Nieren - SBA web

advertisement
Samenvatting
Nieren
1/6
Nieren
Bouw van de nieren
De meeste mensen hebben twee nieren: één links en één rechts van je lichaamsslagader,
achter in de buikholte. Een nier is ongeveer vijftien centimeter hoog en heeft de vorm van
een boon. De nieren worden van bloed voorzien door twee nierslagaders. De nier is te
verdelen in de nierschors, het niermerg en het nierbekken.
De schors bestaat uit ongeveer een miljoen nefronen. Een nefron is eigenlijk een klein
fabriekje op zich, dat alle functies van de nier bezit. Nefronen voeren afvalstoffen en vocht
af door verzamelbuisjes.
Het niermerg bestaat uit piramiden, waarin de verzamelbuisjes uitmonden. De piramiden
monden weer uit in het nierbekken. De urine verlaat de nier via de ureter en wordt
verzameld in de blaas. Als de blaas vol zit, moet je naar de wc. De urine verlaat de blaas
dan via de plasbuis.
Nefron
Het nefron is de kleinste eenheid in de nier, die bestaat uit een filtratiekapsel met
een soort lus en een verzamelbuisje. Het bloed van de nierslagaders wordt door het
filtratiekapsel gefilterd. Rode bloedcellen en glucose kunnen niet door dit kapsel heen. In
de lus worden verschillende stoffen in de urine gestopt en uit de urine gehaald, waardoor
de urine veel geconcentreerder wordt. In het verzamelbuisje wordt de urine verzameld.
Verminderde nierfunctie
Nierinsufficiëntie
Een verminderde nierfunctie wordt ook
wel nierinsufficiëntie genoemd. Geschat
wordt dat in Nederland ongeveer een
op de twintig mensen een verminderde
nierfunctie heeft. Een op de tweehonderd
mensen heeft ernstige nierinsufficiëntie.
Nierinsufficiëntie kan een acuut of een
chronisch probleem zijn.
Acute nierinsufficiëntie is een plotselinge
vermindering van de nierfunctie. Bij
chronische nierinsufficiëntie is de
verminderde nierfunctie blijvend slecht of
wordt deze steeds slechter. Soms is dat
het gevolg van acute nierinsufficiëntie,
soms is die schade geleidelijk ontstaan. Een
oorzaak van chronische nierinsufficiëntie
is bijvoorbeeld diabetes. De nieren hebben
een enorme reservecapaciteit, waardoor
symptomen van nierschade pas optreden
als de nierfunctie al 70% verminderd is
ten opzichte van de normale functie. Dat
betekent dat de gefiltreerde hoeveelheid
bloed met 70% is verminderd.
Meten is weten
Om te bepalen hoe goed de nieren
functioneren, kun je aan de hand van
bloedwaarden de nierfunctie van een
cliënt berekenen. De bloedwaarden
kunnen namelijk iets vertellen over de
filtercapaciteit van de nieren. Nieren met
een goed filter filteren de stof creatinine
bijna helemaal uit het bloed. Door de
hoeveelheid creatinine in het bloed te
bepalen kan de glomulaire filtratiesnelheid
(de filtercapaciteit) worden geschat met
een standaardformule.
Voorbeelden van standaardformules
zijn de MDRD-formule en de CockcroftGault-formule. Hierbij wordt onder andere
rekening gehouden met het geslacht en
de leeftijd van de cliënt. Deze geschatte
glomulaire filtratiesnelheid, in het Engels
estimated glomerular filtration rate, wordt
ook wel afgekort tot eGFR. Voor de term
GFR wordt ook de term creatinineklaring
gebruikt.
Om de GFR precies te berekenen moet
gedurende 24 uur urine worden verzameld.
Daaruit wordt dan ook de creatininewaarde
bepaald, naast de bloedwaarden. Aan de
hand daarvan kan precies worden berekend
of de nier voldoende filtreert.
