Excursie water docentenhandleiding © Uitgave: ANMEC Excursie water docentenhandleiding Ontwikkeld in opdracht van Stadsdeel Zeeburg, als onderdeel van het project ‘NME in stadsdeel Zeeburg’ Redactie/layout: Elena Francissen, Betty Wijnhoven, Adrie Kerkhof Het lesmateriaal mag vrij gekopieerd worden voor gebruik op school en is gratis te downloaden van onze website www.anmec.nl. Vermenigvuldiging voor overige doeleinden is uitsluitend toegestaan na toestemming van ANMEC. Telefoon020 - 622 54 04 E-mail [email protected] Website www.anmec.nl Februari 2014 Inhoud Inleiding5 Organisatie6 De waterexcursie7 Achtergrondinformatie8 Aansluiting bij methodes Natuuronderwijs 10 Informatiebladen en werkbladen11 a n m e c - d o c e n t e n h a n d l e i d i n g wat e r e x c u r s i e 3 4 a n m e c - d o c e n t e n h a n d l e i d i n g wat e r e x c u r s i e Inleiding Binnenkort krijgt u met groep 8 een excursie over waterleven op Jeugdland Oost. De excursie zal gegeven worden door een educatief medewerker van ANMEC en duurt ongeveer anderhalf uur. In deze handleiding vindt u praktische informatie over de excursie, lessuggesties voor op school en achtergrondinformatie voor uzelf. Leerdoelen De leerdoelen bij deze excursie zijn gebaseerd op: • kerndoel 40 - De leerlingen leren in de eigen omgeving veel voorkomende planten en dieren onderscheiden en benoemen en leren hoe ze functioneren in hun leefomgeving. • kerndoel 41 - De leerlingen leren over de bouw van planten, dieren en mensen en over de vorm en functie van hun onderdelen ANMEC heeft een aantal specifieke leerdoelen voor de waterexcursie geformuleerd. Daarbij is aangegeven welke doelen in welk deel van de lessenserie te behalen zijn. 1 Weten dat het water op aarde rondgaat in een kringloop en dat daar geen water bij verloren gaat. Introductie op school (werkblad 1) 2 Weten dat de biotoop ‘sloot’ een levend geheel is, met een bodem, water, waterplanten en waterdieren. Introductie excursie 3 Veelvoorkomende waterorganismen op naam kunnen brengen a.d.h.v. een zoekkaart. Opdrachten waterexcursie 4 Weten dat er een verband is tussen het voorkomen van planten en dieren en de mate van vervuiling van een watersysteem. Opdrachten en nabespreking waterexcursie 5 Een aantal abiotische factoren die van belang zijn voor de levensgemeenschap water kunnen noemen (helderheid, watertemperatuur) en deze met een aantal eenvoudige technieken kunnen bepalen. Opdrachten en nabespreking waterexcursie 6 Weten welke factoren de waterkwaliteit positief en negatief beïnvloeden en wat de rol van de mens hierin is. Nabespreking waterexcursie 7 Voorbeelden van een voedselketen in de levensgemeenschap water kunnen noemen. Verwerking op school (werkblad 2) 8 Weten dat water een vrij sterke oppervlaktespanning heeft en dat zeep deze kan breken. Werkblad 3 a n m e c - d o c e n t e n h a n d l e i d i n g wat e r e x c u r s i e 5 Organisatie De waterexcursie is een opzichzelfstaande les die gegeven wordt door een educatief medewerker van ANMEC. Door ook in de klas, van tevoren en na afloop van de excursie aandacht te besteden aan het onderwerp ‘levensgemeenschap water’ maakt u er een lessenserie van, die een afgerond geheel vormt. Hieronder staan een aantal lessuggesties over hoe u het onderwerp kunt introduceren en verwerken in de klas. Suggesties voor introductie en verwerking op school Onderstaande lessuggesties zijn vaak onafhankelijk van elkaar uit te voeren. Door een keuze te maken uit de verschillende activiteiten, bepaalt u zelf hoe uitgebreid u het onderwerp ‘levensgemeenschap water’ behandelt. Gebruik hierbij ook de achtergrondinformatie. Suggesties voor introductie • Een kringgesprek of les over de waterkringloop. Gebruik hiervoor werkblad 1 