DROGE HUID De definitie van een droge huid is niet altijd eensluidend : soms bedoelt men met “droog” het tegengestelde van “vet”, soms echter ook het tegengestelde van “gehydrateerd” of “waterrijk”. Meestal ontbreken aan een droge huid zowel water als lipiden (vetten). KENMERK: OORZAKEN Een droge huid wordt meestal gekenmerkt door een zekere ruwheid van het huidoppervlak, slechte flexibiliteit en elasticiteit, schilfervorming en eventueel een lichte roodheid. Het ruw worden van het huidoppervlak is het gevolg van een abnormale afschilfering. Normaal zullen de cellen van de hoornlaag als kleine, onzichtbare dode huidcellen afschilferen, terwijl bij een droge huid de schilfers meer blijven vastzitten omdat de aantrekkingskracht cohesie tussen de hoorncellen onderling groter is. Buiten enkele pathologische aandoeningen zoals de zogenaamde ichtyoses en atopische dermatitis waar de “droge huid” veroorzaakt wordt door het lichaam zelf (endogene) of door genetisch bepaalde factoren, is gewone “droogheid” van de huid afhankelijk van de leeftijd (verminderde sebumsecretie en verandering in samenstelling van het “cement” bij het ouder worden), het ras, het erfelijkheidspatroon, het klimaat (lage vochtigheid, koude, wind) en de levenswijze (overdreven blootstelling aan zonlicht, uitdrogende werk-omstandigheden door contact met detergenten, solventen, enz.). Soms wordt een droge huid veroorzaakt (geïnduceerd) door bepaalde behandelingen zoals bv. PUVA-behandeling, retinoïden…. In geval van een droge huid vertoont de hoornlaag eveneens een grotere permeabiliteit t.o.v. uitwendig aangebrachte stoffen. Daarbuiten zijn er echter nog tal van ongekende factoren, zowel wat de oorzaak als de pathologie betreft, die invloed hebben. Er zijn ook heel wat ingewikkelde technieken en meetinstrumenten beschikbaar om de droge huid te bestuderen. We weten evenwel niet of de bekomen informatie significant of relevant is. Vandoor ook dat de superioriteit van sommige “werkzame” producten ten overstaan van andere producten niet zo maar kan vastgelegd worden. Benamingen om deze preparaten aan te duiden zoals “hydraterend”, “vochtinbrengend”, “vochtverhogend” (moisturizing) en “verzachtend” (emollient) hebben weinig of geen wetenschappelijke betekenis maar zijn vooral van publicitair belang. VERZORGING VAN DE DROGE HUID Manifestaties van een droge huid reflecteren veranderingen dichtbij het huidoppervlak waardoor alles aan crèmes en zalfjes dat aangebracht wordt onmiddellijk de ruwheid en het schilferend aspect, alsook het “gevoel” van droge huid, wijzigen en de eventuele jeuk verminderen. Dit “maskerend” effect is echter voorbijgaand, wat niet belet dat een effectieve hydratatie inderdaad mogelijk is. De preventie en behandeling van een droge huid zal er immers in bestaan de ambiante condities en de micro-omgeving van de huid te wijzigen, teneinde een “hydratatie” of eventuele “rehydratatie” te bekomen. Hydratatie van de hoornlaag houdt geenszins in dat deze overdadig aan water dient bloot gesteld geëxposeerd te worden, vermits de barrièrefunctie dan evengoed aangetast wordt. Wanneer bijv. de relatieve vochtigheid in de atmosfeer de 60% overschrijdt of wanneer een langdurig waterbad genomen wordt, dan zal de hoornlaag initieel gaan zwellen maar daarna toch uitdrogen, met een verminderde elasticiteit en soepelheid tot gevolg. Dit zou te wijten zijn aan het oplossen van in de hoornlaag aanwezige hygroscopische substanties; andere factoren zoals pH, temperatuur en eventuele aanwezigheid van detergenten spelen hierbij uiteraard ook een bepalende rol. Bij hydratatie moet het concept erin bestaan enkel “hydraterende” preparaten te gebruiken bij een “droge huid” en alleen zgn. werkzame stoffen toe te voegen wanneer het vehiculum of de basis van het preparaat alleen geen voldoende hydratatie biedt. Bovendien kunnen sommige producten uitermate geschikt zijn ter bestrijding van een droge huid t.h.v. de onderbenen of de handen, maar niet t.h.v. de meer gevoelige gelaatshuid waar ze irritatie kunnen veroorzaken. Zo ‘kunnen’ hooggeconcentreerde ureumhoudende preparaten irritatie veroorzaken in het aangezicht maar prefect hydraterend werken op andere locaties. 