en deze letter kan kort en lang zijn. De combinatie EU wordt
uitgesproken als de Nederlandse tweeklank UI.
F is een F
G is een G.
H is een H.
I is een I, maar kan ook een J zijn. Het recht is ‘Ius’ in het Latijn en de I
wordt uitgesproken als een J, zodat het ‘Joes’ wordt.
J is een J, maar komt nauwelijks voor.
K is een K die maar af en toe voorkomt. Bij voorbeeld in het woord ‘Kalendae’ zoals de Romeinen de eerste dag van de maand noemden.
L is L
Mis M
N is N
O is O
P is P
Q is Q, een letter die in het Latijn altijd gevolgd wordt door een U. de
uitspraak is kw waardoor Quod klinkt als ‘kwot’.
R is R
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
2
S is S
T is T
U is U. De Romeinen spraken deze letter uit als een OE. Maar er bestaat
ook de gewoonte om de U in bekende Romeinse namen als een Nederlandse U uit te spreken. Iedereen spreekt Julius Caesar uit als ‘Julius
Cesar’ en niet als ‘Joelioes Kaesar’.
V is V, maar het verschil tussen U en V was voor Romeinen klein. In
opschriften of bepaalde tekstuitgaven staan soms alleen maar V’s of alleen maar U’s en dan moet de lezer zelf bepalen om welke van de twee
het gaat.
X is X
Y is Y en dat is inderdaad een Griekse Y of Upsilon die de Romeinen
vooral gebruikten om Griekse leenwoorden te spellen.
Z is Z en ook die letter werd vooral gebruikt in Griekse leenwoorden.
accent
Het accent ligt bij Latijnse woorden op de tweede lettergreep van achteren. Dat is in elk geval zo bij alle woorden die uit twee lettergrepen bestaan. Het is dus Cáesar en Cáto. Bestaat het woord uit meer lettergrepen
dan hangt het ervanaf. Wanneer de tweede lettergreep van achteren lang
is, dan krijgt deze lettergreep ook dan het accent. Is de tweede lettergreep
van achteren echter kort, dan schuift het accent één plaatsje naar voren op
en komt op de derde van achteren. Een lettergreep is lang wanneer hij een
lange klinker of tweeklank bevat en ook wanneer de lettergreep eindigt
op een medeklnker.
Het woord femina (vrouw) bestaat uit drie lettergrepen fe – mi – na. De
i in de voorlaatste lettergreep is kort. Daardoor schuift het accent naar
voren en wordt het fémina. Dat de i in femina kort is, is een kwestie van
weten. Het staat in het woordenboek. Het woord puella (meisje) bestaat
ook uit de drie lettergrepen pu – el – la. Omdat de voorlaatste lettergreep
op een –l en dus op een medeklinker eindigt, is deze lettergreep voor het
Latijnse taalgevoel lang en valt het accent op deze één na laatste lettergreep. Het is dus puélla.
Wie alleen Latijn schrijft, heeft met het accent weinig te maken. Maar
wie het werk van de Romeinse dichters wil voorlezen, moet het weten.
Want zij werkten niet met rijm, maar uitsluitend met het ritme van de
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
3
woorden en dan is het wel van belang of een lettergreep lang dan wel
kort is.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
4
HOOFDSTUK 2: DE ZELFSTANDIGE NAAMWOORDEN
Eerste declinatie
Tot deze groep behoren de woorden die in de nominativus eindigen op
een –a en een genitivus hebben op –ae.
Voorbeeld
F1
F2
F3
F4
F5
togă
togae
togae
togam
togā
F6
F7
F8
F9
F10
togae
togarum
togis
togas
togis
ENKELVOUD
onderwerp
bezitter
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
met of door
MEERVOUD
onderwerp
bezitter
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
met / door
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
De meeste woorden die tot deze declinatie behoren zijn vrouwelijk, maar
een aantal als poeta, nauta en agricola zijn mannelijk.
Tweede declinatie
Tot deze declinatie behoren woorden die in de nominativus eindigen op
–us, op –r of -er en –um en een genitivus hebben op –i. De woorden van
dit type zijn de enige die een herkenbare aparte vorm hebben voor de
aanspreeknaamval of vocativus. Bij alle andere woorden is de aanspreekvorm identiek aan de gewone nominativus.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
5
D
M1
M2
M3
M4
M5
amicus
amici
amico
amicum
amico
amicĕ
M6
M7
M8
M9
M10
amici
amicorum
amicis
amicos
amicis
ENKELVOUD
onderwerp
bezitter
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
met of door
o, vriend
MEERVOUD
onderwerp
bezitter
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
met / door
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
vocativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Woorden die niet op –us uitgaan, maar op –ius hebben een afwijkende
vocativus. De vocativus van bij voorbeeld filius is fili. Toen Caesar vermoord werd, zou hij volgens sommigen tegen één van zijn moordenaars
gezegd hebben: Tu quoque fili? “Jij ook, mijn zoon?”
Voorbeeld van woorden die eindigen op –er met verlies van de -e. Ager,
agri M betekent akker.
M1
M2
M3
M4
M5
ager
agri
agro
agrum
agro
M6
M7
M8
M9
M10
agri
agrorum
agris
agros
agris
ENKELVOUD
onderwerp
bezitter
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
met of door
MEERVOUD
onderwerp
bezitter
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
met / door
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
6
Voorbeeld van woorden die eindigen op –er met behoud van de -e.
Puer, pueri M betekent jongen.
M1
M2
M3
M4
M5
puer
pueri
puero
puerum
puero
M6
M7
M8
M9
M10
pueri
puerorum
pueris
pueros
pueris
ENKELVOUD
onderwerp
bezitter
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
met of door
MEERVOUD
onderwerp
bezitter
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
met / door
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Zoals puer gaan ook socer, soceri M, schoonvader, gener, generi M,
schoonzoon, vesper, vesperi M, avond en liberi, liberorum M, kinderen
dat alleen in het meervoud voorkomt.
Het Latijnse woord voor man - vir, viri M - vormt zijn naamvallen op
dezelfde manier als puer.
Voorbeeld van onzijdige woorden op -um is bellum, belli N, oorlog
M1
M2
M3
M4
M5
bellum
belli
bello
bellum
bello
M6
M7
M8
M9
M10
bella
bellorum
bellis
bella
bellis
ENKELVOUD
onderwerp
bezitter
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
met of door
MEERVOUD
onderwerp
bezitter
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
met / door
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
7
Derde declinatie
Tot deze declinatie behoren de woorden die in de nominativus heel verschillende uitgangen kunnen hebben, maar allemaal hebben ze een genitivus die eindigt op –is. Er zijn drie groepen zelfstandige naamwoorden
te onderscheiden.
De eerste groep bestaat uit woorden met een ablativus enkelvoud op -e
en een genitivus meervoud op -um. Voorbeelden zijn lex, legis F, wet,
consul, consulis M, consul en flumen, fluminis N, rivier.
EV
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
lex
legis
legi
legem
lege
MV
leges
legum
legibus
leges
legibus
EV
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
consul
consulis
consuli
consulem
consule
MV
consules
consulum
consulibus
consules
consulibus
EV
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
flumen
fluminis
flumini
flumen
flumine
MV
flumina
fluminum
fluminibus
flumina
fluminibus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
De tweede groep bestaat uit woorden met een ablativus enkelvoud op
-i, een accusativus op -im, een genitivus meervoud op -ium en onzijdig
meervoud op -ia.
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
turris
turris
turri
turrim
turri
MV
turres
turrium
turribus
turres
turribus
M1
M2
M3
M4
M5
EV
Tiberis
Tiberis
Tiberi
Tiberim
Tiberi
MV
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
mare
maris
mari
mare
mari
MV
maria
marium
maribus
maria
maribus
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
8
Turiis, turris F betekent toren en de woroden sitis, sitis F, dorst, febris,
F koorts, securis, securis F bijl, puppis, puppis F, achtersteven en vis F,
geweld of kracht waarvan de genitivus niet bestaat.
Zoals mare, maris N, zee, gaat ook animal, animalis N dier.
De derde groep bestaat uit woorden met een ablativus enkelvoud op -e
en een genitivus meervoud op -ium .
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
urbs
urbis
urbi
urbem
urbe
MV
urbes
urbium
urbibus
urbes
urbibus
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
civis
civis
civi
civem
cive
MV
cives
civium
civibus
cives
civibus
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
os
ossis
ossi
os
osse
MV
ossa
ossium
ossibus
ossa
ossibus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Urbs, urbis F betekent stad, civis, civis M betekent burger en os, ossisN
betekent bot. Veel woorden die eindigen op een stam met meer dan één
medeklinker horen bij deze derde groep. Een woord als civis met genitivus civis is een zogenaamd ‘parisyllabum’ een woord met in de genitivus
evenveel lettergrepen als in de nominativus. De meeste van deze zogenaamde parisyllaba op -es en -is maken hun naamvallen op de manier van
de derde groep.
Bijzondere zelfstandige naamwoorden van de derde declinatie.
M1
M2
M3
M4
M5
Iuppiter
Iovis
Iovi
Iove
Iove
Jupiter
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
9
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
bos
bovis
bovi
bovem
bove
MV
boves
boum
bobus
boves
bobus
M6
M7
M8
M9
M10
EV
vis
kracht
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
krachten
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
vim
vi
MV
vires
virium
viribus
vires
viribus
M1
M2
M3
M4
M5
EV
bos
bovis
bovi
bovem
bove
MV
boves
boum
bobus
boves
bobus
rund M en F
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Regels voor het woordgeslacht
Voor alle zelfstandige naamwoorden van de derde declinatie geldt dat het
woordgeslacht apart geleerd moet woren. Maar woorden die een mannelijk wezen aanduiden, zoals consul, zijn altijd mannelijk. Verder zijn de
woorden die in de nominativus eindigen op –os, -or en –er meestal mannelijk. Maar op deze regel bestaan veel uitzonderingen.
Woorden die een vrouwelijk wezen aanduiden zijn in elk geval vrouwelijk. Verder zijn woorden die in de nominativus uitgaan op –as, -aus, -o,
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
10
-x en een –s als daar een medeklinker aan voorafgaat dikwijls vrouwelijk.
Onzijdig zijn meestal woorden die in de nominativus eindigen op –l, -e,
-c, -n, -a, -t, -ar, -ur, - us. Maar op deze regel bestaan veel uitzonderingen.
Vierde declinatie
Er bestaat een groep woorden die in alle naamvallen de letter -u- heeft
staan. Zij vormen samen de zogenaamde vierde declinatie. In het woordenboek zijn ze te herkennen doordat er - ūs achter de Latijnse nominatvus staat, dus: fructus, - ūs F, vrucht; senatus, - ūs M, senaat; genu,
- ūs N, knie.
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
fructus
fructūs
fructui
fructum
fructū
MV
fructus
fructuum
fructibus
fructus
fructibus
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
senatus
senatūs
senatui
senatum
senatū
MV
senatus
senatuum
senatibus
senatus
senatus
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
genu
genūs
genui
genu
genū
MV
genua
genuum
genibus
genua
genibus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Bij deze vierde declinatie horen een paar woorden die heel vaak voorkomen. Dat zijn natuurlijk ‘senatus’ maar ook ‘exercitus.’ Exercitus,
exercitūs M betekent leger. Ook het woord domus, domūs F, huis hoort
bij de vierde declinatie. En ook dat woord komt veel voor. Alleen zijn
sommige uitgangen anders dan in het voorbeeld van fructus, fructūs F,
vrucht. Op de volgende bladzijde staat het hele schema van domus.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
11
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
domus
domūs
domui
domum
domo
MV
domus
domuum
domibus
domus
domibus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Vijfde declinatie
Er bestaat ook nog een groep zelfstandige naamwoorden die zijn naamvallen nog weer anders vormt. Deze declinatie bestaat uit een kleine groep
woorden die vaak voorkomen, zoals res, rēi F, zaak en dies, diēi M dag.
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
res
rēi
rēi
rem
rē
MV
res
rerum
rebus
res
rebus
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
dies
diēi
diēi
diem
diē
MV
dies
dierum
diebus
dies
diebus
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
12
HOOFDSTUK 3: DE BIJVOEGLIJKE NAAMWOORDEN
Bijvoeglijke naamwoorden van de declinatie I en II
Tot deze groep behoren de bijvoeglijke naamwoorden die in de M1 vorm
uitgaan op -us of -er. De eerste groep vormt zijn naamvallen zoals het
schema met het voorbeeld bonus adj. goed laat zien.
F1
F2
F3
F4
F5
EV
bona
bonae
bonae
bonam
bona
M1
M2
M3
M4
M5
F6
F7
F8
F9
F10
bonae
bonarum
bonis
bonas
bonis
M6
M7
M8
M9
M10
EV
bonus
boni
bono
bonum
bono
bone
MV
boni
bonorum
bonis
bonos
bonis
N1
N2
N3
N4
N5
EV
bonum
boni
bono
bonum
bono
N6
N7
N8
N9
N10
MV
bona
bonorum
bonis
bona
bonis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
vocativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
De tweede groep bijvoeglijke naamwoorden van de eerste en tweede
conjugatie bestaat uit woorden die in de M1 vorm eindigen op -er. Daarvan behouden sommigen deze -e niet en andere wel.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
13
F1
F2
F3
F4
F5
EV
pulchra
pulchrae
pulchrae
pulchram
pulchra
M1
M2
M3
M4
M5
F6
F7
F8
F9
F10
pulchrae
pulchrarum
pulchris
pulchras
pulchris
M6
M7
M8
M9
M10
EV
pulcher
pulchri
pulchro
pulchrum
pulchro
MV
pulchri
pulchrorum
pulchris
pulchros
pulchris
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
pulchrum
pulchri
pulchro
pulchrum
pulchro
MV
pulchra
pulchrorum
pulchris
pulchros
pulchris
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
De bijvoeglijke naamwoorden van dit type staan in het woordenboek zo
aangegeven: pulcher, chra, chrum mooi.
Er bestaat ook nog een groep bijvoeglijke naamwoorden die de -e niet
verliest, zoals liber, era, erum vrij.
F1
F2
F3
F4
F5
EV
libera
liberae
liberae
liberam
libera
M1
M2
M3
M4
M5
F6
F7
F8
F9
F10
liberae
liberarum
liberis
liberas
liberis
M6
M7
M8
M9
M10
EV
liber
liberi
libero
liberum
libero
MV
liberi
liberorum
liberis
liberos
liberis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
liberum
liberi
libero
liberum
libero
MV
libera
liberorum
liberis
libera
liberis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
De bijvoeglijke naamwoorden van dit type staan in het woordenboek zo
aangegeven: tener, era, erum teer.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
14
De bijvoeglijke naamwoorden van declinatie III
De regelmatige bijvoeglijke naamwoorden van de derde declinatie bestaan uit twee groepen. De eerste groep is van het type fortis adj. dapper.
F1
F2
F3
F4
F5
EV
fortis
fortis
forti
fortem
forti
M1
M2
M3
M4
M5
F6
F7
F8
F9
F10
fortes
fortium
fortibus
fortes
fortibus
M6
M7
M8
M9
M10
EV
fortis
fortis
forti
fortem
forti
MV
fortes
fortium
fortibus
fortes
fortibus
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
forte
fortis
forti
forte
forti
MV
fortia
fortium
fortibus
fortia
fortibus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
De bijvoeglijke naamwoorden die op deze manier hun naamvallen vormen, staan in het woordenboek zo aangegeven: fortis, e dapper.
De tweede groep bijvoeglijke naamwoorden van de derde declinatie heeft
een M1 vorm op -er. Voorbeeld acer, acris, acre scherp.
F1
F2
F3
F4
F5
EV
acris
acris
acri
acrem
acri
M1
M2
M3
M4
M5
F6
F7
F8
F9
F10
acres
acrium
acribus
acres
acribus
M6
M7
M8
M9
M10
EV
acer
acris
acri
acrem
acri
MV
acres
acrium
acribus
acres
acribus
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
acre
acris
acri
acre
acri
MV
acria
acrium
acribus
acria
acribus
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
15
De bijvoeglijke naamwoorden die op deze manier hun naamvallen vormen staan zo in het woordenboek: acer, acris, acre scherp.
Een variant is het bijvoeglijke naamwoord ‘celer’ dat snel betekent en in
alle naamvallen zijn -e- behoudt. In het woordenboek staat: celer, eris,
ere snel. En in de F7, M7 en de N6, N7 en N9 vormen ontbreekt de -i-.
F1
F2
F3
F4
F5
EV
celeris
celeris
celeri
celerem
celeri
M1
M2
M3
M4
M5
F6
F7
F8
F9
F10
celeres
celerum
celeribus
celeres
celeribus
M6
M7
M8
M9
M10
EV
celer
celeris
celeri
celerem
celeri
MV
celeres
celerum
celeribus
celeres
celeribus
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
celere
celeris
celeri
celere
celeri
MV
celera
celerum
celeribus
celera
celeribus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Tot de bijvoeglijke naamwoorden van de declinatie III behoort ook eenaantal dat zijn naamvallen vormt op de manier van felix, felicis gelukkig,
welvarend. In het woordenboek staan deze woorden met hun genitivus
erbij, zoals dives, divitis, rijk of pauper, pauperis, arm.
F1
F2
F3
F4
F5
EV
felix
felicis
felici
felicem
felici
M1
M2
M3
M4
M5
F6
F7
F8
F9
F10
felices
felicium
felicibus
felices
felicibus
M6
M7
M8
M9
M10
EV
felix
felicis
felici
felicem
felici
MV
felices
felicium
felicibus
felices
felicibus
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
felix
felicis
felici
felix
felici
MV
felicia
felicium
felicibus
felicia
felicibus
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
16
Vergrotende trap
Bijvoeglijke naamwoorden kennen een vergrotende trap. Ze worden gevormd door het achtervoegsel -ior in de F1 en M1 vorm achter de stam
te plaatsen.
Bijvoeglijke naamwoorden van declinatie I en II Bij de adjectiva van
de eehet bonus-type dient altus als voorbeeld. Van het adjectief altus is de
stam alt- daar komen -ior en de andere uitgangen achter.
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
altior
altioris
altiori
altiorem
altiore
MV
altiores
altiorum
altioribus
altiores
altioribus
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
altior
altioris
altiori
altiorem
altiore
MV
altiores
altiorum
altioribus
altiores
altioribus
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
altius
altioris
altiori
altius
altiore
MV
altiora
altiorum
altioribus
altiora
altioribus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Bij adjectiva van het type ‘pulcher’ is de stam pulchr-. Daar komen de
volgende uitgangen achter.
F1
F2
F3
F4
F5
EV
pulchrior
pulchrioris
pulchriori
pulchriorem
pulchriore
MV
F6 pulchriores
F7 pulchriorum
F8 pulchrioribus
F9 pulchriores
F10 pulchrioribus
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
pulchrior
pulchrioris
pulchriori
pulchriorem
pulchriore
MV
pulchriores
pulchriorum
pulchrioribus
pulchriores
pulchrioribus
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
pulchrius
pulchrioris
pulchriori
pulchrius
pulchriore
MV
pulchriora
pulchriorum
pulchrioribus
pulchriora
pulchrioribus
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
17
Bij bijvoeglijke naamwoorden van het liber-type is de stam lib-. Daar
komen in de vergrotende trap de volgende uitgangen achter.
EV
F1 liberior
F2 liberioris
F3 liberiori
F4 liberiorem
F5 liberiore
MV
F6 liberiores
F7 liberiorum
F8 liberioribus
F9 liberiores
F10 liberioribus
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
liberior
liberioris
liberiori
liberiorem
liberiore
MV
liberiores
liberiorum
liberioribus
liberiores
liberioribus
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
liberius
liberioris
liberiori
liberius
liberiore
MV
liberiora
liberiorum
liberioribus
liberiora
liberioribus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
De bijvoeglijke naamwoorden van declinatie III
Bij de woorden van het fortis-type komt -ior achter de stam fort-.
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
fortior
fortioris
fortiori
fortiorem
fortiore
MV
fortiores
fortiorum
fortioribus
fortiores
fortioribus
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
fortior
fortioris
fortiori
fortiorem
fortiore
MV
fortiores
fortiorum
fortioribus
fortiores
fortioribus
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
fortius
fortioris
fortiori
fortius
fortiore
MV
fortiora
fortiorum
fortioribus
fortiora
fortioribus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Bij de woorden van het acer-type komt de uitgang -ior achter de stam
acr- .
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
18
F1
F2
F3
F4
F5
EV
acrior
acrioris
acriori
acriorem
acriore
M1
M2
M3
M4
M5
F6
F7
F8
F9
F10
acriores
acriorum
acriorbus
acriores
acrioribus
M6
M7
M8
M9
M10
EV
acrior
acrioris
acriori
acriorem
acriore
MV
acriores
acriorum
acrioribus
acriores
acrioribus
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
acrius
acrioris
acriori
acrius
acriore
MV
acriora
acriorum
acrioribus
acriora
acrioribus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Voor het bijvoeglijk naamwoord celer is de stam celer-. Daar komen de
uitgangen voor de comparativus dus achter.
F1
F2
F3
F4
F5
EV
celerior
celerioris
celeriori
celeriorem
celeriore
M1
M2
M3
M4
M5
F6
F7
F8
F9
F10
celeriores
celeriorum
celerioribus
celeriores
celerioribus
M6
M7
M8
M9
M10
EV
celerior
celerioris
celeriori
celeriorem
celeriore
MV
celeriores
celeriorum
celerioribus
celeriores
celerioribus
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
celerius
celerioris
celeriori
celerius
celeriore
MV
celeriora
celeriorum
celerioribus
celeriora
celerioribus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Bij de onregelmatige bijvoeglijke naamwoorden van de derde declinatie
komen de uitgangen -ior etc. ook achter de stam te staan.
felix, felicior: gelukkig, gelukkiger
pauper, pauperior: arm, armer
dives, divitior: rijk, rijker
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
19
De overtreffende trap
De overtreffende trap of superlativus bestaat uit de uitgangen -issima etc.
die achter de stam komen.
Declinatie I en II
De woorden van het altus-type hebben een stam alt-. Achter deze stam
komen voor de superlativus ‘hoogste’ de volgende uitgangen.