Functies van de nieren
Regeling vochtbalans
Het lichaam verkeert in een evenwichtige
toestand om optimaal te kunnen
functioneren. De vochtbalans is hiervoor
erg belangrijk. Afhankelijk van de
vochttoestand scheiden de nieren meer of
minder vocht uit.
Mineralenhuishouding
De uitscheiding van mineralen, zoals
natrium, kalium, calcium en fosfaat, vindt
plaats in de nieren. Hoeveel mineralen
worden uitgescheiden, hangt af van de
toestand van het lichaam en kan worden
beïnvloed door hormonen.
Uitscheiden afvalstoffen
De nieren zijn van essentieel belang voor
het filteren van afvalstoffen uit het bloed.
Zo worden sommige geneesmiddelen via
de nieren uitgescheiden.
Productie hormonen
De nieren produceren twee belangrijke
hormonen. Het ene hormoon, renine, is belangrijk voor het regelen van de bloeddruk.
Het andere hormoon, erythropoïne (EPO),
stimuleert de productie van rode bloedcellen in het beenmerg.
Vitamine D
De nieren zijn nodig om vitamine D om
te zetten in de actieve vorm. Vitamine D
is belangrijk voor de opname van calcium
in de darm en de inbouw van calcium in
de botten. Jonge kinderen, ouderen en
mensen die niet voldoende buiten komen,
wordt geadviseerd om vitamine D te
slikken.
Zuurgraad bloed
Ook de zuurgraad van het bloed wordt
in balans gehouden door de nieren. Als
het bloed niet zuur genoeg is, zullen de
nieren de stof bicarbonaat uitscheiden.
Daar wordt het bloed zuurder van. Als het
bloed te zuur is, zullen de nieren juist geen
bicarbonaat uitscheiden.
Samenvatting
Nieren
Oorzaken
Nierinsufficiëntie houdt in dat de
filtercapaciteit van de nier niet
goed genoeg is. Dat kan bij acute
nierinsufficiëntie door een aantal
problemen worden veroorzaakt:
• Probleem in de bloedaanvoer: als de
nierslagader is afgesloten, is er niet
genoeg bloed om te filteren.
• Afweerproblemen: het filter is
verstopt door het samenklonteren van
afweerstoffen.
• Afvoerprobleem: het filter werkt niet
meer omdat er geen urine afgevoerd
kan worden door een blokkade van
bijvoorbeeld een niersteen. Nierstenen
die het nierbekken, de ureter of de
plasbuis blokkeren, kunnen ervoor
zorgen dat er geen urine geproduceerd
wordt.
2/6
Behandeling van nierinsufficiëntie
Bij ernstige nierinsufficiëntie moeten de
verschillende functies van de nier worden
opgevangen. De vochtbalans moet in de
gaten worden gehouden, waarbij cliënten
soms moeten letten op de hoeveelheid
zout die ze binnenkrijgen. Soms moeten
cliënten ook vitamine D, mineralen of het
hormoon EPO slikken om te zorgen dat
deze stoffen op peil blijven in het lichaam.
Een cliënt met een nierfunctie van
minder dan 30% heeft een vervangende
behandeling nodig om te zorgen dat
zich niet te veel afvalstoffen in het bloed
opstapelen. Cliënten moeten dan aan de
nierdialyse. Het dialyseapparaat kan in een
paar uur zorgen dat het bloed weer schoon
is om bijvoorbeeld een aantal dagen
vooruit te kunnen.
Nierziekten
Nierstenen
Nierstenen zijn samengeklonterde
kristallen van mineralen in de urine. In de
urine zijn veel mineralen aanwezig, en soms
vormen die kristallen. Als deze kristallen
samenklonteren doordat er bijvoorbeeld
te weinig vocht is, kan er een steen
ontstaan. Grote stenen kunnen de afvoer
van urine blokkeren en daardoor acute
nierinsufficiëntie veroorzaken.
