Samenvatting Nieren 1/6 Nieren Bouw van de nieren De meeste mensen hebben twee nieren: één links en één rechts van je lichaamsslagader, achter in de buikholte. Een nier is ongeveer vijftien centimeter hoog en heeft de vorm van een boon. De nieren worden van bloed voorzien door twee nierslagaders. De nier is te verdelen in de nierschors, het niermerg en het nierbekken. De schors bestaat uit ongeveer een miljoen nefronen. Een nefron is eigenlijk een klein fabriekje op zich, dat alle functies van de nier bezit. Nefronen voeren afvalstoffen en vocht af door verzamelbuisjes. Het niermerg bestaat uit piramiden, waarin de verzamelbuisjes uitmonden. De piramiden monden weer uit in het nierbekken. De urine verlaat de nier via de ureter en wordt verzameld in de blaas. Als de blaas vol zit, moet je naar de wc. De urine verlaat de blaas dan via de plasbuis. Nefron Het nefron is de kleinste eenheid in de nier, die bestaat uit een filtratiekapsel met een soort lus en een verzamelbuisje. Het bloed van de nierslagaders wordt door het filtratiekapsel gefilterd. Rode bloedcellen en glucose kunnen niet door dit kapsel heen. In de lus worden verschillende stoffen in de urine gestopt en uit de urine gehaald, waardoor de urine veel geconcentreerder wordt. In het verzamelbuisje wordt de urine verzameld. Verminderde nierfunctie Nierinsufficiëntie Een verminderde nierfunctie wordt ook wel nierinsufficiëntie genoemd. Geschat wordt dat in Nederland ongeveer een op de twintig mensen een verminderde nierfunctie heeft. Een op de tweehonderd mensen heeft ernstige nierinsufficiëntie. Nierinsufficiëntie kan een acuut of een chronisch probleem zijn. Acute nierinsufficiëntie is een plotselinge vermindering van de nierfunctie. Bij chronische nierinsufficiëntie is de verminderde nierfunctie blijvend slecht of wordt deze steeds slechter. Soms is dat het gevolg van acute nierinsufficiëntie, soms is die schade geleidelijk ontstaan. Een oorzaak van chronische nierinsufficiëntie is bijvoorbeeld diabetes. De nieren hebben een enorme reservecapaciteit, waardoor symptomen van nierschade pas optreden als de nierfunctie al 70% verminderd is ten opzichte van de normale functie. Dat betekent dat de gefiltreerde hoeveelheid bloed met 70% is verminderd. Meten is weten Om te bepalen hoe goed de nieren functioneren, kun je aan de hand van bloedwaarden de nierfunctie van een cliënt berekenen. De bloedwaarden kunnen namelijk iets vertellen over de filtercapaciteit van de nieren. Nieren met een goed filter filteren de stof creatinine bijna helemaal uit het bloed. Door de hoeveelheid creatinine in het bloed te bepalen kan de glomulaire filtratiesnelheid (de filtercapaciteit) worden geschat met een standaardformule. Voorbeelden van standaardformules zijn de MDRD-formule en de CockcroftGault-formule. Hierbij wordt onder andere rekening gehouden met het geslacht en de leeftijd van de cliënt. Deze geschatte glomulaire filtratiesnelheid, in het Engels estimated glomerular filtration rate, wordt ook wel afgekort tot eGFR. Voor de term GFR wordt ook de term creatinineklaring gebruikt. Om de GFR precies te berekenen moet gedurende 24 uur urine worden verzameld. Daaruit wordt dan ook de creatininewaarde bepaald, naast de bloedwaarden. Aan de hand daarvan kan precies worden berekend of de nier voldoende filtreert. Functies van de nieren Regeling vochtbalans Het lichaam verkeert in een evenwichtige toestand om optimaal te kunnen functioneren. De vochtbalans is hiervoor erg belangrijk. Afhankelijk van