Excursie water

advertisement
Excursie water
docentenhandleiding
© Uitgave: ANMEC
Excursie water
docentenhandleiding
Ontwikkeld in opdracht van Stadsdeel Zeeburg, als onderdeel van het project
‘NME in stadsdeel Zeeburg’
Redactie/layout:
Elena Francissen, Betty Wijnhoven, Adrie Kerkhof
Het lesmateriaal mag vrij gekopieerd worden voor gebruik op school en is
gratis te downloaden van onze website www.anmec.nl.
Vermenigvuldiging voor overige doeleinden is uitsluitend toegestaan na
toestemming van ANMEC.
Telefoon020 - 622 54 04
E-mail [email protected]
Website www.anmec.nl
Februari 2014
Inhoud
Inleiding5
Organisatie6
De waterexcursie7
Achtergrondinformatie8
Aansluiting bij methodes Natuuronderwijs
10
Informatiebladen en werkbladen11
a n m e c
-
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
wat e r e x c u r s i e
3
4
a n m e c
-
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
wat e r e x c u r s i e
Inleiding
Binnenkort krijgt u met groep 8 een excursie over waterleven op Jeugdland Oost. De excursie zal gegeven
worden door een educatief medewerker van ANMEC en
duurt ongeveer anderhalf uur.
In deze handleiding vindt u praktische informatie over de
excursie, lessuggesties voor op school en achtergrondinformatie voor uzelf.
Leerdoelen
De leerdoelen bij deze excursie zijn gebaseerd op:
• kerndoel 40 - De leerlingen leren in de eigen omgeving
veel voorkomende planten en dieren onderscheiden
en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving.
• kerndoel 41 - De leerlingen leren over de bouw van
planten, dieren en mensen en over de vorm en functie
van hun onderdelen
ANMEC heeft een aantal specifieke leerdoelen voor de
waterexcursie geformuleerd. Daarbij is aangegeven welke
doelen in welk deel van de lessenserie te behalen zijn.
1 Weten dat het water op aarde rondgaat in een kringloop en dat daar geen water bij verloren gaat.
Introductie op school (werkblad 1)
2 Weten dat de biotoop ‘sloot’ een levend geheel is, met
een bodem, water, waterplanten en waterdieren.
Introductie excursie
3 Veelvoorkomende waterorganismen op naam kunnen
brengen a.d.h.v. een zoekkaart.
Opdrachten waterexcursie
4 Weten dat er een verband is tussen het voorkomen
van planten en dieren en de mate van vervuiling van
een watersysteem.
Opdrachten en nabespreking waterexcursie
5 Een aantal abiotische factoren die van belang zijn voor
de levensgemeenschap water kunnen noemen (helderheid, watertemperatuur) en deze met een aantal
eenvoudige technieken kunnen bepalen.
Opdrachten en nabespreking waterexcursie
6 Weten welke factoren de waterkwaliteit positief en negatief beïnvloeden en wat de rol van de mens hierin is.
Nabespreking waterexcursie
7 Voorbeelden van een voedselketen in de levensgemeenschap water kunnen noemen.
Verwerking op school (werkblad 2)
8 Weten dat water een vrij sterke oppervlaktespanning
heeft en dat zeep deze kan breken.
Werkblad 3
a n m e c
-
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
wat e r e x c u r s i e
5
Organisatie
De waterexcursie is een opzichzelfstaande les die
gegeven wordt door een educatief medewerker van
ANMEC. Door ook in de klas, van tevoren en na afloop
van de excursie aandacht te besteden aan het onderwerp ‘levensgemeenschap water’ maakt u er een
lessenserie van, die een afgerond geheel vormt.
Hieronder staan een aantal lessuggesties over hoe u het
onderwerp kunt introduceren en verwerken in de klas.
Suggesties voor introductie
en verwerking op school
Onderstaande lessuggesties zijn vaak onafhankelijk
van elkaar uit te voeren. Door een keuze te maken
uit de verschillende activiteiten, bepaalt u zelf hoe
uitgebreid u het onderwerp ‘levensgemeenschap water’
behandelt. Gebruik hierbij ook de achtergrondinformatie.
Suggesties voor introductie
• Een kringgesprek of les over de waterkringloop.