1. HYDRATERENDE PRODUCTEN Hydrofobe preparaten met een zuiver occlusieve (huidoppervlak afsluitende) werking Deze werken op de efficiëntste manier vermits er op de huid een vetfilm achtergelaten wordt (de natuurlijke bescherming wordt in zekere zin aangevuld of hersteld) waardoor waterverlies teruggedrongen wordt en er in de hoornlaag water, afkomstig van de onderliggende huidlagen, verzameld wordt. De beste preparaten betreffen zuivere vetten zoals vaseline, gevolgd door lanoline en eucerine, wassen, vetalcoholen, vetzuuresters, siliconen. Dit type van occlusieve producten is echter cosmetisch niet erg in trek en vertoont bovendien het nadeel – vooral in geval van vaselines – té occlusief te zijn : de poriën van de huid worden verstopt, waardoor ontstekingen van de haarfollikels ontstaan. Bij dit soort preparaten doet zich een verweking van de huid ge voor. Meestal worden ze dan ook gecombineerd met water onder de vorm van emulsies. Emulsies In de cosmetologie wordt meestal gebruik gemaakt van combinaties van vetten (vloeibare paraffine, vaseline, vetalcoholen, vetzuuresters, lanoline en derivaten) geëmulgeerd met water. De meeste van deze crèmes, lotions enz. vertonen een zeker occlusief effect met slechts een beperkte effectiviteit. Het hydraterend effect binnen dit gamma kan sterk variëren. Het verschil in doeltreffendheid tussen deze emulsies is gecorreleerd aan de duur van het hydraterend effect. Deze kan variëren van 30 minuten tot 2 uur, tot maximaal 6 à 8 uur. W/O preparaten (“nachtcrèmes” ook wel lipofiele crème genoemd) zijn meer occlusief door een grotere hoeveelheid aanwezige vetten, waardoor het hydraterend effect ook langer aanhoudt dan bij O/W preparaten (“dagcrèmes” of hydrofiele crème). Deze laatste “verzachten” vlugger doch dit duurt slechts een zeer korte periode. Hierbij geldt de regel : “hoe meer water, hoe minder hydraterend”. De “rijkheid” van lotions wordt dikwijls bekomen (cfr. infra). door aan dunvloeibare formulaties viscositeitsverhogende substanties toe te voegen zoals carboxy-methylcellulose of andere gommen, die op zich ook water kunnen vasthouden Hydrofiele filmvormende stoffen of gelen LIPOGELEN Deze laten na verdamping van het water een beschermende film achter. HYDROGELEN Deze gels verliezen hun activiteit wanneer het water verdampt en hebben bijgevolg een oppervlakkige en kortdurende activiteit. Gebruik van “werkzame” stoffen - Bevochtigers: glycerol, sorbitol, propyleenglycol. Deze bevochtigende, hygroscopische substanties hebben een sterk waterbindend vermogen. Glycerol diffundeert in de hoornlaag en houdt bij een normale relatieve vochtigheid, het onmerkbaar waterverlies van de huid tegen Het wordt gebruikt in concentraties tussen de 3 en de 10 %. Sorbitol vertraagt de verdampingssnelheid van waterDe gebruikte concentraties zijn vergelijkbaar met die van glycerol. Propyleenglycol heeft een groot oplossend vermogen en kan uitdrogend en irriterend zijn. Concentraties hoger dan 5 % moeten uit hydraterende preparaten geweerd worden. Bij sterk hyperkeratotische aandoeningen en kloven ter hoogte van de voetzolen en handpalmen is applicatie van een mengsel van water en