de vochttoestand scheiden de nieren meer of minder vocht uit. Mineralenhuishouding De uitscheiding van mineralen, zoals natrium, kalium, calcium en fosfaat, vindt plaats in de nieren. Hoeveel mineralen worden uitgescheiden, hangt af van de toestand van het lichaam en kan worden beïnvloed door hormonen. Uitscheiden afvalstoffen De nieren zijn van essentieel belang voor het filteren van afvalstoffen uit het bloed. Zo worden sommige geneesmiddelen via de nieren uitgescheiden. Productie hormonen De nieren produceren twee belangrijke hormonen. Het ene hormoon, renine, is belangrijk voor het regelen van de bloeddruk. Het andere hormoon, erythropoïne (EPO), stimuleert de productie van rode bloedcellen in het beenmerg. Vitamine D De nieren zijn nodig om vitamine D om te zetten in de actieve vorm. Vitamine D is belangrijk voor de opname van calcium in de darm en de inbouw van calcium in de botten. Jonge kinderen, ouderen en mensen die niet voldoende buiten komen, wordt geadviseerd om vitamine D te slikken. Zuurgraad bloed Ook de zuurgraad van het bloed wordt in balans gehouden door de nieren. Als het bloed niet zuur genoeg is, zullen de nieren de stof bicarbonaat uitscheiden. Daar wordt het bloed zuurder van. Als het bloed te zuur is, zullen de nieren juist geen bicarbonaat uitscheiden. Samenvatting Nieren Oorzaken Nierinsufficiëntie houdt in dat de filtercapaciteit van de nier niet goed genoeg is. Dat kan bij acute nierinsufficiëntie door een aantal problemen worden veroorzaakt: • Probleem in de bloedaanvoer: als de nierslagader is afgesloten, is er niet genoeg bloed om te filteren. • Afweerproblemen: het filter is verstopt door het samenklonteren van afweerstoffen. • Afvoerprobleem: het filter werkt niet meer omdat er geen urine afgevoerd kan worden door een blokkade van bijvoorbeeld een niersteen. Nierstenen die het nierbekken, de ureter of de plasbuis blokkeren, kunnen ervoor zorgen dat er geen urine geproduceerd wordt. 2/6 Behandeling van nierinsufficiëntie Bij ernstige nierinsufficiëntie moeten de verschillende functies van de nier worden opgevangen. De vochtbalans moet in de gaten worden gehouden, waarbij cliënten soms moeten letten op de hoeveelheid zout die ze binnenkrijgen. Soms moeten cliënten ook vitamine D, mineralen of het hormoon EPO slikken om te zorgen dat deze stoffen op peil blijven in het lichaam. Een cliënt met een nierfunctie van minder dan 30% heeft een vervangende behandeling nodig om te zorgen dat zich niet te veel afvalstoffen in het bloed opstapelen. Cliënten moeten dan aan de nierdialyse. Het dialyseapparaat kan in een paar uur zorgen dat het bloed weer schoon is om bijvoorbeeld een aantal dagen vooruit te kunnen. Nierziekten Nierstenen Nierstenen zijn samengeklonterde kristallen van mineralen in de urine. In de urine zijn veel mineralen aanwezig, en soms vormen die kristallen. Als deze kristallen samenklonteren doordat er bijvoorbeeld te weinig vocht is, kan er een steen ontstaan. Grote stenen kunnen de afvoer van urine blokkeren en daardoor acute nierinsufficiëntie veroorzaken. Glomerulonefritis Glomerulonefritis of nierfilterontsteking kan als gevolg van een infectie optreden. Bij een infectie worden door het afweersysteem veel kleine eiwitten geproduceerd die kunnen neerslaan op de nierfilters. De nierfilters kunnen daardoor niet goed hun werk doen en de nierfunctie gaat achteruit. In de meeste gevallen wordt de nierfunctie vanzelf weer beter. Nierbekkenontsteking Een nierbekkenontsteking is vaak een blaasontsteking