Gebruik hiervoor werkblad 1 en de achtergrondinformatie.
• Een les maken uit de methode Natuuronderwijs, die u
op school heeft staan.
• Water uit een sloot, gracht of vijver vlakbij school vergelijken met kraanwater. Let op kleur, geur, helderheid.
Waardoor worden de verschillen veroorzaakt?
• Aantonen dat planten zuurstof maken. Koop wat waterpest bij de dierenwinkel en doe het in een pot. Zet de
pot in de zon of bij een felle lamp. Na een poosje zie
je belletjes verschijnen aan het bladoppervlak.
Suggesties voor verwerking
• Een les geven over voedselketens in de levensgemeenschap water. Gebruik hiervoor werkblad 2.
• Proefjes doen met oppervlaktespanning. Gebruik
hiervoor werkblad 3.
6
a n m e c
-
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
wat e r e x c u r s i e
De waterexcursie
Rol van de excursieleid(st)er en de leerkracht
De excursie start op het pleintje voor het hoofdgebouw
van Jeugdland Oost. Een educatief medewerker van
ANMEC ontvangt de klas en geeft een korte inleiding op
de activiteiten. Daarna gaat de klas in groepjes aan de
slag met het maken van een gebiedsbeschrijving. Ze
kijken hoe hun onderzoeksgebied wordt gebruikt door
planten, dieren en mensen. Groepjes die klaar zijn laten
hun werkbladen nakijken door de excursieleid(st)er en
krijgen vervolgens een nieuwe opdracht.
Bij de opdracht ‘Waterbeestjes vangen’ is het de bedoeling dat de leerlingen zo veel mogelijk verschillende
waterbeestjes vangen. Ze bewaren de beestjes, om later
een paar beestjes extra goed te bekijken.
Bij de opdracht ‘Hoe helder is het water?’ bepalen de
leerlingen met een secchischijf (zwartwitte schijf) de
zichtdiepte. Dit vertelt iets over hoeveel licht waterplanten kunnen opvangen. De planten zijn belangrijk als
zuurstofbron voor de dieren die in het water leven. Ook
kijken de leerlingen naar de water- en oeverplanten die
er groeien.
Bij de opdracht ‘Hoe schoon is het water’ kijken de
leerlingen naar de verschillende diertjes die ze gevonden hebben. Sommige diertjes kunnen namelijk alleen in
schoon water leven. Als je die gevangen hebt, weet je
dat het water in de sloot van goede kwaliteit is. We
noemen die diertjes daarom ook wel gidsdiertjes.
Steeds als een groepje klaar is met een opdracht, brengt
het de spullen terug naar de centrale plek. De leerlingen
bespreken kort hun bevindingen met de excursieleid(st)
er. Vervolgens krijgen ze een nieuwe opdracht.
De excursie wordt geleid door de educatief medewerker
van ANMEC Hij (of zij) zorgt voor alle nodige materialen
(behalve de werkbladen) en geeft aan wat er op welk
moment gaat gebeuren. Daarnaast geeft hij uitleg over
de opdrachten en is vraagbaak voor de leerlingen.
De leerkracht en eventuele extra begeleiders helpen en
stimuleren waar mogelijk de groepjes bij de opdrachten
en zorgen voor de orde en een prettige sfeer. Op die
manier maken we er samen een geslaagde excursie van.
Voorbereiding en praktische tips
• Kopieer de werkbladen bij deze handleiding en maak
er boekjes van; 1 boekje per leerling. Breng deze mee
naar Jeugdland Oost.
• Maak alvast een groepsindeling (max. 8 groepjes, liefst
3 - 4 leerlingen per groepje) voor tijdens de opdrachten.
• Kom op tijd. Wanneer het moeilijk is om op de ingeroosterde tijd aanwezig te zijn, bijvoorbeeld i.v.m.
pauzetijden of de afstand tussen school en Jeugdland
Oost, neem dan contact op met ANMEC (020 - 622 54
04) en vraag naar Elena Francissen, om te overleggen
wat er mogelijk is. Vraag eventueel aan collega’s die al
een excursie op Jeugdland Oost gehad hebben, hoe
lang het lopen is.
