Samenvatting Indonesië actueel

advertisement
Samenvatting Indonesië actueel
1
Samenvatting Indonesië actueel
3 Werk en welvaart in Indonesië
De hoofdvraag van dit hoofdstuk is:
Wat is de sociaal-economische positie van Indonesië in het Verre
Oosten en in de wereld?
3.1 Kappen, graven en planten rond de evenaar
Wat kenmerkt de primaire sector in het land?
Welke ontwikkeling maakten de land- en mijnbouw na de Tweede
Wereldoorlog door, onder andere door de globalisering?
Beroepssectoren
Helft beroepsbevolking in
primaire sector
Na 1980 werd Indonesië meer betrokken bij de wereldeconomie.
►De beroepssectoren geven een indicatie van de economie.
●De helft van de beroepsbevolking werkt in de primaire sector.
Agrarische producten hoog
aandeel in export – hout,
mijnbouw, rijst
De primaire sector
►De producten in de primaire sector worden rechtstreeks aan de
natuur onttrokken.
●Agrarische producten hebben een relatief hoog aandeel in de export.
■Binnen de sector zijn grote verschillen, zoals tussen de bos- en
mijnbouw (sterk gemechaniseerd) en de sawarijstbouw of visserijsector
(arbeidsintensief).
Bomen kappen
►Indonesië ie een belangrijke producent van tropisch hardhout.
Houtkap is grote bron van
deviezen
Steeds vaker verwerkte
houtproducten:
exportvalorisatie
Bosbouw ook op plantages
Mijnbouw veel delfstoffen
Dagbouw schadelijk voor het
landschap
Buitenlandse bedrijven, soms
samen met Indonesische
Lid OPEC maar nu meer
invoer dan uitvoer van olie
Decentralisatie opbrengst
meer naar regio’s
De Geo, tweede fase – havo
●Het is een belangrijke deviezenbron. De oppervlakte aan bos is nog
50%, maar het wordt snel minder.
■De bosbouw levert veel ruw hout, maar ook steeds meer verwerkte
houtproducten. Het toevoegen van waarde aan grondstoffen voor
uitvoer heet exportvalorisatie. Het voordeel is dat het meer opbrengt
en de werkgelegenheid. De export van ruw hout is grotendeels
verboden.
■Het bosgebied is erg ongelijk verdeeld over Indonesië. Bosbouw vindt
ook plaats op plantages. Daar vindt aan heraanplant plaats.
Graven
►Indonesië is rijk aan delfstoffen: met name olie, gas en tin, verder ook
bauxiet en goud. De mijnbouw is van belang in het BNP, maar vooral
de winning in dagbouw is ook erg schadelijk voor het landschap.
■De ontginning is vaak in handen van buitenlandse ondernemingen,
soms als joint venture met binnenlandse bedrijven.
■Indonesië is lid van de OPEC, maar sinds 2004 netto-importeur door
uitputting van olievelden. De overheid is belangrijke mede-eigenaar.
■Sinds de decentralisatiepolitiek geven de natuurlijke rijkdommen meer
inkomsten aan de regio’s.
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2009
Samenvatting Indonesië actueel
Akkerbouw belangrijkste tak
Bevolkingslandbouw naast
ondernemingslandbouw:
plantagelandbouw
Indonesië wereldproducent
koffie, rubber, palmolie
Bosbouw ook in
beheersbossen
Rijst is hoofdgewas: droge
(buitengewesten) en natte
rijstbouw op sawa’s (Java)
Sawa arbeidintensief door
weinig grond en veel
mensen is opbrengst klein
Gemiddeld kleine bedrijfjes,
afhankelijk van overheid en
handelaren
Sawagrond steeds minder
door verstedelijking
Agrarische transitie: steeds
moderner. Olie-inkomsten
kwamen ook platteland ten
goede.
Problemen na recessie
Overheidssteun en Groene
Revolutie helpen
Dalend aandeel mensen in
landbouw
Schaalvergroting:
werkloosheid
Vertragin in agrarische
transitie.
