Zelfstudieopdracht 4a & 4b De studenten gaan in groepen zich verdiepen in het NSM en het verpleegkundig metaparadigma. Daarna dienen de studenten de verkregen informatie toe te passen op de ziekte RA en de gevolgen voor het echtpaar. Het concept volgens het verpleegkundig metaparadigma: 1. De mens en zijn 5 variabelen: - Fysiologische variabele Meneer: Longemfyseem (kortademig, slechte conditie, snel vermoeid). Mevrouw: RA (gewrichtsontstekingen, polsen, linker elleboog, schouders, enkels en knieën) - Psychologische variabele Meneer: positieve instelling. Mevrouw: positieve instelling, bang om te vallen, de invaliditeit maakt haar angstig en geprikkeld. - Sociaal-culturele variabele Meneer: traplift, hulp van dochter. Mevrouw: Ze houdt van koken, ernstige beperkingen door ontstekingen, traplift, hulp van dochter (om uit bed te komen wegens vermoeidheid en pijn). - Ontwikkelingsbepaalde variabele Meneer: hulp van dochter. Mevrouw: revalidatieperiode na gebroken heupen (prothesen), seniorengymnastiek (nu niet meer), methotrexaat tabletten, spalken, diëtiste, hulp van dochter. - Spirituele variabele Meneer: houdt van gezelligheid. Mevrouw: houdt van gezelligheid. (literatuur 1) 2. De omgeving met interne en externe beïnvloedende factoren. - Intern( krachten/invloeden binnen het systeem): Meneer is snel vermoeid, zowel meneer als mevrouw zijn positief ingesteld. Mevrouw is bang om te vallen, ze is angstig en geprikkeld door RA. - Extern( krachten/invloeden buiten het systeem): - Intrapersoonlijk: Hulp van de kinderen, last van gewrichten, naar diëtiste, huisbezoek van verpleegkundig reumaconsulente. - Extrapersoonlijk: Geen seniorengymnastiek meer, heupprothese, traplift. (literatuur 1) 3. Gezondheid : is het welbevinden met optimale stabiliteit van het cliëntsysteem. - Welbevinden: Naar verpleegkundig reumaconsulente, diëtiste, behandeling methotrexaat. - Stressoren: Pijn, verminderde kracht, stijfheid, lopen gaat slecht (RA dus). - Dood: RA in beide polsen, linker elle-boog, schouders, enkels en knieën. (literatuur 1) Op blackboard staat het college over het NSM met als voorbeeld een casus over ene Joost en daarmee kan je dit punt vast wel invullen. Verpleegkunde met als doel: het in stand houden, bevorderen of herstellen van de systeemstabiliteit. Je moet de potentiele/aanwezige effecten van stressoren inschatten en cliëntsysteem begeleiden bij het afstemmingsproces op de omgeving voor een optimaal welbevinden. Er wordt onderscheid gemaakt in primaire, secundaire en tertiaire preventie. - Primaire preventie(voorkomen): RA is onvoorspelbaar, het is lastig vast te stellen in een vroeg stadium of je het hebt en daarom is RA niet te voorkomen. - Secundaire preventie(herstellen): RA komt op verschillende manieren voor, het is vroegtijdig te behandelen met reumaremmers. Door deze reumaremmers nemen de klachten niet af, maar het kan wel de snelheid van de achteruitgang van het welbevinden van het cliëntsysteem vertragen. Ook kunnen de symptomen van RA tijdelijk worden verminderd (dit heet remissie) door therapie van een podo-/oefen/fysiotherapeut. - Tertiaire preventie(behouden): Leren omgaan met de ziekte, eventuele gewricht beschermende maatregelen aanleren. (Verpleegkunde volgens het NSM Model, bladzijde ….) Zelfstudieopdracht 4b ‘’Allemaal beestjes om mij heen!?’’ Geef een beschrijving van de volgende begrippen: -Weerstand: mate waarin je bestand bent tegen ziekten; resistentie (www.vandale.nl) -Afweer: weerstand tegen ziekte of letsel. (zakboek verpleegkundige diagnosen bladzijde 68) -Besmetting: blootstelling aan schadelijke stoffen uit de omgeving in die mate dat er negatieve gevolgen voor de gezondheid ontstaan. (zakboek verpleegkundige diagnosen bladzijde 86) -Ontsteking: is een reactie van het lichaam op beschadiging van weefsel of prikkels van buitenaf (www.vandale.nl/www.merckmanual.nl -Infectie: het binnen dringen van bacteriën via een wond. (www.vandale.nl) welke oorzaken voor een ontsteking zijn er? Noem minimaal vijf. Pathogene (micro-organismen die ziekte veroorzaken)Bacteriën, virussen eencelligen en schimmels. Fysische invloeden zoals, hitte, kou, mechanisch letsel, ultraviolette en radioactieve straling. (Ross and Wilson Anatomie en Fysiologie bladzijde 379) Chemische: Een infectie wordt altijd veroorzaakt door een micro-organisme, welke micro-organismen zijn er? Waarin verschillen de eigenschappen van deze micro-organismen van elkaar? Welke micro-organismen zijn er? Bacteriën (bacteriologie), gisten en schimmels (mycologie), virussen (virologie), parasieten (parasitologie). Waarin verschillen deze van elkaar? Bacteriën- Zijn de meest potentiele ziekteverwekkers in verpleeg/ziekenhuizen. Ze vermenigvuldigen het best bij warme (20/45 celsius), vochtige, voedzame (urine/bloed), zuurstofrijke plaatsen met een neutrale zuurgraad (Ph 7). Schimmels en gisten- Zijn weid verspreid in de natuur. Ze zijn nuttig bij de voedselproductie, voor (schimmel)kaas, bier, brood en wijn. Schimmels verspreiden zich door middel van sporenvorming en gisten door middel van o.a. knopvorming. Parasieten- Zijn een-/meercellige organismen die eigenlijk niet echte micro-organismen zijn, ze zijn namelijk vaak met het oog waarneembaar. Ze zijn afhankelijk van hun gastheer, maar zorgen dat die niet dood gaat (is dus in evenwicht). Parasieten kunnen van gastheer op gastheer worden overgedragen (bv.luis), maar gebruiken als tussenstadium soms een andere gastheer(bv.malariamug). Virussen- Een groot gedeelte van infectieziekten bij de mens, dier en plant worden hierdoor veroorzaakt. Ze zijn nog kleiner dan bacteriën en kunnen zich vermenigvuldigen met behulp van een gastheercel. Deze overleving varieert van enkele uren tot weken. (www.skillslabonline.nl) Bouw enz Micro-organismen kunnen resident en transient zijn. Daarnaast kunnen ze als commensalen aanwezig zijn of als pathogene. Wat betekenen deze termen? Resident: De residente flora bestaat uit micro-organismen die de huid koloniseren en zich daar vermenigvuldigen. Na het wassen van de handen met water en zeep blijft de residente flora grotendeels aanwezig. Deze is dus veel moeilijker te verwijderen dan de transiënte flora. Alleen met behulp van handdesinfectie kan het aantal residente micro-organismen worden verwijderd. De residente flora bestaat voornamelijk uit: Propionibacterium acnes en Staphylococcus epidermidis. De meeste huidbacteriën leven in de haarfollikels en zweetklieren want hier is het altijd vochtig. Transient: De transiënte flora bestaat uit veel soorten micro-organismen die door toeval, bijvoorbeeld door handcontact of contact met besmette voorwerpen of met feces op de huid zijn terechtgekomen. De microorganismen van de transiënte flora vermenigvuldigen zich niet. Er zijn natuurlijk veel verschillende soorten micro-organismen tot de transiënte flora behoren. Deze micro-organismen kunnen heel gemakkelijk verwijderd worden door de handen te wassen met water en zeep. (www.skillslabonline.nl) Commensalen Organisme dat leeft van een ander organisme (daar voordeel van heeft), zonder dat het andere organisme daar een voor/nadeel van heeft. (zijn standaard aanwezig op de gastheer). Pathogenen Ziekteverwekkende organismen. (www.wip.nl) Noem tenminste vijf bacteriesoorten die als commensaal de mens ‘bevolken’. Noem ook minimaal vijf belangrijke en meest voorkomende pathogenen. Food-info.net Hoe bestrijd het menselijk lichaam een infectie? Hele afweersysteem/nl/bact/baceer.htm Hoe kan men met medicijnen een infectie bestrijden? Antibiotica verschillen in werkwijze: een antibioticum remt de groei van bacteriën (bacteriostatisch) of doodt de bacteriën (bastericide). Daarnaast heeft een antibioticum een breedspectrum (werkt tegen heel veel bacteriën) of een smalspectrum (werkt tegen een beperkte groep bacteriën). Antibiotica