• De excursie duurt ongeveer anderhalf uur. Er wordt
tijdens de excursie niet gepauzeerd. U kunt natuurlijk
wel na de excursie op Jeugdland Oost een pauze
houden, voordat u teruggaat naar school.
• Zorg dat de leerlingen gekleed zijn op het weer.
Laarzen zijn niet verplicht maar wel handig.
• Wanneer de weersvoorspelling erg slecht is, kunt u,
na overleg met ANMEC, besluiten de excursie niet
door te laten gaan. Bel in dat geval uiterlijk 30 minuten
voor aanvang van de excursie met ANMEC
(020 - 622 54 04). U kunt dan meteen een nieuwe
lesafspraak maken.
Na ongeveer 50 minuten worden er geen nieuwe
opdrachten meer uitgedeeld. De klas verzamelt alle
materialen en maakt alles schoon. Daarna gaan we in
het lokaal een aantal dieren wat beter bekijken. Waarom
ziet het beestje eruit zoals hij eruit ziet? Hoe haalt hij
adem? Wat denk je dat het beestje aan het doen is?
Na deze opdracht volgt er een nabespreking, waarbij
alle onderzoeksresultaten kort besproken worden en
er verbanden gelegd worden tussen de verschillende
uitkomsten van de opdrachten.
a n m e c
-
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
wat e r e x c u r s i e
7
Achtergrondinformatie
Water op aarde
Water is een belangrijke voorwaarde voor leven op
aarde. Ongeveer 2/3 van het oppervlak van de aarde is
bedekt met water. Het grootste gedeelte hiervan (97,3%)
is zout water, een klein deel (2,7%) zoet water. Hiervan
is 99,5% opgeslagen in gletsjers, 0,5% zit in meren,
rivieren, beken, sloten of in de grond. Er is dus maar
een heel klein deel van al het water op aarde direct voor
menselijk gebruik beschikbaar.
De waterkringloop
Het water op aarde is onderdeel van de waterkringloop.
De zon verwarmt het water van oceanen, zeeën, meren
en plassen. Als het oppervlaktewater verdampt,
verdwijnt het als waterdamp in de warme lucht. Omdat
warme lucht lichter is dan koude lucht stijgt het op. Als
de warme lucht opstijgt komt zij in koudere lagen van
de atmosfeer en koelt zij af. Omdat koude lucht minder
waterdamp kan bevatten, condenseert de waterdamp tot
wolkendruppels, die samen wolken vormen. Als de
wolkendruppels te groot en te zwaar worden, valt het
water als neerslag weer op de aarde. Daar vormt het
poeltjes en meren, dringt het in de grond of wordt het
door rivieren naar zee gevoerd. Daar kan het dan weer
verdampen en dan begint de cyclus opnieuw. Het meest
wonderlijke is dat er in dit proces geen enkele druppel
van de gehele watervoorraad verloren gaat.
Het ecosysteem
Een zee, een sloot of een plas is meer dan een grote
plas met water. Het is een geheel met planten, dieren,
zanddeeltjes, bacteriën, chemische stoffen etc. Het is
een ecosysteem, een samenhangend geheel van
abiotische en biotische factoren in een bepaald gebied.
De levende organismen en al hun onderlinge relaties
vormen de biotische factoren in een ecosysteem. De
factoren uit de levenloze natuur, zoals de hoeveelheid
licht die in het water binnendringt, de watertemperatuur,
de stroomsnelheid en het zuurstofgehalte, vormen de
abiotische factoren. Watersystemen kun je door de
verschillen in abiotische factoren opdelen in rivieren,
beekjes, plassen, poelen, meren of sloten.
Waterplanten
Waterplanten hoeven niet zo stevig te zijn als planten
op het land. Ze nemen voedingszouten meestal direct,
via de bladeren, uit het water op. Ze hebben geen harde
stengel nodig om de zouten vanaf de wortels (opname)
naar de bladeren (gebruik) te transporteren.
Het is belangrijk dat planten niet naar de bodem zakken,
want daar is het minste licht. Bladeren blijven vaak
drijven in het water. Wortels dienen vooral als anker om
de planten op hun plaats te houden.
Er zijn veel verschillende soorten waterplanten. Als je
kijkt naar de plaats waar ze groeien, kun je vier groepen
ontdekken:
• Ondergedoken planten, wortelen in de bodem en
blijven helemaal onder water; b.v. waterpest.