Toch modernisering:
toename rurale differentiatie
Meer mechanisatie: maakt
(seizoens)arbeid overbodig
De Geo, tweede fase – havo
2
Planten
►Akkerbouw is de belangrijkste tak van landbouw. Maar er is weinig
cultuurgrond en veel kleine bedrijfjes. Naast de bevolkingslandbouw is
er ook grootschalige ondernemingslandbouw op plantages,
●deze plantagelandbouw is nog opgezet door de Nederlanders.
●Plantages concurreren met bevolkingslandbouw om grond, arbeid en
water. De overheid stimuleert plantagelandbouw want het levert
deviezen op bij export en grondstoffen voor verwerking in eigen land.
■Indonesië is wereldproducent van koffie, rubber, palmolie.
●Bosbouw in beheersbossen neemt toe.
Overal rijst
►Rijstbouw is het hoofdgewas in de bevolkingslandbouw. Er is de
droge rijstbouw in gebieden, met name de buitengewesten, waar de
neerslag voldoende is (de tegalans). De natte rijstbouw vindt, met
name op Java, plaats op sawa’s, bevloeide akkers.
●Sawa’s zijn een goed voorbeeld van uiterst arbeidsintensieve
irrigatielandbouw.
■De hoge bevolkingsdruk en grote grondschaarste maakt rijstteelt erg
arbeidsintensief. De opbrengst per hectare valt tegen door gebrek aan
vakkennis, meststoffen en organisatie.
■Gemiddeld zijn de bedrijfjes in de sawalandbouw klein. Zij zijn
gedeeltelijke zelfvoorzienend. Kleine boeren zijn vaak sterk afhankelijk
van overheid, handelaren en watervoorziening.
■De oppervlakte sawagrond neemt af door verstedelijking en
infrastructuur, daarmee neemt ook de import van rijst toe.
●Op de tegalans worden ook handelsgewassen verbouwd.
■De buitengewesten voelen zich uitgebuit door hoofdeiland Java.
Landbouw in verandering
►De Indonesische landbouw is verwikkeld in een proces van
agrarische transitie.
●Met het geld verdiend door hogere olieprijzen na de oliecrisis (1975)
vond ook plattelandsontwikkeling plaats. Door de recessie in 1980
daalden de grondstoffenprijzen. De ruilvoetverslechtering leidde tot
problemen.
■De overheid gaf extra hulp aan de landbouw. De Groene Revolutie
leverde bovendien stijgende opbrengsten op, en door
liberaliseringspolitiek kwam meer ruimte voor het bedrijfsleven.
■Het aandeel mensen dat in de landbouw werkt daalt. Door stijgende
kosten is schaalvergroting nodig (grotere bedrijven). De economie
neemt echter het overtollige landbouwpersoneel nauwelijks op. Dit
vertraagt de agrarische transitie en het proces van de-agrarisatie.
●Toch treedt een geleidelijke modernisering op, waardoor de rurale
differentiatie toeneemt: de kloof tussen arm en rijk groeit; dit komt in de
plaats van gedeelde armoede.
■De toename van de gemiddelde bedrijfsgrootte gaat samen met een
toenemende mechanisatiegraad. Seizoensarbeid van vrouwen wordt
overbodig, wat leidt tot de verandering van rolpatronen. Onderlinge
verschillen nemen toe; de landloze boeren trekken naar de stad.
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2009
Samenvatting Indonesië actueel
3
3.2 Schroeven en schrobben
Hoe ontwikkelden de secundaire en tertiaire sector zich na 1980?
Hoe kan de grote sociaal-ruimtelijke ongelijkheid worden verklaard?
Secundaire sector: van
halffabrikaten naar
eindproducten
Overheid koos voor
importsubstitutie
Voordelen: deviezen, werk,
minder afhankelijkheid
buitenland
Maar bureaucratie maakte
productie inefficiënt, ook
weinig innovatie
Na 1980 twee ontwikkelingen
1 exportgerichtheid:
buitenlandse investeerders
gericht op wereldmarkt
2 verbod uitvoer ruwe
grondstoffen
Exportgerichte industrie
(vooral textiel) is motor
economie, biedt ook veel
werk.
Veel productie in EPZ, op
locaties met goed transport
Welvaart nam toe, tot Aziëcrisis
Veel terugkerende
migranten: hoge
werkloosheid
Reactie: veel gastarbeid,
vooral naar Maleisie.
