Verkiezingen 2014 De prioriteiten van het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding Het Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding is een onafhankelijke openbare instelling met als wettelijke opdrachten de bevordering van gelijke kansen en de bestrijding van discriminatie, het waken over het respect van de grondrechten van de vreemdelingen, het informeren over de migratiestromen, en het stimuleren van de strijd tegen de mensenhandel. Het Centrum is ook aangeduid als onafhankelijk mechanisme om te waken over de toepassing van het VN-Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap. In dit memorandum geeft het Centrum, binnen de domeinen waarvoor het bevoegd is, zijn prioriteiten voor de regionale, federale en Europese verkiezingen van 25 mei 2014. I NHOUD Europa ....................................................................................................... 4 Richtlijn goederen en diensten ..................................................................................................... 4 De erkenning van gelijkekansenorganen en nationale mensenrechteninstellingen .................... 5 Mensenhandel en mensensmokkel ............................................................................................. 5 Roadmap LGBT ........................................................................................................................... 6 Transversaal ............................................................................................. 7 Nationale actieplannen................................................................................................................. 7 Veruiterlijking van overtuigingen en neutraliteit van openbare diensten ..................................... 8 Handicap .................................................................................................................................... 10 E-learning ................................................................................................................................... 12 Meten is weten ........................................................................................................................... 13 Binnenlandse Zaken ............................................................................... 15 Politie.......................................................................................................................................... 15 Migratie....................................................................................................................................... 16 Gezondheidszorg, sociale zaken en integratie .......................................................................... 19 Justitie ..................................................................................................... 20 Nationaliteit................................................................................................................................. 20 Mensenhandel ............................................................................................................................ 21 Seksuele geaardheid en ouderschap ........................................................................................ 22 COL 13/2013 .............................................................................................................................. 23 Alternatieve maatregelen ........................................................................................................... 25 Discriminerende persmisdrijven ................................................................................................. 25 Gelijke kansen......................................................................................... 27 Evaluatie van de antidiscriminatiewetgeving ............................................................................. 27 Federaal Impulsfonds voor het Migrantenbeleid ........................................................................ 27 Werk ........................................................................................................ 28 Positieve acties voor bepaalde groepen werknemers ............................................................... 28 Een staten-generaal rond werkgelegenheid .............................................................................. 28 voor 45-plussers ......................................................................................................................... 28 Het Internationaal Verdrag inzake de Bescherming van de Rechten van alle Migrerende Werknemers en hun Gezinsleden .............................................................................................. 29 Gemeenschappen ................................................................................... 30 Zorg ............................................................................................................................................ 30 Onderwijs ................................................................................................................................... 32 Gewesten ................................................................................................ 35 2 Huisvesting ................................................................................................................................. 35 Het Consortium Diversité-Emploi ............................................................................................... 36 Integratiebeleid ........................................................................................................................... 37 Lokaal beleid ........................................................................................... 38 Opleiding rond antidiscriminatie ................................................................................................. 38 3 E UROPA R ICHTLIJN GOEDEREN EN DIENSTEN Op 2 juli 2008 heeft de Europese Commissie een ontwerprichtlijn goedgekeurd over de toepassing van het principe van gelijke behandeling van personen, ongeacht hun godsdienst of overtuiging, hun handicap, hun leeftijd of hun seksuele geaardheid. Daarmee wilde de Commissie het communautaire juridische kader aanvullen, dat discriminatie op grond van de vier beschermde criteria nu alleen in een werkcontext verbiedt. De toepassingssfeer van de nieuwe richtlijn is ruimer en omvat sociale bescherming, inclusief sociale zekerheid en gezondheidszorg; onderwijs; de toegang tot en de levering van goederen en diensten die voor het grote publiek beschikbaar zijn, met inbegrip van huisvesting. De lidstaten slagen er sinds 2008 niet in om het eens te worden over een tekst, onder meer omdat een aantal bepalingen uit de ontwerprichtlijn financiële gevolgen hebben. Momenteel zijn onderwijs en sociale zekerheid (vooral in combinatie met leeftijd en een handicap) de twee aspecten die in vergaderingen van de Raad worden besproken en die bij de lidstaten vragen oproepen. Het Centrum wijst er nogmaals op dat de Belgische wetgever de goedkeuring van deze richtlijn niet heeft afgewacht om de antidiscriminatiewetgeving op alle vlakken aan te passen (met inbegrip van onderwijs en sociale zekerheid), zodat de goedkeuring van de richtlijn geen impact zal hebben op het Belgische wettelijke kader. Het bestaan van een Europese richtlijn biedt het voordeel om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie, wat nu niet het geval is. Het C ent ru m b ev ee lt aa n d at B el gi ë d ez e ont w erp r ic htl ijn ste u nt en e r e en pr io rit e it v an ma ak t , z od at de a ntid is c ri min at iet ool s op Eu rop e es n iv e au bet er op el ka a r w o rde n af g est e md. 4 DE ERKENNING VAN GELI JKEKANSENORGANEN EN NATI ONALE MENSENRECHTENINSTELL I NGEN De rasrichtlijn en de genderrichtlijnen verplichten de lidstaten om organen aan te wijzen voor de bevordering van gelijke behandeling van alle personen (equality bodies). Organen die onder meer bevoegd zijn om onafhankelijke bijstand te verlenen aan slachtoffers van discriminatie bij de afwikkeling van hun klachten betreffende discriminatie, om onafhankelijke onderzoeken over discriminatie te verrichten, en om onafhankelijke verslagen te publiceren en aanbevelingen te doen over elk onderwerp dat met dergelijke discriminatie verband houdt. Die vereisten zijn te beperkt om te garanderen dat de organen in kwestie daadwerkelijk onafhankelijk zijn en over de nodige bevoegdheden en middelen beschikken om hun opdrachten naar behoren uit te voeren. Het C ent ru m b ev ee lt ma at re ge le n a an om de onaf h an k el ij kh ei d en de eff e ctiv it e it t e ga ra nd er en v an o rg a nen te r b ev or de ri ng v an gel ij k e b eh an de lin g. Zo ka n d e E ur op es e Com mi ss i e a an d e l id sta ten sta nd aa rd en v oor di e org an en op leg ge n, z odat z e v o l op hun bi j dr ag e kunn en l ev e r en a an d e b ev o rd er ing v a n g e lij k e ka ns en e n d e st r ijd t eg en di sc r im in ati e. De Eu rop es e Co mm is si e k an hun ef fe ctiv it eit oo k v er st er k en doo r e en ste r k er e e r ke nni ng e n b ete r e f in anc i er ing v an Equ i net , h et E ur op es e net w erk dat mo m e nte el 41 d e rg el ij k e o rg an en g ro e pe ert . Naast de agenda voor gelijke kansen kan de Europese Commissie ook de agenda voor mensenrechten bevorderen door de oprichting van nationale mensenrechteninstellingen (national human rights institutions) te stimuleren en door het Europees netwerk van die instellingen te erkennen en financieel te ondersteunen. M