EV
F1 altissima
F2 altissimae
F3 altissimae
F4 altissimam
F5 altissima
MV
F6 altissimae
F7 altissimarum
F8 altissimis
F9 altissimas
F10 altissimis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
altissimus
altissimi
altissimo
altissimum
altissimo
MV
altissimi
altissimorum
altissimis
altissimos
altissimis
EV
N1 altissimum
N2 altissimi
N3 altissimo
N4 altissimum
N5 altissimo
MV
N6 altissima
N7 altissimorum
N8 altissimis
N9 altissima
N10 altissimis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
De woorden van het pulcher-type en het liber-type hebben allebei een
andere superlativus. Daar komt -rima etc. achter de M1 vorm pulcher- en
liber-.
EV
F1 pulcherrima
F2 pulcherrimae
F3 pulcherrimae
F4 pulcherrimam
F5 pulcherrima
MV
F6 pulcherrimae
F7 pulcherrimarum
F8 pulcherrimis
F9 pulcherrimas
F10 pulcherrimis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
pulcherrimus
pulcherrimi
pulcherrimo
pulcherrimum
pulcherrimo
MV
pulcherrimi
pulcherrimorum
pulcherrimis
pulcherrimos
pulcherrimis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
EV
pulcherrimum
pulcherrimi
pulcherrimo
pulcherrimum
pulcherrimo
MV
pulcherrima
pulcherrimorum
pulcherrimis
pulcherrima
pulcherrimis
20
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Declinatie III
De overtreffende trap bij woorden van het fortis-type van de derde declinatie maak je door -issima etc. achter de stam te zetten.
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
fortissima
fortissimae
fortissimae
fortissimam
fortissima
MV
fortissimae
fortissimarum
fortissimis
fortissimas
fortissimis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
EV
fortissimus
fortissimi
fortissimo
fortissimum
fortissimo
MV
fortissimi
fortissimorum
M8 fortissimis
M9 fortissimos
M10 fortissimis
EV
N1 fortissimum
N2 fortissimi
N3 fortissimo
N4 fortissimum
N5 fortissimo
MV
N6 fortissima
N7 fortissimorum
N8 fortissimis
N9 fortissima
N10 fortissimis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
De bijvoeglijke naamwoorden van de derde declinatie die een M1 vorm
op -er hebben, hebben een andere superlativus. Zij vormen hun overtreffende trap door achter de M1-vorm -rima etc. te zetten. Als voorbeeld
dient acer, acris, acre, scherp. Alacer (vrolijk), celeber (snel) en celeber
(talrijk) maken op dezelfde manier hun superlativus.
EV
acerrima
acerrimae
acerrimae
acerrimam
acerrima
MV
F6 acerrimae
F7 acerrimarum
F8 acerrimis
F9 acerrimas
F10 acerrimis
F1
F2
F3
F4
F5
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
acerrimus
acerrimi
acerrimo
acerrimum
acerrimo
MV
acerrimi
acerrimorum
acerrimis
acerrimos
acerrimis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
EV
acerrimum
acerrimi
acerrimo
acerrimum
acerrimo
MV
acerrima
acerrimorum
acerrimis
acerrima
acerrimis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
21
Onregelmatige comparativi en superlativi
declinatie I en II
bonus, melior, optimus: goed, beter, best
malus, peior, pessimus: slecht, slechter, slechtst
magnus, maior, maximus: groot, groter, grootst
parvus, minor, minimus: klein, kleiner, kleinst
multus, plures, plurimus: veel, meer, meest.
EV
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
M1
M2
M3
M4
M5
MV
plures
plurium
pluribus
plures
pluribus
M6
M7
M8
M9
M10
N1
N2
N3
N4
N5
MV
plures
plurium
pluribus
plures
pluribus
N6
N7
N8
N9
N10
EV
plus
plus
MV
plura
plurium
pluribus
plura
pluribus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
declinatie III
facilis, facilior, facillimus: gemakkelijk, gemakkelijker, gemakkelijkst
difficilis, difficilior, difficillimus: moeilijk, moeilijker, moeilijkst
felix, felicior, felicissimus: gelukkig, gelukkiger, gelukkigst
pauper, pauperior, pauperrimus: arm, armer, armst
dives, divitior, divitissimus: rijk, rijker, rijkst
Het Latijn kent nog meer afwijkende comparativi en superlativi, maar die
staan ook in het woordenboek.
Bij de vergrotende trap gebruikt het Latijn het woordje ‘quam’ om ‘dan’
weer te geven. Wanneer zelfstandige naamwoorden vergeleken worden
kan ook de ablativus gebruikt worden.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
22
HOOFDSTUK 4: HET BIJWOORD
Het bijwoord is een woord dat bij elke woordsoort iets vertelt met uitzondering van het zelfstandige naamwoord. Dat is in het Nederlands zo en in
het Latijn. Sommige woorden zijn pure bijwoorden en staan als zodanig
in het woordenboek. Ze zijn te herkennen aan de afkorting adv. , adverbium, de Latijnse term voor bijwoord.
Van bijvoeglijke naamwoorden kan een bijwoord gemaakt worden. In het
Latijn gaat dat zo.
van bijvoeglijk naar bijwoordelijk declinatie I en II
De bijvoeglijke naamwoorden van declinatie I en II veranderen in een
bijwoord als er achter de stam een -e, spreek uit als een lange ē, te plaatsen. Voorbeeld: altus adj. hoog heeft als stam alt- en met een -e erachter
wordt het alte als bijwoord.
Bij pulcher adj. mooi is de stam pulchr- en het bijwoord dus pulchre.
Bij liber adj. vrij is de stam liber- en het bijwoord dus libere.
Sommige bijvoeglijke naamwoorden van deze declinatie hebben een onregelmatig bijwoord. In het woordenboek staan ze bij het adjectief.
Veel gebruikte afwijkende bijwoorden zijn:
bonus (M1) adj.
multus (M1) adj.
citus (M1) adj.
subitus (M1) adj.
goed
veel
snel
plotseling
bene adv.
multum adv.
cito adv.
subito adv.
Bijwoord van de vergrotende trap.
Van de vergrotende trap van een bijvoeglijk naamwoord kan ook een
bijwoord gemaakt worden. Het Latijn heeft daar geen aparte vorm voor,
gebruikt de N1 vorm ook als bijwoord. Voorbeeld: altius betekent dus
ook hoger als bijwoord. Deze regel geldt ook voor de onregelmatige
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
23
comparativus vormen.
melius (N1) adj.
peius (N1) adj.
maius (N1) adj.
minus (N1) adj.
beter
slechter
groter
kleiner, minder
melius adv.
peius adv.
maius adv.
minus adv.
plus (N1) adj.
meer
plus adv.
Bijwoord van de overtreffende trap
Van de overtreffende trap van een bijvoeglijk naamwoord kan ook een
bijwoord gemaakt worden. Het Latijn doet dat door een -e te zetten achter de stam van de overtreffende vorm. Voorbeeld: altissim- is de stam
van de overtreffende trap ‘hoogst’ en achter deze stam komt een -e. Dus
altissime is het bijwoord hoogst. Zo gaat het bij alle bijvoeglijke naamwoorden van declinatie I en II.
Pulcherrima heeft als stam pulcherrim- waarachter voor het bijwoord de
-e komt zodat pulcherrime het bijwoord mooist is .
Liberissima heeft als stam liberissim-. En daar komt om er een bijwoord
van te maken een -e achter: liberissime, zeer vrij of het vrijst (bijwoord).
Ook waar de overtreffende trap onregelmatig is, gaat het zo.
optimus (M1) adj.
pessimus (M1) adj.
maximus (M1) adj.
minimus (M1) adj.
best
slechtst
grootst
kleinst,minst
optime adv.
pessime adv.
maxime adv.
minime adv.
plurimus (M1) adj.
meer
plus adv.
van bijvoeglijk naar bijwoordelijk declinatie III
Bijvoeglijke naamwoorden van deze declinatie veranderen in een bijwoord door de letters -iter achter de stam te plaatsen.
Voorbeeld: fortis adj. sterk heeft als stam fort- en door daar -iter achter
te plaatsen krijg je het bijwoord fortiter adv. sterk. Zo gaat het bij alle
bijvoeglijke naamwoorden van het fortis-type.
Bij de bijvoeglijke naamwoorden van het acer-type gaat het net zo. Acer
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
24
adj. scherp heeft als stam acr-.Door daar de letters -iter achter te plaatsen
krijg je het bijwoord scherp: acriter adv.
Ook bijvoeglijke naamwoorden van het celer-type maken op deze manier
hun bijwoorden. De stam van celer is celer- en celeriter betekent snel als
bijwoord.
Het onregelmatige felix adj. gelukkig heeft als stam felic- en daar komt
ook voor het bijwoord -iter achter. Op die manier betekent feliciter gelukkig adv. of op gelukkige wijze.
Bijwoord van de vergrotende trap
Ook bij de bijvoeglijke naamwoorden van declinatie III dient de N1 vorm
als bijwoord van de vergrotende trap. Dit is bij alle soorten bijvoeglijke
naamwoorden het geval.
fortius (N1) adj.
acrius (N1) adj.
celerius (N1) adj.
felicius (N1) adj.
sterker
scherper
sneller
gelukkiger
fortius adv.
acrius adv.
celerius adv.
felicius adv.
Bijwoord van de overtreffende trap
Van de overtreffende trap wordt een bijwoord gemaakt door achter de
stam een -e te plaatsen. Voorbeeld: fortissimus heeft als stam fortissimen daar komt een -e achter om er een bijwoord van te maken: fortissime,
sterkst adv. Zo gaat het bij alle soorten bijvoeglijke naamwoorden van
declinatie III, ook de onregelmatige.
fortissimus (M1) adj.
acerrimus (M1) adj.
celerrimus (M1) adj.
difficillimus (M1) adj.
sterkst
scherpst
snelst
moeilijkst
fortissime adv.
acerrime adv.
celerrime adv.
difficillime adv.
facillimus (M1) adj.
gemakkelijkst
facillime adv.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
25
HOOFDSTUK 5: HET WERKWOORD VAN CONJUGATIE I
De werkwoorden van het type voco I zijn de werkwoorden van de eerste
conjugatie of conjugatie I. In het woordenboek zijn ze te herkennen doordat er een Romeinse I achter de eerste persoon enkelvoud indicativus
praesens (voco) staat.
I Het werkwoord als zelfstandig naamwoord.
De werkwoorden van dit type komen als zelfstandig naamwoord voor en
wel op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle
naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium
van voco en ziet er zo uit:
EV
N1
N2
N3
N4
N5
vocare
vocandi
vocando
vocare
vocando
het roepen
van het roepen
(aan) het roepen
het roepen
door/met het roepen
onderwerp
bezitter
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
waarmee/ waardoor
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Maar het werkwoord kent nog meer vormen van het hele werkwoord. Alleen hebben die geen compleet naamvallensysteem.
vocari (N1 en N4)
vocavisse (N1 en N4)
geroepen worden
geroepen te hebben
infinitivus praesentis passivi
infinitivus perfecti activi
Ook bestaan er nog twee aparte vormen van het werkwoord als zelfstandig naamwoord die bekend staan als het supinum.
vocatum
vocatu
om te roepen
om te roepen
supinum I
supinum II
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
26
II het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord
Latijnse werkwoorden kennen vier bijvoeglijke vormen. Dat is het tegenwoordig deelwoord, het passieve voltooide deelwoord, het deelwoord
van de toekomst en het gerundivum. Dat is een deelwoord met de betekenis ‘moetende worden.’ Voor het werkwoord voco I zijn dit de volgende
stammen met de bijbehorende uitgangen.
het tegenwoordig deelwoord: vocans
Het tegenwoordig deelwoord of participium praesentis wordt gemaakt
van de praesens-stam en die is bij voco I de vorm voca-. Daarachter komen voor de verschillende naamvallen de uitgangen. De betekenis is
‘roepend.’
EV
vocans
vocantis
vocanti
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
vocantem
vocante
MV
vocantes
vocantium
vocantibus
vocantes
vocantibus
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
vocans
vocantis
vocanti
vocantem
vocante
MV
vocantes
vocantium
vocantibus
vocantes
vocantibus
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
vocans
vocantis
vocanti
vocans
vocante
MV
vocantia
vocantium
vocantibus
vocantia
vocantibus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
het voltooid deelwoord of p.p.p: vocata
Het voltooid deelwoord heet in het Latijn participium perfecti passivi of
kortweg p.p.p. Het heeft altijd een passieve betekenis waardoor vocata
altijd geroepen zijnde betekent in de F1 vorm.
Het p.p.p. wordt gemaakt van de p.p.p-stam en die bestaat uit de praesensstam voca- plus een -t-. Deze combinatie levert de p.p.p.-stam vocat- op
en daarachter komen de uitgangen voor de naamvallen.
Het resultaat zien je in het schema dat nu komt.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
27
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
vocata
vocatae
vocatae
vocatam
vocata
MV
vocatae
vocatarum
vocatis
vocatas
vocatis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
vocatus
vocati
vocato
vocatum
vocato
MV
vocati
vocatorum
vocatis
vocatos
vocatis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
vocatum
vocati
vocato
vocatum
vocato
MV
vocata
vocatorum
vocatis
vocata
vocatis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
het deelwoord van de toekomst: vocatura
Het Latijn kent een deelwoord van de toekomst. Voor het werkwoord
voco I is daarvan de betekenis ‘zullende roepen.’ Dit deelwoord wordt
gevormd door achter de p.p.p-stam vocat- de uitgangen -ura etc. te zetten. Dat levert het volgende schema op.
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
vocatura
vocaturae
vocaturae
vocaturam
vocatura
MV
vocaturae
vocaturarum
vocaturis
vocaturas
vocaturis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
vocaturus
vocaturi
vocaturo
vocaturum
vocaturo
MV
vocaturi
vocaturorum
vocaturis
vocaturos
vocaturis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
EV
vocaturum
vocaturi
vocaturo
vocaturum
vocaturo
MV
vocatura
vocaturorum
vocaturis
vocatura
vocaturis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
28
het gerundivum: vocanda
Het Latijnse gerundivum is een bijvoeglijke vorm van het werkwoord
met de betekenis ‘moetende worden.’ Het gerundivum wordt gevormd
door achter de praesens-stam voca- het achtervoegsel -nda etc. te plaatsen. Het complete gerundivum van voco I ziet er zo uit.
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
vocanda
vocandae
vocandae
vocandam
vocanda
MV
vocandae
vocandarum
vocandis
vocandas
vocandis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
vocandus
vocandi
vocando
vocandum
vocando
MV
vocandi
vocandorum
vocandis
vocandos
vocandis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
vocandum
vocandi
vocando
vocandum
vocando
MV
vocanda
vocandorum
vocandis
vocanda
vocandis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
III het werkwoord als werkwoord
Wanneer het werkwoord als werkwoord gebruikt wordt, hebben we het
over persoons-vormen. Dat wil zeggen een werkwoordsvorm die verbonden is met een zogenaamde ‘persoon’ dat wil zeggen ‘ik, jij, hij/zij, wij
jullie, zij’. Welke tijden en wijzen het Latijn als persoonsvormen kent,
zie je op de volgende bladzijdes. Daarnaast kent het Latijn ook nog een
paar gebiedende wijzen:
voca!
vocate!
vocare!
vocamini!
roep!
roept!
word geroepen!
wordt geroepen!
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
29
ACTIEF
indicativus
conjunctivus
praes. o.t.t
voco
vocem
vocas
voces
vocat
vocet
vocamus
vocemus
vocatis
vocetis
vocant
vocent
vocabam
vocarem
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
vocabas
vocares
vocabat
vocaret
vocabamus
vocaremus
vocabatis
vocaretis
vocabant
vocarent
vocabo
(omdat) ik roep
(omdat) ik riep
ik zal roepen
vocabis
vocabit
vocabimus
vocabitis
vocabunt
perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.v.t.t.
vocavi
vocaverim
vocavisti
vocaveris
vocavit
vocaverit
vocavimus
vocaverimus
vocavistis
vocaveritis
vocaverunt
vocaverint
vocaveram
vocavissem
vocaveras
vocavisses
vocaverat
vocavisset
vocaveramus
vocavissemus
vocaveratis
vocavissetis
vocaverant
vocavissent
vocavero
(omdat) ik geroepen heb
(omdat) ik geroepen had
ik zal geroepen hebben
vocaveris
vocaverit
vocaverimus
vocaveritis
vocaverint
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
30
PASSIEF
indicativus
conjunctivus
praes. o.t.t
vocor
vocer
vocaris
voceris
vocatur
vocetur
vocamur
vocemur
vocamini
vocemini
vocantur
vocentur
vocabar
vocarerer
vocabaris
vocareris
vocabatur
vocaretur
vocabamur
vocaremur
vocabamini
vocaremini
vocabantur
vocarentur
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
vocabor
(omdat) ik geroepen word
(omdat) ik geroepen werd
ik zal geroepen worden
vocaberis
vocabitur
vocabimur
vocabimini
vocabuntur
perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.v.t.t.
vocata/us/um sum
vocata/us/um sim
vocata/us/um es
vocata/us/um sis
vocata/us/um est
vocata/us/um sit
vocatae/i/a sumus
vocatae/i/a simus
vocatae/i/a estis
vocatae/i/a sitis
vocatae/i/a sunt
vocatae/i/a sint
vocata/us/um eram
vocata/us/um essem
vocata/us/a veras
vocata/us/um esses
vocata/us/um erat
vocata/us/um esset
vocatae/i/a eramus
vocatae/i/a essemus
vocatae/i/a eratis
vocatae/i/a essetis
vocatae/i/a erant
vocatae/i/a essent
vocata/us/um ero
(omdat) ik geroepen ben
(omdat) ik geroepen was
ik zal geroepen zijn
vocata/us/um eris
vocata/us/um erit
vocatae/i/a erimus
vocatae/i/a eritis
vocatae/i/a erunt
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
31
HOOFDSTUK 6: HET WERKWOORD VAN CONJUGATIE II
De werkwoorden van het type deleo II zijn de werkwoorden van de tweede conjugatie of conjugatie II. In het woordenboek zijn ze te herkennen
doordat er een Romeinse II achter de eerste persoon enkelvoud indicativus praesens (deleo) staat.
I Het werkwoord als zelfstandig naamwoord.
De werkwoorden van dit type komen als zelfstandig naamwoord voor en
wel op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle
naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium
van deleo en ziet er zo uit:
N1
N2
N3
N4
N5
EV
delere
delendi
delendo
delere
delendo
het verwoesten
van het verwoesten
(aan) het verwoesten
het verwoesten
door/met het verwoesten
onderwerp
bezitter
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
waarmee/ waardoor
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Maar het werkwoord kent nog meer vormen van het hele werkwoord. Alleen hebben die geen compleet naamvallensysteem.
deleri (N1 en N4)
delevisse (N1 en N4)
verwoest te worden
verwoest te hebben
infinitivus praesentis passivi
infinitivus perfecti activi
Ook bestaan er nog twee aparte vormen van het werkwoord als zelfstandig naamwoord die bekend staan als het supinum.
deletum
deletu
om te verwoesten
om te verwoesten
supinum I
supinum II
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
32
II het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord
Latijnse werkwoorden kennen vier bijvoeglijke vormen. Dat is het tegenwoordig deelwoord, het passieve voltooide deelwoord, het deelwoord
van de toekomst en het gerundivum. Dat is een deelwoord met de betekenis ‘moetende worden.’ Voor het werkwoord deleo II zijn dit de volgende
stammen met de bijbehorende uitgangen.
het tegenwoordig deelwoord: delens
Het tegenwoordig deelwoord of participium praesentis wordt gemaakt
van de praesens-stam en die is bij deleo II de vorm dele-. Daarachter
komen voor de verschillende naamvallen de uitgangen. De betekenis is
‘verwoestend.’
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
delens
delentis
delenti
delentem
delente
MV
delentes
delentium
delentibus
delentes
delentibus
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
delens
delentis
delenti
delentem
delente
MV
delentes
delentium
delentibus
delentes
delentibus
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
delens
delentis
delenti
delens
delente
MV
delentia
delentium
delentibus
delentia
delentibus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
het voltooid deelwoord of p.p.p: deleta
Het voltooid deelwoord heet in het Latijn participium perfecti passivi of
kortweg p.p.p. Het heeft altijd een passieve betekenis waardoor deleta
altijd verwoest zijnde betekent in de F1 vorm.
Het p.p.p. wordt gemaakt van de p.p.p-stam en die bestaat uit de praesensstam dele- plus een -t-. Deze combinatie levert de p.p.p.-stam delet- op en
daarachter komen de uitgangen voor de naamvallen.
Het resultaat zien je in het schema dat nu komt.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
33
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
deleta
deletae
deletae
deletam
deleta
MV
deletae
deletarum
deletis
deletas
deletis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
deletus
deleti
deleto
deletum
deleto
MV
deleti
deletorum
deletis
deletos
deletis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
deletum
deleti
deleto
deletum
deleto
MV
deleta
deletorum
deletis
deleta
deletis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
het deelwoord van de toekomst: deletura
Het Latijn kent een deelwoord van de toekomst. Voor het werkwoord
deleo II is daarvan de betekenis ‘zullende verwoesten.’ Dit deelwoord
wordt gevormd door achter de p.p.p-stam delet- de uitgangen -ura etc. te
zetten. Dat levert het volgende schema op.
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
deletura
deleturae
deleturae
deleturam
deletura
MV
deleturae
deleturarum
deleturis
deleturas
deleturis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
deleturus
deleturi
deleturo
deleturum
deleturo
MV
deleturi
deleturorum
deleturis
deleturos
deleturis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
EV
deleturum
deleturi
deleturo
deleturum
deleturo
MV
deletura
deleturorum
deleturis
deletura
deleturis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
34
het gerundivum: delenda
Het Latijnse gerundivum is een bijvoeglijke vorm van het werkwoord
met de betekenis ‘moetende worden.’ Het gerundivum wordt gevormd
door achter de praesens-stam dele- het achtervoegsel -nda etc. te plaatsen. Het complete gerundivum van deleo II ziet er zo uit.
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
delenda
delendae
delendae
delendam
delenda
MV
delendae
delendarum
delendis
delendas
delendis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
delendus
delendi
delendo
delendum
delendo
MV
delendi
delendorum
delendis
delendos
delendis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
delendum
delendi
delendo
delendum
delendo
MV
delenda
delendorum
delendis
delenda
delendis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
III het werkwoord als werkwoord
Wanneer het werkwoord als werkwoord gebruikt wordt, hebben we het
over persoons-vormen. Dat wil zeggen een werkwoordsvorm die verbonden is met een zogenaamde ‘persoon’ dat wil zeggen ‘ik, jij, hij/zij, wij
jullie, zij’. Welke tijden en wijzen het Latijn als persoonsvormen kent,
zie je op de volgende bladzijdes. Daarnaast kent het Latijn ook nog een
paar gebiedende wijzen:
dele!
delete!
delere!
delemini!
verwoest!
verwoest!
word verwoest!
wordt verwoest!
