Dunnevezelneuropathie

advertisement
Stand van zaken
K L I NI SCH E PR AK TI JK
Dunnevezelneuropathie
Kennen is herkennen
Janneke G.J. Hoeijmakers, Mayienne Bakkers, Eveline W. Blom, Joost P.H. Drenth, Ingemar S.J. Merkies en Catharina G. Faber
• Dunnevezelneuropathie is een neuropathie waarbij de dunne ongemyeliniseerde C-vezels en gemyeliniseerde
Aδ-vezels zijn aangedaan.
• Klinisch wordt een geïsoleerde dunnevezelneuropathie gekenmerkt door sensore en autonome klachten en vrijwel geen afwijkingen bij neurologisch onderzoek, afgezien van hooguit een gestoorde pijn- en temperatuurzin.
• Specifieke tests voor het stellen van de diagnose ‘dunnevezelneuropathie’ zijn het huidbiopt, waarin de intraepidermale zenuwvezels die de basaalmembraan doorkruisen worden geteld, en kwantitatieve sensore en autonome testen.
• Diabetes mellitus komt het vaakst voor als oorzaak voor dunnevezelneuropathie. De overige oorzaken kunnen
worden ingedeeld in de categorieën: toxisch (bijvoorbeeld alcohol), metabool, immuungemedieerd, infectieus en
hereditair.
• Recent werd in een aanzienlijk deel (29%) van een groep patiënten met een idiopathische dunnevezelneuropathie
een mutatie in het SCN9A-gen aangetoond, die tot overmatig vuren van de dorsale ganglioncellen leidt.
• Behandeling van dunnevezelneuropathie bestaat met name uit symptomatische pijnbestrijding en indien mogelijk uit het behandelen van de onderliggende oorzaak.
Maastricht Universitair
Medisch Centrum, Maastricht.
Afd. Neurologie: drs. J.G.J. Hoeijmakers, aios
neurologie; drs. Mayienne Bakkers, aios
neurologie; dr. I.S.J. Merkies, neuroloog (tevens:
Spaarne ziekenhuis, Hoofddorp);
dr. C.G. Faber, neuroloog.
Afd. Klinische Genetica: drs. E.W. Blom,
klinisch geneticus.
Radboud Universitair Medisch Centrum
Nijmegen, afd. Gastroenterologie en
Hepatologie, Nijmegen.
Prof.dr. J.P.H. Drenth, mdl-arts.
Contactpersoon: drs. J.G.J. Hoeijmakers
([email protected]).
Bij 30-50% van de patiënten die de huisarts bezoekt met
lichamelijke klachten wordt geen onderliggende ziekte
als oorzaak gevonden. Voor de aanpak hiervan verscheen
in 2010 de multidisciplinaire richtlijn ‘Somatisch onvoldoende verklaarde lichamelijke klachten (SOLK) en
somatoforme stoornissen’.1 SOLK zijn lichamelijke klachten die langer dan enkele weken duren en waarbij bij adequaat medisch onderzoek geen somatische aandoening
wordt gevonden die de klachten voldoende verklaart.1 In
de tweedelijns somatische geneeskunde kunnen bijvoorbeeld fibromyalgie, het prikkelbare­darmsyndroom of het
chronisch-vermoeidheidssyndroom tot de SOLK worden
gerekend. Een ziektebeeld ‘onverklaard’ noemen, betekent
echter niet automatisch dat deze ‘onverklaarbaar’ of ‘ingebeeld’ is.2 Soms kan, wanneer het klachtenpatroon zich
verder ontwikkelt of als er nieuwe diagnostische tests
komen, in een later stadium een specifiekere diagnose
worden gesteld.