Glomerulonefritis
Glomerulonefritis of nierfilterontsteking
kan als gevolg van een infectie optreden.
Bij een infectie worden door het
afweersysteem veel kleine eiwitten
geproduceerd die kunnen neerslaan op de
nierfilters. De nierfilters kunnen daardoor
niet goed hun werk doen en de nierfunctie
gaat achteruit. In de meeste gevallen wordt
de nierfunctie vanzelf weer beter.
Nierbekkenontsteking
Een nierbekkenontsteking is vaak een
blaasontsteking die zich richting de nieren
heeft uitgebreid. Als de nierbekkens, waar
de urine verzameld wordt, ontstoken
zijn, zijn mensen vaak erg ziek. Meestal
heeft dit geen invloed op de nierfunctie,
tenzij iemand langdurig ernstige
nierbekkenontstekingen heeft.
Diabetische nefropathie
Diabetische nefropathie is nierschade
aangericht door diabetes. Bij diabetes is er
vaak een te hoge suikerspiegel in het bloed,
waardoor de kleine vaatjes beschadigd
raken. Ook gaat diabetes vaak gepaard met
een hoge bloeddruk. De nierfilters raken
daardoor beschadigd en dat kan zorgen
voor nierinsufficiëntie.
Niercysten
Niercysten zijn vochtblaasjes op de nieren.
Ze komen veel voor. Sommige mensen
hebben een erfelijke aandoening waarbij
ze heel veel cysten op de nieren krijgen.
Hierbij wordt het gezonde nierweefsel
verdrongen. Er kan dan nierinsufficiëntie
ontstaan.
Hypertensie
Hypertensie (een te hoge bloeddruk) kan
de kleine vaatjes in de nier beschadigen.
De filters kunnen daardoor lek raken
of kapotgaan. Als er te veel nierfilters
stukgaan, gaat de nierfunctie achteruit.
Samenvatting
Nieren
3/6
Behandelen van nierfunctiestoornissen
Problemen bij nierfunctiestoornissen
Als de nierfunctie zover gedaald is dat
deze door zijn reservecapaciteit heen is,
ontstaat een aantal problemen.
• Ten eerste kan de vochtbalans van het
lichaam niet goed meer op peil worden
gehouden. Daarmee raken ook de
natrium- en kaliumhoeveelheid in het
bloed ontregeld. Dat levert problemen
op voor het hart, dat bij te weinig of te
veel kalium anders gaat werken.
• De calcium-fosfaathuishouding
raakt ontregeld. Het fosfaat kan niet
meer goed worden uitgescheiden,
waardoor te veel fosfaat in het bloed
zit. Daarnaast krijgt een cliënt een
vitamine D-tekort, omdat vitamine D
niet langer actief wordt gemaakt door
de nieren. Vitamine D is belangrijk voor
de opname van calcium uit de voeding.
Daarom hebben nierpatiënten vaak een
te laag calcium. De combinatie van een
hoog fosfaat en een laag calcium kan
zorgen voor broze botten.
• Verder hebben nierpatiënten vaker
een hoge bloeddruk. Het is belangrijk
om dat te behandelen om verdere
nierschade te voorkomen.
• Omdat het hormoon EPO ook door de
nieren wordt geproduceerd, kan het
gebeuren dat een tekort ontstaat van
dit hormoon. EPO is belangrijk voor de
aanmaak van rode bloedcellen. Zonder
EPO kan een cliënt dus last krijgen van
bloedarmoede.
• Afvalstoffen, zoals stoffen uit
medicijnen en eiwitten, hopen zich op
in het bloed omdat deze stoffen niet
goed geklaard kunnen worden door de
nieren.
• De zuurgraad van het bloed wordt soms
te hoog omdat de stof bicarbonaat te
veel wordt uitgescheiden.