die zich richting de nieren heeft uitgebreid. Als de nierbekkens, waar de urine verzameld wordt, ontstoken zijn, zijn mensen vaak erg ziek. Meestal heeft dit geen invloed op de nierfunctie, tenzij iemand langdurig ernstige nierbekkenontstekingen heeft. Diabetische nefropathie Diabetische nefropathie is nierschade aangericht door diabetes. Bij diabetes is er vaak een te hoge suikerspiegel in het bloed, waardoor de kleine vaatjes beschadigd raken. Ook gaat diabetes vaak gepaard met een hoge bloeddruk. De nierfilters raken daardoor beschadigd en dat kan zorgen voor nierinsufficiëntie. Niercysten Niercysten zijn vochtblaasjes op de nieren. Ze komen veel voor. Sommige mensen hebben een erfelijke aandoening waarbij ze heel veel cysten op de nieren krijgen. Hierbij wordt het gezonde nierweefsel verdrongen. Er kan dan nierinsufficiëntie ontstaan. Hypertensie Hypertensie (een te hoge bloeddruk) kan de kleine vaatjes in de nier beschadigen. De filters kunnen daardoor lek raken of kapotgaan. Als er te veel nierfilters stukgaan, gaat de nierfunctie achteruit. Samenvatting Nieren 3/6 Behandelen van nierfunctiestoornissen Problemen bij nierfunctiestoornissen Als de nierfunctie zover gedaald is dat deze door zijn reservecapaciteit heen is, ontstaat een aantal problemen. • Ten eerste kan de vochtbalans van het lichaam niet goed meer op peil worden gehouden. Daarmee raken ook de natrium- en kaliumhoeveelheid in het bloed ontregeld. Dat levert problemen op voor het hart, dat bij te weinig of te veel kalium anders gaat werken. • De calcium-fosfaathuishouding raakt ontregeld. Het fosfaat kan niet meer goed worden uitgescheiden, waardoor te veel fosfaat in het bloed zit. Daarnaast krijgt een cliënt een vitamine D-tekort, omdat vitamine D niet langer actief wordt gemaakt door de nieren. Vitamine D is belangrijk voor de opname van calcium uit de voeding. Daarom hebben nierpatiënten vaak een te laag calcium. De combinatie van een hoog fosfaat en een laag calcium kan zorgen voor broze botten. • Verder hebben nierpatiënten vaker een hoge bloeddruk. Het is belangrijk om dat te behandelen om verdere nierschade te voorkomen. • Omdat het hormoon EPO ook door de nieren wordt geproduceerd, kan het gebeuren dat een tekort ontstaat van dit hormoon. EPO is belangrijk voor de aanmaak van rode bloedcellen. Zonder EPO kan een cliënt dus last krijgen van bloedarmoede. • Afvalstoffen, zoals stoffen uit medicijnen en eiwitten, hopen zich op in het bloed omdat deze stoffen niet goed geklaard kunnen worden door de nieren. • De zuurgraad van het bloed wordt soms te hoog omdat de stof bicarbonaat te veel wordt uitgescheiden. Soms wordt bicarbonaat aan nierpatiënten gegeven om te zorgen dat het bloed niet te zuur wordt. Verder kan met allerlei bloeddrukmedicatie geprobeerd worden om de bloeddruk onder controle te houden. Soms krijgen cliënten ook EPO toegediend in injecties en ijzersuppletie om bloedarmoede te behandelen. Dieet Omdat bepaalde stoffen niet goed kunnen worden opgeruimd, mogen cliënten daar soms minder van innemen om te voorkomen dat stoffen zich gaan opstapelen in het bloed. Zo mogen ze vaak minder zouten, eiwitten en fosfaat eten. Ook moeten sommige cliënten letten op de hoeveelheid vocht die ze binnenkrijgen. Als die teveel is, kunnen de nieren niet voldoende vocht uitscheiden. Dan kan best lastig zijn als je als nierpatiënt een hoop geneesmiddelen moet innemen met water! Dialyse en transplantatie Als de nierfunctie minder is dan 15%, moet gekeken worden naar