Eerste bluetongue-uitbraak bij geiten in Nederland

advertisement
Voor
de praktijk
Eerste bluetongue-uitbraak bij geiten in Nederland: beschrijving van
de klinische verschijnselen en differentieeldiagnose
D. Dercksen1, N. Groot Nibbelink2, R. Paauwe3, A. Backx4, P. van Rijn4 en P.Vellema1.
Voor de eerste keer in Nederland
en Noordwest-Europa is bij geiten
bluetongue aangetoond. BluetonUit en gue is een jaar geleden, op 17 auvoor de gustus 2006, voor het eerst in Nederland aangetoond bij schapen en
praktijk iets later bij runderen. De klinische
verschijnselen, diagnostiek en differentieeldiagnose van bluetongue
op het eerste besmette geitenbedrijf worden in dit artikel
beschreven.
Klinische verschijnselen deden zich eerder niet voor bij geiten. De meest opvallende klinische verschijnselen op het betreffende bedrijf waren acute melkproductiedaling en hoge
koorts (tot 42 graden Celcius). De klinische verschijnselen
waren bij deze geiten minder opvallend dan bij de meeste klinisch zieke schapen en runderen. Enkele geiten vertoonden
oedeem van de lippen en de kop, lichte neusuitvloeiing en
korstvorming op de neus en de lipranden. Tevens was er sprake van erytheem van de uierhuid met kleine subcutane bloedingen. Evenals vorig jaar bij het allereerste geval van bluetongue in Noordwest-Europa leidde een goede samenwerking
tussen practicus, specialisten van GD-Deventer (GD-veekijker), de dierziektenspecialist van de VWA en CIDC-Lelystad
in Nederland tot de eerste, snelle melding en de bevestiging
van de bluetongueverdenking.
Inleiding
Bluetongue is als ziektebeeld voor het eerst beschreven in
Zuid-Afrika nadat aan het eind van de achttiende eeuw Merino’s uit Europa waren binnengehaald (10). Het Onderstepoort
Veterinary Institute heeft gedurende vele jaren bijna als enige
instituut in de wereld onderzoek verricht naar deze aandoening en de virale oorzaak en transmissie ervan vastgesteld
(6). Van het bluetonguevirus bestaan 24 serotypes. Bluetongue komt tegenwoordig wereldwijd voor, vooral in een gebied tussen 40 graden noorderbreedte en 35 graden zuiderbreedte. In het verleden is bluetongue verschillende malen
het zuiden van Europa binnengedrongen, maar de ziekte heeft
zich daar toen niet kunnen handhaven (7), hoewel sommige
uitbraken jarenlang duurden en met ernstige verliezen gepaard gingen. Zo eiste de uitbraak van bluetonguevirus serotype 10 in Spanje en Portugal van 1956 tot 1960 180.000
slachtoffers onder schapen maar in de ruim twintig daaropvolgende jaren bleef de ziekte weg (5). Tussen 1998 en 2001
deden zich verschillende uitbraken van bluetongue voor in
het gebied rond de Middellandse Zee. Hierbij waren in ieder
geval de serotypes 9, 16, 4 en 2 betrokken en het totale aantal
1
2
3
4
GD Deventer, Postbus 9, 7400 AA Deventer. Corresponderend auteur, e-mail:
[email protected].
Veterinair Centrum Someren b.v.
VWA TLP Someren 1.
Centraal Instituut voor DierziekteControle Lelystad, onderdeel van Wageningen
Universiteit en Onderzoekscentrum (CIDC-Lelystad).
786
TIJDSCHRIFT
VOOR
Summary
First outbreak of bluetongue in goats in the Netherlands
For the first time, bluetongue has been diagnosed in goats
in the Netherlands and in Northwest-Europe. On the 17th
of August 2006, bluetongue was for the first time diagnosed
in sheep and a little later in cattle in the Netherlands. The
clinical symptoms, diagnostics and differential diagnosis
of bluetongue (BT) in goats in the Netherlands are described. The most obvious clinical signs were an acute
drop in milkproduction and high fever (up to 42ºC). Clinical signs were less obvious than usually seen for clinically
diseased sheep and cattle. A few goats showed oedema of
the lips and the head, some nasal discharge and scabs on
the nose and lips. Further, erythema of the skin of the udder and small subcutaneous hemorrhages were seen.