Soms wordt bicarbonaat aan nierpatiënten
gegeven om te zorgen dat het bloed niet
te zuur wordt. Verder kan met allerlei
bloeddrukmedicatie geprobeerd worden
om de bloeddruk onder controle te
houden. Soms krijgen cliënten ook EPO
toegediend in injecties en ijzersuppletie
om bloedarmoede te behandelen.
Dieet
Omdat bepaalde stoffen niet goed
kunnen worden opgeruimd, mogen
cliënten daar soms minder van innemen
om te voorkomen dat stoffen zich gaan
opstapelen in het bloed. Zo mogen ze vaak
minder zouten, eiwitten en fosfaat eten.
Ook moeten sommige cliënten letten op
de hoeveelheid vocht die ze binnenkrijgen.
Als die teveel is, kunnen de nieren niet
voldoende vocht uitscheiden. Dan kan
best lastig zijn als je als nierpatiënt een
hoop geneesmiddelen moet innemen met
water!
Dialyse en transplantatie
Als de nierfunctie minder is dan 15%, moet
gekeken worden naar een behandeling
om de nierfunctie te vervangen.
Dieetmaatregelen en geneesmiddelen
werken dan namelijk niet meer voldoende
om te voorkomen dat zich allerlei
afvalstoffen in het bloed gaan stapelen.
Geneesmiddelen
Er worden veel geneesmiddelen ingezet
om de verschillende problemen die
ontstaan door nierinsufficiëntie, te
bestrijden. Zo kunnen kaliumbinders
en fosfaatbinders voorkómen dat er te
veel kalium en fosfaat uit de voeding in
het bloed terechtkomt. Vitamine D kan
gegeven worden in een actieve vorm, om
te zorgen dat de nier dit niet meer actief
hoeft te maken.
Dialyseren is eigenlijk het schoonmaken
van het bloed in een apparaat buiten het
lichaam. Via een buisje loopt het bloed
dan van het lichaam door het apparaat
weer terug het lichaam in. Zo kunnen
afvalstoffen alsnog worden verwijderd.
Vaak staan mensen die dialyseren ook op
de wachtlijst voor niertransplantatie. Dan
wordt een nier van iemand die nog leeft of
iemand die overleden is, getransplanteerd
in het lichaam van de nierpatiënt. Een
niertransplantatie is een grote operatie,
met alle risico’s van dien. Als de nier niet
afgestoten wordt, heeft iemand daarna
wel weer een normale nierfunctie.
Calcium-fosfaathuishouding
Broze botten
Nierpatiënten hebben vaak een te
laag calciumgehalte en een te hoog
fosfaatgehalte in het bloed (klik hier
voor een overzicht met normaalwaarden
van laboratoriumonderzoeken). Dit kan
zorgen voor broze botten. De stoornissen
in de calcium-fosfaathuishouding kunnen
ervoor zorgen dat botten niet goed kunnen
groeien; iets wat vooral bij kinderen
een groot probleem is. Kinderen met
nierfunctieproblemen kunnen hierdoor
groeiachterstand oplopen.
Vitamine D-suppletie
De nieren zetten vitamine D om in de
actieve vorm calcitriol. Calcitriol zorgt
ervoor dat calcium kan worden opgenomen
uit de voeding in de darmen en ingebouwd
in de botten. Bij nierpatiënten wordt
vitamine D door de nieren niet meer
geactiveerd, waardoor er te weinig actief
vitamine D is en minder opname van
calcium plaatsvindt. Zij krijgen daarom
alfacalcidol (Etalpha®) of calcitriol
(Rocaltrol®), vormen van vitamine D die
niet meer geactiveerd hoeven te worden
door de nieren. Vaak voorkomende
bijwerkingen van deze middelen zijn maagdarmklachten en huiduitslag. Als deze
middelen niet voldoende effect hebben,
wordt cinacalcet (Mimpara®) soms aan de
behandeling toegevoegd.