ENSENHANDEL EN MENSE NSMO KKEL I N T E R N A T I O N A L E S A M E N W E RK I N G V A N S O C I A L E INSPECTIEDIENSTEN IN DE STRIJD TEGEN ECON OMISCHE UITBUITING Mensenhandel met het oog op economische uitbuiting vindt soms een voedingsbodem in het misbruik van Europese regels, zoals die rond de detachering van werknemers. Zonder performante gegevensuitwisseling op internationaal niveau staan nationale inspectiediensten vaak 5 machteloos. De internationale samenwerking tussen de inspectiediensten binnen de Unie loopt vaak spaak. Ook op het vlak van de inbeslagnames kan er veel verbeterd worden; sommige landen weigeren daartoe alle medewerking. Het C ent ru m p l eit v o or e en b ete r e s am en w erk ing t us se n E U- l and en , z o w el op h et v l a k v an d e inb es l agn am es al s d oor d e g r en sov e r s ch ri jd end e sa me nw er k ing te v e r ste r k en , b ijv oo rb e eld doo r ee n Eu ro pe s e so ci al e in sp e cti edi en st mo g el ij k t e ma ke n . R OADMAP LGBT Europa heeft een belangrijke rol te spelen op vlak van emancipatie, gelijke kansen en antidiscriminatie, en is historisch gezien ook vaak een voortrekker geweest op dat vlak. Om haar beleid ter zake te coördineren, heeft de Europese Commissie dan ook op verschillende domeinen een zogenoemde ‘Roadmap’ aangenomen. Op vlak van LGBT (Lesbian, Gay, Bisexual, Transgender) is dat echter nog niet het geval, hoewel er duidelijk blijkt dat er nog heel wat werk aan de winkel is. De resultaten van de ‘FRA LGBT Survey’ (gepubliceerd in mei 2013), die gebaseerd zijn op een bevraging van meer dan 93.000 EU-burgers, spreken op dat vlak boekdelen. Een omvattend en gecoördineerd LGBT beleid ontbreekt echter tot op vandaag. Nochtans is er al heel wat voorbereidend werk gedaan. Zo publiceerde het Europese Parlement in 2012 een studie die de haalbaarheid en wenselijkheid van een LGBT Roadmap duidelijk aantoont. Het C ent ru m v ra agt d at e r w e rk w ordt g em aa kt v an ee n ‘ EU LG BT Ro adm ap ’ Referenties FRA LGBT Survey: http://fra.europa.eu/en/survey/2012/eu-lgbt-survey EP Roadmap Study: http://www.lgbt-ep.eu/wpcontent/uploads/2012/10/European-Parliament-Study-PE462.482Towards-an-EU-roadmap-for-equality-on-grounds-of-sexual-orientationand-gender-identity.pdf 6 T RANSVERSAAL N ATIONALE ACTIEPLANNE N RACISME België heeft nood aan een nationaal actieplan tegen racisme, rassendiscriminatie, vreemdelingenhaat en aanverwante onverdraagzaamheid. Bijna dertien jaar geleden gaf de Wereldconferentie ter Bestrijding van Racisme, Rassendiscriminatie, Vreemdelingenhaat en Aanverwante Onverdraagzaamheid in Durban aan elk land de opdracht een nationaal actieplan te ontwikkelen tegen racisme. In het najaar van 2002 vroeg de toenmalige Eerste Minister het Centrum naar aanleiding daarvan een ontwerp voor te bereiden, onder de noemer ‘Nationaal actieplan voor de bestrijding van racisme, rassendiscriminatie, vreemdelingenhaat en aanverwante onverdraagzaamheid’. Ondanks talrijke pogingen en een overleg tussen de verschillende beleidsniveaus heeft ons land een dergelijk plan nog altijd niet goedgekeurd. Hoewel er veel vooruitgang is geboekt, bijvoorbeeld op vlak van de toepassing van de strafrechtelijke bepalingen tegen racisme, staan we voor een aantal belangrijke uitdagingen. Vooral wat betreft de toenemende spanningen in de steeds meer diverse samenleving en de sterke stijging van het racistische, antisemitische, islamofobe en xenofobe discours op het internet. Maar ook bij tewerkstelling, bij onderwijs, bij huisvesting1 en bij openbare diensten stellen we vandaag nog hardnekkige vormen van directe en indirecte discriminatie op basis van nationaliteit vast. De belangrijkste doelstelling die tijdens de slotverklaring van Durban II (2009) naar voren werd gebracht, was de (her)mobilisatie van de politieke wil om samen op te komen tegen racisme, zowel op regionaal, op nationaal als op internationaal vlak. De bestrijding van racisme is immers een verantwoordelijkheid die door de hele gemeenschap genomen wordt, niet enkel die van de overheid of van slachtoffers. Het C ent ru m mo e di gt de p a rl em ent en e n re ge r ing en di e na d e v er ki ez i ng en a an z et z ijn aa n o m opni euw w e r k t e m ak en v an d e goed k eu ri ng v an e en nat ion aa l/ int e rfe de r a al act i epl an t ege n r ac i s me , r ac ia l e d is c ri mi n ati e, xe nof ob i e en de onv e rd ra agz a amh e id di e d aa r a an v erb ond en i s. 1 Zie ook de hoofdstukken over die verschillende sectoren in dit memorandum. 7 De goedkeuring van een dergelijk nationaal/interfederaal actieplan moet ook de gelegenheid bieden om rekening te houden met de aanbevelingen van de Commissie voor Interculturele Dialoog (2004) en van de Rondetafels van de Interculturaliteit (2010) – en om de verwezenlijkingen van die twee initiatieven te herbekijken in het licht van de huidige realiteit en de nieuwe uitdagingen. DE INTEGRATIE VAN DE ROMA De Europese Commissie heeft in haar mededeling 'COM(2012) 226 final – Nationale strategieën voor de integratie van de Roma: eerste stap van de uitvoering van het EU-kader' verschillende tekortkomingen aan het licht gebracht binnen de verschillende domeinen die in de nationale strategie aan bod komen (onderwijs, werkgelegenheid, gezondheid en huisvesting). De belangrijkste aandachtspunten zijn het ontbreken van meetbare doelstellingen en van indicatoren om het effect van de aangekondigde beleidsmaatregelen te kunnen meten. Het C ent ru m v ra agt d at de n atio na l e st rat e gie v oor de i nte gr at ie v a n d e Rom a w ordt a an gev ul d met e en ev al uat i em e ch ani sm e op b as is v an duid el ij k e d oe l ste ll in gen e n me etb a re indi c at o r en, en d at v oor a ll e dom e in en di e in di e st rat eg ie aa n bo d ko men . Het Centrum is bereid om bij die evaluatie te helpen. V ERUITERLIJKING VAN OVERTUIGING EN EN NEU TRALITEIT VAN OPENBARE DI ENSTEN De kwestie van de veruiterlijking van overtuigingen binnen de samenleving in het algemeen en bij openbare diensten in het bijzonder geeft aanleiding tot heel wat discussies en polemieken. Iedereen is het erover eens dat openbare dienstverlening neutraal moet zijn. Toch moet er nog een keuze gemaakt worden tussen inclusieve neutraliteit (veruiterlijking van alle overtuigingen kan voor zover de dienstverlening aan het publiek neutraal is) en exclusieve neutraliteit (veruiterlijking van overtuigingen mag niet om geen indruk van partijdigheid te wekken). Nu moet elke overheidsdienst op elk niveau zelf bepalen welk standpunt hij inneemt: van bewust opgeëiste inclusieve neutraliteit tot absolute exclusieve neutraliteit en alle mogelijke tussenliggende nuances (zoals het onderscheid tussen front- en backoffice, het uitoefenen van een gezaghebbende functie, het dragen van een uniform enzovoort). 8 Het Centrum verwijst in dit verband naar de volgende algemene principes:2 Het basisprincipe is de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid om zijn overtuigingen op een vredelievende wijze te uiten en te veruiterlijken. Wel is geen enkele, zelfs fundamentele, vrijheid absoluut. Ze kan dus het voorwerp uitmaken van bepaalde beperkingen. Eventuele beperkingen moeten echter zorgvuldig omschreven en gerechtvaardigd worden, alsook proportioneel zijn. Culturele diversiteit en pluralisme zijn een rijkdom voor onze samenleving. Dat neemt niet weg dat er een spanning kan bestaan tussen de uitdrukking van de diversiteit en het beleven van gemeenschappelijke basiswaarden. Daarom meent het Centrum dat een algemeen verbod op de veruiterlijking van overtuigingen niet gerechtvaardigd zou zijn. Interculturele en interlevensbeschouwelijke harmonisatie moet, waar mogelijk, bereikt worden door onderhandelde oplossingen. Een oplossing steunend op burgerschap en bereikt na onderhandeling en compromis, is verkiesbaar boven de tussenkomst van het gerecht of de wetgever (hoewel deze beide paden niet a priori uit te sluiten zijn). De Belgische samenleving is gewapend met gezond verstand en een lange ervaring om tot een compromis te komen. De verschillende actoren kunnen zich hierover buigen om inzake veruiterlijkingen van overtuigingen een onderhandelde oplossing te bereiken. Het Centrum formuleert duidelijke aanbevelingen om tot dergelijke overlegde aanpassingen te komen: noodzaak, dialoog, transparantie en proportionaliteit. Het C ent ru m r aa dt al l e b e le id sniv ea us i n o ns l and aa n o m e en de nko ef e ning te ho ud en ov e r de v eru it er li j kin g v a n ov er tui ging en , in h et li cht v an de ne utr a lit eit sv e r ei s te, om tot een z o du i del ij k mog el ij k n or m ati ev e sit uat ie t e ko men . Het C ent ru m h e ri nn er t e r aa n d at d e indiv id uel e v rij he id om v oo r z ijn men ing en ov e rtui gin g u i t t e kom en h et ba si sp r inc ipe m oet b li jv en in d e open ba r e di en stv e rl e ning . Al s d e w etgev e r en/ o f d e op en ba r e di en st en ov erw eg en o m in n a a m v a n d e ne utr a lit eit re ge l s ov er d e v er uit e rl ij ki n g v an ov e rt uig ing en op t e leg ge n, i s h et C ent ru m v oo r sta nde r v an d e v olge nd e h a rmo ni se r ing sp rin c ipe s: 1. O v e rl eg , in e lk sta dium v a n h et be slu it v o rm ing sp ro c es . 2 Bron: http://veruiterlijkingen.diversiteit.be/indexaction=onderdeel&onderdeel=11.html. 9 2. D e noodz a ak v an e en ev e ntu ee l v e rbod ('Is h et v erb od e cht nod ig?') . 