Just like one year ago, for the very first suspicion of bluetongue in Northwest-Europe, a good collaboration between practitioners, specialists of the Animal Health Service (GD Deventer), the Specialist Team of the Food and
Consumer Product Safety Authority (VWA), and the Central Institute for animal Disease Control (CIDC-Lelystad)
in the Netherlands, led to the first and rapid notification
and confirmation of the suspicion of bluetongue.
(Please note that this article is a non-reviewed contribution. All reviewed contributions can be found in the section ‘Wetenschap’.)
slachtoffers onder schapen bedroeg minimaal driehonderdduizend (8). Deze slachtoffers vielen niet alleen door de ziekte maar waren ook het gevolg van ruimingen in een poging de
uitbraak te stoppen of om redenen van dierenwelzijn. Naast
bovengenoemde serotypes komt ook serotype 1 voor in Europa (4) en aan de oost- en zuidgrens van Europa komen de serotypes 2, 4, 6, 9, 10, 13 en 16 voor (8).
Bluetongue is een door insecten overgebrachte en daarmee
seizoensgebonden virusinfectie van (wilde) herkauwers met
wisselende klinische beelden, maar primair geassocieerd met
vasculaire schade. Een bluetongue-infectie is niet direct besmettelijk; de infectie wordt door insecten overgebracht. Bij
een bluetonguebesmetting wordt het virus door knutten (Culicoides species) tijdens de bloedmaaltijd in de bloedbaan gebracht. Het bluetonguevirus vermenigvuldigt zich in lymfklieren, bloedvormende organen en de endotheelcellen van
kleine bloedvaten. Door beschadigingen aan de kleine bloedvaten treedt vaatlekkage op met bloedinkjes, trombose en oedeemvorming als gevolg. Deze gevolgen zijn vaak het duidelijkst zichtbaar aan de perifere lichaamsdelen: bloedinkjes en
oedeem van lippen, mondslijmvlies, neusspiegel en neusslijmvlies, oogleden, oren, spenen en de distale delen van de
poten. Vooral in de mondholte treedt na enkele dagen erosie
van het slijmvlies op; dieren met dit verschijnsel speekselen
vaak en hebben neusuitvloeiing. De vochtuittreding in en
rond de klauwtjes kan leiden tot meer of minder ernstige
DIERGENEESKUNDE, DEEL 132,
OKTOBER, AFLEVERING
20, 2007
Voor
de praktijk
Foto 1. Overzicht van de situatie op het bedrijf. De witte melkgeiten worden in deze potstal altijd binnen gehouden. (Foto: N. Groot Nibbelink)
Foto 2. Luchtinlaat: met kippengaas kun je wel vogels maar geen knutten
buiten houden. (Foto: D. Dercksen)
kreupelheid. Kreupelheid kan ook het gevolg zijn van spiernecrose. Subcutaan oedeem en longoedeem komen ook regelmatig voor. Het typische beeld met een sterk gezwollen
blauwe tong waaraan de ziekte haar naam ontleent, komt
maar zelden voor.
Volgend op een besmetting hebben de dieren vaak meerdere
dagen hoge koorts, tot meer dan 41 graden Celcius. Door de
verhoogde lichaamstemperatuur is de ademfrequentie vaak
verhoogd; longoedeem kan dit beeld verergeren. Eén tot twee
dagen na de start van de koortspiek is rood- tot paarskleuring
en zwelling van de slijmvliezen in mond en neus vaak opvallend. Bij besmette schapen kan ‘breuk’ van de wolvezels in
de haarfollikels optreden en dit kan na enkele weken resulteren in meer of minder ernstige kaalheid.
