. NORMALISERING – REGLEMENTERING – CERTIFICERING De chemische aantasting van beton Bouwwerken uit beton staan niet zelden bloot aan agressieve omgevingsvoorwaarden. Dit geldt met name in de boerderijbouw, voor industriële installaties en riolen. Een studie, uitgevoerd in twee Vlaamse provincies [5], heeft aangetoond dat de granulaten van het beton bij 15 % van de varkensmesterijen reeds na twee jaar rechtstreeks blootgesteld worden aan de omgeving. Na een gebruiksduur van 15 jaar stelt men dit verschijnsel vast in 87 % van de boerderijen. 1 _ VORMEN VAN CHEMISCHE AANTASTING Sulfaten en zuren zijn de belangrijkste agressieve agentia. De aantasting door sulfaten komt hier echter niet aan bod. Voor meer informatie over dit onderwerp verwijzen we naar een artikel uit WTCB-Tijdschrift [9]. Beton kan aangetast worden door verschillende types zuren (zwavelzuur, salpeterzuur, fosforzuur, azijnzuur, melkzuur, …). Zwavelzuur staat bekend als een van de belangrijkste bronnen van aantasting. Ondergrondse betonconstructies kunnen bijvoorbeeld aangetast worden door het grondwater dat deze stoffen van nature bevat (door de oxidatie van mineralen zoals pyriet) of door de afzetting van industrieel chemisch afval. Ook in riolen kan men te maken krijgen met ingewikkelde aantastingsverschijnselen : het afvalwater bevat namelijk zwavelverbindingen en sulfaatafbrekende bacteriën die deze verbindingen omzetten in waterstofsulfide (H2S). Het komt als gas uit het afvalwater vrij en kan vervolgens door andere bacteriën geoxideerd worden en omgevormd tot zwavelzuur (H2SO4) dat het beton aantast. Dit verschijnsel wordt aangeduid als ‘bacteriële aantasting door zuren’. Het komt voor aan de bovenzijde van riolen. De aantastingsdiepte kan oplopen tot 6 à 12 mm per jaar. Zure regen vormt eveneens een belangrijke bron van aantasting voor betonconstructies (er werden pH-waarden van 5 tot 3 opgemeten) [1]. Een ander voorbeeld van chemische aantasting is deze van betonconstructies die blootstaan aan landbouwproducten. Men treft azijn- en melkzuur aan in de vloeistoffen, gevormd in silo’s tijdens de gisting van het veevoer [8] of Afb. 1 Proefstuk van beton (320 kg/m3 cement CEM I 42,5 R, W/C 0,5) dat gedurende 27 dagen blootgesteld werd aan aantastingscycli met azijnzuur (pH 4-4,5). Rechts : identiek proefstuk dat niet aan het zuur blootgesteld werd (ter vergelijking). op de grond van vee- of varkensstallen in aanwezigheid van water (speeksel). Er werden pH-waarden van 3,8 opgemeten in de gistingsvloeistoffen van varkensvoer [4]. Chemische meststoffen en industrieel afvalwater bevatten op hun beurt vaak agressieve zouten, zoals ammonium- of magnesiumzout, die verhard cement kunnen ontbinden. Indien ammoniumzout reageert met calciumhydroxide, wordt ammoniak gevormd, een vluchtig gas dat uit het beton ontsnapt. Aangezien er geen evenwichtstoestand kan bereikt worden, zal deze reactie steeds verdergezet worden. 2 AANTASTINGSMECHANISMEN De aantasting van beton door zuren omvat een aantal complexe processen die leiden tot een vermindering van de structurele eigenschappen (bv. de druksterkte) van het materiaal. Aangezien beton (net zoals kalksteengranulaten) een basisch materiaal is (met een pH hoger dan 12,5), is het gevoelig voor aantasting door zuren. Deze reageren met de calciumverbindingen uit het beton, wat leidt tot de vorming van calciumzouten van het corroderende zuur. Als het zuur voldoende in beweging is, zodat de zouten onophoudelijk verwijderd worden, zal de aantasting steeds verdergezet worden. " Vinciane Dieryck, ir., technologisch adviseur (*), projectleider, laboratorium ‘Betontechnologie’, WTCB Jan Desmyter, ir., technologisch adviseur (*), hoofd van de afdeling Technologie en Milieu, WTCB TERMINOLOGIE Een zuur is een chemische verbinding die doorgaans gedefinieerd wordt door de reacties ervan met complementaire chemische producten : basen. Volgens de chemici Joannes Bronsted en Thomas Lowry is een zuur een chemische verbinding die de neiging heeft een proton af te geven aan een complementaire eenheid, een base. De reacties tussen een zuur en een base worden aangeduid als ‘zuurbasereacties’. De pH is een logaritmische aanduiding van de effectieve concentratie aan waterstofionen (pH = potential Hydrogen). De pH karakteriseert de zuurtegraad of basiciteit van een product of een milieu. Hoe lager de pH, hoe sterker de zuurtegraad. Een oplossing of een product wordt beschouwd als zuur indien de pH lager is dan 7, als basisch of alkalisch indien de pH hoger is dan 7 en als neutraal als de pH gelijk is aan 7. Als de pH-waarde met een eenheid vermindert, moet men de zuurtegraad met 10 vermenigvuldigen. Een oplossing met een pH van 6 is dus 10 keer zuurder dan water met een (neutrale) pH van 7, terwijl een oplossing met een pH van 5 100 keer zuurder is dan water met een pH van 7. Sterk zuur en zwak zuur Sterke zuren (bv. zoutzuur (HCl), salpeterzuur (HNO3) en zwavelzuur (H2SO4), …) worden volledig ontbonden in water. Een zwak zuur lost daarentegen niet volledig op in water. Een toename van de concentratie van een dergelijk zuur zal bijgevolg niet automatisch leiden tot een lagere pH. Dit geldt onder andere voor koolzuur (H2CO 3), azijnzuur (CH3COOH) en melkzuur (C2H5OCOOH). Om een gegeven pHwaarde te bereiken, zal een sterkere concentratie zwak zuur dan sterk zuur nodig zijn. De pH is dus niet enkel afhankelijk van de concentratie van het zuur, maar ook van het type zuur (zwak of sterk). (*) Technologische Adviseerdienst ‘Uitvoering van speciale betonsoorten’, gesubsidieerd door het Vlaamse Gewest (via IWT) en door het Waalse Gewest. WTCB-Dossiers – Katern nr. 9 – 4e trimester 2004 – pagina 1 . NORMALISERING – REGLEMENTERING – CERTIFICERING De beweeglijkheid van de zure vloeistof is dus van belang voor de graad van aantasting. Tabel 1 Eisen met betrekking tot de betonsamenstelling voor beton dat blootstaat aan chemische aantasting (norm NBN EN 206-1). OMGEVINGSKLASSE De reactie van de zuren met de calciumgebonden materialen leidt uiteindelijk tot een ontbinding van de structuur van het verharde cement. Volgens de naslagwerken wordt de snelheid van de aantasting beïnvloed door verschillende parameters : • factoren verbonden met de zure oplossing : concentratie, pH, beweeglijkheid, type zuur, oplosbaarheid van het calciumzout van het zuur, ... • factoren verbonden met het beton of het cementgebonden materiaal : betonkwaliteit (nabehandeling, verdichting, …), samenstelling (W/C-verhouding, cementhoeveelheid, cementtype, alkaliteit van het beton, …), permeabiliteit van het beton (die zelf afhankelijk is van de afmetingen van de poriën en de poriënverdeling), … • andere factoren zoals de temperatuur, de aantastingsvoorwaarden (het aantastingsmechanisme zal strenger zijn indien het beton blootstaat aan onderdompelings- en drogingscycli), … 3 HUIDIGE PROEVEN TER BEPALING VAN DE ZUURBESTANDHEID Er werden verschillende (niet-genormaliseerde) proeven ontwikkeld voor de bepaling van de zuurbestandheid van beton. De meeste proeven zijn bestemd voor gebruik in het laboratorium. Er bestaan echter ook methoden voor gebruik in situ. Zo kan men bijvoorbeeld via een meting van de ruwheid van een aangetast oppervlak een idee krijgen over de graad van aantasting [7]. Het doel van laboratoriumproeven is de realiteit zo veel mogelijk te benaderen, wat bij versnelde proeven niet altijd evident is. Bij gebruik van een geconcentreerd zuur lossen alle cementtypes immers op, wat het moeilijk maakt hun relatieve kwaliteit te beoordelen. Men moet dus altijd voorzichtig zijn wanneer men de resultaten van versnelde proeven interpreteert. In de meeste artikels worden proeven besproken waarbij betonprisma’s blootgesteld worden aan aantastingscycli in een zure oplossing. Door