propyleenglycol onder plastic-occlusie wel zeer efficiënt. Polyglycerolesters binden ook water en kunnen dankzij een “reservoir effect” een min of meer duurzame hydratatie verzekeren. Al deze substanties zijn ineffectief wanneer ze in “zuivere” vorm op de huid aangebracht worden, vermits ze dan water aan de hoornlaag zelf onttrekken. Ze dienen bijgevolg steeds in een waterig milieu verwerkt te worden. - Componenten van de “Natural Moisturizing Factor (NMF)” Dit betreffen bestanddelen tussenkomend in de samenstelling van de zgn. “NMF” (Natural Moisturizing Factor) van de hoornlaag die, omwille van hygroscopische eigenschappen, verantwoordelijk gesteld wordt voor haar waterbindingscapaciteit (sommige van deze stoffen zoals bv. hydroxyzuren en ureum zijn zeer nuttig gebleken bij de behandeling van ichtyotische aandoeningen die steeds gepaard gaan met keratinisatie-stoornissen). Het effect van deze activa is echter gelimiteerd wanneer zij niet in geschikte excipiëntia verwerkt zijn. Bovendien hebben zij het nadeel dat ze bij een lage relatieve vochtigheid water kunnen onttrekken aan de diepere huidlagen waardoor ze op lange termijn dehydratatie kunnen veroorzaken. Pyrrolidon carboxylzuur (PCA) of het natrium- of kaliumzout ervan (Na/K-PCA) : de werking zou te wijten zijn aan het feit dat PCA in de hoornlaag onder geïoniseerde vorm voorkomt en zeer hygroscopisch is. De meest gebruikte concentraties liggen rond de 2 à 3 %. Ureum : het hydraterend vermogen wordt niet toegeschreven aan een hygroscopisch effect, maar aan het vrijzetten van sites in de proteïnen die water kunnen opnemen. Verlengde applicatie (vooral vanaf een 10 % concentratie) beschadigt echter de hoorncellen verder door lysis, te wijten aan ontaarding van de huidproteïnen (verbreken van waterstofverbindingen in de eiwitketens). Hierdoor wordt de beschermende functie van de hoornlaag aangetast. Men raadt dan ook aan, preparaten die ureum bevatten in een concentratie hoger dan 2 à 5 %, te reserveren voor applicatie t.h.v. hyperkeratotische letsels van knieën en ellebogen, vaak geassocieerd met een droge huid en de echte ichtyoses. Sterke concentraties dienen ter hoogte van het gelaat en bij kinderen ten stelligste vermeden te worden. Sommige personen met een gevoelige huid ondervinden een prikkelend gevoel, zelfs bij gebruik van laag geconcentreerde ureumcrèmes, en dit vnl. ter hoogte van het gelaat. Oplossingen van ionen (anionen, kationen) : ionen zijn in staat zich in een variërend patroon met watermolecules te omgeven. Tegenwoordig vindt men “hydraterende” crèmes op de markt waarin NaCl (3 %) verwerkt is, eventueel in combinatie met kleine hoeveelheden ureum. Alfa hydroxyzuren (en zouten) : melkzuur (lactaten), glycolzuur, glucuronzuur, druivenzuur (pyruvaten) enz. Dit zijn organische zuren die vaak aanwezig zijn in fruit, vandaar de benaming “fruitzuren”. Zij bezitten een hydroxylgroep in de alfa-positie van de carboxyl-groep en komen overeen met de algemene formule : OH R-CH < COOH Toevoeging in lage concentratie (vanaf 3 %) aan hydraterende producten kan het aspect van de huid verbeteren, niet door toename van de binding van water (tenzij melkzuur en vnl. lactaten), maar door in te werken op de soepelheid van de hoornlaag. Het werkingsmechanisme werd niet volledig opgehelderd. Melkzuur wordt vaak gecombineerd met ureum dat gestabiliseerd wordt en hydraterend werkt. De activiteit van hydroxyzuren is concentratie-afhankelijk; in een 12-20 % worden ze toegepast ter behandeling van ichtyose, hoge concentraties (30-70 %) worden onder medisch toezicht aangewend omwille van hun peeling-effect (ze veroorzaken irritatie). Hun therapeutisch effect is vooral