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
35
ACTIEF
praes. o.t.t
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
indicativus
conjunctivus
deleo
deleam
deles
deleas
delet
deleat
delemus
deleamus
deletis
deleatis
delent
deleant
delebam
delerem
delebas
deleres
delebat
deleret
delebamus
deleremus
delebatis
deleretis
delebant
delerent
delebo
(omdat) ik verwoest
(omdat) ik verwoestte
ik zal verwoesten
delebis
delebit
delebimus
delebitis
delebunt
perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
delevi
deleverim
delevisti
deleveris
delevit
deleverit
delevimus
deleverimus
delevistis
deleveretis
deleverunt
deleverint
deleveram
delevissem
deleveras
delevisses
deleverat
delevisset
deleveramus
delevissemus
deleveratis
delevissetis
deleverant
delevissent
delevero
(omdat) ik verwoest heb
(omdat) ik verwoest had
ik zal verwoest hebben
deleveris
deleverit
deleverimus
deleveritis
deleverint
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
36
PASSIEF
indicativus
conjunctivus
praes. o.t.t
deleor
delear
deleris
delearis
deletur
deleatur
delemur
deleamur
delemini
deleamini
delentur
deleantur
delebar
delerer
delebaris
delereris
delebatur
deleretur
delebamur
deleremur
delebamini
deleremini
delebantur
delerentur
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
delebor
(omdat) ik verwoest word
(omdat) ik verwoest werd
ik zal verwoest worden
deleberis
delebitur
delebimur
delebimini
delebuntur
perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
deleta/us/um sum
deleta/us/um sim
deleta/us/um es
deleta/us/um sis
deleta/us/um est
deleta/us/um sit
deletae/i/a sumus
deletae/i/a simus
deletae/i/a estis
deletae/i/a sitis
deletae/i/a sunt
deletae/i/a sint
deleta/us/um eram
deleta/us/um essem
deleta/us/a eras
deleta/us/um esses
deleta/us/um erat
deleta/us/um esset
deletae/i/a eramus
deletae/i/a essemus
deletae/i/a eratis
deletae/i/a essetis
deletae/i/a erant
deletae/i/a essent
deleta/us/um ero
(omdat) ik verwoest ben
(omdat) ik verwoest was
ik zal verwoest zijn
deleta/us/um eris
deleta/us/um erit
deletae/i/a erimus
deletae/i/a eritis
deletae/i/a erunt
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
37
HOOFDSTUK 7: HET WERKWOORD VAN CONJUGATIE III
De werkwoorden van het type emo III zijn de werkwoorden van de derde conjugatie of conjugatie III In het woordenboek zijn ze te herkennen
doordat er een Romeinse III achter de eerste persoon enkelvoud indicativus praesens (emo) staat.
I Het werkwoord als zelfstandig naamwoord.
De werkwoorden van dit type komen als zelfstandig naamwoord voor en
wel op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle
naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium
van emo en ziet er zo uit:
N1
N2
N3
N4
N5
EV
emere
emendi
emendo
emere
emendo
het kopen
van het kopen
(aan) het kopen
het kopen
door/met het kopen
onderwerp
bezitter
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
waarmee/ waardoor
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Maar het werkwoord kent nog meer vormen van het hele werkwoord. Alleen hebben die geen compleet naamvallensysteem.
emi (N1 en N4)
emisse (N1 en N4)
gekocht te worden
gekocht te hebben
infinitivus praesentis passivi
infinitivus perfecti activi
Ook bestaan er nog twee aparte vormen van het werkwoord als zelfstandig naamwoord die bekend staan als het supinum.
emptum
emptu
om te kopen
om te kopen
supinum I
supinum II
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
38
II het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord
Latijnse werkwoorden kennen vier bijvoeglijke vormen. Dat is het tegenwoordig deelwoord, het passieve voltooide deelwoord, het deelwoord
van de toekomst en het gerundivum. Dat is een deelwoord met de betekenis ‘moetende worden.’ Voor het werkwoord emo III zijn dit de volgende
stammen met de bijbehorende uitgangen.
het tegenwoordig deelwoord: emens
Het tegenwoordig deelwoord of participium praesentis wordt gemaakt
van de praesens-stam en die is bij emo III em- waar een hulp -e- achter
komt en dan de uitgang -ns etc. De betekenis is ‘kopend.’
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
emens
ementis
ementi
ementem
emente
MV
ementes
ementium
ementibus
ementes
ementibus
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
emens
ementis
ementi
ementem
emente
MV
ementes
ementium
ementibus
ementes
ementibus
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
emens
ementis
ementi
emens
emente
MV
ementia
ementium
ementibus
ementia
ementibus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
het voltooid deelwoord of p.p.p: empta
Het voltooid deelwoord heet in het Latijn participium perfecti passivi of
kortweg p.p.p. Het heeft altijd een passieve betekenis waardoor empta
altijd gekocht zijnde betekent in de F1 vorm.
Het p.p.p. wordt gemaakt van de p.p.p-stam en die bestaat uit de praesensstam em- een hulpletter -p- plus een -t-. Deze combinatie levert de p.p.p.stam empt- op en daarachter komen de uitgangen voor de naamvallen.
Het resultaat zien je in het schema dat nu komt.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
39
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
empta
emptae
emptae
emptam
empta
MV
emptae
emptarum
emptis
emptas
emptis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
emptus
empti
empto
emptum
empto
MV
empti
emptorum
emptis
emptos
emptis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
emptum
empti
empto
emptum
empto
MV
empta
emptorum
emptis
empta
emptis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
het deelwoord van de toekomst: emptura
Het Latijn kent een deelwoord van de toekomst. Voor het werkwoord
emo III is daarvan de betekenis ‘zullende kopen.’ Dit deelwoord wordt
gevormd door achter de p.p.p-stam empt- de uitgangen -ura etc. te zetten.
Dat levert het volgende schema op.
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
emptura
empturae
empturae
empturam
emptura
MV
empturae
empturarum
empturis
empturas
empturis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
empturus
empturi
empturo
empturum
empturo
MV
empturi
empturorum
empturis
empturos
empturis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
EV
empturum
empturi
empturo
empturum
empturo
MV
emptura
empturorum
empturis
emptura
empturis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
40
het gerundivum: emenda
Het Latijnse gerundivum is een bijvoeglijke vorm van het werkwoord
met de betekenis ‘moetende worden.’ Het gerundivum wordt gevormd
door achter de praesens-stam em- eerst de hulpletter -e- te plaatsen en
dan het achtervoegsel -nda etc. Het complete gerundivum van emo III
ziet er zo uit.
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
emenda
emendae
emendae
emendam
emenda
MV
emendae
emendarum
emendis
emendas
emendis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
emendus
emendi
emendo
emendum
emendo
MV
emendi
emendorum
emendis
emendos
emendis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
emendum
emendi
emendo
emendum
emendo
MV
emenda
emendorum
emendis
emenda
emendis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
III het werkwoord als werkwoord
Wanneer het werkwoord als werkwoord gebruikt wordt, hebben we het
over persoons-vormen. Dat wil zeggen een werkwoordsvorm die verbonden is met een zogenaamde ‘persoon’ dat wil zeggen ‘ik, jij, hij/zij, wij
jullie, zij’. Welke tijden en wijzen het Latijn als persoonsvormen kent,
zie je op de volgende bladzijdes. Daarnaast kent het Latijn ook nog een
paar gebiedende wijzen:
eme!
emite!
emere!
emimini!
koop!
koopt!
word gekocht!
wordt gekocht!
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
41
ACTIEF
indicativus
conjunctivus
praes. o.t.t
emo
emam
emis
emas
emit
emat
emimus
emamus
emitis
ematis
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
emunt
emant
emebam
emerem
emebas
emeres
emebat
emeret
emebamus
emeremus
emebatis
emeretis
emebant
emerent
emam
(omdat) ik koop
(omdat) ik kocht
ik zal kopen
emes
emet
ememus
emetis
ement
perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
emi
emerim
emisti
emeris
emit
emerit
emimus
emerimus
emistis
emeretis
emerunt
emerint
emeram
emissem
emeras
emisses
emerat
emisset
emeramus
emissemus
emeratis
emissetis
emerant
emissent
emero
(omdat) ik gekocht heb
(omdat) ik gekocht had
ik zal gekocht hebben
emeris
emerit
emerimus
emeritis
emerint
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
42
PASSIEF
indicativus
conjunctivus
praes. o.t.t
emor
emar
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
emeris
emaris
emitur
ematur
emimur
emamur
emimini
emamini
emuntur
emantur
emebar
emerer
emebaris
emereris
emebatur
emeretur
emebamur
emeremur
emebamini
emeremini
emebantur
emerentur
emar
(omdat) ik gekocht word
(omdat) ik gekocht werd
ik zal gekocht worden
emeris
emetur
ememur
ememini
ementur
perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
empta/us/um sum
empta/us/um sim
empta/us/um es
empta/us/um sis
empta/us/um est
empta/us/um sit
emptae/i/a sumus
emptae/i/a simus
emptae/i/a estis
emptae/i/a sitis
emptae/i/a sunt
emptae/i/a sint
empta/us/um eram
empta/us/um essem
empta/us/um eras
empta/us/um esses
empta/us/um erat
empta/us/um esset
emptae/i/a eramus
emptae/i/a essemus
emptae/i/a eratis
emptae/i/a essetis
emptae/i/a erant
emptae/i/a essent
empta/us/um ero
(omdat) ik gekocht ben
(omdat) ik gekocht was
ik zal gekocht zijn
empta/us/um eris
empta/us/um erit
emptae/i/a erimus
emptae/i/a eritis
emptae/i/a erunt
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
43
HOOFDSTUK 8: HET WERKWOORD VAN CONJUGATIE IV
De werkwoorden van het type audio IV zijn de werkwoorden van de
vierde conjugatie of conjugatie IV. In het woordenboek zijn ze te herkennen doordat er een Romeinse IV achter de eerste persoon enkelvoud
indicativus praesens (audio) staat.
I Het werkwoord als zelfstandig naamwoord.
De werkwoorden van dit type komen als zelfstandig naamwoord voor en
wel op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle
naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium
van audio en ziet er zo uit:
N1
N2
N3
N4
N5
EV
audire
audiendi
audiendo
audire
audiendo
het horen
van het horen
(aan) het horen
het horen
door/met het horen
onderwerp
bezitter
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
waarmee/ waardoor
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Maar het werkwoord kent nog meer vormen van het hele werkwoord. Alleen hebben die geen compleet naamvallensysteem.
audiri (N1 en N4)
audivisse (N1 en N4)
gehoord worden
gehoord hebben
infinitivus praesentis passivi
infinitivus perfecti activi
Ook bestaan er nog twee aparte vormen van het werkwoord als zelfstandig naamwoord die bekend staan als het supinum.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
44
auditum
auditu
om te horen
om te horen
supinum I
supinum II
II het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord
Latijnse werkwoorden kennen vier bijvoeglijke vormen. Dat is het tegenwoordig deelwoord, het passieve voltooide deelwoord, het deelwoord
van de toekomst en het gerundivum. Dat is een deelwoord met de betekenis ‘moetende worden.’ Voor het werkwoord audio IV zijn dit de volgende stammen met de bijbehorende uitgangen.
het tegenwoordig deelwoord: audiens
Het tegenwoordig deelwoord of participium praesentis wordt gemaakt
van de praesens-stam en die is bij audi IV audi- waar een hulp -e- achter
komt en dan de uitgang -ns etc. De betekenis is ‘horend.’
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
audiens
audientis
audienti
audientem
audiente
MV
audientes
audientium
audientibus
audientes
audientibus
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
audiens
audientis
audienti
audientem
audiente
MV
audientes
audientium
audientibus
audientes
audientibus
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
audiens
audientis
audienti
audiens
audiente
MV
audientia
audientium
audientibus
audientia
audientibus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
het voltooid deelwoord of p.p.p: audita
Het voltooid deelwoord heet in het Latijn participium perfecti passivi of
kortweg p.p.p. Het heeft altijd een passieve betekenis waardoor audita
altijd gekocht zijnde betekent in de F1 vorm.
Het p.p.p. wordt gemaakt van de p.p.p-stam en die bestaat uit de praesensstam audi- plus een -t-. Deze combinatie levert de p.p.p.-stam audit- op
en daarachter komen de uitgangen voor de naamvallen.
Het resultaat zien je in het schema dat nu komt.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
45
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
audita
auditae
auditae
auditam
audita
MV
auditae
auditarum
auditis
auditas
auditis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
auditus
auditi
audito
auditum
audito
MV
auditi
auditorum
auditis
auditos
auditis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
auditum
auditi
audito
auditum
audito
MV
audita
auditorum
auditis
audita
auditis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
het deelwoord van de toekomst: auditura
Het Latijn kent een deelwoord van de toekomst. Voor het werkwoord
audio IV is daarvan de betekenis ‘zullende horen.’ Dit deelwoord wordt
gevormd door achter de p.p.p-stam audit- de uitgangen -ura etc. te zetten.
Dat levert het volgende schema op.
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
auditura
auditurae
auditurae
audituram
auditura
MV
auditurae
auditurarum
audituris
audituras
audituris
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
auditurus
audituri
audituro
auditurum
audituro
MV
audituri
auditurorum
audituris
audituros
audituris
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
EV
auditurum
audituri
audituro
auditurum
audituro
MV
auditura
auditurorum
audituris
auditura
audituris
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
46
het gerundivum: audienda
Het Latijnse gerundivum is een bijvoeglijke vorm van het werkwoord
met de betekenis ‘moetende worden.’ Het gerundivum wordt gevormd
door achter de praesens-stam audi- eerst de hulpletter -e- te plaatsen en
dan het achtervoegsel -nda etc. Het complete gerundivum van audio IV
ziet er zo uit.
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
audienda
audiendae
audiendae
audiendam
audienda
MV
audiendae
audiendarum
audiendis
audiendas
audiendis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
audiendus
audiendi
audiendo
audiendum
audiendo
MV
audiendi
audiendorum
audiendis
audiendos
audiendis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
audiendum
audiendi
audiendo
audiendum
audiendo
MV
audienda
audiendorum
audiendis
audienda
audiendis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
III het werkwoord als werkwoord
Wanneer het werkwoord als werkwoord gebruikt wordt, hebben we het
over persoons-vormen. Dat wil zeggen een werkwoordsvorm die verbonden is met een zogenaamde ‘persoon’ dat wil zeggen ‘ik, jij, hij/zij, wij
jullie, zij’. Welke tijden en wijzen het Latijn als persoonsvormen kent,
zie je op de volgende bladzijdes. Daarnaast kent het Latijn ook nog een
paar gebiedende wijzen:
audi!
audite!
audire!
audimini!
hoor!
hoort!
word gehoord!
wordt gehoord!
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
47
ACTIEF
praes. o.t.t
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
indicativus
conjunctivus
audio
audiam
audis
audias
audit
audiat
audimus
audiamus
auditis
audiatis
audiunt
audiant
audiebam
audirem
audiebas
audires
audiebat
audiret
audiebamus
audiremus
audiebatis
audiretis
audiebant
audirent
audiam
(omdat) ik hoor
(omdat) ik hoorde
ik zal horen
audies
audiet
audiemus
audietis
audient
perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
audivi
audiverim
audivisti
audiveris
audivit
audiverit
audivimus
audiverimus
audivistis
audiveritis
audiverunt
audiverint
audiveram
audivissem
audiveras
audivisses
audiverat
audivisset
audiveramus
audivissemus
audiveratis
audivissetis
audiverant
audivissent
audivero
(omdat) ik gehoord heb
(omdat) ik gehoord had
ik zal gehoord hebben
audiveris
audiverit
audiverimus
audiveritis
audiverint
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
48
PASSIEF
praes. o.t.t
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
indicativus
conjunctivus
audior
audiar
audiris
audiaris
auditur
audiatur
audimur
audiamur
audimini
audiamini
audiuntur
audiantur
audiebar
audirer
audiebaris
audireris
audiebatur
audiretur
audiebamur
audiremur
audiebamini
audiremini
audiebantur
audirentur
audiar
ik word gehoord
ik werd gehoord
ik zal gehoord worden
audieris
audietur
audiemur
audiemini
audientur
perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
audita/us/um sum
audita/us/um sim
audita/us/um es
audita/us/um sis
audita/us/um est
audita/us/um sit
auditae/i/a sumus
auditae/i/a simus
auditae/i/a estis
auditae/i/a sitis
auditae/i/a sunt
auditae/i/a sint
audita/us/um eram
audita/us/um essem
audita/us/um eras
audita/us/um esses
audita/us/um erat
audita/us/um esset
auditae/i/a eramus
auditae/i/a essemus
auditae/i/a eratis
auditae/i/a essetis
auditae/i/a erant
auditae/i/a essent
audita/us/um ero
ik ben gehoord
ik was gehoord
ik zal gehoord zijn
audita/us/um eris
audita/us/um erit
auditae/i/a erimus
auditae/i/a eritis
auditae/i/a erunt
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
49
HOOFDSTUK 9: DE CAPIO-GROEP
De werkwoorden van de capio-groep combineren elementen van de derde conjugatie met elementen van de vierde. Ze zijn eraan te herkennen
dat ze eruit zien als ‘audio’ met een ‘-io’ op het einde, maar met erachter
een Romeinse III die eigenlijk bij ‘emo III’ hoort.
I Het werkwoord als zelfstandig naamwoord.
De werkwoorden van dit type komen als zelfstandig naamwoord voor en
wel op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle
naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium
van capio en ziet er zo uit:
N1
N2
N3
N4
N5
EV
capere
capiendi
capiendo
capere
capiendo
het nemen
van het nemen
aan het nemen
het nemen
door /met het nemen
onderwerp
bezitter
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
waarmee/ waardoor
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Maar het werkwoord kent nog meer vormen van het hele werkwoord. Alleen hebben die geen compleet naamvallensysteem.
capi (N1 en N4)
cepisse (N1 en N4)
genomen worden
genomen hebben
infinitivus praesentis passivi
infinitivus perfecti activi
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
50
II het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord
Latijnse werkwoorden kennen vier bijvoeglijke vormen. Dat is het tegenwoordig deelwoord, het passieve voltooide deelwoord, het deelwoord
van de toekomst en het gerundivum. Dat is een deelwoord met de betekenis ‘moetende worden.’ Voor het werkwoord capio III zijn dit de volgende stammen met de bijbehorende uitgangen.
het tegenwoordig deelwoord: audiens
Het tegenwoordig deelwoord of participium praesentis wordt gemaakt
van de praesens-stam capie- waar de uitgang -ns etc. achter komen. De
betekenis is ‘nemend.’
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
capiens
capientis
capienti
capientem
capiente
MV
capientes
capientium
capientibus
capientes
capientibus
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
capiens
capientis
capienti
capientem
capiente
MV
capientes
capientium
capientibus
capientes
capientibus
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
capiens
capientis
capienti
capiens
capiente
MV
capientia
capientium
capientibus
capientia
capientibus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
het voltooid deelwoord of p.p.p: capta
Het voltooid deelwoord heet in het Latijn participium perfecti passivi
of kortweg p.p.p. Het heeft altijd een passieve betekenis waardoor capta
altijd genomen zijnde betekent in de F1 vorm.
Het p.p.p. wordt gemaakt van de p.p.p-stam en die bestaat uit de praesensstam cap- plus een -t-. Deze combinatie levert de p.p.p.-stam capt- op en
daarachter komen de uitgangen voor de naamvallen.
Het resultaat zien je in het schema dat nu komt.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
51
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
capta
captae
captae
captam
capta
MV
captae
captarum
captis
captas
captis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
captus
capti
capto
captum
capto
MV
capti
captorum
captis
captos
captis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
captum
capti
capto
captum
capto
MV
capta
captorum
captis
capta
captis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
het deelwoord van de toekomst: captura
Het Latijn kent een deelwoord van de toekomst. Voor het werkwoord
capio III is daarvan de betekenis ‘zullende nemen.’ Dit deelwoord wordt
gevormd door achter de p.p.p-stam capt- de uitgangen -ura etc. te zetten.
Dat levert het volgende schema op.
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
captura
capturae
capturae
capturam
captura
MV
capturae
capturarum
capturis
capturas
capturis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
capturus
capturi
capturo
capturum
capturo
MV
capturi
capturorum
capturis
capturos
capturis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
EV
capturum
capturi
capturo
capturum
capturo
MV
captura
capturorum
capturis
captura
capturis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
52
het gerundivum: capienda
Het Latijnse gerundivum is een bijvoeglijke vorm van het werkwoord
met de betekenis ‘moetende worden.’ Het gerundivum wordt gevormd
door achter de praesens-stam capie- het achtervoegsel -nda etc. te plaatsen. Het complete gerundivum van capio III ziet er zo uit.
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
capienda
capiendae
capiendae
capiendam
capienda
MV
capiendae
capiendarum
capiendis
capiendas
capiendis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
capiendus
capiendi
capiendo
capiendum
capiendo
MV
capiendi
capiendorum
capiendis
capiendos
capiendis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
capiendum
capiendi
capiendo
capiendum
capiendo
MV
capienda
capiendorum
capiendis
capienda
capiendis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
III het werkwoord als werkwoord
Wanneer het werkwoord als werkwoord gebruikt wordt, hebben we het
over persoons-vormen. Dat wil zeggen een werkwoordsvorm die verbonden is met een zogenaamde ‘persoon’ dat wil zeggen ‘ik, jij, hij/zij, wij
jullie, zij’. Welke tijden en wijzen het Latijn als persoonsvormen kent,
zie je op de volgende bladzijdes. Daarnaast kent het Latijn ook nog een
paar gebiedende wijzen:
cape!
capite!
capere!
capimini!
neem!
neemt!
word genomen!
wordt genomen!