• Half ondergedoken planten, wortelen in de bodem en
de bladeren drijven op het water; b.v. waterlelie.
• Drijvende planten, wortels hangen in het water en de
bladeren drijven aan de oppervlakte: b.v. kroos.
• ‘Opstijgende’ planten, wortelen in de bodem, maar
groeien boven het wateroppervlak uit: b.v. riet.
Planten en waterkwaliteit
Soms zie of ruik je meteen of water schoon is of niet.
Maar niet iedere sloot die er donker uitziet is meteen
een vuile sloot! Aan de planten die in en langs het water
groeien kun je dat beter zien. Kort gezegd: hoe schoner
het water, hoe meer soorten planten er groeien. Hieronder staat welke soorten planten het speciaal goed doen
in schoon of minder schoon water.
• Alleen in schoon water: sterrenkroos, gele lis, egelskop,
watermunt, dotterbloem.
• In redelijk schoon water: kikkerbeet, gele plomp, waterpest, waterviolier, waterranonkel, holpijp, pijlkruid,
waterweegbree.
• Ook in vies water: drijvend fonteinkruid, pitrus, riet, liesgras, lisdodde, waterzuring.
Waterdieren
Niet op elke plek in de sloot vind je dezelfde beesten.
Sommige zweven/zwemmen/zitten in het open water of
tussen de waterplanten, andere scharrelen rond in de
modder op de bodem.
Poten
Insecten hebben zes poten, handig voor de beesten die
op de bodem of op planten leven. Maar je hebt niets aan
zes looppoten als je moet zwemmen om aan je kostje te
komen. Als er haren op de poten zitten, wordt het al beter. Dan doen ze prima dienst als roeispaan. De aanpassing van schaatsenrijders gaat nog verder; hun poten
zijn zo aangepast dat ze hun gewicht kunnen spreiden
over vier poten en op het water kunnen lopen.
8
a n m e c
-
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
wat e r e x c u r s i e
Lucht happen
Waterdieren kunnen niet zonder zuurstof. Ze halen zuurstof uit het water of uit de lucht. Om zuurstof uit het water te halen heb je kieuwen nodig (vissen) of een huid
die zo dun is dat de zuurstof uit het water er doorheen
kan (kikker en salamander).
Om zuurstof uit de lucht te halen moet een diertje regelmatig naar de oppervlakte komen. Maar er zijn ook andere oplossingen. Bootsmannetjes nemen lucht mee
tussen de haren op hun buik. Die ziet er daardoor zilverachtig uit. Er zijn ook dieren die luchtbellen meenemen
onder water. Waterkevers hebben een luchtbelletje aan
hun achterlijf en de waterspin legt zelfs een voorraadje
aan.
• Schaatsenrijders
Ze drijven met hun voeten op het water en kunnen zo
op het water lopen. Ze vangen in het water gevallen
insecten. Echte rovers dus.
• Bloedzuiger
Een bloedzuiger zuigt bloed, zou je denken. Maar veel
bloedzuigers eten rottend vlees van allerlei dieren. Er
zijn wel soorten die bloed zuigen. Ze leven als parasieten op vissen, slakken en amfibieën.
• Bootsmannetje
Deze roeit met zijn lange achterpoten door het water
op en neer. Hij moet namelijk telkens zuurstof aan het
wateroppervlak halen.
Dieren en waterkwaliteit
Wat is oppervlaktespanning?
Sommige dieren kunnen slecht tegen vervuild water, ze
komen alleen voor als het water heel schoon is. Andere
dieren kunnen zowel in schoon als in vuil water leven.
De waterdiertjes die in het water voorkomen kunnen je
daarom vertellen of het water schoon of vervuild is.
Hieronder staat welke waterdieren alleen kunnen leven
in schoon water of ook in minder schoon water.