de onderdompelingscycli af te wisselen met drogingscycli kan men de aantasting versnellen. Aan het einde van de proeven kunnen de prisma’s afgeborsteld worden om de losgekomen stukken beton te verwijderen. Er kunnen verschillende parameters gebruikt worden ter bepaling en ter vergelijking van de aantasting : • de volumeverliezen • de gewichtsverliezen • de vermindering van de druksterkte VOORSCHRIFTEN Maximale water-/cementverhouding Minimale sterkteklasse Minimale cementhoeveelheid (kg/m3) Andere voorschriften Het buitenvolume van het beton neemt af tengevolge van de ontbinding van de verharde cementpasta of het loskomen van de granulaten. Ook onder het betonoppervlak kan zuuraantasting optreden, voornamelijk door de uitloging van de verbindingen onder het betonoppervlak. Aangezien de cementpasta en de granulaten een verschillende dichtheid hebben en de dichtheid van de cementpasta zelf plaatselijk kan variëren, is het dus nuttig zowel het (buiten)volumeverlies als het massaverlies te bepalen [6]. Een gemeten volumeverandering kan immers overeenstemmen met verschillende gewichtsverliezen. Een ander type proeven, waarbij gebruik gemaakt wordt van een draaiende corrosiemeter, bestaat erin een betonblok te laten ronddraaien in een oplossing. Door de automatisering van dit procédé is de uitvoeringstermijn korter en kan de herhaalbaarheid van de proeven verbeterd worden. WAT SCHRIJFT DE NORM NBN EN 206-1 VOOR INZAKE DE KEUZE VAN HET BETON ? De norm NBN EN 206-1 (2001) voorziet drie omgevingsklassen – XA1, XA2 en XA3 – voor beton dat blootstaat aan chemische aantasting. Katern nr. 4 van de WTCB-Dossiers 3/2004 [10] bevat een tabel waarmee men de omgevingsklasse kan kiezen aan de hand van de chemische karakteristieken van het water en de bodem. Naarmate de omgeving agressiever is, dient men te streven naar een beton met zwakkere porositeit. Daarom bevat voorvermelde norm een aantal eisen met betrekking tot de betonsamenstelling (zie tabel 1 hierboven). In het geval van een betonnen bouwwerk dat behoort tot omgevingsklasse XA3, beveelt de norm NBN B 15-001 (uitgave 2004) het gebruik van een beschermende laag aan. WTCB-Dossiers – Katern nr. 9 – 4e trimester 2004 – pagina 2 XA2 XA3 0,55 0,50 0,45 C30/37 C30/37 C35/45 300 320 360 Sulfaatbestendig cement (HSR) indien het sulfaatgehalte hoger is dan 500 mg/kg in het water of hoger is dan 3000 mg/kg in de bodem. • het calciumgehalte en de verandering van de pH van de oplossing • de indringdiepte van het zuur. 4 XA1 5 HET WTCB-ONDERZOEK Indien men de aantasting door zuren precies wil nabootsen, is het belangrijk dat de pH van de oplossing constant blijft. Bij de uitvoering van proeven op beton met een zure oplossing, zal de pH na verloop van tijd echter stijgen tengevolge van de alkaliteit van het materiaal. Dankzij WTCB-onderzoek kon een proefmethode ontwikkeld worden om de chemische aantasting van beton te simuleren terwijl de pH automatisch geregeld wordt. Onderdompelings- en drogingscycli laten toe de aantasting te versnellen. Bovendien worden de proefstukken op het einde van elke cyclus automatisch gereinigd met een borstel. De simulatie omvat dus zowel een chemische als een mechanische belasting. De schade wordt beoordeeld aan de hand van metingen van het massaen volumeverlies, waarvan de herhaalbaarheid goed blijkt te zijn. Zoals verwacht, tonen de onderzoeksresultaten aan dat het type proefstuk de aantasting beïnvloedt als gevolg van de verhouding oppervlakte/volume : op cilinders met een diameter van 113 mm en een hoogte van 100 mm is de aantasting belangrijker dan op prisma’s van 100 x 100 x 350 mm3. De proeven werden uitgevoerd met drie types zuren met een verschillende pH. Het beton varieerde op het vlak van W/C-verhouding, cementhoeveelheid en cementtype. In totaal werden meer dan 80 combinatiemogelijkheden beproefd op hun bestandheid tegen