3. D e pr opo rti on al ite i t v an h et v er bod . De dis cu s si e k an ga an o v er d e cat eg or i e ov er he id sa mbt en a re n w aa ro p h et v e rbod v an t oep a ss ing i s: a ll e a mbte na r en (z i e Fr an k ri jk ), ambt en a r en d i e e en l ok etfun ct ie ui toe fen e n, ambt en a r en met ee n gez agh ebb end e fun ct ie enz ov oo rt . 4. T ra ns pa r anti e te n opz i cht e v an d e ov er he id sa mbt en a re n – oo k v an d e motiv er ing v an d e r eg el s . Zich baserend op de meldingen en de dossiers die het behandelt, betreurt het Centrum dat er te weinig rekening wordt gehouden met die overlegde aanpak. De algemene trend lijkt de richting van een keuze voor een exclusieve neutraliteit uit te gaan en van een bijzonder strikte en strenge toepassing van dat principe. Volgens het Centrum leidt dat tot beperkingen of buitensporige, arbitraire en discriminerende verboden die niet stroken met het idee van de exclusieve neutraliteit. Een overlegprocedure opstarten kan leiden tot de keuze voor een actieve of passieve neutraliteit. De genomen maatregel, welke ook, moet vooral evenwichtig en proportioneel zijn: een te radicale opvatting kan discriminatie en/of misbruik in de hand werken. De openbare diensten moeten ook beseffen dat deze – wat hen betreft legitieme – discussie ook gevolgen voor andere sectoren kan hebben (werkgelegenheid in de privésector, huisvesting, vrije tijd, horeca enzovoort). Daarom is het zinvol om duidelijk te maken dat het neutraliteitsbeginsel enkel geldt voor openbare diensten. H ANDICAP De federale overheid, de gemeenschappen en de gewesten hebben in 2011 het Centrum aangewezen als onafhankelijk mechanisme om de uitvoering van het VN-Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap (VRPH) op te volgen. 10 Het Centrum staat in voor de bevordering van het VRPH bij de betrokken actoren en is bevoegd om volledig onafhankelijk advies te verstrekken en personen met een handicap te begeleiden (zo nodig ook op juridisch vlak) die van oordeel zijn dat hun rechten niet gerespecteerd zijn. Het Centrum vervult ook een monitoringopdracht en ziet erop toe dat de principes en rechten die het VRPH garandeert, ook daadwerkelijk worden toegepast. HANDISTREA MING Elke lidstaat die het VRPH heeft geratificeerd, is verplicht om de naleving van de rechten van personen met een handicap te garanderen. Het C ent ru m v ra agt d e ov e rhe id om w er k t e ma ke n v an w at h and i st re am ing w ordt g en oem d : en erz ij ds mo et z e er o p to e z i en d at h et a sp ect 'han di ca p' in a ll e do me in en v an de s a me nlev ing en v an he t b el e id w or dt g eïn teg r e er d ; and erz ij ds moet z e ee n g e coö rd i ne er d en co he r ent b e le id t e r z ak e v oe r en. Om handistreaming te realiseren, is er verticaal en horizontaal overleg nodig tussen de verschillende beleidsniveaus. De zesde staatshervorming en de overdracht van tal van handicapgerelateerde bevoegdheden van het federale niveau naar de gemeenschappen en gewesten bevestigen die noodzaak alleen maar. Die voortdurende aandacht kan zich onder meer vertalen in overleg voor tot een wetgevend of uitvoerend initiatief wordt overgegaan. Verder moeten de overheden dringend een contactpersoon aanduiden die toekijkt op de integratie van het aspect 'handicap'. Handistreaming gaat, met andere woorden, veel verder dan het aanwerven van personen met een handicap of de toegankelijkheid van gebouwen. Het gaat er ook om de beleidsopties van de verschillende departementen aan de VRPHnormen te toetsen. Bovendien moeten alle acties (zie het luik ‘Personen met een handicap’ van de interministeriële conferentie Welzijn, Sport en Gezin) ook regelmatig worden geëvalueerd, om na te gaan of er extra inspanningen moeten worden geleverd. Zo spoort het Centrum als onafhankelijk mechanisme alle overheden aan om erover te waken dat de algemene diensten binnen de domeinen waarvoor ze bevoegd zijn (werkgelegenheid, onderwijs, huisvesting enzovoort) toegankelijk zijn voor personen met een handicap. Bijvoorbeeld door infocampagnes en gerichte acties te organiseren of door aanbevelingen te formuleren. 11 DE GRONDRE CHTE N VAN PERSONEN MET EEN HANDICAP IN DE GEVANGENIS Het Centrum heeft beslist om meer aandacht te besteden aan de meest kwetsbare doelgroepen. Internering is een van de thema's waarover het Centrum zich de volgende jaren zal buigen. Het zal een speciaal actieplan wijden aan internering en meer algemeen aan personen met een handicap die in de gevangenis verblijven, om erop toe te zien dat de grondrechten van die doelgroep worden gerespecteerd. Omdat het gevangenismilieu een eigen manier van werken heeft, heeft het Centrum voor een bijzondere methodologie gekozen. Daarbij staan een vertrouwensrelatie met alle betrokkenen (gevangenisdirectie, gevangenen en het maatschappelijke middenveld) en een structurele aanpak van problemen centraal. Rechtstreekse uitwisselingen tussen alle betrokkenen garanderen enerzijds dat alle informatie die aan het Centrum als monitoringinstantie worden bezorgd vertrouwelijk wordt behandeld en laat het Centrum anderzijds toe om zijn opdracht goed en volledig onafhankelijk uit te voeren. Het C ent ru m v ra agt e en toe ga ng sr e cht tot al le ins t e ll ing en w aa r pe r son en m et e en ha ndi ca p in gev a nge ns ch ap v e rb l ijv e n . E- LEARNING Sinds 2012 werkt het Centrum aan een e-learningproject voor HRmanagers en HR-medewerkers van bedrijven. Het project wil hen via opleiding wapenen om de strijd tegen discriminatie op de arbeidsmarkt aan te gaan. Dit project is opgebouwd rond een 'Wetten'-module en een databank met concrete situaties waarin de door de antidiscriminatiewetgeving beschermde criteria aan bod komen. Op termijn komen er nog modules bij om de strijd aan te binden tegen stereotypen en vooroordelen en om diversiteit te bevorderen. Het C ent ru m ro ept d e fe de r al e ov e rh eid , gem e en sc ha ppe n en gew es ten op o m z ijn e le a rni ng p ro je ct , d at z ich tot ov e rh e id s - en priv éo rg an is ati e s r ic ht en d at h et Ce nt ru m mom ent ee l m et ei ge n mi dd el en fin an ci e rt, f in anc i ee l t e ond e rst eun en . 12 M ETEN IS W ETEN Doelstelling … is dat de overheid de werkzaamheden van het Centrum ondersteunt om de omvang van discriminatie te meten en om na te gaan hoe de samenleving omgaat met diversiteit in sectoren die het fundament van ons land vormen: werkgelegenheid, huisvesting en onderwijs. Die steun is maar mogelijk wanneer de samenwerking tussen het Centrum en de verschillende beleidsniveaus wordt versterkt. Vaststelling Het Centrum heeft twee structurele meetinstrumenten ontwikkeld. Enerzijds de ‘Diversiteitsbarometer’. Via dat instrument willen we de diversiteit op een structurele manier en op lange termijn meten. Het moet op een wetenschappelijke manier een stand van zaken schetsen van het gedrag (discriminatiegraad), van de houding (tolerantiegraad) en van de daadwerkelijke participatie (participatiegraad) van de Belgische burgers in en aan de samenleving. En dat in het licht van de discriminatiecriteria behandeld in de antidiscriminatiewetten van 10 mei 2007 voor de sectoren werkgelegenheid, huisvesting en onderwijs. Anderzijds is er de ‘Socio-economische Monitoring’. Dat duurzame instrument heeft het Centrum ontwikkeld in samenwerking met de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg, de Kruispuntbank van de Sociale Zekerheid en het Rijksregister. Het meet de omvang van de etnische stratificatie op de arbeidsmarkt. De hypothese is dat de positie van werknemers op de arbeidsmarkt voor een deel bepaald wordt door hun nationaliteit of de nationale herkomst. Het eerste rapport van de ‘Socio-economische Monitoring’ is op 5 september 2013 voorgesteld op een colloquium, in aanwezigheid van de sociale partners en van de federale minister van Werk. Het instrument houdt in zijn huidige vorm alleen rekening met het criterium 'herkomst'. Hoe de doelstelling realiseren? Op vraag van het Centrum stellen de verschillende overheden en openbare instellingen van ons land de informatie ter beschikking die het nodig heeft om zijn opdrachten uit te voeren. Het gaat daarbij concreet om het uitwisselen van gegevens (met respect voor de privacywetgeving) en om formele contacten tussen medewerkers van het Centrum en de betrokken administraties. 13 Het C ent ru m p l eit v o or s am enw e r king d ie het v olge nd e t o el a at: - Het p ar tne r s ch ap v er stev ig en v an het C en tru m met d e Kr ui spu ntb an k ( FO D So ci al e Ze ke rh ei d), h et Ri jk s re gi st er (FO D Binn en l and se Z a ken ) en – n a ar ge l ang de mat e ri e – he t f ed er a l e b e le id sniv ea u o f d e gem e en sc ha ppe n en de gew e st en. - W at d e fe de r al e ov e r hei d b et r eft: de ‘ So c i o ec ono mi sc he M onito r ing’ v oo rtz ett en en d e f oll ow - up v an d e a an bev e li nge n in het ra p port v an 5 s ept emb e r 2 01 3 st eun en (z i e het pu nt 'W e rk ge le ge nhe id' op pa gin a 2 9 v an dit me mo ran dum ) . - W at d e fe de r al e ov e r hei d, d e g em e en sc ha ppen en de g ew est en b et re ft: e ne rz ijd s de ‘Div e rs it eit sb a rom et e r W e rk ’ ond e rst eun en (z i e het punt 'W er kg el eg e nhe id' op pa gin a 2 8) , and e rz i jd s d e fol low - up v a n d e a anb ev e li n gen v an d e ‘ Ba ro met e r H uisv es tin g’ ga r and e r en ( z ie h et p unt ‘ Hui sv e sti ng’ op p agi na 3 6) . - W at d e g em ee ns ch ap pen b etr eft : d e uitv o er ing v an d e ‘ Div e r sit e its b ar om et er O nd e rw ij s’ st e un en (z i e h et punt 'O nd e rw ij s' o p p ag in a 33) . 