• Alleen in schoon water
Schrijvertje, watervlo, schaatsenrijder, haftelarve, libelle, vlokreeft, waterspin, kokerjuffer
• In redelijk schoon water
Geelgerande waterkever, bootsmannetje, platworm,
waterschorpioen, zoetwaterpissebed, bloedzuiger, poelslak
• Ook in vies water
Rattenstaartlarve, muggenlarve, larve van een waterkever, eenoogkreeftje
Water is opgebouwd uit watermoleculen die elkaar aantrekken. De moleculen onder water trekken elkaar in alle
richtingen aan en houden elkaar zo in evenwicht. Aan
het wateroppervlak is het evenwicht verstoord. Boven
het water zijn immers geen watermoleculen en dus zijn
de aantrekkingskrachten van watermoleculen aan het
wateroppervlak alleen naar binnen en opzij gericht. Het
gevolg is oppervlaktespanning: de moleculen aan het
wateroppervlak trekken veel sterker aan elkaar dan
onder water.Deze oppervlaktespanning is zo sterk dat
een licht voorwerp of diertje niet door het wateroppervlak zakt.
Leuke weetjes over waterdieren
Sommige waterdieren die de kinderen vangen hebben
interessante aanpassingen aan het leven in het water.
Bijvoorbeeld:
• Muggenlarven
Hebben een soort snorkel aan hun achterkant. Hiermee
haalt hij frisse lucht aan de oppervlakte. Ook in heel
vies water, waar vaak weinig zuurstof voorkomt, kunnen
ze daarom overleven. Ze hangen ondersteboven in het
water zodat ze met hun armen voedsel kunnen vangen.
• Waterspinnen
Een waterspin kan bijna permanent onder water blijven
doordat hij een soort duikerklok maakt. Eerst maakt hij
zijn web aan waterplanten vast. Daarna haalt hij met
zijn achterlijf luchtbellen van het wateroppervlak op en
brengt die naar het web. Hij gaat daarmee door totdat
in het web een luchtbel hangt die groot genoeg is om in
te kruipen. In die luchtbel haalt de spin adem.
• Kokerjufferlarven
Leven in een koker, een huisje van allerlei rommeltjes
die ze in het water vinden. In de koker slaan ze een
luchtbel op. Maar ze zetten zich daarmee ook schrap
tegen de waterstroming.
a n m e c
-
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
wat e r e x c u r s i e
Zeep en afwasmiddel breken de oppervlaktespanning
van water. Hoe komt dat?
De werkbare bestanddelen van natuurlijke en synthetische zepen heten detergenten. Detergensmoleculen
bestaan uit een kop die goed in water oplost en een
staart die waterafstotend is. Als de detergensmoleculen
in water komen steken ze de waterafstotende staarten
zoveel mogelijk buiten het wateroppervlak en de kop
tussen de watermoleculen in. Hierdoor wordt de hechte
band tussen de watermoleculen verbroken en de oppervlaktespanning kleiner.
Je kunt dit met een proefje goed aantonen:
Een waterdruppel ligt bolvormig op een glazen plaat.
Als je daar met de punt van een tandenstoker een beetje
wasmiddel aan toevoegt verdwijnt de bolstructuur van
de druppel meteen. Het water spreidt zich over de
glasplaat uit omdat heel veel detergensmoleculen een
plaats willen vinden tussen de watermoleculen aan het
oppervlak. Ze verbreken de aantrekkingskracht tussen
watermoleculen. De watermoleculen worden van elkaar
gescheiden en de oppervlaktespanning van het water
wordt verbroken.
9
Aansluiting bij methodes Natuuronderwijs
Methode
Groep
Thema
Lesinhoud
Wijzer door de natuur
groep 7
hoofdstuk 6.1
hoofdstuk 6.2
Nederland een waterland
De waterkringloop
Leefwereld
groep 6
groep 7
groep 7
les 24
les 7
les 11
Waterhuis
Water is overal
Zuinig met water
Natuurlijk oude versie
groep 6
groep 7
les 1
les 1
Water
Bewegend water
Natuurlijk nieuwe versie
groep 8
groep 8
les 6.1
les 14
Als een vis in het water
De sloot
In vogelvlucht oude versie
boek D
boek D
les 6.5
les 4.2
Een bende beestjes in de sloot
Water heeft een velletje
In vogelvlucht nieuwe versie
groep 7
thema 2
Water
Natuur Buiten-gewoon
groep 6
groep 7
les 9
les 9
Aan de waterkant
Een goede vangst
De grote reis
groep 6
groep 8
hoofdstuk 11.2
hoofdstuk 1.1
Uitvinden
Kaartkennis
NatuNiek
groep 7
groep 8
thema 2, les 2
thema 3, les 2
Hoe waait de wind
De natuur in evenwicht
10
a n m e c
-
d o c e n t e n h a n d l e i d i n g
wat e r e x c u r s i e
1
De waterkringloop
Wat heb ik nodig?