Voordeel: minder werkloosheid, buitenlands geld
Eerst naar Midden Oosten,
later naar Pacific Rim
De Geo, tweede fase – havo
Industrie, een jonge sector
►De secundaire sector omvat industrie, ambacht en bouwnijverheid.
Grondstoffen worden tot halffabrikaten en tot eindproducten verwerkt.
25% van de Indonesische beroepsbevolking werkt er. Veel ambachten
worden verdrongen door massaproductie.
●Na de onafhankelijkheid koos de overheid voor importsubstitutie,
stak vooral geld in opbouw van de basisindustrieën (cement, papier,
kunstmest), gericht op de binnenlandse markt.
■De voordelen van importsubstitutie zijn besparing van deviezen,
minder afhankelijkheid van buitenlands kapitaal, werkgelegenheid en
knowhow.
●Maar bureaucratie en regelgeving maakten de productie inefficiënt en
te duur.
■Het uitschakelen van de concurrentie door importbelemmeringen leidt
tot beperkte innovatie en kostenbesparing.
►Na 1980 zijn er twee samenhangende ontwikkelingen:
●1 De overheid kiest voor exportgerichte industriepolitiek. Ze trekt
buitenlandse investeerders aan, die afkomen op de lage loonkosten.
Deze MNO’s zijn vooral gericht op de wereldmarkt en minder op de
interne markt van Indonesië. Veel assemblage van producten.
●2 De overheid verbiedt de export van ruwe grondstoffen en kiest
daarmee voor exportvalorisatie.
■De exportgerichte industrie (textiel- en kledingindustrie) is de motor
van de Indonesische economie. Ze zijn vaak arbeidsintensief; het land
heeft ook veel werk nodig.
■Na een dip groeit de textielindustrie weer, ze moet blijven investeren in
kwaliteit.
■Veel productie vindt plaats in Export Processing Zones. Daar
werken vooral veel jonge vrouwen.
■Deze zones liggen op locaties met goede transportmogelijkheden.
Daarnaast zijn er veel sweatshops in de informele economie, ze
hebben een slechte naam.
Succes en crisis
►De nieuwe economische koers leidde tot een toenemende welvaart,
●maar de Azië-crisis (eind jaren ‘90) pakte vernietigend uit. Talloze
migranten kwamen terug en er was een terugloop van overmakingen.
Het werkloosheidscijfer steeg flink.
■Sinds 2000 is er weer wat herstel, maar de economische groei
vertraagt door de sterke bevolkingsgroei, de enorme corruptie en het
hoge werkloosheidsniveau.
►Een omvangrijke gastarbeid, vooral naar Maleisië, is een reactie op
de binnenlandse economische toestand.
●Voordelen daarvan zijn dat de druk op de arbeidsmarkt afneemt,
overmakingen versterken de betalingsbalans en buitenlands geld kan
worden benut voor investeringen.
■De gastarbeidersstroom verschoof van het Midden-Oosten naar de
snelle groeiers in de Pacific Rim.
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2009
Samenvatting Indonesië actueel
Gastarbeiders afkomstig uit
bepaalde regio’s
Ook veel illegale gastarbeid,
zeer kwetsbare groep
Tertiaire of dienstensector:
formele sector (waaronder
de overheid) en
informele sector: vaak lokaal
georiënteerd, is vluchtsector
Modernisering is
fragmentarisch
Informele sector neemt veel
mensen op, beloningen
dalen: involutieproces
Banken weinig interesse
informele sector
Overheid geeft
microkredieten
Toerisme is belangrijke
sector, etnische spanningen
maken het kwetsbaar
Tegenstellingen tussen
centrum en periferie, vooral
tussen Java en de rest
Regionale ongelijkheid door
ongelijke spreiding
bevolking en hulpbronnen
Decentralisatie geeft regio’s
meer autonomie
4
■De positie van de vaak ongeschoolde gastarbeiders is slecht, met
name van vrouwen.
■Gastarbeiders komen uit vaak uit regio’s waar weinig werk is. Er treedt
ook kettingmigratie (mensen vestigen zich bij bekenden) op.
●Veel mensen kiezen voor illegale gastarbeid.
■De omvang van illegale gastarbeid is groot. Deze mensen zitten in
uiterst kwetsbare posities.