14 B INNENLANDSE Z AKEN P OLITIE ETHNIC PROFILING Burgers, professionals en de samenleving worden steeds vaker geconfronteerd met het fenomeen ethnic profiling. Daarbij wordt misdaad bestreden door personen te classificeren op basis van hun uiterlijk – en dus overwegend op basis van hun zogenaamde ras, etniciteit, religie of nationale afkomst. Bijvoorbeeld bij het fouilleren, bij aanhoudingen enzovoort. Zowel het Committee on the Elimination of Racial Discrimination (CERD) van de Verenigde Naties als de European Commission against Racism and Intolerance (ECRI) van de Raad van Europa benadrukken dat ethnic profiling het internationale verbod op discriminatie schendt.[2] Ook het European Union Agency for Fundamental Rights (FRA), de VN-Mensenrechtencommissie en het Europees Hof voor de Rechten van de Mens hebben zich al uitgesproken over het discriminerende karakter ervan.[3] Onze nationale wetten bevatten wel artikels die discriminatie door overheidspersoneel verbieden en die stellen dat politie altijd een geldige of legitieme reden moet hebben om over te gaan tot de controle van burgers. Vo lg en s h et C ent rum mo et e r pr io rit a ir w ord en ing ez et op on de rz o e k na a r het con ce pt v a n e thni c prof il ing , in s am enw er k ing m et de po lit ie . E r moet oo k w ord en ge w erkt aan ee n b et e r beg ri p v an d at fe nom e en – v an het m e ch ani sm e , de v al kui le n, h et w ett el i jk e k ad er , en h et nef ast e ef f ect e rv an op di alo og m et d e b ur ge r . DE CONVENTIE TUSSEN HET CENTRUM EN DE POLITIE Sinds 1996 regelt een conventie een intensief samenwerkingsverband tussen de federale politie en het Centrum. In 2011 is die overeenkomst voor onbepaalde duur afgesloten. Daardoor kon het Centrum in samenwerking met de dienst Gelijkheid en Diversiteit (DSID) van de [2] UN Anti-Discrimination Committee, General Recommendation No. 31: Administration of the Criminal Justice System, § 20; European Commission against Racism and Intolerance, General Policy Recommendation No. 11 on Combating Racism and Racial Discrimination in Policing, 2007; Open Society Justice Initiative & European Network against Racism, ENAR Fact Sheet ‘Etnisch profileren’, 2009, 5. [3] European Union Agency for Fundamental Rights, ‘Naar een effectiever politieoptreden. Discriminerende etnische profilering begrijpen en voorkomen: een gids’, 2010, 20; Rosalind Williams v. Spanje, uitspraak van het Constitutionele Hof van Spanje, Nr. 13/2001, 29 januari 2001; Timishev v. Rusland, Europees Hof voor de Rechten van de Mens, uitspraak d.d. 13 december 2005. 15 politie een langetermijnvisie ontwikkelen voor de opleidingsactiviteiten en de gezamenlijke acties. Die visie past in haar beleidskader ter bestrijding van discriminatie en ter bevordering van de diversiteit. De conventie tussen het Centrum en de politie rust op drie pijlers: 1. het Centrum geeft diversiteitsvormingen bij de politie; 2. het ondersteunt haar netwerk Diversiteit; 3. en het ondersteunt haar structurele diversiteitsprojecten. Die meervoudige en geïntegreerde benadering is noodzakelijk om op structureel en duurzaam te werken aan meer diversiteit en de strijd tegen discriminatie. De drie pijlers zijn complementair en bieden een onmiskenbare meerwaarde voor de samenwerking. Het C ent ru m b ev ee lt aa n o m op la ng e t e r mij n t e bli jv en i nv e ste r en in z ijn c onv en ti e met d e f ed er a le g eïn teg r e er d e p ol iti e . D a a rdoo r k an de st ruc t u re le en duu rz a me m ee rw a ar de v an het be st a an de s a menw e r kin gsv er ba nd w o rde n be st e ndi gd . E r mo et p r io rit eit w ord en ge gev en a an en geï nv e st e e rd w ord en in d e tr an sv e r s al e imp le me nt a ti e v an de div er s ite it sth em ati e k binn en a ll e ge l edi nge n v an d e p ol iti e. M IGRATIE STUDIES EN ANALYSES : BECIJFERING VAN MIGRA TIETENDENSEN EN LONGITUDINALE OPVOLGING Migratie is al jaren de meest zwaarwichtige factor in demografische ontwikkelingen. Het migratiesaldo is immers een veelvoud van het natuurlijk saldo. In het licht van de vergrijzing is dat een opportuniteit, maar tegelijk is de impact ervan op wonen, leren en werken erg groot. Het belang van een gedegen kennis van het migratiefenomeen – in al zijn aspecten – is dan ook moeilijk te overschatten. Toch kunnen we de migratietendensen in België nog onvoldoende gedetailleerd becijferen. We weten bijvoorbeeld dat een groot aandeel migranten naar België komt in het kader van gezinshereniging – maar wat weten we verder over die groep? We kunnen niet aangeven welk deel van hen hier ook werkt of studeert. En wat weten we over de grote instroom van onderdanen uit andere EU-lidstaten? De cijfers waarover we wél beschikken gaan dan weer gepaard met methodologische en technische kwesties die interpretatie bemoeilijken. Migratie in al haar aspecten becijferen en monitoren is primordiaal om de uitdagingen op vlak van vergrijzing en etnostratificatie te kunnen 16 inschatten en aanpakken. Het Centrum pleit daarom voor een instrumentarium dat evidence-based policy making op vlak van asiel- en migratiebeleid mogelijk maakt. En e rz i jd s b ev e el t h et C ent rum ee n z o v ol l edi g en ged et ai ll ee rd m og el ij ke g eg ev en sv e rz am el ing aa n. An de rz ijd s bev e elt h et a an dat al le a cto re n die d at ab ronn en b eh er en of v e rw er k en r e gel m atig ov er l egg en ov e r de b est m og el ij ke mig r at i e ra ppo rt ag e . Op die manier kunnen beleidsmakers te allen tijde over pertinente migratie-informatie beschikken, met het oog op de besluitvorming. Vo lg en s h et C ent rum ga an d e d i agno s e v a n e en prob l ee m en d e d a ar opv olg end e m aat r eg e len h et be st e g ep aa rd m et e e n nu lm eti ng en e en opv olg ing v an d e imp act v a n d ie m a at re ge l en. En dat doo r op v o or af v as t ge l egd e t ij dst ipp e n e en ef f ect en r appo rt e rin g te v oo rz ie n. Nog te vaak komen beleidsmaatregelen tot stand naar aanleiding van een probleem waarvan we de omvang helaas niet kunnen becijferen of waarvan de impact niet precies gemeten wordt. Op schijnhuwelijken hebben we bijvoorbeeld geen gedetailleerd cijfermatig zicht. Bij de ingrijpende wetswijziging inzake gezinshereniging in 2011 is die monitoring niet of onvoldoende op poten gezet. Zo kunnen we het onderscheid tussen gezinshereniging met een Belg en gezinshereniging met een EU-burger in de cijfers niet altijd maken, hoewel de wet sinds 2011 voor beide toch aanzienlijk verschilt. Het C ent ru m p l eit v o or e en opv ol gin g in d e t ijd ( long it ud in al e opv ol g ing) v an d e so cio ec ono mi sc he s itu at ie v an ni euw ko me r s. Op die manier zou iemands traject na het verstrekken van een verblijfsvergunning geen black box zijn, en zou een monitoring mogelijk zijn waarop eventuele maatregelen kunnen worden gebaseerd. 17 GRONDRE CHTEN VAN VREE MDELI NGEN: HET VREEMDELI NGENRECHT CODIFICE REN Na m ee r d an de rt ig j a ar v a n o pe env o lge nd e he rv or mi nge n v an de w et v a n 15 d ec e mb e r 1 98 0 – de ho ek st ee n v a n h et mi gr at ie be le id – i s d e t ijd ri jp v o or ee n v olw a a r dig W etb oe k V re em de li ng en re cht . O m z o d e Be lg is ch e w et gev in g t e r z ak e b ev att el ij k te m a ke n, t e he rst e ll en , t e v erv o ll edi ge n , en o m t e ga r and e re n dat z e n aa dloo s op a nde r e r el ev ant e no rm en aa ns lu it . Het versterken van de rechtszekerheid van iedereen en van vreemdelingen in het bijzonder is de centrale doelstelling van die codificering. Concreet verstaan we onder codificering: - - - - De wetgeving bevattelijk maken: ervoor zorgen dat ze leesbaar is (zinsbouw, verwijzingen binnen één artikel naar andere artikelen beperken enzovoort). De wetgeving herstellen: alles uit de wet van 15 december 1980 halen wat er niet onmiddellijk thuishoort (procedureregels van de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen enzovoort); interne tegenstrijdigheden opheffen die door de opeenvolgende wijzigingen in de tekst zijn geslopen (de omzetting van de terugkeerrichtlijn, de invoering van het terugkeertraject en de gelijklopende omzetting van de asielprocedurerichtlijn hebben als gevolg dat sommige nieuwe bepalingen niet kunnen worden toegepast). De wetgeving vervolledigen, zodat ze alle bestaande statuten dekt (het statuut van staatlozen hervormen, opheldering brengen in de situatie van onverwijderbaren enzovoort), en ook rekening houdt met de situatie van bepaalde kwetsbare groepen (rechten van kinderen, humanitaire regularisaties enzovoort). De wetgeving laten aansluiten op andere normen: de link leggen met de (weldra regionale) wetgeving over werkvergunningen, het VN-Verdrag inzake de Rechten van Migrerende Werknemers en hun Gezinsleden ratificeren, het VN-Verdrag inzake het Voorkomen van Staatloosheid ratificeren enzovoort. 