• geen
De kringloop van het water
De zon verwarmt het water van oceanen, zeeën, meren en plassen.
Als het oppervlaktewater verdampt, komt het als waterdamp in de
warme lucht. Omdat warme lucht lichter is dan koude lucht stijgt
het op. Als de warme lucht opstijgt komt het in koudere lagen van de
atmosfeer en koelt af. Koude lucht kan minder waterdamp bevatten.
Daarom condenseert de waterdamp tot wolkendruppels, die samen
wolken maken.
Als de wolkendruppels te groot en te zwaar worden, valt het water
als neerslag (regen, hagel, sneeuw) weer op de aarde.
De neerslag valt in poeltjes en meren, of op de grond. Veel neerslag
wordt door rivieren naar zee gevoerd. Daar kan het dan weer verdampen en begint de cyclus opnieuw.
In de waterkringloop gaat geen enkele druppel water verloren!
Omcirkel het juiste antwoord
1 Warme lucht kan meer / minder waterdamp bevatten dan koude
lucht.
2 Koude / warme lucht stijgt op.
3 Als water (vloeibaar) verandert in waterdamp (gas) heet dat
condensatie / verdamping.
4 Als waterdamp (gas) verandert in water (vloeibaar) heet dat
condensatie / verdamping.
anmec
werkblad
waterexcursie
De waterkringloop in zes stappen
De pijlen op deze tekening geven de kringloop van het water aan.
Bij sommige pijlen staat een nummer. Lees de zinnen hieronder.
Schrijf achter elke zin bij welk nummer in de tekening hij hoort.
Het water verdampt en stijgt op.
= nummer ..........
Het water zakt de grond in, stroomt in de rivier. = nummer ..........
Als regen, sneeuw of hagel valt het water weer
op de aarde.
= nummer ..........
Het water stroomt terug in zee.
= nummer ..........
De zon verwarmt het water.
= nummer ..........
De waterdamp condenseert tot druppels die
samen wolken vormen.
= nummer ..........
anmec
werkblad
waterexcursie
2
Voedselketens in het water
Wat heb ik nodig?
• potlood
In het water leven planten en dieren.
Noem 5 waterdieren die je in een sloot zou kunnen vinden.
Schrijf achter elk dier wat hij eet.
Waterdier
voedsel
1 ..................................................... ......................................................
2 ..................................................... ......................................................
3 ..................................................... ......................................................
4 ..................................................... ......................................................
5 ..................................................... ......................................................
Weet je ook namen van waterplanten?
1 ...........................................................................................
2 ...........................................................................................
3 ...........................................................................................
anmec
werkblad
waterexcursie
Planten kunnen hun eigen voedsel maken uit zonlicht, water en
voedseldeeltjes uit de bodem. Dieren kunnen dat niet. Dieren eten
daarom planten of andere dieren om aan voedsel te komen. Deze
dieren worden weer gegeten door andere dieren.
Zo’n rij van eten en gegeten worden heet een voedselketen.
Bijvoorbeeld:
roos
bladluis
lieveheersbeestje
koolmees
poes.
Omdat planten hun eigen voedsel kunnen maken, begint een
voedselketen altijd met een plant.
Ook de planten en dieren die in het water leven zijn op elkaar
aangewezen.
Bedenk een ‘watervoedselketen’. Hoe lang wordt de keten?
Dit dier ..................................................................................................
wordt gegeten door ................................................................................,
en dit dier wordt gegeten door ..............................................................,
en dan dit dier weer door .....................................................................,
dit dier weer door, ...............................................................................,
en dit door ...........................................................................................
Waterplanten zijn niet alleen belangrijk voor waterdieren als voedsel.
Bedenk nog meer redenen waarom waterdieren planten nodig hebben
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
..............................................................................................................................
anmec
werkblad
waterexcursie
3
Oppervlaktespanning en zeep
Wat heb ik nodig?