kunnen niet alleen gebruikt worden om infecties te behandelen, maar ook om infecties te voorkomen, bijvoorbeeld antibioticaprofylaxe bij operaties. (www.skilslabonline.nl) Wat is het verschil tussen bacteriën en virussen? Bioplek.nl Kan men bacteriën en virussen om de zelfde wijze bestrijden? Geef in het kader van de behandeling van een infectie met medicijnen een uitleg van de volgende begrippen, verbind aan deze beschrijving de gevaren voor de gezondheid van een zorgvrager. resistent De bacterie is bestand tegen een bepaald bestrijdingsmiddel/ afweermechanisme. , resistentiepatroon en multiresistent De bacterie is totaal bestand tegen alle bestrijdingsmiddelen en/of afweersysteem. (Ross and Wilson Anatomie en Fysiologie bladzijde ….) Wat betekent het begrip vaccinatie? Bij vaccinatie wordt het vermogen van het lichaam om bepaalde ziekteverwekkende micro-organismen te bestrijden, gestimuleerd of versterkt. Men onderscheidt de actieve en de passieve vaccinatie. Vaccinatie is een methode om mensen tegen bepaalde door bacteriën en virussen veroorzaakte ziekten te beschermen. (Het met een injectienaald toedienen van levende /dode kunstmatige verzwakte pathogenen. Ze behouden de antigenen die de ontwikkeling van immuniteit stimuleren, zonder dat het een ziekte kan veroorzaken.)(www.merckmanual.nl) Wat is het verschil tussen een passieve en een actieve immuniteit? Actieve natuurlijk verworven immuniteit: het lichaam kan worden gestimuleerd om zijn eigen antilichamen te produceren door de ziekte mee te maken (in verloop van de ziekte ontwikkelen B-lymfocyten zich tot plasmacellen die antilichamen produceren in voldoende mate om de infectie te overwinnen. Na herstel zorgen de memory-B-cellen voor de immuniteit tegen de toekomstige infectie door hetzelfde antigeen. Of door een subklinische infectie door te maken. (soms is de bacteriële infectie niet ernstig genoeg om klinische ziekte te veroorzaken maar stimuleert deze wel voldoende memory-B-cellen om immuniteit te creëren. Actieve kunstmatig verworven immuniteit: dit type immuniteit ontwikkeld zich als respons op toediening van dode of levende kunstmatig verzwakte pathogenen (vaccins) of gedeactiveerde toxinen (anatoxinen). De vaccins en de anatoxiden behouden antigene eigenschappen die de ontwikkeling stimuleren van immuniteit, maar ze kunnen de ziekte niet veroorzaken . Passieve natuurlijk verworven immuniteit: dit type immuniteit wordt voor de geboorte verworven doordat antilichamen van de moeder via de placenta naar de foetus gaan, en daarna worden de antilichamen via borstvoeding aan de baby doorgegeven. De variëteit van de geleverde verschillende antilichamen hangt af van de actieve immuniteit van de moeder. De lymfocyten van de baby worden niet gestimuleerd en de immuniteit is kortdurend. Passieve kunstmatige verworven immuniteit: bij dit type worden kanten-klare antilichamen, in menselijk of dierlijk serum, bij de ontvanger ingespoten. De antilichamen kunnen afkomstig zijn van iemand die is hersteld van de infectie, of van dieren. Specifieke immunoglobulinen (antiserum) kunnen profylactisch worden toegediend om de ontwikkeling van de ziekte te voorkomen bij mensen die zijn blootgesteld aan de infectie, of therapeutisch, nadat de ziekte zich ontwikkeld heeft. (Ross and Wilson Anatomie en Fysiologie, bladzijde 385, 386) Wat is het verschil tussen een passieve en een actieve vaccinatie? Bij actieve vaccinatie worden vaccins gebruikt om infectie te helpen voorkomen door middel van stimulatie van de natuurlijke afweermechanismen van het lichaam. Bij passieve immunisatie krijgt iemand rechtstreeks antilichamen tegen een bepaald micro-organisme toegediend. Passieve vaccinatie wordt gebruikt voor mensen van wie het afweersysteem niet goed op een infectie reageert of voor mensen die een infectie oplopen voordat ze kunnen worden gevaccineerd. (www.merckmanual.nl) bioplek.org gezondheidsplein