en de achtergrondinformatie. • Een les maken uit de methode Natuuronderwijs, die u op school heeft staan. • Water uit een sloot, gracht of vijver vlakbij school vergelijken met kraanwater. Let op kleur, geur, helderheid. Waardoor worden de verschillen veroorzaakt? • Aantonen dat planten zuurstof maken. Koop wat waterpest bij de dierenwinkel en doe het in een pot. Zet de pot in de zon of bij een felle lamp. Na een poosje zie je belletjes verschijnen aan het bladoppervlak. Suggesties voor verwerking • Een les geven over voedselketens in de levensgemeenschap water. Gebruik hiervoor werkblad 2. • Proefjes doen met oppervlaktespanning. Gebruik hiervoor werkblad 3. 6 a n m e c - d o c e n t e n h a n d l e i d i n g wat e r e x c u r s i e De waterexcursie Rol van de excursieleid(st)er en de leerkracht De excursie start op het pleintje voor het hoofdgebouw van Jeugdland Oost. Een educatief medewerker van ANMEC ontvangt de klas en geeft een korte inleiding op de activiteiten. Daarna gaat de klas in groepjes aan de slag met het maken van een gebiedsbeschrijving. Ze kijken hoe hun onderzoeksgebied wordt gebruikt door planten, dieren en mensen. Groepjes die klaar zijn laten hun werkbladen nakijken door de excursieleid(st)er en krijgen vervolgens een nieuwe opdracht. Bij de opdracht ‘Waterbeestjes vangen’ is het de bedoeling dat de leerlingen zo veel mogelijk verschillende waterbeestjes vangen. Ze bewaren de beestjes, om later een paar beestjes extra goed te bekijken. Bij de opdracht ‘Hoe helder is het water?’ bepalen de leerlingen met een secchischijf (zwartwitte schijf) de zichtdiepte. Dit vertelt iets over hoeveel licht waterplanten kunnen opvangen. De planten zijn belangrijk als zuurstofbron voor de dieren die in het water leven. Ook kijken de leerlingen naar de water- en oeverplanten die er groeien. Bij de opdracht ‘Hoe schoon is het water’ kijken de leerlingen naar de verschillende diertjes die ze gevonden hebben. Sommige diertjes kunnen namelijk alleen in schoon water leven. Als je die gevangen hebt, weet je dat het water in de sloot van goede kwaliteit is. We noemen die diertjes daarom ook wel gidsdiertjes. Steeds als een groepje klaar is met een opdracht, brengt het de spullen terug naar de centrale plek. De leerlingen bespreken kort hun bevindingen met de excursieleid(st) er. Vervolgens krijgen ze een nieuwe opdracht. De excursie wordt geleid door de educatief medewerker van ANMEC Hij (of zij) zorgt voor alle nodige materialen (behalve de werkbladen) en geeft aan wat er op welk moment gaat gebeuren. Daarnaast geeft hij uitleg over de opdrachten en is vraagbaak voor de leerlingen. De leerkracht en eventuele extra begeleiders helpen en stimuleren waar mogelijk de groepjes bij de opdrachten en zorgen voor de orde en een prettige sfeer. Op die manier maken we er samen een geslaagde excursie van. Voorbereiding en praktische tips • Kopieer de werkbladen bij deze handleiding en maak er boekjes van; 1 boekje per leerling. Breng deze mee naar Jeugdland Oost. • Maak alvast een groepsindeling (max. 8 groepjes, liefst 3 - 4 leerlingen per groepje) voor tijdens de opdrachten. • Kom op tijd. Wanneer het moeilijk is om op de ingeroosterde tijd aanwezig te zijn, bijvoorbeeld i.v.m. pauzetijden of de afstand tussen school en Jeugdland Oost, neem dan contact op met ANMEC (020 - 622 54 04) en vraag naar Elena Francissen, om te overleggen wat er mogelijk is. Vraag eventueel aan collega’s die al een excursie op Jeugdland Oost gehad hebben, hoe lang het lopen is. • De excursie duurt ongeveer anderhalf uur. Er wordt tijdens de excursie niet gepauzeerd. U kunt natuurlijk wel na de excursie op Jeugdland Oost een pauze houden, voordat u teruggaat naar school. • Zorg dat de leerlingen gekleed