een behandeling om de nierfunctie te vervangen. Dieetmaatregelen en geneesmiddelen werken dan namelijk niet meer voldoende om te voorkomen dat zich allerlei afvalstoffen in het bloed gaan stapelen. Geneesmiddelen Er worden veel geneesmiddelen ingezet om de verschillende problemen die ontstaan door nierinsufficiëntie, te bestrijden. Zo kunnen kaliumbinders en fosfaatbinders voorkómen dat er te veel kalium en fosfaat uit de voeding in het bloed terechtkomt. Vitamine D kan gegeven worden in een actieve vorm, om te zorgen dat de nier dit niet meer actief hoeft te maken. Dialyseren is eigenlijk het schoonmaken van het bloed in een apparaat buiten het lichaam. Via een buisje loopt het bloed dan van het lichaam door het apparaat weer terug het lichaam in. Zo kunnen afvalstoffen alsnog worden verwijderd. Vaak staan mensen die dialyseren ook op de wachtlijst voor niertransplantatie. Dan wordt een nier van iemand die nog leeft of iemand die overleden is, getransplanteerd in het lichaam van de nierpatiënt. Een niertransplantatie is een grote operatie, met alle risico’s van dien. Als de nier niet afgestoten wordt, heeft iemand daarna wel weer een normale nierfunctie. Calcium-fosfaathuishouding Broze botten Nierpatiënten hebben vaak een te laag calciumgehalte en een te hoog fosfaatgehalte in het bloed (klik hier voor een overzicht met normaalwaarden van laboratoriumonderzoeken). Dit kan zorgen voor broze botten. De stoornissen in de calcium-fosfaathuishouding kunnen ervoor zorgen dat botten niet goed kunnen groeien; iets wat vooral bij kinderen een groot probleem is. Kinderen met nierfunctieproblemen kunnen hierdoor groeiachterstand oplopen. Vitamine D-suppletie De nieren zetten vitamine D om in de actieve vorm calcitriol. Calcitriol zorgt ervoor dat calcium kan worden opgenomen uit de voeding in de darmen en ingebouwd in de botten. Bij nierpatiënten wordt vitamine D door de nieren niet meer geactiveerd, waardoor er te weinig actief vitamine D is en minder opname van calcium plaatsvindt. Zij krijgen daarom alfacalcidol (Etalpha®) of calcitriol (Rocaltrol®), vormen van vitamine D die niet meer geactiveerd hoeven te worden door de nieren. Vaak voorkomende bijwerkingen van deze middelen zijn maagdarmklachten en huiduitslag. Als deze middelen niet voldoende effect hebben, wordt cinacalcet (Mimpara®) soms aan de behandeling toegevoegd. Fosfaatbinders Bovendien scheiden nierpatiënten te weinig fosfaat uit waardoor dat zich ophoopt in het bloed. Fosfaatbinders kunnen het fosfaatgehalte verlagen door fosfaat uit de voeding in de darmen te binden. Daarmee wordt voorkomen dat er nog meer opgenomen wordt. Voorbeelden van calciumhoudende fosfaatbinders zijn calciumacetaat (Phosex®) en calciumcarbonaat (Calci-chew®). Sevelamer (Renagel®, Renvela®) is niet-calciumhoudend. Deze fosfaatbinders binden fosfaat in de dunne darm zodat de stof niet opgenomen kan worden. De fosfaatbinders moeten worden ingenomen tijdens de maaltijd. De opname van verschillende antibiotica kan worden verminderd door het gebruik van deze geneesmiddelen. Samenvatting Nieren Bloeddrukverlagers Hoge bloeddruk De nieren spelen een grote rol in het reguleren van de bloeddruk. Zodra je nieren niet goed functioneren, is dat te merken aan de bloeddruk. Daarom wordt de bloeddruk regelmatig gemeten door de huisarts. Een hoge bloeddruk (hypertensie) kan de vaten namelijk beschadigen, ook de kleine vaatjes in de nieren. Hierdoor kan de nierfunctie (verder) achteruitgaan. Bovendien verhoogt hypertensie