18 G EZONDHEIDSZORG , SOCIALE ZAKEN EN INT EGRATIE VERZEKERBAARHEID VAN MI NDERJARIGE N ZONDER W ETTIG VERBLIJF Sinds januari 2008 hebben niet-begeleide minderjarige vreemdelingen (NBMV), ongeacht hun verblijfsstatuut, toegang tot de ziekteverzekering op voorwaarde ze gedurende drie opeenvolgende maanden naar school gaan of aangemeld zijn bij een preventieve gezinsondersteuningsdienst. De wetgever benadrukte zo al het belang van een optimale gezondheidszorg voor minderjarigen. Uit onderzoek blijkt dat de gezondheidszorg die iemand als kind geniet, bepalend is voor zijn gezondheidstoestand als volwassene. Een efficiënte gezondheidszorg is een fundamentele voorwaarde voor de ontwikkeling en ontplooiing van elk kind. Ook het Internationaal Verdrag inzake de Rechten van het Kind bepaalt uitdrukkelijk het recht van een kind op ‘de best mogelijke gezondheid en op gezondheidszorg’ (artikel 24). Het huidige systeem van medische zorg voor kinderen zonder wettig verblijf, geregeld door het Koninklijk Besluit over dringende medische hulp, is in de praktijk omslachtig en hoogdrempelig. Daarnaast zijn de betrokken partners (zoals artsen en ziekenhuizen) vaak niet goed geïnformeerd. Er bestaat ten slotte ook geen eenvormige toepassing van het KB. Het C ent ru m p l eit e rv oor d at al l e mind e rj a rig en , onge a cht hun v e rb li jf sst atu ut, to eg ang tot de z ie kt ev e rz e k e rin g kr i jge n . N a ar a na log i e v an de nie t - b ege l eid e mi nd e rj a rig e v r ee md el ing e n k an dat r e cht oo k g e kopp eld w ord en a an d e v oorw aa rd e v an d ri e ma and en s ch ool lop e n of v an aa nm eld ing b ij d e d ie nst en v o or p r ev ent ie v e gez on dh eid sz o rg . Dat zou leiden tot een vlottere toegang tot de gezondheidszorg, meer aandacht voor preventieve zorgen en meer rechtszekerheid. Bovendien zal ook schoollopen er impliciet door worden bevorderd. 19 J USTITIE N ATIONALITEIT Een evaluatie van de huidige wetgeving (toepassing van de wet, benodigde instrumenten, doelmatigheid enzovoort) zou toelaten om concrete aanpassingen door te voeren. Op 4 december 2012 keurde het parlement de wet tot wijziging van het Wetboek van de Belgische Nationaliteit goed. Die wet, en de KB’s die erop volgden (KB 14/01/2013, KB 17/01/2013 en Rondzendbrief 8/03/2013) hebben de visie op de verwerving van de nationaliteit veranderd. Vóór de aanpassingen beschouwde de wetgever dat de verwerving van de nationaliteit een instrument tot integratie was; sindsdien geldt het als de bekroning van een geslaagd inburgeringsparcours. Het Centrum neemt akte van die evolutie, die ingaat tegen de resultaten van wetenschappelijk onderzoek waaruit blijkt dat de verwerving van de Belgische nationaliteit op zich wel degelijk bijdroeg tot de kans op tewerkstelling van immigranten. 3 Het beleid omtrent de verwerving van de nationaliteit staat echter centraal in het integratiebeleid.4 Het C ent ru m r aa dt a a n om ee n tw e ev oud ig v er moe de n v an int eg ra ti e en ta a lk enn i s t e hant e re n t en v oo rde l e v an v re e md e li ng en die al t ie n j a a r o naf ge br ok e n w ette li j k in Be lg ië v erb li jv en en di e g en iet en v an e en on be pe rk t v erb li jf sr e cht op he t ogen bl ik d at z e hun aa nv r aa g ind ie nen . De huidige definitie van het ‘voorafgaand wettelijk verblijf’, zoals ingevoerd door het KB van 14/01/2013, leidt er voor bepaalde categorieën vreemdelingen toe dat de door het Wetboek van de Belgische Nationaliteit bepaalde termijnen met verschillende maanden of jaren worden verlengd. De vreemdelingen die daardoor het meeste worden getroffen, zijn enerzijds zij die met succes een beslissing van de Dienst Vreemdelingenzaken tot intrekking van hun verblijf hebben aangevochten voor de Raad voor Vreemdelingenbetwistingen, en anderzijds de begunstigden van internationale bescherming. Voor erkende vluchtelingen is België gebonden door internationale verplichtingen die hun toegang tot de nationaliteit moet vergemakkelijken. 3 Studie van het Centrum voor Sociaal Beleid - Herman Deleeck van de Universiteit Antwerpen: V. Corluy, I. Marx en G. Verbist, ‘Employment Chances and Changes of Immigrants in Belgium: The Impact of Citizenship’, International Journal of comparative Sociology, 52(4), pp.350-368, 2011. 4 Robert Schuman Centre for Advanced Studies, Membership and/or Rights? Analysing the Link Between Naturalization and Integration Policies for Immigrants in Europe, september 2013. 20 Het C ent ru m v ra agt o m d e def in iti e v an ‘v oor af g a and w ette li j k v er bl ijf ’ t e he rb e k i j ke n o m re k en ing te ho ude n met d e p e ri ode s g eg r ond o p v oorl opi ge m a chti gin gen tot v e rbl ijf . M ENSENHANDEL De strategie 2012-2016 tegen mensenhandel van de Europese Unie heeft als prioriteit: ‘Slachtoffers herkennen, beschermen en bijstaan.’ Mensenhandel is een ernstige schending van de mensenrechten; de overheid moet extra maatregelen nemen om de slachtoffers ervan te beschermen. Het C ent ru m b ev ee lt e e n h e lde r e n to e r ei k end ka de r a an v oo r d e be gel e idi ng v an s la chto ffe rs v an men s enh and e l. D at be st aat u it: - e en h eld e r en g ed ra gen fin an c ie r ing ss ys tee m: v oor de g es pe c ia li s e er de opv ang c ent ra v oor sl a cht off e rs v a n m en se nh and el e n men s en smo k ke l , o m op ee n p la nm ati ge en ov er l egd e w ij z e de u i tdag ing en h et h oofd te bie de n; v oo r d e ov er hei d , di e da a rdo or op e en goed e af st em min g tu ss en d e v er s chi ll en d e act or en z al ku nn en r ek en en ; e n v oo r d e sl a cht off e rs z elf , d i e re cht h ebb en op s ol i de ni et gouv e rn em ent el e a ct or en di e z e ku nn en v ert rouw e n ; - e en a an bod da t i s a ang ep as t aa n d e be h oeft en v an d e s la cht offe r s o p v l ak v an b es ch e rm i ng, beg el e idin g en v e rgo edi ng, i n h e t bi jz on d er v oo r EU - ond e rd an en; - e en k ost e loz e en sn el le re cht sb ij st and v oor sl a cht off e rs . Dat alles is ingegeven door de noodzaak om tegemoet te komen aan de Europese regelgeving en om de Belgische aanpak performant te houden, ook voor slachtoffers. Een helder en toereikend kader voor de begeleiding van slachtoffers heeft maar zin zolang mensenhandel een prioriteit blijft op het terrein. Een opvolging in een parlementaire commissie draagt bij aan de kwaliteit van de aanpak. De strijd tegen de mensenhandel is zo krachtig als de zwakste schakel het toelaat. Een totaalaanpak is dan ook primordiaal. 21 S EKSUELE GEAARDHEID EN OUDERSCHAP In België kunnen koppels van hetzelfde geslacht sinds 2003 trouwen, sinds 2006 kunnen ze adopteren. Ons land was daarmee één van de koplopers op vlak van holebirechten. Maar er blijven er nog heel wat problemen. Zo loopt ouder worden en een gezin stichten voor holebi’s niet altijd gemakkelijk. Meemoeders moeten een omslachtige adoptieprocedure doorlopen. Gevolg is dat de meemoeder die met die procedure start, pas een aantal maanden na de geboorte een juridische band met het kind kan krijgen. Het C ent ru m v ra agt d at geh uw de en ong eh uw de le sb is ch e ko ppe l s sn el e n effi c ië nt ee n v olw aa rdi ge j ur id is c he ba nd me t hu n ki n d k unn en kr ij ge n , z oa l s o ok h e te rok opp el s da t kunn en . Ook voor kandidaat-adoptieouders zijn er nog heel wat moeilijkheden. Bij binnenlandse adoptie moeten de biologische ouders akkoord gaan met de adoptie door een holebigezin. Buitenlandse adoptie is doorgaans uitermate moeilijk omdat de partnerlanden waarmee de erkende adoptiediensten samenwerken in het algemeen niet instemmen met adoptie door holebikoppels. Ook zelfstandige adoptie (buiten de erkende adoptiediensten om) is zeer complex. Ten slotte zijn bij adoptie de wachtlijsten erg lang. Het C ent ru m v ra ag t d at de p rob le me n v oo r hol ebi ’ s d ie ka ndi da a t - ado pti eou de r s z ijn , be st ud e er d w ord en e n d at e r con c re te oplo s sin gen kom en . In België bestaat er geen wetgeving rond draagmoederschap. Toch maken sommige koppels er gebruik van, al dan niet in het buitenland. Dat kan tot problematische situaties leiden. Het C ent ru m v ra agt o m d e be hoe fte a an e e n w et gev en d k ade r ron d d ra ag mo ed er s ch ap te onde rz o e ke n . 22 COL 13/2013 Het College van procureurs-generaal heeft samen met de ministers Justitie en Binnenlandse Zaken een rondzendbrief goedgekeurd. rondzendbrief, COL 13/2013, behandelt het opsporingsvervolgingsbeleid rond discriminatie en haatmisdrijven (met inbegrip discriminatie op grond van geslacht).5 van Die en van Het Centrum vraagt dat de bevoegde ministers de volgende maatregelen nemen om de rondzendbrief werkbaarder te maken. 1. Referentiepersonen bij de politie aanduiden De rondzendbrief vraagt het parket (en het auditoraat) om een referentiemagistraat aan te duiden. Hij vraagt hetzelfde van de federale politie en van de korpschefs van de lokale politie, en laat de mogelijkheid open voor kleinere politiezones om één enkele referentiepolitieambtenaar aan te duiden en meerdere in grote politiezones. Het C ent ru m w il d at de mi ni st er s di e bev oegd z i jn v oor het op sp or ing s - en v e rv ol gin gs be le i d r ond dis c ri mi nat ie en ha at mi sd ri jv en e rov e r w a ke n d at die ref e r enti ep ol iti ea mbte na r en da adw e r k el ij k w orden aan ge dui d . Dat k an b ijv oo rb e eld v ia de Va st e Co mmi s si e v an de Lo ka le Po lit ie of v ia e en a nd er n iv e au, op ba si s v an e en fun cti e prof i el v an re f e r enti ep ol iti e ambt en aa r . 2. Referentiepersonen bij de dienst Toezicht op het Welzijn op het Werk aanduiden De rondzendbrief stelt ook voor om een netwerk op de arbeidsmarkt op te bouwen. Hij vertrouwt die taak toe aan de referentieauditeur. De rondzendbrief is niet rechtstreeks van toepassing op arbeidsinspecties, hoewel die moeten worden betrokken bij de opbouw van een dergelijk netwerk. Wat discriminatie betreft, heeft het Centrum al een samenwerkingsprotocol met de dienst Toezicht op de Sociale Wetten. Met de dienst Toezicht op het Welzijn op het Werk, die zich buigt over pestgedrag op de werkvloer, heeft het weinig contact, hoewel discriminerende belaging een zorgwekkend fenomeen (het Centrum wijdde daar zijn ‘Jaarverslag Discriminatie/Diversiteit 2012’ aan. Het C ent ru m v ra agt d e b ev o egd e mi ni ste r s om ee n r ef e r ent ie pe r soo n v oo r d i sc r imi ne r en de 5 Zie: http://www.ommp.be/rondzendbrief/5057048/omzendbrieven_2013.html. 23 bel ag ing a an t e d uid en bi j d e di en st T o ez ich t op het W e lz i jn op het W er k , o p f ed e ra al en o p re gio na a l n iv e au . 