Biosimilars: niet precies hetzelfde als biologicals Zo’n vijftien jaar geleden betekende de introductie van etanercept (Enbrel), infliximab (Remicade) en adalimumab (Humira) een enorme doorbraak bij de behandeling van ontstekingsreuma. Bart van den Bemt is apotheker van de Maartensapotheek, de poliklinische apotheek van de Sint Maartenskliniek in Nijmegen. De Maartensapotheek is de enige openbare apotheek in Nederland, die in reumato-logie, orthopedie en revalidatie is gespecialiseerd. Kijk voor meer informatie op www.maartenskliniek.nl. 34 REUMA magazine.nl Tot de komst van deze biologicals (anti-TNF-middelen) werden patiënten behandeld met traditionele DMARDs zoals methotrexaat, sulfasalazine en goud. Nu het patent op die eerste anti-TNF-middelen (infliximab en niet veel later etanercept) verloopt, mogen andere fabrikanten middelen gaan verkopen die sterk lijken op de biologicals. Deze ‘look-a-likes’ worden biosimilars genoemd. Biosimilars mogen in Europa alleen in de handel worden genomen als er afdoende bewijs is dat deze middelen qua structuur, effectiviteit, veiligheid, kwaliteit en werkingsmechanisme soortgelijk zijn aan de oorspronkelijke biological. Met de komst van de biosimilars wordt een nieuw hoofdstuk toegevoegd aan de behandeling van reumatische aandoeningen. De behandeling met anti-TNF-middelen zal goedkoper worden, terwijl de veiligheid en effectiviteit niet in het geding zijn. Het merkgeneesmiddel Voltaren werd na het verlopen van het patent het generieke geneesmiddel diclofenac, Arava ging vaak over in leflunomide en sinds kort is er naast Celebrex ook celecoxib. Van de traditionele geneesmiddelen zijn we gewend dat het patent op een gegeven moment verloopt en dat er naast het merkgeneesmiddel ook een generieke (vaak goedkopere) variant in de handel komt. Deze traditionele geneesmiddelen zijn relatief eenvoudig van chemische structuur. Biologicals moeilijker ‘na te maken’ Bij biologicals ligt het produceren van een generiek middel minder eenvoudig. Biologicals zijn namelijk eiwitten die door levende cellen worden gemaakt. Eiwitten bestaan echter uit veel meer ‘onderdelen’ dan gewone geneesmiddelen: doorgaans heeft een eiwit duizend keer meer atomen (de bouwstenen van alles om ons heen) dan een gewoon geneesmiddel. Atomen worden gevormd door moleculen. De lange eiwitmoleculen zijn in een driedimensionale structuur gevouwen. De manier waarop zo’n eiwit is gevouwen, zorgt ervoor dat het eiwit wordt herkend in het lichaam en dat het Geneesmiddelen zijn werk kan doen. Door de complexe structuur van eiwitten zijn biologicals minder makkelijk na te maken. Sterker nog: omdat biologicals een complexe structuur hebben, is niet elke originele biological hetzelfde. Dus ook nu kunnen er al (kleine) verschillen zijn tussen de verschillende verpakkingen anti-TNF-middelen van één fabrikant die bij de apotheek liggen. Soortgelijk maar niet identiek Fabrikanten zijn al jaren bezig om de bestaande anti-TNF-middelen na te maken. Hiervoor kopen de biosimilarfabrikanten verschillende partijen biologicals om die zo goed mogelijk te kunnen onderzoeken en reproduceren. Een 100 procent ‘kopie’ is haast onmogelijk. De definitie van biosimilar is dan ook niet voor niets: ‘Een biosimilar is een biological die qua kwaliteit, biologische activiteit, veiligheid en effectiviteit soortgelijk is aan een andere actieve substantie die al op de markt is’. Soortgelijk dus, maar niet identiek. Langdurig onderzoek Om te bewijzen dat de biosimilar soortgelijk is aan het originele product moet de fabrikant