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
53
ACTIEF
praes. o.t.t
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
indicativus
conjunctivus
capio
capiam
capis
capias
capit
capiat
capimus
capiamus
capitis
capiatis
capiunt
capiant
capiebam
caperem
capiebas
caperes
capiebat
caperet
capiebamus
caperemus
capiebatis
caperetis
capiebant
caperent
capiam
(omdat) ik neem
(omdat) ik nam
ik zal nemen
capies
capiet
capiemus
capietis
capient
perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
cepi
ceperim
cepisti
ceperis
cepit
ceperit
cepimus
ceperimus
cepistis
ceperitis
ceperunt
ceperint
ceperam
cepissem
ceperas
cepisses
ceperat
cepisset
ceperamus
cepissemus
ceperatis
cepissetis
ceperant
cepissent
cepero
(omdat) ik genomen heb
(omdat) ik genomen had
ik zal genomen hebben
ceperis
ceperit
ceperimus
ceperitis
ceperint
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
54
PASSIEF
praes. o.t.t
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
indicativus
conjunctivus
capior
capiar
caperis
capiaris
capitur
capiatur
capimur
capiamur
capimini
capiamini
capiuntur
capiantur
capiebar
caperer
capiebaris
capereris
capiebatur
caperetur
capiebamur
caperemur
capiebamini
caperemini
capiebantur
caperentur
capiar
(omdat) ik genomen word
(omdat) ik genomen werd
ik zal genomen worden
capieris
capietur
capiemur
capiemini
capientur
perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
capta/us/um sum
capta/us/um sim
capta/us/um es
capta/us/um sis
capta/us/um est
capta/us/um sit
captae/i/a sumus
captae/i/a simus
captae/i/a estis
captae/i/a sitis
captae/i/a sunt
captae/i/a sint
capta/us/um eram
capta/us/um essem
capta/us/um eras
capta/us/um esses
capta/us/um erat
capta/us/um esset
captae/i/a eramus
captae/i/a essemus
captae/i/a eratis
captae/i/a essetis
captae/i/a erant
captae/i/a essent
capta/us/um ero
(omdat) ik genomen ben
(omdat) ik genomen was
ik zal genomen zijn
capta/us/um eris
capta/us/um erit
captae/i/a erimus
captae/i/a eritis
captae/i/a erunt
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
55
HOOFDSTUK 10: DE DEPONENTIA
Deponentia is de naam voor een speciale groep werkwoorden. Volledig
heten ze ‘verba deponentia’ en één zo’n werkwoord is een ‘verbum deponens.’ Waarom ze zo heten, is mij niet duidelijk, maar wat is doen is
geod te begrijpen. Kijk maar eens naar het voorbeeld van zo’n verbum
deponens ‘proficiscor III.’ Dat ziet er onmiskenbaar passief uit met de
bekende uitgang ‘-or’ aan het einde van het woord. Maar toch is de betekenis ervan actief, niet alleen in het Nederlands maar ook in het Latijn.
De ‘-or uitgang’ heeft dus een andere betekenis en heeft niets met ‘word’
of ‘worden’ te maken.
Het Grieks kan helpen. In deze taal bestaat het zogenaamde ‘Medium.’ Een werkwoord dat in het Medium staat, ziet er ook inderdaad
passief uit, maar is actief. Het Grieks gebruikt dit Medium om duidelijk
te maken dat iemand echt zelf iets doet. En deze Latijnse deponentia
lijken erg op het Griekse medium. Want ‘proficiscor III’ wil zeggen dat
iemand vertrekt en helemaal zelf gaat. En bij het deponens ‘vereor II’ is
het helemaal duidelijk. Veretur betekent ‘hij is bang ‘of ‘hij vreest’ en dat
is een heel persoonlijk gevoel en iets dat je overkomt. En dat ‘zelf doen’
of ‘zelf ondergaan’ zie je inderdaad bij veel van deze Latijnse deponens
werkwoorden.
Als je naar de vormen kijkt, zie je een half werkwoord. Want er
zijn alleen maar onvoltooide tijden en voltooide tijden die er passief uitzien. Maar die allemaal een actieve betekenis hebben. En verder zijn er
paar vormen die nodig zijn om het werkwoord normaal te kunnen gebruiken. Net zoals bij de gewone werkwoorden kent het Latijn vier gewone
conjugaties voor het deponens werkwoord en een gemengde groep.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
56
deponentia conjugatie I
Als voorbeeld voor de deponentia van de eerste conjugatie gebruik ik
conor I, proberen, beginnen.
I Het werkwoord als zelfstandig naamwoord.
De werkwoorden van dit type komen als zelfstandig naamwoord voor en
wel op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle
naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium
van conor I ziet er zo uit:
N1
N2
N3
N4
N5
EV
conari
conandi
conando
conari
conando
het proberen
van het proberen
aan het proberen
het proberen
door /met het proberen
onderwerp
bezitter
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
waarmee/ waardoor
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Van het werkwoord bestaat ook een supinum
conatum
conatu
om te proberen
om te proberen
supinum I
supinum II
II het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord
Het Latijnse deponens kent ook vier bijvoeglijke vormen. Dat zijn :
het tegenwoordig deelwoord,
het deelwoord van de voltooide tijd,
het deelwoord van de toekomst en
het gerundivum.
Het tegenwoordig deelwoord van conor I ziet er helemaal actief uit. Het
is gebaseerd op de praesens-stam cona- met daar de uitgangen -ns etc.
achter. Conans betekent ‘proberend.’
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
57
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
conans
conantis
conanti
conantem
conante
MV
conantes
conantium
conantibus
conantes
conantibus
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
conans
conantis
conanti
conantem
conante
MV
conantes
conantium
conantibus
conantes
conantibus
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
conans
conantis
conanti
conans
conante
MV
conantia
conantium
conantibus
conantia
conantibus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Conata (F1) betekent ‘geprobeerd hebbende.’ De vorm bestaat uit de
praesens-stam ‘cona-’ met een ‘-t-’ erachter voor het voltooide deelwoord. De voltooide stam van conor I is dus ‘conat-’ en daar komen de
uitgangen achter die je in het schema ziet staan.
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
conata
conatae
conatae
conatam
conata
MV
conatae
conatarum
conatis
conatas
conatis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
conatus
conati
conato
conatum
conato
MV
conati
conatorum
conatis
conatos
conantis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
EV
conatum
conati
conato
conatum
conato
MV
conata
conatorum
conatis
conata
conatis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
58
Conor I heeft ook een deelwoord van de toekomst. Je maakt het
van de stam voor het voltooid deelwoord ‘conat-’. Daar zet je namelijk
de uitgangen -ura etc. achter waardoor je de betekenis ‘zullende proberen’krijgt.
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
conatura
conaturae
conaturae
conaturam
conatura
MV
conaturae
conaturarum
conaturis
conaturas
conaturis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
conaturus
conaturi
conaturo
conaturum
conaturo
MV
conaturi
conaturorum
conaturis
conaturos
conaturis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
conaturum
conaturi
conaturo
conaturum
conaturo
MV
conatura
conaturorum
conaturis
conatura
conaturis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
De vierde bijvoeglijke vorm van het werkwoord conor I is het
gerundivum. Je maakt deze vorm door achter de praesens-stam ‘cona-’
de uitgangen -nda etc te zetten. Conanda betekent ‘geprobeerd moetende
worden’in de F1 vorm.
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
conanda
conandae
conandae
conandam
conanda
MV
conandae
conandarum
conandis
conandas
conandis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
conandus
conandi
conando
conandum
conando
MV
conandi
conandorum
conandis
conandos
conandis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
EV
conandum
conandi
conando
conandum
conando
MV
conanda
conandorum
conandis
conanda
conandis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
59
III het werkwoord als werkwoord
Wanneer het werkwoord als werkwoord gebruikt wordt, gaat het over
persoons-vormen. Dat wil zeggen een werkwoordsvorm die verbonden
is met een zogenaamde ‘persoon’ dat zijn de ‘ik, jij, hij/zij, wij jullie,
zij’ vormen van het werkwoord. Daarnaast kent het deponens nog een
gebiedende wijs.
conare!
conamini!
probeer!
probeert!
woordenboek
In het woordenboek staan de deponentia zo aangegeven: conor,
conari en (eventueel) conatus sum, proberen. Uit de combinatie ‘conor’
met een actief werkwoord kun je opmaken dat het om een ‘verbum deponens’ gaat. Er staat dus niet apart bij dat ‘conor’ I een deponens is. Aan
de passieve uitgang ‘-or’ en de vertaling met een actief werkwoord zie
je dus dat het om een werkwoord gaat met een passief uiterlijk dat niet
passief is.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
60
DEPONENS
indicativus
conjunctivus
praes. o.t.t
conor
coner
conaris
coneris
conatur
conetur
conamur
conemur
conamini
conemini
conantur
conentur
conabar
conarerer
conabaris
conareris
conabatur
conaretur
conabamur
conaremur
conabamini
conaremini
conabantur
conarentur
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
conabor
(omdat) ik probeer
(omdat) ik probeerde
ik zal proberen
conaberis
conabitur
conabimur
conabimini
conabuntur
perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.v.t.t.
conata/us/um sum
conata/us/um sim
conata/us/um es
conata/us/um sis
conata/us/um est
conata/us/um sit
conatae/i/a sumus
conatae/i/a simus
conatae/i/a estis
conatae/i/a sitis
conatae/i/a sunt
conatae/i/a sint
conata/us/um eram
conata/us/um essem
conata/us/a veras
conata/us/um esses
conata/us/um erat
conata/us/um esset
conatae/i/a eramus
conatae/i/a essemus
conatae/i/a eratis
conatae/i/a essetis
conatae/i/a erant
conatae/i/a essent
conata/us/um ero
(omdat) ik geprobeerd heb
(omdat) ik geprobeerd had
ik zal geprobeerd hebben
conata/us/um eris
conata/us/um erit
conatae/i/a erimus
conatae/i/a eritis
conatae/i/a erunt
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
61
deponentia conjugatie II
Als voorbeeld voor de deponentia van de tweede conjugatie of conjugatie
II gebruik ik vereor II, vrezen. Dit werkwoord heeft als stamtijden vereor
II, vereri, veritus sum. Dat betekent dat het voltooide deelwoord ‘verit-’
als stam heeft. Deze vorm ‘verit-’ gebruik je om het perfectum te maken
en het deelwoord van de toekomst.
I Het werkwoord als zelfstandig naamwoord.
De werkwoorden van dit type komen als zelfstandig naamwoord voor en
wel op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle
naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium
van vereor II, vrezen en ziet er zo uit:
N1
N2
N3
N4
N5
EV
vereri
verendi
verendo
vereri
verendo
het vrezen
van het vrezen
aan het vrezen
het vrezen
door /met het vrezen
onderwerp
bezitter
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
waarmee/ waardoor
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Van het werkwoord bestaat ook een supinum
veritum
veritu
om te vrezen
om te vrezen
supinum I
supinum II
II het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord
Vereor II kent vier bijvoeglijke vormen. Dat zijn:
het tegenwoordig deelwoord,
het deelwoord van de voltooide tijd,
het deelwoord van de toekomst en
het gerundivum.
Voor het tegenwoordig deelwoord gebruik je de praesens-stam ‘vere-’
waarachter de uitgangen ‘- ns’ etc. komen. Verens betekent ‘vrezend.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
62
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
verens
verentis
verenti
verentem
verente
MV
verentes
verentium
verentibus
verentes
verentibus
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
verens
verentis
verenti
verentem
verente
MV
verentes
verentium
verentibus
verentes
verentibus
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
verens
verentis
verenti
verens
verente
MV
verentia
verentium
verentibus
verentia
verentibus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Het werkwoord vereor II heeft een andere voltooide tijd dan deleo II. De
stamtijden zijn: vereor II, vereri, veritus sum, vrezen. Van veritus wordt
de stam ‘verit-’ gemaakt waarachter de uitgangen voor de verschillende
naamvallen en geslachten komen. Verita (F1) betekent ‘gevreesd hebbend.’
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
verita
veritae
veritae
veritam
verita
MV
veritae
veritarum
veritis
veritas
veritis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
veritus
veriti
verito
veritum
verito
MV
veriti
veritorum
veritis
veritos
veritis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
veritum
veriti
verito
veritum
verito
MV
verita
veritorum
veritis
verita
veritis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
De derde bijvoeglijke vorm van het werkwoord vereor II is het deelwoord van de toekomst. Deze wordt gevormd door achter de stam van
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
63
het voltooid deelwoord ‘verit-’ de uitgangen -ura etc. te plaatsen. Veritura
betekent ‘zullende vrezen’ in de F1 vorm.
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
veritura
veriturae
veriturae
verituram
veritura
MV
veriturae
veriturarum
verituris
verituras
verituris
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
veritruus
verituri
verituro
veriturum
verituro
MV
verituri
veriturorum
verituris
verituros
verituris
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
veriturum
veriurti
veriurto
veriturum
verituro
MV
veriurta
veriturorum
verituris
veritura
verituris
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Het gerundivum bestaat uit de praesens-stam ‘vere-’ met de uitgangen
‘-da’etc. en betekent ‘gevreesd moetende worden.
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
verenda
verendae
verendae
verendam
verenda
MV
verendae
verendarum
verendis
verendas
verendis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
verendus
verendi
verendo
verendum
verendo
MV
verendi
verendorum
verendis
verendos
verendis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
verendum
verendi
verendo
verendum
verendo
MV
verenda
verendorum
verendis
verenda
verendis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
III het werkwoord als werkwoord
Vereor II kent ook een gebiedende wijs.
verere!
veremini!
vrees!
vreest!
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
64
DEPONENS
indicativus
conjunctivus
praes. o.t.t
vereor
verear
vereris
verearis
veretur
vereatur
veremur
vereamur
veremini
vereamini
verentur
vereantur
verebar
vererer
verebaris
verereris
verebatur
vereretur
verebamur
vereremur
verebamini
vereremini
verebantur
vererentur
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
verebor
(omdat) ik vrees
(omdat) ik vreesde
ik zal vrezen
vereberis
verebitur
verebimur
verebimini
verebuntur
perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
verita/us/um sum
verita/us/um sim
verita/us/um es
verita/us/um sis
verita/us/um est
verita/us/um sit
veritae/i/a sumus
veritae/i/a simus
veritae/i/a estis
veritae/i/a sitis
veritae/i/a sunt
veritae/i/a sint
verita/us/um eram
verita/us/um essem
verita/us/a eras
verita/us/um esses
verita/us/um erat
verita/us/um esset
veritae/i/a eramus
veritae/i/a essemus
veritae/i/a eratis
veritae/i/a essetis
veritae/i/a erant
veritae/i/a essent
verita/us/um ero
(omdat) ik gevreesd heb
(omdat) ik gevreesd had
ik zal gevreesd hebben
verita/us/um eris
verita/us/um erit
veritae/i/a erimus
veritae/i/a eritis
veritae/i/a erunt
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
65
deponentia conjugatie III
Als voorbeeld voor de deponentia van de derde conjugatie of conjugatie III gebruik ik sequor III volgen. Dit werkwoord heeft als stamtijden
sequor III, sequi, secutus sum, volgen. Dit betekent dat het voltooide
deelwoord ‘secut-’ als stam heeft. De vorm ‘secut-’ gebruik je om het
perfectum te maken en het deelwoord van de toekomst.
I Het werkwoord als zelfstandig naamwoord.
De werkwoorden van dit type komen als zelfstandig naamwoord voor en
wel op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle
naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium
van sequor III, volgen en ziet er zo uit:
N1
N2
N3
N4
N5
EV
sequi
sequendi
sequendo
sequi
sequendo
het volgen
van het volgen
aan het volgen
het volgen
door /met het volgen
onderwerp
bezitter
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
waarmee/ waardoor
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Van het werkwoord bestaat ook een supinum
secutum
secutu
om te volgen
om te volgen
supinum I
supinum II
II het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord
Ook sequor III, volgen kent vier bijvoeglijke vormen. Dat is het tegenwoordig deelwoord, het deelwoord van de voltooide tijd, het deelwoord
van de toekomst en het gerundivum. Dat is het deelwoord met de betekenis ‘moetende worden.’ Voor het werkwoord sequor III zijn dit de volgende stammen met de bijbehorende uitgangen.
Het tegenwoordig deelwoord bestaat uit de praesens-stam ‘seque-’ met daarachter de uitgangen ‘-ns’ etc.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
66
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
sequens
sequentis
sequenti
sequentem
sequente
MV
sequentes
sequentium
sequentibus
sequentes
sequentibus
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
sequens
sequentis
sequenti
sequentem
sequente
MV
sequentes
sequentium
sequentibus
sequentes
sequentibus
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
sequens
sequentis
sequenti
sequens
sequente
MV
sequentia
sequentium
sequentibus
sequentia
sequentibus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Het werkwoord sequor III heeft een andere voltooide tijd dan emo III.
De stamtijden zijn: sequor III, sequi, secutus sum, volgen. Van ‘secutus’
wordt de stam ‘secut-’ gemaakt waarachter de uitgangen voor de verschillende naamvallen en geslachten komen. Secuta (F1) betekent ‘gevolgend
hebbend’ of ‘gevolgd zijnde’ want in het Nederlands zijn beide mogelijk.
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
secuta
secutae
secutae
secutam
secuta
MV
secutae
secutarum
secutis
secutas
secutis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
secutus
secuti
secuto
secutum
secuto
MV
secuti
secutorum
secutis
secutos
secutis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
secutum
secuti
secuto
secutum
secuto
MV
secuta
secutorum
secutis
secuta
secutis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
De derde bijvoeglijke vorm is het deelwoord van de toekomst. Deze
wordt gevormd door achter de stam van het voltooid deelwoord ‘secut-’
de uitgangen ‘-ura‘etc. te plaatsen. Secutura betekent ‘zullende volgen’
in de F1 vorm.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
67
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
secutura
secuturae
secuturae
secuturam
secutura
MV
secuturae
secuturarum
secuturis
secuturas
secuturis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
secuturus
secuturi
secuturo
secuturum
secuturo
MV
secuturi
secuturorum
secuturis
secuturos
secuturis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
secuturum
secuturi
secuturo
secuturum
secuturo
MV
secutura
secuturorum
secuturis
secutura
secuturis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Het gerundivum bestaat uit de praesens-stam ‘seque-’ met de uitgangen
‘-da’etc. en betekent ‘gevolgd moetende worden.
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
sequenda
sequendae
sequendae
sequendam
sequenda
MV
sequendae
sequendarum
sequendis
sequendas
sequendis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
sequendus
sequendi
sequendo
sequendum
sequendo
MV
sequendi
sequendorum
sequendis
sequendos
sequendis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
sequendum
sequendi
sequendo
sequendum
sequendo
MV
sequenda
sequendorum
sequendis
sequenda
sequendis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
III het werkwoord als werkwoord
Sequor III kent ook een gebiedende wijs. .
sequere!
sequimini !
volg!
volgt!
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
68
DEPONENS
indicativus
conjunctivus
praes. o.t.t
sequor
sequar
sequeris
sequaris
sequitur
sequatur
sequimur
sequamur
sequimini
sequamini
sequuntur
sequantur
sequebar
sequerer
sequebaris
sequereris
sequebatur
sequeretur
sequebamur
sequeremur
sequebamini
sequeremini
sequebantur
sequerentur
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
sequar
(omdat) ik volg
(omdat) ik volgde
ik zal volgen
sequeris
sequetur
sequemur
sequemini
sequentur
perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
secuta/us/um sum
secuta/us/um sim
secuta/us/um es
secuta/us/um sis
secuta/us/um est
secuta/us/um sit
secutae/i/a sumus
secutae/i/a simus
secutae/i/a estis
secutae/i/a sitis
secutae/i/a sunt
secutae/i/a sint
secuta/us/um eram
secuta/us/um essem
secuta/us/a eras
secuta/us/um esses
secuta/us/um erat
secuta/us/um esset
secutae/i/a eramus
secutae/i/a essemus
secutae/i/a eratis
secutae/i/a essetis
secutae/i/a erant
secutae/i/a essent
secuta/us/um ero
(omdat) ik gevolg heb
(omdat) ik gevolgd had
ik zal gevolgd hebben
secuta/us/um eris
secuta/us/um erit
Als
secutae/i/a erimus
deponentia
voorbeeldsecutae/i/a
voor deeritis
deponentia
secutae/i/a erunt
conjugatie IV
van de vierde conjugatie of conjugatie
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
69
IV gebruik ik partior IV, verdelen. Dit werkwoord heeft als stamtijden
partior IV, partiri, partitus sum, verdelen. Dit betekent dat het voltooide
deelwoord ‘partit-’ als stam heeft. De vorm ‘partit-’ gebruik je om het
perfectum te maken en het deelwoord van de toekomst.
I Het werkwoord als zelfstandig naamwoord.
De werkwoorden van dit type komen als zelfstandig naamwoord voor en
wel op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle
naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium
van partior IV, verdelen en ziet er zo uit:
N1
N2
N3
N4
N5
EV
partiri
partiendi
partiendo
partiri
partiendo
het verdelen
van het verdelen
aan het verdelen
het verdelen
door /met het verdelen
onderwerp
bezitter
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
waarmee/ waardoor
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Van het werkwoord bestaat ook een supinum
partitum
partitu
om te volgen
om te volgen
supinum I
supinum II
II het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord
Partior IV kent vier bijvoeglijke vormen. Dat zijn:
het tegenwoordig deelwoord,
het deelwoord van de voltooide tijd,
het deelwoord van de toekomst en
het gerundivum.
Voor het tegenwoordig deelwoord gebruik je de praesens-stam parti- plus
een extra -e-. Achter deze verlengde stam ‘partie- komen de bekende uitgangen ‘- ns’ etc. Partiens betekent ‘verdelend.’
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
70
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
partiens
partientis
partienti
partientem
partiente
MV
partientes
partientium
partientibus
partientes
partientibus
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
partiens
partientis
partienti
partientem
partiente
MV
partientes
partientium
partientibus
partientes
partientibus
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
partiens
partientis
partienti
partiens
partiente
MV
partientia
partientium
partientibus
partientia
partientibus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
De stam van het voltooide deelwoord van partior IV is ‘partit-’ daarachter
komen de uitgangen voor de naamvallen en de geslachten. Partita (F1)
betekent ‘verdeeld hebbende.’