duidelijk in een aantal aandoeningen waar de hoornlaag verdikt voorkomt t.h.v. het huidoppervlak (hyperkeratosen) of binnen de follikelopeningen (keratosis pilaris, acne). Hydroxyzuren zouden het keratinisatieproces controleren, waarbij een normale cohesie tussen nieuwgevormde cellen bevorderd wordt. Aminozuren (eiwithydrolysaten) : deze zouden substantief zijn voor huid (en haren) en de hoornlaag hydrateren door in “zwitter-ion”-vorm de watermolecules te stabiliseren in een soort van netwerk, zodat migratie naar de dermis of verdamping naar de atmosfeer toe verhinderd wordt. Enkele van de meest gebruikte substanties zijn proline, lysine en glutaminezuur. Ze worden dikwijl geassocieerd aan suikers. “Herstructurerende” lipofiele middelen Hiertoe behoren substanties die het onmerkbaar waterverlies verminderen door het beperken van de diffusie in het intercellulair cement, en bijgevolg ook de verdamping. De lipiden hiertoe aangewend zijn weinig occlusief doch vertonen gelijkenissen met de structuren van het intercellulair cement waardoor de cohesie van de hoorncellen kan verbeteren. Deze substanties zouden, zoals de epidermale lipiden, de barrièrefunctie in zekere mate kunnen herstellen. De meest gebruikte lipiden zijn onverzadigde vetzuren (essentiële vetzuren), ceramiden (cfr. supra) en fosfolipiden. Experimenten op proefdieren hebben aangetoond dat een verstoorde intercellulaire lipidensamenstelling kan genormaliseerd worden door topische applicatie van een mengsel van ceramiden, cholesterol en vrije vetzuren, verwerkt in propyleenglycolethanolmengsels. - Essentiële vetzuren : het meest actief en meest gebruikt zijn linol- en linoleenzuren, in min of meer hoge concentraties aanwezig in plantaardige oliën, bv. van zonnebloemen, soja, druivenpitten, noten, tarwekiemen; in lagere concentraties ook in olie van bv. bernagie en teunisbloem. - Ceramiden : deze worden gevormd door condensatie van een onverzadigd vetzuur en een amine, het sfingosine. Zij behoren tot de familie van de sfingolipiden. Het zijn natuurlijke bestanddelen, afkomstig uit de korrellaag die een belangrijke rol spelen in de structurering en de organisatie van de hoornlaag als huidbarrière, vermits ze zich organiseren in lamellaire lagen die identiek zijn aan cellulair membranen. Zij worden verkregen door extractie uit voornamelijk plantaardige bronnen (fytosfingosine), of worden chemisch gesynthetiseerd. Bepaalde ceramide-houdende formulaties bewijzen hun nut in het herstel van de barrièrefunctie van de huid bij atopische patiënten (cfr. verder). - Liposomen : zijn te beschouwen als microcapsulen, opgebouwd uit 1 of meerdere dubbellagen van vetten, met binnenin een waterfase, en in het geval van multilamellaire liposomen, een waterfase tussen de dubbellagen (cfr; figuur). Deze sfeertjes bestaan gewoonlijk uit fosfolipiden, waar men vaak sterolen aan toevoegt om de stabiliteit en de permeabiliteit te verhogen. Fosfolipiden zijn amfifiele structuren, die een polair deel bevatten (zoals choline) en een hydrofoob deel (vetzuurketens). De polaire koppen van de fosfolipiden zijn geordend naar de buitenkant, terwijl de lipofiele staarten naar de binnenkant van het dubbelmembraan gekeerd zijn. Het membraan is uiteindelijk hydrofoob en neemt lipofiele stoffen op, terwijl in de sfeertjes wateroplosbare bestanddelen kunnen geïncorporeerd worden. Amfifiele moleculen richten zich in de dubbellaag volgens hun polariteit. Liposomen zijn vaak afgeleid van natuurlijke bestanddelen, rijk aan fosfolipiden (bv. lecithines uit eieren, uit soja, …). Deze fosfolipiden zijn onverzadigd, zodat oxydatiereacties kunnen optreden, waardoor liposomen onstabiel zouden zijn : daarom voegt men vaak natuurlijke anti-oxidantia toe. Bepaalde laboratoria werken met “niosomen” opgebouwd uit synthetische niet-ionogene amfifielen. Deze zijn vrij stabiel en kunnen zoals de klassieke liposomen, hydrofiele en lipofiele substanties vervoeren. Ze bevatten slechts één lipofiele staart, nl. een alifatische verzadigde lipofiele keten. De invoering van liposomen in de cosmetologie (en in de dermatologie) kan de efficiëntie van huidverzorgingsproducten optimaliseren. Van kleine liposomen in topische producten wordt gezegd dat ze penetreren tussen de hoorncellen, binden aan de keratine en zodoende de huidoppervlakte meer lipofiel maken. Andere publicatie beschreven echter een uitwisseling van lipidencomponenten van de liposomen of lamellaire fracties in de preparaten met de endogene lipiden van de hoornlaag. Welke de interactie ook is, er werd aangetoond dat de fluïditeit van de intercellulaire lipidenmatrix verhoogt bij het gebruik van topica verrijkt met lamellaire dubbellagen, die bestaan uit fosfolipiden en polyonverzadigde vetzuren. Door geselecteerde actieve bestanddelen in het transportmiddel (hetzij een liposoom, hetzij een niosoom) in te kapselen, krijgt men cosmetisch gezien : Een betere hydratatie, door hydraterende substanties in te capsuleren en door innesteling van de liposomen zelf in de inter-corneocytaire cement : men verwacht hierdoor een betere intercellulaire cohesie waarbij minder waterverlies optreedt. Een betere elasticiteit. Een beter huidreliëf. Vaak worden ceramiden, poly-onverzadigde vetzuren en cholesterol gecombineerd. Allerlei Ter hydratatie worden nog allerhande “werkzame” stoffen aangewend zoals bv. proteasen die de huidschilfering verminderen, evenals planten-extracten en vitamines, waarvan de effectiviteit niet altijd duidelijk is. REINIGING VAN DE DROGE HUID Personen met de neiging tot een droge huid kunnen best het contact met zepen, detergenten, ontvettingsmiddelen en (heet) water tot een minimum beperken. Zelfs de mildste zepen, evenals bad- en doucheolies, die omwille van hun “mildheid” en beschermend effect op de huid specifiek aangeraden worden voor de reiniging van de droge huid, zijn niet steeds gevrijwaard van mogelijke irritatieve effecten. Zelfs na spoelen met water kunnen in sommige gevallen residus op de huid teruggevonden worden die de huidbarrière aantasten. Subklinische huidbeschadiging kan dan resulteren in verdere irritatie en het herstel van chronische irritatiecontactdermatitis vertragen (cfr. verder). 1. “Zeeploze” zepen Dit zijn preparaten op basis van synthetische (meestal anionische) detergenten, zgn. “syndets”, waarvan de pH van de oplossing de fysiologische zuurtegraad van de huid (4 à 6) benadert; ze worden niet beïnvloed door de hardheid van water, in tegenstelling tot echte zepen 2. “Echte” zepen Alhoewel de zgn. “zeeploze” zepen meestal voorgesteld worden als zijnde “mild voor de huid” en “klinisch of dermatologisch getest”, is er volgens verschillende studies geen enkel bewijs voorhanden als zouden “zeeploze” zepen superieur zijn t.o.v. de “echte” zepen. De huidvriendelijkheid van zepen (en andere reinigingsmiddelen) is niet specifiek afhankelijk van de pH. De schadelijkheid hangt eerder af van het ontvettend vermogen van het reinigingsmiddel. Alhoewel er tussen de natuurlijke zepen en de syndets onderling een groot verschil bestaat, veroorzaken echte zepen over ’t algemeen minder ontvetting en irritatie. Vandaar dat bij personen met huidaandoeningen zoals eczeem, psoriasis, en bij personen met een droge of gevoelige huid, aangeraden wordt “echte” zepen van vetten met langere vetzuurketens of syndets op basis van isethionaten, die tot de meest “huidvriendelijke” synthetische tensiden behoren te gebruiken. 