zuuraantasting door middel van de hierboven beschreven versnelde methode (combinatie van chemische en mechanische belasting). Het onderzoek laat vermoeden dat de voorschriften uit de nieuwe normgeving nog voor verbetering vatbaar zijn. r De omgevingsklassen uit de norm worden bepaald aan de hand van de zuurtegraad (pH) van het milieu, terwijl de aantasting van het beton afhankelijk blijkt te zijn van de concentratie en de aard van het zuur. Bij een equivalente pH zal de aantasting door azijnzuur 5 keer groter zijn dan door melkzuur (zie gra- . NORMALISERING – REGLEMENTERING – CERTIFICERING Afb. 2 Proefpost van het WTCB. fiek uit afbeelding 3). Azijnzuur is bij eenzelfde pH meer geconcentreerd dan melkzuur. 20 r De resultaten, bekomen met een cement van het type CEM I 42,5 R, geven aan dat de verhoging van de cementhoeveelheid de aantasting niet vertraagt (zie grafiek uit afbeelding 4). Volgens de norm NBN EN 206-1 moet men de cementhoeveelheid echter verhogen (en de W/C-verhouding verlagen), naarmate de omgevingsklasse ten opzichte van agressieve oplossingen strenger is. Hierbij moet opgemerkt worden dat de proeven uitgevoerd werden op beton met een redelijk hoge sterkte (gaande van 50 tot 61 N/mm2). De vraag stelt zich dan ook of de resultaten in de andere sterkteklassen bevestigd zullen worden. 16 r Met porfiergranulaten treden de massaverliezen 4 tot 20 keer trager op dan met kalksteengranulaten, terwijl de norm hieromtrent geen gegevens bevat. Bij dergelijke betontypes is het massaverlies niet de enige para- ¡ Ammoniumzout Massaverlies [%] s Melkzuur 14 n Zwavelzuur 12 10 8 6 4 2 0 0 10 20 30 40 50 Dagen 60 70 80 90 100 Afb. 3 Massaverlies bij constante pH (5,5 tot 6) bij een beton (320 kg/m3 cement CEM I 42,5 R, W/C 0,5), aangetast door verschillende types zuren met een pH van 5,5 tot 6,5. 1,2 pH 4-4,5 Volumeverlies Massa- en volumeverlies [%/dag] r Ook het cementtype blijkt relevant te zijn. Bij de aantasting met azijnzuur (pH van 5,5 tot 6,5) waren de massaverliezen het kleinst met de samengestelde cementtypes CEM II/AM 32,5 R en CEM II/B-M 32,5, evenals met hoogovencement HSR LA (*) met minstens 65 % slakken (CEM III/B 42,5 HSR LA, CEM III/C 32,5 HSR LA). De verliezen waren het grootst met de cementtypes CEM I 52,5 R HSR LA en CEM I 52,5 R. Bij lagere pH-waarden (tussen 4 en 4,5) vertoont hoogovencement HSR LA met minder dan 65 % slakken minder massaverliezen dan de andere cementsoorten. ³ Azijnzuur 18 1,0 Massaverlies 0,8 0,6 0,4 pH 5,5-6,5 0,2 0 (*) Cement HSR LA (High sulfate resisting – Low alkali) : cement dat zeer goed bestand is tegen sulfaten en met een laag alkaligehalte. 300 kg/m3 320 kg/m3 360 kg/m3 360 kg/m3 300 kg/m3 320 kg/m3 360 kg/m3 W/C 0,55 W/C 0,50 W/C 0,45 W/C 0,55 W/C 0,55 W/C 0,50 W/C 0,45 Afb. 4 Massa- en volumeverlies (per dag) bij beton met cement CEM I 42,5 R, afhankelijk van de pH-waarde. WTCB-Dossiers – Katern nr. 9 – 4e trimester 2004 – pagina 3 . NORMALISERING – REGLEMENTERING – CERTIFICERING r Er blijkt tevens nauwelijks een verband te zijn tussen de druksterkte na 28 dagen en het massaverlies tengevolge van de zuuraantasting (zie afbeelding 5). Men merkt dat er een zwakke correlatie bestaat tussen verschillende betontypes met kalksteengranulaten die blootstaan aan een aantasting met azijnzuur (pH van 5,5 tot 6,5). Er bestaat ook een correlatie tussen de aantasting en de druksterkte, indien de schommelingen van de druksterkte te wijten zijn aan schommelingen van de W/C-verhouding van het beton. Deze correlatie verdwijnt echter wanneer het granulaat-, het cement-, het zuur- of het aantastingstype of de pH gewijzigd wordt. De druksterkte na 28 dagen kan dus niet gebruikt worden om het gedrag van het beton te voorspellen in geval van zuuraantasting. r De buigsterkte wordt sterker beïnvloed door zuuraantasting dan de druksterkte. Dit verschil kan toegeschreven worden aan het