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
partita
partitae
partitae
partitam
partita
MV
partitae
partitarum
partitis
partitas
partitis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
partitus
partiti
partito
partitum
partito
MV
partiti
partitorum
partitis
partitos
partitis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
partitum
partiti
partito
partitum
partito
MV
partita
partitorum
partitis
partita
partitis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
De derde bijvoeglijke vorm is het deelwoord van de toekomst. Deze
wordt gevormd door achter de stam van het voltooid deelwoord ‘partit-’
de uitgangen ‘-ura‘etc. te plaatsen. Partitura betekent ‘zullende verdelen’
in de F1 vorm.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
71
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
partitura
partiturae
partiturae
partituram
partitura
MV
partiturae
partiturarum
partituris
partituras
partituris
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
partiturus
partituri
partituro
partiturum
partituro
MV
partituri
partiturorum
partituris
partituros
partituris
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
partiturum
partituri
partituro
partiturum
partituro
MV
partitura
partiturorum
partituris
partitura
partituris
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Het gerundivum bestaat uit de praesens-stam ‘partie-’ met de uitgangen
‘-da’etc. en betekent ‘verdeeld moetende worden.
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
partienda
partiendae
partiendae
partiendam
partienda
MV
partiendae
partiendarum
partiendis
partiendas
partiendis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
partiendus
partiendi
partiendo
partiendum
partiendo
MV
partiendi
partiendorum
partiendis
partiendos
partiendis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
partiendum
partiendi
partiendo
partiendum
partiendo
MV
partienda
partiendorum
partiendis
partienda
partiendis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
III het werkwoord als werkwoord
Partior IV kent ook een gebiedende wijs. .
partire!
partimini!
verdeel!
verdeelt!
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
72
DEPONENS
indicativus
conjunctivus
praes. o.t.t
partior
partiar
partiris
partiaris
partitur
partiatur
partimur
partiamur
partimini
partiamini
partiuntur
partiantur
partiebar
partirer
partiebaris
partireris
partiebatur
partiretur
partiebamur
partiremur
partiebamini
partiremini
partiebantur
partirentur
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
partiar
(omdat) ik verdeel
(omdat) ik verdeelde
ik zal verdelen
partieris
partietur
partiemur
partiemini
partientur
perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
partita/us/um sum
partita/us/um sim
partita/us/um es
partita/us/um sis
partita/us/um est
partita/us/um sit
partitae/i/a sumus
partitae/i/a simus
partitae/i/a estis
partitae/i/a sitis
partitae/i/a sunt
partitae/i/a sint
partita/us/um eram
partita/us/um essem
partita/us/a eras
partita/us/um esses
partita/us/um erat
partita/us/um esset
partitae/i/a eramus
partitae/i/a essemus
partitae/i/a eratis
partitae/i/a essetis
partitae/i/a erant
partitae/i/a essent
partita/us/um ero
(omdat) ik verdeeld heb
(omdat) ik verdeeld had
ik zal verdeeld hebben
partita/us/um eris
partita/us/um erit
partitae/i/a erimus
partitae/i/a eritis
partitae/i/a erunt
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
73
deponentia van de capio-groep
Als voorbeeld voor de deponentia van de capio-groep gebruik ik patior
III, lijden. Dit werkwoord heeft als stamtijden patior III, passus sum, lijden. Dit betekent dat het voltooide deelwoord ‘pass-’ als stam heeft. De
vorm ‘pass-’ gebruik je om het perfectum te maken en het deelwoord van
de toekomst.
I Het werkwoord als zelfstandig naamwoord.
De werkwoorden van dit type komen als zelfstandig naamwoord voor en
wel op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle
naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium
van patior III, lijden verdelen en ziet er zo uit:
N1
N2
N3
N4
N5
EV
pati
patiendi
patiendo
parti
patiendo
het lijden
van het lijden
aan het lijden
het lijden
door /met het lijden
onderwerp
bezitter
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
waarmee/ waardoor
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Van het werkwoord is geen supinum bekend.
II het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord
Patior III kent vier bijvoeglijke vormen. Dat zijn:
het tegenwoordig deelwoord,
het deelwoord van de voltooide tijd,
het deelwoord van de toekomst en
het gerundivum.
Voor het tegenwoordig deelwoord gebruik je de praesens-stam pati- plus
een extra -e-. Achter deze verlengde stam ‘patie- komen de bekende uitgangen ‘- ns’ etc. Patiens betekent ‘lijdende.’
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
74
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
patiens
patientis
patienti
patientem
patiente
MV
patientes
patientium
patientibus
patientes
patientibus
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
patiens
patientis
patienti
patientem
patiente
MV
patientes
patientium
patientibus
patientes
patientibus
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
patiens
patientis
patienti
patiens
patiente
MV
patientia
patientium
patientibus
patientia
patientibus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
De stam van het voltooide deelwoord van patior IV is ‘pass-’ daarachter
komen de uitgangen voor de naamvallen en de geslachten. Passa (F1)
betekent ‘geleden hebbende.’
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
passa
passae
passae
passam
passa
MV
passae
passarum
passis
passas
passis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
passus
passi
passo
passum
passo
MV
passi
passorum
passis
passos
passis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
passum
passi
passo
passum
passo
MV
passa
passorum
passis
passa
passis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
De derde bijvoeglijke vorm is het deelwoord van de toekomst. Deze
wordt gevormd door achter de stam van het voltooid deelwoord ‘pass-’
de uitgangen ‘-ura‘etc. te plaatsen. Passura betekent ‘zullende lijden’ in
de F1 vorm.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
75
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
passura
passurae
passurae
passuram
passura
MV
passurae
passurarum
passuris
passuras
passuris
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
passurus
passuri
passuro
passurum
passuro
MV
passuri
passurorum
passuris
passuros
passuris
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
passurum
passuri
passuro
passurum
passuro
MV
passura
passurorum
passuris
passura
passuris
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Het gerundivum bestaat uit de praesens-stam ‘patie-’ met de uitgangen
‘-da’etc. en betekent ‘geleden of verdragen moetende worden.’
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
patienda
patiendae
patiendae
patiendam
patienda
MV
patiendae
patiendarum
patiendis
patiendas
patiendis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
patiendus
patiendi
patiendo
patiendum
patiendo
MV
patiendi
patiendorum
patiendis
patiendos
patiendis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
patiendum
patiendi
patiendo
patiendum
patiendo
MV
patienda
patiendorum
patiendis
patienda
patiendis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
III het werkwoord als werkwoord
Partior IV kent ook een gebiedende wijs. .
patere!
patimini!
lijd!
lijdt!
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
76
DEPONENS
indicativus
conjunctivus
praes. o.t.t
patior
patiar
pateris
patiaris
patitur
patiatur
patimur
patiamur
patimini
patiamini
patiuntur
patiantur
partiebar
paterer
partiebaris
patereris
partiebatur
pateretur
partiebamur
pateremur
partiebamini
pateremini
partiebantur
paterentur
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
patiar
(omdat) ik lijd
(omdat) ik leed
ik zal lijden
patieris
patietur
patiemur
patiemini
patientur
perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
passa/us/um sum
passa/us/um sim
passa/us/um es
passa/us/um sis
passa/us/um est
passa/us/um sit
passae/i/a sumus
passae/i/a simus
passae/i/a estis
passae/i/a sitis
passae/i/a sunt
passae/i/a sint
passa/us/um eram
passa/us/um essem
passa/us/a eras
passa/us/um esses
passa/us/um erat
passa/us/um esset
passae/i/a eramus
passae/i/a essemus
passae/i/a eratis
passae/i/a essetis
passae/i/a erant
passae/i/a essent
passa/us/um ero
(omdat) ik geleden heb
(omdat) ik geleden had
ik zal geleden hebben
passa/us/um eris
passa/us/um erit
passae/i/a erimus
passae/i/a eritis
passae/i/a erunt
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
77
HOOFDSTUK 11: ONREGELMATIGE WERKWOORDEN
Het Latijn kent een aantal onregelmatige werkwoorden. Het zijn er niet
veel, maar ze komen vaak voor. In dit hoofdstuk vind je ze helemaal uitgeschreven. Het gaat om de werkwoorden zijn (sum), kunnen (possum),
fio (worden), eo (gaan), fero (dragen), volo (willen), nolo (niet willen) en
malo (liever willen, prefereren).
I Het werkwoord sum als zelfstandig naamwoord
Het werkwoord ‘sum’, dat letterlijk ‘ik ben’ betekent, kent geen volledig
gerundium, alleen een nominativus en accusativus ‘esse’, ‘zijn.’
N1
N2
N3
N4
N5
EV
esse
het zijn
esse
het zijn
onderwerp
bezitter
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
waarmee/ waardoor
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
De infinitivus van de voltooide tijd is ‘fuisse’ ,‘geweest zijn.’ Deze vorm
komt ook alleen in de N1 en de N4 vorm voor.
Esse kent ook een infinitivus van de toekomende tijd. Dat is ‘fore’ ‘te zullen zijn’ en ook dat komt alleen in de N1 en N4 vorm voor
II Het werkwoord sum als bijvoeglijk naamwoord
Het werkwoord ‘sum’ kent maar een soort bijvoeglijke vorm en dat is het
deelwoord van de toekomst. Dit is gebaseerd op de stam ‘fut-’ waar de
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
78
uitgangen ‘-ura’etc. achter komen. Futura betekent ‘zullende zijn’ in de
F1 vorm.
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
futura
futurae
futurae
futuram
futura
MV
futurae
futurarum
futuris
futuras
futuris
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
futurus
futuri
futuro
futurum
futuro
MV
futuri
futurorum
futuris
futuros
futuris
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
futurum
futuri
futuro
futurum
futuro
MV
futura
futurorum
futuris
futura
futuris
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
III Het werkwoord sum als werkwoord
Esse, zijn, kent een aantal gebiedende wijzen. Dat zijn de gewone gebiedende wijs van de tegenwoordige tijd zoals alle werkwoorden die hebben.
es!
este!
ben!
weest!
praesens
praesens
Maar er bestaan ook nog een aantal gebiedende wijzen van de toekomende tijd en die komen wel eens voor. Daarom noem ik ze in het schema
hieronder. Je ziet ze wel in de teksten van Romeinse wetten staan.
esto!
esto!
estote!
sunto!
jij moet zijn!
hij moet zijn!
jullie moeten zijn!
zij moeten zijn!
futurum
futurum
futurum
futurum
De onvoltooide tijden van esse zijn gebouwd op de stam ‘su-’ of op de
stam ‘es-.’ De basis van de voltooide tijden is ‘fu-’
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
79
praes. o.t.t
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
indicativus
conjunctivus
sum
sim
es
sis
est
sit
sumus
simus
estis
sitis
sunt
sint
eram
essem
eras
esses
erat
esset
eramus
essemus
eratis
essetis
erant
essent
ero
(omdat) ik ben
(omdat) ik was
ik zal zijn
eris
erit
erimus
eritis
erunt
perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
fui
fuerim
fuisti
fueris
fuit
fuerit
fuimus
fuerimus
fuistis
fueritis
fuerunt
fuerint
fueram
fuissem
fueras
fuisses
fuerat
fuisset
fueramus
fuissemus
fueratis
fuissetis
fuerant
fuissent
fuero
(omdat) ik geweest ben
(omdat) ik geweest was
ik zal geweest zijn
fueris
fuerit
fuerimus
fueritis
fuerint
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
80
I Het werkwoord possum als zelfstandig naamwoord
Het werkwoord ‘possum’ dat letterlijk ‘ik kan’ betekent, heeft geen volledig gerundium, maar alleen een nominativus en accusativus ‘posse’,
‘kunnen.’
N1
N2
N3
N4
N5
EV
posse
het kunnen
posse
het kunnen
onderwerp
bezitter
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
waarmee/ waardoor
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
De infinitivus van de voltooide tijd is ‘potuisse’ ‘gekund hebben.’ Deze
vorm komt ook alleen in de N1 en de N4 vorm voor.
II Het werkwoord possum als bijvoeglijk naamwoord
Er zijn geen deelwoorden van ‘posse’, ‘kunnen’ bekend.
III Het werkwoord possum als werkwoord
Het Latijnse werkwoord ‘possum’ ‘ik kan’ bestaat eigenlijk uit twee aparte woorden. Potis is een bijvoeglijk naamwoord dat ‘in staat’ betekent
en dat wordt vastgemaakt aan de vormen van het werkwoord ‘esse’ zijn.
Letterlijk betekent ‘possum’ dus ‘in staat ik ben.’ En dat vertalen wij met
‘ik kan.’ In de persoonsvormen van het werkwoord is goed te zien dat
kunnen in het Latijn eigenlijk een samengesteld werkwoord is.
Van kunnen bestaat geen gebiedende wijs.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
81
praes. o.t.t
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
indicativus
conjunctivus
possum
possim
potes
possis
potest
possit
possumus
possimus
potestis
possitis
possunt
possint
poteram
possem
poteras
posses
poterat
posset
poteramus
possemus
poteratis
possetis
poterant
possent
potero
(omdat) ik kan
(omdat) ik kon
ik zal kunnen
poteris
poterit
poterimus
poteritis
poterunt
perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
potui
potuerim
potuisti
potueris
potuit
potuerit
potuimus
potuerimus
potuistis
potueritis
potuerunt
potuerint
potueram
potuissem
potueras
potuisses
potuerat
potuisset
potueramus
potuissemus
potueratis
potuissetis
potuerant
potuissent
potuero
(omdat) ik gekund heb
(omdat) ik gekund had
ik zal gekund hebben
potueris
potuerit
potuerimus
potueritis
potuerint
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
82
I Het werkwoord fio als zelfstandig naamwoord
Het werkwoord ‘fio’ dat letterlijk betekent ‘ik word’, heeft geen volledig
gerundium, alleen een nominativus en accusativus ‘fieri’, ‘worden.’
N1
N2
N3
N4
N5
EV
fieri
het worden
fieri
het worden
onderwerp
bezitter
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
waarmee/ waardoor
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Verder kent ‘fio’ ook een infinitivus van de toekomende tijd. Dat is ‘factum iri’ ‘gemaakt te zuleln worden.’ Deze vorm komt ook uitsluitend in
de N1 en N4 vorm voor
II Het werkwoord fio als bijvoeglijk naamwoord
Het werkwoord ‘fio’ kent drie bijvoeglijke vormen. dat zijn:
het deelwoord van de toekomst
het voltooide deelwoord en
het gerundivum.
Het deelwoord van de toekomst is ‘futura’ in de F1 vorm en betekent
‘zullende worden.’
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
futura
futurae
futurae
futuram
futura
MV
futurae
futurarum
futuris
futuras
futuris
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
futurus
futuri
futuro
futurum
futuro
MV
futuri
futurorum
futuris
futuros
futuris
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
EV
futurum
futuri
futuro
futurum
futuro
MV
futura
futurorum
futuris
futura
futuris
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
83
Het voltooide deelwoord is ‘facta’ in de F1 vorm en betekent ‘gemaakt
zijnde.’
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
facta
factae
factae
factam
facta
MV
factae
factarum
factis
factas
factis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
factus
facti
facto
factum
facto
MV
facti
factorum
factis
factos
factis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
factum
facti
facto
factum
facto
MV
facta
factorum
factis
facta
factis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Het gerundivum ‘gemaakt moetende worden’, is gelijk aan dat van facio
III, maken
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
facienda
faciendae
faciendae
faciendam
facienda
MV
faciendae
faciendarum
faciendis
faciendas
faciendis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
faciendus
faciendi
faciendo
faciendum
faciendo
MV
faciendi
faciendorum
faciendis
faciendos
faciendis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
faciendum
faciendi
faciendo
faciendum
faciendo
MV
facienda
faciendorum
faciendis
facienda
faciendis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
III Het werkwoord fio als werkwoord
Van het werkwoord ‘fio’ bestaat een gebiedende wijs in de onvoltooid
tegenwoordige tijd. Het praesens dus.
fi!
fite!
word!
wordt!
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
84
praes. o.t.t
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
indicativus
conjunctivus
fio
fiam
fis
fias
fit
fiat
fimus
fiamus
fitis
fiatis
fiunt
fiant
fiebam
fierem
fiebas
fieres
fiebat
fieret
fiebamus
fieremus
fiebatis
fieretis
fiebant
fierent
fiam
(omdat) ik word
(omdat) ik werd
ik zal worden
fies
fiet
fiemus
fietis
fient
perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
facta/us/um sum
facta/us/um sim
facta/us/um es
facta/us/um sis
facta/us/um est
facta/us/um sit
factae/i/a sumus
factae/i/a simus
factae/i/a estis
factae/i/a sitis
factae/i/a sunt
factae/i/a sint
facta/us/um eram
facta/us/um essem
facta/us/a eras
facta/us/um esses
facta/us/um erat
facta/us/um esset
factae/i/a eramus
factae/i/a essemus
factae/i/a eratis
factae/i/a essetis
factae/i/a erant
factae/i/a essent
facta/us/um ero
(omdat) ik geworden ben
(omdat) ik geworden was
ik zal geworden zijn
facta/us/um eris
facta/us/um erit
factae/i/a erimus
factae/i/a eritis
factae/i/a erunt
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
85
I Het werkwoord eo als zelfstandig naamwoord
Het werkwoord ‘eo’, dat letterlijk ‘ik ga’ betekent, komt als zelfstandig
naamwoord voor op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens
bestaan alle naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het
gerundium van ‘eo’ en ziet er zo uit:
N1
N2
N3
N4
N5
EV
ire
eundi
eundo
ire
eundo
het gaan
van het gaan
aan het gaan
het gaan
door/met het gaan
onderwerp
bezitter
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
waarmee/ waardoor
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Maar het werkwoord kent nog meer vormen van het hele werkwoord.
Alleen hebben die geen compleet naamvallensysteem. Zo bestaat er een
infinitivus van het passivum en een infinitivus van de voltooide tijd.
iri (N1 en N4)
isse (N1 en N4)
gegaan te worden
gegaan te hebben
infinitivus praesens passief
infinitivus perfecti aktief
Van ‘eo’ gaan is ook een supinum bekend.
itum
itu
om te gaan
om te gaan
supinum I
supinum II
II Het werkwoord eo als bijvoeglijk naamwoord
Eo kent drie bijvoeglijke vormen. Dat zijn:
het tegenwoordig deelwoord,
het deelwoord van de toekomst en
het gerundivum.
Het tegenwoordig deelwoord van ‘eo’ is ‘iens’ met als genitivus ‘euntis’
en betekent ‘gaande.’
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
86
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
iens
euntis
eunti
euntem
eunte
MV
euntes
euntium
euntibus
euntes
euntibus
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
iens
euntis
eunti
euntem
eunte
MV
euntes
euntium
euntibus
euntes
euntibus
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
iens
euntis
eunti
iens
eunte
MV
euntia
euntium
euntibus
euntia
euntibus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Het deelwoord van de toekomst is ‘itura’ in de F1 vorm en betekent ‘zullende gaan.’
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
itura
iturae
iturae
ituram
itura
MV
iturae
iturarum
ituris
ituras
ituris
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
iturus
ituri
ituro
iturum
ituro
MV
ituri
iturorum
ituris
ituros
ituris
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
iturum
ituri
ituro
iturum
ituro
MV
itura
iturorum
ituris
itura
ituris
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Het gerundivum van eo is ‘eunda’ in de F1 vorm en betekent ‘gegaan
moetende worden.’ Op de volgende bladzijde staan alle vormen van dit
gerundivum.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
87
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
eunda
eundae
eundae
eundam
eunda
MV
eundae
eundarum
eundis
eundas
eundis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
eundus
eundi
eundo
eundum
eundo
MV
eundi
eundorum
eundis
eundos
eundis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
eundum
eundi
eundo
eundum
eundo
MV
eunda
eundorum
eundis
eunda
eundis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
III Het werkwoord eo als werkwoord
Van het werkwoord ‘eo’ bestaat een gebiedende wijs in de onvoltooid
tegenwoordige tijd.
i!
ite!
ga!
gaat!
Van ‘eo’ ‘gaan’ bestaan ook een paar passieve vormen.
indicativus
conjunctivus
praes.o.t.t
itur
eatur
(omdat) er gegaan wordt
imperf.o.v.t.
ibatur
iretur
(omdat) er gegaan werd
fut o.t.t.t.
ibitur
perf. v.t.t.
itum est
itum sit
(omdat) er gegaan is
plqpfv.v.t.
itum erat
itum esset
(omdat) er gegaan was
fut.ex v.t.t.t.
itum erit
er zal gegaan worden
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
er zal gegaan zijn
88
praes. o.t.t
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
indicativus
conjunctivus
eo
eam
is
eas
it
eat
imus
eamus
itis
eatis
eunt
eant
ibam
irem
ibas
ires
ibat
iret
ibamus
iremus
ibatis
iretis
ibant
irent
ibo
(omdat) ik ga
(omdat) ik ging
ik zal gaan
ibis
ibit
ibimus
ibitis
ibunt
perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
ii
ierim
isti
ieris
iit
ierit
iimus
ierimus
istis
ieritis
ierunt
ierint
ieram
issem
ieras
isses
ierat
isset
ieramus
issemus
ieratis
issetis
ierant
issent
iero
(omdat) ik gegaan ben
(omdat) ik gegaan was
ik zal gegaan zijn
ieris
ierit
ierimus
ieritis
ierint
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
89
I Het werkwoord fero als zelfstandig naamwoord
Het werkwoord ‘fero’, dat letterlijk ‘ik draag’ betekent, heeft als stamtijden: fero, tuli, latum, dragen. Als zelfstandig naamwoord komt dit werkwoord voor op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan
alle naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium van ‘fero’ en ziet er zo uit:
N1
N2
N3
N4
N5
EV
ferre
ferendi
ferendo
ferre
ferendo
het dragen
van het dragen
aan het dragen
het dragen
door/met het dragen
onderwerp
bezitter
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
waarmee/ waardoor
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Maar het werkwoord kent nog meer vormen van het hele werkwoord.
Alleen hebben die geen compleet naamvallensysteem. Zo bestaat er een
infinitivus van het passivum en een infinitivus van de voltooide tijd.
ferri (N1 en N4)
tulisse (N1 en N4)
gedragen te worden
gedragen te hebben
infinitivus praesens passief
infinitivus perfecti aktief
Van ‘fero’ gaan is ook een supinum bekend.
latum
latu
om te dragen
om te dragen
supinum I
supinum II
II Het werkwoord fero als bijvoeglijk naamwoord
Fero kent drie bijvoeglijke vormen. Dat zijn:
het tegenwoordig deelwoord,
het deelwoord van de toekomst
het voltooide deelwoord en
het gerundivum.
