Limburgse Werkgroep Bouwstoffen en Grondstromen email: [email protected] www.lwbg.nl Toepassing van zeefzand uit groenafval. Vanuit de praktijk heeft de LWBG de vraag gekregen hoe om te gaan met zeefzand uit groenafval in het kader van het Besluit bodemkwaliteit. Het gaat in deze om groenafval met aanhangende grond. Het reguliere snoei- en groenafval valt niet onder het regime van het Bbk, en wordt hier buiten beschouwing gelaten. De concrete vraag was of de bij het productieproces vrijkomende fijnere zeeffractie als grond mocht worden toegepast in een geluid- en zichtwal in het kader van het Bbk. Om te komen tot een antwoord is eerst gekeken naar de uitgangspunten en het productieproces met speciale aandacht voor de samenstelling van de fijnere zeeffractie. Productieproces. Bij inrichtingen wordt biomassa in de vorm van groenafval aangeleverd. Dit groenafval wordt, na eventueel te zijn verkleind in een shredder, gezeefd (in normale bedrijfsvoering wordt hiervoor een maasgrootte toegepast van 10 tot 40 mm) en gescheiden in grof organisch materiaal en een fijnere zeeffractie met zand. Uit de grove fractie kunnen de bodemvreemde bestanddelen worden uitgelezen (b.v. middels handpicking). Organisch materiaal. Het grove organisch materiaal kan o.m. verbrand worden voor de opwekking van energie. Ook kan dit organisch materiaal verder bewerkt worden tot compost. Dit compost kan weer verwerkt worden in grondproducten conform BRL9335-4. (Zie ook het bijgevoegde schema “Zeefzand uit groenafval”). De fijne zeeffractie. Bij dit voorbeeld is de markt er van uitgegaan dat het vrijkomende zeefzand gezien kan worden als grond. Dit zeefzand is in het voorbeeld dat aan de LWBG ter beschikking is gesteld dan ook uitgekeurd middels een AP04 onderzoek conform protocol 1001 (grond). Bij dit aan de LWBG ter beschikking gesteld onderzoek is men uitgegaan van de volgende uitgangspunten: al het onderzochte groenafval is niet afkomstig van als verontreinigings- of saneringslocaties bekende locaties; al het groenafval is afkomstig van onderhoud uit openbare gebieden zoals plantsoenen en parken; het zeefzand is door een laboratorium onderzocht op droge stof gehalte en op gehalte aan delen groter dan 2 mm. [LWBG: De delen groter dan 2 mm geven de bovengrens aan van het gehalte bodemvreemd materiaal. Grind dat groter is dan 2 mm en mogelijk aanwezig is in het zeefzand zou tot het deel grond gerekend mogen worden]. het laboratorium heeft het gehalte aan delen > 2 mm bepaald door eerst het veldvochtige uitgangsmateriaal te drogen. [B+ heeft al aangeven dat dit van invloed kan zijn op het aandeel organisch bodemvreemd materiaal. Het laboratorium geeft echter aan dat het zeven van het veldvochtige materiaal niet of niet goed mogelijk is]. Toepassing van zeefzand uit groenafval versie 20112012.docx Pagina 1 Limburgse Werkgroep Bouwstoffen en Grondstromen email: [email protected] www.lwbg.nl - - het percentage > 2 mm, dat door het laboratorium op d.s. is gerapporteerd, is door het onderzoeksbureau terug gerekend op het uitgangsmateriaal, het veldnatte zeefzand. [Red; dit omdat in het Bbk (en ook protocol 1001) het aandeel bodemvreemd materiaal in veldvochtig materiaal wordt opgegeven]. Dit was 11,7 % van het uitgangsmateriaal c.q. minder dan 20 % bodemvreemd. het bureau geeft aan dat volgens Bodem+ het is toegestaan om partijen zeefgrond uit biomassa (conform eerste twee punten) samen te voegen. in het onderhavige geval is door het bureau de partij als zijnde 1 deelpartij zeefzand middels protocol 1001 onderzocht op standaardpakket grond en uitgekeurd. bij de generiek toetsing is gebruik gemaakt van de in het zeefzand (fractie < 2 mm) gevonden lutum- en organische stof gehalte, in dit geval L= 5,3 en H=14,9 massa-%. Er werd een kwaliteit ‘wonen’ vastgesteld. Onderzoeksrapport. De LWBG heeft het onderzoeksrapport bekeken en ook andere vergelijkbare onderzoeksrapporten. Tevens zijn aan de LWBG monsters beschikbaar gesteld van dergelijk materiaal als ook de daarbij behorende analyseresultaten. Hierbij is het materiaal niet alleen bekeken als grond maar eveneens als een bouwstof. Ook is er gekeken naar beschikbare gegevens middels een literatuuronderzoek. Knelpunten. 1. Is er sprake van grond? Hierbij gaat het om de vraag of het materiaal voldoet aan de definitie van grond zoals die is opgenomen in het Bbk. Bbk, art. 1: Grond: vast materiaal dat bestaat uit minerale delen met een maximale korrelgrootte van 2 millimeter en organische stof in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen, alsmede van nature in de bodem voorkomende schelpen en grind met een korrelgrootte van 2 tot 63 millimeter, niet zijnde baggerspecie Bbk, art 34 lid 2: “voor de toepassing van dit besluit wordt onder grond of baggerspecie mede verstaan, grond of baggerspecie die is vermengd met ten hoogste 20 gewichtsprocenten bodemvreemd materiaal.” 