Ook bij patiënten met de diagnose ‘dunnevezelneuro­
pathie’ (DVN) blijven de klachten voorafgaand aan het
stellen van de diagnose vaak lange tijd onverklaard. Vaak
hebben deze patiënten verschillende soorten specialisten
geconsulteerd en niet zelden hebben zij zelfs een langdurig psychiatrisch traject doorlopen voordat de juiste
diagnose wordt gesteld. Mogelijk wordt dit veroorzaakt
door een presentatie van veelvoorkomende algemene
klachten zonder dat afwijkingen worden gevonden bij
oriënterend neurologisch onderzoek en zenuwgeleidingsNED TIJDSCHR GENEESKD. 2012;156:A4224
1
K L I NI SCH E PR AK TI JK
onderzoek. Met de komst van specifieke diagnostische
tests is het mogelijk geworden de aandoening DVN aan te
tonen; het blijkt hierbij dus niet om SOLK te gaan.
Er kan een behandelbare oorzaak ten grondslag liggen aan
DVN. Daarnaast leidt DVN vaak tot beperkingen in het
dagelijks leven.3 Daarom is het belangrijk dat de juiste
diagnose wordt gesteld, zodat kan worden begonnen met
een adequate oorzakelijke of symptomatische behandeling. Het is gebleken dat het stellen van een diagnose zinvol
is, zelfs wanneer dit niet leidt tot verandering van therapie,
omdat het zekerheid geeft aan de patiënt over de oorzaak
van de klachten.4
De laatste jaren ontstaat steeds meer duidelijkheid over
het klinisch beeld van DVN, de aanvullende diagnostiek
en de onderliggende oorzaken. Recent is bij een aanzienlijk
deel (29%) van patiënten die voldoen aan de strikte criteria
voor idiopathische DVN een afwijking in het SCN9A-gen
gevonden. Deze leidt tot een natriumkanalopathie in de
dorsale ganglioncellen en dunne zenuwvezels.5
Dit artikel geeft een beknopt overzicht van de huidige kennis over DVN. Dit is zowel voor huisartsen, neurologen als
andere specialisten van belang, omdat pijn een veelvoorkomende klacht is binnen bijna elk medisch vakgebied en
een kernsymptoom is van DVN.
Dunnevezelneuropathie
Definitie
DVN is een polyneuropathie waarbij de dunne ongemyeliniseerde C-vezels en gemyeliniseerde Aδ-vezels zijn aangedaan. Deze vezels verzorgen respectievelijk de warmteen koudeperceptie en veroorzaken pijnsensatie als reactie
op forse mechanische prikkels en chemische stoffen.
Daarnaast zijn ze een onderdeel van het autonome zenuwstelsel.6,7
De huidige definitie van DVN is: symptomen passend bij
DVN, geen tekenen van dikke-zenuwvezeldisfunctie bij
zowel neurologisch onderzoek als zenuwgeleidingsonderzoek, en afwijkingen in een huidbiopt en/of afwijkende
uitslagen van kwantitatieve sensorische testen.8,9 Soms
wordt betrokkenheid van dikke-zenuwvezeldisfunctie
binnen de definitie toegestaan, hoewel dan eigenlijk geen
sprake is van een geïsoleerde DVN.6,10 Een gouden standaard voor het stellen van de diagnose ontbreekt.
Klinisch beeld
Patiënten met een DVN presenteren zich met positieve
en negatieve sensorische symptomen en klachten van
autonome disfunctie (tabel 1). Positieve sensorische
symptomen bestaan uit brandende, prikkelende of schietende pijn. De minder opvallende negatieve symptomen
zijn verminderde pijn- en temperatuurzin.6,7 De sensorische klachten vertonen over het algemeen een patroon
dat verband houdt met de zenuwlengte, wat betekent dat
de klachten meestal distaal zijn gelokaliseerd.11 Soms is
er een meer diffuse, vlekkerige verdeling (figuur 1).12
Autonome disfunctie wordt gekenmerkt door droge ogen
en mond, accomodatiestoornissen, een veranderd transpiratiepatroon, mictiestoornissen, seksuele disfunctie,
gastrointestinale klachten, opvliegers, orthostatische
hypotensie en palpitaties.6 Tevens kan het ‘restless legs’syndroom voorkomen.13 Een klinische verdenking op
DVN is gerechtvaardigd als de patiënt 2 of meer symptomen heeft (zie tabel 1). Hierbij mag geen andere goede
verklaring voor de symptomen zijn, zoals orthostase of
obstipatie als bijwerking van medicatie.