3. “Overvette” verzachtende zepen Deze bevatten bestanddelen zoals lanolinederivaten, vetalcoholen, enz., met als doel een te sterke ontvetting van de huid tegen te gaan en een verzachtende film op de huid achter te laten, ter herstel van de natuurlijke lipidenfilm, welke deels verwijderd werd in het reinigingsproces. 4. Badschuimen Personen met een droge huid gebruiken best geen badschuim. 5. Douchegels Douchegels zijn qua samenstelling vergelijkbaar met badschuimen en shampoo’s; alhoewel te vermijden bij droge huid, zijn ze minder uitdrogend dan badschuim omdat de huid nog nagespoeld wordt. 6. Reinigingscrèmes en -melken Reinigingscrèmes en -melken variëren sterk in samenstelling. Meestal betreft het oplossingen van kleine concentraties synthetische detergenten of zepen in emulsievorm waarin verschillende vetten zijn geïncorporeerd, bedoeld ter bescherming en verzachting. Buiten de meest gebruikte O/W preparaten worden ook nog “cold creams” of koelzalven gebruikt, welke W/O formules zijn, en dit vnl. bij personen met een droge huid. 7. Lotions Lotions dienen om de huid te verfrissen en eventueel voor te bereiden op een applicatie van make-up producten (bv. fond-de-teint, blush of gezichtspoeders) waarin, indien bestemd voor droge huid, meestal vette bestanddelen aanwezig zijn om effect van sommige ingrediënten zoals talk, silicium en ijzeroxides te neutraliseren. Lotions voor “droge huid” zijn meestal alcoholvrij en bevatten kleine hoeveelheden emulgatoren, milde adstringentia en “bevochtigers”. 8. Badolies Badolies kunnen “dispersible” of dispergeerbaar zijn, “floating” of op het badwater bovendrijven, of voorkomen onder de vorm van korrels of poeders. - Dispergeerbare badolies bestaan grotendeels uit vloeibare paraffine en tamelijk grote hoeveelheden emulgatoren teneinde de olie onder de vorm van een “wolk” in het water te verdelen. Hoe meer de olie gedispergeerd is, hoe minder ze afgezet wordt op de huid, wat gepaard gaat met een minder “vettig” gevoel. Dergelijke olies bevatten meestal een zeer lage hoeveelheid parfum. Aanwezige tensiden zoals monoisopropanolamine (MIPA)-laureth sulfaat kunnen eventueel irriterend zijn, alhoewel andere aanwezige ingrediënten dit effect kunnen verhogen of verminderen. - Bovendrijvende badolies bestaan hoofdzakelijk uit minerale olie, isopropylmyristaat, lanolinederivaten en kleine hoeveelheden emulgatoren; zij vormen aan het wateropervlak een film van parfum en verzachtende substanties. - Badolie-korrels (-poeders) bevatten olie geabsorbeerd op het oppervlak van gemakkelijk vloeiende detergentenpoeders (bv. Calgon of natriumhexametafosfaat) of andere goed dispergeerbare stoffen (bv. melen). Wanneer ze aan het badwater toegevoegd worden, scheidt de olie zich af en verspreidt zich over het wateroppervlak. Bij droge huid zijn badolies het meest effectief wanneer de duur van het bad 15 à 20 minuten bedraagt, zoniet zijn sommige vettere “bodycrèmes” meer geschikt. (Oudere personen dienen gewaarschuwd te worden voor het feit dat badolies het bad “glibberig” maken!). 9. Douche-olies Douche-olies zijn recent op de markt verschenen en verschillen in samenstelling weinig van badolies; ze zijn wel iets visceuzer. Toevoeging van polidocanol (2 %) zou het jeuktegevoel, vaak gepaard met droge huid, kunnen verminderen. 10. Badzouten Badzouten zijn, behalve wat keukenzout of NaCl betreft, dat een duidelijk hydraterend effect heeft, enkel bedoeld om het water te verzachten, te kleuren en te parfumeren doch hebben meestal geen reinigende werking; een “gevoelige” huid wordt door dergelijke producten vaak geïrriteerd.