de kans op allerlei hart- en vaatziekten. Bij sommige cliënten is nierschade ontstaan door een te hoge bloeddruk. Bij hen is de bloeddruk al helemaal een belangrijk aandachtspunt bij de behandeling van hun nierproblemen. Er zijn verschillende groepen bloeddrukverlagers, zoals ACE-remmers, bètablokkers, calciumantagonisten en diuretica (plaspillen). We zullen ze hier kort behandelen. Wil je er meer over weten? Kijk dan eens naar de cursus ‘Cardiovasculair risicomanagement’. ACE-remmers Nierpatiënten krijgen relatief vaak ACE-remmers voorgeschreven omdat er aanwijzingen zijn dat deze een beschermend effect kunnen hebben op de nierfunctie. ACE-remmers remmen het angiotensine I converterend enzym (ACE). Dit zorgt er uiteindelijk voor dat de bloeddruk lager wordt doordat meer water wordt uitgescheiden en de vaten minder samentrekken. ACE-remmers hebben een aantal bijwerkingen en interacties. In het begin van de behandeling kan het gebruik van ACE-remmers een lage bloeddruk geven, waardoor mensen bijvoorbeeld duizelig worden bij te snel opstaan. Een bijwerking die bij meer dan 10% van de gebruikers voorkomt, is prikkelhoest. Cliënten moeten bij deze klachten de behandeling staken. ACE-remmers zijn teratogeen en mogen dus niet worden gebruikt bij zwangerschap. Een aantal ACE-remmers kan eventueel worden gebruikt bij borstvoeding. ACE-remmers hebben interacties met kaliumsparende diuretica en aldosteronantagonisten. De kaliumspiegel kan hierbij te hoog worden, waardoor een hyperkaliëmie kan ontstaan. Hierdoor kan het hartritme ontregeld raken. Bètablokkers en calciumantagonisten Bètablokkers, zoals metoprolol en propanolol, blokkeren de bètareceptoren in de bloedvaten. Adrenaline kan daardoor geen gebruik meer maken van deze receptoren en heeft daardoor minder effect dan gewoonlijk. Hierdoor wordt de bloeddruk lager, vertraagt de hartslag en knijpt het hart wat minder vaak samen. Bètablokkers kunnen als bijwerking de bloedsomloop verminderen en daardoor zorgen voor koude handen en voeten. Bètablokkers worden bij voorkeur niet voorgeschreven aan cliënten met astma omdat ze de astmamedicatie bij een aanval minder kunnen laten werken. Calciumantagonisten zoals nifedipine worden vooral ingezet om een hoge bloeddruk te bestrijden. Nifedipine verlaagt de calciuminstroom in spiercellen in perifere slagaders, waardoor die meer ontspannen zijn. Dat verlaagt de bloeddruk. Veelvoorkomende bijwerkingen zijn flushes (voorbijgaande roodheid in het gezicht), hoofdpijn, duizeligheid en hartkloppingen. Nifedipine wordt gemetaboliseerd door het CYP3A4-enzym in de lever. Daarom kunnen veel interacties optreden met CYP3A4-remmers (hivproteaseremmers, cimetidine, itraconazol, erytromycine, ketoconazol, grapefruitsap) en -inductoren (zoals carbamazepine, rifampicine en fenytoïne). Diuretica (plastabletten) Diuretica, zoals hydrochloorthiazide en chloorthiazide, zorgen ervoor dat minder water en zouten worden vastgehouden, waardoor de bloeddruk daalt. Ze worden ook wel plastabletten genoemd, omdat mensen er veel meer van moeten plassen. Bijwerkingen zijn een droge mond, moeheid en spierkrampen. Vooral in het begin kunnen cliënten last hebben van duizeligheid. Het gebruik van diuretica tijdens zwangerschap en borstvoeding moet zoveel mogelijk worden vermeden. De werking van diuretica wordt afgeremd door NSAID’s. Er kan ernstige nierinsufficiëntie worden opgewekt als dehydratie door sterkwerkende diuretica samengaat met toediening van een NSAID. Dit kan zorgen voor het vasthouden van vocht in de longen en acuut hartfalen. 