Bij met bluetongue besmette dieren kan de slechte bloedvoorziening resulteren in spierdegeneratie en -necrose, niet
alleen van de skeletspieren maar ook van de hartspier en dit
kan leiden tot spierstijfheid en hartfalen. Ernstig zieke dieren
kunnen na verloop van een aantal dagen tot weken restloos
herstellen, restverschijnselen over houden, achteruit gaan in
conditie, maar ook sterven. Sterfte kan ook optreden bij dieren die weinig of geen klinische verschijnselen hebben vertoond. Het virus kan in het dier in rode bloedcellen lang overleven. De duur van de viraemie is niet precies bekend, maar
deze zou bij schapen tot vijftig dagen en bij het rund tot honderd dagen aanhouden (8).
Op 17 augustus 2006 werd bluetongue voor het eerst vastgesteld in Nederland op een schapenbedrijf in het zuiden van
het land (9). Kort daarna werd deze ziekte ook bevestigd in
België, Duitsland, Frankrijk en Luxemburg, niet alleen bij
schapen maar ook bij runderen. Aan het eind van dat jaar waren meer dan tweeduizend bedrijven in Noordwest-Europa
officieel besmet verklaard. Het oorzakelijke serotype was serotype 8, een serotype dat daarvoor niet eerder in Europa was
Foto 3a. Geit in acuut stadium met licht gezwollen en iets rodere neusspiegel en lippen, lichte conjunctivitis en neusuitvloeiing.
Foto 3b. Zelfde geit, vooraanzicht. (Foto’s: D. Dercksen)
787
TIJDSCHRIFT
VOOR
DIERGENEESKUNDE, DEEL 132,
OKTOBER, AFLEVERING
20, 2007
Voor
de praktijk
gevonden (3). In juli 2007 deden zich opnieuw uitbraken van
bluetongue voor bij schapen en runderen veroorzaakt door
serotype 8: op 13, 17, 26 en 27 juli, respectievelijk in Duitsland, België, Nederland en Frankrijk. Op 26 juni 2007 werd
een uitbraak van bluetongue serotype 1 bevestigd in Spanje.
Bij de bluetongue-uitbraak die sinds augustus 2006 in Noordwest-Europa plaatsvond hadden zich geen klinische verschijnselen voorgedaan bij geiten. In februari 2007 was wel
één geit seropositief bevonden (Van Rijn, persoonlijke communicatie). Mogelijk waren bij dit dier klinische verschijnselen onopgemerkt gebleven, want een experimentele infectie
met bluetonguevirus bij geiten leidt niet altijd tot duidelijke
klinische verschijnselen (1).
Op donderdag 30 augustus 2007 meldde de praktiserend dierenarts van een melkgeitenbedrijf met ongeveer zeshonderd
melkgeiten in Someren (Zuid-Nederland) aan GD-Veekijker
een tiental ernstig zieke geiten in een koppel van ruim honderd dieren. Op verzoek van de dierenarts is het bedrijf nog
diezelfde dag door de dierenarts van ‘GD Veekijker’ bezocht
en in onderling overleg hebben beide geconstateerd dat bluetongue niet viel uit te sluiten. Na de officiële melding is nog
diezelfde middag het bedrijf bezocht door een dierenarts van
de VWA (Voedsel- en Waren Autoriteit) en zijn de benodigde
bloedmonsters genomen. Binnen een dag werd de diagnose
bluetongue bevestigd door CIDC-Lelystad.
Anamnese:
De problemen zijn volgens de geitenhouder rond 21 augustus
begonnen bij de dieren in de hoogproductieve groep. Deze
groep bevond zich in dat deel van de stal dat het dichtst bij
het weiland ligt, waar zes jonge pinken van acht tot tien
maanden liepen. De dieren die problemen vertoonden, hadden te rode uiers, waren suf en produceerden minder melk
dan daarvoor. Een week daarvoor had één geit gedurende ongeveer een dag een dikke kop gehad, maar de zwelling was
zonder behandeling verdwenen. Omdat de veehouder rond de
start van de problemen vijftig dieren in de hoogproductieve
groep had gesponsd om ze te laten insemineren, had hij aanvankelijk een relatie gelegd met deze ingreep, tot het hem opviel dat er ook dieren ziek werden die niet waren gesponsd.
