Examenvoorbereiding Indonesië en Nederland als leefomgeving Indonesië De eilanden van Indonesië bestaan uit 2 delen. In deze landschapszone vinden we voornamelijk twee klimaten: Tropisch regenwoudklimaat (Af) Savanneklimaat (kent een korte droge periode) (Aw of As) Door de hoogteverschillen komt er ook een zeeklimaat (Cf) voor. Indonesië kent een tropische landschapszone Indonesië staat onder invloed van de ITCZ. Door de verschuiving van deze lage luchtdruk draait de wind van richting. In de onderstaande situatie komt de wind van de Grote Oceaan en is er dus sprake van overvloedige neerslag in Indonesië. Komt de wind van Australië doordat de ITCZ in het noorden ligt dan is het droger door de korte afstand over zee. ITCZ Welke komen voor? Explosief vulkanisme Aardbevingen en tsunami’s Overstromingen -> bandjir: door de intensieve verwering / erosie ontstaan door de tropische stortregens. Lahar: modderstroom / aardverschuiving ontstaan door een stortregen die op zijn beurt is ontstaan door een vulkaanuitbarsting (er stijgt hete lucht op die snel condenseert). Natuurrampen in Indonesië Door de toegenomen welvaart en de bevolkingsgroei is er een groeter behoefte aan olie. De grond moet een tijdje met rust worden gelaten als er akkerbouw is geweest. Dit noemen we de braakperiode. De grond heeft tijd nodig om te herstellen anders wordt de grond onvruchtbaar. Steeds meer boeren verlaten het platteland en trekken naar de stad. Deze boeren kunnen de concurrentie met de grote commerciële landbouwbedrijven niet aan. Deze grote bedrijven passen moderne middelen toe en dat kunnen de arme boeren niet betalen. Deagrarisatie Indonesië ontwikkelt zich van een laagwaardig niveau (weinig kennis, arbeidsintensieve productie, laag loonniveau en primaire producten) naar een hoogwaardig niveau (veel kennis, veel investering van kapitaal, een hoog loonniveau en veel hoogwaardige producten) Deze ontwikkeling is een technologische ladder die landen kunnen beklimmen. Technologische ladder Na de onafhankelijkheid in 1949 wil Indonesië een iegen industrie opbouwen en minder afhankelijk zijn van het buitenland. Vanaf 1980 kwam er een gemengde economie: naast staatsbedrijven kwamen er meer particuliere bedrijven. Ook werd Indonesië exportgericht. Importsubstitutie Aanleg exportindustriezones (voorbeeld: In Batam tegenover de belangrijkste stad van ZO-Azië Singapore) Komst van MNO’s uit Japan, VS, Europa en Zuid-Korea. De industrie groeit vooral op Java. N.B. primaire producten blijven nog belangrijk (palmolie) Export stimuleren Formele sector: banken, verzekeringen, supermarkten, hotels etc. Informele sector: allerlei activiteiten en kleine bedrijfjes die niet bij de overheid geregistreerd staan Dienstensector Voordelen: Levert buitenlandse valuta op Directe en indirecte werkgelegenheid Mogelijkheid om cultuurschatten te beschermen. Industrie toerisme (denk aan souvenirs) Nadelen: Afhankelijkheid toerisme: wat als toeristen wegblijven? Toerisme is bedreigend voor de cultuur. Veeleisende toerist vraagt dure importproducten uit het buitenland (westers bier) Toerisme Steeds meer mensen in Indonesië gaan in de stad wonen omdat: Grotere kans op werk Moderne levensstijl De verstedelijking in Indonesië is onregelmatig: De grootste steden liggen op Java Jakarta is de primate city: dit is de grootste stad van het land en de eerstvolgende stad is vele malen kleiner. De steden groeien door: Natuurlijke bevolkingroei: geboortes Sociale bevolkingsgroei: migratie Er is sprake van overurbanisatie op Java: de steden groeien sneller dan de bestaansmogelijkheden. Verstedelijking Indonesië Door bevolkingsdruk op Java is door de staat gekozen voor transmigratie: het verhuizen van mensen naar de andere gebiedsdelen in Indonesië (de buitengewesten). Het gevolg is Javanisering: de rest van Indonesië begint steeds meer op Java te lijken. De overheid stimuleert de Javanisering om een nationale identiteit te creëren. Transmigratie Een aantal zaken bemoeilijken de eenheid: Eilandenkarakter zorgt voor isolatie Verscheidenheid aan etnische volken Godsdienstverschillen