zijn op het weer. Laarzen zijn niet verplicht maar wel handig. • Wanneer de weersvoorspelling erg slecht is, kunt u, na overleg met ANMEC, besluiten de excursie niet door te laten gaan. Bel in dat geval uiterlijk 30 minuten voor aanvang van de excursie met ANMEC (020 - 622 54 04). U kunt dan meteen een nieuwe lesafspraak maken. Na ongeveer 50 minuten worden er geen nieuwe opdrachten meer uitgedeeld. De klas verzamelt alle materialen en maakt alles schoon. Daarna gaan we in het lokaal een aantal dieren wat beter bekijken. Waarom ziet het beestje eruit zoals hij eruit ziet? Hoe haalt hij adem? Wat denk je dat het beestje aan het doen is? Na deze opdracht volgt er een nabespreking, waarbij alle onderzoeksresultaten kort besproken worden en er verbanden gelegd worden tussen de verschillende uitkomsten van de opdrachten. a n m e c - d o c e n t e n h a n d l e i d i n g wat e r e x c u r s i e 7 Achtergrondinformatie Water op aarde Water is een belangrijke voorwaarde voor leven op aarde. Ongeveer 2/3 van het oppervlak van de aarde is bedekt met water. Het grootste gedeelte hiervan (97,3%) is zout water, een klein deel (2,7%) zoet water. Hiervan is 99,5% opgeslagen in gletsjers, 0,5% zit in meren, rivieren, beken, sloten of in de grond. Er is dus maar een heel klein deel van al het water op aarde direct voor menselijk gebruik beschikbaar. De waterkringloop Het water op aarde is onderdeel van de waterkringloop. De zon verwarmt het water van oceanen, zeeën, meren en plassen. Als het oppervlaktewater verdampt, verdwijnt het als waterdamp in de warme lucht. Omdat warme lucht lichter is dan koude lucht stijgt het op. Als de warme lucht opstijgt komt zij in koudere lagen van de atmosfeer en koelt zij af. Omdat koude lucht minder waterdamp kan bevatten, condenseert de waterdamp tot wolkendruppels, die samen wolken vormen. Als de wolkendruppels te groot en te zwaar worden, valt het water als neerslag weer op de aarde. Daar vormt het poeltjes en meren, dringt het in de grond of wordt het door rivieren naar zee gevoerd. Daar kan het dan weer verdampen en dan begint de cyclus opnieuw. Het meest wonderlijke is dat er in dit proces geen enkele druppel van de gehele watervoorraad verloren gaat. Het ecosysteem Een zee, een sloot of een plas is meer dan een grote plas met water. Het is een geheel met planten, dieren, zanddeeltjes, bacteriën, chemische stoffen etc. Het is een ecosysteem, een samenhangend geheel van abiotische en biotische factoren in een bepaald gebied. De levende organismen en al hun onderlinge relaties vormen de biotische factoren in een ecosysteem. De factoren uit de levenloze natuur, zoals de hoeveelheid licht die in het water binnendringt, de watertemperatuur, de stroomsnelheid en het zuurstofgehalte, vormen de abiotische factoren. Watersystemen kun je door de verschillen in abiotische factoren opdelen in rivieren, beekjes, plassen, poelen, meren of sloten. Waterplanten Waterplanten hoeven niet zo stevig te zijn als planten op het land. Ze nemen voedingszouten meestal direct, via de bladeren, uit het water op. Ze hebben geen harde stengel nodig om de zouten vanaf de wortels (opname) naar de bladeren (gebruik) te transporteren. Het is belangrijk dat planten niet naar de bodem zakken, want daar is het minste licht. Bladeren blijven vaak drijven in het water. Wortels dienen vooral als anker om de planten op hun plaats te houden. Er zijn veel verschillende soorten waterplanten. Als je kijkt naar de plaats waar ze groeien, kun je vier groepen ontdekken: • Ondergedoken planten, wortelen in de bodem en blijven helemaal onder water; b.v. waterpest. • Half ondergedoken planten, wortelen in de bodem en de bladeren drijven op het water; b.v. waterlelie. • Drijvende planten, wortels