Ook vermoedde de geitenhouder aanvankelijk een relatie met
het uitmesten van de stal in diezelfde periode. Op 30 augustus consulteerde de geitenhouder zijn practicus.
Casuïstiek
Bedrijf:
Het betreft een melkgeitenbedrijf met bijna 800 geiten (inclusief opfok) waarvan 450 volwassen melkgeiten verdeeld
over vier met stro ingestrooide potten van elk ongeveer 110
dieren. De geiten waren in vier groepen verdeeld op basis van
productie. Boven alle potten hingen drie ventilatoren per pot.
De aflamperiode op het bedrijf liep van februari tot mei en
het dekseizoen stond weer voor de deur. De gemiddelde
melkproductie lag met 1150 kilogram melk per gemiddeld
aanwezige melkgeit per jaar (met 4,09 procent vet en 3,41
procent eiwit) ruim boven het landelijk gemiddelde. Op het
melkgeitenbedrijf waren ook zes runderen aanwezig.
Klinische bevindingen:
Op 30 augustus waren tien geiten in een koppel van 110 dieren ernstig ziek en hadden hoge koorts, variërend van 40,7 tot
42,1 graden Celsius. De geiten vertoonden een iets verhoogde
ademfrequentie. Bij drie van de tien geiten was sprake van een
geringe verdikking van lippen en neusspiegel. Deze dieren leken iets meer lippenspel te vertonen en liepen een beetje stijf.
Bij twee geiten was tevens sprake van slappe uiers met een te
rode en warme uierhuid met kleine subcutane bloedinkjes. Bij
enkele dieren was sprake van een geringe conjunctivitis. Vooral de hoogproductieve geiten met koorts vertoonden een flinke
melkproductiedaling van ongeveer twee tot drie kilogram
melk per dier per dag. Sommige geiten gaven niets meer. De
totale melkproductie op dit bedrijf was afgenomen met ongeveer 250 kilo melk per drie dagen. Alle geiten met klinische
verschijnselen hadden een verminderde eetlust en een ingevallen pens. Overige verschijnselen waren niet aanwezig.
Daarmee waren de klinische verschijnselen minder duidelijk
dan bij de meeste klinisch zieke schapen met bluetongue.
Eén tot twee dagen na het optreden van de eerste klinische
verschijnselen was de melkproductie nog steeds verlaagd,
Foto 4. Korstvorming op neus en lippen enkele dagen na het optreden van
de eerste klinische verschijnselen. (Foto: N. Groot Nibbelink)
Foto 5. Acuut stadium: slappe uier met erytheem en puntbloedinkjes.
(Foto: N. Groot Nibbelink)
788
TIJDSCHRIFT
VOOR
DIERGENEESKUNDE, DEEL 132,
OKTOBER, AFLEVERING
20, 2007
Voor
de praktijk
Foto 6a. Uier is in de acute fase rood met verdeeld over de uier kleine
subcutane puntbloedinkjes.
Foto 6b. Zelfde geit, drie dagen later: de uier is minder rood. (Foto:
N. Groot Nibbelink)
maar de uiers waren duidelijk minder rood.
De klinische verschijnselen bleven niet beperkt tot de hoogproductieve dieren; de besmetting breidde zich met een snelheid van vijf tot tien dieren per dag uit over het gehele bedrijf.
Bij de meeste geiten zakte de lichaamstemperatuur zonder
behandeling in vier tot vijf dagen naar 38,5 tot 39,5 graden
Celcius. De eetlust nam dan ook geleidelijk iets toe. De productiedaling was het duidelijkst bij de hoogproductieve
geiten; bij sommige dieren daalde de dagproductie van
5,5 liter naar nul liter. Na één tot anderhalve week kwam bij
de meeste dieren de productie langzaam weer op gang. Tien
dagen na het stellen van de diagnose bluetongue hadden volgens de geitenhouder zestig dieren verschijnselen passend bij
bluetongue vertoond. Vijftien voornamelijk hoogproductieve
geiten produceerden nog steeds geen melk.