Het tegenwoordig deelwoord van ‘fero’ is ‘ferens’ met als genitivus ‘ferentis’ en betekent ‘dragende.’
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
90
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
ferens
ferentis
ferenti
ferentem
ferente
MV
ferentes
ferentium
ferentibus
ferentes
ferentibus
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
ferens
ferentis
ferenti
ferentem
ferente
MV
ferentes
ferentium
ferentibus
ferentes
ferentibus
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
ferens
ferentis
ferenti
ferens
ferente
MV
ferentia
ferentium
ferentibus
ferentia
ferentibus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Het deelwoord van de toekomst is ‘latura’ in de F1 vorm en betekent
‘zullende dragen.’
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
latura
laturae
laturae
laturam
latura
MV
laturae
laturarum
laturis
laturas
laturis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
laturus
laturi
laturo
laturum
laturo
MV
laturi
laturorum
laturis
laturos
laturis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
laturum
laturi
laturo
laturum
laturo
MV
latura
laturorum
laturis
latura
laturis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Het voltooide deelwoord van fero is ‘lata’ in de F1 vorm en betekent ‘gedragen zijnde.’ Op de volgende bladzijde staan alle vormen van dit p.p.p.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
91
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
lata
latae
latae
latam
lata
MV
latae
latarum
latis
latas
latis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
latus
lati
lato
latum
lato
MV
lati
latorum
latis
latos
latis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
latum
lati
lato
latum
lato
MV
lata
latorum
latis
lata
latis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
Het gerundivum van fero is ‘ferenda’ in de F1 vorm en betekent ‘gedragen moetende worden.’ Hieronder staan alle vormen van dit gerundivum.
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
ferenda
ferendae
ferendae
ferendam
ferenda
MV
ferendae
ferendarum
ferendis
ferendas
ferendis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
ferendus
ferendi
ferendo
ferendum
ferendo
MV
ferendi
ferendorum
ferendis
ferendos
ferendis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
ferendum
ferendi
ferendo
ferendum
ferendo
MV
ferenda
ferendorum
ferendis
ferenda
ferendis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
III Het werkwoord fero als werkwoord
Van het werkwoord ‘fero’ bestaat een gebiedende wijs in de onvoltooid
tegenwoordige tijd.
fer!
ferte!
draag!
draagt!
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
92
AKTIEF
indicativus
conjunctivus
praes. o.t.t
fero
feram
fers
feras
fert
ferat
ferimus
feramus
fertis
feratis
ferunt
ferant
ferebam
ferrem
ferebas
ferres
ferebat
ferret
ferebamus
ferremus
ferebatis
ferretis
ferebant
ferrent
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
feram
(omdat) ik draag
(omdat) ik droeg
ik zal dragen
feres
feret
feremus
feretis
ferent
perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
tuli
tulerim
tulisti
tuleris
tulit
tulerit
tulimus
tulerimus
tulistis
tuleritis
tulerunt
tulerint
tuleram
tulissem
tuleras
tulisses
tulerat
tulisset
tuleramus
tulissemus
tuleratis
tulissetis
tulerant
tulissent
tulero
(omdat) ik gedragen heb
(omdat) ik gedragen had
ik zal gedragen hebben
tuleris
tulerit
tulerimus
tuleritis
tulerint
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
93
PASSIEF
indicativus
conjunctivus
praes. o.t.t
feror
ferar
ferris
feraris
fertur
feratur
ferimus
feramur
ferimini
feramini
feruntur
ferantur
ferebar
ferrer
ferebaris
ferreris
ferebatur
ferretur
ferebamur
ferremur
ferebamini
ferremini
ferebantur
ferrentur
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
ferar
(omdat) ik gedragen word
(omdat) ik gedragen werd
ik zal gedragen worden
fereris
feretur
feremur
feremini
ferentur
perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.v.t.t.
lata/us/um sum
lata/us/um sim
lata/us/um es
lata/us/um sis
lata/us/um est
lata/us/um sit
latae/i/a sumus
latae/i/a simus
latae/i/a estis
latae/i/a sitis
latae/i/a sunt
latae/i/a sint
lata/us/um eram
lata/us/um essem
lata/us/a veras
lata/us/um esses
lata/us/um erat
lata/us/um esset
latae/i/a eramus
latae/i/a essemus
latae/i/a eratis
latae/i/a essetis
latae/i/a erant
latae/i/a essent
lata/us/um ero
(omdat) ik gedragen ben
(omdat) ik gedragen was
ik zal gedragen zijn
lata/us/um eris
lata/us/um erit
latae/i/a erimus
latae/i/a eritis
latae/i/a erunt
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
94
I Het werkwoord volo als zelfstandig naamwoord
Het werkwoord ‘volo’, dat letterlijk ‘ik wil’ betekent, heeft volo, volui
als stamtijden. Gewild worden komt in het Latijn niet voor.
Het hele werkwoord ‘willen’ is ‘velle’ en daarvan bestaan alleen de N1
en de N4 vorm. ‘Gewild hebben’ is ‘voluisse’ en ook die infinitivus komt
uitsluitend in de N1 en N4 vorm voor.
N1
N2
N3
N4
N5
EV
velle
het willen
velle
het willen
onderwerp
bezitter
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
waarmee/ waardoor
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
II Het werkwoord volo als bijvoeglijk naamwoord
Volo kent één bijvoeglijke vorm en die is:
het tegenwoordig deelwoord.
Het tegenwoordig deelwoord van ‘volo’ is ‘volens’ met als genitivus ‘volentis’ en betekent ‘willend.’
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
volens
volentis
volenti
volentem
volente
MV
volentes
volentium
volentibus
volentes
volentibus
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
volens
volentis
volenti
volentem
volente
MV
volentes
volentium
volentibus
volentes
volentibus
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
volens
volentis
volenti
volens
volente
MV
volentia
volentium
volentibus
volentia
volentibus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
III Het werkwoord volo als werkwoord
Van het werkwoord ‘volo’ bestaan de volgende vormen.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
95
AKTIEF
indicativus
conjunctivus
praes. o.t.t
volo
velim
vis
velis
vult
velit
volumus
velimus
vultis
velitis
volunt
velint
volebam
vellem
volebas
velles
volebat
vellet
volebamus
vellemus
volebatis
velletis
volebant
vellent
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
volam
(omdat) ik wil
(omdat) ik wilde
ik zal willen
voles
volet
volemus
voletis
volent
perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
volui
voluerim
voluisti
volueris
voluit
voluerit
voluimus
voluerimus
voluistis
volueritis
voluerunt
voluerint
volueram
voluissem
volueras
voluisses
voluerat
voluisset
volueramus
voluissemus
volueratis
voluissetis
voluerant
voluissent
voluero
(omdat) ik gewild heb
(omdat) ik gewild had
ik zal gewild hebben
volueris
voluerit
voluerimus
volueritis
voluerint
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
96
De samenstellingen van volo
Het werkwoord volo kent twee samenstellingen die vaak voorkomen.
Een samenstelling is volo plus nog een woordje erbij, zoals nolo en malo.
Wanneer een Romein duidelijk wilde maken dat hij iets niet wilde, had
hij de keus. Hij kon het werkwoord ‘volo’ (willen) gebruiken en zeggen
‘non volo’ - ik wil niet. Maar het kon ook korter en dan zei hij ‘nolo’ en
dat betekent ook ‘ik wil niet.’ Op dezelfde manier kon hij op twee manieren aangeven dat hij iets liever wilde. Hij kon zeggen ‘magis volo’
wat betekent ‘ik wil meer dit’, maar ‘malo’ is sneller en betekent hetzelfde. ‘Nolo’ (niet willen) en ‘malo’ (liever willen, prefereren) hebben
zich ontwikkeld tot compleet zelfstandige werkwoorden met eigen aparte
vormen. Om de vormen van nolo en malo in een tekst te kunnen herkennen, volgen nu de vormen die het Latijn gebruikt.
I Het werkwoord nolo als zelfstandig naamwoord
Het werkwoord ‘nolo’, dat letterlijk ‘ik wil niet’ betekent, heeft nolo,
volui als stamtijden. Niet gewild worden komt in het Latijn niet voor.
Het hele werkwoord ‘niet willen’ is ‘nolle’ en daarvan bestaan alleen de
N1 en de N4 vorm. ‘Niet gewild hebben’ is ‘noluisse’ en ook die infinitivus komt uitsluitend in de N1 en N4 vorm voor.
N1
N2
N3
N4
N5
EV
nolle
het niet willen
nolle
het niet willen
onderwerp
bezitter
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
waarmee/ waardoor
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
97
II Het werkwoord nolo als bijvoeglijk naamwoord
Nolo kent één bijvoeglijke vorm en die is:
het tegenwoordig deelwoord.
Het tegenwoordig deelwoord van ‘nolo’ is ‘nolens’ met als genitivus ‘nolentis’ en betekent ‘niet willend.’
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
nolens
nolentis
nolenti
nolentem
nolente
MV
nolentes
nolentium
nolentibus
nolentes
nolentibus
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
nolens
nolentis
nolenti
nolentem
nolente
MV
nolentes
nolentium
nolentibus
nolentes
nolentibus
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
nolens
nolentis
nolenti
nolens
nolente
MV
nolentia
nolentium
nolentibus
nolentia
nolentibus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
III Het werkwoord nolo als werkwoord
Van het werkwoord ‘nolo’ bestaat een gebiedende wijs in de onvoltooid
tegenwoordige tijd.
noli!
nolite!
wil niet!
wilt niet!
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
98
AKTIEF
indicativus
conjunctivus
praes. o.t.t
nolo
nolim
non vis
nolis
non vult
nolit
nolumus
nolimus
non vultis
nolitis
nolunt
nolint
nolebam
nollem
nolebas
nolles
nolebat
nollet
nolebamus
nollemus
nolebatis
nolletis
nolebant
nollent
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
nolam
(omdat) ik niet wil
(omdat) ik niet wilde
ik zal niet willen
noles
nolet
nolemus
noletis
nolent
perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
nolui
noluerim
noluisti
nolueris
noluit
noluerit
noluimus
noluerimus
noluistis
nolueritis
noluerunt
noluerint
nolueram
noluissem
nolueras
noluisses
noluerat
noluisset
nolueramus
noluissemus
nolueratis
noluissetis
noluerant
noluissent
noluero
(omdat) ik niet gewild heb
(omdat) ik niet gewild had
ik zal niet gewild hebben
nolueris
noluerit
noluerimus
nolueritis
noluerint
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
99
I Het werkwoord malo als zelfstandig naamwoord
Het werkwoord ‘malo’, dat letterlijk ‘ik wil liever’ betekent, heeft malo,
malui als stamtijden. Liever gewild worden komt in het Latijn niet voor.
Het hele werkwoord ‘liever willen’ is ‘malle’ en daarvan bestaan alleen
de N1 en de N4 vorm. ‘Liever gewild hebben’ is ‘maluisse’ en ook die
infinitivus komt uitsluitend in de N1 en N4 vorm voor.
N1
N2
N3
N4
N5
EV
malle
het liever willen
malle
het liever willen
onderwerp
bezitter
meewerkend voorwerp
lijdend voorwerp
waarmee/ waardoor
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
II Het werkwoord malo als bijvoeglijk naamwoord
Malo kent geen bijvoeglijke vorm.
III Het werkwoord malo als werkwoord
Van het werkwoord ‘malo’ bestaan de volgende vormen.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
100
AKTIEF
indicativus
conjunctivus
praes. o.t.t
malo
malim
mavis
malis
mavult
malit
malumus
malimus
mavultis
malitis
malunt
malint
malebam
mallem
malebas
malles
malebat
mallet
malebamus
mallemus
malebatis
malletis
malebant
mallent
imperf. o.v.t.
fut. o.t.t.t.
malam
(omdat) ik liever wil
(omdat) ik liever wilde
ik zal liever willen
males
malet
malemus
maletis
malent
perf. v.t.t.
plqpf. v.v.t.
fut ex v.t.t.t.
malui
maluerim
maluisti
malueris
maluit
maluerit
maluimus
maluerimus
maluistis
malueritis
maluerunt
maluerint
malueram
maluissem
malueras
maluisses
maluerat
maluisset
malueramus
maluissemus
malueratis
maluissetis
maluerant
maluissent
maluero
(omdat) ik liever gewild heb
(omdat) ik liever gewild had
ik zal liever gewild hebben
malueris
maluerit
maluerimus
malueritis
maluerint
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
101
HOOFDSTUK 12: VOORNAAMWOORDEN
Voornaamwoorden zijn vervangers. Ze kunnen in de plaats komen van
een bijvoeglijk naamwoord of van een zelfstandig naamwoord. Er zijn
veel verschillende soorten voornaamwoorden. Bijvoorbeeld: aanwijzende voornaamwoorden, bepalende voornaamwoorden en persoonlijke
voornaamwoorden.
aanwijzende voornaamwoorden
Het Latijn heeft als aanwijzende voornaamwoorden: hic, iste en ille. Zo
staan ze tenminste in het woordenboek.
hic, haec, hoc
Haec, hic en hoc betekenen ‘deze’ voor Nederlandse de-woorden en
‘dit’voor Nederlandse het-woorden. Wanneer er achter een vorm van
haec een congruerend zelfstandig naamwoord staat, is het bijvoeglijk en
vertaal je ‘deze ...’ of ‘dit ...’ Als er geen congruerend zelfstandig naamwoord volgt, is ‘haec’ zelfstandig gebruikt en dan vertaal je het met ‘deze’
of ‘dit’ , maar ‘hij’ of ‘zij’ kan vaak ook.
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
haec
huius
huic
hanc
hac
MV
hae
harum
his
has
his
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
hic
huius
huic
hunc
hoc
MV
hi
horum
his
hos
his
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
hoc
huius
huic
hoc
hoc
MV
haec
horum
his
haec
his
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
102
iste, ista, istud
Ista, iste, istud betekenen ‘die bij jou daar’ voor Nederlandse de-woorden en ‘dat bij jou daar’ bij Nederlandse het-woorden. Wanneer er achter
een vorm van ista een congruerend zelfstandig naamwoord staat, is het
bijvoeglijk en vertaal je ‘die bij jou daar ...’ of ‘dat bij jou daar ...’ Als
er geen congruerend zelfstandig naamwoord volgt, is ‘ista’ zelfstandig
gebruikt en dan vertaal je het met ‘die bij jou daar’ of ‘dat bij jou daar’
, maar ‘hij’ of ‘zij’ kan vaak ook, maar dan met een ongunstig bijklank
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
ista
istīus
isti
istam
illa
MV
istae
istarum
istis
istas
istis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
iste
istīus
isti
istum
isto
MV
isti
istorum
istis
istos
istis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
istud
istīus
isti
istud
isto
MV
ista
istorum
istis
ista
istis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
ille, illa, illud
Illa, ille, illud betekenen ‘die daar’ voor Nederlandse de-woorden en ‘dat
daar’ bij Nederlandse het-woorden. Wanneer er achter een vorm van illa
een congruerend zelfstandig naamwoord staat, is het bijvoeglijk en vertaal je ‘die daar ...’ of ‘dat daar ...’ Als er geen congruerend zelfstandig
naamwoord volgt, is ‘illa’ zelfstandig gebruikt en dan vertaal je het met
‘die daar’ of ‘dat daar’ , maar gewoon ‘hij’ of ‘zij’ zonder bijbetekenis
kan vaak ook.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
103
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
illa
illīus
illi
illam
illa
MV
illae
illarum
illis
illas
illis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
ille
illīus
illi
illum
illo
MV
illi
illorum
illis
illos
illis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
illud
illīus
illi
illud
illo
MV
illa
illorum
illis
illa
illis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
bepalende voornaamwoorden
Ze heten nu eenmaal zo, maar bepalende voornaamwoorden doen weinig
anders dan aanwijzende voornaamwoorden.
is ea,id
Ea, is, id betekenen ‘deze’ of ‘die’ voor Nederlandse de-woorden en
‘dit’of ‘dat’ voor Nederlandse het-woorden. Wanneer er achter een vorm
van ea een congruerend zelfstandig naamwoord staat, is het bijvoeglijk
en vertaal je ‘deze ...’ of ‘die ... ‘ en ‘dit ...’ of ‘dat ...’ Als er geen congruerend zelfstandig naamwoord volgt, is ‘ea’ zelfstandig gebruikt en dan
vertaal je het met ‘deze’ of ‘dit’ , maar ‘hij’ of ‘zij’ kan vaak ook.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
104
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
ea
eius
ei
eam
ea
MV
eae
earum
eis
eas
eis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
is
eius
ei
eum
eo
MV
ei
eorum
eis
eos
eis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
id
eius
ei
id
eo
MV
ea
eorum
eis
ea
eis
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
ipse ipsa,ipsum
Ipsa, ipse, ipsum betekenen ‘zelf’ in het Nederlands. Wanneer het bijvoeglijk gebruikt wordt, congrueert het in het Latijn met een zelfstandig
naamwoord. In het Nederlands vertaal je ‘ipse’ dan door ‘zelf’ achter het
zelfstandige naamwoord waar het bijhoort te zetten. Zie je geen congruerend zelfstandig naamwoord staan, dan is het zelfstandig gebruikt en
vertaal je ‘Zij zelf’ of ‘hij zelf’.
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
ipsa
ipsīus
ipsi
ipsam
ipsa
MV
ipsae
ipsarum
ipsis
ipsas
ipsis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
ipse
ipsīus
ipsi
ipsum
ipso
MV
ipsi
ipsorum
ipsis
ipsos
ipsis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
ipsum
ipsīus
ipsi
ipsum
ipso
MV
ipsa
ipsorum
ipsis
ipsa
ipsis
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
105
idem, eadem, idem
Eadem, idem en idem betekenen ‘dezelfde’ voor Nederlandse de-woorden en ‘hetzelfde’ voor Nederlandse het-woorden. Wanneer er achter een
vorm van eadem een congruerend zelfstandig naamwoord staat, is het
bijvoeglijk en vertaal je ‘dezelfde ...’ voor een Nederlands de-woord en
‘hetzelfde ....’ voor een Nederlands het-woord. Zie je geen congruerend
zelfstandig naamwoord, dan zij eadam en de andere vormen zelfstandig
gebruikt. Dat kun je het beste vertalen door er een zelfstandig naamwoord naar keuze bij te zetten. Dus: ‘dezelfde man’ of ‘dezelfde vrouw’.
Zoals je in het schema ziet, zet je achter alle vormen van ea. is, id het
achtervoegsel -dem.
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
eadem
eiusdem
eidem
eandem
eadem
MV
eaedem
earundem
eisdem
easdem
eisdem
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
idem
eiusdem
eidem
eundem
eodem
MV
eidem
eorundem
eisdem
eosdem
eisdem
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
idem
eiusdem
eidem
idem
eodem
MV
eadem
eorundem
eisdem
eadem
eisdem
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
nominativus
genitivus
dativus
accusativus
ablativus
persoonlijke voornaamwoorden - zelfstandig
Persoonlijke voornaamwoorden zijn woorden die in plaats komen van
iemand. De persoonlijke voornaamwoorden die een zelfstandig naamwoord vervangen zij ‘ik’, ’jij’, ‘wij’ en ‘jullie.’ Wanneer deze woorden
een vrouw of vrouwen vervangen zijn ze - zonder dat je het ziet - vrouwelijk. En dat is bij het mannelijk en het onzijdig ook zo, in enkelvoud
en meervoud. Om die reden zie je links in het schema alle codes staan
die je kent.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
106
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
N1
N2
N3
N4
N5
EV
ego (ik)
tu (jij)
mihi (mij)
me (mij)
me (mij)
tibi (jou)
te (jou)
te (jou)
MV
nos (wij)
nostrum (van ons)
nobis (ons)
nos (ons)
nobis (ons)
N6
N7
N8
N9
N10
vos (jullie)
vestrum (van jullie)
vobis (jullie)
vos (jullie)
vobis (jullie)
Voor de derde persoon enkelvoud en meervoud kan het Latijn kiezen uit
alle aanwijzende en bepalende voornaamwoorden. Maar als er verwezen
wordt naar een zelfstandig naamwoord dat ook onderwerp is van een
werkwoordsvorm, gebruikt het Latijn vormen van ‘se’ in enkelvoud en
meervoud. Dus: ‘Caesar sibi dat donum: Caesar geeft zichzelf een cado.’
‘Bellum se continuat: de oorlog zet zich zelf voort.’ ‘Femina secum pugnat: de vrouw strijdt met zichzelf.’ ‘Homines sibi donum dant: de mensen
geven zichzelf een cado.’’Flumina se regunt: de rivieren sturen zichzelf .’
‘Feminae secum pugnant: de vrouwen strijden met zichzelf.’
EV
sibi
se
se
MV
sibi
se
se
F1
F2
F3
F4
F5
M1
M2
M3
M4
M5
N1
N2
N3
N4
N5
voor zichzelf
zichzelf
met/door zichzelf
F6
F7
F8
F9
F10
M6
M7
M8
M9
M10
N6
N7
N8
N9
N10
voor zichzelf
zichzelf
met/door zichzelf
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
107
persoonlijke voornaamwoorden - bijvoeglijk
Wanneer persoonlijke voornaamwoorden bijvoeglijk gebruikt worden,
heten ze ‘bezittelijke voornaamwoorden.’ ‘Mijn’ in een zin als ‘mijn huis’
is hetzelfde als ‘het huis van mij.’ Alleen gebruik je in plaats van een genitivus een bijvoeglijk naamwoord. Wanneer een persoonlijk voornaamwoord als bijvoeglijk naamwoord wordt gebruikt, krijgt het een andere
naam. De mensen hebben het dan over het ‘bezittelijke voornaamwoord.’
Dit Latijnse bezittelijke voornaamwoord doet hetzelfde als elk normaal
bijvoeglijk naamwoord. Het vertelt iets bij een zelfstandig naamwoord
en congrueert daarmee. ‘Mijn huis’ is dus ‘casa mea’ en ‘mijn soldaten’
zijn ‘milites mei’ in de M6 vorm.
Alle vormen van mea vertaal je in het Nederlands dus door ‘mijn’ voor
het zelfstandige naamwoord te zetten waar het in het Latijn ook bij hoort.