hangen in het water en de bladeren drijven aan de oppervlakte: b.v. kroos. • ‘Opstijgende’ planten, wortelen in de bodem, maar groeien boven het wateroppervlak uit: b.v. riet. Planten en waterkwaliteit Soms zie of ruik je meteen of water schoon is of niet. Maar niet iedere sloot die er donker uitziet is meteen een vuile sloot! Aan de planten die in en langs het water groeien kun je dat beter zien. Kort gezegd: hoe schoner het water, hoe meer soorten planten er groeien. Hieronder staat welke soorten planten het speciaal goed doen in schoon of minder schoon water. • Alleen in schoon water: sterrenkroos, gele lis, egelskop, watermunt, dotterbloem. • In redelijk schoon water: kikkerbeet, gele plomp, waterpest, waterviolier, waterranonkel, holpijp, pijlkruid, waterweegbree. • Ook in vies water: drijvend fonteinkruid, pitrus, riet, liesgras, lisdodde, waterzuring. Waterdieren Niet op elke plek in de sloot vind je dezelfde beesten. Sommige zweven/zwemmen/zitten in het open water of tussen de waterplanten, andere scharrelen rond in de modder op de bodem. Poten Insecten hebben zes poten, handig voor de beesten die op de bodem of op planten leven. Maar je hebt niets aan zes looppoten als je moet zwemmen om aan je kostje te komen. Als er haren op de poten zitten, wordt het al beter. Dan doen ze prima dienst als roeispaan. De aanpassing van schaatsenrijders gaat nog verder; hun poten zijn zo aangepast dat ze hun gewicht kunnen spreiden over vier poten en op het water kunnen lopen. 8 a n m e c - d o c e n t e n h a n d l e i d i n g wat e r e x c u r s i e Lucht happen Waterdieren kunnen niet zonder zuurstof. Ze halen zuurstof uit het water of uit de lucht. Om zuurstof uit het water te halen heb je kieuwen nodig (vissen) of een huid die zo dun is dat de zuurstof uit het water er doorheen kan (kikker en salamander). Om zuurstof uit de lucht te halen moet een diertje regelmatig naar de oppervlakte komen. Maar er zijn ook andere oplossingen. Bootsmannetjes nemen lucht mee tussen de haren op hun buik. Die ziet er daardoor zilverachtig uit. Er zijn ook dieren die luchtbellen meenemen onder water. Waterkevers hebben een luchtbelletje aan hun achterlijf en de waterspin legt zelfs een voorraadje aan. • Schaatsenrijders Ze drijven met hun voeten op het water en kunnen zo op het water lopen. Ze vangen in het water gevallen insecten. Echte rovers dus. • Bloedzuiger Een bloedzuiger zuigt bloed, zou je denken. Maar veel bloedzuigers eten rottend vlees van allerlei dieren. Er zijn wel soorten die bloed zuigen. Ze leven als parasieten op vissen, slakken en amfibieën. • Bootsmannetje Deze roeit met zijn lange achterpoten door het water op en neer. Hij moet namelijk telkens zuurstof aan het wateroppervlak halen. Dieren en waterkwaliteit Wat is oppervlaktespanning? Sommige dieren kunnen slecht tegen vervuild water, ze komen alleen voor als het water heel schoon is. Andere dieren kunnen zowel in schoon als in vuil water leven. De waterdiertjes die in het water voorkomen kunnen je daarom vertellen of het water schoon of vervuild is. Hieronder staat welke waterdieren alleen kunnen leven in schoon water of ook in minder schoon water. • Alleen in schoon water Schrijvertje, watervlo, schaatsenrijder, haftelarve, libelle, vlokreeft, waterspin, kokerjuffer • In redelijk schoon water Geelgerande waterkever, bootsmannetje, platworm, waterschorpioen, zoetwaterpissebed, bloedzuiger, poelslak • Ook in vies water Rattenstaartlarve, muggenlarve, larve van een waterkever, eenoogkreeftje Water is opgebouwd uit watermoleculen die elkaar aantrekken. De moleculen onder water trekken elkaar in alle richtingen aan en houden elkaar zo in evenwicht. Aan het wateroppervlak is het evenwicht verstoord. Boven het water