laten zien dat (1) de biosimilar bestaat uit dezelfde (volgorde van) atomen en driedimensionale structuur als het originele product, (2) de biosimilar zich in reageerbuisproeven hetzelfde gedraagt als het gaat om farmacologische activiteit en (3) in minimaal één groot onderzoek bij patiënten hetzelfde effect en veiligheid te zien is. Ook als een biosimilar eenmaal in de handel is, gaat het onderzoek naar de veiligheid en effectiviteit van deze geneesmiddelen door. Studies op basis van praktijkervaringen en databases dienen vervolgens de langetermijnveiligheid in grote groepen mensen te bevestigen. Wanneer een biosimilar in Europa is erkend als geneesmiddel zijn er zoveel tests gedaan, dat de Generiek geneesmiddel DMARD Een generiek geneesmiddel is een geneesmiddel dat dezelfde werkzame stof of stoffen bevat als een oorspronkelijk op de markt gebracht merkgeneesmiddel. DMARD’s zijn Disease-modifying antirheumatic drugs (ziekteverloopbeïnvloedende geneesmiddelen tegen reuma). Deze middelen verminderen de activiteit van ontstekingen in de gewrichten. effectiviteit en veiligheid van het geneesmiddel is gewaarborgd. Andere indicaties Het onderzoek naar de effectiviteit en veiligheid van de biosimilar hoeft de fabrikant van het biosimilar niet te herhalen voor elke aandoening waarvoor deze is voorgeschreven. Veel anti-TNF-middelen worden gebruikt bij reumatoïde artritis maar ook bij de ziekte van Bechterew of artritis psoriatica. Wanneer de aandoeningen sterk op elkaar lijken qua mechanisme (en er geen grote verschillen zijn in geneesmiddelen die naast de biological moeten worden gebruikt), dan volstaat het vaak dat de fabrikant slechts de werking bij één aandoening onderzoekt. De toestemming om de biosimilar te gebruiken bij andere aandoeningen krijgt de fabrikant er dan bij, mits hij kan aantonen dat deze aandoeningen lijken op aandoeningen die wel onderzocht zijn. Vaak is dan wel weer aanvullend onderzoek na de registratie en/of aanvullende monitoring vereist om de effectiviteit en veiligheid van het geneesmiddel te bevestigen. Wat betekent dat voor jou? Als je gaat starten met een biological, kan de arts ervoor kiezen een biosimilar voor te schrijven. Er is namelijk geen verschil in effect en bijwerkingen tussen de originele biological en de biosimilar. De Nederlandse Vereniging voor Reumatologie (NVR) bevestigt dit. Van biological naar biosimilar? Op dit moment wordt er nog wel discussie gevoerd of je patiënten die al een tijdje goed effect hebben van een originele biological, kunt omzetten naar een biosimilar. Als geld geen rol speelt, is er geen aanleiding om een patiënt van zijn bestaande therapie af te halen. Maar vanuit het maatschappelijk perspectief is het omzetten van de patiënt naar een andere goedkopere biological/biosimilar nuttig om de zorg betaalbaar te houden. Verschillende onderzoeken kijken nu of het verantwoord is om een patiënt die goed reageert op een biological om te zetten naar een andere (biosimilar) biological. Een ding is zeker: zo’n omzetting kan alleen plaatsvinden als de arts en de patiënt dit samen zijn overeengekomen. Tot slot Biosimilars lijken er voor te zorgen dat de medicamenteuze behandeling van reumatische aandoeningen een stuk goedkoper wordt; bij nieuwe patiënten kan men meteen starten met een biological of biosimilar. Bij het switchen van patiënten die goed reageren op bestaande therapie, moet men terughoudend zijn. Dat kan alleen in onderling overleg met de patiënt en nadat de patiënt toestemming heeft gegeven. Bart van den Bemt REUMA magazine.nl 35