Leeftijd waarop klachten beginnen
DVN kan zich op verschillende leeftijden openbaren,
afhankelijk van de onderliggende oorzaak. Bij de erfelijke
vorm kunnen klachten al optreden in de jeugd, maar ook
pas op de leeftijd van 50-60 jaar of daarna.5
Bevindingen bij lichamelijk onderzoek
Bij algemeen lichamelijk en neurologisch onderzoek worden bij een patiënt met geïsoleerde DVN in het algemeen
geen afwijkingen gevonden. Soms is er bij klinisch neu-
TABEL 1 Symptomen van een dunnevezelneuropathie
sensibel
autonoom
pijn (brandend, prikkelend of schietend)
allodynie
verminderde temperatuurzin
verminderde pijnzin
siccasyndroom
accomodatiestoornissen
hyperhidrosis of hypohidrosis
mictiestoornissen
impotentie, gestoorde lubricatie of
gestoorde ejaculatie
gastroparese
diarree of obstipatie
opvliegers
orthostatische klachten
palpitaties
Epidemiologie
Er zijn nog geen epidemiologische studies verricht naar de
prevalentie van DVN. Jaarlijks worden ongeveer 200
patiënten naar ons centrum verwezen met de vraag of er
sprake is van DVN. Hiervan blijkt ongeveer 75% inderdaad
een DVN te hebben. Van deze patiënten komt de helft uit
onze eigen regio; dit impliceert dat de aandoening waarschijnlijk niet heel zeldzaam is.
2
Dunnevezelneuropathie wordt op klinische gronden vermoed als er 2 of meer
van deze symptomen aanwezig zijn en er geen andere goede verklaring is voor
de symptomen.
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2012;156:A4224
Diagnostiek
Als een patiënt zich met bovenstaande klachten presenteert kan gedacht worden aan een pijnlijke polyneuro­
pathie. Het gebruikelijke zenuwgeleidingsonderzoek
middels elektromyografie (emg), laat bij een geïsoleerde
DVN echter geen afwijkingen zien, omdat hiermee alleen
de dikke zenuwvezels worden getest.14 Voor het stellen
van de diagnose ‘DVN’ zijn specifieke tests beschikbaar.
Tot de standaarddiagnostiek behoren het huidbiopt en
het temperatuurdrempel-onderzoek, die wij hieronder
nader toelichten.8,9 Autonome functietesten hebben een
lage sensitiviteit en zijn dus bij DVN weinig zinvol.10
Met een laser- of hittepuls kunnen dunne zenuwvezels
geactiveerd worden; registratie van de hierbij opgewekte
actiepotentialen is mogelijk.15 Deze laatste technieken
kunnen wellicht gebruikt worden in de diagnostiek van
DVN, maar de precieze waarde hiervan is nog niet systematisch onderzocht. Tevens wordt de eenvoudig uitvoerbare huidrimpeltest bij de diagnostiek van DVN beschreven; hierbij wordt huidrimpeling geïnduceerd door
onderdompeling in water of het aanbrengen van een
‘eutectic mixture of local anaesthetics’(EMLA)-crème.