3. Rekening houden met de gevolgen van de rondzendbrief voor het verzamelen van cijfers aan de hand van pv's De toepassing van de rondzendbrief kan leiden tot problemen met registratie en statistieken (invoer), zoals al gesignaleerd door de bevoegde diensten. Bovendien heeft het Centrum nog altijd geen toegang tot gegevens (ook niet tot geanonimiseerde gegevens) van de politiediensten voor disciplinaire dossiers die tegen de politie zijn geopend. Het C ent ru m v ra agt d e b ev o egd e mi ni ste r s om ee n mon it o rin gs ys te em in t e v o er en o m d e st a t i st i s ch e g eg ev e n s ron d d i sc r imi nat i e en ha at m is dr ijv en t e a n al ys e r en. D at s ys te e m m oet ook d e b et rouw ba a rh eid cont ro le r en v an d e re gi st rat i es ys te m en v an d e ‘ sta ti sti s ch e’ die nst en v an d e pol it ie (oo k w at het di s ci pl ina i re l u ik bet re f t ) en h et p a rk et . H et C ent ru m v ra agt om da ar bi j b et ro kk en t e w orden . Het Centrum kan dan aanbevelingen - formuleren om het luik 'Registratie' van de rondzendbrief te verbeteren. 4. Referentiepersonen bij het gerecht opleiden De rondzendbrief vraagt de betrokken referentiepersonen om een opleiding te volgen. Het Centrum heeft al verschillende formules voorgesteld op basis van bestaande en nieuwe opleidingen. Het C ent ru m v ra agt d e b ev o egd e mi ni ste r s om aa ng epa st e opl e idi ng en te o rg ani s er en v o or mag i st r at en , aud ite ur s, re f e r ent i e a rb eid si ns p ect eu r s en re f e r ent i ep ol iti e ambt en ar en , en d at in sa me nw er k ing m et h et Ce nt rum . Het Centrum houdt zich ter beschikking om opleidingsvoorstellen te doen. 24 5. Kosteloze stukken en vonnissen garanderen De rondzendbrief schrijft voor dat parketten vonnissen binnen de opdracht van het Centrum vallen ook aan het Centrum moeten bezorgen. Sommige griffies rekenen het Centrum kopieerkosten aan voor dossiers en vonnissen. Volgens bestaande bepalingen moeten openbare instellingen gratis over stukken kunnen beschikken, maar dat is wat het Centrum betreft niet altijd even duidelijk Het C ent ru m v ra agt d e b et ro k ken m in ist e r s o m de be st a an de b ep al ing e n t e v e rd uid e lij k en , z odat h et ko st e loo s to ega ng h e eft t ot d os s ie r s en v onni ss en . A LTERNATIEVE MAATREGE LEN Heel wat strafrechtelijke dossiers over inbreuken op de antiracisme- en antidiscriminatiewetgeving worden zonder gevolg geklasseerd. Vaak blijkt het sepot ingegeven door zogenoemde opportuniteitsredenen. Wanneer er geen enkel signaal wordt gegeven aan de daders, ontstaat een gevoel van straffeloosheid. Het Centrum stelt dat in de praktijk met name vast als het gaat om cyberhate (zie ook verderop: de correctionalisering van ‘discriminatoire persmisdrijven’). Het Centrum pleit daarmee niet voor een louter repressieve aanpak van het fenomeen. Uit onderzoek en ervaring blijkt dat bemiddeling in strafzaken en alternatieve maatregelen een positieve impact kunnen hebben op dader en slachtoffer. Vandaag worden die opties eerder zelden in overweging genomen in discriminatie- en racismezaken, ook omdat er geen specifiek aanbod bestaat. Het C ent ru m v ra agt o m t e inv e st e ren i n aa ng epa st e a lte rn at i ev e m aat r eg el en v oo r bep a ald e st r af re cht el ij ke v o rm en v an r a ci s me e n dis c ri mi nat ie . D ISCRI MI NERENDE PERSMI SDRIJVEN Sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog vonden in België slechts twee assisenprocessen voor persmisdrijven plaats, waarvan één voor racistische traktaten verspreid door een extremistische partij. Dat zet de deur wagenwijd open voor feitelijke straffeloosheid, en beperkt de efficiënte toepassing van de wet van 2007. Het Centrum stelt voor om de straffeloosheid van discriminerende persmisdrijven aan te pakken. 25 Het Centrum werd recent overstelpt met dossiers over aanzetten tot haat en geweld tegen personen vanwege hun geloof of seksuele geaardheid. Dat wijst op een groot maatschappelijk probleem. Het is moeilijk te vatten en te verdedigen dat aanzetten tot geweld, discriminatie of haat op grond van seksuele geaardheid of geloof minder gemakkelijk strafbaar is dan op grond van raciale criteria. Het Europees Hof voor de Rechten van de Mens oordeelde in zijn vonnis van 27 september 1999 (Smith & Grady vs het Verenigd Koninkrijk) dat discriminaties op grond van seksuele geaardheid even ernstig ('as serious as') zijn dan die op grond van ras, herkomst of huidskleur. Vasthouden aan een verschil tussen die fenomenen druist in tegen dat vonnis. O pdat ee n d eb at ov e r de u itb re id ing v an d e v erv o lgi ng v an pe r s mi sd ri jv en tot a nde r e c ri te ri a dan d e r ac ia l e m og el i jk w ordt , p l eit h et Ce ntru m erv o or o m ar ti ke l 1 50 v an d e G ron dw et v o or he rz i en ing v atb a ar t e v e rk la r en . 26 G ELIJKE KANSEN E VALUATIE VAN DE ANTIDISCRI MI NATIEW ET GEVING Artikel 52 van de wet van 10 mei 2007 stipuleert dat het parlement de drie antidiscriminatiewetten (gender, antiracisme en antidiscriminatie) om de vijf jaar moet evalueren. In afwachting van die evaluatie en omdat de eerste deadline van vijf jaar intussen is verstreken, heeft het Centrum op zijn website6 een overzicht gepubliceerd met de belangrijkste elementen die het in zijn evaluatierapport wil aankaarten. Het baseert zich daarbij hoofdzakelijk op de dossiers die het behandelt. Het C ent ru m v ra agt d at het p ar l em ent ov e r ga at t ot d e ev a lu ati e v an de ant idi s cr im in ati ew et gev in g , om di e w etge v ing v erv o lge ns t e kun nen v e rb ete r en en t e v er fijn en . Een greep uit de punten die de aandacht van het Centrum hebben getrokken: goedkeuring van een KB over positieve acties; van een KB over wezenlijke en bepalende beroepsvereisten, meervoudige discriminatie, compatibiliteit met de wet over misbruik van de zwakke toestand van personen, leeftijd als rechtvaardigingsgrond inzake tewerkstelling of sociale zekerheid, langdurige arbeidsongeschiktheid gelijkstellen met handicap, bedrag forfaitaire vergoeding buiten tewerkstelling enzovoort. F EDERAAL I MPULSFONDS VOOR HET M IGRANTENBELEID De middelen van het Federaal Impulsfonds voor het Migrantenbeleid worden tegen 2014/2015 overgedragen aan de gemeenschappen en de gewesten. Er moet nog worden vastgelegd wat met het federale deel van het fonds (ongeveer 1.600.000 euro per jaar) zal gebeuren. Het C ent ru m p l eit e rv oor om d e f ed e ra l e m idd el en t e geb ru i ke n o m e en aa nta l pr oj ec ten d ie onde r de f ed e r al e b ev o egdh eid v a ll en e en p er m a nent ka r a kt e r te g ev en , z o dat z e ni et m ee r e l k j aa r moet en w ord en a an g ev r a agd. O mda t som mig e v an die p ro je ct en pa s se n in e en op dr a cht di e v erg e li jkb a a r is m et open ba r e di en stv e rl e ning , o f omd at h et om i nit iat i ev en g aat d ie op h et hel e lan d b et r ek ki ng he bb en . 6 http://www.diversiteit.be/antidiscriminatie-en-antiracismewetgevingen-evaluatie 27 W ERK P OSITIEVE ACTIES VOOR BEPAALDE GROEPEN W ER KNEMERS Zoals eerder in dit memorandum is aangestipt, hebben het Centrum en de FOD Werkgelegenheid, Arbeid en Sociaal Overleg op 5 september 2013 het eerste rapport van de ‘Socio-economische Monitoring’ 7 voorgesteld. Dat rapport bevestigt het vermoeden dat de positie van werknemers op de arbeidsmarkt voor een deel door hun nationaliteit of hun nationale herkomst wordt bepaald. Het bewijst een etnische stratificatie op de arbeidsmarkt. Dat stratificatieproces vloeit voort uit de manier waarop de arbeid is georganiseerd en uit discriminerende krachten die daarop inwerken. Naast structurele antwoorden wat betreft de organisatie van de arbeidsmarkt om ongelijkheid, etnische stratificatie en discriminatie tegen te gaan, vindt het Centrum specifieke maatregelen absoluut noodzakelijk om de integratie van vreemdelingen op de arbeidsmarkt te verbeteren. Het C ent ru m o nd er st re ept d e noodz a ak o m op f ed er a al , ge me en s ch app el ij k en g ew est e l i jk niv e au , i n ov e re en st e mmi ng me t b ep a ald e ant idi s cr im in ati ew ett en , re gl em ent ai r e t e k ste n ( KB ’s , de c ret en of o r donn anti e s) go ed t e ke ur en die d e gev al le n en o mst and igh ed en om s c hri jv e n w aar in m ag w o rde n g eb rui k g em a a kt v a n p osi ti ev e act i em aa t r eg el en t en gun st e v an mig r ant e n. Naar analogie daarvan wijst het Centrum ook op de noodzaak om de mogelijkheid te overwegen om dat soort maatregelen goed te keuren ten gunste van alle doelgroepen die in de antidiscriminatiewetten aan bod komen. E EN STATEN - GENERAAL ROND W ERKGELEGENHEID VOOR 45- PLUSSERS Het Nationaal Hervormingsprogramma dat België op 25 april 2013 voorstelde, in het licht van de Europese Groeistrategie 2020, somt een aantal doelstellingen op om de tewerkstellingsgraad bij oudere werknemers te verhogen (234.000 nieuwe banen voor 55- tot 64-jarigen tegen 2020 ). De ‘Diversiteitsbarometer Werk’ die het Centrum in september 2012 publiceerde toont een rechtstreeks verband aan tussen de problemen waarmee 45-plussers in alle fasen van het wervingsproces worden 7 Zie p. 13. 