Een zwakke dienstensector
►De tertiaire sector of dienstensector is kenmerkend voor de
stedelijke samenleving. De dienstverlening is te onderscheiden in
●de formele sector (waaronder de overheidssector) die vaak
mondiaal georiënteerd is.
■De lage beloning bij de overheid leidt tot nevenbaantjes en smeergeld.
De informele sector is lokaal georiënteerd. Het is te zien als een
vluchtsector, mensen verdienen er vaak erg weinig.
►Op veel punten is de samenleving gemoderniseerd, maar dat heeft
maar gedeeltelijk plaats gevonden: het is een fragmentarische
modernisering.
■De bevolking vermijdt een situatie van open werkloosheid. Velen
vluchten in de scharreleconomie.
■De grote opnamecapaciteit van de informele sector leidt tot een
involutieproces, dat wil zeggen dat de beloning daalt.
■Voor banken is de informele economie niet interessant, omdat er vaak
geen sprake kan zijn van een onderpand bij een lening. Met behulp van
overheidssteun (bijv. minikredieten) zijn er toch investeringkansen voor
de informele sector.
■Het toerisme is een steeds belangrijkere bron van werk, deviezen en
inkomsten. Pull-factoren zijn de cultuur en landschap, maar etnische
spanningen en terrorisme zijn push-factoren.
■Overal in Indonesië is de centrum-periferietegenstelling terug te
vinden. Lokaal tussen de CBD en de kampongs, op nationaal niveau
tussen Java en de buitengewesten.
●Java is het financiële, het economische en het bestuurscentrum van
Indonesië.
■De regionale ongelijkheid is te wijten aan de ongelijke spreiding van de
bevolking en van de hulpbronnen, het koloniale verleden en de etnische
en religieuze verschillen en spanningen.
●Het streven naar decentralisatie geeft regio’s meer autonomie. De
inkomsten uit bosbouw en mijnbouw blijven zo meer in de eigen regio.
§ 3.3 Indonesië in de wereld
Welke taak vervult Indonesië in de wereldeconomie?
Welke rol spelen Japan en China in de economie van het land?
Groeiende welvaart door
openstelling voor
wereldmarkt
Ontwikkeling van agrarische
De Geo, tweede fase – havo
Voorspoed en crisis
►Tussen 1980 en 1997 groeide de welvaart in Indonesië.
●Het inkomen per hoofd van de bevolking steeg dankzij openstelling
voor de wereldmarkt en verminderde invloed van de overheid.
●De externe economische relaties worden belangrijker en
buitenlandse investeringen groeien.
●Na 1950 gaat het land over van een agrarische naar een industriële
samenleving. Vijf fasen kenmerken de ontwikkeling:
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2009
Samenvatting Indonesië actueel
naar industriële samenleving
In vijf fasen
Na 1980: Indonesië
gemengde kapitalistische
economie
Meer exportgericht
Vrijhandelszone
Economie Indonesië wel
kwetsbaarder voor
wereldwijde ontwikkelingen
Inzet buitenlands geld: heeft
voordelen (kapitaal, werk)en
nadelen (meer risico’s)
Groeiende staatsschuld
tempert groei BNP
Afhankelijkheid Japan, VS en
Singapore
Positieve handelsbalans
Toename van arbeidsintensieve productie, maar
aanbod arbeidskrachten
groeit sneller dan welvaartsgroei: stijgende werkloosheid
Politieke instabiliteit, matige
infrastructuur en corruptie:
minder groei den buurlanden
Zeevaart is erg belangrijk.
Overheid stimuleert
Mainportontwikkeling
De Geo, tweede fase – havo
5
 1967-1973 economisch herstel, met vijf-jarenplannen
 1974-1982 hoge olieprijzen, brandstoffeneconomie
 1983-1996 dalende olieprijzen en wereldrecessie. De
overheidsinvloed neemt af, liberalisering en exportoriëntatie.
 1997-2002 Azië-crisis; aftreden Suharto; ingrijpen IMF
 na 2003
mondiale oriëntatie; minder regionale ongelijkheid;
exportverbod van onbewerkte grondstoffen.
●Na 1980 ontwikkelde Indonesië zich tot een gemengde
kapitalistische economie: ruimte voor vrij ondernemerschap binnen
randvoorwaarden van de overheid, die ook inkomens herverdeelt.