Een verminderde rimpeling kan passen bij disfunctie van
dunne zenuwvezels.16 De exacte toepasbaarheid van deze
test is nog onduidelijk en referentiewaarden ontbreken
vooralsnog.
afkapwaarden (5e percentiel) voor klinisch gebruik. De
IENFD neemt af met de leeftijd.18
Temperatuurdrempel-onderzoek
Bij het temperatuurdrempel-onderzoek (TDO) worden
de drempels voor het waarnemen van warmte, koude en
pijn bepaald.19 Voor het TDO is een goede coöperatie van
de patiënt vereist. Hierdoor kan de sensitiviteit en specificiteit van de test verschillen. Een afwijkende uitslag van
het TDO is een van de criteria in de huidige definitie van
DVN.9
Oorzaken
Op het moment dat de diagnose ‘DVN’ is gesteld op basis
van het klinische beeld in combinatie met een afwijkend
huidbiopt en/of een afwijkende TDO-uitslag, zal gezocht
1
2
3
4
5
6
7
Huidbiopt
Het huidbiopt is een betrouwbare, minimaal invasieve en
veilige methode voor het bepalen van de intra-epidermale
zenuwvezeldichtheid (‘intraepidermal nerve fiber density’, IENFD).17 Een stansbiopt van 3 mm wordt circa 10
cm boven de laterale malleolus afgenomen, waarna het
biopt een immunohistochemische kleuring ondergaat
met antilichamen tegen het neuronspecifieke eiwit ‘protein-gene-product 9.5’ (PGP 9.5); vervolgens wordt het
aantal dunne zenuwvezels dat de basaalmembraan passeert onder een lichtmicroscoop geteld (figuur 2).
De laatste jaren zijn grote studies verricht om goede referentiewaarden voor de IENFD te verkrijgen.3 Recent zijn
de gepoolde referentiewaarden van 8 laboratoria uit
Europa, de Verenigde Staten en Azië gepubliceerd met
8
9
10
FIGUUR 1 Pijnverdeling bij patiënten met dunnevezelneuropathie. Voor de
pijnintensiteit werd een schaal van 1-10 gebruikt, waarbij een score van 10 de
meest intense pijn denkbaar aangeeft. Weergegeven is de verdeling van pijn bij
een groep van 48 patiënten met een dunnevezelneuropathie die is bewezen met
een huidbiopt. Vaak ervoeren patiënten distaal de meeste pijn, maar bij
sommigen was er een meer diffuus patroon.
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2012;156:A4224
3
K L I NI SCH E PR AK TI JK
rologisch onderzoek verminderde pijnzin aan de voeten,
of verminderde temperatuurzin,6,7 hoewel dit laatste vaak
niet wordt getest. Tekenen van dikke-zenuwvezeldisfunctie, zoals verminderde kracht, gestoorde proprioceptie, verminderde vibratiezin en verlaagde spierrekkingsreflexen, worden niet gevonden. Als bij onderzoek
geen afwijkingen worden gevonden, kan de arts soms
gaan twijfelen aan een organische oorzaak van de klachten.
K L I NI SCH E PR AK TI JK
worden naar een onderliggende oorzaak, als deze nog
niet bekend was.
Diabetes mellitus komt het vaakst als onderliggende oor-
zaak voor; hierbij zijn echter vaak tevens de dikke
zenuwvezels betrokken. De overige oorzaken kunnen
worden onderverdeeld in verschillende groepen: toxisch,
50 µm
a
50 µm
b
FIGUUR 2 Huidbiopten van (a) een gezond persoon met een niet-afwijkende intraepidermale zenuwvezeldichtheid (IENFD) en (b) een patiënt met
dunnevezelneuropathie, gekenmerkt door een verlaagde IENFD. Beide personen komen overeen in leeftijd en geslacht. De gele pijlen geven de dunne zenuwvezels
aan die de basaalmembraan passeren (immuunhistochemische kleuring met antilichamen tegen neuronspecifiek ‘protein-gene-product’).