28 geconfronteerd en de leeftijdsgebonden vooroordelen van de aanwervers. Bovendien pakken een aantal beleidsmaatregelen om 45plussers aan het werk te houden (zoals kortere werktijden) negatief uit voor diezelfde 45-plussers. Sommige meldingen die het Centrum krijgt, wijzen er ten slotte op dat bepaalde beroepsopleidingscentra oudere werkzoekenden weigeren omdat ze vrezen dat ze hen niet aan werk zullen kunnen helpen nog voor ze hen hebben opgeleid. Het is tijd om alle betrokken partijen de kans te geven om na te denken over de gevolgen van leeftijdsgebonden onderscheid voor de werkgelegenheid van 45-plussers. Dat moet zowel op individueel als collectief niveau gebeuren. Anders zal de economische crisis gevolgen hebben voor de perspectieven die de federale regering en de gewestregeringen hebben vooropgesteld. Het C ent ru m p l eit v o or e en st at en - g en e ra al m et w erk gev er s , i ns ch a k el ing so rg ani s me n, v akb ond en en b ev oe gde ov e rh ed en . Di e moet d e neg at i ev e i mp ac t in k aa rt b re ng en v an le ef t ijd sg ebo nd en d i sc r im ina ti e o p d e w erk ge le ge nhe id v an 4 5 - p lu ss e rs . Zo’n staten-generaal is de ideale gelegenheid om proactief plannen uit te werken om de tewerkstellingsgraad bij oudere werknemers te verhogen. Zo nodig met maatregelen van positieve actie. H ET I NTERNATIONAAL V ERDRAG INZAKE DE B ESCHERMING R ECHTEN VAN ALLE M IGRERENDE W ERKNEMERS EN HUN G EZINSLEDEN VAN DE In 2015 zal het arbeidsmigrantenverdrag van de VN vijfentwintig jaar oud zijn. Dat verdrag moet een richtinggevend internationaal instrument worden ter bescherming van de rechten van arbeidsmigranten en hun gezinsleden, maar tot dusver heeft geen enkele Europese lidstaat het geratificeerd. Het C ent ru m v ra agt d e Be lg is ch e ov e rh ed en om het in it i at ief t e n em e n e n d e v al id e rin g v a n h et Int er nat ion a al Ve rd r a g inz a k e d e B es ch e r ming v an d e R ec hte n v an a ll e M igr e r end e W e rk n em e rs en hun G ez in sl ed en a an te v att en . 29 G EMEENSCHAPPEN Z ORG De zorgsector ondergaat een dubbele transformatie: enerzijds is er de vergrijzing van de migranten en het ontbreken van een (aan hen) aangepast aanbod; anderzijds is er een etnische stratificatie van beroepen onder aan de sociale ladder (gezinshulp, huishoudelijk hulp). Die twee discrepanties moeten op een coherente manier worden aangepakt om te voorkomen dat de sector een deel van de bevolking (werknemers en begunstigden) in de kou laat staan. 1. De werknemers Voor alle werknemers Het C ent ru m p l eit e rv oor om i n o pl ei ding e n v oo r w erk ne me r s uit d e z o rg se cto r a and a cht te gev e n aa n int er- en t r an sc u ltu re le v a a rdi gh ed en . Het verzorgende personeel en de maatschappelijk assistenten met wie het Centrum contact heeft gehad, vermelden geregeld dat ze belangstelling hebben voor opleiding en informatie over culturele referentiesystemen en over de achtergrond van migrantengroepen. Sommigen betreuren het dat scholen en opleidingsinstituten daar weinig of geen aandacht aan besteden. De gebrekkige kennis over gebruikers en onaangepaste dienstverlening kunnen leiden tot discriminerend gedrag en onbegrip bij de zorgverleners. Voor buitenlandse werknemers Regels Het C ent ru m v ra agt d e ov e rhe id om re ge ls of ch art e r s aa n t e mo ed ige n , e ne rz i jd s om de re ch t en en pl ich ten v an w e r kn em e rs e n geb ru ik e rs m et e l ka a r t e v e rz o en en , a nd er z ijd s om r ac is t i sc he u itl ati ngen en di sc r im in er e nd ged r ag t eg en t e g a an . Ruimte om te praten Het C ent ru m b ev ee lt aa n o m binn en d e z or gs ect or ee n d i scu s si efo ru m o p t e ri cht en w aa r r a ci sti s ch e uit l at ing en en d is c ri min e re nd ged r ag k un nen w orden b es pr ok en w aa r me e w e r kn em e rs bij h et uit o ef ene n v an hun t aa k w ord en ge con fr o nte er d. 30 Het kan gaan om psychologische bijstand, onder meer – maar niet alleen – na pesterijen. De kijk van een externe professional kan ook erg nuttig zijn. Waardering en openheid Twee aspecten zijn belangrijk om de zorgsector weer heterogener te maken en om een uitbreiding van de etnische stratificatie van bepaalde functies tegen te gaan. Een eerste bedenking gaat over het wervingsproces. Het C ent ru m st elt v o or om d e w etg ev in g r ond d e er k enn ing v an d ipl o ma' s te v e r soe pe l en . Dat z ou bep a ald e w e r kn em e r s d e k an s t e g ev en o m z i ch ka ndi da at te s te ll en v oor an de r e f unc ti es in and e re s e cto r en di e bet er b ij hun com pet ent i ep rofi e l a an slu it en. Ee n b eg el eid ing met s pe ci fi ek e , com p le me nta i re op le id ing en k an ook w ord en ov e rw ogen om d e b e ro ep en b inn en de z or gs e cto r op t e w aar de r en. Een tweede bedenking gaat over het gebrek aan erkenning voor de zorgsector. Het C ent ru m v i ndt he t b el ang ri j k d at de org an is at ie s in d e z o rg se cto r w aa rd e rin g tonen v oor de b e roe ps e rv a r ing en d e co mp ete nti es d ie hun p e r son ee l opdo e t (z o rg kund ig e, g ez in shu lp). Deze beide initiatieven zijn zinloos wanneer ze niet samen in de praktijk worden gebracht. Een opwaardering van functies alleen pakt nadelig uit voor mensen zonder diploma, terwijl een opwaardering van buitenlandse diploma's zou leiden tot personeelstekort in die functies. Het C ent ru m mo edi gt de z o rg s ect or a an o m re k en ing te ho ude n met div e rs it eit bi j he t aa nw erv en v an pe r so ne el ( e n t e z or ge n v o or e en goed e m ix) . He t is v a n g root b el ang o m d e et n is ch e st r atif ic at ie bij b ep aa ld e mo eil ij k e, kw et s ba r e fu nct i es t e doo rb r ek en . 2. De begunstigden Coördinatie Het C ent ru m v i ndt da t e en f u si e v an com pl em ent ai r e in st el lin ge n en netw o rk i ng 31 onde r st eund do or d e gem e ent en de z o rgv e rl en ing v oor de b egun st igd e ten go ed e kom t, omd at di e dan op z i jn e ige n b eh oeft en en v e rw a chti n gen z a l z ijn af ge st em d. O NDERW IJS ‘D I V E R S I T E I T S B A R O M E T E R O N D E RW I J S ’ Al in haar eerste rapport, 'Integratie(beleid): een werk van lange adem', hamerde de koninklijk commissaris voor het Migrantenbeleid (1989-1993) op het belang van onderwijs voor de integratie van jongeren met een migratieachtergrond. Zowel in de Franse als in de Vlaamse Gemeenschap werd er de voorbije twintig jaar een specifiek beleid gevoerd rond die doelgroep, al dan niet via gelijkekansenonderwijs dat ook andere doelgroepen op het oog had, zoals leerlingen uit sociaaleconomisch achtergestelde gezinnen. Sinds de ratificatie van het VN-Verdrag inzake de Rechten van Personen met een Handicap is het streven naar inclusief onderwijs – waarbij jongeren met een handicap volwaardig kunnen deelnemen aan het gewone onderwijs – mee op de agenda komen staan. Maar ook de aandacht voor de situatie van leerlingen uit andere doelgroepen, holebi-jongeren bijvoorbeeld, is de laatste jaren actueel, onder meer vanwege de problematiek van pesten op school. Het lijkt ons essentieel om te investeren in een degelijk meetinstrument, dat de volgende twintig jaar kan helpen bij het vormgeven en monitoren van het onderwijsbeleid. Met specifieke accenten voor doelgroepen die dat, vanwege hun achterstelling of achterstand, nodig hebben. De ‘Diversiteitsbarometer Onderwijs’, die het Centrum publiceert in 2016, zal als structureel meetinstrument voor een aantal gericht gekozen doelgroepen meer inzicht moeten verschaffen in het gedrag (discriminatiegraad), de attitudes (tolerantiegraad) en de reële participatie (participatiegraad) op vlak van onderwijs. Het C ent ru m v ra agt a an de v e r sc hi ll end e re ge r ing en d i e bev o e gd z i jn v oo r o nd erw ij s o m me e t e inv est e r en, v i a f in an ci ël e en i nhou del ij k e input , in de ontw i kk e ling v a n z ijn ‘Div e rs it eit sb a rom et e r O nd erw ij s ’. 32 VERUITERLIJKING VAN O VERTUIGINGEN IN HET ONDERWIJS (LEERLINGEN, STUDENTEN) Het Centrum roept de politieke partijen op om een duidelijk standpunt in te nemen over de veruiterlijking van overtuigingen in het onderwijs. Inrichtende machten en scholen zelf zouden niet meer de mogelijkheid mogen hebben om daarover eigenmachtig te oordelen. Het C ent ru m v i ndt da t h et v e rb od op het d ra ge n v an lev en sbe s cho uw el ij k e t ek en en n iet aa nv a ar db aa r i s in h et h og er on de rw ij s ( hoge s cho l en, un iv e r sit ei ten , so c ia le p ro moti e enz ov oo rt ) . In het l e e rpl i chton de rw ij s mo e t e r e en duid el ij k e b e sl is s ing te r z ak e ko m en, ev en tue el in f unct i e v a n d e s cho o lc yc lu s . O N D E R W I J S & O N D E R Z O E K E N H E T LG BT - P E R S P E C T I E F Voor holebikinderen en -jongeren is onderwijs nog al te vaak een lijdensweg. Ze zitten niet goed in hun vel, wat blijkt uit cijfers over hun (lagere) welbevinden en (hogere) zelfmoordrisico. De belangrijkste aandachtspunten zijn de heteronormativiteit van het onderwijs (wat zich onder meer uit in de leermiddelen), homo- en transfoob pesten, de afwezigheid van een LGBT-perspectief in relationele en seksuele vorming en een tekort aan informatie, een gebrek aan rolmodellen, en leerkrachten die niet altijd voldoende geïnformeerd zijn. Lesbische en biseksuele meisjes zijn bijzonder kwetsbaar. Hoewel er al heel wat initiatieven genomen zijn, schieten ze vaak tekort door hun projectmatige en ad-hockarakter. Alleen een globale, structurele aanpak die gedragen en verankerd is zal écht een verschil maken voor LGBT-jongeren. Die aanpak moet alle facetten van het onderwijs beslaan: alle niveaus (van de kleuterklas tot de universitaire aula’s), alle actoren (onderwijzend, pedagogisch en ondersteunend personeel, en de docenten en inrichters van lerarenopleidingen). Het C ent ru m v ra agt a an a ll e ov e rh ede n o m w er k t e ma k en v an e en gl o bal e , st ru ctu re le aa n pa k v a n het t h em a ‘s e ks ue le ge aa rd he id en g end e r o p sc hoo l’ . Onderwijs kan niet los worden beschouwd van onderzoek. Een belangrijke, ontbrekende schakel op dat vlak is een master genderstudies. Uit het Europese Tuning-rapport (2010) blijkt dat België zich op vlak van onderwijs in genderstudies aan de staart van de EU bevindt. Een haalbaarheidsstudie uitgevoerd door Sophia, het netwerk voor genderstudies, kwam tot een positieve conclusie. 