zijn immers geen watermoleculen en dus zijn de aantrekkingskrachten van watermoleculen aan het wateroppervlak alleen naar binnen en opzij gericht. Het gevolg is oppervlaktespanning: de moleculen aan het wateroppervlak trekken veel sterker aan elkaar dan onder water.Deze oppervlaktespanning is zo sterk dat een licht voorwerp of diertje niet door het wateroppervlak zakt. Leuke weetjes over waterdieren Sommige waterdieren die de kinderen vangen hebben interessante aanpassingen aan het leven in het water. Bijvoorbeeld: • Muggenlarven Hebben een soort snorkel aan hun achterkant. Hiermee haalt hij frisse lucht aan de oppervlakte. Ook in heel vies water, waar vaak weinig zuurstof voorkomt, kunnen ze daarom overleven. Ze hangen ondersteboven in het water zodat ze met hun armen voedsel kunnen vangen. • Waterspinnen Een waterspin kan bijna permanent onder water blijven doordat hij een soort duikerklok maakt. Eerst maakt hij zijn web aan waterplanten vast. Daarna haalt hij met zijn achterlijf luchtbellen van het wateroppervlak op en brengt die naar het web. Hij gaat daarmee door totdat in het web een luchtbel hangt die groot genoeg is om in te kruipen. In die luchtbel haalt de spin adem. • Kokerjufferlarven Leven in een koker, een huisje van allerlei rommeltjes die ze in het water vinden. In de koker slaan ze een luchtbel op. Maar ze zetten zich daarmee ook schrap tegen de waterstroming. a n m e c - d o c e n t e n h a n d l e i d i n g wat e r e x c u r s i e Zeep en afwasmiddel breken de oppervlaktespanning van water. Hoe komt dat? De werkbare bestanddelen van natuurlijke en synthetische zepen heten detergenten. Detergensmoleculen bestaan uit een kop die goed in water oplost en een staart die waterafstotend is. Als de detergensmoleculen in water komen steken ze de waterafstotende staarten zoveel mogelijk buiten het wateroppervlak en de kop tussen de watermoleculen in. Hierdoor wordt de hechte band tussen de watermoleculen verbroken en de oppervlaktespanning kleiner. Je kunt dit met een proefje goed aantonen: Een waterdruppel ligt bolvormig op een glazen plaat. Als je daar met de punt van een tandenstoker een beetje wasmiddel aan toevoegt verdwijnt de bolstructuur van de druppel meteen. Het water spreidt zich over de glasplaat uit omdat heel veel detergensmoleculen een plaats willen vinden tussen de watermoleculen aan het oppervlak. Ze verbreken de aantrekkingskracht tussen watermoleculen. De watermoleculen worden van elkaar gescheiden en de oppervlaktespanning van het water wordt verbroken. 9 Aansluiting bij methodes Natuuronderwijs Methode Groep Thema Lesinhoud Wijzer door de natuur groep 7 hoofdstuk 6.1 hoofdstuk 6.2 Nederland een waterland De waterkringloop Leefwereld groep 6 groep 7 groep 7 les 24 les 7 les 11 Waterhuis Water is overal Zuinig met water Natuurlijk oude versie groep 6 groep 7 les 1 les 1 Water Bewegend water Natuurlijk nieuwe versie groep 8 groep 8 les 6.1 les 14 Als een vis in het water De sloot In vogelvlucht oude versie boek D boek D les 6.5 les 4.2 Een bende beestjes in de sloot Water heeft een velletje In vogelvlucht nieuwe versie groep 7 thema 2 Water Natuur Buiten-gewoon groep 6 groep 7 les 9 les 9 Aan de waterkant Een goede vangst De grote reis groep 6 groep 8 hoofdstuk 11.2 hoofdstuk 1.1 Uitvinden Kaartkennis NatuNiek groep 7 groep 8 thema 2, les 2 thema 3, les 2 Hoe waait de wind De natuur in evenwicht 10 a n m e c - d o c e n t e n h a n d l e i d i n g wat e r e x c u r s i e 1 De waterkringloop Wat heb ik nodig? • geen De kringloop van het water De zon verwarmt het water van oceanen, zeeën, meren en plassen. Als het oppervlaktewater verdampt, komt het als waterdamp in de warme lucht. Omdat warme lucht lichter is dan koude lucht stijgt het