Een radertje in de wereldeconomie
►De samenstelling van het exportpakket van Indonesië laat zien dat de
economie steeds meer gericht is op de export.
■Zo werd eiland Batam aangewezen tot vrijhandelszone (EPZ).
●De vrijhandel maakt het land meer kwetsbaar voor wereldwijde
ontwikkelingen: Indonesië ondervond de effecten van de Azië-crisis, de
aanslag op het WTC in New York en aanslagen op Bali.
■Door de duurdere invoer van olie daalt de koopkracht van burgers.
Buitenlands geld, plussen en minnen
●Buitenlandse investeringen worden ingezet om de economie te
ontwikkelen.
■Voordelen van buitenlands geld is beschikbaarheid van kapitaal,
werkgelegenheid, belastinginkomsten.
■Nadelen zijn dat een deel van de winst terugvloeit naar buitenlandse
investeerders en zij zich snel naar elders verplaatsen.
■Lenen van geld heeft risico’s: bij een recessie mislukt het betalen van
rente en aflossing. Indonesië heeft een groeiende staatsschuld. Die
tempert de groei van het BNP.
Werk en welvaart voor iedereen?
►Indonesië is sterk afhankelijk van Japan, VS en Singapore, al neemt
het aandeel van uitvoer naar Japan wat af.
●Vooral de fabricage van schoenen, textiel en elektronica is belangrijk.
●In 2006 had het land een positieve handelsbalans.
■Kwetsbaarheid verminderde door diversificatie van het exportpakket.
●Het accent op arbeidsintensieve productie neemt weer wat toe.
■Indonesië is een economische zwaargewicht in de ASEAN en heeft
zich na de Azië-crisis redelijk herstelt.
■Maar het aanbod van arbeidskrachten neemt sneller toe dan de
welvaartsgroei. De stijgende officiële werkloosheid duidt op
toenemende verschillen tussen arm en rijk.
■De economische groei blijft achter bij de buurlanden, door de politieke
instabiliteit, bureaucratie en het onvoorspelbare overheidsbeleid, de
corruptie, de relatief hoge loonkosten en een matige infrastructuur.
Zeehavens, poorten naar de wereld
►De zeescheepvaart is van levensbelang voor Indonesië.
●De scheepsgrootte neemt toe ten gevolge van de groei van het
containervervoer, langere scheepvaartroutes en schaalvergroting. Dit
noodzaakt tot het vergroten en verdiepen van zeehavens.
■De overheid bevordert de mainportontwikkeling van twee
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2009
Samenvatting Indonesië actueel
6
diepzeehavens met containeroverslag als kernactiviteit.
Japan belangrijke
handelspartner
Sterke verbondenheid met
Japan vanuit geschiedenis
Akkoord met China om
profiteren van elkaars
voordelen: grondstoffen voor
China, geld voor Indonesië
China groeit sterker. Blijft
verhouding gelijkwaardig?
De Geo, tweede fase – havo
Hoofdkantoor Japan
►Japan is de grootste handelspartner van en investeerder in Indonesië
en is kernland in de centrum-periferieverhoudingen in Oost-Azië.
Japan doet directe buitenlandse investeringen in de regio, dat lever
hen winst en renteopbrengsten.
●Al lang is er een sterke verbondenheid tussen Japan en Indonesië.
■Sinds 1853 is Japan op zoek naar afzetmarkten en grondstofleveranciers in Azië. Na 1946 kreeg het een leidende positie in de
westelijke Pacific Rim en sloot het belangrijke handels- en
arbeidsovereenkomsten met Indonesië.
China: partner of concurrent?
►In 2006 sloten China – Indonesië een bilateraal akkoord voor
‘strategisch partnerschap’: beide landen profiteren van elkaars
voordelen (complementariteit):
●de investeringen in Indonesië stellen de grondstoffenvoorziening van
China veilig. Indonesië heeft zo geld voor infrastructuur, energie,
landbouwondernemingen etc.
●China groeit sterker dan andere landen. Trekt Indonesië in de relatie
met China uiteindelijk aan het kortste eind? De uitvoer naar China blijft
namelijk sterk achter bij de invoer.
©ThiemeMeulenhoff, Utrecht/Zutphen, 2009
Download