33 Het C ent ru m p l eit v o or e en m ast e r in gend e r st ud ie s. Referenties Tuning-rapport: http://www.atgender.eu/uploads/files/Gender%20Studies%20Tuning%20 brochure%20Printed%20version%20FINAL.pdf Studie Sophia: http://sophia.be/index.php/nl/pages/view/15 MEDIA-EDUCATIE EN INTERCULTURELE COMMUNI CATIE Het C ent ru m v i ndt da t m edi a- edu c ati e en int er cu lt u re l e com mu nic at ie een v a st e p l a ats moet en kr ij gen i n d e le e rpl an doe l ste ll ing e n . Le er li ng en mo ete n ee n k r iti s ch e g e est ont w ik ke le n, di e he n toe la at om d e bet rouw ba a rh eid t e b eoo rd el en v an d e in f orm at ie w aar a an z e w ord en b lootg e ste ld . M et n a m e al s het ga at ov e r et ni sc h e min de rh ed en , moe t en z e v ooroo rd e le n en st e r eot yp en ku nne n ont m as k e ren . Leerlingen moeten in staat zijn om het mechanisme achter haatboodschappen te zien en om erop te reageren. Hun weerbaarheid moet worden vergroot. Scholen moeten hun niet alleen leren om racisme en discriminatie te onderkennen, maar ook hoe ze ermee kunnen omgaan, hoe ze erop kunnen reageren (counternarratives) en hoe ze ertegenin kunnen gaan. DE COMPETENTIES VAN LEERKRACHTEN In h un opl e idi ng en ti jde ns hu n loopb a an moet d e de sk und igh eid v an l e er k r ac hte n o m d e st r i jd a an t e ga an m et r ac i sm e, dis c ri mi nat ie en onv e rd ra agz a amh ei d w orden v e rg roo t . Interculturele communicatie en diversiteit moeten een structurele plaats krijgen in de opleidingen van het onderwijzend personeel. 34 G EW ESTEN H UISVESTING De regionalisering van de huurwetgeving stond in de voorbije legislatuur op het programma van de institutionele staatshervorming. Het Centrum benadrukt dat door die regionalisering het aantal beroepsmogelijkheden voor slachtoffers van raciale discriminatie in de huisvestingssector vermindert. De federale wet bevat immers strafrechtelijke bepalingen die dat soort discriminatie bestraffen, terwijl zulke bepalingen niet voorkomen in de decreten en ordonnanties die binnenkort van toepassing zijn. Met betrekking tot deze regionalisering vraagt het Centrum aandacht voor de volgende punten. MAATREGELEN VOOR GELIJKE BEHANDELING De regionalisering van de huurwetgeving biedt een goede gelegenheid om de bepalingen te behouden en/of uit te breiden die – direct of indirect – gelijke behandeling bevorderen en discriminatie helpen bestrijden. Het gaat hierbij onder meer om: - het huurbedrag en de gemeenschappelijke kosten verplicht bekendmaken; op die verplichting toezien in overleg met de bevoegde overheden; de huurovereenkomst verplicht schriftelijk vastleggen; verplicht een plaatsbeschrijving opstellen; de huurovereenkomst verplicht registreren; een huurwaarborgsysteem invoeren, waardoor personen met een laag inkomen ook toegang krijgen tot een woning. Het C ent ru m v ra agt d e r egi on al e ov e rhe de n om de non - d i sc r im ina ti e beg in se le n o p t e ne m en in d e nie uw e d e cr et en en o rdon na nti e s . B ij de goed k eu ri ng is h et b el ang r ij k o m e en inf o ca mp agn e op t e z ett en , z od at i ed er e b urg e r op d e hoogt e i s v an de be pa lin ge n d i e in z i jn gew es t v a n to ep a ss i ng z i jn . GEW ESTELIJKE HUISVEST INGSINSPECTIEDIENST Uit de ervaring van het Centrum en uit studies blijkt dat er in de huisvestingssector nog vaak sprake is van discriminatie, hoewel dat almaar moeilijker om te tonen, te bewijzen en te bestraffen is. 35 Het C ent ru m b ev ee lt aa n o m t ool s te ontw ik k el en om r ac ia l e d i sc ri mi n ati e a an te ton en e n t e be st r af f en . Da a rto e k unne n d e bev o eg dhe den v an de gew e st el ij ke hu i s v est ing si nsp e cti ed ie nst en w orden u itg eb re id to t d e to ep a ss ing v an de ant idi s cr im in ati e re ge ls . In dat g ev a l moe t en di e die nst en w ord en g ew ap end om c ont rol e s t e kunn en u itv oe r en en boet e s t e ku nne n o pl egg en . Het kan gaan om de follow-up van individuele klachten, waarbij op basis van het opgemaakte verslag kan worden gekozen voor vervolging of een boete, of om periodieke controles van makelaars via zogenoemde mystery shoppers. ‘D I V E R S I T E I T S B A R O M E T E R H U I S V E S T I N G ’ In 2013 heeft het Centrum een studie besteld om een ‘Diversiteitsbarometer Huisvesting’ uit te werken, met een verschillende aanpak voor de openbare en de private huisvestingsmarkt. Met dat instrument wil het gevallen van discriminatie beter kunnen meten, en er de achterliggende systemen en oorzaken van blootleggen. De resultaten van dat onderzoek moeten in maart 2014 beschikbaar zijn. Daaruit worden dan zowel voor de openbare als de private huisvestingsmarkt aanbevelingen afgeleid. Het C ent ru m v ra agt d e b ev o egd e pol iti c i o m re k en ing t e ho ude n met d e aa nb ev el ing e n in z i jn ‘Div e rs it eit sb a rom et e r Hu isv est ing ’, e n o m z e in con c ret e be l eid s ma at re ge l en om te z et ten , ev ent ue el m et d e st e un v a n h et C ent ru m. H ET C ONSO RTIUM D IVERSITÉ -E MPLOI Doelstelling Het Consortium Diversité Wallonie bestaat uit Cripel, Egid-HEC ULg, Forem en de antidiscriminatiecellen van de vakbonden FGTB en CSC. Het zet allerhande info-, bewustmakings- en opleidingscampagnes op om discriminatie te bestrijden en om diversiteit op de werkvloer aan te moedigen. Het kan daarvoor rekenen op subsidies van het Waalse ministerie van Werkgelegenheid. Doelstelling is om de werking van het Consortium uit te breiden. Vaststelling Hoewel de kwaliteit van zijn acties het nut van het Consortium aantonen, maken ze ook duidelijk dat het Consortium dringend werk moet maken 36 van een grotere bekendheid en legitimiteit bij belangrijke private en publieke spelers op de arbeidsmarkt. Hoe de doelstelling realiseren? Het C ent ru m p l eit e rv oor d at d e W a a ls e r e ge rin g ee n v a st e n d uu rz a a m ka de r c r eë e rt v oo r het Con so rti um Div e rs it é W a llo ni e . O m h et bet er be ke nd t e m ak en , en om h et l eg iti mit eit t e gev en bij b el ang r ij ke spe l er s o p d e a rb ei ds ma r kt . I NTEGRATIEBELEID Doelstelling Racisme en discriminatie opnemen in het onthaaltraject dat het Waalse Gewest en de Franse Gemeenschapscommissie onlangs hebben ingevoerd. Vaststelling De Waalse regering en de Franse Gemeenschapscommissie hebben een onthaal- en integratietraject ingevoerd om nieuwkomers in de maatschappij en in de arbeidsmarkt te integreren. Ook mensen die door hun herkomst moeilijk werk vinden kunnen er een beroep op doen. Hoe de doelstelling realiseren? Het C ent ru m p l eit e rv oor d at n i euw kom e r s di e het ont ha a lt ra je ct v an h e t W a al s e G ew e st en d e Fr an se G em ee ns ch ap sc omm i ss i e v ol ge n o ok inf o rm at ie k r ijg en ov er i nst ant i es d ie s l ac htoffe r s v an d i sc ri mi nat i e en ra c is me b eg el ei de n. Di e inf o rm at ie k an b ij he t e e rst e co nt act w ord en geg ev en . Aa n d e an de r e k ant moet en d e p e r son en die nie uw kom e rs b eg el ei den op d e h oogt e z ij n v an d e ant idi s cr im in ati ew et gev in g ; z e mo ete n o o k d e ins t an t i es ken ne n d i e s la cht offe r s be ge le i den . 37 L OKAAL BELEID O PLEI DING ROND ANTIDISCRI MI NATI E Lokale besturen zijn onmisbaar voor een antidiscriminatie- en gelijkekansenbeleid: ze staan dicht bij de bevolking; hun bevoegdheden hebben een directe impact; en ze zijn uitstekend geplaatst om gevallen van discriminatie in kaart te brengen en om slachtoffers te informeren, te begeleiden of door te verwijzen. Voor het Centrum moeten de betrokkenen (vooral de verkozenen) goed voorbereid zijn om die taak tot een goed einde te brengen. Ze moeten zich bewust zijn van de uitdagingen die diversiteit met zich meebrengt. Goed opgeleide en voorbereide ambtenaren kunnen ervoor zorgen dat discriminatie en discriminerend gedrag worden voorkomen. Het C ent ru m r aa dt d e gew e st en a an om st ruc t u re le op l eid ing en a an te bi ed en aan lok a le v er koz en en , z od at z e be te r gew ap en d z ijn om dis c ri mi nat ie t eg en t e g a an . Het gaat er daarbij vooral om: - - in het opleidingsprogramma voor lokale mandatarissen ('emandaat') een luik op te nemen over de bestrijding van discriminatie en de bevordering van diversiteit; in het curriculum van opleidingsinstellingen voor de overheidsadministratie een opleiding op te nemen over de strijd tegen discriminatie en de bevordering van diversiteit. Centrum voor gelijkheid van kansen en voor racismebestrijding Koningsstraat 138 1000 Brussel 02 212 30 00 [email protected] www.diversiteit.be Januari 2014 38