op. Als de warme lucht opstijgt komt het in koudere lagen van de atmosfeer en koelt af. Koude lucht kan minder waterdamp bevatten. Daarom condenseert de waterdamp tot wolkendruppels, die samen wolken maken. Als de wolkendruppels te groot en te zwaar worden, valt het water als neerslag (regen, hagel, sneeuw) weer op de aarde. De neerslag valt in poeltjes en meren, of op de grond. Veel neerslag wordt door rivieren naar zee gevoerd. Daar kan het dan weer verdampen en begint de cyclus opnieuw. In de waterkringloop gaat geen enkele druppel water verloren! Omcirkel het juiste antwoord 1 Warme lucht kan meer / minder waterdamp bevatten dan koude lucht. 2 Koude / warme lucht stijgt op. 3 Als water (vloeibaar) verandert in waterdamp (gas) heet dat condensatie / verdamping. 4 Als waterdamp (gas) verandert in water (vloeibaar) heet dat condensatie / verdamping. anmec werkblad waterexcursie De waterkringloop in zes stappen De pijlen op deze tekening geven de kringloop van het water aan. Bij sommige pijlen staat een nummer. Lees de zinnen hieronder. Schrijf achter elke zin bij welk nummer in de tekening hij hoort. Het water verdampt en stijgt op. = nummer .......... Het water zakt de grond in, stroomt in de rivier. = nummer .......... Als regen, sneeuw of hagel valt het water weer op de aarde. = nummer .......... Het water stroomt terug in zee. = nummer .......... De zon verwarmt het water. = nummer .......... De waterdamp condenseert tot druppels die samen wolken vormen. = nummer .......... anmec werkblad waterexcursie 2 Voedselketens in het water Wat heb ik nodig? • potlood In het water leven planten en dieren. Noem 5 waterdieren die je in een sloot zou kunnen vinden. Schrijf achter elk dier wat hij eet. Waterdier voedsel 1 ..................................................... ...................................................... 2 ..................................................... ...................................................... 3 ..................................................... ...................................................... 4 ..................................................... ...................................................... 5 ..................................................... ...................................................... Weet je ook namen van waterplanten? 1 ........................................................................................... 2 ........................................................................................... 3 ........................................................................................... anmec werkblad waterexcursie Planten kunnen hun eigen voedsel maken uit zonlicht, water en voedseldeeltjes uit de bodem. Dieren kunnen dat niet. Dieren eten daarom planten of andere dieren om aan voedsel te komen. Deze dieren worden weer gegeten door andere dieren. Zo’n rij van eten en gegeten worden heet een voedselketen. Bijvoorbeeld: roos bladluis lieveheersbeestje koolmees poes. Omdat planten hun eigen voedsel kunnen maken, begint een voedselketen altijd met een plant. Ook de planten en dieren die in het water leven zijn op elkaar aangewezen. Bedenk een ‘watervoedselketen’. Hoe lang wordt de keten? Dit dier .................................................................................................. wordt gegeten door ................................................................................, en dit dier wordt gegeten door .............................................................., en dan dit dier weer door ....................................................................., dit dier weer door, ..............................................................................., en dit door ........................................................................................... Waterplanten zijn niet alleen belangrijk voor waterdieren als voedsel. Bedenk nog meer redenen waarom waterdieren planten nodig hebben .