University of Groningen The organization of the central control of micturition in cats and humans Blok, Bertil Feddo Maarten IMPORTANT NOTE: You are advised to consult the publisher's version (publisher's PDF) if you wish to cite from it. Please check the document version below. Document Version Publisher's PDF, also known as Version of record Publication date: 1998 Link to publication in University of Groningen/UMCG research database Citation for published version (APA): Blok, B. F. M. (1998). The organization of the central control of micturition in cats and humans: anatomical and physiological investigations s.n. Copyright Other than for strictly personal use, it is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Take-down policy If you believe that this document breaches copyright please contact us providing details, and we will remove access to the work immediately and investigate your claim. Downloaded from the University of Groningen/UMCG research database (Pure): http://www.rug.nl/research/portal. For technical reasons the number of authors shown on this cover page is limited to 10 maximum. Download date: 18-07-2017 Samenvatting Incontinentie bij ouderen is een groot probleem. Urodynamisch onderzoek bij ouderen heeft uitgewezen dat verreweg het grootste deel van incontinentie op oudere leeftijd het gevolg is van lesies in de hersenen. Het is verrassend dat het onbekend is welke delen van de hersenen de mictie (=urineren) controleren. Dit proefschrift heeft als doel de structuren en de bijbehorende baansystemen te beschrijven, die betrokken zijn bij de controle van de mictie in de kat en de mens. Deze baansystemen zijn in proefdieren zichtbaar gemaakt met behulp van neuroanatomische tracers. Er is ook gebruik gemaakt van elektrische stimualtie in de hersenen of het ruggemerg. Het mictie-onderzoek in de mens is verricht door middel van de zogenaamde positron emissie tomografie (PET). Met de PET techniek worden de verschillen in regionale cerebrale bloeddoorstroming zichtbaar gemaakt, die optreden tijdens het uitvoeren van bepaalde taken, zoals de mictie en aanspanning van de bekkenbodem. Tijdens de mictie contraheert de blaasspier of musculus detrusor en ontspant de externe urethrale sphincter. De coordinatie van de motoneuronen van deze spieren wordt niet in het ruggemerg uitgevoerd maar door een gebied in de pons, namelijk het zogenaamde pontine mictiecentrum (PMC), nucleus van Barrington of M-regio. De aanspanning van de bekkenbodem tijdens continentie wordt verricht door een ander pontiene groep neuronen, genaamd de L-regio. Om te bepalen wanneer de mictie kan beginnen, heeft het centraal zenuwstelsel informatie over de mate van blaasvulling nodig. Deze informatie wordt gegenereerd door mechanoreceptoren in de blaaswand en komt via de nervus pelvicus het lumbo-sacrale ruggemerg binnen en bereikt vervolgens de caudale hersenstam. Het eerste hoofdstuk laat zien dat interneuronen in het lumbo- sacrale ruggemerg in de kat niet eerst naar het PMC projecteren, zoals voorheen werd gedacht, maar naar het ventrolaterale deel van het periaqueductale grijs (PAG) in de middenhersenen. Het PAG heeft een centrale rol in het zogenaamde emotioneel motorisch systeem, en staat centraal in de controle van emotioneel gerelateerde gedragingen, zoals cardiovasculaire regulatie, ademhaling, voortplantingsgedrag en ook mictie. In hoofdstuk twee en drie wordt beschreven hoe de PMC de blaas en de externe urethrale sphincter tijdens mictie coordineert. Eindigingen van de PMC op blaasmotoneuronen zijn excitatoir en zorgen voor de blaascontractie tijdens de mictie. De PMC eindigingen op de sacrale dorsale grijze commissuur zijn ook excitatoir en eindigen in meerderheid op inhibitoire GABA-erge neuronen, die op hun beurt de motoneuronen van de externe urethrale sphincter in de nucleus van Onuf inhiberen, hetgeen wordt bevestigd door de observatie dat elektrische stimulatie van het sacrale dorsale commissurale grijs resulteert in een scherpe verlaging van de intra-urethrale druk (hoofdstuk 4). Hoofdstuk 5 beschrijft de locatie van anale sphincter motoneuronen in het varken. Deze motoneuronen blijken dorsolateraal van het centrale kanaal in het sacrale ruggemerg te liggen. In andere diersoorten, inclusief de kat, aap en mens, liggen de sphincter motoneuronen in ventrale hoorn. Hoofdstuk 6 laat zien dat de PMC en de L-regio op het niveau van de pons geen verbindingen onderhouden, hetgeen suggereert dat mictie en continentie worden gecontroleerd door twee gescheiden systemen, die beiden direct of indirect de motoneuronen van de blaas en/of externe urethrale sphincter beïnvloeden. In hoofdstuk 7 wordt gedemonstreerd hoe het ventrolaterale PAG, de structuur waar blaasvullingsinformatie het eerst terecht komt, projecteert naar de PMC, het geen de banen van de mictiereflex compleet maakt. Stimulatie in het PAG kan via deze 121 verbinding normale mictie in gang zetten. In de hoofdstukken 8 en 10 worden de resultaten beschreven van het mictie-onderzoek in de mens. Voor het eerst wordt gedemonstreerd in vrijwilligers die op commando tot mictie komen waar de humane mictie-controlerende gebieden liggen. Het blijkt dat, tijdens de mictie, naast de PMC, ook het PAG en de hypothalamus actief zijn. Een belangrijk deel van de vrijwilligers kon om emotionele redenen niet tot mictie komen, hoewel zij zeer cooperatief waren. In deze subgroep, zowel bij de man als bij de vrouw, is de L-regio actief. De gyrus cinguli anterior en de laterale prefrontale cortex, beiden geactiveerd tijdens de succesvolle en onsuccesvolle mictie, zijn waarschijnlijk belangrijk voor de initiatie van de mictie, maar niet voor de mictie als zodanig. In hoofdstuk 10 wordt ingegaan op de somatomotorische controle van de bekkenbodem en de abdominale musculatuur. Hierbij worden de betrokken specifieke delen van de primaire motorische cortex zichtbaar gemaakt met het PET onderzoek. De controle van de bekkenbodemspieren wordt verricht door het superomediale deel van de precentrale gyrus en van de abdominale spieren door het superolaterale deel. Verder werden ook delen van de thalamus en het cerebellum geactiveerd tijdens de taken. In de algemene discussie wordt ingegaan op de wetenschappelijke en klinische consequenties van het onderzoek. CA Medial preoptic area OC Periaqueductal gray SC BC PON Pontine micturition center L-region IC Secondary afferents GABA-ergic neurons Bladder motoneurons )+( )+( Onuf's nucleus )–( )+( S2 Primary afferents Bladder )+( External urethral sphincter )+( Fig. 1 Schematisch overzicht van de banen die betrokken zijn bij de centrale controle van de mictie en continentie. (+) = excitatoire banen; (-) = inhibitoire banen. 122