• doorzichtig bakje met water
• naald (of paperclip) •bakje afwasmiddel
• tandenstoker
•toiletpapier
Sommige waterdieren leven niet in het water maar óp het water,
zoals de schaatsenrijder. Zijn poten zijn daarvoor speciaal
aangepast. Om op het water te kunnen lopen maakt hij gebruik van de
oppervlaktespanning van het water.
Hoe sterk is de oppervlaktespanning
van water? Kun je ook andere dingen op
het water laten drijven? Dat ga je nu
onderzoeken.
1 vul een glas of bakje met water
2 leg het wc-papiertje plat op het water.
3 leg de naald op het stukje wc-papier.
4 duw met een tandstoker een hoekje van het papier heel voorzichtig naar beneden. Het papiertje zuigt zich vol met water en zinkt.
De naald zou nu op het water moeten drijven.
Kijk goed hoe de naald op het
wateroppervlak ligt. Kijk ook
eens van opzij en van onderaf,
door het glas heen.
5 Teken hoe de naald in het water ligt.
anmec
werkblad
waterexcursie
Wacht tot iedereen klaar is met tekenen.
6 Doop het puntje van de tandenstoker in het afwasmiddel.
7 Houd het puntje van de tandenstoker heel kort in het water
(zonder de naald te raken!). Als de naald daarna nog drijft, doe het
dan nog eens.
Schrijf op wat er met de naald gebeurde.
………………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………………
Wat denk je dat er met een schaatsenrijder gebeurt als er zeep in
het water komt?
………………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………………
………………………………………………………………………………………………………………………………
anmec
werkblad
waterexcursie
Waterdeeltjes en oppervlaktespanning
In één druppel water zitten een heleboel waterdeeltjes.
Deze waterdeeltjes trekken elkaar aan. Ze lijken een
beetje magnetisch te zijn voor andere waterdeeltjes.
Een waterdeeltje onder water heeft
aan alle kanten andere waterdeeltjes
om zich heen. De aantrekkingskracht
is aan alle kanten van het waterdeeltje
even sterk.
s
eeltje
d
r
e
t
wa
water
onder
water
Aan het wateroppervlak heeft een
lucht
waterdeeltje alleen water onder en
naast zich. Daarom richt hij al zijn
trekkracht ook alleen naar onder en
opzij.
aan
ltjes
e
e
d
r
wate pervlakte
de op
water
De waterdeeltjes zijn aan het wateroppervlak steviger met elkaar
verbonden en vormen bijna een soort vlies. Je kunt de deeltjes
minder makkelijk uit elkaar duwen daardoor. We noemen dat de
oppervlaktespanning.
anmec
informatieblad
waterexcursie
anmec
informatieblad
waterexcursie
Wie eet wat?
deze dieren
eten
bloedzuiger
zuigt bloed van vissen, slakken en amfibieën;
veel soorten zuigen geen bloed maar eten
rottend vlees.
bootsmannetje
muggenlarven, kikkervisjes, keverlarven,
stekelbaarsjes
duikerwants
plankton, algen, rottende plantendelen
eenoogkreeftje
bacteriën, algen, zwevende deeltjes van
vergane planten en dieren
geelgerande watertor
stekelbaarsjes, kikkervisjes, insectenlarven
grote waterkevers
grote prooien: waterinsecten, kikkervisjes,
visjes, slakken
haftelarve
algen, vergane planten
karper
eetbare bestanddelen uit modder (algen,
vergane plantenresten), zoetwater-pissebedden, vlokreeften, wormpjes, slakken
kikker
slakken, wormen en insecten
kikkervisjes
watervlooien, algen en bacteriën
kleine waterkevers
kleine prooien: waterinsecten en planktondiertjes
kokerjuffer
planten, watervlooien en muggenlarven
larve van de
waterjuffer
plankton, wormpjes, kleine insectenlarven
larve van de
watersalamander
watervlooien, algen en bacteriën
larven van kevers
waterinsecten, kikkervisjes, visjes en
slakken
libellelarven
alle waterdiertjes die niet te groot zijn:
kikkervisjes, visjes, insecten, enz.