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. .............................................................................................................................. anmec werkblad waterexcursie 3 Oppervlaktespanning en zeep Wat heb ik nodig? • doorzichtig bakje met water • naald (of paperclip) •bakje afwasmiddel • tandenstoker •toiletpapier Sommige waterdieren leven niet in het water maar óp het water, zoals de schaatsenrijder. Zijn poten zijn daarvoor speciaal aangepast. Om op het water te kunnen lopen maakt hij gebruik van de oppervlaktespanning van het water. Hoe sterk is de oppervlaktespanning van water? Kun je ook andere dingen op het water laten drijven? Dat ga je nu onderzoeken. 1 vul een glas of bakje met water 2 leg het wc-papiertje plat op het water. 3 leg de naald op het stukje wc-papier. 4 duw met een tandstoker een hoekje van het papier heel voorzichtig naar beneden. Het papiertje zuigt zich vol met water en zinkt. De naald zou nu op het water moeten drijven. Kijk goed hoe de naald op het wateroppervlak ligt. Kijk ook eens van opzij en van onderaf, door het glas heen. 5 Teken hoe de naald in het water ligt. anmec werkblad waterexcursie Wacht tot iedereen klaar is met tekenen. 6 Doop het puntje van de tandenstoker in het afwasmiddel. 7 Houd het puntje van de tandenstoker heel kort in het water (zonder de naald te raken!). Als de naald daarna nog drijft, doe het dan nog eens. Schrijf op wat er met de naald gebeurde. ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… Wat denk je dat er met een schaatsenrijder gebeurt als er zeep in het water komt? ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… anmec werkblad waterexcursie Waterdeeltjes en oppervlaktespanning In één druppel water zitten een heleboel waterdeeltjes. Deze waterdeeltjes trekken elkaar aan. Ze lijken een beetje magnetisch te zijn voor andere waterdeeltjes. Een waterdeeltje onder water heeft aan alle kanten andere waterdeeltjes om zich heen. De aantrekkingskracht is aan alle kanten van het waterdeeltje even sterk. s eeltje d r e t wa water onder water Aan het wateroppervlak heeft een lucht waterdeeltje alleen water onder en naast zich. Daarom richt hij al zijn trekkracht ook alleen naar onder en opzij. aan ltjes e e d r wate pervlakte de op water De waterdeeltjes zijn aan het wateroppervlak steviger met elkaar verbonden en vormen bijna een soort vlies. Je kunt de deeltjes minder makkelijk uit elkaar duwen daardoor. We noemen dat de oppervlaktespanning. anmec informatieblad waterexcursie anmec informatieblad waterexcursie Wie eet wat? deze dieren eten bloedzuiger zuigt bloed van vissen, slakken en amfibieën; veel soorten zuigen geen bloed maar eten rottend vlees. bootsmannetje muggenlarven, kikkervisjes, keverlarven, stekelbaarsjes duikerwants plankton, algen, rottende plantendelen eenoogkreeftje bacteriën, algen, zwevende deeltjes van vergane planten en dieren geelgerande watertor stekelbaarsjes, kikkervisjes, insectenlarven grote waterkevers grote prooien: waterinsecten, kikkervisjes, visjes, slakken haftelarve algen, vergane planten karper eetbare bestanddelen uit modder (algen, vergane plantenresten), zoetwater-pissebedden, vlokreeften, wormpjes, slakken kikker slakken, wormen en insecten kikkervisjes watervlooien, algen en bacteriën kleine waterkevers kleine prooien: waterinsecten en planktondiertjes kokerjuffer planten, watervlooien en muggenlarven larve van de waterjuffer plankton, wormpjes, kleine insectenlarven larve van de watersalamander