Inleiding Transmigratie (HAVO stof Indonesië) De Indonesische archipel strekt zich uit over meer dan 18.000 eilanden in het zuidoosten van Azië. Gewoonlijk wordt de archipel ingedeeld in 5 grotere eilanden (Java, Sumatra, Kalimantan (zuidelijk deel van Borneo), Sulawesi en Papua, het westelijk deel van Nieuw-Guinea) en een dertigtal eilandengroepen, waarvan de Molukken en Nusa Tenggara de voornaamste zijn (zie fig. 1): Figuur 1: Overzichtskaart van Indonesië Indonesië telt ongeveer 206 miljoen inwoners. Tweederde daarvan leeft op de eilanden Java, Madura en Bali (samen 7% van de totale Indonesische landoppervlakte). De bevolkingsdichtheden (ook rurale) op deze eilanden zijn dan ook zeer hoog (soms tot 1000 inw./km²) (zie fig. 2). Naast deze tweedeling in bevolkingsdichtheid tussen Java, Bali en Madura enerzijds en de andere eilanden anderzijds, bestaan er ook andere grote verschillen tussen deze twee geografische regio's. 1. Java, Bali en Madura hebben over het algemeen een betere bodemvruchtbaarheid en natte rijstbouw is er de dominante teelt (in tegenstelling tot de extensievere droge rijstbouw op de andere eilanden). 2. Daarnaast is Java het politieke en economische hart van de archipel. Transmigratie en spontane migratie in Indonesië Transmigratie Reeds lang voor de onafhankelijkheid van het land in 1945, waren de Nederlanders al gestart met het overbrengen van Javanen naar het zuiden van het eiland Sumatra, omwille van demografische redenen (zie boven). Voor de immigranten werd niet alleen transport naar de nieuwe nederzetting voorzien, maar ook een hut gebouwd, iedere familie kreeg 2 hectare grond om aan landbouw te doen en een pakket levensmiddelen voor de eerste paar maanden. Na de onafhankelijkheid zette de Indonesische regering dit transmigratieprogramma verder en de aantallen transmigranten stegen sterk in de Suharto-periode (1966-1998). Zo werden tussen 1989 en 1994 niet minder dan 1,5 miljoen Javanen, Madurezen en Balinezen naar de andere eilanden overgebracht. In de beginperiode werd het overgrote deel van de transmigranten naar Sumatra gebracht. Later vond er een verschuiving plaats: vanaf de jaren '80 kwamen ook grote aantallen transmigranten aan in Kalimantan, Sulawesi en Papua. Over de hele periode bekeken blijft het overwicht van Sumatra echter vrij groot (zie fig. 2). Figuur 2: Bestemmingsgebieden op het niveau van de provincie van de transmigranten over de periode 1950-1999 Zoals hierboven gezegd, diende de transmigratie in de beginjaren vooral om de overbevolking op Java, Bali en Madura te verminderen. Later gebruikte men transmigratie ook als middel voor regionale ontwikkeling (vanaf jaren '70) (zie fig. 3). Dit ging gepaard met de uitbouw van plantages in de perifere eilanden waarop zowel transmigranten als de lokale bevolking tewerkgesteld werden. Daarnaast gebeurde er ook transmigratie van actief en vooral gepensioneerd legerpersoneel in de richting van grensgebieden of opstandige regio's om deze onder controle te houden (zogenaamde 'militaire transmigratie'). Tenslotte diende transmigratie ook voor het versterken van de Indonesische natiestaat (het ideaal nastreven van een Indonesische eenheidsstaat, dus één hecht land. Let op: dit heeft dus niets met de nazi-staat te maken van de Tweede Wereldoorlog!), omdat de regering dacht dat door het overbrengen van Javanen naar andere delen van de archipel de andere etnische groepen zouden accultureren met de Javanen. Bron: Universiteit van Leuven. Figuur 3: Transmigratie als middel voor regionale ontwikkeling: visie van het nationale departement van transmigratie Spontane migratie Een spontane migrant wordt gedefinieerd als iemand die zijn bestemming en moment van vertrek kiest zonder enige interventie (tussenkomst) van een overheidsinstelling. Terwijl een transmigrant (behalve de zogenaamde lokale transmigranten) in theorie enkel iemand kan zijn van de eilanden Java, Bali of Lombok, kan de spontane migrant afkomstig zijn van gelijk welke regio en behoren tot gelijk welke etnische groep van Indonesië. Spontane migratie tussen de eilanden van de archipel bestaat al vele honderden jaren, maar is de laatste eeuw en met name de laatste tientallen jaren sterk toegenomen. De verbeterde transport- en communicatievoorzieningen (belangrijk is de komst van internet en social media die de bevolking beteren berichten over andere streken), een falende en afgebouwde transmigratiepolitiek en een ongelijke regionale ontwikkeling zijn voor deze hogere aantallen verantwoordelijk. Sociale effecten van de transmigratie en spontane migratie In Indonesië vinden een heleboel etnische conflicten plaats, meestal tussen autochtonen en migranten (zie fig. 4). Daarnaast waren er ook enkele conflicten tussen de staat en separatistische groepen (op het kaartje hieronder ‘verticale conflicten’ genoemd). Deze separatistische groepen streven naar onafhankelijkheid van hun eiland van de rest van Indonesië. Een voorbeeld is het eiland Aceh. Het verhoogde geweld had vooral te maken met de slechte economische situatie waarin het land verkeerde sinds einde 1996 en het verzwakken en later wegvallen (mei 1998) van het autoritaire Suharto-regime. Figuur 4: Conflicten in Indonesië sinds 1998. Zie ook kaartjes in de Grote Bosatlas. Transmigratie pikt vaak grond in van autochtone bewoners. Deze moeten daardoor meestal hun oorspronkelijke leefwijze opgeven en werk gaan zoeken in de stad of in de transmigratie-plantages die in de plaats komen van hun leefgebied. Meestal krijgen transmigranten en spontane migranten echter de voorkeur op autochtonen als het gaat om het verkrijgen van baantjes in de plantages omdat deze laatsten meestal meer 'ervaren' zijn in het verrichten van loonarbeid in plantages of andere bedrijven. De regering heeft ook weinig controle op de het aantal migranten in een bepaalde provincie en het inpikken van inheems land of het doen aan illegale houtkap door migranten in de perifere gebieden. Conflicten tussen migranten en autochtonen in West- en Centraal-Kalimantan In West-Kalimantan vinden regelmatig gewelddadige conflicten plaats tussen Madurezen (immigranten) en Dayaks (autochtonen). Madurezen zijn afkomstig van het eiland Madura (ten oosten van Java) en het oosten van het eiland Java. De eerste Madurezen kwamen in Kalimantan aan in het begin van de 20e eeuw. De aantallen namen echter sterk toe vanaf de jaren '70, nadat door de uitbouw van plantages, de houtkap en de mijnbouw veel werkgelegenheid werd gecreëerd in Kalimantan. De oorzaken van de conflicten zijn veelvuldig, zie het schema op de volgende pagina. Figuur 4: Model ter verklaring van de conflicten tussen Madurezen en Dayaks in Kalimantan. Bron: Universiteit van Leuven: Sociale effecten van migraties in Indonesië, Met case study in West- en CentraalKalimantan.