HOOFDSTUK 1: ALFABET, ACCENT EN UITSPRAAK alfabet en uitspraak Het Nederlands gebruikt het Latijnse alfabet en er zijn om die reden weinig verschillen. A is een A en deze letter kan lang en kort zijn. De combinatie AE wordt uitesproken als een lange E. B is een B C is een C, maar die wordt in het Latijn altijd als een K uitgesproken. Er bestaat echter ook de gewoonte om de C wanneer deze gevolgd wordt door een i of een e-klank uit te spreken als een S of als een TS zoals in het Italiaans uitgesproken cappuccino. D is D E is een E en deze letter kan kort en lang zijn. De combinatie EU wordt uitgesproken als de Nederlandse tweeklank UI. F is een F G is een G. H is een H. I is een I, maar kan ook een J zijn. Het recht is ‘Ius’ in het Latijn en de I wordt uitgesproken als een J, zodat het ‘Joes’ wordt. J is een J, maar komt nauwelijks voor. K is een K die maar af en toe voorkomt. Bij voorbeeld in het woord ‘Kalendae’ zoals de Romeinen de eerste dag van de maand noemden. L is L Mis M N is N O is O P is P Q is Q, een letter die in het Latijn altijd gevolgd wordt door een U. de uitspraak is kw waardoor Quod klinkt als ‘kwot’. R is R © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 2 S is S T is T U is U. De Romeinen spraken deze letter uit als een OE. Maar er bestaat ook de gewoonte om de U in bekende Romeinse namen als een Nederlandse U uit te spreken. Iedereen spreekt Julius Caesar uit als ‘Julius Cesar’ en niet als ‘Joelioes Kaesar’. V is V, maar het verschil tussen U en V was voor Romeinen klein. In opschriften of bepaalde tekstuitgaven staan soms alleen maar V’s of alleen maar U’s en dan moet de lezer zelf bepalen om welke van de twee het gaat. X is X Y is Y en dat is inderdaad een Griekse Y of Upsilon die de Romeinen vooral gebruikten om Griekse leenwoorden te spellen. Z is Z en ook die letter werd vooral gebruikt in Griekse leenwoorden. accent Het accent ligt bij Latijnse woorden op de tweede lettergreep van achteren. Dat is in elk geval zo bij alle woorden die uit twee lettergrepen bestaan. Het is dus Cáesar en Cáto. Bestaat het woord uit meer lettergrepen dan hangt het ervanaf. Wanneer de tweede lettergreep van achteren lang is, dan krijgt deze lettergreep ook dan het accent. Is de tweede lettergreep van achteren echter kort, dan schuift het accent één plaatsje naar voren op en komt op de derde van achteren. Een lettergreep is lang wanneer hij een lange klinker of tweeklank bevat en ook wanneer de lettergreep eindigt op een medeklnker. Het woord femina (vrouw) bestaat uit drie lettergrepen fe – mi – na. De i in de voorlaatste lettergreep is kort. Daardoor schuift het accent naar voren en wordt het fémina. Dat de i in femina kort is, is een kwestie van weten. Het staat in het woordenboek. Het woord puella (meisje) bestaat ook uit de drie lettergrepen pu – el – la. Omdat de voorlaatste lettergreep op een –l en dus op een medeklinker eindigt, is deze lettergreep voor het Latijnse taalgevoel lang en valt het accent op deze één na laatste lettergreep. Het is dus puélla. Wie alleen Latijn schrijft, heeft met het accent weinig te maken. Maar wie het werk van de Romeinse dichters wil voorlezen, moet het weten. Want zij werkten niet met rijm, maar uitsluitend met het ritme van de © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 3 woorden en dan is het wel van belang of een lettergreep lang dan wel kort is. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 4 HOOFDSTUK 2: DE ZELFSTANDIGE NAAMWOORDEN Eerste declinatie Tot deze groep behoren de woorden die in de nominativus eindigen op een –a en een genitivus hebben op –ae. Voorbeeld F1 F2 F3 F4 F5 togă togae togae togam togā F6 F7 F8 F9 F10 togae togarum togis togas togis ENKELVOUD onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp met of door MEERVOUD onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp met / door nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus De meeste woorden die tot deze declinatie behoren zijn vrouwelijk, maar een aantal als poeta, nauta en agricola zijn mannelijk. Tweede declinatie Tot deze declinatie behoren woorden die in de nominativus eindigen op –us, op –r of -er en –um en een genitivus hebben op –i. De woorden van dit type zijn de enige die een herkenbare aparte vorm hebben voor de aanspreeknaamval of vocativus. Bij alle andere woorden is de aanspreekvorm identiek aan de gewone nominativus. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 5 D M1 M2 M3 M4 M5 amicus amici amico amicum amico amicĕ M6 M7 M8 M9 M10 amici amicorum amicis amicos amicis ENKELVOUD onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp met of door o, vriend MEERVOUD onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp met / door nominativus genitivus dativus accusativus ablativus vocativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Woorden die niet op –us uitgaan, maar op –ius hebben een afwijkende vocativus. De vocativus van bij voorbeeld filius is fili. Toen Caesar vermoord werd, zou hij volgens sommigen tegen één van zijn moordenaars gezegd hebben: Tu quoque fili? “Jij ook, mijn zoon?” Voorbeeld van woorden die eindigen op –er met verlies van de -e. Ager, agri M betekent akker. M1 M2 M3 M4 M5 ager agri agro agrum agro M6 M7 M8 M9 M10 agri agrorum agris agros agris ENKELVOUD onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp met of door MEERVOUD onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp met / door © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus 6 Voorbeeld van woorden die eindigen op –er met behoud van de -e. Puer, pueri M betekent jongen. M1 M2 M3 M4 M5 puer pueri puero puerum puero M6 M7 M8 M9 M10 pueri puerorum pueris pueros pueris ENKELVOUD onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp met of door MEERVOUD onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp met / door nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Zoals puer gaan ook socer, soceri M, schoonvader, gener, generi M, schoonzoon, vesper, vesperi M, avond en liberi, liberorum M, kinderen dat alleen in het meervoud voorkomt. Het Latijnse woord voor man - vir, viri M - vormt zijn naamvallen op dezelfde manier als puer. Voorbeeld van onzijdige woorden op -um is bellum, belli N, oorlog M1 M2 M3 M4 M5 bellum belli bello bellum bello M6 M7 M8 M9 M10 bella bellorum bellis bella bellis ENKELVOUD onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp met of door MEERVOUD onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp met / door © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus 7 Derde declinatie Tot deze declinatie behoren de woorden die in de nominativus heel verschillende uitgangen kunnen hebben, maar allemaal hebben ze een genitivus die eindigt op –is. Er zijn drie groepen zelfstandige naamwoorden te onderscheiden. De eerste groep bestaat uit woorden met een ablativus enkelvoud op -e en een genitivus meervoud op -um. Voorbeelden zijn lex, legis F, wet, consul, consulis M, consul en flumen, fluminis N, rivier. EV F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 lex legis legi legem lege MV leges legum legibus leges legibus EV M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 consul consulis consuli consulem consule MV consules consulum consulibus consules consulibus EV N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 flumen fluminis flumini flumen flumine MV flumina fluminum fluminibus flumina fluminibus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus De tweede groep bestaat uit woorden met een ablativus enkelvoud op -i, een accusativus op -im, een genitivus meervoud op -ium en onzijdig meervoud op -ia. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV turris turris turri turrim turri MV turres turrium turribus turres turribus M1 M2 M3 M4 M5 EV Tiberis Tiberis Tiberi Tiberim Tiberi MV N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV mare maris mari mare mari MV maria marium maribus maria maribus © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus 8 Turiis, turris F betekent toren en de woroden sitis, sitis F, dorst, febris, F koorts, securis, securis F bijl, puppis, puppis F, achtersteven en vis F, geweld of kracht waarvan de genitivus niet bestaat. Zoals mare, maris N, zee, gaat ook animal, animalis N dier. De derde groep bestaat uit woorden met een ablativus enkelvoud op -e en een genitivus meervoud op -ium . F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV urbs urbis urbi urbem urbe MV urbes urbium urbibus urbes urbibus M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV civis civis civi civem cive MV cives civium civibus cives civibus N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV os ossis ossi os osse MV ossa ossium ossibus ossa ossibus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Urbs, urbis F betekent stad, civis, civis M betekent burger en os, ossisN betekent bot. Veel woorden die eindigen op een stam met meer dan één medeklinker horen bij deze derde groep. Een woord als civis met genitivus civis is een zogenaamd ‘parisyllabum’ een woord met in de genitivus evenveel lettergrepen als in de nominativus. De meeste van deze zogenaamde parisyllaba op -es en -is maken hun naamvallen op de manier van de derde groep. Bijzondere zelfstandige naamwoorden van de derde declinatie. M1 M2 M3 M4 M5 Iuppiter Iovis Iovi Iove Iove Jupiter nominativus genitivus dativus accusativus ablativus © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 9 F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV bos bovis bovi bovem bove MV boves boum bobus boves bobus M6 M7 M8 M9 M10 EV vis kracht nominativus genitivus dativus accusativus ablativus krachten nominativus genitivus dativus accusativus ablativus vim vi MV vires virium viribus vires viribus M1 M2 M3 M4 M5 EV bos bovis bovi bovem bove MV boves boum bobus boves bobus rund M en F genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Regels voor het woordgeslacht Voor alle zelfstandige naamwoorden van de derde declinatie geldt dat het woordgeslacht apart geleerd moet woren. Maar woorden die een mannelijk wezen aanduiden, zoals consul, zijn altijd mannelijk. Verder zijn de woorden die in de nominativus eindigen op –os, -or en –er meestal mannelijk. Maar op deze regel bestaan veel uitzonderingen. Woorden die een vrouwelijk wezen aanduiden zijn in elk geval vrouwelijk. Verder zijn woorden die in de nominativus uitgaan op –as, -aus, -o, © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 10 -x en een –s als daar een medeklinker aan voorafgaat dikwijls vrouwelijk. Onzijdig zijn meestal woorden die in de nominativus eindigen op –l, -e, -c, -n, -a, -t, -ar, -ur, - us. Maar op deze regel bestaan veel uitzonderingen. Vierde declinatie Er bestaat een groep woorden die in alle naamvallen de letter -u- heeft staan. Zij vormen samen de zogenaamde vierde declinatie. In het woordenboek zijn ze te herkennen doordat er - ūs achter de Latijnse nominatvus staat, dus: fructus, - ūs F, vrucht; senatus, - ūs M, senaat; genu, - ūs N, knie. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV fructus fructūs fructui fructum fructū MV fructus fructuum fructibus fructus fructibus M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV senatus senatūs senatui senatum senatū MV senatus senatuum senatibus senatus senatus N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV genu genūs genui genu genū MV genua genuum genibus genua genibus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Bij deze vierde declinatie horen een paar woorden die heel vaak voorkomen. Dat zijn natuurlijk ‘senatus’ maar ook ‘exercitus.’ Exercitus, exercitūs M betekent leger. Ook het woord domus, domūs F, huis hoort bij de vierde declinatie. En ook dat woord komt veel voor. Alleen zijn sommige uitgangen anders dan in het voorbeeld van fructus, fructūs F, vrucht. Op de volgende bladzijde staat het hele schema van domus. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 11 F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV domus domūs domui domum domo MV domus domuum domibus domus domibus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Vijfde declinatie Er bestaat ook nog een groep zelfstandige naamwoorden die zijn naamvallen nog weer anders vormt. Deze declinatie bestaat uit een kleine groep woorden die vaak voorkomen, zoals res, rēi F, zaak en dies, diēi M dag. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV res rēi rēi rem rē MV res rerum rebus res rebus M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV dies diēi diēi diem diē MV dies dierum diebus dies diebus © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 12 HOOFDSTUK 3: DE BIJVOEGLIJKE NAAMWOORDEN Bijvoeglijke naamwoorden van de declinatie I en II Tot deze groep behoren de bijvoeglijke naamwoorden die in de M1 vorm uitgaan op -us of -er. De eerste groep vormt zijn naamvallen zoals het schema met het voorbeeld bonus adj. goed laat zien. F1 F2 F3 F4 F5 EV bona bonae bonae bonam bona M1 M2 M3 M4 M5 F6 F7 F8 F9 F10 bonae bonarum bonis bonas bonis M6 M7 M8 M9 M10 EV bonus boni bono bonum bono bone MV boni bonorum bonis bonos bonis N1 N2 N3 N4 N5 EV bonum boni bono bonum bono N6 N7 N8 N9 N10 MV bona bonorum bonis bona bonis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus vocativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus De tweede groep bijvoeglijke naamwoorden van de eerste en tweede conjugatie bestaat uit woorden die in de M1 vorm eindigen op -er. Daarvan behouden sommigen deze -e niet en andere wel. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 13 F1 F2 F3 F4 F5 EV pulchra pulchrae pulchrae pulchram pulchra M1 M2 M3 M4 M5 F6 F7 F8 F9 F10 pulchrae pulchrarum pulchris pulchras pulchris M6 M7 M8 M9 M10 EV pulcher pulchri pulchro pulchrum pulchro MV pulchri pulchrorum pulchris pulchros pulchris N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV pulchrum pulchri pulchro pulchrum pulchro MV pulchra pulchrorum pulchris pulchros pulchris nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus De bijvoeglijke naamwoorden van dit type staan in het woordenboek zo aangegeven: pulcher, chra, chrum mooi. Er bestaat ook nog een groep bijvoeglijke naamwoorden die de -e niet verliest, zoals liber, era, erum vrij. F1 F2 F3 F4 F5 EV libera liberae liberae liberam libera M1 M2 M3 M4 M5 F6 F7 F8 F9 F10 liberae liberarum liberis liberas liberis M6 M7 M8 M9 M10 EV liber liberi libero liberum libero MV liberi liberorum liberis liberos liberis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV liberum liberi libero liberum libero MV libera liberorum liberis libera liberis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus De bijvoeglijke naamwoorden van dit type staan in het woordenboek zo aangegeven: tener, era, erum teer. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 14 De bijvoeglijke naamwoorden van declinatie III De regelmatige bijvoeglijke naamwoorden van de derde declinatie bestaan uit twee groepen. De eerste groep is van het type fortis adj. dapper. F1 F2 F3 F4 F5 EV fortis fortis forti fortem forti M1 M2 M3 M4 M5 F6 F7 F8 F9 F10 fortes fortium fortibus fortes fortibus M6 M7 M8 M9 M10 EV fortis fortis forti fortem forti MV fortes fortium fortibus fortes fortibus N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV forte fortis forti forte forti MV fortia fortium fortibus fortia fortibus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus De bijvoeglijke naamwoorden die op deze manier hun naamvallen vormen, staan in het woordenboek zo aangegeven: fortis, e dapper. De tweede groep bijvoeglijke naamwoorden van de derde declinatie heeft een M1 vorm op -er. Voorbeeld acer, acris, acre scherp. F1 F2 F3 F4 F5 EV acris acris acri acrem acri M1 M2 M3 M4 M5 F6 F7 F8 F9 F10 acres acrium acribus acres acribus M6 M7 M8 M9 M10 EV acer acris acri acrem acri MV acres acrium acribus acres acribus N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV acre acris acri acre acri MV acria acrium acribus acria acribus © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus 15 De bijvoeglijke naamwoorden die op deze manier hun naamvallen vormen staan zo in het woordenboek: acer, acris, acre scherp. Een variant is het bijvoeglijke naamwoord ‘celer’ dat snel betekent en in alle naamvallen zijn -e- behoudt. In het woordenboek staat: celer, eris, ere snel. En in de F7, M7 en de N6, N7 en N9 vormen ontbreekt de -i-. F1 F2 F3 F4 F5 EV celeris celeris celeri celerem celeri M1 M2 M3 M4 M5 F6 F7 F8 F9 F10 celeres celerum celeribus celeres celeribus M6 M7 M8 M9 M10 EV celer celeris celeri celerem celeri MV celeres celerum celeribus celeres celeribus N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV celere celeris celeri celere celeri MV celera celerum celeribus celera celeribus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Tot de bijvoeglijke naamwoorden van de declinatie III behoort ook eenaantal dat zijn naamvallen vormt op de manier van felix, felicis gelukkig, welvarend. In het woordenboek staan deze woorden met hun genitivus erbij, zoals dives, divitis, rijk of pauper, pauperis, arm. F1 F2 F3 F4 F5 EV felix felicis felici felicem felici M1 M2 M3 M4 M5 F6 F7 F8 F9 F10 felices felicium felicibus felices felicibus M6 M7 M8 M9 M10 EV felix felicis felici felicem felici MV felices felicium felicibus felices felicibus N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV felix felicis felici felix felici MV felicia felicium felicibus felicia felicibus © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus 16 Vergrotende trap Bijvoeglijke naamwoorden kennen een vergrotende trap. Ze worden gevormd door het achtervoegsel -ior in de F1 en M1 vorm achter de stam te plaatsen. Bijvoeglijke naamwoorden van declinatie I en II Bij de adjectiva van de eehet bonus-type dient altus als voorbeeld. Van het adjectief altus is de stam alt- daar komen -ior en de andere uitgangen achter. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV altior altioris altiori altiorem altiore MV altiores altiorum altioribus altiores altioribus M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV altior altioris altiori altiorem altiore MV altiores altiorum altioribus altiores altioribus N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV altius altioris altiori altius altiore MV altiora altiorum altioribus altiora altioribus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Bij adjectiva van het type ‘pulcher’ is de stam pulchr-. Daar komen de volgende uitgangen achter. F1 F2 F3 F4 F5 EV pulchrior pulchrioris pulchriori pulchriorem pulchriore MV F6 pulchriores F7 pulchriorum F8 pulchrioribus F9 pulchriores F10 pulchrioribus M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV pulchrior pulchrioris pulchriori pulchriorem pulchriore MV pulchriores pulchriorum pulchrioribus pulchriores pulchrioribus N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV pulchrius pulchrioris pulchriori pulchrius pulchriore MV pulchriora pulchriorum pulchrioribus pulchriora pulchrioribus © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus 17 Bij bijvoeglijke naamwoorden van het liber-type is de stam lib-. Daar komen in de vergrotende trap de volgende uitgangen achter. EV F1 liberior F2 liberioris F3 liberiori F4 liberiorem F5 liberiore MV F6 liberiores F7 liberiorum F8 liberioribus F9 liberiores F10 liberioribus M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV liberior liberioris liberiori liberiorem liberiore MV liberiores liberiorum liberioribus liberiores liberioribus N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV liberius liberioris liberiori liberius liberiore MV liberiora liberiorum liberioribus liberiora liberioribus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus De bijvoeglijke naamwoorden van declinatie III Bij de woorden van het fortis-type komt -ior achter de stam fort-. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV fortior fortioris fortiori fortiorem fortiore MV fortiores fortiorum fortioribus fortiores fortioribus M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV fortior fortioris fortiori fortiorem fortiore MV fortiores fortiorum fortioribus fortiores fortioribus N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV fortius fortioris fortiori fortius fortiore MV fortiora fortiorum fortioribus fortiora fortioribus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Bij de woorden van het acer-type komt de uitgang -ior achter de stam acr- . © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 18 F1 F2 F3 F4 F5 EV acrior acrioris acriori acriorem acriore M1 M2 M3 M4 M5 F6 F7 F8 F9 F10 acriores acriorum acriorbus acriores acrioribus M6 M7 M8 M9 M10 EV acrior acrioris acriori acriorem acriore MV acriores acriorum acrioribus acriores acrioribus N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV acrius acrioris acriori acrius acriore MV acriora acriorum acrioribus acriora acrioribus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Voor het bijvoeglijk naamwoord celer is de stam celer-. Daar komen de uitgangen voor de comparativus dus achter. F1 F2 F3 F4 F5 EV celerior celerioris celeriori celeriorem celeriore M1 M2 M3 M4 M5 F6 F7 F8 F9 F10 celeriores celeriorum celerioribus celeriores celerioribus M6 M7 M8 M9 M10 EV celerior celerioris celeriori celeriorem celeriore MV celeriores celeriorum celerioribus celeriores celerioribus N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV celerius celerioris celeriori celerius celeriore MV celeriora celeriorum celerioribus celeriora celerioribus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Bij de onregelmatige bijvoeglijke naamwoorden van de derde declinatie komen de uitgangen -ior etc. ook achter de stam te staan. felix, felicior: gelukkig, gelukkiger pauper, pauperior: arm, armer dives, divitior: rijk, rijker © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 19 De overtreffende trap De overtreffende trap of superlativus bestaat uit de uitgangen -issima etc. die achter de stam komen. Declinatie I en II De woorden van het altus-type hebben een stam alt-. Achter deze stam komen voor de superlativus ‘hoogste’ de volgende uitgangen. EV F1 altissima F2 altissimae F3 altissimae F4 altissimam F5 altissima MV F6 altissimae F7 altissimarum F8 altissimis F9 altissimas F10 altissimis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV altissimus altissimi altissimo altissimum altissimo MV altissimi altissimorum altissimis altissimos altissimis EV N1 altissimum N2 altissimi N3 altissimo N4 altissimum N5 altissimo MV N6 altissima N7 altissimorum N8 altissimis N9 altissima N10 altissimis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus De woorden van het pulcher-type en het liber-type hebben allebei een andere superlativus. Daar komt -rima etc. achter de M1 vorm pulcher- en liber-. EV F1 pulcherrima F2 pulcherrimae F3 pulcherrimae F4 pulcherrimam F5 pulcherrima MV F6 pulcherrimae F7 pulcherrimarum F8 pulcherrimis F9 pulcherrimas F10 pulcherrimis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV pulcherrimus pulcherrimi pulcherrimo pulcherrimum pulcherrimo MV pulcherrimi pulcherrimorum pulcherrimis pulcherrimos pulcherrimis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam EV pulcherrimum pulcherrimi pulcherrimo pulcherrimum pulcherrimo MV pulcherrima pulcherrimorum pulcherrimis pulcherrima pulcherrimis 20 nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Declinatie III De overtreffende trap bij woorden van het fortis-type van de derde declinatie maak je door -issima etc. achter de stam te zetten. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV fortissima fortissimae fortissimae fortissimam fortissima MV fortissimae fortissimarum fortissimis fortissimas fortissimis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 EV fortissimus fortissimi fortissimo fortissimum fortissimo MV fortissimi fortissimorum M8 fortissimis M9 fortissimos M10 fortissimis EV N1 fortissimum N2 fortissimi N3 fortissimo N4 fortissimum N5 fortissimo MV N6 fortissima N7 fortissimorum N8 fortissimis N9 fortissima N10 fortissimis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus De bijvoeglijke naamwoorden van de derde declinatie die een M1 vorm op -er hebben, hebben een andere superlativus. Zij vormen hun overtreffende trap door achter de M1-vorm -rima etc. te zetten. Als voorbeeld dient acer, acris, acre, scherp. Alacer (vrolijk), celeber (snel) en celeber (talrijk) maken op dezelfde manier hun superlativus. EV acerrima acerrimae acerrimae acerrimam acerrima MV F6 acerrimae F7 acerrimarum F8 acerrimis F9 acerrimas F10 acerrimis F1 F2 F3 F4 F5 M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV acerrimus acerrimi acerrimo acerrimum acerrimo MV acerrimi acerrimorum acerrimis acerrimos acerrimis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam EV acerrimum acerrimi acerrimo acerrimum acerrimo MV acerrima acerrimorum acerrimis acerrima acerrimis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus 21 Onregelmatige comparativi en superlativi declinatie I en II bonus, melior, optimus: goed, beter, best malus, peior, pessimus: slecht, slechter, slechtst magnus, maior, maximus: groot, groter, grootst parvus, minor, minimus: klein, kleiner, kleinst multus, plures, plurimus: veel, meer, meest. EV F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV M1 M2 M3 M4 M5 MV plures plurium pluribus plures pluribus M6 M7 M8 M9 M10 N1 N2 N3 N4 N5 MV plures plurium pluribus plures pluribus N6 N7 N8 N9 N10 EV plus plus MV plura plurium pluribus plura pluribus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus declinatie III facilis, facilior, facillimus: gemakkelijk, gemakkelijker, gemakkelijkst difficilis, difficilior, difficillimus: moeilijk, moeilijker, moeilijkst felix, felicior, felicissimus: gelukkig, gelukkiger, gelukkigst pauper, pauperior, pauperrimus: arm, armer, armst dives, divitior, divitissimus: rijk, rijker, rijkst Het Latijn kent nog meer afwijkende comparativi en superlativi, maar die staan ook in het woordenboek. Bij de vergrotende trap gebruikt het Latijn het woordje ‘quam’ om ‘dan’ weer te geven. Wanneer zelfstandige naamwoorden vergeleken worden kan ook de ablativus gebruikt worden. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 22 HOOFDSTUK 4: HET BIJWOORD Het bijwoord is een woord dat bij elke woordsoort iets vertelt met uitzondering van het zelfstandige naamwoord. Dat is in het Nederlands zo en in het Latijn. Sommige woorden zijn pure bijwoorden en staan als zodanig in het woordenboek. Ze zijn te herkennen aan de afkorting adv. , adverbium, de Latijnse term voor bijwoord. Van bijvoeglijke naamwoorden kan een bijwoord gemaakt worden. In het Latijn gaat dat zo. van bijvoeglijk naar bijwoordelijk declinatie I en II De bijvoeglijke naamwoorden van declinatie I en II veranderen in een bijwoord als er achter de stam een -e, spreek uit als een lange ē, te plaatsen. Voorbeeld: altus adj. hoog heeft als stam alt- en met een -e erachter wordt het alte als bijwoord. Bij pulcher adj. mooi is de stam pulchr- en het bijwoord dus pulchre. Bij liber adj. vrij is de stam liber- en het bijwoord dus libere. Sommige bijvoeglijke naamwoorden van deze declinatie hebben een onregelmatig bijwoord. In het woordenboek staan ze bij het adjectief. Veel gebruikte afwijkende bijwoorden zijn: bonus (M1) adj. multus (M1) adj. citus (M1) adj. subitus (M1) adj. goed veel snel plotseling bene adv. multum adv. cito adv. subito adv. Bijwoord van de vergrotende trap. Van de vergrotende trap van een bijvoeglijk naamwoord kan ook een bijwoord gemaakt worden. Het Latijn heeft daar geen aparte vorm voor, gebruikt de N1 vorm ook als bijwoord. Voorbeeld: altius betekent dus ook hoger als bijwoord. Deze regel geldt ook voor de onregelmatige © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 23 comparativus vormen. melius (N1) adj. peius (N1) adj. maius (N1) adj. minus (N1) adj. beter slechter groter kleiner, minder melius adv. peius adv. maius adv. minus adv. plus (N1) adj. meer plus adv. Bijwoord van de overtreffende trap Van de overtreffende trap van een bijvoeglijk naamwoord kan ook een bijwoord gemaakt worden. Het Latijn doet dat door een -e te zetten achter de stam van de overtreffende vorm. Voorbeeld: altissim- is de stam van de overtreffende trap ‘hoogst’ en achter deze stam komt een -e. Dus altissime is het bijwoord hoogst. Zo gaat het bij alle bijvoeglijke naamwoorden van declinatie I en II. Pulcherrima heeft als stam pulcherrim- waarachter voor het bijwoord de -e komt zodat pulcherrime het bijwoord mooist is . Liberissima heeft als stam liberissim-. En daar komt om er een bijwoord van te maken een -e achter: liberissime, zeer vrij of het vrijst (bijwoord). Ook waar de overtreffende trap onregelmatig is, gaat het zo. optimus (M1) adj. pessimus (M1) adj. maximus (M1) adj. minimus (M1) adj. best slechtst grootst kleinst,minst optime adv. pessime adv. maxime adv. minime adv. plurimus (M1) adj. meer plus adv. van bijvoeglijk naar bijwoordelijk declinatie III Bijvoeglijke naamwoorden van deze declinatie veranderen in een bijwoord door de letters -iter achter de stam te plaatsen. Voorbeeld: fortis adj. sterk heeft als stam fort- en door daar -iter achter te plaatsen krijg je het bijwoord fortiter adv. sterk. Zo gaat het bij alle bijvoeglijke naamwoorden van het fortis-type. Bij de bijvoeglijke naamwoorden van het acer-type gaat het net zo. Acer © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 24 adj. scherp heeft als stam acr-.Door daar de letters -iter achter te plaatsen krijg je het bijwoord scherp: acriter adv. Ook bijvoeglijke naamwoorden van het celer-type maken op deze manier hun bijwoorden. De stam van celer is celer- en celeriter betekent snel als bijwoord. Het onregelmatige felix adj. gelukkig heeft als stam felic- en daar komt ook voor het bijwoord -iter achter. Op die manier betekent feliciter gelukkig adv. of op gelukkige wijze. Bijwoord van de vergrotende trap Ook bij de bijvoeglijke naamwoorden van declinatie III dient de N1 vorm als bijwoord van de vergrotende trap. Dit is bij alle soorten bijvoeglijke naamwoorden het geval. fortius (N1) adj. acrius (N1) adj. celerius (N1) adj. felicius (N1) adj. sterker scherper sneller gelukkiger fortius adv. acrius adv. celerius adv. felicius adv. Bijwoord van de overtreffende trap Van de overtreffende trap wordt een bijwoord gemaakt door achter de stam een -e te plaatsen. Voorbeeld: fortissimus heeft als stam fortissimen daar komt een -e achter om er een bijwoord van te maken: fortissime, sterkst adv. Zo gaat het bij alle soorten bijvoeglijke naamwoorden van declinatie III, ook de onregelmatige. fortissimus (M1) adj. acerrimus (M1) adj. celerrimus (M1) adj. difficillimus (M1) adj. sterkst scherpst snelst moeilijkst fortissime adv. acerrime adv. celerrime adv. difficillime adv. facillimus (M1) adj. gemakkelijkst facillime adv. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 25 HOOFDSTUK 5: HET WERKWOORD VAN CONJUGATIE I De werkwoorden van het type voco I zijn de werkwoorden van de eerste conjugatie of conjugatie I. In het woordenboek zijn ze te herkennen doordat er een Romeinse I achter de eerste persoon enkelvoud indicativus praesens (voco) staat. I Het werkwoord als zelfstandig naamwoord. De werkwoorden van dit type komen als zelfstandig naamwoord voor en wel op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium van voco en ziet er zo uit: EV N1 N2 N3 N4 N5 vocare vocandi vocando vocare vocando het roepen van het roepen (aan) het roepen het roepen door/met het roepen onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Maar het werkwoord kent nog meer vormen van het hele werkwoord. Alleen hebben die geen compleet naamvallensysteem. vocari (N1 en N4) vocavisse (N1 en N4) geroepen worden geroepen te hebben infinitivus praesentis passivi infinitivus perfecti activi Ook bestaan er nog twee aparte vormen van het werkwoord als zelfstandig naamwoord die bekend staan als het supinum. vocatum vocatu om te roepen om te roepen supinum I supinum II © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 26 II het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord Latijnse werkwoorden kennen vier bijvoeglijke vormen. Dat is het tegenwoordig deelwoord, het passieve voltooide deelwoord, het deelwoord van de toekomst en het gerundivum. Dat is een deelwoord met de betekenis ‘moetende worden.’ Voor het werkwoord voco I zijn dit de volgende stammen met de bijbehorende uitgangen. het tegenwoordig deelwoord: vocans Het tegenwoordig deelwoord of participium praesentis wordt gemaakt van de praesens-stam en die is bij voco I de vorm voca-. Daarachter komen voor de verschillende naamvallen de uitgangen. De betekenis is ‘roepend.’ EV vocans vocantis vocanti F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 vocantem vocante MV vocantes vocantium vocantibus vocantes vocantibus M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV vocans vocantis vocanti vocantem vocante MV vocantes vocantium vocantibus vocantes vocantibus N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV vocans vocantis vocanti vocans vocante MV vocantia vocantium vocantibus vocantia vocantibus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus het voltooid deelwoord of p.p.p: vocata Het voltooid deelwoord heet in het Latijn participium perfecti passivi of kortweg p.p.p. Het heeft altijd een passieve betekenis waardoor vocata altijd geroepen zijnde betekent in de F1 vorm. Het p.p.p. wordt gemaakt van de p.p.p-stam en die bestaat uit de praesensstam voca- plus een -t-. Deze combinatie levert de p.p.p.-stam vocat- op en daarachter komen de uitgangen voor de naamvallen. Het resultaat zien je in het schema dat nu komt. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 27 F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV vocata vocatae vocatae vocatam vocata MV vocatae vocatarum vocatis vocatas vocatis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV vocatus vocati vocato vocatum vocato MV vocati vocatorum vocatis vocatos vocatis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV vocatum vocati vocato vocatum vocato MV vocata vocatorum vocatis vocata vocatis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus het deelwoord van de toekomst: vocatura Het Latijn kent een deelwoord van de toekomst. Voor het werkwoord voco I is daarvan de betekenis ‘zullende roepen.’ Dit deelwoord wordt gevormd door achter de p.p.p-stam vocat- de uitgangen -ura etc. te zetten. Dat levert het volgende schema op. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV vocatura vocaturae vocaturae vocaturam vocatura MV vocaturae vocaturarum vocaturis vocaturas vocaturis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV vocaturus vocaturi vocaturo vocaturum vocaturo MV vocaturi vocaturorum vocaturis vocaturos vocaturis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam EV vocaturum vocaturi vocaturo vocaturum vocaturo MV vocatura vocaturorum vocaturis vocatura vocaturis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus 28 het gerundivum: vocanda Het Latijnse gerundivum is een bijvoeglijke vorm van het werkwoord met de betekenis ‘moetende worden.’ Het gerundivum wordt gevormd door achter de praesens-stam voca- het achtervoegsel -nda etc. te plaatsen. Het complete gerundivum van voco I ziet er zo uit. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV vocanda vocandae vocandae vocandam vocanda MV vocandae vocandarum vocandis vocandas vocandis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV vocandus vocandi vocando vocandum vocando MV vocandi vocandorum vocandis vocandos vocandis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV vocandum vocandi vocando vocandum vocando MV vocanda vocandorum vocandis vocanda vocandis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus III het werkwoord als werkwoord Wanneer het werkwoord als werkwoord gebruikt wordt, hebben we het over persoons-vormen. Dat wil zeggen een werkwoordsvorm die verbonden is met een zogenaamde ‘persoon’ dat wil zeggen ‘ik, jij, hij/zij, wij jullie, zij’. Welke tijden en wijzen het Latijn als persoonsvormen kent, zie je op de volgende bladzijdes. Daarnaast kent het Latijn ook nog een paar gebiedende wijzen: voca! vocate! vocare! vocamini! roep! roept! word geroepen! wordt geroepen! © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 29 ACTIEF indicativus conjunctivus praes. o.t.t voco vocem vocas voces vocat vocet vocamus vocemus vocatis vocetis vocant vocent vocabam vocarem imperf. o.v.t. fut. o.t.t.t. vocabas vocares vocabat vocaret vocabamus vocaremus vocabatis vocaretis vocabant vocarent vocabo (omdat) ik roep (omdat) ik riep ik zal roepen vocabis vocabit vocabimus vocabitis vocabunt perf. v.t.t. plqpf. v.v.t. fut ex v.v.t.t. vocavi vocaverim vocavisti vocaveris vocavit vocaverit vocavimus vocaverimus vocavistis vocaveritis vocaverunt vocaverint vocaveram vocavissem vocaveras vocavisses vocaverat vocavisset vocaveramus vocavissemus vocaveratis vocavissetis vocaverant vocavissent vocavero (omdat) ik geroepen heb (omdat) ik geroepen had ik zal geroepen hebben vocaveris vocaverit vocaverimus vocaveritis vocaverint © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 30 PASSIEF indicativus conjunctivus praes. o.t.t vocor vocer vocaris voceris vocatur vocetur vocamur vocemur vocamini vocemini vocantur vocentur vocabar vocarerer vocabaris vocareris vocabatur vocaretur vocabamur vocaremur vocabamini vocaremini vocabantur vocarentur imperf. o.v.t. fut. o.t.t.t. vocabor (omdat) ik geroepen word (omdat) ik geroepen werd ik zal geroepen worden vocaberis vocabitur vocabimur vocabimini vocabuntur perf. v.t.t. plqpf. v.v.t. fut ex v.v.t.t. vocata/us/um sum vocata/us/um sim vocata/us/um es vocata/us/um sis vocata/us/um est vocata/us/um sit vocatae/i/a sumus vocatae/i/a simus vocatae/i/a estis vocatae/i/a sitis vocatae/i/a sunt vocatae/i/a sint vocata/us/um eram vocata/us/um essem vocata/us/a veras vocata/us/um esses vocata/us/um erat vocata/us/um esset vocatae/i/a eramus vocatae/i/a essemus vocatae/i/a eratis vocatae/i/a essetis vocatae/i/a erant vocatae/i/a essent vocata/us/um ero (omdat) ik geroepen ben (omdat) ik geroepen was ik zal geroepen zijn vocata/us/um eris vocata/us/um erit vocatae/i/a erimus vocatae/i/a eritis vocatae/i/a erunt © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 31 HOOFDSTUK 6: HET WERKWOORD VAN CONJUGATIE II De werkwoorden van het type deleo II zijn de werkwoorden van de tweede conjugatie of conjugatie II. In het woordenboek zijn ze te herkennen doordat er een Romeinse II achter de eerste persoon enkelvoud indicativus praesens (deleo) staat. I Het werkwoord als zelfstandig naamwoord. De werkwoorden van dit type komen als zelfstandig naamwoord voor en wel op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium van deleo en ziet er zo uit: N1 N2 N3 N4 N5 EV delere delendi delendo delere delendo het verwoesten van het verwoesten (aan) het verwoesten het verwoesten door/met het verwoesten onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Maar het werkwoord kent nog meer vormen van het hele werkwoord. Alleen hebben die geen compleet naamvallensysteem. deleri (N1 en N4) delevisse (N1 en N4) verwoest te worden verwoest te hebben infinitivus praesentis passivi infinitivus perfecti activi Ook bestaan er nog twee aparte vormen van het werkwoord als zelfstandig naamwoord die bekend staan als het supinum. deletum deletu om te verwoesten om te verwoesten supinum I supinum II © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 32 II het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord Latijnse werkwoorden kennen vier bijvoeglijke vormen. Dat is het tegenwoordig deelwoord, het passieve voltooide deelwoord, het deelwoord van de toekomst en het gerundivum. Dat is een deelwoord met de betekenis ‘moetende worden.’ Voor het werkwoord deleo II zijn dit de volgende stammen met de bijbehorende uitgangen. het tegenwoordig deelwoord: delens Het tegenwoordig deelwoord of participium praesentis wordt gemaakt van de praesens-stam en die is bij deleo II de vorm dele-. Daarachter komen voor de verschillende naamvallen de uitgangen. De betekenis is ‘verwoestend.’ F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV delens delentis delenti delentem delente MV delentes delentium delentibus delentes delentibus M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV delens delentis delenti delentem delente MV delentes delentium delentibus delentes delentibus N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV delens delentis delenti delens delente MV delentia delentium delentibus delentia delentibus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus het voltooid deelwoord of p.p.p: deleta Het voltooid deelwoord heet in het Latijn participium perfecti passivi of kortweg p.p.p. Het heeft altijd een passieve betekenis waardoor deleta altijd verwoest zijnde betekent in de F1 vorm. Het p.p.p. wordt gemaakt van de p.p.p-stam en die bestaat uit de praesensstam dele- plus een -t-. Deze combinatie levert de p.p.p.-stam delet- op en daarachter komen de uitgangen voor de naamvallen. Het resultaat zien je in het schema dat nu komt. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 33 F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV deleta deletae deletae deletam deleta MV deletae deletarum deletis deletas deletis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV deletus deleti deleto deletum deleto MV deleti deletorum deletis deletos deletis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV deletum deleti deleto deletum deleto MV deleta deletorum deletis deleta deletis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus het deelwoord van de toekomst: deletura Het Latijn kent een deelwoord van de toekomst. Voor het werkwoord deleo II is daarvan de betekenis ‘zullende verwoesten.’ Dit deelwoord wordt gevormd door achter de p.p.p-stam delet- de uitgangen -ura etc. te zetten. Dat levert het volgende schema op. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV deletura deleturae deleturae deleturam deletura MV deleturae deleturarum deleturis deleturas deleturis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV deleturus deleturi deleturo deleturum deleturo MV deleturi deleturorum deleturis deleturos deleturis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam EV deleturum deleturi deleturo deleturum deleturo MV deletura deleturorum deleturis deletura deleturis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus 34 het gerundivum: delenda Het Latijnse gerundivum is een bijvoeglijke vorm van het werkwoord met de betekenis ‘moetende worden.’ Het gerundivum wordt gevormd door achter de praesens-stam dele- het achtervoegsel -nda etc. te plaatsen. Het complete gerundivum van deleo II ziet er zo uit. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV delenda delendae delendae delendam delenda MV delendae delendarum delendis delendas delendis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV delendus delendi delendo delendum delendo MV delendi delendorum delendis delendos delendis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV delendum delendi delendo delendum delendo MV delenda delendorum delendis delenda delendis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus III het werkwoord als werkwoord Wanneer het werkwoord als werkwoord gebruikt wordt, hebben we het over persoons-vormen. Dat wil zeggen een werkwoordsvorm die verbonden is met een zogenaamde ‘persoon’ dat wil zeggen ‘ik, jij, hij/zij, wij jullie, zij’. Welke tijden en wijzen het Latijn als persoonsvormen kent, zie je op de volgende bladzijdes. Daarnaast kent het Latijn ook nog een paar gebiedende wijzen: dele! delete! delere! delemini! verwoest! verwoest! word verwoest! wordt verwoest! © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 35 ACTIEF praes. o.t.t imperf. o.v.t. fut. o.t.t.t. indicativus conjunctivus deleo deleam deles deleas delet deleat delemus deleamus deletis deleatis delent deleant delebam delerem delebas deleres delebat deleret delebamus deleremus delebatis deleretis delebant delerent delebo (omdat) ik verwoest (omdat) ik verwoestte ik zal verwoesten delebis delebit delebimus delebitis delebunt perf. v.t.t. plqpf. v.v.t. fut ex v.t.t.t. delevi deleverim delevisti deleveris delevit deleverit delevimus deleverimus delevistis deleveretis deleverunt deleverint deleveram delevissem deleveras delevisses deleverat delevisset deleveramus delevissemus deleveratis delevissetis deleverant delevissent delevero (omdat) ik verwoest heb (omdat) ik verwoest had ik zal verwoest hebben deleveris deleverit deleverimus deleveritis deleverint © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 36 PASSIEF indicativus conjunctivus praes. o.t.t deleor delear deleris delearis deletur deleatur delemur deleamur delemini deleamini delentur deleantur delebar delerer delebaris delereris delebatur deleretur delebamur deleremur delebamini deleremini delebantur delerentur imperf. o.v.t. fut. o.t.t.t. delebor (omdat) ik verwoest word (omdat) ik verwoest werd ik zal verwoest worden deleberis delebitur delebimur delebimini delebuntur perf. v.t.t. plqpf. v.v.t. fut ex v.t.t.t. deleta/us/um sum deleta/us/um sim deleta/us/um es deleta/us/um sis deleta/us/um est deleta/us/um sit deletae/i/a sumus deletae/i/a simus deletae/i/a estis deletae/i/a sitis deletae/i/a sunt deletae/i/a sint deleta/us/um eram deleta/us/um essem deleta/us/a eras deleta/us/um esses deleta/us/um erat deleta/us/um esset deletae/i/a eramus deletae/i/a essemus deletae/i/a eratis deletae/i/a essetis deletae/i/a erant deletae/i/a essent deleta/us/um ero (omdat) ik verwoest ben (omdat) ik verwoest was ik zal verwoest zijn deleta/us/um eris deleta/us/um erit deletae/i/a erimus deletae/i/a eritis deletae/i/a erunt © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 37 HOOFDSTUK 7: HET WERKWOORD VAN CONJUGATIE III De werkwoorden van het type emo III zijn de werkwoorden van de derde conjugatie of conjugatie III In het woordenboek zijn ze te herkennen doordat er een Romeinse III achter de eerste persoon enkelvoud indicativus praesens (emo) staat. I Het werkwoord als zelfstandig naamwoord. De werkwoorden van dit type komen als zelfstandig naamwoord voor en wel op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium van emo en ziet er zo uit: N1 N2 N3 N4 N5 EV emere emendi emendo emere emendo het kopen van het kopen (aan) het kopen het kopen door/met het kopen onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Maar het werkwoord kent nog meer vormen van het hele werkwoord. Alleen hebben die geen compleet naamvallensysteem. emi (N1 en N4) emisse (N1 en N4) gekocht te worden gekocht te hebben infinitivus praesentis passivi infinitivus perfecti activi Ook bestaan er nog twee aparte vormen van het werkwoord als zelfstandig naamwoord die bekend staan als het supinum. emptum emptu om te kopen om te kopen supinum I supinum II © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 38 II het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord Latijnse werkwoorden kennen vier bijvoeglijke vormen. Dat is het tegenwoordig deelwoord, het passieve voltooide deelwoord, het deelwoord van de toekomst en het gerundivum. Dat is een deelwoord met de betekenis ‘moetende worden.’ Voor het werkwoord emo III zijn dit de volgende stammen met de bijbehorende uitgangen. het tegenwoordig deelwoord: emens Het tegenwoordig deelwoord of participium praesentis wordt gemaakt van de praesens-stam en die is bij emo III em- waar een hulp -e- achter komt en dan de uitgang -ns etc. De betekenis is ‘kopend.’ F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV emens ementis ementi ementem emente MV ementes ementium ementibus ementes ementibus M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV emens ementis ementi ementem emente MV ementes ementium ementibus ementes ementibus N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV emens ementis ementi emens emente MV ementia ementium ementibus ementia ementibus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus het voltooid deelwoord of p.p.p: empta Het voltooid deelwoord heet in het Latijn participium perfecti passivi of kortweg p.p.p. Het heeft altijd een passieve betekenis waardoor empta altijd gekocht zijnde betekent in de F1 vorm. Het p.p.p. wordt gemaakt van de p.p.p-stam en die bestaat uit de praesensstam em- een hulpletter -p- plus een -t-. Deze combinatie levert de p.p.p.stam empt- op en daarachter komen de uitgangen voor de naamvallen. Het resultaat zien je in het schema dat nu komt. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 39 F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV empta emptae emptae emptam empta MV emptae emptarum emptis emptas emptis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV emptus empti empto emptum empto MV empti emptorum emptis emptos emptis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV emptum empti empto emptum empto MV empta emptorum emptis empta emptis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus het deelwoord van de toekomst: emptura Het Latijn kent een deelwoord van de toekomst. Voor het werkwoord emo III is daarvan de betekenis ‘zullende kopen.’ Dit deelwoord wordt gevormd door achter de p.p.p-stam empt- de uitgangen -ura etc. te zetten. Dat levert het volgende schema op. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV emptura empturae empturae empturam emptura MV empturae empturarum empturis empturas empturis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV empturus empturi empturo empturum empturo MV empturi empturorum empturis empturos empturis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam EV empturum empturi empturo empturum empturo MV emptura empturorum empturis emptura empturis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus 40 het gerundivum: emenda Het Latijnse gerundivum is een bijvoeglijke vorm van het werkwoord met de betekenis ‘moetende worden.’ Het gerundivum wordt gevormd door achter de praesens-stam em- eerst de hulpletter -e- te plaatsen en dan het achtervoegsel -nda etc. Het complete gerundivum van emo III ziet er zo uit. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV emenda emendae emendae emendam emenda MV emendae emendarum emendis emendas emendis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV emendus emendi emendo emendum emendo MV emendi emendorum emendis emendos emendis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV emendum emendi emendo emendum emendo MV emenda emendorum emendis emenda emendis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus III het werkwoord als werkwoord Wanneer het werkwoord als werkwoord gebruikt wordt, hebben we het over persoons-vormen. Dat wil zeggen een werkwoordsvorm die verbonden is met een zogenaamde ‘persoon’ dat wil zeggen ‘ik, jij, hij/zij, wij jullie, zij’. Welke tijden en wijzen het Latijn als persoonsvormen kent, zie je op de volgende bladzijdes. Daarnaast kent het Latijn ook nog een paar gebiedende wijzen: eme! emite! emere! emimini! koop! koopt! word gekocht! wordt gekocht! © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 41 ACTIEF indicativus conjunctivus praes. o.t.t emo emam emis emas emit emat emimus emamus emitis ematis imperf. o.v.t. fut. o.t.t.t. emunt emant emebam emerem emebas emeres emebat emeret emebamus emeremus emebatis emeretis emebant emerent emam (omdat) ik koop (omdat) ik kocht ik zal kopen emes emet ememus emetis ement perf. v.t.t. plqpf. v.v.t. fut ex v.t.t.t. emi emerim emisti emeris emit emerit emimus emerimus emistis emeretis emerunt emerint emeram emissem emeras emisses emerat emisset emeramus emissemus emeratis emissetis emerant emissent emero (omdat) ik gekocht heb (omdat) ik gekocht had ik zal gekocht hebben emeris emerit emerimus emeritis emerint © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 42 PASSIEF indicativus conjunctivus praes. o.t.t emor emar imperf. o.v.t. fut. o.t.t.t. emeris emaris emitur ematur emimur emamur emimini emamini emuntur emantur emebar emerer emebaris emereris emebatur emeretur emebamur emeremur emebamini emeremini emebantur emerentur emar (omdat) ik gekocht word (omdat) ik gekocht werd ik zal gekocht worden emeris emetur ememur ememini ementur perf. v.t.t. plqpf. v.v.t. fut ex v.t.t.t. empta/us/um sum empta/us/um sim empta/us/um es empta/us/um sis empta/us/um est empta/us/um sit emptae/i/a sumus emptae/i/a simus emptae/i/a estis emptae/i/a sitis emptae/i/a sunt emptae/i/a sint empta/us/um eram empta/us/um essem empta/us/um eras empta/us/um esses empta/us/um erat empta/us/um esset emptae/i/a eramus emptae/i/a essemus emptae/i/a eratis emptae/i/a essetis emptae/i/a erant emptae/i/a essent empta/us/um ero (omdat) ik gekocht ben (omdat) ik gekocht was ik zal gekocht zijn empta/us/um eris empta/us/um erit emptae/i/a erimus emptae/i/a eritis emptae/i/a erunt © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 43 HOOFDSTUK 8: HET WERKWOORD VAN CONJUGATIE IV De werkwoorden van het type audio IV zijn de werkwoorden van de vierde conjugatie of conjugatie IV. In het woordenboek zijn ze te herkennen doordat er een Romeinse IV achter de eerste persoon enkelvoud indicativus praesens (audio) staat. I Het werkwoord als zelfstandig naamwoord. De werkwoorden van dit type komen als zelfstandig naamwoord voor en wel op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium van audio en ziet er zo uit: N1 N2 N3 N4 N5 EV audire audiendi audiendo audire audiendo het horen van het horen (aan) het horen het horen door/met het horen onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Maar het werkwoord kent nog meer vormen van het hele werkwoord. Alleen hebben die geen compleet naamvallensysteem. audiri (N1 en N4) audivisse (N1 en N4) gehoord worden gehoord hebben infinitivus praesentis passivi infinitivus perfecti activi Ook bestaan er nog twee aparte vormen van het werkwoord als zelfstandig naamwoord die bekend staan als het supinum. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 44 auditum auditu om te horen om te horen supinum I supinum II II het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord Latijnse werkwoorden kennen vier bijvoeglijke vormen. Dat is het tegenwoordig deelwoord, het passieve voltooide deelwoord, het deelwoord van de toekomst en het gerundivum. Dat is een deelwoord met de betekenis ‘moetende worden.’ Voor het werkwoord audio IV zijn dit de volgende stammen met de bijbehorende uitgangen. het tegenwoordig deelwoord: audiens Het tegenwoordig deelwoord of participium praesentis wordt gemaakt van de praesens-stam en die is bij audi IV audi- waar een hulp -e- achter komt en dan de uitgang -ns etc. De betekenis is ‘horend.’ F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV audiens audientis audienti audientem audiente MV audientes audientium audientibus audientes audientibus M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV audiens audientis audienti audientem audiente MV audientes audientium audientibus audientes audientibus N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV audiens audientis audienti audiens audiente MV audientia audientium audientibus audientia audientibus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus het voltooid deelwoord of p.p.p: audita Het voltooid deelwoord heet in het Latijn participium perfecti passivi of kortweg p.p.p. Het heeft altijd een passieve betekenis waardoor audita altijd gekocht zijnde betekent in de F1 vorm. Het p.p.p. wordt gemaakt van de p.p.p-stam en die bestaat uit de praesensstam audi- plus een -t-. Deze combinatie levert de p.p.p.-stam audit- op en daarachter komen de uitgangen voor de naamvallen. Het resultaat zien je in het schema dat nu komt. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 45 F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV audita auditae auditae auditam audita MV auditae auditarum auditis auditas auditis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV auditus auditi audito auditum audito MV auditi auditorum auditis auditos auditis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV auditum auditi audito auditum audito MV audita auditorum auditis audita auditis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus het deelwoord van de toekomst: auditura Het Latijn kent een deelwoord van de toekomst. Voor het werkwoord audio IV is daarvan de betekenis ‘zullende horen.’ Dit deelwoord wordt gevormd door achter de p.p.p-stam audit- de uitgangen -ura etc. te zetten. Dat levert het volgende schema op. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV auditura auditurae auditurae audituram auditura MV auditurae auditurarum audituris audituras audituris M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV auditurus audituri audituro auditurum audituro MV audituri auditurorum audituris audituros audituris N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam EV auditurum audituri audituro auditurum audituro MV auditura auditurorum audituris auditura audituris nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus 46 het gerundivum: audienda Het Latijnse gerundivum is een bijvoeglijke vorm van het werkwoord met de betekenis ‘moetende worden.’ Het gerundivum wordt gevormd door achter de praesens-stam audi- eerst de hulpletter -e- te plaatsen en dan het achtervoegsel -nda etc. Het complete gerundivum van audio IV ziet er zo uit. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV audienda audiendae audiendae audiendam audienda MV audiendae audiendarum audiendis audiendas audiendis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV audiendus audiendi audiendo audiendum audiendo MV audiendi audiendorum audiendis audiendos audiendis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV audiendum audiendi audiendo audiendum audiendo MV audienda audiendorum audiendis audienda audiendis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus III het werkwoord als werkwoord Wanneer het werkwoord als werkwoord gebruikt wordt, hebben we het over persoons-vormen. Dat wil zeggen een werkwoordsvorm die verbonden is met een zogenaamde ‘persoon’ dat wil zeggen ‘ik, jij, hij/zij, wij jullie, zij’. Welke tijden en wijzen het Latijn als persoonsvormen kent, zie je op de volgende bladzijdes. Daarnaast kent het Latijn ook nog een paar gebiedende wijzen: audi! audite! audire! audimini! hoor! hoort! word gehoord! wordt gehoord! © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 47 ACTIEF praes. o.t.t imperf. o.v.t. fut. o.t.t.t. indicativus conjunctivus audio audiam audis audias audit audiat audimus audiamus auditis audiatis audiunt audiant audiebam audirem audiebas audires audiebat audiret audiebamus audiremus audiebatis audiretis audiebant audirent audiam (omdat) ik hoor (omdat) ik hoorde ik zal horen audies audiet audiemus audietis audient perf. v.t.t. plqpf. v.v.t. fut ex v.t.t.t. audivi audiverim audivisti audiveris audivit audiverit audivimus audiverimus audivistis audiveritis audiverunt audiverint audiveram audivissem audiveras audivisses audiverat audivisset audiveramus audivissemus audiveratis audivissetis audiverant audivissent audivero (omdat) ik gehoord heb (omdat) ik gehoord had ik zal gehoord hebben audiveris audiverit audiverimus audiveritis audiverint © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 48 PASSIEF praes. o.t.t imperf. o.v.t. fut. o.t.t.t. indicativus conjunctivus audior audiar audiris audiaris auditur audiatur audimur audiamur audimini audiamini audiuntur audiantur audiebar audirer audiebaris audireris audiebatur audiretur audiebamur audiremur audiebamini audiremini audiebantur audirentur audiar ik word gehoord ik werd gehoord ik zal gehoord worden audieris audietur audiemur audiemini audientur perf. v.t.t. plqpf. v.v.t. fut ex v.t.t.t. audita/us/um sum audita/us/um sim audita/us/um es audita/us/um sis audita/us/um est audita/us/um sit auditae/i/a sumus auditae/i/a simus auditae/i/a estis auditae/i/a sitis auditae/i/a sunt auditae/i/a sint audita/us/um eram audita/us/um essem audita/us/um eras audita/us/um esses audita/us/um erat audita/us/um esset auditae/i/a eramus auditae/i/a essemus auditae/i/a eratis auditae/i/a essetis auditae/i/a erant auditae/i/a essent audita/us/um ero ik ben gehoord ik was gehoord ik zal gehoord zijn audita/us/um eris audita/us/um erit auditae/i/a erimus auditae/i/a eritis auditae/i/a erunt © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 49 HOOFDSTUK 9: DE CAPIO-GROEP De werkwoorden van de capio-groep combineren elementen van de derde conjugatie met elementen van de vierde. Ze zijn eraan te herkennen dat ze eruit zien als ‘audio’ met een ‘-io’ op het einde, maar met erachter een Romeinse III die eigenlijk bij ‘emo III’ hoort. I Het werkwoord als zelfstandig naamwoord. De werkwoorden van dit type komen als zelfstandig naamwoord voor en wel op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium van capio en ziet er zo uit: N1 N2 N3 N4 N5 EV capere capiendi capiendo capere capiendo het nemen van het nemen aan het nemen het nemen door /met het nemen onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Maar het werkwoord kent nog meer vormen van het hele werkwoord. Alleen hebben die geen compleet naamvallensysteem. capi (N1 en N4) cepisse (N1 en N4) genomen worden genomen hebben infinitivus praesentis passivi infinitivus perfecti activi © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 50 II het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord Latijnse werkwoorden kennen vier bijvoeglijke vormen. Dat is het tegenwoordig deelwoord, het passieve voltooide deelwoord, het deelwoord van de toekomst en het gerundivum. Dat is een deelwoord met de betekenis ‘moetende worden.’ Voor het werkwoord capio III zijn dit de volgende stammen met de bijbehorende uitgangen. het tegenwoordig deelwoord: audiens Het tegenwoordig deelwoord of participium praesentis wordt gemaakt van de praesens-stam capie- waar de uitgang -ns etc. achter komen. De betekenis is ‘nemend.’ F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV capiens capientis capienti capientem capiente MV capientes capientium capientibus capientes capientibus M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV capiens capientis capienti capientem capiente MV capientes capientium capientibus capientes capientibus N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV capiens capientis capienti capiens capiente MV capientia capientium capientibus capientia capientibus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus het voltooid deelwoord of p.p.p: capta Het voltooid deelwoord heet in het Latijn participium perfecti passivi of kortweg p.p.p. Het heeft altijd een passieve betekenis waardoor capta altijd genomen zijnde betekent in de F1 vorm. Het p.p.p. wordt gemaakt van de p.p.p-stam en die bestaat uit de praesensstam cap- plus een -t-. Deze combinatie levert de p.p.p.-stam capt- op en daarachter komen de uitgangen voor de naamvallen. Het resultaat zien je in het schema dat nu komt. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 51 F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV capta captae captae captam capta MV captae captarum captis captas captis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV captus capti capto captum capto MV capti captorum captis captos captis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV captum capti capto captum capto MV capta captorum captis capta captis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus het deelwoord van de toekomst: captura Het Latijn kent een deelwoord van de toekomst. Voor het werkwoord capio III is daarvan de betekenis ‘zullende nemen.’ Dit deelwoord wordt gevormd door achter de p.p.p-stam capt- de uitgangen -ura etc. te zetten. Dat levert het volgende schema op. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV captura capturae capturae capturam captura MV capturae capturarum capturis capturas capturis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV capturus capturi capturo capturum capturo MV capturi capturorum capturis capturos capturis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam EV capturum capturi capturo capturum capturo MV captura capturorum capturis captura capturis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus 52 het gerundivum: capienda Het Latijnse gerundivum is een bijvoeglijke vorm van het werkwoord met de betekenis ‘moetende worden.’ Het gerundivum wordt gevormd door achter de praesens-stam capie- het achtervoegsel -nda etc. te plaatsen. Het complete gerundivum van capio III ziet er zo uit. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV capienda capiendae capiendae capiendam capienda MV capiendae capiendarum capiendis capiendas capiendis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV capiendus capiendi capiendo capiendum capiendo MV capiendi capiendorum capiendis capiendos capiendis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV capiendum capiendi capiendo capiendum capiendo MV capienda capiendorum capiendis capienda capiendis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus III het werkwoord als werkwoord Wanneer het werkwoord als werkwoord gebruikt wordt, hebben we het over persoons-vormen. Dat wil zeggen een werkwoordsvorm die verbonden is met een zogenaamde ‘persoon’ dat wil zeggen ‘ik, jij, hij/zij, wij jullie, zij’. Welke tijden en wijzen het Latijn als persoonsvormen kent, zie je op de volgende bladzijdes. Daarnaast kent het Latijn ook nog een paar gebiedende wijzen: cape! capite! capere! capimini! neem! neemt! word genomen! wordt genomen! © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 53 ACTIEF praes. o.t.t imperf. o.v.t. fut. o.t.t.t. indicativus conjunctivus capio capiam capis capias capit capiat capimus capiamus capitis capiatis capiunt capiant capiebam caperem capiebas caperes capiebat caperet capiebamus caperemus capiebatis caperetis capiebant caperent capiam (omdat) ik neem (omdat) ik nam ik zal nemen capies capiet capiemus capietis capient perf. v.t.t. plqpf. v.v.t. fut ex v.t.t.t. cepi ceperim cepisti ceperis cepit ceperit cepimus ceperimus cepistis ceperitis ceperunt ceperint ceperam cepissem ceperas cepisses ceperat cepisset ceperamus cepissemus ceperatis cepissetis ceperant cepissent cepero (omdat) ik genomen heb (omdat) ik genomen had ik zal genomen hebben ceperis ceperit ceperimus ceperitis ceperint © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 54 PASSIEF praes. o.t.t imperf. o.v.t. fut. o.t.t.t. indicativus conjunctivus capior capiar caperis capiaris capitur capiatur capimur capiamur capimini capiamini capiuntur capiantur capiebar caperer capiebaris capereris capiebatur caperetur capiebamur caperemur capiebamini caperemini capiebantur caperentur capiar (omdat) ik genomen word (omdat) ik genomen werd ik zal genomen worden capieris capietur capiemur capiemini capientur perf. v.t.t. plqpf. v.v.t. fut ex v.t.t.t. capta/us/um sum capta/us/um sim capta/us/um es capta/us/um sis capta/us/um est capta/us/um sit captae/i/a sumus captae/i/a simus captae/i/a estis captae/i/a sitis captae/i/a sunt captae/i/a sint capta/us/um eram capta/us/um essem capta/us/um eras capta/us/um esses capta/us/um erat capta/us/um esset captae/i/a eramus captae/i/a essemus captae/i/a eratis captae/i/a essetis captae/i/a erant captae/i/a essent capta/us/um ero (omdat) ik genomen ben (omdat) ik genomen was ik zal genomen zijn capta/us/um eris capta/us/um erit captae/i/a erimus captae/i/a eritis captae/i/a erunt © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 55 HOOFDSTUK 10: DE DEPONENTIA Deponentia is de naam voor een speciale groep werkwoorden. Volledig heten ze ‘verba deponentia’ en één zo’n werkwoord is een ‘verbum deponens.’ Waarom ze zo heten, is mij niet duidelijk, maar wat is doen is geod te begrijpen. Kijk maar eens naar het voorbeeld van zo’n verbum deponens ‘proficiscor III.’ Dat ziet er onmiskenbaar passief uit met de bekende uitgang ‘-or’ aan het einde van het woord. Maar toch is de betekenis ervan actief, niet alleen in het Nederlands maar ook in het Latijn. De ‘-or uitgang’ heeft dus een andere betekenis en heeft niets met ‘word’ of ‘worden’ te maken. Het Grieks kan helpen. In deze taal bestaat het zogenaamde ‘Medium.’ Een werkwoord dat in het Medium staat, ziet er ook inderdaad passief uit, maar is actief. Het Grieks gebruikt dit Medium om duidelijk te maken dat iemand echt zelf iets doet. En deze Latijnse deponentia lijken erg op het Griekse medium. Want ‘proficiscor III’ wil zeggen dat iemand vertrekt en helemaal zelf gaat. En bij het deponens ‘vereor II’ is het helemaal duidelijk. Veretur betekent ‘hij is bang ‘of ‘hij vreest’ en dat is een heel persoonlijk gevoel en iets dat je overkomt. En dat ‘zelf doen’ of ‘zelf ondergaan’ zie je inderdaad bij veel van deze Latijnse deponens werkwoorden. Als je naar de vormen kijkt, zie je een half werkwoord. Want er zijn alleen maar onvoltooide tijden en voltooide tijden die er passief uitzien. Maar die allemaal een actieve betekenis hebben. En verder zijn er paar vormen die nodig zijn om het werkwoord normaal te kunnen gebruiken. Net zoals bij de gewone werkwoorden kent het Latijn vier gewone conjugaties voor het deponens werkwoord en een gemengde groep. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 56 deponentia conjugatie I Als voorbeeld voor de deponentia van de eerste conjugatie gebruik ik conor I, proberen, beginnen. I Het werkwoord als zelfstandig naamwoord. De werkwoorden van dit type komen als zelfstandig naamwoord voor en wel op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium van conor I ziet er zo uit: N1 N2 N3 N4 N5 EV conari conandi conando conari conando het proberen van het proberen aan het proberen het proberen door /met het proberen onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Van het werkwoord bestaat ook een supinum conatum conatu om te proberen om te proberen supinum I supinum II II het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord Het Latijnse deponens kent ook vier bijvoeglijke vormen. Dat zijn : het tegenwoordig deelwoord, het deelwoord van de voltooide tijd, het deelwoord van de toekomst en het gerundivum. Het tegenwoordig deelwoord van conor I ziet er helemaal actief uit. Het is gebaseerd op de praesens-stam cona- met daar de uitgangen -ns etc. achter. Conans betekent ‘proberend.’ © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 57 F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV conans conantis conanti conantem conante MV conantes conantium conantibus conantes conantibus M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV conans conantis conanti conantem conante MV conantes conantium conantibus conantes conantibus N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV conans conantis conanti conans conante MV conantia conantium conantibus conantia conantibus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Conata (F1) betekent ‘geprobeerd hebbende.’ De vorm bestaat uit de praesens-stam ‘cona-’ met een ‘-t-’ erachter voor het voltooide deelwoord. De voltooide stam van conor I is dus ‘conat-’ en daar komen de uitgangen achter die je in het schema ziet staan. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV conata conatae conatae conatam conata MV conatae conatarum conatis conatas conatis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV conatus conati conato conatum conato MV conati conatorum conatis conatos conantis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam EV conatum conati conato conatum conato MV conata conatorum conatis conata conatis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus 58 Conor I heeft ook een deelwoord van de toekomst. Je maakt het van de stam voor het voltooid deelwoord ‘conat-’. Daar zet je namelijk de uitgangen -ura etc. achter waardoor je de betekenis ‘zullende proberen’krijgt. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV conatura conaturae conaturae conaturam conatura MV conaturae conaturarum conaturis conaturas conaturis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV conaturus conaturi conaturo conaturum conaturo MV conaturi conaturorum conaturis conaturos conaturis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV conaturum conaturi conaturo conaturum conaturo MV conatura conaturorum conaturis conatura conaturis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus De vierde bijvoeglijke vorm van het werkwoord conor I is het gerundivum. Je maakt deze vorm door achter de praesens-stam ‘cona-’ de uitgangen -nda etc te zetten. Conanda betekent ‘geprobeerd moetende worden’in de F1 vorm. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV conanda conandae conandae conandam conanda MV conandae conandarum conandis conandas conandis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV conandus conandi conando conandum conando MV conandi conandorum conandis conandos conandis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam EV conandum conandi conando conandum conando MV conanda conandorum conandis conanda conandis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus 59 III het werkwoord als werkwoord Wanneer het werkwoord als werkwoord gebruikt wordt, gaat het over persoons-vormen. Dat wil zeggen een werkwoordsvorm die verbonden is met een zogenaamde ‘persoon’ dat zijn de ‘ik, jij, hij/zij, wij jullie, zij’ vormen van het werkwoord. Daarnaast kent het deponens nog een gebiedende wijs. conare! conamini! probeer! probeert! woordenboek In het woordenboek staan de deponentia zo aangegeven: conor, conari en (eventueel) conatus sum, proberen. Uit de combinatie ‘conor’ met een actief werkwoord kun je opmaken dat het om een ‘verbum deponens’ gaat. Er staat dus niet apart bij dat ‘conor’ I een deponens is. Aan de passieve uitgang ‘-or’ en de vertaling met een actief werkwoord zie je dus dat het om een werkwoord gaat met een passief uiterlijk dat niet passief is. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 60 DEPONENS indicativus conjunctivus praes. o.t.t conor coner conaris coneris conatur conetur conamur conemur conamini conemini conantur conentur conabar conarerer conabaris conareris conabatur conaretur conabamur conaremur conabamini conaremini conabantur conarentur imperf. o.v.t. fut. o.t.t.t. conabor (omdat) ik probeer (omdat) ik probeerde ik zal proberen conaberis conabitur conabimur conabimini conabuntur perf. v.t.t. plqpf. v.v.t. fut ex v.v.t.t. conata/us/um sum conata/us/um sim conata/us/um es conata/us/um sis conata/us/um est conata/us/um sit conatae/i/a sumus conatae/i/a simus conatae/i/a estis conatae/i/a sitis conatae/i/a sunt conatae/i/a sint conata/us/um eram conata/us/um essem conata/us/a veras conata/us/um esses conata/us/um erat conata/us/um esset conatae/i/a eramus conatae/i/a essemus conatae/i/a eratis conatae/i/a essetis conatae/i/a erant conatae/i/a essent conata/us/um ero (omdat) ik geprobeerd heb (omdat) ik geprobeerd had ik zal geprobeerd hebben conata/us/um eris conata/us/um erit conatae/i/a erimus conatae/i/a eritis conatae/i/a erunt © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 61 deponentia conjugatie II Als voorbeeld voor de deponentia van de tweede conjugatie of conjugatie II gebruik ik vereor II, vrezen. Dit werkwoord heeft als stamtijden vereor II, vereri, veritus sum. Dat betekent dat het voltooide deelwoord ‘verit-’ als stam heeft. Deze vorm ‘verit-’ gebruik je om het perfectum te maken en het deelwoord van de toekomst. I Het werkwoord als zelfstandig naamwoord. De werkwoorden van dit type komen als zelfstandig naamwoord voor en wel op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium van vereor II, vrezen en ziet er zo uit: N1 N2 N3 N4 N5 EV vereri verendi verendo vereri verendo het vrezen van het vrezen aan het vrezen het vrezen door /met het vrezen onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Van het werkwoord bestaat ook een supinum veritum veritu om te vrezen om te vrezen supinum I supinum II II het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord Vereor II kent vier bijvoeglijke vormen. Dat zijn: het tegenwoordig deelwoord, het deelwoord van de voltooide tijd, het deelwoord van de toekomst en het gerundivum. Voor het tegenwoordig deelwoord gebruik je de praesens-stam ‘vere-’ waarachter de uitgangen ‘- ns’ etc. komen. Verens betekent ‘vrezend. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 62 F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV verens verentis verenti verentem verente MV verentes verentium verentibus verentes verentibus M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV verens verentis verenti verentem verente MV verentes verentium verentibus verentes verentibus N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV verens verentis verenti verens verente MV verentia verentium verentibus verentia verentibus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Het werkwoord vereor II heeft een andere voltooide tijd dan deleo II. De stamtijden zijn: vereor II, vereri, veritus sum, vrezen. Van veritus wordt de stam ‘verit-’ gemaakt waarachter de uitgangen voor de verschillende naamvallen en geslachten komen. Verita (F1) betekent ‘gevreesd hebbend.’ F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV verita veritae veritae veritam verita MV veritae veritarum veritis veritas veritis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV veritus veriti verito veritum verito MV veriti veritorum veritis veritos veritis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV veritum veriti verito veritum verito MV verita veritorum veritis verita veritis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus De derde bijvoeglijke vorm van het werkwoord vereor II is het deelwoord van de toekomst. Deze wordt gevormd door achter de stam van © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 63 het voltooid deelwoord ‘verit-’ de uitgangen -ura etc. te plaatsen. Veritura betekent ‘zullende vrezen’ in de F1 vorm. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV veritura veriturae veriturae verituram veritura MV veriturae veriturarum verituris verituras verituris M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV veritruus verituri verituro veriturum verituro MV verituri veriturorum verituris verituros verituris N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV veriturum veriurti veriurto veriturum verituro MV veriurta veriturorum verituris veritura verituris nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Het gerundivum bestaat uit de praesens-stam ‘vere-’ met de uitgangen ‘-da’etc. en betekent ‘gevreesd moetende worden. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV verenda verendae verendae verendam verenda MV verendae verendarum verendis verendas verendis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV verendus verendi verendo verendum verendo MV verendi verendorum verendis verendos verendis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV verendum verendi verendo verendum verendo MV verenda verendorum verendis verenda verendis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus III het werkwoord als werkwoord Vereor II kent ook een gebiedende wijs. verere! veremini! vrees! vreest! © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 64 DEPONENS indicativus conjunctivus praes. o.t.t vereor verear vereris verearis veretur vereatur veremur vereamur veremini vereamini verentur vereantur verebar vererer verebaris verereris verebatur vereretur verebamur vereremur verebamini vereremini verebantur vererentur imperf. o.v.t. fut. o.t.t.t. verebor (omdat) ik vrees (omdat) ik vreesde ik zal vrezen vereberis verebitur verebimur verebimini verebuntur perf. v.t.t. plqpf. v.v.t. fut ex v.t.t.t. verita/us/um sum verita/us/um sim verita/us/um es verita/us/um sis verita/us/um est verita/us/um sit veritae/i/a sumus veritae/i/a simus veritae/i/a estis veritae/i/a sitis veritae/i/a sunt veritae/i/a sint verita/us/um eram verita/us/um essem verita/us/a eras verita/us/um esses verita/us/um erat verita/us/um esset veritae/i/a eramus veritae/i/a essemus veritae/i/a eratis veritae/i/a essetis veritae/i/a erant veritae/i/a essent verita/us/um ero (omdat) ik gevreesd heb (omdat) ik gevreesd had ik zal gevreesd hebben verita/us/um eris verita/us/um erit veritae/i/a erimus veritae/i/a eritis veritae/i/a erunt © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 65 deponentia conjugatie III Als voorbeeld voor de deponentia van de derde conjugatie of conjugatie III gebruik ik sequor III volgen. Dit werkwoord heeft als stamtijden sequor III, sequi, secutus sum, volgen. Dit betekent dat het voltooide deelwoord ‘secut-’ als stam heeft. De vorm ‘secut-’ gebruik je om het perfectum te maken en het deelwoord van de toekomst. I Het werkwoord als zelfstandig naamwoord. De werkwoorden van dit type komen als zelfstandig naamwoord voor en wel op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium van sequor III, volgen en ziet er zo uit: N1 N2 N3 N4 N5 EV sequi sequendi sequendo sequi sequendo het volgen van het volgen aan het volgen het volgen door /met het volgen onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Van het werkwoord bestaat ook een supinum secutum secutu om te volgen om te volgen supinum I supinum II II het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord Ook sequor III, volgen kent vier bijvoeglijke vormen. Dat is het tegenwoordig deelwoord, het deelwoord van de voltooide tijd, het deelwoord van de toekomst en het gerundivum. Dat is het deelwoord met de betekenis ‘moetende worden.’ Voor het werkwoord sequor III zijn dit de volgende stammen met de bijbehorende uitgangen. Het tegenwoordig deelwoord bestaat uit de praesens-stam ‘seque-’ met daarachter de uitgangen ‘-ns’ etc. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 66 F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV sequens sequentis sequenti sequentem sequente MV sequentes sequentium sequentibus sequentes sequentibus M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV sequens sequentis sequenti sequentem sequente MV sequentes sequentium sequentibus sequentes sequentibus N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV sequens sequentis sequenti sequens sequente MV sequentia sequentium sequentibus sequentia sequentibus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Het werkwoord sequor III heeft een andere voltooide tijd dan emo III. De stamtijden zijn: sequor III, sequi, secutus sum, volgen. Van ‘secutus’ wordt de stam ‘secut-’ gemaakt waarachter de uitgangen voor de verschillende naamvallen en geslachten komen. Secuta (F1) betekent ‘gevolgend hebbend’ of ‘gevolgd zijnde’ want in het Nederlands zijn beide mogelijk. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV secuta secutae secutae secutam secuta MV secutae secutarum secutis secutas secutis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV secutus secuti secuto secutum secuto MV secuti secutorum secutis secutos secutis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV secutum secuti secuto secutum secuto MV secuta secutorum secutis secuta secutis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus De derde bijvoeglijke vorm is het deelwoord van de toekomst. Deze wordt gevormd door achter de stam van het voltooid deelwoord ‘secut-’ de uitgangen ‘-ura‘etc. te plaatsen. Secutura betekent ‘zullende volgen’ in de F1 vorm. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 67 F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV secutura secuturae secuturae secuturam secutura MV secuturae secuturarum secuturis secuturas secuturis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV secuturus secuturi secuturo secuturum secuturo MV secuturi secuturorum secuturis secuturos secuturis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV secuturum secuturi secuturo secuturum secuturo MV secutura secuturorum secuturis secutura secuturis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Het gerundivum bestaat uit de praesens-stam ‘seque-’ met de uitgangen ‘-da’etc. en betekent ‘gevolgd moetende worden. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV sequenda sequendae sequendae sequendam sequenda MV sequendae sequendarum sequendis sequendas sequendis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV sequendus sequendi sequendo sequendum sequendo MV sequendi sequendorum sequendis sequendos sequendis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV sequendum sequendi sequendo sequendum sequendo MV sequenda sequendorum sequendis sequenda sequendis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus III het werkwoord als werkwoord Sequor III kent ook een gebiedende wijs. . sequere! sequimini ! volg! volgt! © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 68 DEPONENS indicativus conjunctivus praes. o.t.t sequor sequar sequeris sequaris sequitur sequatur sequimur sequamur sequimini sequamini sequuntur sequantur sequebar sequerer sequebaris sequereris sequebatur sequeretur sequebamur sequeremur sequebamini sequeremini sequebantur sequerentur imperf. o.v.t. fut. o.t.t.t. sequar (omdat) ik volg (omdat) ik volgde ik zal volgen sequeris sequetur sequemur sequemini sequentur perf. v.t.t. plqpf. v.v.t. fut ex v.t.t.t. secuta/us/um sum secuta/us/um sim secuta/us/um es secuta/us/um sis secuta/us/um est secuta/us/um sit secutae/i/a sumus secutae/i/a simus secutae/i/a estis secutae/i/a sitis secutae/i/a sunt secutae/i/a sint secuta/us/um eram secuta/us/um essem secuta/us/a eras secuta/us/um esses secuta/us/um erat secuta/us/um esset secutae/i/a eramus secutae/i/a essemus secutae/i/a eratis secutae/i/a essetis secutae/i/a erant secutae/i/a essent secuta/us/um ero (omdat) ik gevolg heb (omdat) ik gevolgd had ik zal gevolgd hebben secuta/us/um eris secuta/us/um erit Als secutae/i/a erimus deponentia voorbeeldsecutae/i/a voor deeritis deponentia secutae/i/a erunt conjugatie IV van de vierde conjugatie of conjugatie © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 69 IV gebruik ik partior IV, verdelen. Dit werkwoord heeft als stamtijden partior IV, partiri, partitus sum, verdelen. Dit betekent dat het voltooide deelwoord ‘partit-’ als stam heeft. De vorm ‘partit-’ gebruik je om het perfectum te maken en het deelwoord van de toekomst. I Het werkwoord als zelfstandig naamwoord. De werkwoorden van dit type komen als zelfstandig naamwoord voor en wel op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium van partior IV, verdelen en ziet er zo uit: N1 N2 N3 N4 N5 EV partiri partiendi partiendo partiri partiendo het verdelen van het verdelen aan het verdelen het verdelen door /met het verdelen onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Van het werkwoord bestaat ook een supinum partitum partitu om te volgen om te volgen supinum I supinum II II het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord Partior IV kent vier bijvoeglijke vormen. Dat zijn: het tegenwoordig deelwoord, het deelwoord van de voltooide tijd, het deelwoord van de toekomst en het gerundivum. Voor het tegenwoordig deelwoord gebruik je de praesens-stam parti- plus een extra -e-. Achter deze verlengde stam ‘partie- komen de bekende uitgangen ‘- ns’ etc. Partiens betekent ‘verdelend.’ © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 70 F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV partiens partientis partienti partientem partiente MV partientes partientium partientibus partientes partientibus M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV partiens partientis partienti partientem partiente MV partientes partientium partientibus partientes partientibus N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV partiens partientis partienti partiens partiente MV partientia partientium partientibus partientia partientibus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus De stam van het voltooide deelwoord van partior IV is ‘partit-’ daarachter komen de uitgangen voor de naamvallen en de geslachten. Partita (F1) betekent ‘verdeeld hebbende.’ F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV partita partitae partitae partitam partita MV partitae partitarum partitis partitas partitis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV partitus partiti partito partitum partito MV partiti partitorum partitis partitos partitis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV partitum partiti partito partitum partito MV partita partitorum partitis partita partitis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus De derde bijvoeglijke vorm is het deelwoord van de toekomst. Deze wordt gevormd door achter de stam van het voltooid deelwoord ‘partit-’ de uitgangen ‘-ura‘etc. te plaatsen. Partitura betekent ‘zullende verdelen’ in de F1 vorm. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 71 F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV partitura partiturae partiturae partituram partitura MV partiturae partiturarum partituris partituras partituris M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV partiturus partituri partituro partiturum partituro MV partituri partiturorum partituris partituros partituris N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV partiturum partituri partituro partiturum partituro MV partitura partiturorum partituris partitura partituris nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Het gerundivum bestaat uit de praesens-stam ‘partie-’ met de uitgangen ‘-da’etc. en betekent ‘verdeeld moetende worden. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV partienda partiendae partiendae partiendam partienda MV partiendae partiendarum partiendis partiendas partiendis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV partiendus partiendi partiendo partiendum partiendo MV partiendi partiendorum partiendis partiendos partiendis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV partiendum partiendi partiendo partiendum partiendo MV partienda partiendorum partiendis partienda partiendis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus III het werkwoord als werkwoord Partior IV kent ook een gebiedende wijs. . partire! partimini! verdeel! verdeelt! © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 72 DEPONENS indicativus conjunctivus praes. o.t.t partior partiar partiris partiaris partitur partiatur partimur partiamur partimini partiamini partiuntur partiantur partiebar partirer partiebaris partireris partiebatur partiretur partiebamur partiremur partiebamini partiremini partiebantur partirentur imperf. o.v.t. fut. o.t.t.t. partiar (omdat) ik verdeel (omdat) ik verdeelde ik zal verdelen partieris partietur partiemur partiemini partientur perf. v.t.t. plqpf. v.v.t. fut ex v.t.t.t. partita/us/um sum partita/us/um sim partita/us/um es partita/us/um sis partita/us/um est partita/us/um sit partitae/i/a sumus partitae/i/a simus partitae/i/a estis partitae/i/a sitis partitae/i/a sunt partitae/i/a sint partita/us/um eram partita/us/um essem partita/us/a eras partita/us/um esses partita/us/um erat partita/us/um esset partitae/i/a eramus partitae/i/a essemus partitae/i/a eratis partitae/i/a essetis partitae/i/a erant partitae/i/a essent partita/us/um ero (omdat) ik verdeeld heb (omdat) ik verdeeld had ik zal verdeeld hebben partita/us/um eris partita/us/um erit partitae/i/a erimus partitae/i/a eritis partitae/i/a erunt © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 73 deponentia van de capio-groep Als voorbeeld voor de deponentia van de capio-groep gebruik ik patior III, lijden. Dit werkwoord heeft als stamtijden patior III, passus sum, lijden. Dit betekent dat het voltooide deelwoord ‘pass-’ als stam heeft. De vorm ‘pass-’ gebruik je om het perfectum te maken en het deelwoord van de toekomst. I Het werkwoord als zelfstandig naamwoord. De werkwoorden van dit type komen als zelfstandig naamwoord voor en wel op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium van patior III, lijden verdelen en ziet er zo uit: N1 N2 N3 N4 N5 EV pati patiendi patiendo parti patiendo het lijden van het lijden aan het lijden het lijden door /met het lijden onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Van het werkwoord is geen supinum bekend. II het werkwoord als bijvoeglijk naamwoord Patior III kent vier bijvoeglijke vormen. Dat zijn: het tegenwoordig deelwoord, het deelwoord van de voltooide tijd, het deelwoord van de toekomst en het gerundivum. Voor het tegenwoordig deelwoord gebruik je de praesens-stam pati- plus een extra -e-. Achter deze verlengde stam ‘patie- komen de bekende uitgangen ‘- ns’ etc. Patiens betekent ‘lijdende.’ © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 74 F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV patiens patientis patienti patientem patiente MV patientes patientium patientibus patientes patientibus M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV patiens patientis patienti patientem patiente MV patientes patientium patientibus patientes patientibus N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV patiens patientis patienti patiens patiente MV patientia patientium patientibus patientia patientibus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus De stam van het voltooide deelwoord van patior IV is ‘pass-’ daarachter komen de uitgangen voor de naamvallen en de geslachten. Passa (F1) betekent ‘geleden hebbende.’ F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV passa passae passae passam passa MV passae passarum passis passas passis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV passus passi passo passum passo MV passi passorum passis passos passis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV passum passi passo passum passo MV passa passorum passis passa passis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus De derde bijvoeglijke vorm is het deelwoord van de toekomst. Deze wordt gevormd door achter de stam van het voltooid deelwoord ‘pass-’ de uitgangen ‘-ura‘etc. te plaatsen. Passura betekent ‘zullende lijden’ in de F1 vorm. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 75 F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV passura passurae passurae passuram passura MV passurae passurarum passuris passuras passuris M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV passurus passuri passuro passurum passuro MV passuri passurorum passuris passuros passuris N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV passurum passuri passuro passurum passuro MV passura passurorum passuris passura passuris nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Het gerundivum bestaat uit de praesens-stam ‘patie-’ met de uitgangen ‘-da’etc. en betekent ‘geleden of verdragen moetende worden.’ F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV patienda patiendae patiendae patiendam patienda MV patiendae patiendarum patiendis patiendas patiendis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV patiendus patiendi patiendo patiendum patiendo MV patiendi patiendorum patiendis patiendos patiendis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV patiendum patiendi patiendo patiendum patiendo MV patienda patiendorum patiendis patienda patiendis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus III het werkwoord als werkwoord Partior IV kent ook een gebiedende wijs. . patere! patimini! lijd! lijdt! © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 76 DEPONENS indicativus conjunctivus praes. o.t.t patior patiar pateris patiaris patitur patiatur patimur patiamur patimini patiamini patiuntur patiantur partiebar paterer partiebaris patereris partiebatur pateretur partiebamur pateremur partiebamini pateremini partiebantur paterentur imperf. o.v.t. fut. o.t.t.t. patiar (omdat) ik lijd (omdat) ik leed ik zal lijden patieris patietur patiemur patiemini patientur perf. v.t.t. plqpf. v.v.t. fut ex v.t.t.t. passa/us/um sum passa/us/um sim passa/us/um es passa/us/um sis passa/us/um est passa/us/um sit passae/i/a sumus passae/i/a simus passae/i/a estis passae/i/a sitis passae/i/a sunt passae/i/a sint passa/us/um eram passa/us/um essem passa/us/a eras passa/us/um esses passa/us/um erat passa/us/um esset passae/i/a eramus passae/i/a essemus passae/i/a eratis passae/i/a essetis passae/i/a erant passae/i/a essent passa/us/um ero (omdat) ik geleden heb (omdat) ik geleden had ik zal geleden hebben passa/us/um eris passa/us/um erit passae/i/a erimus passae/i/a eritis passae/i/a erunt © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 77 HOOFDSTUK 11: ONREGELMATIGE WERKWOORDEN Het Latijn kent een aantal onregelmatige werkwoorden. Het zijn er niet veel, maar ze komen vaak voor. In dit hoofdstuk vind je ze helemaal uitgeschreven. Het gaat om de werkwoorden zijn (sum), kunnen (possum), fio (worden), eo (gaan), fero (dragen), volo (willen), nolo (niet willen) en malo (liever willen, prefereren). I Het werkwoord sum als zelfstandig naamwoord Het werkwoord ‘sum’, dat letterlijk ‘ik ben’ betekent, kent geen volledig gerundium, alleen een nominativus en accusativus ‘esse’, ‘zijn.’ N1 N2 N3 N4 N5 EV esse het zijn esse het zijn onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor nominativus genitivus dativus accusativus ablativus De infinitivus van de voltooide tijd is ‘fuisse’ ,‘geweest zijn.’ Deze vorm komt ook alleen in de N1 en de N4 vorm voor. Esse kent ook een infinitivus van de toekomende tijd. Dat is ‘fore’ ‘te zullen zijn’ en ook dat komt alleen in de N1 en N4 vorm voor II Het werkwoord sum als bijvoeglijk naamwoord Het werkwoord ‘sum’ kent maar een soort bijvoeglijke vorm en dat is het deelwoord van de toekomst. Dit is gebaseerd op de stam ‘fut-’ waar de © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 78 uitgangen ‘-ura’etc. achter komen. Futura betekent ‘zullende zijn’ in de F1 vorm. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV futura futurae futurae futuram futura MV futurae futurarum futuris futuras futuris M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV futurus futuri futuro futurum futuro MV futuri futurorum futuris futuros futuris N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV futurum futuri futuro futurum futuro MV futura futurorum futuris futura futuris nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus III Het werkwoord sum als werkwoord Esse, zijn, kent een aantal gebiedende wijzen. Dat zijn de gewone gebiedende wijs van de tegenwoordige tijd zoals alle werkwoorden die hebben. es! este! ben! weest! praesens praesens Maar er bestaan ook nog een aantal gebiedende wijzen van de toekomende tijd en die komen wel eens voor. Daarom noem ik ze in het schema hieronder. Je ziet ze wel in de teksten van Romeinse wetten staan. esto! esto! estote! sunto! jij moet zijn! hij moet zijn! jullie moeten zijn! zij moeten zijn! futurum futurum futurum futurum De onvoltooide tijden van esse zijn gebouwd op de stam ‘su-’ of op de stam ‘es-.’ De basis van de voltooide tijden is ‘fu-’ © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 79 praes. o.t.t imperf. o.v.t. fut. o.t.t.t. indicativus conjunctivus sum sim es sis est sit sumus simus estis sitis sunt sint eram essem eras esses erat esset eramus essemus eratis essetis erant essent ero (omdat) ik ben (omdat) ik was ik zal zijn eris erit erimus eritis erunt perf. v.t.t. plqpf. v.v.t. fut ex v.t.t.t. fui fuerim fuisti fueris fuit fuerit fuimus fuerimus fuistis fueritis fuerunt fuerint fueram fuissem fueras fuisses fuerat fuisset fueramus fuissemus fueratis fuissetis fuerant fuissent fuero (omdat) ik geweest ben (omdat) ik geweest was ik zal geweest zijn fueris fuerit fuerimus fueritis fuerint © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 80 I Het werkwoord possum als zelfstandig naamwoord Het werkwoord ‘possum’ dat letterlijk ‘ik kan’ betekent, heeft geen volledig gerundium, maar alleen een nominativus en accusativus ‘posse’, ‘kunnen.’ N1 N2 N3 N4 N5 EV posse het kunnen posse het kunnen onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor nominativus genitivus dativus accusativus ablativus De infinitivus van de voltooide tijd is ‘potuisse’ ‘gekund hebben.’ Deze vorm komt ook alleen in de N1 en de N4 vorm voor. II Het werkwoord possum als bijvoeglijk naamwoord Er zijn geen deelwoorden van ‘posse’, ‘kunnen’ bekend. III Het werkwoord possum als werkwoord Het Latijnse werkwoord ‘possum’ ‘ik kan’ bestaat eigenlijk uit twee aparte woorden. Potis is een bijvoeglijk naamwoord dat ‘in staat’ betekent en dat wordt vastgemaakt aan de vormen van het werkwoord ‘esse’ zijn. Letterlijk betekent ‘possum’ dus ‘in staat ik ben.’ En dat vertalen wij met ‘ik kan.’ In de persoonsvormen van het werkwoord is goed te zien dat kunnen in het Latijn eigenlijk een samengesteld werkwoord is. Van kunnen bestaat geen gebiedende wijs. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 81 praes. o.t.t imperf. o.v.t. fut. o.t.t.t. indicativus conjunctivus possum possim potes possis potest possit possumus possimus potestis possitis possunt possint poteram possem poteras posses poterat posset poteramus possemus poteratis possetis poterant possent potero (omdat) ik kan (omdat) ik kon ik zal kunnen poteris poterit poterimus poteritis poterunt perf. v.t.t. plqpf. v.v.t. fut ex v.t.t.t. potui potuerim potuisti potueris potuit potuerit potuimus potuerimus potuistis potueritis potuerunt potuerint potueram potuissem potueras potuisses potuerat potuisset potueramus potuissemus potueratis potuissetis potuerant potuissent potuero (omdat) ik gekund heb (omdat) ik gekund had ik zal gekund hebben potueris potuerit potuerimus potueritis potuerint © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 82 I Het werkwoord fio als zelfstandig naamwoord Het werkwoord ‘fio’ dat letterlijk betekent ‘ik word’, heeft geen volledig gerundium, alleen een nominativus en accusativus ‘fieri’, ‘worden.’ N1 N2 N3 N4 N5 EV fieri het worden fieri het worden onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Verder kent ‘fio’ ook een infinitivus van de toekomende tijd. Dat is ‘factum iri’ ‘gemaakt te zuleln worden.’ Deze vorm komt ook uitsluitend in de N1 en N4 vorm voor II Het werkwoord fio als bijvoeglijk naamwoord Het werkwoord ‘fio’ kent drie bijvoeglijke vormen. dat zijn: het deelwoord van de toekomst het voltooide deelwoord en het gerundivum. Het deelwoord van de toekomst is ‘futura’ in de F1 vorm en betekent ‘zullende worden.’ F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV futura futurae futurae futuram futura MV futurae futurarum futuris futuras futuris M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV futurus futuri futuro futurum futuro MV futuri futurorum futuris futuros futuris N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam EV futurum futuri futuro futurum futuro MV futura futurorum futuris futura futuris nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus 83 Het voltooide deelwoord is ‘facta’ in de F1 vorm en betekent ‘gemaakt zijnde.’ F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV facta factae factae factam facta MV factae factarum factis factas factis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV factus facti facto factum facto MV facti factorum factis factos factis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV factum facti facto factum facto MV facta factorum factis facta factis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Het gerundivum ‘gemaakt moetende worden’, is gelijk aan dat van facio III, maken F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV facienda faciendae faciendae faciendam facienda MV faciendae faciendarum faciendis faciendas faciendis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV faciendus faciendi faciendo faciendum faciendo MV faciendi faciendorum faciendis faciendos faciendis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV faciendum faciendi faciendo faciendum faciendo MV facienda faciendorum faciendis facienda faciendis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus III Het werkwoord fio als werkwoord Van het werkwoord ‘fio’ bestaat een gebiedende wijs in de onvoltooid tegenwoordige tijd. Het praesens dus. fi! fite! word! wordt! © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 84 praes. o.t.t imperf. o.v.t. fut. o.t.t.t. indicativus conjunctivus fio fiam fis fias fit fiat fimus fiamus fitis fiatis fiunt fiant fiebam fierem fiebas fieres fiebat fieret fiebamus fieremus fiebatis fieretis fiebant fierent fiam (omdat) ik word (omdat) ik werd ik zal worden fies fiet fiemus fietis fient perf. v.t.t. plqpf. v.v.t. fut ex v.t.t.t. facta/us/um sum facta/us/um sim facta/us/um es facta/us/um sis facta/us/um est facta/us/um sit factae/i/a sumus factae/i/a simus factae/i/a estis factae/i/a sitis factae/i/a sunt factae/i/a sint facta/us/um eram facta/us/um essem facta/us/a eras facta/us/um esses facta/us/um erat facta/us/um esset factae/i/a eramus factae/i/a essemus factae/i/a eratis factae/i/a essetis factae/i/a erant factae/i/a essent facta/us/um ero (omdat) ik geworden ben (omdat) ik geworden was ik zal geworden zijn facta/us/um eris facta/us/um erit factae/i/a erimus factae/i/a eritis factae/i/a erunt © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 85 I Het werkwoord eo als zelfstandig naamwoord Het werkwoord ‘eo’, dat letterlijk ‘ik ga’ betekent, komt als zelfstandig naamwoord voor op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium van ‘eo’ en ziet er zo uit: N1 N2 N3 N4 N5 EV ire eundi eundo ire eundo het gaan van het gaan aan het gaan het gaan door/met het gaan onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Maar het werkwoord kent nog meer vormen van het hele werkwoord. Alleen hebben die geen compleet naamvallensysteem. Zo bestaat er een infinitivus van het passivum en een infinitivus van de voltooide tijd. iri (N1 en N4) isse (N1 en N4) gegaan te worden gegaan te hebben infinitivus praesens passief infinitivus perfecti aktief Van ‘eo’ gaan is ook een supinum bekend. itum itu om te gaan om te gaan supinum I supinum II II Het werkwoord eo als bijvoeglijk naamwoord Eo kent drie bijvoeglijke vormen. Dat zijn: het tegenwoordig deelwoord, het deelwoord van de toekomst en het gerundivum. Het tegenwoordig deelwoord van ‘eo’ is ‘iens’ met als genitivus ‘euntis’ en betekent ‘gaande.’ © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 86 F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV iens euntis eunti euntem eunte MV euntes euntium euntibus euntes euntibus M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV iens euntis eunti euntem eunte MV euntes euntium euntibus euntes euntibus N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV iens euntis eunti iens eunte MV euntia euntium euntibus euntia euntibus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Het deelwoord van de toekomst is ‘itura’ in de F1 vorm en betekent ‘zullende gaan.’ F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV itura iturae iturae ituram itura MV iturae iturarum ituris ituras ituris M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV iturus ituri ituro iturum ituro MV ituri iturorum ituris ituros ituris N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV iturum ituri ituro iturum ituro MV itura iturorum ituris itura ituris nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Het gerundivum van eo is ‘eunda’ in de F1 vorm en betekent ‘gegaan moetende worden.’ Op de volgende bladzijde staan alle vormen van dit gerundivum. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 87 F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV eunda eundae eundae eundam eunda MV eundae eundarum eundis eundas eundis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV eundus eundi eundo eundum eundo MV eundi eundorum eundis eundos eundis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV eundum eundi eundo eundum eundo MV eunda eundorum eundis eunda eundis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus III Het werkwoord eo als werkwoord Van het werkwoord ‘eo’ bestaat een gebiedende wijs in de onvoltooid tegenwoordige tijd. i! ite! ga! gaat! Van ‘eo’ ‘gaan’ bestaan ook een paar passieve vormen. indicativus conjunctivus praes.o.t.t itur eatur (omdat) er gegaan wordt imperf.o.v.t. ibatur iretur (omdat) er gegaan werd fut o.t.t.t. ibitur perf. v.t.t. itum est itum sit (omdat) er gegaan is plqpfv.v.t. itum erat itum esset (omdat) er gegaan was fut.ex v.t.t.t. itum erit er zal gegaan worden © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam er zal gegaan zijn 88 praes. o.t.t imperf. o.v.t. fut. o.t.t.t. indicativus conjunctivus eo eam is eas it eat imus eamus itis eatis eunt eant ibam irem ibas ires ibat iret ibamus iremus ibatis iretis ibant irent ibo (omdat) ik ga (omdat) ik ging ik zal gaan ibis ibit ibimus ibitis ibunt perf. v.t.t. plqpf. v.v.t. fut ex v.t.t.t. ii ierim isti ieris iit ierit iimus ierimus istis ieritis ierunt ierint ieram issem ieras isses ierat isset ieramus issemus ieratis issetis ierant issent iero (omdat) ik gegaan ben (omdat) ik gegaan was ik zal gegaan zijn ieris ierit ierimus ieritis ierint © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 89 I Het werkwoord fero als zelfstandig naamwoord Het werkwoord ‘fero’, dat letterlijk ‘ik draag’ betekent, heeft als stamtijden: fero, tuli, latum, dragen. Als zelfstandig naamwoord komt dit werkwoord voor op de volgende manieren. Van de infinitivus praesens bestaan alle naamvallen van het enkelvoud. Deze serie is bekend als het gerundium van ‘fero’ en ziet er zo uit: N1 N2 N3 N4 N5 EV ferre ferendi ferendo ferre ferendo het dragen van het dragen aan het dragen het dragen door/met het dragen onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Maar het werkwoord kent nog meer vormen van het hele werkwoord. Alleen hebben die geen compleet naamvallensysteem. Zo bestaat er een infinitivus van het passivum en een infinitivus van de voltooide tijd. ferri (N1 en N4) tulisse (N1 en N4) gedragen te worden gedragen te hebben infinitivus praesens passief infinitivus perfecti aktief Van ‘fero’ gaan is ook een supinum bekend. latum latu om te dragen om te dragen supinum I supinum II II Het werkwoord fero als bijvoeglijk naamwoord Fero kent drie bijvoeglijke vormen. Dat zijn: het tegenwoordig deelwoord, het deelwoord van de toekomst het voltooide deelwoord en het gerundivum. Het tegenwoordig deelwoord van ‘fero’ is ‘ferens’ met als genitivus ‘ferentis’ en betekent ‘dragende.’ © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 90 F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV ferens ferentis ferenti ferentem ferente MV ferentes ferentium ferentibus ferentes ferentibus M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV ferens ferentis ferenti ferentem ferente MV ferentes ferentium ferentibus ferentes ferentibus N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV ferens ferentis ferenti ferens ferente MV ferentia ferentium ferentibus ferentia ferentibus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Het deelwoord van de toekomst is ‘latura’ in de F1 vorm en betekent ‘zullende dragen.’ F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV latura laturae laturae laturam latura MV laturae laturarum laturis laturas laturis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV laturus laturi laturo laturum laturo MV laturi laturorum laturis laturos laturis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV laturum laturi laturo laturum laturo MV latura laturorum laturis latura laturis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Het voltooide deelwoord van fero is ‘lata’ in de F1 vorm en betekent ‘gedragen zijnde.’ Op de volgende bladzijde staan alle vormen van dit p.p.p. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 91 F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV lata latae latae latam lata MV latae latarum latis latas latis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV latus lati lato latum lato MV lati latorum latis latos latis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV latum lati lato latum lato MV lata latorum latis lata latis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus Het gerundivum van fero is ‘ferenda’ in de F1 vorm en betekent ‘gedragen moetende worden.’ Hieronder staan alle vormen van dit gerundivum. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV ferenda ferendae ferendae ferendam ferenda MV ferendae ferendarum ferendis ferendas ferendis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV ferendus ferendi ferendo ferendum ferendo MV ferendi ferendorum ferendis ferendos ferendis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV ferendum ferendi ferendo ferendum ferendo MV ferenda ferendorum ferendis ferenda ferendis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus III Het werkwoord fero als werkwoord Van het werkwoord ‘fero’ bestaat een gebiedende wijs in de onvoltooid tegenwoordige tijd. fer! ferte! draag! draagt! © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 92 AKTIEF indicativus conjunctivus praes. o.t.t fero feram fers feras fert ferat ferimus feramus fertis feratis ferunt ferant ferebam ferrem ferebas ferres ferebat ferret ferebamus ferremus ferebatis ferretis ferebant ferrent imperf. o.v.t. fut. o.t.t.t. feram (omdat) ik draag (omdat) ik droeg ik zal dragen feres feret feremus feretis ferent perf. v.t.t. plqpf. v.v.t. fut ex v.t.t.t. tuli tulerim tulisti tuleris tulit tulerit tulimus tulerimus tulistis tuleritis tulerunt tulerint tuleram tulissem tuleras tulisses tulerat tulisset tuleramus tulissemus tuleratis tulissetis tulerant tulissent tulero (omdat) ik gedragen heb (omdat) ik gedragen had ik zal gedragen hebben tuleris tulerit tulerimus tuleritis tulerint © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 93 PASSIEF indicativus conjunctivus praes. o.t.t feror ferar ferris feraris fertur feratur ferimus feramur ferimini feramini feruntur ferantur ferebar ferrer ferebaris ferreris ferebatur ferretur ferebamur ferremur ferebamini ferremini ferebantur ferrentur imperf. o.v.t. fut. o.t.t.t. ferar (omdat) ik gedragen word (omdat) ik gedragen werd ik zal gedragen worden fereris feretur feremur feremini ferentur perf. v.t.t. plqpf. v.v.t. fut ex v.v.t.t. lata/us/um sum lata/us/um sim lata/us/um es lata/us/um sis lata/us/um est lata/us/um sit latae/i/a sumus latae/i/a simus latae/i/a estis latae/i/a sitis latae/i/a sunt latae/i/a sint lata/us/um eram lata/us/um essem lata/us/a veras lata/us/um esses lata/us/um erat lata/us/um esset latae/i/a eramus latae/i/a essemus latae/i/a eratis latae/i/a essetis latae/i/a erant latae/i/a essent lata/us/um ero (omdat) ik gedragen ben (omdat) ik gedragen was ik zal gedragen zijn lata/us/um eris lata/us/um erit latae/i/a erimus latae/i/a eritis latae/i/a erunt © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 94 I Het werkwoord volo als zelfstandig naamwoord Het werkwoord ‘volo’, dat letterlijk ‘ik wil’ betekent, heeft volo, volui als stamtijden. Gewild worden komt in het Latijn niet voor. Het hele werkwoord ‘willen’ is ‘velle’ en daarvan bestaan alleen de N1 en de N4 vorm. ‘Gewild hebben’ is ‘voluisse’ en ook die infinitivus komt uitsluitend in de N1 en N4 vorm voor. N1 N2 N3 N4 N5 EV velle het willen velle het willen onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor nominativus genitivus dativus accusativus ablativus II Het werkwoord volo als bijvoeglijk naamwoord Volo kent één bijvoeglijke vorm en die is: het tegenwoordig deelwoord. Het tegenwoordig deelwoord van ‘volo’ is ‘volens’ met als genitivus ‘volentis’ en betekent ‘willend.’ F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV volens volentis volenti volentem volente MV volentes volentium volentibus volentes volentibus M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV volens volentis volenti volentem volente MV volentes volentium volentibus volentes volentibus N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV volens volentis volenti volens volente MV volentia volentium volentibus volentia volentibus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus III Het werkwoord volo als werkwoord Van het werkwoord ‘volo’ bestaan de volgende vormen. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 95 AKTIEF indicativus conjunctivus praes. o.t.t volo velim vis velis vult velit volumus velimus vultis velitis volunt velint volebam vellem volebas velles volebat vellet volebamus vellemus volebatis velletis volebant vellent imperf. o.v.t. fut. o.t.t.t. volam (omdat) ik wil (omdat) ik wilde ik zal willen voles volet volemus voletis volent perf. v.t.t. plqpf. v.v.t. fut ex v.t.t.t. volui voluerim voluisti volueris voluit voluerit voluimus voluerimus voluistis volueritis voluerunt voluerint volueram voluissem volueras voluisses voluerat voluisset volueramus voluissemus volueratis voluissetis voluerant voluissent voluero (omdat) ik gewild heb (omdat) ik gewild had ik zal gewild hebben volueris voluerit voluerimus volueritis voluerint © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 96 De samenstellingen van volo Het werkwoord volo kent twee samenstellingen die vaak voorkomen. Een samenstelling is volo plus nog een woordje erbij, zoals nolo en malo. Wanneer een Romein duidelijk wilde maken dat hij iets niet wilde, had hij de keus. Hij kon het werkwoord ‘volo’ (willen) gebruiken en zeggen ‘non volo’ - ik wil niet. Maar het kon ook korter en dan zei hij ‘nolo’ en dat betekent ook ‘ik wil niet.’ Op dezelfde manier kon hij op twee manieren aangeven dat hij iets liever wilde. Hij kon zeggen ‘magis volo’ wat betekent ‘ik wil meer dit’, maar ‘malo’ is sneller en betekent hetzelfde. ‘Nolo’ (niet willen) en ‘malo’ (liever willen, prefereren) hebben zich ontwikkeld tot compleet zelfstandige werkwoorden met eigen aparte vormen. Om de vormen van nolo en malo in een tekst te kunnen herkennen, volgen nu de vormen die het Latijn gebruikt. I Het werkwoord nolo als zelfstandig naamwoord Het werkwoord ‘nolo’, dat letterlijk ‘ik wil niet’ betekent, heeft nolo, volui als stamtijden. Niet gewild worden komt in het Latijn niet voor. Het hele werkwoord ‘niet willen’ is ‘nolle’ en daarvan bestaan alleen de N1 en de N4 vorm. ‘Niet gewild hebben’ is ‘noluisse’ en ook die infinitivus komt uitsluitend in de N1 en N4 vorm voor. N1 N2 N3 N4 N5 EV nolle het niet willen nolle het niet willen onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam nominativus genitivus dativus accusativus ablativus 97 II Het werkwoord nolo als bijvoeglijk naamwoord Nolo kent één bijvoeglijke vorm en die is: het tegenwoordig deelwoord. Het tegenwoordig deelwoord van ‘nolo’ is ‘nolens’ met als genitivus ‘nolentis’ en betekent ‘niet willend.’ F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV nolens nolentis nolenti nolentem nolente MV nolentes nolentium nolentibus nolentes nolentibus M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV nolens nolentis nolenti nolentem nolente MV nolentes nolentium nolentibus nolentes nolentibus N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV nolens nolentis nolenti nolens nolente MV nolentia nolentium nolentibus nolentia nolentibus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus III Het werkwoord nolo als werkwoord Van het werkwoord ‘nolo’ bestaat een gebiedende wijs in de onvoltooid tegenwoordige tijd. noli! nolite! wil niet! wilt niet! © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 98 AKTIEF indicativus conjunctivus praes. o.t.t nolo nolim non vis nolis non vult nolit nolumus nolimus non vultis nolitis nolunt nolint nolebam nollem nolebas nolles nolebat nollet nolebamus nollemus nolebatis nolletis nolebant nollent imperf. o.v.t. fut. o.t.t.t. nolam (omdat) ik niet wil (omdat) ik niet wilde ik zal niet willen noles nolet nolemus noletis nolent perf. v.t.t. plqpf. v.v.t. fut ex v.t.t.t. nolui noluerim noluisti nolueris noluit noluerit noluimus noluerimus noluistis nolueritis noluerunt noluerint nolueram noluissem nolueras noluisses noluerat noluisset nolueramus noluissemus nolueratis noluissetis noluerant noluissent noluero (omdat) ik niet gewild heb (omdat) ik niet gewild had ik zal niet gewild hebben nolueris noluerit noluerimus nolueritis noluerint © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 99 I Het werkwoord malo als zelfstandig naamwoord Het werkwoord ‘malo’, dat letterlijk ‘ik wil liever’ betekent, heeft malo, malui als stamtijden. Liever gewild worden komt in het Latijn niet voor. Het hele werkwoord ‘liever willen’ is ‘malle’ en daarvan bestaan alleen de N1 en de N4 vorm. ‘Liever gewild hebben’ is ‘maluisse’ en ook die infinitivus komt uitsluitend in de N1 en N4 vorm voor. N1 N2 N3 N4 N5 EV malle het liever willen malle het liever willen onderwerp bezitter meewerkend voorwerp lijdend voorwerp waarmee/ waardoor nominativus genitivus dativus accusativus ablativus II Het werkwoord malo als bijvoeglijk naamwoord Malo kent geen bijvoeglijke vorm. III Het werkwoord malo als werkwoord Van het werkwoord ‘malo’ bestaan de volgende vormen. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 100 AKTIEF indicativus conjunctivus praes. o.t.t malo malim mavis malis mavult malit malumus malimus mavultis malitis malunt malint malebam mallem malebas malles malebat mallet malebamus mallemus malebatis malletis malebant mallent imperf. o.v.t. fut. o.t.t.t. malam (omdat) ik liever wil (omdat) ik liever wilde ik zal liever willen males malet malemus maletis malent perf. v.t.t. plqpf. v.v.t. fut ex v.t.t.t. malui maluerim maluisti malueris maluit maluerit maluimus maluerimus maluistis malueritis maluerunt maluerint malueram maluissem malueras maluisses maluerat maluisset malueramus maluissemus malueratis maluissetis maluerant maluissent maluero (omdat) ik liever gewild heb (omdat) ik liever gewild had ik zal liever gewild hebben malueris maluerit maluerimus malueritis maluerint © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 101 HOOFDSTUK 12: VOORNAAMWOORDEN Voornaamwoorden zijn vervangers. Ze kunnen in de plaats komen van een bijvoeglijk naamwoord of van een zelfstandig naamwoord. Er zijn veel verschillende soorten voornaamwoorden. Bijvoorbeeld: aanwijzende voornaamwoorden, bepalende voornaamwoorden en persoonlijke voornaamwoorden. aanwijzende voornaamwoorden Het Latijn heeft als aanwijzende voornaamwoorden: hic, iste en ille. Zo staan ze tenminste in het woordenboek. hic, haec, hoc Haec, hic en hoc betekenen ‘deze’ voor Nederlandse de-woorden en ‘dit’voor Nederlandse het-woorden. Wanneer er achter een vorm van haec een congruerend zelfstandig naamwoord staat, is het bijvoeglijk en vertaal je ‘deze ...’ of ‘dit ...’ Als er geen congruerend zelfstandig naamwoord volgt, is ‘haec’ zelfstandig gebruikt en dan vertaal je het met ‘deze’ of ‘dit’ , maar ‘hij’ of ‘zij’ kan vaak ook. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV haec huius huic hanc hac MV hae harum his has his M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV hic huius huic hunc hoc MV hi horum his hos his N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV hoc huius huic hoc hoc MV haec horum his haec his © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus 102 iste, ista, istud Ista, iste, istud betekenen ‘die bij jou daar’ voor Nederlandse de-woorden en ‘dat bij jou daar’ bij Nederlandse het-woorden. Wanneer er achter een vorm van ista een congruerend zelfstandig naamwoord staat, is het bijvoeglijk en vertaal je ‘die bij jou daar ...’ of ‘dat bij jou daar ...’ Als er geen congruerend zelfstandig naamwoord volgt, is ‘ista’ zelfstandig gebruikt en dan vertaal je het met ‘die bij jou daar’ of ‘dat bij jou daar’ , maar ‘hij’ of ‘zij’ kan vaak ook, maar dan met een ongunstig bijklank F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV ista istīus isti istam illa MV istae istarum istis istas istis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV iste istīus isti istum isto MV isti istorum istis istos istis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV istud istīus isti istud isto MV ista istorum istis ista istis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus ille, illa, illud Illa, ille, illud betekenen ‘die daar’ voor Nederlandse de-woorden en ‘dat daar’ bij Nederlandse het-woorden. Wanneer er achter een vorm van illa een congruerend zelfstandig naamwoord staat, is het bijvoeglijk en vertaal je ‘die daar ...’ of ‘dat daar ...’ Als er geen congruerend zelfstandig naamwoord volgt, is ‘illa’ zelfstandig gebruikt en dan vertaal je het met ‘die daar’ of ‘dat daar’ , maar gewoon ‘hij’ of ‘zij’ zonder bijbetekenis kan vaak ook. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 103 F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV illa illīus illi illam illa MV illae illarum illis illas illis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV ille illīus illi illum illo MV illi illorum illis illos illis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV illud illīus illi illud illo MV illa illorum illis illa illis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus bepalende voornaamwoorden Ze heten nu eenmaal zo, maar bepalende voornaamwoorden doen weinig anders dan aanwijzende voornaamwoorden. is ea,id Ea, is, id betekenen ‘deze’ of ‘die’ voor Nederlandse de-woorden en ‘dit’of ‘dat’ voor Nederlandse het-woorden. Wanneer er achter een vorm van ea een congruerend zelfstandig naamwoord staat, is het bijvoeglijk en vertaal je ‘deze ...’ of ‘die ... ‘ en ‘dit ...’ of ‘dat ...’ Als er geen congruerend zelfstandig naamwoord volgt, is ‘ea’ zelfstandig gebruikt en dan vertaal je het met ‘deze’ of ‘dit’ , maar ‘hij’ of ‘zij’ kan vaak ook. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 104 F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV ea eius ei eam ea MV eae earum eis eas eis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV is eius ei eum eo MV ei eorum eis eos eis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV id eius ei id eo MV ea eorum eis ea eis nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus ipse ipsa,ipsum Ipsa, ipse, ipsum betekenen ‘zelf’ in het Nederlands. Wanneer het bijvoeglijk gebruikt wordt, congrueert het in het Latijn met een zelfstandig naamwoord. In het Nederlands vertaal je ‘ipse’ dan door ‘zelf’ achter het zelfstandige naamwoord waar het bijhoort te zetten. Zie je geen congruerend zelfstandig naamwoord staan, dan is het zelfstandig gebruikt en vertaal je ‘Zij zelf’ of ‘hij zelf’. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV ipsa ipsīus ipsi ipsam ipsa MV ipsae ipsarum ipsis ipsas ipsis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV ipse ipsīus ipsi ipsum ipso MV ipsi ipsorum ipsis ipsos ipsis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV ipsum ipsīus ipsi ipsum ipso MV ipsa ipsorum ipsis ipsa ipsis © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus 105 idem, eadem, idem Eadem, idem en idem betekenen ‘dezelfde’ voor Nederlandse de-woorden en ‘hetzelfde’ voor Nederlandse het-woorden. Wanneer er achter een vorm van eadem een congruerend zelfstandig naamwoord staat, is het bijvoeglijk en vertaal je ‘dezelfde ...’ voor een Nederlands de-woord en ‘hetzelfde ....’ voor een Nederlands het-woord. Zie je geen congruerend zelfstandig naamwoord, dan zij eadam en de andere vormen zelfstandig gebruikt. Dat kun je het beste vertalen door er een zelfstandig naamwoord naar keuze bij te zetten. Dus: ‘dezelfde man’ of ‘dezelfde vrouw’. Zoals je in het schema ziet, zet je achter alle vormen van ea. is, id het achtervoegsel -dem. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV eadem eiusdem eidem eandem eadem MV eaedem earundem eisdem easdem eisdem M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV idem eiusdem eidem eundem eodem MV eidem eorundem eisdem eosdem eisdem N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV idem eiusdem eidem idem eodem MV eadem eorundem eisdem eadem eisdem nominativus genitivus dativus accusativus ablativus nominativus genitivus dativus accusativus ablativus persoonlijke voornaamwoorden - zelfstandig Persoonlijke voornaamwoorden zijn woorden die in plaats komen van iemand. De persoonlijke voornaamwoorden die een zelfstandig naamwoord vervangen zij ‘ik’, ’jij’, ‘wij’ en ‘jullie.’ Wanneer deze woorden een vrouw of vrouwen vervangen zijn ze - zonder dat je het ziet - vrouwelijk. En dat is bij het mannelijk en het onzijdig ook zo, in enkelvoud en meervoud. Om die reden zie je links in het schema alle codes staan die je kent. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 106 F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 N1 N2 N3 N4 N5 EV ego (ik) tu (jij) mihi (mij) me (mij) me (mij) tibi (jou) te (jou) te (jou) MV nos (wij) nostrum (van ons) nobis (ons) nos (ons) nobis (ons) N6 N7 N8 N9 N10 vos (jullie) vestrum (van jullie) vobis (jullie) vos (jullie) vobis (jullie) Voor de derde persoon enkelvoud en meervoud kan het Latijn kiezen uit alle aanwijzende en bepalende voornaamwoorden. Maar als er verwezen wordt naar een zelfstandig naamwoord dat ook onderwerp is van een werkwoordsvorm, gebruikt het Latijn vormen van ‘se’ in enkelvoud en meervoud. Dus: ‘Caesar sibi dat donum: Caesar geeft zichzelf een cado.’ ‘Bellum se continuat: de oorlog zet zich zelf voort.’ ‘Femina secum pugnat: de vrouw strijdt met zichzelf.’ ‘Homines sibi donum dant: de mensen geven zichzelf een cado.’’Flumina se regunt: de rivieren sturen zichzelf .’ ‘Feminae secum pugnant: de vrouwen strijden met zichzelf.’ EV sibi se se MV sibi se se F1 F2 F3 F4 F5 M1 M2 M3 M4 M5 N1 N2 N3 N4 N5 voor zichzelf zichzelf met/door zichzelf F6 F7 F8 F9 F10 M6 M7 M8 M9 M10 N6 N7 N8 N9 N10 voor zichzelf zichzelf met/door zichzelf © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 107 persoonlijke voornaamwoorden - bijvoeglijk Wanneer persoonlijke voornaamwoorden bijvoeglijk gebruikt worden, heten ze ‘bezittelijke voornaamwoorden.’ ‘Mijn’ in een zin als ‘mijn huis’ is hetzelfde als ‘het huis van mij.’ Alleen gebruik je in plaats van een genitivus een bijvoeglijk naamwoord. Wanneer een persoonlijk voornaamwoord als bijvoeglijk naamwoord wordt gebruikt, krijgt het een andere naam. De mensen hebben het dan over het ‘bezittelijke voornaamwoord.’ Dit Latijnse bezittelijke voornaamwoord doet hetzelfde als elk normaal bijvoeglijk naamwoord. Het vertelt iets bij een zelfstandig naamwoord en congrueert daarmee. ‘Mijn huis’ is dus ‘casa mea’ en ‘mijn soldaten’ zijn ‘milites mei’ in de M6 vorm. Alle vormen van mea vertaal je in het Nederlands dus door ‘mijn’ voor het zelfstandige naamwoord te zetten waar het in het Latijn ook bij hoort. F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV mea meae meae meam mea meae mearum meis meas meis M1 M2 M3 M4 M5 M6 M7 M8 M9 M10 EV meus mei meo meum meo mi MV mei meorum meis meos meis N1 N2 N3 N4 N5 EV meum mei meo meum meo N6 N7 N8 N9 N10 MV mea meorum meis mea meis vertaling mijn mijn mijn mijn mijn mijn mijn mijn mijn mijn mijn Bij het zelfstandige persoonlijke voornaamwoord ‘jij’ - ‘tu’ in het Latijn hoort het bezittelijke voornaamwoord ‘tua etc.’ Ook dit bezittelijke voornaamwoord gedraagt zich als elk ander Latijns bijvoeglijk naamwoord en congrueert dus met het zelfstandige naamwoord waar het bij hoort. Ook het bezittelijk voornaamwoord ‘tua etc.’ vertaal je in het Nederlands door ‘jouw’ of ‘je’ voor het zelfstandige naamwoord waar het iets over vertelt te zetten. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 108 F1 F2 F3 F4 F5 EV tua tuae tuae tuam tua M1 M2 M3 M4 M5 F6 F7 F8 F9 F10 tuae tuarum tuis tuas tuis M6 M7 M8 M9 M10 EV tuus tui tuo tuum tuo MV tui tuorum tuis tuos tuis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV tuum tui tuo tuum tuo MV tua tuorum tuis tua tuis vertaling je/jouw je/jouw je/jouw je/jouw je/jouw je/jouw je/jouw je/jouw je/jouw je/jouw Bij het zelfstandige persoonlijke voornaamwoord ‘wij’- ‘nos’in het Latijn hoort het bezittelijke voornaamwoord ‘nostra etc.’ ‘ons. ’Ook dit congrueert met het zelfstandige naamwoord waar het bij hoort en zo vertaal je het ook. F1 F2 F3 F4 F5 EV nostra nostrae nostrae nostram nostra M1 M2 M3 M4 M5 F6 F7 F8 F9 F10 nostrae nostrarum nostris nostras nostris M6 M7 M8 M9 M10 EV noster nostri nostro nostrum nostro MV nostri nostrorum nostris nostros nostris N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV nostrum nostri nostro nostrum nostro MV nostra nostrorum nostris nostra nostris © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam vertaling ons ons ons ons ons ons ons ons ons ons 109 Bij het zelfstandige persoonlijke voornaamwoord ‘jullie’- ‘vos’in het Latijn hoort het bezittelijke voornaamwoord ‘vestra etc.’ ‘jullie.’Ook dit bezittelijke voornaamwoord congrueert met het zelfstandige naamwoord waar het bij hoort en je vertaalt het in alle gevallen door ‘jullie’ voor het zelfstandige naamwoord te plaatsen waar het bij hoort. Voorbeeld: ‘vestor bello’ - ‘door jullie oorlog.’ F1 F2 F3 F4 F5 EV vestra vestrae vestrae vestram vestra M1 M2 M3 M4 M5 F6 F7 F8 F9 F10 vestrae vestrarum vestris vestras vestris M6 M7 M8 M9 M10 EV vester vestri vestro vestrum vestro MV vestri vestrorum vestris vestros vestris N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV vestrum vestri vestro vestrum vestro MV vestra vestrorum vestris vestra vestris vertaling jullie jullie jullie jullie jullie jullie jullie jullie jullie jullie de derde persoon - enkelvoud Het gewone bezittelijke voornaamwoord van de derde persoon bestaat in het Latijn niet. In plaats daarvan wordt de genitivus van het persoonlijk voornaamwoord gebruikt. Het persoonlijke voornaamwoord van de derde persoon in het enkelvoud is ‘ea, is, id’ en de genitivus daarvan is dus ‘eius.’ Deze genitivus vervangt de genitivus van een gewoon zelfstandig naamwoord. Dus in plaats ‘puellae’ (F2) kun je zeggen ‘eius’(F2), ‘Caesaris’ (M2) kun je vervangen door ‘eius’(M2) en ‘belli’(N2) kan ‘eius’(N2) worden. In de zin komt het er zo uit te zien: ‘Casa puellae (F2) est’ - ‘Casa eius (F2) est.’ ‘Lucius est miles Caesaris (M2)’ - ‘Lucius est miles eius (M2).’ ‘Miseria effectus est belli (N2)’ - ‘Miseria effectus est eius (N2).’ Als je deze zinnen gaat vertalen, stuit je op een probleem in het Nederlands. Kijk maar: ‘Casa eius est’ - ‘Het huis is van haar’ of ‘Het is haar huis.’ © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 110 ‘Lucius est miles eius’ - ‘Lucius is een soldaat van hem’ of ‘Lucius is zijn soldaat. Maar dan komt het. ‘Miseria est effectus eius’ - ‘Ellende is een gevolg ervan.’ Wanneer Nederlandse zelfstandige naamwoorden duidelijk als mannelijk of als vrouwelijk gevoeld worden, kun je ‘eius’ vertalen naar keuze vertalen met ‘van haar’ of ‘haar ...’ en ‘van hem’ of ‘zijn ...’ Maar als een Nederlands zelfstandig naamwoord niet duidelijk als mannelijk of vrouwelijk voelt - en dat zijn de meeste - moet het anders. Woorden als ‘de oorlog’ ,‘het einde’, ‘de kamer’ zijn niet duidelijk mannelijk of vrouwelijk en als zulke woorden in het Latijn vervangen worden door ‘eius’ kunnen wij dat alleen maar vertalen met ‘ervan.’ Zo staat het ook in het schema hieronder. Daarin zie je ook dat ‘eius’ bij alle naamvallen kan horen en altijd met ‘haar...’ of ‘van haar’, ‘zijn ...’ of ‘van hem’ en ‘ervan’ vertaald moet worden. Voor ‘eius’ maakt het dus geen verschil of het bij de onderwerpsvorm casa staat of bij de ablativus meervoud. In het eerste geval staat er ‘Het huis is van haar’ ‘casa eius est.’ ‘Door haar huizen hebben de Romeinen geld’ ‘casis eius Romani pecuniam habent.’ F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV casa casae casae casam casa MV casae casarum casis casas casis F eius eius eius eius eius M eius eius eius eius eius N eius eius eius eius eius de - F haar haar haar haar haar de-M zijn zijn zijn zijn zijn anders ervan ervan ervan ervan ervan eius eius eius eius eius eius eius eius eius eius eius eius eius eius eius haar haar haar haar haar zijn zijn zijn zijn zijn ervan ervan ervan ervan ervan © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 111 de derde persoon - meervoud Ook in het meervoud kent het Latijn geen gewoon bezittelijke voornaamwoord van de derde persoon. In plaats daarvan wordt de genitivus meervoud van het persoonlijk voornaamwoord gebruikt en dat zijn vormen van ‘is, ea, id.’ De genitivus meervoud vrouwelijk is daarvan ‘earum’ en de genitivus meervoud mannelijk en onzijdig is ‘eorum.’ Deze genitivus vervangt de genitivus van een gewoon zelfstandig naamwoord. Dus in plaats ‘puellarum’ (F7) kun je zeggen ‘earum’(F7), ‘Imperatorum’ (M7) kun je vervangen door ‘eorum’(M7) en ‘bellorum’(N7) kan ‘eorum’(N7) worden. In de zin komt het er zo uit te zien: ‘Casa puellarum (F7) est’ - ‘Casa earum (F7) est.’ ‘Lucius est miles imperatorum (M7)’ - ‘Lucius est miles eorum (M7).’ ‘Miseria effectus est bellorum (N2)’ - ‘Miseria effectus est eorum (N7).’ Als je deze zinnen gaat vertalen, stuit je op een probleem in het Nederlands. Kijk maar: ‘Casa earum est’ - ‘Het huis is van hun’ of ‘Het is hun huis.’ ‘Lucius est miles eorum’ - ‘Lucius is een soldaat van hun’ of ‘Lucius is hun soldaat. Maar dan komt het. ‘Miseria est effectus eorum’ - ‘Ellende is er het gevolg van.’ Wanneer Nederlandse zelfstandige naamwoorden duidelijk als mannelijk of als vrouwelijk gevoeld worden, kun je ‘earum’ vertalen naar keuze vertalen met ‘van hun’ of ‘hun ...’. Maar als een Nederlands zelfstandig naamwoord niet duidelijk als mannelijk of vrouwelijk voelt - en dat zijn de meeste - moet het anders. Woorden als ‘de oorlog’ ,‘het einde’, ‘de kamer’ zijn niet duidelijk mannelijk of vrouwelijk en als zulke woorden in het Latijn vervangen worden door ‘eius’ kunnen wij dat alleen maar vertalen met ‘ervan.’ Zo staat het ook in het schema hieronder. Daarin zie je ook dat ‘earum’, ‘eorum’ en ‘eorum’ bij alle naamvallen kunnen. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 112 F1 F2 F3 F4 F5 F6 F7 F8 F9 F10 EV casa casae casae casam casa MV casae casarum casis casas casis F earum earum earum earum earum M eorum eorum eorum eorum eorum N eorum eorum eorum eorum eorum de - F hun hun hun hun hun de-M hun hun hun hun hun anders ervan ervan ervan ervan ervan earum earum earum earum earum eorum eorum eorum eorum eorum eorum eorum eorum eorum eorum hun hun hun hun hun hun hun hun hun hun ervan ervan ervan ervan ervan de derde persoon bezittelijk Alleen in bijzondere gevallen heeft het Latijn wel een bezittelijk voornaamwoord van de derde persoon. Dat is het geval als het zelfstandige naamwoord dat een vorm van het werkwoord regeert ook de bezitter is. In dat geval zetten wij er in het Nederlands dikwijls de precisering ‘eigen’ bij. Voorbeeld: Het meisje ziet haar eigen huis, Caesar heeft zijn eigen paard, De oorlog veroorzaakt zijn eigen gevaren. Hier gebruikt het Latijn het bezittelijke voornaamwoord ‘sua etc.’dat zich helemaal als een gewoon bijvoeglijk naamwoord gedraagt en dus volledig congrueert. En daarom is het ‘puella videt casam suam’, ‘Caesar habet equum suum’ en ‘bellum pericula sua parit.’ Sua etc. worden ook gebruikt voor de derde persoon meervoud. Wanneer er staat ‘de meisjes zien hun eigen huis’ vertaal je dat zo: ‘puellae vident casam suam.’ De veldheren hebben hun eigen paard’ wordt ‘imperatores equum suum habent’ en ‘oorlogen maken hun eigen gevaren’ vertaal je als ‘bella pericula sua faciunt.’ Wanneer er in plaats van een echte persoonsvorm een deelwoord staat in het Latijn gebeurt er hetzelfde, zoals je in het schemaatje hieronder ziet. puella videns suam casam imperator habens suum equum bellum pericula sua parens puellae videntes suam casam imperatores habentes suum equum bella pericula sua parentia © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 113 In het Nederlands vertaal je de vormen van ‘sua etc.’ heel anders dan de vormen van ‘eius’ of ‘earum/ eorum.’ Omdat de vormen van ‘sua‘ altijd bij een werkwoord komen is meestal duidelijk bij welk zelfstandige naamwoord het hoort. En dan maakt het niet meer uit dat niemand in Nederland weet of een woord vrouwelijk of mannelijk is. Want we kunnen zeggen: ‘De voorstelling heeft zijn eigen effect’ , ‘het katje kent zijn eigen kracht’, ‘de oorlog vermoordt zijn eigen kinderen.’ Maar ook: De voorstelling heeft haar eigen effect’, ‘het katje kent haar eigen kracht’ en ‘de oorlog vermoordt haar eigen kinderen.’ Het is altijd wel duidelijk waar ‘zijn eigen’ of ‘haar eigen’op slaat. Ik zet het op deze manier in een schema. F1 EV sua M1 F2 F3 F4 F5 suae suae suam sua M2 M3 M4 M5 F6 F7 F8 F9 F10 suae suarum suis suas suis M6 M7 M8 M9 M10 EV suus sui suo suum suo MV sui suorum suis suos suis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV suum vertaling haar eigen/zijn eigen sui suo suum suo MV sua suorum suis sua suis haar eigen/zijn eigen haar eigen/zijn eigen haar eigen/zijn eigen haar eigen/zijn eigen haar eigen/zijn eigen haar eigen/zijn eigen haar eigen/zijn eigen haar eigen/zijn eigen haar eigen/zijn eigen Het bezittelijk voornaamwoord ‘sua etc.’ kan ook terugslaan op een meervoud. Als het zelfstandige naamwoord dat de werkwoordsvorm regeert een meervoud is, gebruikt het Latijn nog steeds ‘sua etc.’ Dat heb je gezien aan de voorbeelden: ‘puellae videntes suam casam’ ‘imperatores habentes suum equum’ ‘bella pericula sua parentia’ In deze zinnen moet je ‘suam’, ‘suum’ en ‘sua’ in het Nederlands met ‘hun eigen’vertalen. Omdat meisjes meervoud is, zeggen wij de meisjes zien hun eigen huis. Omdat imperatores meervoud is en het deelwoord hebbend regeren zegt het Nederlands ‘de bevelhebbers hebben © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 114 hun eigen paard. En tenslotte ‘veroorzaken de oorlogen hun eigen gevaren.’Voor de volledigheid geef het hele schema nog een keer maar nu met de vertaling ‘hun eigen’ erbij. F1 EV sua M1 F2 F3 F4 F5 suae suae suam sua M2 M3 M4 M5 F6 F7 F8 F9 F10 suae suarum suis suas suis M6 M7 M8 M9 M10 EV suus sui suo suum suo MV sui suorum suis suos suis N1 N2 N3 N4 N5 N6 N7 N8 N9 N10 EV suum vertaling hun eigen sui suo suum suo MV sua suorum suis sua suis hun eigen hun eigen hun eigen hun eigen hun eigen hun eigen hun eigen hun eigen hun eigen zelfstandig gebruikt bezittelijk voornaamwoord Alle bezittelijke voornaamwoorden kunnen ook zelfstandig gebruikt worden. Dat geldt voor ‘mea’, ‘tua, ‘nostra’, vestra’ en ‘sua.’ Wat regelmatig voorkomt is bijvoorbeeld ‘nostri’ in de onderwerpsvorm meervoud (M6). Dat vertaal je dan met ‘de onzen’ of als je dat mooier vindt, ‘onze mensen.’ Dit zelfstandige gebruik is mogelijk bij alle vormen van de bezittelijke voornaamwoorden. Wanneer je een bezittelijk voornaamwoord ziet waar geen congruerend zelfstandig naamwoord bij hoort, weet je dat het zelfstandig gebruikt is. Je kunt zo’n zelfstandig gebruikt bezittelijk voornaamwoord vertalen met ‘de mijne’ of ‘het zijne’ enzovoorts. Maar je kunt ook een passend zelfstandig naamwoord erachter zetten, zoals in het voorbeeld van ‘de onzen ‘ ‘onze mensen.’ betrekkelijk voornaamwoord Aan elk zelfstandig naamwoord kun je een betrekkelijke bijzin vastmaken. Dat is alsof je er een heel uitgebreid bijvoeglijk naamwoord bijzet. In plaats van een enkel woordje ervoor, zet je een hele zin achter © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 115 het woord waar je wat extra’s over wilt vertellen. Je kunt dus kiezen. In plaats van de ‘de dikke man’ kun je ook zeggen ‘de man die dik is.’ In het eerste geval zet je een bijvoeglijk naamwoord bij het zelfstandig naamwoord. In het tweede geval voeg je aan het zelfstandig naamwoord een zogenaamde betrekkelijke bijzin toe. Een betrekkelijke bijzin begint altijd met een betrekkelijk voornaamwoord. In het voorbeeld van de dikke man is dat het woordje ‘die.’ Dat komt in plaats van het zelfstandige naamwoord ‘man.’ ‘Die’ is dus een vervanger. Omdat een betrekkelijk voornaamwoord een gewoon zelfstandig naamwoord vervangt, is het logisch dat het ook precies hetzelfde kan als een zelfstandig naamwoord. Stel dat je uitgaat van de kernzin ‘De man eet een ijsje.’ Dan kun je aan ‘de man’ een betrekkelijke bijzin toevoegen. Dan komt er bijvoorbeeld te staan ‘De man die toch al te dik is, eet een ijsje.’ Hier is ‘die toch al te dik is,’ een betrekkelijke bijzin die wat vertelt bij het zelfstandige naamwoord ‘man.’ Zoals je ziet, gaat het om een complete zin met een werkwoord en een onderwerp. Alleen is het onderwerp deze keer niet een gewoon zelfstandig naamwoord, maar een vervanger. Want het betrekkelijke voornaamwoord ‘die’ is het onderwerp van deze bijzin. En dat kan omdat het eigenlijk hetzelfde is alsof er zou staan ‘de man.’ Een betrekkelijk voornaamwoord doet dus hetzelfde als een gewoon zelfstandig naamwoord. In het voorbeeld hierboven is ‘die’ bijvoorbeeld het onderwerp van de zin. Dat kun je zien omdat het net als een gewoon zelfstandig naamwoord het werkwoord regeert. Omdat het dus net een zelfstandig naamwoord is, kan een betrekkelijk voornaamwoord ook een andere functie hebben en niet het onderwerp zijn van de zin. Dat zal ik je laten zien door een betrekkelijke bijzin vast te maken aan ‘het ijsje.’ Er komt dan te staan: ‘De man die toch al te dik is, eet een ijsje dat hij bij de bakker gekocht heeft.’ Aan ‘ijsje’ is dus een betrekkelijke bijzin vast gemaakt die begint met ‘dat.’ Dit is het betrekkelijke voornaamwoord dat het zelfstandige voornaamwoord ‘ijsje’ vervangt. Maar de functie ervan is deze keer heel anders. In de bijzin ‘dat hij bij de bakker gekocht heeft’, is ‘dat’ het lijdend voorwerp van de zin. Het onderwerp is deze keer het voornaamwoord ‘hij’ dat ‘de man’ vervangt. Wanneer je in deze bijzin in plaats van voornaamwoorden de gewone zelfstandige naamwoorden gebruikt, © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 116 staat er ‘de man heeft een ijsje bij de bakker gekocht.’In de betrekkelijke bijzin wordt het ‘ijsje’ vervangen door ‘dat’ en de man door ‘hij.’ In het Nederlands hebben hoofdzin en bijzin een totaal andere woordvolgorde. Eerst zie je een serie van vier kernzinnen en de woordvolgorde die daarbij hoort. Daarna vervang ik het onderwerp door een betrekkelijk voornaamwoord. HOOFDZIN EERSTE PLAATS De buschauffeur Het meisje De moeder Het hondje TWEEDE PLAATS wordt ziet geeft sloft DERDE PLAATS zeeman de roos de baby naar huis BIJZIN EERSTE PLAATS die dat die dat TWEEDE PLAATS zeeman het ongeluk de baby naar huis DERDE PLAATS wordt ziet de fles sloft VIERDE PLAATS de fles VIERDE PLAATS geeft Je ziet wat er verandert. Alleen het onderwerp staat nog vooraan op de eerste plaats. Maar het werkwoord is helemaal naar achteren geschoven en het naamwoordelijk deel, het lijdend vorowerp, het meewerkend vorowerp en de voorzetselconstructie zijn verhuisd naar plaats twee. Dus moeilijk is het niet om een hoofdzin te onderscheiden van een betrekkelijke bijzin. Wanneer een zin begint met ‘die’ of ‘dat ‘ met het werkwoord helemaal achteraan weet je dat het om een betrekkelijke bijzin gaat. In het Latijn begint een betrekkelijke bijzin ook met een vervanger. De Latijnse naam voor een betrekkelijk voornaamwoord is ‘relativum.’ Net als bij osn is het de vervanger van een gewoon zelfstandig naamwoord. En net als bij ons kan het betrekkelijk voornaamwoord verschillende functies hebben. Het kan onderwerp zijn van de bijzin, maar ook meewerkend voorwerp, lijdend voorwerp, bezitter en tenslotte ook nog ablativus. En die functies kunnen in het enkelvoud staan èn in het © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 117 meervoud. Maar in alle gevallen gaat het om de vervanging van een normaal zelfstandig naamwoord. En dus leer je het Latijnse relativum op de manier waarop je zelfstandige naamwoorden geleerd hebt, met een code. Hier volgt een schema van het hele betrekkelijke voornaamwoord. EV F1 quae M1 qui N1 quod vertaling dewoord die F2 F3 F4 F5 cuius cui quam qua M2 M3 M4 M5 cuius cui quem quo N2 N3 N4 N5 cuius cui quod quo van wie aan wie die met / door wie waarvan waaraan dat waarmee/ waardoor M6 M7 M8 M9 M10 MV qui quorum quibus quos quibus N6 N7 N8 N9 N10 MV quae quorum quibus quae quibus die van wie aan wie die met/door wie die waarvan waaraan die waarmee/ waardoor F6 F7 F8 F9 F10 quae quarum quibus quas quibus EV EV vertaling hetwoord dat het gebruik Bij elk zelfstandig naamwoord in elke functie kan een betrekkelijk voornaamwoord staan. En dit betrekkelijke voornaamwoord kan in elke functie staan, los van de functie van het woord waar het iets bij vertelt. Dat kan ik het beste door middel van voorbeelden laten zien. Vooraan staat het woord in de functie die het in de hoofdzin heeft. En daarachter staan de mogelijkheden die er in de bijzin zijn. Als eerste voorbeeld neem ik ‘casa, huis.‘ Daar heeft casa in de hoofdzin in de F1 vorm en is nominativus enkelvoud. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 118 Hoofdzin F1 casa F1 het huis F1 casa F2 het huis F1 casa F3 het huis F1 casa F4 het huis F1 casa F5 het huis Bijzin Hoofdzin vervolg quae hortum habet in silva iacet dat een tuin heeft ligt in het bos cuius color ruber est in silva iacet waarvan de kleur rood is ligt in het bos cui curam do in silva iacet waaraan ik zorg besteed ligt in het bos quam videmus in silva iacet dat wij zien ligt in het bos qua profugus servatur in silva iacet waardoor de vluchteling gered wordt ligt in het bos In het schema dat nu komt, staat in de hoofdzin ‘casae’ in de F2 functie en is het genitivus enkelvoud. Hoofdzin F2 casae F1 van het huis F2 casae F2 van het huis F2 casae F3 van het huis F2 casae F4 van het huis F2 casae van het huis F5 Bijzin Hoofdzin vervolg quae hortum habet Cicero possesor est dat een tuin heeft is Cicero de eigenaar cuius color ruber est Cicero possesor est waarvan de kleur rood is is Cicero de eigenaar cui curam do Cicero possesor est waaraan ik zorg besteed is Cicero de eigenaar quam videmus Cicero possesor est dat wij zien is Cicero de eigenaar qua profugus servatur Cicero possesor est waardoor de vluchteling gered wordt is Cicero de eigenaar In het schema dat nu komt, staat casae in de F3 vorm en is het dativus enkelvoud. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 119 Hoofdzin F3 casae F1 aan het huis F3 casae F2 aan het huis F3 casae F3 aan het huis F3 casae F4 aan het huis F3 casae F5 aan het huis Bijzin Hoofdzin vervolg quae hortum habet Cicero pecuniam dat dat een tuin heeft geeft Cicero geld cuius color ruber est Cicero pecuniam dat waarvan de kleur rood is geeft Cicero geld cui curam do Cicero pecuniam dat waaraan ik zorg besteed geeft Cicero geld quam videmus Cicero pecuniam dat dat wij zien geeft Cicero geld qua profugus servatur Cicero pecuniam dat waardoor de vluchteling gered wordt geeft Cicero geld In het volgende schema is casam lijdend voorwerrp en heeft het de F4 vorm. Hoofdzin F4 casam F1 Bijzin Hoofdzin vervolg quae hortum habet Cicero habet Cicero heeft een huis F4 casam dat een tuin heeft F2 cuius color ruber est Cicero habet Cicero heeft een huis F4 casam waarvan de kleur rood is F3 cui curam do Cicero habet Cicero heeft een huis F4 casam waaraan ik zorg besteed F4 quam videmus Cicero habet Cicero heeft een huis F4 casam dat wij zien F5 qua profugus servatur Cicero habet Cicero heeft een huis waardoor de vluchteling gered wordt En dan komt casa nu in de ablativus enkelvoud. © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 120 Hoofdzin F5 casā F1 door het huis F5 casā F2 door het huis F5 casā F3 door het huis F5 casā F4 door het huis F5 casā F5 een huis Bijzin Hoofdzin vervolg quae hortum habet obruitur inimicus dat een tuin heeft wordt de vijand bedolven cuius color ruber est obruitur inimicus waarvan de kleur rood is wordt de vijand bedolven cui curam do obruitur inimicus waaraan ik zorg besteed wordt de vijand bedolven quam videmus obruitur inimicus dat wij zien wordt de vijand bedolven qua profugus servatur obruitur inimicus waardoor de vluchteling gered wordt wordt de vijand bedolven in het meervoud Hier is casae onderwerp meervoud in de hoofdzin en staat het in de F6 vorm. Hoofdzin F6 casae F6 de huizen F6 casae F7 de huizen F6 casae F8 de huizen F6 casae F9 de huizen F6 casae de huizen F10 Bijzin Hoofdzin vervolg quae hortum habent in silva iacent die een tuin hebben liggen in het bos quarum color ruber est in silva iacent waarvan de kleur rood is liggen in het bos quibus curam do in silva iacent waaraan ik zorg besteed liggen in het bos quas videmus in silva iacent die wij zien liggen in het bos quibus profugus servatur in silva iacent waardoor de vluchteling gered wordt liggen in het bos © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 121 Nu staat casarum (F7) in de hoofdzin. Hoofdzin F7 casarum F6 van de huizen F7 casarum F7 van de huizen F7 casarum F8 van de huizen F7 casarum F9 van de huizen F7 casarum F10 van de huizen Bijzin Hoofdzin vervolg quae hortum habent Cicero possesor est die een tuin hebben is Cicero de eigenaar quarum color ruber est Cicero possesor est waarvan de kleur rood is is Cicero de eigenaar quibus curam do Cicero possesor est waaraan ik zorg besteed is Cicero de eigenaar quas videmus Cicero possesor est die wij zien is Cicero de eigenaar quibus profugus servatur Cicero possesor est waardoor de vluchteling gered wordt is Cicero de eigenaar En nu casis in de dativus meervoud (F8) Hoofdzin F8 casis F6 aan de huizen F8 casis F7 aan de huizen F8 casis F8 aan de huizen F8 casis F9 aan de huizen F8 casis aan de huizen F10 Bijzin Hoofdzin vervolg quae hortum habent Cicero pecuniam dat die een tuin hebben geeft Cicero geld quarum color ruber est Cicero pecuniam dat waarvan de kleur rood is geeft Cicero geld quibus curam do Cicero pecuniam dat waaraan ik zorg besteed geeft Cicero geld quas videmus Cicero pecuniam dat die wij zien geeft Cicero geld quibus profugus servatur Cicero pecuniam dat waardoor de vluchteling gered wordt geeft Cicero geld © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 122 Als het om casas gaat dat lijdend voorwerp meervoud (F9) is en in de accusativus staat, zie je dit. Hoofdzin F9 casas F6 Bijzin Hoofdzin vervolg quae hortum habent Cicero habet Cicero heeft de huizen F9 casas die een tuin hebben F7 quarum color ruber est Cicero habet Cicero heeft de huizen F9 casas waarvan de kleur rood is F8 quibus curam do Cicero habet Cicero heeft de huizen F9 casas waaraan ik zorg besteed F9 quas videmus Cicero habet Cicero heeft de huizen F9 casas die wij zien F10 quibus profugus servatur Cicero habet waardoor de vluchteling gered wordt heeft Cicero Cicero heeft de huizen De laatste is de ablativus meervoud en dat is casis (F10). Hoofdzin F10 casis F6 door de huizen F10 casis F7 door de huizen F10 casis F8 door de huizen F10 casis F9 door de huizen F10 casis door de huizen F10 Bijzin Hoofdzin vervolg quae hortum habent obruitur inimicus die een tuin hebben wordt de vijand bedolven quarum color ruber est obruitur inimicus waarvan de kleur rood is wordt de vijand bedolven quibus curam do obruitur inimicus waaraan ik zorg besteed wordt de vijand bedolven quas videmus obruitur inimicus die wij zien wordt de vijand bedolven quibus profugus servatur obruitur inimicus waardoor de vluchteling gered wordt wordt de vijand bedolven © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 123 de mannelijke woorden Bij de mannelijke zelfstandige naamwoorden gebeurt iets vergelijkbaars. In de hoofdzin staat zelfstandige naamwoorden die de uitgang hebben die hoort bij de functie in de hoofdzin. Aan elk van die zelfstandige naamwoorden kan een betrekkelijke bijzin worden vastgemaakt die begint met een betrekkelijk voornaamwoord. Dit betrekkelijke voornaamwoord heeft hetzelfde woordgeslacht en hetzelfde getal als het woord dat het vervangt. Maar de functie ervan wordt bepaald door hoe het woord in de bijzin staat. Dat zie je in de volgende schema’s. Hoofdzin M1 consul M1 de consul M1 consul M2 de consul M1 consul M3 de consul M1 consul M4 de consul M1 consul M5 Bijzin Hoofdzin vervolg qui fortis est legionem ducit die dapper is leidt een legioen cuius nomen notum est legionem ducit van wie de naam bekend is leidt een legioen cui senatus pecuniam dat legionem ducit aan wie de senaat geld geeft leidt een legioen quem videmus legionem ducit die wij zien leidt een legioen a quo victoria reportatur legionem ducit de consul door wie de overwinning behaald wordt leidt een legioen Hoofdzin Bijzin Hoofdzin vervolg qui fortis est amicus sum die dapper is ben ik de vriend cuius nomen notum est amicus sum van wie de naam bekend is ben ik de vriend cui senatus pecuniam dat amicus sum aan wie de senaat geld geeft ben ik de vriend quem videmus amicus sum die wij zien ben ik de vriend a quo victoria reportatur amicus sum M2 consulis M1 van de consul M2 consulis M2 van de consul M2 consulis M3 van de consul M2 consulis M4 van de consul M2 consulis van de consul M5 door wie de overwinning behaald wordt ben ik de vriend © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 124 Hoofdzin M3 consuli M1 aan de consul M3 consuli M2 aan de consul M3 consuli M3 aan de consul M3 consuli M4 aan de consul M3 consuli M5 aan de consul Hoofdzin vervolg qui fortis est donum do die dapper is geef ik een geschenk cuius nomen notum est donum do van wie de naam bekend is geef ik een geschenk cui senatus pecuniam dat donum do aan wie de senaat geld geeft geef ik een geschenk quem videmus donum do die wij zien geef ik een geschenk a quo victoria reportatur donum do door wie de overwinning behaald wordt geef ik een geschenk Hoofdzin M4 consulem Bijzin M1 Bijzin Hoofdzin vervolg qui fortis est populus iuvat het volk helpt de consul M4 consulem die dapper is M2 cuius nomen notum est populus iuvat het volk helpt de consul M4 consulem van wie de naam bekend is M3 cui senatus pecuniam dat populus iuvat het volk helpt de consul M4 consulem aan wie de senaat geld geeft M4 quem videmus populus iuvat het volk helpt de consul M4 consulem die wij zien M5 a quo victoria reportatur populus iuvat het volk helpt de consul door wie de overwinning behaald wordt © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 125 Hoofdzin M5 cum consule M1 Bijzin Hoofdzin vervolg qui fortis est ambulat Caesar Caesar wandelt met de consul M5 cum consule die dapper is M2 cuius nomen notum est ambulat Caesar Caesar wandelt met de consul M5 cum consule van wie de naam bekend is M3 cui senatus pecuniam dat ambulat Caesar Caesar wandelt met de consul M5 cum consule aan wie de senaat geld geeft M4 quem videmus ambulat Caesar Caesar wandelt met de consul M5 cum consule die wij zien M5 a quo victoria reportatur ambulat Caesar Caesar wandelt met de consul door wie de overwinning behaald wordt mannelijk meervoud Hoofdzin M6 consules M6 de consuls M6 consules M7 de consuls M6 consules M8 de consuls M6 consules de consuls M6 consules de consuls M9 Bijzin Hoofdzin vervolg qui fortes sunt legiones ducunt die dapper zijn leiden legioenen quorum nomina nota sunt legiones ducunt van wie de namen bekend zijn leiden legioenen quibus senatus pecuniam dat legiones ducunt aan wie de senaat geld geeft leiden legioenen quos videmus legiones ducunt die wij zien leiden legioenen M10 a quibus victoria reportatur legiones ducunt door wie de overwinning behaald wordt leiden legioenen © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 126 Hoofdzin M7 consulum M6 van de consuls M7 consulum M7 van de consuls M7 consulum M8 van de consuls M7 consulum M9 van de consuls M7 consulum Bijzin Hoofdzin vervolg qui fortes sunt amicus sum die dapper zijn ben ik de vriend quorum nomina nota sunt amicus sum van wie de namen bekend zijn ben ik de vriend quibus senatus pecuniam dat amicus sum aan wie de senaat geld geeft ben ik de vriend quos videmus amicus sum die wij zien ben ik de vriend M10 a quibus victoria reportatur amicus sum van de consuls door wie de overwinning behaald wordt ben ik de vriend Hoofdzin Bijzin Hoofdzin vervolg qui fortes sunt donum do die dapper zijn geef ik een geschenk quorum nomina nota sunt donum do van wie de namen bekend zijn geef ik een geschenk M8 consulibus M6 aan de consuls M8 consulibus M7 aan de consuls M8 consulibus M8 aan de consuls M8 consulibus aan de consuls M8 consulibus aan de consuls M9 quibus senatus pecuniam dat donum do aan wie de senaat geld geeft geef ik een geschenk quos videmus donum do die wij zien geef ik een geschenk M10 a quibus victoria reportatur donum do door wie de overwinning behaald wordt geef ik een geschenk © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 127 Hoofdzin M9 consules M6 Bijzin Hoofdzin vervolg qui fortes sunt populus iuvat het volk helpt de consuls M9 consules die dapper zijn M7 quorum nomina nota sunt populus iuvat het volk helpt de consuls M9 consules van wie de namen bekend zijn M8 quibus senatus pecuniam dat populus iuvat het volk helpt de consuls M9 consules aan wie de senaat geld geeft M9 quos videmus populus iuvat het volk helpt de consuls M9 consules die wij zien M10 a quibus victoria reportatur populus iuvat het volk helpt de consuls Hoofdzin M10 cum consulibus M6 met de consuls M10 cum consulibus M7 met de consuls M10 cum consulibus M8 met de consuls M10 cum consulibus M9 met de consuls door wie de overwinning behaald wordt Bijzin Hoofdzin vervolg qui fortes sunt ambulat Caesar die dapper zijn wandelt Caesar quorum nomina nota sunt ambulat Caesar van wie de namen bekend zijn wandelt Caesar quibus senatus pecuniam dat ambulat Caesar aan wie de senaat geld geeft wandelt Caesar quos videmus ambulat Caesar die wij zien wandelt Caesar M10 cum consulibus M10 a quibus victoria reportatur met de consuls ambulat Caesar door wie de overwinning behaald wordt wandelt Caesar © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 128 de onzijdige zelfstandige woorden Hoofdzin N1 bellum N1 de oorlog N1 bellum N2 de oorlog N1 bellum N3 de oorlog N1 bellum N4 de oorlog N1 bellum de oorlog N5 Bijzin Hoofdzin vervolg quod in Gallia furit poscit vitas die in Gallië woedt kost levens cuius Caesar dux est poscit vitas waarvan Caesar de generaal is kost levens cui pecuniam dat senatus poscit vitas waaraan de senaat geld geeft kost levens quod videmus poscit vitas dat wij zien kost levens quo terra vastatur poscit vitas waardoor het land verwoest wordt kost levens Hoofdzin N2 belli N1 van de oorlog N2 belli N2 van de oorlog N2 belli N3 van de oorlog N2 belli N4 van de oorlog N2 belli van de oorlog N5 Bijzin Hoofdzin vervolg quod in Gallia furit initium novi die in Gallië woedt ken ik het begin cuius Caesar dux est initium novi waarvan Caesar de generaal is ken ik het begin cui pecuniam dat senatus initium novi waaraan de senaat geld geeft ken ik het begin quod videmus initium novi dat wij zien ken ik het begin quo terra vastatur initium novi waardoor het land verwoest wordt ken ik het begin © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 129 Hoofdzin N3 bello N1 aan de oorlog N3 bello N2 aan de oorlog N3 bello N3 aan de oorlog N3 bello N4 aan de oorlog N3 bello N5 aan de oorlog Hoofdzin N4 bellum N1 Bijzin Hoofdzin vervolg quod in Gallia furit auxilium do die in Gallië woedt geef ik hulp cuius Caesar dux est auxilium do waarvan Caesar de generaal is geef ik hulp cui pecuniam dat senatus auxilium do waaraan de senaat geld geeft geef ik hulp quod videmus auxilium do dat wij zien geef ik hulp quo terra vastatur auxilium do waardoor het land verwoest wordt geef ik hulp Bijzin Hoofdzin vervolg quod in Gallia furit Caesar describit Caesar beschrijft de oorlog N4 bellum die in Gallië woedt N2 cuius Caesar dux est Caesar describit Caesar beschrijft de oorlog N4 bellum waarvan Caesar de generaal is N3 cui pecuniam dat senatus Caesar describit Caesar beschrijft de oorlog N4 bellum waaraan de senaat geld geeft N4 quod videmus Caesar describit Caesar beschrijft de oorlog N4 bellum dat wij zien N5 quo terra vastatur Caesar describit Caesar beschrijft de oorlog waardoor het land verwoest wordt © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 130 Hoofdzin N5 bello N1 door de oorlog N5 bello N2 door de oorlog N5 bello N3 door de oorlog N5 bello N4 door de oorlog N5 bello N5 door de oorlog Bijzin Hoofdzin vervolg quod in Gallia furit Roma crescit die in Gallië woedt groeit Rome cuius Caesar dux est Roma crescit waarvan Caesar de generaal is groeit Rome cui pecuniam dat senatus Roma crescit waaraan de senaat geld geeft groeit Rome quod videmus Roma crescit dat wij zien groeit Rome quo terra vastatur Roma crescit waardoor het land verwoest wordt groeit Rome onzijdige zelfstandkige naamwoorden meervoud Hoofdzin N6 bella N6 de oorlogen N6 bella N7 de oorlogen N6 bella N8 de oorlogen N6 bella de oorlogen N6 bella de oorlogen N9 Bijzin Hoofdzin vervolg quae in Gallia furunt poscunt vitas die in Gallië woeden kosten levens quorum Caesar dux est poscunt vitas waarvan Caesar de generaal is kosten levens quibus pecuniam dat senatus poscunt vitas waaraan de senaat geld geeft kosten levens quae videmus poscunt vitas die wij zien kosten levens N10 quibus terra vastatur waardoor het land verwoest wordt © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam poscunt vitas kosten levens 131 Hoofdzin N7 bellorum N6 van de oorlogen N7 bellorum N7 van de oorlogen N7 bellorum N8 van de oorlogen N7 bellorum N9 van de oorlogen N7 N8 bellorum die in Gallië woeden ken ik het begin quorum Caesar dux est initium novi waarvan Caesar de generaal is ken ik het begin quibus pecuniam dat senatus initium novi waaraan de senaat geld geeft ken ik het begin quae videmus initium novi die wij zien ken ik het begin initium novi ken ik het begin Hoofdzin Bijzin Hoofdzin vervolg quae in Gallia furunt auxilium do die in Gallië woeden geef ik hulp quorum Caesar dux est auxilium do waarvan Caesar de generaal is geef ik hulp quibus pecuniam dat senatus auxilium do waaraan de senaat geld geeft geef ik hulp quae videmus auxilium do die wij zien geef ik hulp bellis bellis bellis bellis aan de oorlogen N8 initium novi waardoor het land verwoest wordt N6 N7 N8 aan de oorlogen N8 quae in Gallia furunt N10 quibus terra vastatur aan de oorlogen N8 Hoofdzin vervolg van de oorlogen aan de oorlogen N8 Bijzin bellis aan de oorlogen N9 N10 quibus terra vastatur waardoor het land verwoest wordt © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam auxilium do geef ik hulp 132 Hoofdzin N9 bella N6 Bijzin Hoofdzin vervolg quae in Gallia furunt Caesar describit Caesar beschrijft de oorlogen N9 bella die in Gallië woeden N7 quorum Caesar dux est Caesar describit Caesar beschrijft de oorlogen N9 bella waarvan Caesar de generaal is N8 quibus pecuniam dat senatus Caesar describit Caesar beschrijft de oorlogen N9 bella waaraan de senaat geld geeft N9 quae videmus Caesar describit Caesar beschrijft de oorlogen N9 bella die wij zien N10 quibus terra vastatur Caesar describit Caesar beschrijft de oorlogen waardoor het land verwoest wordt Hoofdzin N9 bellis N6 door de oorlogen N9 bellis N7 door de oorlogen N9 bellis N8 door de oorlogen N9 bellis door de oorlogen N9 bellis door de oorlogen N9 Bijzin Hoofdzin vervolg quae in Gallia furunt Roma crescit die in Gallië woeden groeit Rome quorum Caesar dux est Roma crescit waarvan Caesar de generaal is groeit Rome quibus pecuniam dat senatus Roma crescit waaraan de senaat geld geeft groeit Rome quae videmus Roma crescit die wij zien groeit Rome N10 quibus terra vastatur waardoor het land verwoest wordt © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam Roma crescit groeit Rome 133 © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 134 © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 135 © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 136 © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 137 © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 138 © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 139 © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 140 © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 141 © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 142 © 2014 copyright academisch studie- en uitgeefcentrum amsterdam 143