platwormen
vlokreeften, kleine waterpissebedden,
wormpjes, muggenlarven, kleine insecten
poelslak
algen die op stenen en planten groeien
anmec
informatieblad
waterexcursie
deze dieren
eten
posthoornslak
algen, zachte levende waterplanten,
rottende waterplanten en dode slakken,
vissen en kikkervisjes
rattenstaartlarve
vergane planten en dieren in modder en vuil
slib
muggenlarve
plankton, vergane planten en dieren
schaatsenrijder
op het water gevallen insecten
schrijvertje
kleine insecten die op het water vallen
stekelbaars
muggenlarven, watervlooien, wormen, tubifex
tubifex of slingerworm
vergane planten en dieren
vlokreeft
algen, dode planten en dieren
watermijt
larve: bloedzuiger op kevers en wantsen.
volwassen: watervlooien, hafte-larven, larven
van watergaasvlieg
waterpissebed
algen, dode plantendelen
watersalamander
insecten
waterschorpioen
waterpissebed, vlokreeft, kleine insecten,
kikkervisjes, visjes
waterspin
(larven van) kleine waterinsecten,
watervlooien
watervlo
bacteriën, algen, zwevende deeltjes van
vergane planten en dieren
zwemwants
muggenlarven, keverlarven, waterinsecten,
kikkervisjes, stekelbaarsjes
Plankton bestaat uit algen en heel kleine waterdiertjes.
anmec
informatieblad
waterexcursie
Wie wordt gegeten door wie?
deze soorten
worden gegeten door
algen
eenoogkreeftjes, watervlooien, vlokreeftjes,
haftelarven, duikerwantsen, larven van
watersalamanders, kikkervisjes, duikerwantsen, karpers, poelslakken, posthoornslakken, zoetwaterpissebedden
(dode) planten
duikerwantsen, posthoornslakken, zoetwaterpissebedden, eenoogkreeftjes,
watervlooien, tubifex, muggenlarven, steekmuglarven, rattenstaartlarven, haftelarven,
karpers, vlokreeftjes, kokerjuffers
vergane dieren
eenoogkreeftjes, watervlooien, tubifex,
muggenlarven, steekmuglarven, rattenstaartlarven, vlokreeftjes, platwormen,
bloedzuigers, posthoornslakken
bacteriën
eenoogkreeftjes, watervlooien, larven van
watersalamanders, kikkervisjes
plankton
steekmuglarven, kleine waterkevers, duikerwantsen, larven van de waterjuffers,
muggenlarven
bloed
bloedzuigers, watermijten
bootsmannetjes
vleesetende watervogels, kikkers, padden,
sommige grotere vissen
kikkervisjes
libellelarven, bootsmannetjes, zwemwantsen,
waterschorpioenen, stekelbaarsjes,
geelgerande watertorren
larven van waterjuffers bootsmannetjes, zwemwantsen, waterschorpioenen, stekelbaarsjes, geelgerande
watertorren, grotere libellenlarven
larven van
watersalamanders
geelgerande watertorren, bootsmannetjes,
zwemwantsen
larven van waterkevers
bootsmannetjes
muggenlarven
platwormen, kokerjuffers, libellelarven,
bootsmannetjes, stekelbaarsjes, kikkers,
salamanders, zwemwantsen
anmec
informatieblad
waterexcursie
deze soorten
worden gegeten door
slakken
kevers, larven van kevers, kikkers, karpers
stekelbaarsjes
bootsmannetjes, geelgerande watertorren,
grote waterkevers, libellelarven, zwemwantsen
vlokreeftjes
karpers, libellelarven, platwormen, waterschorpioenen
visjes
libellelarven, bootsmannetjes, zwemwantsen,
waterschorpioenen, stekelbaarsjs,
waterspin
libellelarven, bootsmannetjes, waterschorpioenen, geelgerande watertorren, zwemwantsen, vissen, kikkers, salamanders
watervlooien
kokerjuffers, kikkervisjes, stekelbaarsjes,
larven van watersalamanders, libellelarven,
watermijten, salamanders, waterschorpioenen, waterspinnen
wormen
platwormen, kikkers, karpers, larven van de
waterjuffers, libellelarven, stekelbaarsjes,
salamanders
zoetwaterpissebedden
karpers, libellelarven, platwormen, salamanders, waterschorpioenen
anmec
informatieblad
waterexcursie
Download