4/6 Samenvatting Nieren 5/6 Andere geneesmiddelen EPO De nieren maken het hormoon erytropoëtine (EPO) aan, wat heel belangrijk is voor de productie van rode bloedcellen in het beenmerg. Een tekort aan EPO kan dus zorgen voor bloedarmoede. Vervangers voor EPO worden gegeven in injecties, zoals darbepoëtine (Aranesp®), epoëtine-alfa (Eprex®) en epoëtine-bèta (NeoRecormon®, Mircera®). De voornaamste bijwerkingen van deze geneesmiddelen zijn pijn op de injectieplaats, een verhoogde bloeddruk, oedeem en overgevoeligheid. Er is weinig bekend over gebruik van deze middelen tijdens zwangerschap en borstvoeding, daarom wordt dit afgeraden. IJzer en vitaminen Een andere oorzaak van bloedarmoede bij nierpatiënten is een tekort aan ijzer en vitaminen. Deze stoffen zijn belangrijk voor de bouw van een rode bloedcel. Bij bloedarmoede door ijzergebrek krijgen nierpatiënten vaak ferrofumaraat, ferrosulfaat (Fero Gradumet®) of ferrogluconaat (Losferron®). Bijwerkingen zijn maag-darmklachten, zoals verstopping en het zwartkleuren van de ontlasting. Als tabletten niet helpen, kan ijzer ook worden geïnjecteerd, bijvoorbeeld met Venofer®. In verband met overgevoeligheidsklachten wordt vaak eerst een testdosis voorgeschreven. Bicarbonaat Nieren kunnen bij nierfalen geen bicarbonaat meer maken, wat ervoor kan zorgen dat het bloed zuurder wordt. Daar raakt het lichaam van uit balans. Daarom krijgen sommige cliënten bicarbonaat in tabletten voorgeschreven (natriumbicarbonaat). De behandelend arts bepaalt voor elke cliënt of en hoeveel bicarbonaat nodig is. Bijwerkingen Het is goed om je als apothekersassistent te beseffen dat de grote hoeveelheid geneesmiddelen die nierpatiënten gebruiken, gepaard kan gaan met allerlei bijwerkingen. Probeer deze cliënten dan ook vaak te vragen of zij bijwerkingen ervaren. Soms is daar namelijk iets aan te doen in overleg met hun behandelend arts. Sommige cliënten krijgen laxeermiddelen, zoals macrogol en lactulose, voorgeschreven bij obstipatie door bijvoorbeeld het gebruik van ijzerpreparaten. Andere cliënten hebben baat bij maagzuurremmers, zoals omeprazol en pantoprazol. Door gebruik van verschillende geneesmiddelen kunnen nierpatiënten namelijk last krijgen van hun maag. Dialyse en transplantatie Dialyse Bij hemodialyse wordt het bloed door een ‘kunstnier’ buiten het lichaam gefilterd. Dat betekent dat het bloed via een slangetje door een apparaat wordt geleid, waar allerlei filters in zitten. Daarna wordt het door een ander slangetje weer teruggebracht naar het lichaam. Bij peritoneale dialyse wordt spoelvloeistof in de buikholte van de cliënt ingebracht. In de buikholte lopen heel veel bloedvaatjes. De spoelvloeistof heeft stoffen in zich die als een soort magneetjes de afvalstoffen naar zich toe trekken. Het bloed wordt hierdoor gefilterd. De spoelvloeistof wordt daarna weer uit de buikholte gepompt. Dieet bij dialyse Dialyse kan de nierfunctie voor maar 10 tot 15% overnemen. Dat betekent dat er nog steeds veel afvalstoffen achterblijven in het bloed. Zowel bij hemodialyse als peritoneale dialyse gelden daarom allerlei dieetregels wat betreft zouten, eiwitten en calorieën. Een nierpatiënt moet niet te veel zouten binnenkrijgen, omdat die de vochtbalans beïnvloeden. Uit eiwitten ontstaan afvalstoffen, die de nieren niet goed kunnen uitscheiden. Daarnaast moet de cliënt zorgen dat hij voldoende calorieën binnenkrijgt, zodat hij niet onnodig gewicht verliest. Transplantatie