Welvaartverschillen Om de eenheid te bevorderen (nation building): Aanleg wegen, havens, vliegvelden Lingua Franca (het Maleis) instellen (bahasa indonesia) Nationale symbolen (volkslied, vlag) Transmigratie van Javanen naar buitengewesten. Verminderen verschil tussen arm en rijk (ook transmigratie moet hier voor zorgen) De eenheid van Indonesië Indonesie nog steeds derdewereldland. Tropisch regenwoud Nederland als Leefomgeving De afvoer van water in drie stappen: vasthouden, bergen en afvoeren (drietrapsstrategie) Het gaat hier om het vasthouden en bergen van water zodat het water vertraagd afgegeven wordt aan de rivier. De vertragingstijd (de tijd die er zit tussen het vallen van de neerslag en het afgeven aan de rivier) kan lang worden door de aanwezigheid van natuurlijk bos, veenlagen en natte laagten. Door verstening stroomt het water sneller naar de rivier. Denk hierbij aan verstedelijking van gebieden. Sponswerking Omstreeks 800 was de afvoer van de rivieren geleidelijk door de aanwezigheid van veen. In het oosten van NL liggen zandgebieden. Deze laten goed water door. Toen er nog geen dijken waren De oeverwallen ontstonden doordat er bergoeiing aan de zijkanten van de rivier stond. Deze hield het zand en klei vast waardoor hogere delen ontstaan. In de kommen (komgronden) ligt klei dat daar kwam door overstromingen. Ook ligt er vaak veen door de lage natte ligging. In het benedenrivierengebied (westen van NL) bestaan de oeverwallen uit klei en in het bovenrivierengebied (oosten en zuiden van NL) bestaan de oeverwallen uit zand en klei. Oeverwallen en kommen In de middeleeuwen groeide de bevolking en werd er meer landbouwgrond aangelegd (dit noemen we ontginnen) in plaats van bossen en veengebieden. Het sponskarakter van de rivieren nam af en de afvoer werd onregelmatiger. Er werden ook dijken aangelegd omdat er vanaf 1100 meer hoge waterstanden ontstonden. Ontginning Winterbed: gebied tussen de winterdijken. Het rivierengebied ziet er nu zo uit! Gebied tussen de zomerdijk en de winterdijk. Dit gebied mag nog overstromen. Hierdoor wordt klei neergelegd en daardoor kan de rivieren minder water vervoeren. De uiterwaard ligt daardoor ook hoger dan de komgronden. De uiterwaard en de rivier zijn een buitendijks gebied. De komgronden zijn een binnendijks gebied. In de uiterwaarden vinden we steenfabrieken (met diepe plassen als resultaat). Veel steenfabrieken zijn weggehaald zodat het water beter kan afvoeren (onderdeel van de drietrapsstrategie). Uiterwaard Vroeger waren er regelamtig dijkdoorbraken en ontstonden er wielen. Het neervallende water sloeg een gat achter de winterdijk. Bij dijkherstel bouwde men om het gat heen. Dijkdoorbraak Kanalisatie: een kanaal graven om zo de kronkels in een rivier (meanders) te vermijden. Stuwen: met behulp van stuwen kan het waterpeil in een rivier verhoogd of verlaagd worden. Kribben: korte dammen loodrecht op de rivier aanleggen om de stroomsnelheid te doen toenemen zodat de rivier diep genoeg blijft. Bevaarbaar houden van de rivier Winters worden warmer en natter door meer westenwinden. Zomers worden warmer en droger door meer oostenwinden. De neerslag wordt heviger in de zomer: meer stortbuien (onregelmatiger neerslagregiem) Klimaatscenario Nederland Drie factoren zorgen voor hoge waterstand: Periode met hevige en langdurige neerslag. Veel smeltwater in het voorjaar (vooral voor de Rijn omdat deze uit de Alpen komt) Geen wateropslag in de bodem: als de bodem verzadigd is met water, een bevroren bodem of een steenachtige bodem) Wat betekent dit voor de afvoer van Rijn en Maas? De afvoer in het benedenrivierengebied (westen van NL) wordt moeilijker door een zeespiegelstijging. Door de opwarming van de aarde stijgt de zeespiegel. In het benedenrivierengebied is er daardoor een grotere kans op overstromen en hier zijn veel economische activiteiten. De maatgevende afvoer (hoeveel water een rivier kan vervoeren) zal omhoog moeten. Ook het water van de IJsselmeer zal hoger komen te staan. Zeespiegelstijging en de rivier Ruimte voor de Rivier: leer de ondelen op bladzijde 32 t/m 38