4
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2012;156:A4224
In het verleden zijn 3 pijnsyndromen beschreven met een
mutatie in het SCN9A-gen die leidt tot toe- of afname
van de functie van Nav1.7. Toename van de functie leidt
tot de ziektebeelden primaire erythermalgie en het
paroxysmale-extreme-pijnsyndroom; afname van de
functie leidt tot congenitale ongevoeligheid voor pijn.23
Met name het klinische beeld van primaire erythermalgie vertoont overeenkomsten met DVN. Bij beiden is er
vaak sprake van een brandende distale pijn. Bij erythermalgie dient per definitie tevens een rode verkleuring
van de extremiteiten op te treden die toeneemt bij warmte
en inspanning. Deze verkleuring wordt bij 1 à 2 op de 3
patiënten met DVN ook gezien. Soms wordt primaire
erythermalgie ook als een uiting van DVN beschreven.24
In een groep van 28 patiënten die voldeden aan de strikte
criteria van idiopathische DVN – klachten passend bij
DVN, geen aanwijzingen voor betrokkenheid dikke
zenuwvezels, afwijkend huidbiopt en afwijkend TDO,
geen onderliggende oorzaak –, werd bij 8 patiënten (29%)
een nieuwe mutatie in het SCN9A-gen gevonden; 2 van
TABEL 2 Ziektebeelden die ten grondslag kunnen liggen aan
dunnevezelneuropathie, ingedeeld naar ziektecategorie5-7
ziektecategorie
ziektebeeld
metabool
diabetes mellitus
gestoorde glucosetolerantie
schildklierafwijkingen
vasculitis
ziekte van Sjögren
sarcoïdose
systemische lupus erythematodes
guillain-barrésyndroom
cryoglobulinemie
coeliakie
monoklonale gammopathie
hepatitis C
hiv
ziekte van Lyme
lepra
epstein-barrvirus
botulisme
difterie
alcoholabusus
medicatie (chemotherapie)
vitamine B 6-intoxicatie
dunnevezelneuropathie met SCN9A-mutatie
hereditaire sensorische en autonome neuropathie
familiaire amyloïdose
ziekte van Tangier
ziekte van Fabry
ataxie van Friedreich
erythermalgie
‘burning feet’-syndroom
idiopathische dunnevezelneuropathie
immuungemedieerd
infectieus
Mutaties SCN9A-gen
In een recente studie is gezocht naar een etiologische
basis voor DVN. Hierbij werd specifiek gekeken naar
mutaties in het SCN9A-gen, dat codeert voor het spanningsafhankelijke natriumkanaal Nav1.7. Dit kanaal
speelt een centrale rol in pijnregulatie.
Spanningsafhankelijke natriumkanalen spelen een
belangrijke rol bij het genereren en de geleiding van
actiepotentialen, onder andere in neuronen in het centrale en perifere zenuwstelsel.21,22 In de dorsale ganglioncellen en dunne axonen van perifere zenuwcellen komen
de spanningsafhankelijke natriumkanalen Nav1.7, Nav1.8
en Nav1.9 voor.
toxisch
hereditair
idiopathisch
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2012;156:A4224
5
K L I NI SCH E PR AK TI JK
metabool, immuungemedieerd, infectieus en hereditair
(tabel 2).5-7
Een uitgebreide anamnese met vragen naar alcoholgebruik, gebruik van vitaminepreparaten en gebruik van
medicatie, zowel op dit moment als in het verleden, kan
duidelijkheid geven over mogelijke toxische oorzaken.
Het effect van het staken van de toxische middelen op het
beloop van DVN is nog niet systematisch onderzocht.
Een positieve familieanamnese voor dezelfde klachten
maakt een erfelijke oorzaak waarschijnlijker.
Laboratoriumonderzoek kan onder andere nierfunctiestoornissen, diabetes mellitus, coeliakie, vitaminedeficiënties en monoklonale gammopathie uitsluiten. Een
glucosetolerantietest is zinvol omdat een gestoorde glucosetolerantie een DVN kan veroorzaken, lijkend op die
van een beginnende diabetische neuropathie. Een röntgenfoto van de thorax wordt verricht om vast te stellen of
er aanwijzingen zijn voor sarcoïdose. Indien er afwijkingen worden gevonden kan men de patiënt verwijzen naar
de internist of longarts voor verdere analyse van het ziektebeeld en eventueel behandeling.