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
mea
meae
meae
meam
mea
meae
mearum
meis
meas
meis
M1
M2
M3
M4
M5
M6
M7
M8
M9
M10
EV
meus
mei
meo
meum
meo
mi
MV
mei
meorum
meis
meos
meis
N1
N2
N3
N4
N5
EV
meum
mei
meo
meum
meo
N6
N7
N8
N9
N10
MV
mea
meorum
meis
mea
meis
vertaling
mijn
mijn
mijn
mijn
mijn
mijn
mijn
mijn
mijn
mijn
mijn
Bij het zelfstandige persoonlijke voornaamwoord ‘jij’ - ‘tu’ in het Latijn
hoort het bezittelijke voornaamwoord ‘tua etc.’ Ook dit bezittelijke voornaamwoord gedraagt zich als elk ander Latijns bijvoeglijk naamwoord en
congrueert dus met het zelfstandige naamwoord waar het bij hoort. Ook
het bezittelijk voornaamwoord ‘tua etc.’ vertaal je in het Nederlands door
‘jouw’ of ‘je’ voor het zelfstandige naamwoord waar het iets over vertelt
te zetten.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
108
F1
F2
F3
F4
F5
EV
tua
tuae
tuae
tuam
tua
M1
M2
M3
M4
M5
F6
F7
F8
F9
F10
tuae
tuarum
tuis
tuas
tuis
M6
M7
M8
M9
M10
EV
tuus
tui
tuo
tuum
tuo
MV
tui
tuorum
tuis
tuos
tuis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
tuum
tui
tuo
tuum
tuo
MV
tua
tuorum
tuis
tua
tuis
vertaling
je/jouw
je/jouw
je/jouw
je/jouw
je/jouw
je/jouw
je/jouw
je/jouw
je/jouw
je/jouw
Bij het zelfstandige persoonlijke voornaamwoord ‘wij’- ‘nos’in het Latijn hoort het bezittelijke voornaamwoord ‘nostra etc.’ ‘ons. ’Ook dit
congrueert met het zelfstandige naamwoord waar het bij hoort en zo vertaal je het ook.
F1
F2
F3
F4
F5
EV
nostra
nostrae
nostrae
nostram
nostra
M1
M2
M3
M4
M5
F6
F7
F8
F9
F10
nostrae
nostrarum
nostris
nostras
nostris
M6
M7
M8
M9
M10
EV
noster
nostri
nostro
nostrum
nostro
MV
nostri
nostrorum
nostris
nostros
nostris
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
nostrum
nostri
nostro
nostrum
nostro
MV
nostra
nostrorum
nostris
nostra
nostris
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
vertaling
ons
ons
ons
ons
ons
ons
ons
ons
ons
ons
109
Bij het zelfstandige persoonlijke voornaamwoord ‘jullie’- ‘vos’in het Latijn hoort het bezittelijke voornaamwoord ‘vestra etc.’ ‘jullie.’Ook dit
bezittelijke voornaamwoord congrueert met het zelfstandige naamwoord
waar het bij hoort en je vertaalt het in alle gevallen door ‘jullie’ voor het
zelfstandige naamwoord te plaatsen waar het bij hoort. Voorbeeld: ‘vestor bello’ - ‘door jullie oorlog.’
F1
F2
F3
F4
F5
EV
vestra
vestrae
vestrae
vestram
vestra
M1
M2
M3
M4
M5
F6
F7
F8
F9
F10
vestrae
vestrarum
vestris
vestras
vestris
M6
M7
M8
M9
M10
EV
vester
vestri
vestro
vestrum
vestro
MV
vestri
vestrorum
vestris
vestros
vestris
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
vestrum
vestri
vestro
vestrum
vestro
MV
vestra
vestrorum
vestris
vestra
vestris
vertaling
jullie
jullie
jullie
jullie
jullie
jullie
jullie
jullie
jullie
jullie
de derde persoon - enkelvoud
Het gewone bezittelijke voornaamwoord van de derde persoon bestaat
in het Latijn niet. In plaats daarvan wordt de genitivus van het persoonlijk voornaamwoord gebruikt. Het persoonlijke voornaamwoord van de
derde persoon in het enkelvoud is ‘ea, is, id’ en de genitivus daarvan is
dus ‘eius.’
Deze genitivus vervangt de genitivus van een gewoon zelfstandig naamwoord. Dus in plaats ‘puellae’ (F2) kun je zeggen ‘eius’(F2),
‘Caesaris’ (M2) kun je vervangen door ‘eius’(M2) en ‘belli’(N2) kan ‘eius’(N2) worden. In de zin komt het er zo uit te zien:
‘Casa puellae (F2) est’ - ‘Casa eius (F2) est.’
‘Lucius est miles Caesaris (M2)’ - ‘Lucius est miles eius (M2).’
‘Miseria effectus est belli (N2)’ - ‘Miseria effectus est eius (N2).’
Als je deze zinnen gaat vertalen, stuit je op een probleem in het
Nederlands. Kijk maar:
‘Casa eius est’ - ‘Het huis is van haar’ of ‘Het is haar huis.’
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
110
‘Lucius est miles eius’ - ‘Lucius is een soldaat van hem’ of ‘Lucius is zijn
soldaat.
Maar dan komt het.
‘Miseria est effectus eius’ - ‘Ellende is een gevolg ervan.’
Wanneer Nederlandse zelfstandige naamwoorden duidelijk als
mannelijk of als vrouwelijk gevoeld worden, kun je ‘eius’ vertalen naar
keuze vertalen met ‘van haar’ of ‘haar ...’ en ‘van hem’ of ‘zijn ...’ Maar
als een Nederlands zelfstandig naamwoord niet duidelijk als mannelijk
of vrouwelijk voelt - en dat zijn de meeste - moet het anders. Woorden
als ‘de oorlog’ ,‘het einde’, ‘de kamer’ zijn niet duidelijk mannelijk of
vrouwelijk en als zulke woorden in het Latijn vervangen worden door
‘eius’ kunnen wij dat alleen maar vertalen met ‘ervan.’
Zo staat het ook in het schema hieronder. Daarin zie je ook dat
‘eius’ bij alle naamvallen kan horen en altijd met ‘haar...’ of ‘van haar’,
‘zijn ...’ of ‘van hem’ en ‘ervan’ vertaald moet worden. Voor ‘eius’ maakt
het dus geen verschil of het bij de onderwerpsvorm casa staat of bij de
ablativus meervoud. In het eerste geval staat er ‘Het huis is van haar’
‘casa eius est.’ ‘Door haar huizen hebben de Romeinen geld’ ‘casis eius
Romani pecuniam habent.’
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
casa
casae
casae
casam
casa
MV
casae
casarum
casis
casas
casis
F
eius
eius
eius
eius
eius
M
eius
eius
eius
eius
eius
N
eius
eius
eius
eius
eius
de - F
haar
haar
haar
haar
haar
de-M
zijn
zijn
zijn
zijn
zijn
anders
ervan
ervan
ervan
ervan
ervan
eius
eius
eius
eius
eius
eius
eius
eius
eius
eius
eius
eius
eius
eius
eius
haar
haar
haar
haar
haar
zijn
zijn
zijn
zijn
zijn
ervan
ervan
ervan
ervan
ervan
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
111
de derde persoon - meervoud
Ook in het meervoud kent het Latijn geen gewoon bezittelijke voornaamwoord van de derde persoon. In plaats daarvan wordt de genitivus meervoud van het persoonlijk voornaamwoord gebruikt en dat zijn vormen
van ‘is, ea, id.’ De genitivus meervoud vrouwelijk is daarvan ‘earum’ en
de genitivus meervoud mannelijk en onzijdig is ‘eorum.’
Deze genitivus vervangt de genitivus van een gewoon zelfstandig
naamwoord. Dus in plaats ‘puellarum’ (F7) kun je zeggen ‘earum’(F7),
‘Imperatorum’ (M7) kun je vervangen door ‘eorum’(M7) en ‘bellorum’(N7) kan ‘eorum’(N7) worden. In de zin komt het er zo uit te zien:
‘Casa puellarum (F7) est’ - ‘Casa earum (F7) est.’
‘Lucius est miles imperatorum (M7)’ - ‘Lucius est miles eorum (M7).’
‘Miseria effectus est bellorum (N2)’ - ‘Miseria effectus est eorum (N7).’
Als je deze zinnen gaat vertalen, stuit je op een probleem in het
Nederlands. Kijk maar:
‘Casa earum est’ - ‘Het huis is van hun’ of ‘Het is hun huis.’
‘Lucius est miles eorum’ - ‘Lucius is een soldaat van hun’ of ‘Lucius is
hun soldaat.
Maar dan komt het.
‘Miseria est effectus eorum’ - ‘Ellende is er het gevolg van.’
Wanneer Nederlandse zelfstandige naamwoorden duidelijk als
mannelijk of als vrouwelijk gevoeld worden, kun je ‘earum’ vertalen
naar keuze vertalen met ‘van hun’ of ‘hun ...’. Maar als een Nederlands
zelfstandig naamwoord niet duidelijk als mannelijk of vrouwelijk voelt
- en dat zijn de meeste - moet het anders. Woorden als ‘de oorlog’ ,‘het
einde’, ‘de kamer’ zijn niet duidelijk mannelijk of vrouwelijk en als zulke
woorden in het Latijn vervangen worden door ‘eius’ kunnen wij dat alleen maar vertalen met ‘ervan.’ Zo staat het ook in het schema hieronder.
Daarin zie je ook dat ‘earum’, ‘eorum’ en ‘eorum’ bij alle naamvallen
kunnen.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
112
F1
F2
F3
F4
F5
F6
F7
F8
F9
F10
EV
casa
casae
casae
casam
casa
MV
casae
casarum
casis
casas
casis
F
earum
earum
earum
earum
earum
M
eorum
eorum
eorum
eorum
eorum
N
eorum
eorum
eorum
eorum
eorum
de - F
hun
hun
hun
hun
hun
de-M
hun
hun
hun
hun
hun
anders
ervan
ervan
ervan
ervan
ervan
earum
earum
earum
earum
earum
eorum
eorum
eorum
eorum
eorum
eorum
eorum
eorum
eorum
eorum
hun
hun
hun
hun
hun
hun
hun
hun
hun
hun
ervan
ervan
ervan
ervan
ervan
de derde persoon bezittelijk
Alleen in bijzondere gevallen heeft het Latijn wel een bezittelijk voornaamwoord van de derde persoon. Dat is het geval als het zelfstandige
naamwoord dat een vorm van het werkwoord regeert ook de bezitter is.
In dat geval zetten wij er in het Nederlands dikwijls de precisering ‘eigen’ bij. Voorbeeld: Het meisje ziet haar eigen huis, Caesar heeft zijn
eigen paard, De oorlog veroorzaakt zijn eigen gevaren. Hier gebruikt het
Latijn het bezittelijke voornaamwoord ‘sua etc.’dat zich helemaal als een
gewoon bijvoeglijk naamwoord gedraagt en dus volledig congrueert. En
daarom is het ‘puella videt casam suam’, ‘Caesar habet equum suum’ en
‘bellum pericula sua parit.’
Sua etc. worden ook gebruikt voor de derde persoon meervoud.
Wanneer er staat ‘de meisjes zien hun eigen huis’ vertaal je dat zo: ‘puellae vident casam suam.’ De veldheren hebben hun eigen paard’ wordt
‘imperatores equum suum habent’ en ‘oorlogen maken hun eigen gevaren’ vertaal je als ‘bella pericula sua faciunt.’ Wanneer er in plaats van
een echte persoonsvorm een deelwoord staat in het Latijn gebeurt er hetzelfde, zoals je in het schemaatje hieronder ziet.
puella videns suam casam
imperator habens suum equum
bellum pericula sua parens
puellae videntes suam casam
imperatores habentes suum equum
bella pericula sua parentia
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
113
In het Nederlands vertaal je de vormen van ‘sua etc.’ heel anders
dan de vormen van ‘eius’ of ‘earum/ eorum.’ Omdat de vormen van ‘sua‘
altijd bij een werkwoord komen is meestal duidelijk bij welk zelfstandige
naamwoord het hoort. En dan maakt het niet meer uit dat niemand in
Nederland weet of een woord vrouwelijk of mannelijk is. Want we kunnen zeggen: ‘De voorstelling heeft zijn eigen effect’ , ‘het katje kent zijn
eigen kracht’, ‘de oorlog vermoordt zijn eigen kinderen.’ Maar ook: De
voorstelling heeft haar eigen effect’, ‘het katje kent haar eigen kracht’
en ‘de oorlog vermoordt haar eigen kinderen.’ Het is altijd wel duidelijk
waar ‘zijn eigen’ of ‘haar eigen’op slaat. Ik zet het op deze manier in een
schema.
F1
EV
sua
M1
F2
F3
F4
F5
suae
suae
suam
sua
M2
M3
M4
M5
F6
F7
F8
F9
F10
suae
suarum
suis
suas
suis
M6
M7
M8
M9
M10
EV
suus
sui
suo
suum
suo
MV
sui
suorum
suis
suos
suis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
suum
vertaling
haar eigen/zijn eigen
sui
suo
suum
suo
MV
sua
suorum
suis
sua
suis
haar eigen/zijn eigen
haar eigen/zijn eigen
haar eigen/zijn eigen
haar eigen/zijn eigen
haar eigen/zijn eigen
haar eigen/zijn eigen
haar eigen/zijn eigen
haar eigen/zijn eigen
haar eigen/zijn eigen
Het bezittelijk voornaamwoord ‘sua etc.’ kan ook terugslaan op een
meervoud. Als het zelfstandige naamwoord dat de werkwoordsvorm regeert een meervoud is, gebruikt het Latijn nog steeds ‘sua etc.’ Dat heb je
gezien aan de voorbeelden:
‘puellae videntes suam casam’
‘imperatores habentes suum equum’
‘bella pericula sua parentia’
In deze zinnen moet je ‘suam’, ‘suum’ en ‘sua’ in het Nederlands met
‘hun eigen’vertalen. Omdat meisjes meervoud is, zeggen wij de meisjes zien hun eigen huis. Omdat imperatores meervoud is en het deelwoord hebbend regeren zegt het Nederlands ‘de bevelhebbers hebben
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
114
hun eigen paard. En tenslotte ‘veroorzaken de oorlogen hun eigen
gevaren.’Voor de volledigheid geef het hele schema nog een keer maar
nu met de vertaling ‘hun eigen’ erbij.
F1
EV
sua
M1
F2
F3
F4
F5
suae
suae
suam
sua
M2
M3
M4
M5
F6
F7
F8
F9
F10
suae
suarum
suis
suas
suis
M6
M7
M8
M9
M10
EV
suus
sui
suo
suum
suo
MV
sui
suorum
suis
suos
suis
N1
N2
N3
N4
N5
N6
N7
N8
N9
N10
EV
suum
vertaling
hun eigen
sui
suo
suum
suo
MV
sua
suorum
suis
sua
suis
hun eigen
hun eigen
hun eigen
hun eigen
hun eigen
hun eigen
hun eigen
hun eigen
hun eigen
zelfstandig gebruikt bezittelijk voornaamwoord
Alle bezittelijke voornaamwoorden kunnen ook zelfstandig gebruikt
worden. Dat geldt voor ‘mea’, ‘tua, ‘nostra’, vestra’ en ‘sua.’ Wat regelmatig voorkomt is bijvoorbeeld ‘nostri’ in de onderwerpsvorm meervoud
(M6). Dat vertaal je dan met ‘de onzen’ of als je dat mooier vindt, ‘onze
mensen.’ Dit zelfstandige gebruik is mogelijk bij alle vormen van de bezittelijke voornaamwoorden. Wanneer je een bezittelijk voornaamwoord
ziet waar geen congruerend zelfstandig naamwoord bij hoort, weet je dat
het zelfstandig gebruikt is. Je kunt zo’n zelfstandig gebruikt bezittelijk
voornaamwoord vertalen met ‘de mijne’ of ‘het zijne’ enzovoorts. Maar
je kunt ook een passend zelfstandig naamwoord erachter zetten, zoals in
het voorbeeld van ‘de onzen ‘ ‘onze mensen.’
betrekkelijk voornaamwoord
Aan elk zelfstandig naamwoord kun je een betrekkelijke bijzin vastmaken. Dat is alsof je er een heel uitgebreid bijvoeglijk naamwoord bijzet. In plaats van een enkel woordje ervoor, zet je een hele zin achter
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
115
het woord waar je wat extra’s over wilt vertellen. Je kunt dus kiezen. In
plaats van de ‘de dikke man’ kun je ook zeggen ‘de man die dik is.’ In het
eerste geval zet je een bijvoeglijk naamwoord bij het zelfstandig naamwoord. In het tweede geval voeg je aan het zelfstandig naamwoord een
zogenaamde betrekkelijke bijzin toe.
Een betrekkelijke bijzin begint altijd met een betrekkelijk voornaamwoord. In het voorbeeld van de dikke man is dat het woordje ‘die.’
Dat komt in plaats van het zelfstandige naamwoord ‘man.’ ‘Die’ is dus
een vervanger. Omdat een betrekkelijk voornaamwoord een gewoon zelfstandig naamwoord vervangt, is het logisch dat het ook precies hetzelfde
kan als een zelfstandig naamwoord.
Stel dat je uitgaat van de kernzin ‘De man eet een ijsje.’ Dan kun
je aan ‘de man’ een betrekkelijke bijzin toevoegen. Dan komt er bijvoorbeeld te staan ‘De man die toch al te dik is, eet een ijsje.’ Hier is ‘die toch
al te dik is,’ een betrekkelijke bijzin die wat vertelt bij het zelfstandige
naamwoord ‘man.’ Zoals je ziet, gaat het om een complete zin met een
werkwoord en een onderwerp. Alleen is het onderwerp deze keer niet een
gewoon zelfstandig naamwoord, maar een vervanger. Want het betrekkelijke voornaamwoord ‘die’ is het onderwerp van deze bijzin. En dat kan
omdat het eigenlijk hetzelfde is alsof er zou staan ‘de man.’
Een betrekkelijk voornaamwoord doet dus hetzelfde als een gewoon zelfstandig naamwoord. In het voorbeeld hierboven is ‘die’ bijvoorbeeld het onderwerp van de zin. Dat kun je zien omdat het net als een
gewoon zelfstandig naamwoord het werkwoord regeert. Omdat het dus
net een zelfstandig naamwoord is, kan een betrekkelijk voornaamwoord
ook een andere functie hebben en niet het onderwerp zijn van de zin. Dat
zal ik je laten zien door een betrekkelijke bijzin vast te maken aan ‘het
ijsje.’ Er komt dan te staan: ‘De man die toch al te dik is, eet een ijsje dat
hij bij de bakker gekocht heeft.’
Aan ‘ijsje’ is dus een betrekkelijke bijzin vast gemaakt die begint
met ‘dat.’ Dit is het betrekkelijke voornaamwoord dat het zelfstandige
voornaamwoord ‘ijsje’ vervangt. Maar de functie ervan is deze keer heel
anders. In de bijzin ‘dat hij bij de bakker gekocht heeft’, is ‘dat’ het lijdend voorwerp van de zin. Het onderwerp is deze keer het voornaamwoord ‘hij’ dat ‘de man’ vervangt. Wanneer je in deze bijzin in plaats
van voornaamwoorden de gewone zelfstandige naamwoorden gebruikt,
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
116
staat er ‘de man heeft een ijsje bij de bakker gekocht.’In de betrekkelijke
bijzin wordt het ‘ijsje’ vervangen door ‘dat’ en de man door ‘hij.’
In het Nederlands hebben hoofdzin en bijzin een totaal andere
woordvolgorde. Eerst zie je een serie van vier kernzinnen en de woordvolgorde die daarbij hoort. Daarna vervang ik het onderwerp door een
betrekkelijk voornaamwoord.
HOOFDZIN
EERSTE PLAATS
De buschauffeur
Het meisje
De moeder
Het hondje
TWEEDE PLAATS
wordt
ziet
geeft
sloft
DERDE PLAATS
zeeman
de roos
de baby
naar huis
BIJZIN
EERSTE PLAATS
die
dat
die
dat
TWEEDE PLAATS
zeeman
het ongeluk
de baby
naar huis
DERDE PLAATS
wordt
ziet
de fles
sloft
VIERDE PLAATS
de fles
VIERDE PLAATS
geeft
Je ziet wat er verandert. Alleen het onderwerp staat nog vooraan op de
eerste plaats. Maar het werkwoord is helemaal naar achteren geschoven en het naamwoordelijk deel, het lijdend vorowerp, het meewerkend
vorowerp en de voorzetselconstructie zijn verhuisd naar plaats twee. Dus
moeilijk is het niet om een hoofdzin te onderscheiden van een betrekkelijke bijzin. Wanneer een zin begint met ‘die’ of ‘dat ‘ met het werkwoord
helemaal achteraan weet je dat het om een betrekkelijke bijzin gaat.
In het Latijn begint een betrekkelijke bijzin ook met een vervanger. De Latijnse naam voor een betrekkelijk voornaamwoord is ‘relativum.’ Net als bij osn is het de vervanger van een gewoon zelfstandig
naamwoord. En net als bij ons kan het betrekkelijk voornaamwoord verschillende functies hebben. Het kan onderwerp zijn van de bijzin, maar
ook meewerkend voorwerp, lijdend voorwerp, bezitter en tenslotte ook
nog ablativus. En die functies kunnen in het enkelvoud staan èn in het
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
117
meervoud. Maar in alle gevallen gaat het om de vervanging van een normaal zelfstandig naamwoord. En dus leer je het Latijnse relativum op de
manier waarop je zelfstandige naamwoorden geleerd hebt, met een code.
Hier volgt een schema van het hele betrekkelijke voornaamwoord.