Een andere oplossing voor het vervangen van de nierfunctie is een niertransplantatie. Ruim 800 mensen staan op de wachtlijst voor een niertransplantatie, met een gemiddelde wachttijd van vier jaar. Tegenwoordig komt de helft van de getransplanteerde nieren van overleden donoren. De andere helft komt van nog levende donoren die een nier afstaan. Dat heet transplantatie bij leven en komt steeds meer voor. Samenvatting Nieren 6/6 Nierinsufficiëntie signaleren Signaleren Een deel van de medicatiegerelateerde opnamen in het ziekenhuis heeft te maken met een verminderde nierfunctie. De Nierstichting heeft een site gelanceerd in het kader van hun campagne over medicatieveiligheid, waar nierpatiënten hun medicatie kunnen checken. De voorschrijver van geneesmiddelen heeft als taak de nierfunctie te controleren. Het is wel heel belangrijk om als apotheek te monitoren welke cliënten nierproblemen hebben en welke medicatie zij gebruiken. Dit gebeurt niet in alle apotheken op dezelfde manier. Sommige apotheken hebben de beschikking over de actuele nierfunctiewaarden van cliënten, andere niet. Deze laatste apotheken kunnen bij hun cliënten informeren naar de nierfunctie. Geneesmiddelen bij nierproblemen Als het gaat om geneesmiddelen die effect kunnen hebben op de nier en cliënten met nierproblemen, heeft de apotheek verschillende taken. Als cliënten al een verminderde nierfunctie hebben, is het van belang om te informeren naar hun nierfunctie (klaring) om te bepalen of je bepaalde geneesmiddelen mag uitgeven of dat deze eerst in dosering moeten worden aangepast. Bovendien is het belangrijk om bijwerkingen die kunnen wijzen op een verminderde nierfunctie (vermoeidheid, duizeligheid) te signaleren. Verder is het van belang dat je cliënten met nierinsufficiëntie informeert over de effecten die geneesmiddelen kunnen hebben op de nierfunctie. Nierfalen in de apotheek Boekje ‘Verminderde nierfunctie’ Als een middel niet afgeleverd mag worden, zijn twee scenario’s mogelijk: óf de dosis van het voorgeschreven geneesmiddel moet worden aangepast, óf er moet een alternatief gevonden worden voor dat geneesmiddel. Er is een boekje over geneesmiddelen bij nierfalen van de KNMP met de titel ‘Verminderde nierfunctie’. In dit boekje kun je opzoeken welke geneesmiddelen niet gebruikt mogen worden bij nierinsufficiëntie, en bij welke geneesmiddelen de dosering moet worden aangepast. Dat kan heel handig zijn als je niet zo goed weet of het verstandig is dat een cliënt een bepaald geneesmiddel gebruikt met zijn nierfunctie. Niet alleen bij UA-geneesmiddelen, maar ook bij het uitgeven van sommige zelfzorgmiddelen is het belangrijk te vragen naar de nierfunctie van de cliënt. Zo kan het onverstandig zijn om bij een slechte nierfunctie NSAID’s te gebruiken. Bovendien hebben NSAID’s interacties met bijvoorbeeld ACE-remmers en lisdiuretica, die vaak worden voorgeschreven aan nierpatiënten. Ook als de nierfunctie nog niet zo ver is achteruitgegaan, is het van belang om zo weinig mogelijk pijnstillers te gebruiken zodat verdere nierschade wordt voorkomen. Geneesmiddelen die nierschade kunnen veroorzaken: • antibiotica, zoals aminoglycosiden, cephalosporines, amphotericine B, bacitracine en vancomycine deze worden eigenlijk alleen in het ziekenhuis gebruikt; • ACE-remmers en A2antagonisten; • medicijnen tegen kanker, zoals, cisplatina en carboplatin; • methotrexaat; • drugs, zoals heroïne en xtc; • geneesmiddelen tegen hiv; • NSAID’s • cimetidine (een maagzuurremmer).