Voor het aantonen van de ziekte van Fabry wordt de
α-galactosidaseactiviteit bepaald en wordt bij vrouwen
tevens analyse verricht naar mutaties in het GLA-gen, dat
codeert voor α-galactosidase. In geval van de ziekte van
Fabry lijkt enzymvervangingstherapie een positief effect
te hebben op de pijn. Herstel van het aantal dunne
zenuwvezels is beschreven.20 Bij een sterke verdenking
op systemische amyloïdose kan een buikhuid- of rectumbiopt geïndiceerd zijn, bij de ziekte van Sjögren een lipbiopt.
In verschillende studies wordt bij 22,6-93,0% van de
patiënten met DVN geen onderliggende oorzaak gevonden;6,8 in onze eigen serie is dit ongeveer 30%. De grote
verschillen in dit percentage tussen de studies wordt
waarschijnlijk veroorzaakt doordat er verschillende definities voor het stellen van de diagnose worden gebruikt
en doordat aanvullende diagnostiek naar een onderliggende oorzaak verschilt.
▼ Leerpunten ▼
K L I NI SCH E PR AK TI JK
• Bij patiënten met onbegrepen neuropathische pijnklachten zonder afwijkingen bij algemeen lichamelijk en neurologisch onderzoek moet de diagnose ‘dunnevezelneuropathie’ overwogen
worden.
• Dunnevezelneuropathie is een polyneuropathie waarbij dunne
zenuwvezels zijn aangedaan.
• De diagnostiek bestaat uit bepaling van de intra-epidermale
zenuwvezeldichtheid en onderzoek van de pijn- en temperatuurdrempel van de patiënt.
• Een mutatie in het SCN9A-gen zou bij een deel van de patiënten de
onderliggende oorzaak kunnen zijn.
pleisters effect te hebben.25 Het is belangrijk een medicament voldoende lang (4-8 weken) in een voldoende hoge
dosering voor te schrijven voordat het effect kan worden
beoordeeld. Als de pijn niet goed onder controle te krijgen
is, kan de patiënt verwezen worden naar een pijncentrum.
Prognose
Er zijn nog geen longitudinale studies naar het beloop van
DVN. Het beeld lijkt wisselend te zijn, met kans op spontane remissie of het bereiken van een stabiele fase, maar er
zijn ook patiënten beschreven met progressie van de
klachten.8
Conclusie
deze 8 patiënten hadden dezelfde mutatie.5 Deze mutaties
werden vervolgens ingebouwd in humane embryonale
niercellen en dorsale-ganglioncellen. Functionele ‘patch
clamp’- en ‘current clamp’-studies, waarbij op celniveau
de ionenstroom door een ionkanaal kan worden gemeten,
lieten zien dat de mutaties functionele gevolgen hadden
voor het natriumkanaal; bij elke mutatie ontstond namelijk overmatig vuren van de dorsale ganglioncellen. De
hypothese is dat dit overmatige vuren leidt tot pijnklachten en autonome disfunctie, en tevens tot axonale degeneratie van de dunne zenuwvezels met als gevolg afname van
IENFD.5
Behandeling
Als bij een patiënt met DVN een onderliggende oorzaak
wordt gevonden, is behandeling hiervan de meest logische
benadering, ook al is er tot op heden weinig onderzoek
gedaan naar het effect van zo’n oorzakelijke behandeling
op de DVN. Bij een groot deel van de patiënten is DVN
echter idiopathisch of bestaat er geen oorzakelijke behandeling. In de toekomst zou een specifieke natriumkanaalblokker mogelijk verlichting kunnen bieden bij patiënten
met een SCN9A-genmutatie.