Klinisch zieke geiten met hoge temperatuur (meer dan
40,0 graden Celcius) leken na behandeling met een NSAID
(Rimadyl Cattle®, Pfizer Animal Health) sneller te herstellen
dan dieren die niet werden behandeld, en ook de melkproductie leek bij deze dieren minder te dalen.
kort (vier tot dertien dagen) voor het bloedtappen geïnfecteerd geraakt en dus nog seronegatief (1).
Laboratoriumdiagnostiek
Gepaarde monsters, EDTA-bloed en serumbloed van geiten
met klinische verschijnselen zijn opgestuurd naar het CIDCLelystad om de verdenking op bluetongue te bevestigen met
de gebruikelijke laboratoriumtesten. Voor het aantonen van
genetisch materiaal van het bluetonguevirus is gebruikgemaakt van de ‘reverse transcriptase polymerase chain reaction assay’ (PCR-test). Deze test is door het CIDC-Lelystad
ontwikkeld en uitgebreid gevalideerd op EDTA-bloed van
runderen en schapen in de periode van augustus 2006 tot
maart 2007 (manuscript in bewerking). Alle zes EDTAbloedmonsters gaven een duidelijk positieve testuitslag. Geiten worden ongeveer vier dagen na infectie PCR-positief (1).
Serumbloed werd getest met de commercieel verkregen competitieve ELISA (ID.VET). Ook deze test is gevalideerd voor
serumbloed van runderen en schapen. Vier van de zes geiten
waren duidelijk seropositief voor bluetongue. Twee van de
zes dieren waren negatief. Vermoedelijk waren deze dieren
789
TIJDSCHRIFT
VOOR
Differentieeldiagnose
Bij de differentieeldiagnostiek is het altijd mogelijk een lange
lijst van aandoeningen te maken. Daarbij geldt: hoe minder
specifiek de symptomen, hoe langer de lijst. In onderstaande
lijst is op basis van de bovengenoemde verschijnselen een
opsomming gemaakt van aandoeningen waaraan gedacht zou
kunnen worden.
Bij geiten kan differentieeldiagnostisch worden gedacht aan:
· mond-en-klauwzeer;
· ecthyma;
· haemonchose;
· fotosensibiliteit;
· longontsteking;
· peste des petits ruminants.
Discussie
• Mond-en-klauwzeer: bij mond-en-klauwzeer hangen
de klinische verschijnselen af van het virustype. Tijdens de
mond-en-klauwzeeruitbraak van 2001 vertoonden schapen
nauwelijks klinische verschijnselen, terwijl runderen en
geiten zeer duidelijke klinische verschijnselen vertoonden.
Geiten hadden duidelijke blaasjes op de uier en vertoonden
kreupelheid en in een enkel geval ontschoening.
• Ecthyma: bij deze aandoening treedt bij geiten soms eerst
zwelling van de lippen op en daarna ontstaan de typische papillomateuze laesies aan oren, oogleden, neus en lippen en
soms aan kroonranden, vulva en preputium. Vooral de inwendige vorm van ecthyma kan, zeker in het acute stadium,
overeenkomsten vertonen met de verschijnselen die bij bluetongue bij het schaap voorkomen en minder met de boven
beschreven kliniek bij de geit.
• Haemonchose: bij haemonchose zijn oedeem tussen de
kaaktakken, sloomheid en bleekwitte slijmvliezen kenmerkend. Dieren met haemonchose hebben niet een verhoogde
DIERGENEESKUNDE, DEEL 132,
OKTOBER, AFLEVERING
20, 2007
Voor
de praktijk
lichaamstemperatuur. Bovendien past haemonchose niet in
de differentieeldiagnose op een geitenbedrijf waar de geiten
altijd binnen worden gehouden en geen vers gras gevoerd
krijgen. Bij bluetongue zijn de slijmvliezen niet papierwit,
maar eerder roodpaars met bloedingen of laesies.
hulp bij het beschrijven van de verschijnselen. Ook de contacten met medewerkers van VWA, (incident en crisiscentrum) en de directie VD van het ministerie van LNV werden
door de auteurs als zeer prettig en ondersteunend ervaren.
