God, goden en mensen…

advertisement
God, goden en mensen…
“ afgoden’ , door mensen gemaakten beelden:
Exodus 20:22-23
Exodus 20:22-23
22 Toen zeide de Here tot Mozes: Zó zult gij zeggen tot de
Israëlieten: gij hebt gezien, dat Ik van de hemel met u gesproken
heb: 23 gij zult naast Mij geen goden maken; noch van zilver noch
van goud zult gij ze u maken.
Werkelijk bestaande wezens, die zijn ‘ als God”, doch hem
dienen net als wij, dus, ‘“geschapen goden”.
De Griekse mythologie begint met “de schepping van de goden”
Exodus 15:11
Exodus 18:11
2 Kronieken 2:5
1 Korinthiërs 8:4-6
2 Korinthiërs 4:4
Exodus 15:11
Wie is als Gij, onder de goden, Here,
wie is als Gij, heerlijk in heiligheid,
vreselijk in roemrijke daden,
wonderbaar in uw doen?
Exodus 18:11
Nu weet ik, dat de Here groter is dan alle goden; want Hij heeft
het volk uit de macht der Egyptenaren gered, omdat dezen
overmoedig tegen hen waren opgetreden.
2 Kronieken 2:5
Het huis, dat ik ga bouwen, zal groot zijn, want onze God is groter
dan alle goden.
1 Korinthiërs 8:4-6
4 Wat nu het eten van offervlees betreft, wij weten, dat er geen
afgod in de wereld bestaat en dat er geen God is dan Eén. 5 Want
al zijn er zogenaamde goden, hetzij in de hemel, hetzij op de
aarde – en werkelijk zijn er goden in menigte en heren in menigte
6 voor ons nochtans is er maar één God, de Vader, uit wie alle
dingen zijn en tot wie wij zijn, en één Here, Jezus Christus, door
wie alle dingen zijn, en wij door Hem.
2 Korinthiërs 4:4
Ongelovigen, wier overleggingen de god dezer eeuw met
blindheid heeft geslagen, zodat zij het schijnsel niet ontwaren van
het evangelie der heerlijkheid van Christus, die het beeld Gods is.
Ze zijn zo reëel, dat je ze beter maar niet moet vervloeken:
Exodus 22:28
Exodus 22:28
De goden zult gij niet vervloeken en een vorst onder uw volk zult
gij niet verwensen.
De “ vergadering der goden” (Pantheon).
Psalmen 82:1,6-7
Psalmen 97:7
Psalmen 29:1-2
Psalmen 138:1
Psalmen 82:1
God staat in de vergadering der goden,
Hij houdt gericht te midden der goden.
Psalmen 82:6-7
6 Wel heb Ik gezegd: Gij zijt goden,
ja, allen zonen des Allerhoogsten;
7 nochtans zult gij sterven als mensen,
als een der vorsten zult gij vallen.
Psalmen 97:7
Alle beeldendienaars zullen beschaamd worden,
zij die zich op afgoden beroemen;
buigt u voor Hem neder, alle gij goden.
Psalmen 29:1-2
1 Geeft de Here, gij hemelingen,
geeft de Here heerlijkheid en sterkte;
2 geeft de Here de heerlijkheid van zijn naam,
buigt u neder voor de Here in heilige feestdos.
Psalmen 138:1
Ik zal U loven met mijn ganse hart,
in de tegenwoordigheid der goden zal ik U psalmzingen.
De “zonen Gods” = “ zonen van de goden”:
Genesis 6:1-4
Job 1:6
Job 38:6-7
Genesis 6:1-4
1 Toen de mensen zich op de aarde begonnen te
vermenigvuldigen en hun dochters geboren werden, 2 zagen de
zonen Gods, dat de dochters der mensen schoon waren, en zij
namen zich daaruit vrouwen, wie zij maar verkozen. 3 En de Here
zeide: Mijn Geest zal niet altoos in de mens blijven, nu zij zich
misgaan hebben; hij is vlees; zijn dagen zullen honderd twintig
jaar zijn. 4 De reuzen waren in die dagen op de aarde, en ook
daarna, toen de zonen Gods tot de dochters der mensen kwamen,
en zij hun (kinderen) baarden; dit zijn de geweldigen uit de
voortijd, mannen van naam.
Job 1:6
Op zekere dag nu kwamen de zonen Gods om zich voor de Here te
stellen, en onder hen kwam ook de satan.
Download