watervlooien, algen en bacteriën larven van kevers waterinsecten, kikkervisjes, visjes en slakken libellelarven alle waterdiertjes die niet te groot zijn: kikkervisjes, visjes, insecten, enz. platwormen vlokreeften, kleine waterpissebedden, wormpjes, muggenlarven, kleine insecten poelslak algen die op stenen en planten groeien anmec informatieblad waterexcursie deze dieren eten posthoornslak algen, zachte levende waterplanten, rottende waterplanten en dode slakken, vissen en kikkervisjes rattenstaartlarve vergane planten en dieren in modder en vuil slib muggenlarve plankton, vergane planten en dieren schaatsenrijder op het water gevallen insecten schrijvertje kleine insecten die op het water vallen stekelbaars muggenlarven, watervlooien, wormen, tubifex tubifex of slingerworm vergane planten en dieren vlokreeft algen, dode planten en dieren watermijt larve: bloedzuiger op kevers en wantsen. volwassen: watervlooien, hafte-larven, larven van watergaasvlieg waterpissebed algen, dode plantendelen watersalamander insecten waterschorpioen waterpissebed, vlokreeft, kleine insecten, kikkervisjes, visjes waterspin (larven van) kleine waterinsecten, watervlooien watervlo bacteriën, algen, zwevende deeltjes van vergane planten en dieren zwemwants muggenlarven, keverlarven, waterinsecten, kikkervisjes, stekelbaarsjes Plankton bestaat uit algen en heel kleine waterdiertjes. anmec informatieblad waterexcursie Wie wordt gegeten door wie? deze soorten worden gegeten door algen eenoogkreeftjes, watervlooien, vlokreeftjes, haftelarven, duikerwantsen, larven van watersalamanders, kikkervisjes, duikerwantsen, karpers, poelslakken, posthoornslakken, zoetwaterpissebedden (dode) planten duikerwantsen, posthoornslakken, zoetwaterpissebedden, eenoogkreeftjes, watervlooien, tubifex, muggenlarven, steekmuglarven, rattenstaartlarven, haftelarven, karpers, vlokreeftjes, kokerjuffers vergane dieren eenoogkreeftjes, watervlooien, tubifex, muggenlarven, steekmuglarven, rattenstaartlarven, vlokreeftjes, platwormen, bloedzuigers, posthoornslakken bacteriën eenoogkreeftjes, watervlooien, larven van watersalamanders, kikkervisjes plankton steekmuglarven, kleine waterkevers, duikerwantsen, larven van de waterjuffers, muggenlarven bloed bloedzuigers, watermijten bootsmannetjes vleesetende watervogels, kikkers, padden, sommige grotere vissen kikkervisjes libellelarven, bootsmannetjes, zwemwantsen, waterschorpioenen, stekelbaarsjes, geelgerande watertorren larven van waterjuffers bootsmannetjes, zwemwantsen, waterschorpioenen, stekelbaarsjes, geelgerande watertorren, grotere libellenlarven larven van watersalamanders geelgerande watertorren, bootsmannetjes, zwemwantsen larven van waterkevers bootsmannetjes muggenlarven platwormen, kokerjuffers, libellelarven, bootsmannetjes, stekelbaarsjes, kikkers, salamanders, zwemwantsen anmec informatieblad waterexcursie deze soorten worden gegeten door slakken kevers, larven van kevers, kikkers, karpers stekelbaarsjes bootsmannetjes, geelgerande watertorren, grote waterkevers, libellelarven, zwemwantsen vlokreeftjes karpers, libellelarven, platwormen, waterschorpioenen visjes libellelarven, bootsmannetjes, zwemwantsen, waterschorpioenen, stekelbaarsjs, waterspin libellelarven, bootsmannetjes, waterschorpioenen, geelgerande watertorren, zwemwantsen, vissen, kikkers, salamanders watervlooien kokerjuffers, kikkervisjes, stekelbaarsjes, larven van watersalamanders, libellelarven, watermijten, salamanders, waterschorpioenen, waterspinnen wormen platwormen, kikkers, karpers, larven van de waterjuffers, libellelarven, stekelbaarsjes, salamanders zoetwaterpissebedden karpers, libellelarven, platwormen, salamanders, waterschorpioenen anmec informatieblad waterexcursie