Referenties
• Longontsteking: dieren met longontsteking hebben vaak
een verhoogde ademfrequentie en neusuitvloeiing. Dieren
met bluetongue hebben soms een verhoogde ademfrequentie
door longoedeem. Bij de geiten op het beschreven bedrijf is
dit nog niet waargenomen. Door een secundaire bacteriële infectie kan een longontsteking ontstaan.
• Peste des petits ruminants: dieren met deze aandoening
zijn ernstig ziek en hebben hoge koorts, oog- en neusuitvloeiing en mondlaesies. De laesies zijn aanwezig in het hele
maagdarmkanaal, waardoor ernstige diarree optreedt. In een
later stadium treden ademhalingsproblemen en hoesten op en
sterfte na ongeveer één week. Bij schapen is het verloop minder acuut en sterven slechts enkele dieren.
Conclusie
De symptomen van bluetongue bij geiten zijn niet altijd even
duidelijk, maar door een gedegen klinisch onderzoek is het
uitspreken van een waarschijnlijkheidsdiagnose wel mogelijk. Als bluetongue niet is uit te sluiten, moet de verdenking
van bluetongue direct worden gemeld bij het centrale meldnummer van VWA (045-5354232).
Dankzegging
De auteurs danken de geitenhouder van het eerste geitenbedrijf met bluetongue in Nederland voor zijn gastvrijheid en
1.
Backx A, Heutink CG, van Rooij EMA, and van Rijn PA (2007). Clinical signs by Bluetongue virus serotype 8 in sheep and goats. (accepted
in Vet. Rec)
2. Dercksen D and Lewis C. Bluetongue virus serotype 8 in sheep and
cattle: a clinical update. In practice, June 2007: 314-318.
3. EFSA, European Food Safety Authority. Epidemiological analysis of
the 2006 bluetongue virus serotype 8 epidemic in north-western Europe, 2007.
4. Elliott H. Overview of the characteristics of bluetongue virus that make
it a problem and a pathogen. On alert for bluetongue, Bosworth Hall
Hotel, Market Bosworth, Warwickshire, United Kingdom, February
19, 2007.
5. Gorman BM. The bluetongue viruses. Curr Top Microbiol Immunol
1990; 162: 1-19.
6. Howell PG. The antigenic classification and distribution of naturally
occurring strains of bluetongue virus. J South African Vet Med Assoc
1970; 41 (3): 215-223.
7. Mellor PS and Boorman J. The transmission and geographical spread
of African horse sickness and bluetongue viruses. Ann Trop Med Parasitol 1995 Feb; 89 (1): 1-15.
8. Mellor PS and Wittmann EJ. Bluetongue virus in the Mediterranean
Basis 1998-2001. The Veterinary Journal 2002; 164: 20-37.
9. Van Wuijckhuise L, Dercksen D, Muskens J, de Bruin J, Scheepers M
and Vrouenraets R. Bluetongue in the Netherlands; description of the
first clinical cases and differential diagnosis. Common symptoms just a
little different and in too many herds. Tijdschr Diergeneeskd 2006, Sept
15; 131 (18): 649-54.
10. Verwoerd DW and Erasmus BJ. Bluetongue. In: Coetzer JAW, Thomson GR, Tustin RC, eds. Infectious Diseases of Livestock with special
reference to Southern Africa. Cape Town, South Africa: Oxford University Press, 1994; 443-459.
Wetenschap op internet
• Wat stond er nou precies?
• Waar ging het ook al weer over?
• Hoe was de studie eigenlijk opgezet?
Op zoek naar een wetenschappelijk artikel uit het Tijdschrift voor Diergeneeskunde? Kijk op onze website! Daar vindt u alle
artikelen uit de sectie ‘Wetenschap’, van zes maanden geleden tot januari 2005 (jaargang 130). De volledige teksten zijn
beschikbaar in PDF-formaat.
Surf naar: www.tijdschriftvoordiergeneeskunde.nl.
790
TIJDSCHRIFT
VOOR
DIERGENEESKUNDE, DEEL 132,
OKTOBER, AFLEVERING
20, 2007
Download