Symptomatische pijnbehandeling is met name gericht op
het bestrijden van de neuropathische pijnklachten. In september 2010 is een Europese richtlijn verschenen voor de
behandeling van neuropathische pijn.25 Als eerste keus
worden tricyclische antidepressiva, de anti-epileptica
gabapentine en pregabaline en de selectieve serotonineen noradrenaline-heropnameremmers duloxetine en venlafaxine aangeraden. Daarbij kan tramadol bij exacerbaties
van pijn gegeven worden of bij overheersende niet-neuropathische pijn. Gezien de kans op afhankelijkheid en misbruik worden sterke opiaten pas als derdelijnstherapie
beschreven.
Bij hiv-polyneuropathie werkt lamotrigine goed en blijkt
ook het roken van cannabis en gebruik van capsaïcine6
DVN is een aandoening van de dunne ongemyeliniseerde
C-vezels en gemyeliniseerde Aδ-vezels, waarbij sprake is
van sensorische en autonome klachten en bij neurologisch
onderzoek hooguit een gestoorde pijn- en temperatuurzin.
DVN wordt in het algemeen gedefinieerd als een klinisch
beeld passend bij DVN plus afwijkingen in het huidbiopt
en/of afwijkende uitslagen van het temperatuurdrempelonderzoek. Diabetes mellitus komt het vaakst voor als
onderliggende oorzaak voor DVN. De overige oorzaken
zijn toxiciteit en metabole, immuungemedieerde, infectieuze of hereditaire aandoeningen. Een groot deel van de
patiënten heeft echter idiopathische DVN. De behandeling bestaat uit symptomatische pijnbestrijding en indien
mogelijk uit het behandelen van de onderliggende oorzaak.
Recent werd bij een derde van de patiënten met idiopathische DVN een mutatie in het SCN9A-gen gevonden. De
hypothese is dat dit leidt tot de pijnklachten en autonome
disfunctie, en tevens tot axonale degeneratie van de dunne
zenuwvezels met een afname van de intra-epidermale
vezeldichtheid (IENFD) tot gevolg. Deze bevindingen dragen bij aan de kennis over de etiologie van DVN en zouden
in de toekomst tot betere behandelopties kunnen leiden.
Ron J. Meijer leverde opbouwende kritiek en waardevolle suggesties op een eerdere versie van het manuscript.
Belangenconflict: J.P.H. Drenth is adjunct-hoofdredacteur van het Nederlands
Tijdschrift voor Geneeskunde; het instituut waar hij werkt ontving subsidies van
MLDS, Axcan Pharma, BBMRI, PIDON, IPSEN, Novartis en de Nierstichting.
I.S.J. Merkies ontving reiskostenvergoeding van de Peripheral Nerve Society.
Financiële ondersteuning voor dit artikel: geen gemeld.
Aanvaard op 28 december 2011
Citeer als: Ned Tijdschr Geneeskd. 2012;156:A4224
>Meer op www.ntvg.nl/klinischepraktijk
●
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2012;156:A4224
1
Blankenstein AH, Bouman TK, Feltz-Cornelis CM, Fischer ER. Horst van
der HE, Swinkels JA (red). Somatisch onvoldoende verklaarde
lichamelijke klachten en somatoforme stoornissen. Utrecht: Trimbos-
3
4
et al. European Federation of Neurological Societies/Peripheral Nerve
unexplained clinical conditions. Ann Intern Med. 2001;134:868-81.
Society Guideline on the use of skin biopsy in the diagnosis of small fiber
Bakkers M, Merkies ISJ, Lauria G, et al. Intraepidermal nerve fiber
neuropathy. Report of a joint task force of the European Federation of
density and its application in sarcoidosis. Neurology. 2009;73:1142-8.
Neurological Societies and the Peripheral Nerve Society. Eur J Neurol.
Asch DA, Patton JP, Hershey JC. Knowing for the sake of knowing: the
Faber CG, Hoeijmakers JGJ, Ahn H-S, Cheng X, Han C, Choi J-S, et al.
Gain of function Na(V) 1.7 mutations in idiopathic small fiber
6
Lacomis D. Small-fiber neuropathy. Muscle Nerve. 2002;26:173-88.
7
Lauria G. Small fibre neuropathies. Curr Opin Neurol. 2005;18:591-7.