2. Kan het materiaal ook in de toekomst voldoen aan de eisen van het Bbk? 3. Is uitgegaan van het juiste analysepakket? Ad. 1. Dit was voor de LWBG een cruciale overweging. Bij het beoordelen van de monsters van het gezeefde materiaal liepen de meningen regelmatig uit een. Duidelijk was dat als er sprake is van meer dan 20 % bijmenging het geen grond betreft. De ene keer werd het als compost beoordeeld, de andere keer als houtshredder afval en vervolgens als zand met organisch materiaal (zoals een bosbodem). Ook was er discussie over de zinsnede ‘in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen’ in relatie tot dit door een bewerking (shredderen en scheiden) ontstane materiaal en of er wel sprake was van grond zoals bedoeld in het Bbk. Het was dus allerminst duidelijk dat er voor dit soort gezeefde materialen een eensluidende definitie kan worden gegeven! Uit de toelichting van het Bbk valt op te maken hoe met name naar de passage “in een verhouding en met een structuur” gekeken moet worden. De basisdefinities zijn gebaseerd op de samenstelling van het materiaal. De directe herkomst van het materiaal is daarmee niet bepalend voor de vraag of er sprake is van grond. Wel zal het steeds gaan om materiaal dat Toepassing van zeefzand uit groenafval versie 20112012.docx Pagina 2 Limburgse Werkgroep Bouwstoffen en Grondstromen email: [email protected] www.lwbg.nl oorspronkelijk afkomstig is uit de bodem. Het moet immers gaan om materiaal “in een verhouding en met een structuur zoals deze in de bodem van nature worden aangetroffen”. (Bodem+) Dit leidde tot de conclusie en aanbeveling dat elke te beoordelen uitgezeefde partij door een daartoe gecertificeerde (veld)medewerker dient te worden beoordeeld. Hij of zij bepaalt telkens weer of er sprake is van grond, van een niet-vormgegeven bouwstof of anders, en of het materiaal voldoet aan de bijbehorende definitie zoals opgenomen in het Bbk. Dit dient uiteraard vervolgens als zodanig te worden vastgelegd in het bemonsteringsverslag. Bij onduidelijkheid verdient het aanbeveling om in een vroegtijdig stadium contact op te nemen met het bevoegd gezag om samen tot een gelijkluidende classificatie te komen. Ad. 2. Bij de overweging of het materiaal in de toekomst ook nog kan voldoen aan de eisen van het Bbk bleek dit voornamelijk afhankelijk van te zijn of er sprake is van al dan niet stabiel eindproduct. Het is bekend dat organisch materiaal door de invloed van microbiologisch leven wordt afgebouwd. De concentratie H zal dus in de tijd afnemen. In het aan de LWBG ter beschikking gestelde voorbeeld was er zoals reeds genoemd sprake van een L/H=5,3/14,9 massa-%. De toetsing met deze gehalten levert het keuringsresultaat klasse wonen op. Wordt ervan uitgegaan dat het organische stof gehalte in de tijd zal afnemen dan zou vanaf een H< 5,2 sprake zijn van niet-toepasbare grond! Dit leidde tot de aanbeveling van de LWBG om na te gaan of bij een toetsing met H=2 dit leidt tot de conclusie dat voor de beoogde toepassing sprake is van toepasbaar materiaal. Is dit het geval dan zijn er geen problemen te verwachten door afbraak van het organische materiaal. Ad. 3. De LWBG is bij het gepresenteerde rapport, naast de bezwaren zoals hierboven beschreven, van mening dat er te weinig aandacht is geschonken aan het voorkomen van andere kritische stoffen die niet in het standaardpakket zijn opgenomen. Te denken valt hierbij aan bijvoorbeeld bestrijdingsmiddelen die veelvuldig bij het groenonderhoud worden ingezet. (NB: de PCB’s worden bij het standaardpakket wel standaard onderzocht maar deze stofgroep geeft geen indicatie voor de aanwezigheid van andere (gechloreerde) verbindingen die bijvoorbeeld vallen onder de stofgroep van de bestrijdingsmiddelen). Hiervoor zou een screening op deze verbindingen een mogelijkheid zijn. Bodemplus In het recente verleden heeft Bodemplus al een FAQ gepubliceerd met de titel “Onder welke regelgeving valt uit groenafval gezeefde grond?”