EV
F1
quae
M1
qui
N1
quod
vertaling dewoord
die
F2
F3
F4
F5
cuius
cui
quam
qua
M2
M3
M4
M5
cuius
cui
quem
quo
N2
N3
N4
N5
cuius
cui
quod
quo
van wie
aan wie
die
met / door wie
waarvan
waaraan
dat
waarmee/
waardoor
M6
M7
M8
M9
M10
MV
qui
quorum
quibus
quos
quibus
N6
N7
N8
N9
N10
MV
quae
quorum
quibus
quae
quibus
die
van wie
aan wie
die
met/door wie
die
waarvan
waaraan
die
waarmee/
waardoor
F6
F7
F8
F9
F10
quae
quarum
quibus
quas
quibus
EV
EV
vertaling hetwoord
dat
het gebruik
Bij elk zelfstandig naamwoord in elke functie kan een betrekkelijk voornaamwoord staan. En dit betrekkelijke voornaamwoord kan in
elke functie staan, los van de functie van het woord waar het iets bij vertelt. Dat kan ik het beste door middel van voorbeelden laten zien. Vooraan staat het woord in de functie die het in de hoofdzin heeft. En daarachter staan de mogelijkheden die er in de bijzin zijn. Als eerste voorbeeld
neem ik ‘casa, huis.‘ Daar heeft casa in de hoofdzin in de F1 vorm en is
nominativus enkelvoud.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
118
Hoofdzin
F1
casa
F1
het huis
F1
casa
F2
het huis
F1
casa
F3
het huis
F1
casa
F4
het huis
F1
casa
F5
het huis
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quae hortum habet
in silva iacet
dat een tuin heeft
ligt in het bos
cuius color ruber est
in silva iacet
waarvan de kleur rood is
ligt in het bos
cui curam do
in silva iacet
waaraan ik zorg besteed
ligt in het bos
quam videmus
in silva iacet
dat wij zien
ligt in het bos
qua profugus servatur
in silva iacet
waardoor de vluchteling gered wordt
ligt in het bos
In het schema dat nu komt, staat in de hoofdzin ‘casae’ in de F2 functie
en is het genitivus enkelvoud.
Hoofdzin
F2
casae
F1
van het huis
F2
casae
F2
van het huis
F2
casae
F3
van het huis
F2
casae
F4
van het huis
F2
casae
van het huis
F5
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quae hortum habet
Cicero possesor est
dat een tuin heeft
is Cicero de eigenaar
cuius color ruber est
Cicero possesor est
waarvan de kleur rood is
is Cicero de eigenaar
cui curam do
Cicero possesor est
waaraan ik zorg besteed
is Cicero de eigenaar
quam videmus
Cicero possesor est
dat wij zien
is Cicero de eigenaar
qua profugus servatur
Cicero possesor est
waardoor de vluchteling gered wordt
is Cicero de eigenaar
In het schema dat nu komt, staat casae in de F3 vorm en is het dativus
enkelvoud.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
119
Hoofdzin
F3
casae
F1
aan het huis
F3
casae
F2
aan het huis
F3
casae
F3
aan het huis
F3
casae
F4
aan het huis
F3
casae
F5
aan het huis
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quae hortum habet
Cicero pecuniam dat
dat een tuin heeft
geeft Cicero geld
cuius color ruber est
Cicero pecuniam dat
waarvan de kleur rood is
geeft Cicero geld
cui curam do
Cicero pecuniam dat
waaraan ik zorg besteed
geeft Cicero geld
quam videmus
Cicero pecuniam dat
dat wij zien
geeft Cicero geld
qua profugus servatur
Cicero pecuniam dat
waardoor de vluchteling gered wordt
geeft Cicero geld
In het volgende schema is casam lijdend voorwerrp en heeft het de F4
vorm.
Hoofdzin
F4
casam
F1
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quae hortum habet
Cicero habet
Cicero heeft
een huis
F4
casam
dat een tuin heeft
F2
cuius color ruber est
Cicero habet
Cicero heeft
een huis
F4
casam
waarvan de kleur rood is
F3
cui curam do
Cicero habet
Cicero heeft
een huis
F4
casam
waaraan ik zorg besteed
F4
quam videmus
Cicero habet
Cicero heeft
een huis
F4
casam
dat wij zien
F5
qua profugus servatur
Cicero habet
Cicero heeft
een huis
waardoor de vluchteling gered wordt
En dan komt casa nu in de ablativus enkelvoud.
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
120
Hoofdzin
F5
casā
F1
door het huis
F5
casā
F2
door het huis
F5
casā
F3
door het huis
F5
casā
F4
door het huis
F5
casā
F5
een huis
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quae hortum habet
obruitur inimicus
dat een tuin heeft
wordt de vijand bedolven
cuius color ruber est
obruitur inimicus
waarvan de kleur rood is
wordt de vijand bedolven
cui curam do
obruitur inimicus
waaraan ik zorg besteed
wordt de vijand bedolven
quam videmus
obruitur inimicus
dat wij zien
wordt de vijand bedolven
qua profugus servatur
obruitur inimicus
waardoor de vluchteling gered wordt
wordt de vijand bedolven
in het meervoud
Hier is casae onderwerp meervoud in de hoofdzin en staat het in de F6
vorm.
Hoofdzin
F6
casae
F6
de huizen
F6
casae
F7
de huizen
F6
casae
F8
de huizen
F6
casae
F9
de huizen
F6
casae
de huizen
F10
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quae hortum habent
in silva iacent
die een tuin hebben
liggen in het bos
quarum color ruber est
in silva iacent
waarvan de kleur rood is
liggen in het bos
quibus curam do
in silva iacent
waaraan ik zorg besteed
liggen in het bos
quas videmus
in silva iacent
die wij zien
liggen in het bos
quibus profugus servatur
in silva iacent
waardoor de vluchteling gered wordt
liggen in het bos
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
121
Nu staat casarum (F7) in de hoofdzin.
Hoofdzin
F7
casarum
F6
van de huizen
F7
casarum
F7
van de huizen
F7
casarum
F8
van de huizen
F7
casarum
F9
van de huizen
F7
casarum
F10
van de huizen
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quae hortum habent
Cicero possesor est
die een tuin hebben
is Cicero de eigenaar
quarum color ruber est
Cicero possesor est
waarvan de kleur rood is
is Cicero de eigenaar
quibus curam do
Cicero possesor est
waaraan ik zorg besteed
is Cicero de eigenaar
quas videmus
Cicero possesor est
die wij zien
is Cicero de eigenaar
quibus profugus servatur
Cicero possesor est
waardoor de vluchteling gered wordt
is Cicero de eigenaar
En nu casis in de dativus meervoud (F8)
Hoofdzin
F8
casis
F6
aan de huizen
F8
casis
F7
aan de huizen
F8
casis
F8
aan de huizen
F8
casis
F9
aan de huizen
F8
casis
aan de huizen
F10
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quae hortum habent
Cicero pecuniam dat
die een tuin hebben
geeft Cicero geld
quarum color ruber est
Cicero pecuniam dat
waarvan de kleur rood is
geeft Cicero geld
quibus curam do
Cicero pecuniam dat
waaraan ik zorg besteed
geeft Cicero geld
quas videmus
Cicero pecuniam dat
die wij zien
geeft Cicero geld
quibus profugus servatur
Cicero pecuniam dat
waardoor de vluchteling gered wordt
geeft Cicero geld
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
122
Als het om casas gaat dat lijdend voorwerp meervoud (F9) is en in de
accusativus staat, zie je dit.
Hoofdzin
F9
casas
F6
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quae hortum habent
Cicero habet
Cicero heeft
de huizen
F9
casas
die een tuin hebben
F7
quarum color ruber est
Cicero habet
Cicero heeft
de huizen
F9
casas
waarvan de kleur rood is
F8
quibus curam do
Cicero habet
Cicero heeft
de huizen
F9
casas
waaraan ik zorg besteed
F9
quas videmus
Cicero habet
Cicero heeft
de huizen
F9
casas
die wij zien
F10
quibus profugus servatur
Cicero habet
waardoor de vluchteling gered wordt
heeft Cicero
Cicero heeft
de huizen
De laatste is de ablativus meervoud en dat is casis (F10).
Hoofdzin
F10
casis
F6
door de huizen
F10
casis
F7
door de huizen
F10
casis
F8
door de huizen
F10
casis
F9
door de huizen
F10
casis
door de huizen
F10
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quae hortum habent
obruitur inimicus
die een tuin hebben
wordt de vijand bedolven
quarum color ruber est
obruitur inimicus
waarvan de kleur rood is
wordt de vijand bedolven
quibus curam do
obruitur inimicus
waaraan ik zorg besteed
wordt de vijand bedolven
quas videmus
obruitur inimicus
die wij zien
wordt de vijand bedolven
quibus profugus servatur
obruitur inimicus
waardoor de vluchteling gered wordt
wordt de vijand bedolven
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
123
de mannelijke woorden
Bij de mannelijke zelfstandige naamwoorden gebeurt iets vergelijkbaars. In de hoofdzin staat zelfstandige naamwoorden die de uitgang hebben die hoort bij de functie in de hoofdzin. Aan elk van die
zelfstandige naamwoorden kan een betrekkelijke bijzin worden vastgemaakt die begint met een betrekkelijk voornaamwoord. Dit betrekkelijke
voornaamwoord heeft hetzelfde woordgeslacht en hetzelfde getal als het
woord dat het vervangt. Maar de functie ervan wordt bepaald door hoe
het woord in de bijzin staat. Dat zie je in de volgende schema’s.
Hoofdzin
M1 consul
M1
de consul
M1 consul
M2
de consul
M1 consul
M3
de consul
M1 consul
M4
de consul
M1 consul
M5
Bijzin
Hoofdzin vervolg
qui fortis est
legionem ducit
die dapper is
leidt een legioen
cuius nomen notum est
legionem ducit
van wie de naam bekend is
leidt een legioen
cui senatus pecuniam dat
legionem ducit
aan wie de senaat geld geeft
leidt een legioen
quem videmus
legionem ducit
die wij zien
leidt een legioen
a quo victoria reportatur
legionem ducit
de consul
door wie de overwinning behaald wordt leidt een legioen
Hoofdzin
Bijzin
Hoofdzin vervolg
qui fortis est
amicus sum
die dapper is
ben ik de vriend
cuius nomen notum est
amicus sum
van wie de naam bekend is
ben ik de vriend
cui senatus pecuniam dat
amicus sum
aan wie de senaat geld geeft
ben ik de vriend
quem videmus
amicus sum
die wij zien
ben ik de vriend
a quo victoria reportatur
amicus sum
M2 consulis
M1
van de consul
M2 consulis
M2
van de consul
M2 consulis
M3
van de consul
M2 consulis
M4
van de consul
M2 consulis
van de consul
M5
door wie de overwinning behaald wordt ben ik de vriend
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
124
Hoofdzin
M3 consuli
M1
aan de consul
M3 consuli
M2
aan de consul
M3 consuli
M3
aan de consul
M3 consuli
M4
aan de consul
M3 consuli
M5
aan de consul
Hoofdzin vervolg
qui fortis est
donum do
die dapper is
geef ik een geschenk
cuius nomen notum est
donum do
van wie de naam bekend is
geef ik een geschenk
cui senatus pecuniam dat
donum do
aan wie de senaat geld geeft
geef ik een geschenk
quem videmus
donum do
die wij zien
geef ik een geschenk
a quo victoria reportatur
donum do
door wie de overwinning behaald wordt geef ik een geschenk
Hoofdzin
M4 consulem
Bijzin
M1
Bijzin
Hoofdzin vervolg
qui fortis est
populus iuvat
het volk helpt
de consul
M4 consulem
die dapper is
M2
cuius nomen notum est
populus iuvat
het volk helpt
de consul
M4 consulem
van wie de naam bekend is
M3
cui senatus pecuniam dat
populus iuvat
het volk helpt
de consul
M4 consulem
aan wie de senaat geld geeft
M4
quem videmus
populus iuvat
het volk helpt
de consul
M4 consulem
die wij zien
M5
a quo victoria reportatur
populus iuvat
het volk helpt
de consul
door wie de overwinning behaald wordt
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
125
Hoofdzin
M5 cum consule
M1
Bijzin
Hoofdzin vervolg
qui fortis est
ambulat Caesar
Caesar wandelt
met de consul
M5 cum consule
die dapper is
M2
cuius nomen notum est
ambulat Caesar
Caesar wandelt
met de consul
M5 cum consule
van wie de naam bekend is
M3
cui senatus pecuniam dat
ambulat Caesar
Caesar wandelt
met de consul
M5 cum consule
aan wie de senaat geld geeft
M4
quem videmus
ambulat Caesar
Caesar wandelt
met de consul
M5 cum consule
die wij zien
M5
a quo victoria reportatur
ambulat Caesar
Caesar wandelt
met de consul
door wie de overwinning behaald wordt
mannelijk meervoud
Hoofdzin
M6 consules
M6
de consuls
M6 consules
M7
de consuls
M6 consules
M8
de consuls
M6 consules
de consuls
M6 consules
de consuls
M9
Bijzin
Hoofdzin vervolg
qui fortes sunt
legiones ducunt
die dapper zijn
leiden legioenen
quorum nomina nota sunt
legiones ducunt
van wie de namen bekend zijn
leiden legioenen
quibus senatus pecuniam dat
legiones ducunt
aan wie de senaat geld geeft
leiden legioenen
quos videmus
legiones ducunt
die wij zien
leiden legioenen
M10 a quibus victoria reportatur
legiones ducunt
door wie de overwinning behaald wordt leiden legioenen
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
126
Hoofdzin
M7 consulum
M6
van de consuls
M7 consulum
M7
van de consuls
M7 consulum
M8
van de consuls
M7 consulum
M9
van de consuls
M7 consulum
Bijzin
Hoofdzin vervolg
qui fortes sunt
amicus sum
die dapper zijn
ben ik de vriend
quorum nomina nota sunt
amicus sum
van wie de namen bekend zijn
ben ik de vriend
quibus senatus pecuniam dat
amicus sum
aan wie de senaat geld geeft
ben ik de vriend
quos videmus
amicus sum
die wij zien
ben ik de vriend
M10 a quibus victoria reportatur
amicus sum
van de consuls
door wie de overwinning behaald wordt ben ik de vriend
Hoofdzin
Bijzin
Hoofdzin vervolg
qui fortes sunt
donum do
die dapper zijn
geef ik een geschenk
quorum nomina nota sunt
donum do
van wie de namen bekend zijn
geef ik een geschenk
M8 consulibus
M6
aan de consuls
M8 consulibus
M7
aan de consuls
M8 consulibus
M8
aan de consuls
M8 consulibus
aan de consuls
M8 consulibus
aan de consuls
M9
quibus senatus pecuniam dat
donum do
aan wie de senaat geld geeft
geef ik een geschenk
quos videmus
donum do
die wij zien
geef ik een geschenk
M10 a quibus victoria reportatur
donum do
door wie de overwinning behaald wordt geef ik een geschenk
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
127
Hoofdzin
M9 consules
M6
Bijzin
Hoofdzin vervolg
qui fortes sunt
populus iuvat
het volk helpt
de consuls
M9 consules
die dapper zijn
M7
quorum nomina nota sunt
populus iuvat
het volk helpt
de consuls
M9 consules
van wie de namen bekend zijn
M8
quibus senatus pecuniam dat
populus iuvat
het volk helpt
de consuls
M9 consules
aan wie de senaat geld geeft
M9
quos videmus
populus iuvat
het volk helpt
de consuls
M9 consules
die wij zien
M10 a quibus victoria reportatur
populus iuvat
het volk helpt
de consuls
Hoofdzin
M10 cum consulibus M6
met de consuls
M10 cum consulibus M7
met de consuls
M10 cum consulibus M8
met de consuls
M10 cum consulibus M9
met de consuls
door wie de overwinning behaald wordt
Bijzin
Hoofdzin vervolg
qui fortes sunt
ambulat Caesar
die dapper zijn
wandelt Caesar
quorum nomina nota sunt
ambulat Caesar
van wie de namen bekend zijn
wandelt Caesar
quibus senatus pecuniam dat
ambulat Caesar
aan wie de senaat geld geeft
wandelt Caesar
quos videmus
ambulat Caesar
die wij zien
wandelt Caesar
M10 cum consulibus M10 a quibus victoria reportatur
met de consuls
ambulat Caesar
door wie de overwinning behaald wordt wandelt Caesar
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
128
de onzijdige zelfstandige woorden
Hoofdzin
N1
bellum
N1
de oorlog
N1
bellum
N2
de oorlog
N1
bellum
N3
de oorlog
N1
bellum
N4
de oorlog
N1
bellum
de oorlog
N5
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quod in Gallia furit
poscit vitas
die in Gallië woedt
kost levens
cuius Caesar dux est
poscit vitas
waarvan Caesar de generaal is
kost levens
cui pecuniam dat senatus
poscit vitas
waaraan de senaat geld geeft
kost levens
quod videmus
poscit vitas
dat wij zien
kost levens
quo terra vastatur
poscit vitas
waardoor het land verwoest wordt
kost levens
Hoofdzin
N2
belli
N1
van de oorlog
N2
belli
N2
van de oorlog
N2
belli
N3
van de oorlog
N2
belli
N4
van de oorlog
N2
belli
van de oorlog
N5
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quod in Gallia furit
initium novi
die in Gallië woedt
ken ik het begin
cuius Caesar dux est
initium novi
waarvan Caesar de generaal is
ken ik het begin
cui pecuniam dat senatus
initium novi
waaraan de senaat geld geeft
ken ik het begin
quod videmus
initium novi
dat wij zien
ken ik het begin
quo terra vastatur
initium novi
waardoor het land verwoest wordt
ken ik het begin
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
129
Hoofdzin
N3
bello
N1
aan de oorlog
N3
bello
N2
aan de oorlog
N3
bello
N3
aan de oorlog
N3
bello
N4
aan de oorlog
N3
bello
N5
aan de oorlog
Hoofdzin
N4
bellum
N1
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quod in Gallia furit
auxilium do
die in Gallië woedt
geef ik hulp
cuius Caesar dux est
auxilium do
waarvan Caesar de generaal is
geef ik hulp
cui pecuniam dat senatus
auxilium do
waaraan de senaat geld geeft
geef ik hulp
quod videmus
auxilium do
dat wij zien
geef ik hulp
quo terra vastatur
auxilium do
waardoor het land verwoest wordt
geef ik hulp
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quod in Gallia furit
Caesar describit
Caesar beschrijft
de oorlog
N4
bellum
die in Gallië woedt
N2
cuius Caesar dux est
Caesar describit
Caesar beschrijft
de oorlog
N4
bellum
waarvan Caesar de generaal is
N3
cui pecuniam dat senatus
Caesar describit
Caesar beschrijft
de oorlog
N4
bellum
waaraan de senaat geld geeft
N4
quod videmus
Caesar describit
Caesar beschrijft
de oorlog
N4
bellum
dat wij zien
N5
quo terra vastatur
Caesar describit
Caesar beschrijft
de oorlog
waardoor het land verwoest wordt
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
130
Hoofdzin
N5
bello
N1
door de oorlog
N5
bello
N2
door de oorlog
N5
bello
N3
door de oorlog
N5
bello
N4
door de oorlog
N5
bello
N5
door de oorlog
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quod in Gallia furit
Roma crescit
die in Gallië woedt
groeit Rome
cuius Caesar dux est
Roma crescit
waarvan Caesar de generaal is
groeit Rome
cui pecuniam dat senatus
Roma crescit
waaraan de senaat geld geeft
groeit Rome
quod videmus
Roma crescit
dat wij zien
groeit Rome
quo terra vastatur
Roma crescit
waardoor het land verwoest wordt
groeit Rome
onzijdige zelfstandkige naamwoorden meervoud
Hoofdzin
N6
bella
N6
de oorlogen
N6
bella
N7
de oorlogen
N6
bella
N8
de oorlogen
N6
bella
de oorlogen
N6
bella
de oorlogen
N9
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quae in Gallia furunt
poscunt vitas
die in Gallië woeden
kosten levens
quorum Caesar dux est
poscunt vitas
waarvan Caesar de generaal is
kosten levens
quibus pecuniam dat senatus
poscunt vitas
waaraan de senaat geld geeft
kosten levens
quae videmus
poscunt vitas
die wij zien
kosten levens
N10 quibus terra vastatur
waardoor het land verwoest wordt
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
poscunt vitas
kosten levens
131
Hoofdzin
N7
bellorum
N6
van de oorlogen
N7
bellorum
N7
van de oorlogen
N7
bellorum
N8
van de oorlogen
N7
bellorum
N9
van de oorlogen
N7
N8
bellorum
die in Gallië woeden
ken ik het begin
quorum Caesar dux est
initium novi
waarvan Caesar de generaal is
ken ik het begin
quibus pecuniam dat senatus
initium novi
waaraan de senaat geld geeft
ken ik het begin
quae videmus
initium novi
die wij zien
ken ik het begin
initium novi
ken ik het begin
Hoofdzin
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quae in Gallia furunt
auxilium do
die in Gallië woeden
geef ik hulp
quorum Caesar dux est
auxilium do
waarvan Caesar de generaal is
geef ik hulp
quibus pecuniam dat senatus
auxilium do
waaraan de senaat geld geeft
geef ik hulp
quae videmus
auxilium do
die wij zien
geef ik hulp
bellis
bellis
bellis
bellis
aan de oorlogen
N8
initium novi
waardoor het land verwoest wordt
N6
N7
N8
aan de oorlogen
N8
quae in Gallia furunt
N10 quibus terra vastatur
aan de oorlogen
N8
Hoofdzin vervolg
van de oorlogen
aan de oorlogen
N8
Bijzin
bellis
aan de oorlogen
N9
N10 quibus terra vastatur
waardoor het land verwoest wordt
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
auxilium do
geef ik hulp
132
Hoofdzin
N9
bella
N6
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quae in Gallia furunt
Caesar describit
Caesar beschrijft
de oorlogen
N9
bella
die in Gallië woeden
N7
quorum Caesar dux est
Caesar describit
Caesar beschrijft
de oorlogen
N9
bella
waarvan Caesar de generaal is
N8
quibus pecuniam dat senatus
Caesar describit
Caesar beschrijft
de oorlogen
N9
bella
waaraan de senaat geld geeft
N9
quae videmus
Caesar describit
Caesar beschrijft
de oorlogen
N9
bella
die wij zien
N10 quibus terra vastatur
Caesar describit
Caesar beschrijft
de oorlogen
waardoor het land verwoest wordt
Hoofdzin
N9
bellis
N6
door de oorlogen
N9
bellis
N7
door de oorlogen
N9
bellis
N8
door de oorlogen
N9
bellis
door de oorlogen
N9
bellis
door de oorlogen
N9
Bijzin
Hoofdzin vervolg
quae in Gallia furunt
Roma crescit
die in Gallië woeden
groeit Rome
quorum Caesar dux est
Roma crescit
waarvan Caesar de generaal is
groeit Rome
quibus pecuniam dat senatus
Roma crescit
waaraan de senaat geld geeft
groeit Rome
quae videmus
Roma crescit
die wij zien
groeit Rome
N10 quibus terra vastatur
waardoor het land verwoest wordt
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
Roma crescit
groeit Rome
133
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
134
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
135
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
136
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
137
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
138
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
139
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
140
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
141
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
142
© 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam
143
Download