8
Devigili G, Tugnoli V, Penza P, et al. The diagnostic criteria for small fibre
neuropathy: from symptoms to neuropathology. Brain. 2008;131:1912-25.
Tesfaye S, Boulton AJM, Dyck PJ, et al. Diabetic neuropathies: update on
definitions, diagnostic criteria, estimation of severity, and treatments.
at the distal leg: a worldwide normative reference study. J Peripher Nerv
Syst. 2010;15:202-7.
204.
20 Burlina AP, Sims KB, Politei JM, et al. Early diagnosis of peripheral
nervous system involvement in Fabry disease and treatment of
neuropathic pain: the report of an expert panel. BMC Neurol. 2011;11:61.
21 Drenth JPH, te Morsche RHM, Michiels JJ. Van gen naar ziekte; de
neuropathische ziekte ‘primaire erythermalgie’ als gevolg van mutaties in
een natriumpompgen. Ned Tijdschr Geneeskd. 2006;150:194-6.
Diabetes Care. 2010;33:2285-93.
10 10Stewart JD, Low PA, Fealey RD. Distal small fiber neuropathy: results of
tests of sweating and autonomic cardiovascular reflexes. Muscle Nerve.
22 Catterall WA. From ionic currents to molecular mechanisms: the
structure and function of voltage-gated sodium channels. Neuron.
2000;26:13-25.
1992;15:661-5.
11
2010;17:903-12, e44-9.
18 Lauria G, Bakkers M, Schmitz C, et al. Intraepidermal nerve fiber density
19 Yarnitsky D. Quantitative sensory testing. Muscle Nerve. 1997;20:198-
neuropathy. Annals of Neurology. 2011;(epub).
9
sympathetic skin response. J Neurol Neurosurg Psychiatry. 2008;79:835-7.
Aaron LA, Buchwald D. A review of the evidence for overlap among
value of prognostic information. Med Decis Making. 1990;10:47-57.
5
fibre neuropathy: comparison with epidermal nerve density and
17 Lauria G, Hsieh S-T, Johansson O, Kennedy WR, Leger J-M, Mellgren SI,
instituut; 2010.
2
16 Teoh HL, Chow A, Wilder-Smith EP. Skin wrinkling for diagnosing small
Gorson KC, Ropper AH. Idiopathic distal small fiber neuropathy. Acta
23 Drenth JPH, Waxman SG. Mutations in sodium-channel gene SCN9A
cause a spectrum of human genetic pain disorders. J Clin Invest.
Neurol Scand. 1995;92:376-82.
12 Gemignani F, Giovanelli M, Vitetta F, et al. Non-length dependent small
fiber neuropathy. a prospective case series. J Peripher Nerv Syst.
2007;117:3603-9.
24 Davis MD, Weenig RH, Genebriera J, Wendelschafer-Crabb G, Kennedy
WR, Sandroni P. Histopathologic findings in primary erythromelalgia are
2010;15:57-62.
13 Polydefkis M, Allen RP, Hauer P, Earley CJ, Griffin JW, McArthur JC.
Subclinical sensory neuropathy in late-onset restless legs syndrome.
nonspecific: special studies show a decrease in small nerve fiber density. J
Am Acad Dermatol. 2006;55:519-22.
25 Attal N, Cruccu G, Baron R, et al. EFNS guidelines on the
Neurology. 2000;55:1115-21.
14 Krarup C. An update on electrophysiological studies in neuropathy. Curr
pharmacological treatment of neuropathic pain: 2010 revision. Eur J
Neurol. 2010;17:1113-e88.
Opin Neurol. 2003;16:603-12.
15 Arendt-Nielsen L, Chen ACN. Lasers and other thermal stimulators for
activation of skin nociceptors in humans. Neurophysiol Clin. 2003;33:25968.
NED TIJDSCHR GENEESKD. 2012;156:A4224
7
K L I NI SCH E PR AK TI JK
Literatuur
Download