. Hierin was o.m. aangegeven dat: - zeefzand uit groenafval geen compost is, ook niet als het organische stof gehalte hoger is dan 10% (m/m); - zeefzand moet voldoen aan de definitie van grond uit het Bbk, c.q. er mag maximaal 20% (m/m) bodemvreemd materiaal in aanwezig zijn zoals takjes groter dan 2 mm; - voor sommige toepassingen zijn sommige soorten bijmengingen ongewenst (b.v. piepschuim bij toepassing in tuinen of in oppervlaktewateren); - het samenvoegen van verschillende partijen zeefzand is uitsluitend mogelijk onder BRL9335 erkenning; (Merk op dat dit in tegenspraak is met hetgeen volgens het bureau door Bodem+ Toepassing van zeefzand uit groenafval versie 20112012.docx Pagina 3 Limburgse Werkgroep Bouwstoffen en Grondstromen email: [email protected] www.lwbg.nl is gezegd en door het bureau is opgenomen in het rapport). - toediening van zeefzand aan land- of tuinbouwpercelen als ware het compost kan risico geven op onkruidzaden en pathogenen. B+ heeft ook nog aangegeven dat nog geen duidelijkheid is over het samen voegen van partijen groenafval vóór afzeving c.q. of dit valt onder het begrip samenvoegen uit het Bbk. Hierover zijn nog geen richtlijnen opgesteld. B+ zal te zijner tijd hierover een officieel standpunt innemen. Tot die tijd wordt geadviseerd om geen groenafval van verontreinigde terreinen (saneringslocaties) te mengen met groenafval afkomstig van schone locaties. Bouwstof? Na de behandeling van de vraag of deze materialen konden voldoen aan de definitie van grond kwam de vraag van een derde partij of materiaal dat evident niet voldoet aan de definitie van grond dan eventueel als bouwstof kan worden beoordeeld. Bbk, art. 1: Bouwstof: materiaal waarin de totaalgehalten aan silicium, calcium of aluminium tezamen meer dan 10 gewichtsprocent van dat materiaal bedragen, uitgezonderd vlakglas, metallisch aluminium, grond of baggerspecie, dat is bestemd om te worden toegepast; Bbk, art. 26 lid 2: Voor de toepassing van dit besluit wordt onder bouwstof mede verstaan, een bouwstof die is vermengd met ten hoogste 20 gewichtsprocenten grond of baggerspecie, voor zover deze grond of baggerspecie daar geen functioneel onderdeel van uitmaakt. Gelet op de beantwoording van vraag 1 onder ‘knelpunten’ ligt deze beslissing in een vroeg stadium bij de onafhankelijke partij, het onderzoeksbureau. Omdat het bevoegd gezag later een oordeel moet vellen is het aan te bevelen om beide partijen in een zo vroeg mogelijk stadium hier overleg over te laten voeren zodat in het onderzoekstadium al overeenstemming is met het bevoegde gezag en dit niet achteraf tot problemen leidt. Bij een van de monsters waar gerede twijfel bestond of het materiaal wel kon voldoen aan de definitie van grond, omdat de structuur niet vergelijkbaar was met grond, is dit materiaal vervolgens onderzocht of het voldoet aan de eis van een bouwstof uit artikel 1 Bbk. Dit was het geval. Het eveneens door ons beoordeelde materiaal kon in dit geval als bouwstof onderzocht worden mede omdat het minder dan 20 % zand bevatte. Als het geen grond is en het geen bouwstof is geeft de toelichting op het besluit aan dat , waar nodig of zinvol, er door scheiding een stroom grond en een stroom bouwstof geproduceerd kan worden. E.e.a. heeft geleid tot de volgende aanbeveling van het LWBG: om de onduidelijkheid te verminderen zou men in het productieproces kunnen beslissen om de scheiding tussen zand en organisch materiaal te optimaliseren. Dit kan door b.v de eerste zeving te laten volgen door een cycloonscheiding. (Cycloonscheiding is bij uitstek geschikt om materialen met een groot verschil in dichtheid, zoals zand en organisch materiaal, te scheiden). Hoe groter het gehalte aan zand in de fijne fractie hoe eerder het materiaal door de monsternemer als zijnde grond beoordeeld zal worden en het ook als zodanig onderzocht kan worden. Bij een goede scheiding ontstaan dus een stroom organisch materiaal dat verder verwerkt kan worden in de installatie en een stroom grond die wél aan de definitie van grond voldoet en die ook als zodanig uitgekeurd kan worden. Toepassing van zeefzand uit groenafval versie 20112012.docx Pagina 4 Limburgse Werkgroep Bouwstoffen en Grondstromen email: [email protected] www.lwbg.nl Aanvullende opmerking Het product is afkomstig uit een inrichting. Het is een restproduct waarvan men zich ontdoet en als zodanig is het afval. Deze afvalstatus kan er van af worden gehaald door te laten bepalen dat er sprake is van grond of dat sprake is van een bouwstof die voor toepassing voldoet aan de regels van het Bbk. Hierbij wordt nog opgemerkt dat in het Bbk zoals gezegd wordt aangegeven dat indien er noch sprake is van grond, noch sprake is van een bouwstof men middels een bewerking er voor moet zorgen dat wel wordt voldaan aan de definities. Als dat niet mogelijk is blijft het afval. —o— Toepassing van zeefzand uit groenafval versie 20112012.docx Pagina 5