feit dat de druksterkte bepaald wordt met proeven waarbij de massa van het beton wordt belast, terwijl bij een buigproef de grootste trekspanningen gegenereerd worden aan het ondervlak van het proefstuk, in de zone die het verst verwijderd is van de neutrale lijn. Als net deze zone door een zuur aangetast wordt, is de kans op het ontstaan van buigtrekscheuren vanuit een statistisch oogpunt hoger. De spreiding van de buigsterktewaarden is echter erg groot. We willen er eveneens op wijzen dat er geen correlatie bestaat tussen de buigsterkte en de massa- of volumeverliezen van het beton. Verder onderzoek is alvast noodzakelijk. Zo kan bijvoorbeeld nagegaan worden of de vaststellingen in het laboratorium ook voor andere sterkteklassen gelden. Daarnaast is het ook belangrijk te onderzoeken in hoeverre de laboratoriumproeven relevant zijn voor de praktijk. De simulatie in het laboratorium is in vele gevallen immers te agressief. n 30 Azijnzuur 25 pH 4-4,5 Andere zuren 20 Massaverlies [%] meter die in rekening gebracht moet worden om de graad van aantasting in te schatten. Voor eenzelfde massaverlies blijken de carbonatatiediepte en de vermindering van de druksterkte als gevolg van de aantasting groter te zijn bij beton met porfiergranulaten. Dit verschil is te wijten aan de grotere chemische bestandheid van de porfiergranulaten. De schade aan de porfiergranulaten blijft redelijk beperkt; het is vooral de cementmatrix die aangetast wordt. Door het feit dat de porfiergranulaten bloot komen te liggen na de aantasting van de mortel, kunnen ze soms aanleiding geven tot problemen (bv. kwetsen van dieren bij beton dat gebruikt wordt in de landbouwsector). 15 CEM III/B 32,5 LA 10 5 Porfier 0 0 10 20 30 40 50 60 Druksterkte na 28 dagen [N/mm2] 70 80 -5 Afb. 5 Massaverlies aan het einde van de aantastingscycli, afhankelijk van de druksterkte na 28 dagen. t LITERATUURLIJST 1. Allahverdi A. en Skvara F. Acidic corrosion of hydrated cement based materials. Part 1. Mechanism of the phenomenon. Praag, Institute of Chemical Technology – Academy of Sciences of the Czech Republic, Ceramics-Silikaty, nr. 44 (3), p. 114-120, 2000. 2. Belgisch Instituut voor Normalisatie NBN EN 206-1 Beton. Deel 1 : Eisen, gedraging, vervaardiging en overeenkomstigheid. Brussel, BIN, 2001. 3. Belgisch Instituut voor Normalisatie NBN B 15-001 Aanvulling op NBN EN 206-1. Beton. Eisen, gedraging, vervaardiging en overeenkomstigheid. Brussel, BIN, 2004. 4. De Belie N. Betondegradatie in veestallen onder invloed van voederzuren. Simulatieproeven. ’s-Hertogenbosch, Vereniging Nederlandse Cementindustrie, Cement, vol. 47, nr. 4, p. 52-59, 1995. 5. De Belie N., De Blaere B., Debruyckere M. en Van Nieuwenburg D. Concrete attack by feed acids : accelerated tests to compare different concrete compositions and technologies. Detroit, American Concrete Institute, ACI Materials Journal, vol. 94, nr. 6, p. 547-554, december 1997. 6. De Belie N., De Coster V. en Van Nieuwenburg D. Use of fly ash or silica fume to increase the resistance of concrete to feed acids. Londen, Thomas Telford, Magazine of Concrete Research, vol. 49, nr. 181, p. 337-344, december 1997. 7. De Belie N. en Sonck B. Meten van aantasting en oppervlakteruwheid van betonroosters. ’s-Hertogenbosch, Vereniging Nederlandse Cementindustrie, Cement, vol. 50, nr. 6, p. 54-58, juni 1998. 8. ... Duurzaamheid van beton in agrarische milieus. ’s-Hertogenbosch, Vereniging Nederlandse Cementindustrie, Betoniek, vol. 10, nr. 5, mei 1995. 9. Elsen J., Jacobs J. en Vyncke J. Betonschade door sulfaten : probleem uit het verleden of gevaar voor de toekomst ? Brussel, WTCB-Tijdschrift, herfst 1996. 10. Pollet V., Apers J. en Desmyter J. Nieuwe normen voor beton. Deel 1 : nieuwe versie van de norm NBN B 15-001. Brussel, WTCB-Dossiers, Katern nr. 4, 3/2004. WTCB-Dossiers – Katern nr. 9 – 4e trimester 2004 – pagina 4