Fosfaatbinders
Bovendien scheiden nierpatiënten te
weinig fosfaat uit waardoor dat zich
ophoopt in het bloed. Fosfaatbinders
kunnen het fosfaatgehalte verlagen door
fosfaat uit de voeding in de darmen te
binden. Daarmee wordt voorkomen dat er
nog meer opgenomen wordt.
Voorbeelden van calciumhoudende
fosfaatbinders zijn calciumacetaat (Phosex®) en calciumcarbonaat (Calci-chew®).
Sevelamer (Renagel®, Renvela®) is niet-calciumhoudend. Deze fosfaatbinders binden
fosfaat in de dunne darm zodat de stof niet
opgenomen kan worden. De fosfaatbinders moeten worden ingenomen tijdens
de maaltijd. De opname van verschillende
antibiotica kan worden verminderd door
het gebruik van deze geneesmiddelen.
Samenvatting
Nieren
Bloeddrukverlagers
Hoge bloeddruk
De nieren spelen een grote rol in het
reguleren van de bloeddruk. Zodra je
nieren niet goed functioneren, is dat te
merken aan de bloeddruk. Daarom wordt
de bloeddruk regelmatig gemeten door de
huisarts. Een hoge bloeddruk (hypertensie)
kan de vaten namelijk beschadigen, ook
de kleine vaatjes in de nieren. Hierdoor
kan de nierfunctie (verder) achteruitgaan.
Bovendien verhoogt hypertensie de kans
op allerlei hart- en vaatziekten.
Bij sommige cliënten is nierschade
ontstaan door een te hoge bloeddruk.
Bij hen is de bloeddruk al helemaal
een belangrijk aandachtspunt bij de
behandeling van hun nierproblemen.
Er zijn verschillende groepen
bloeddrukverlagers, zoals ACE-remmers,
bètablokkers, calciumantagonisten en
diuretica (plaspillen). We zullen ze hier kort
behandelen. Wil je er meer over weten? Kijk
dan eens naar de cursus ‘Cardiovasculair
risicomanagement’.
ACE-remmers
Nierpatiënten krijgen relatief vaak
ACE-remmers voorgeschreven omdat
er aanwijzingen zijn dat deze een
beschermend effect kunnen hebben op
de nierfunctie. ACE-remmers remmen
het angiotensine I converterend enzym
(ACE). Dit zorgt er uiteindelijk voor dat de
bloeddruk lager wordt doordat meer water
wordt uitgescheiden en de vaten minder
samentrekken.
ACE-remmers hebben een aantal
bijwerkingen en interacties. In het begin
van de behandeling kan het gebruik van
ACE-remmers een lage bloeddruk geven,
waardoor mensen bijvoorbeeld duizelig
worden bij te snel opstaan. Een bijwerking
die bij meer dan 10% van de gebruikers
voorkomt, is prikkelhoest. Cliënten moeten
bij deze klachten de behandeling staken.
ACE-remmers zijn teratogeen en mogen
dus niet worden gebruikt bij zwangerschap.
Een aantal ACE-remmers kan eventueel
worden gebruikt bij borstvoeding.
ACE-remmers hebben interacties
met kaliumsparende diuretica en
aldosteronantagonisten. De kaliumspiegel
kan hierbij te hoog worden, waardoor een
hyperkaliëmie kan ontstaan. Hierdoor kan
het hartritme ontregeld raken.
Bètablokkers en calciumantagonisten
Bètablokkers, zoals metoprolol en
propanolol, blokkeren de bètareceptoren
in de bloedvaten. Adrenaline kan daardoor
geen gebruik meer maken van deze
receptoren en heeft daardoor minder
effect dan gewoonlijk. Hierdoor wordt de
bloeddruk lager, vertraagt de hartslag en
knijpt het hart wat minder vaak samen.
Bètablokkers kunnen als bijwerking de
bloedsomloop verminderen en daardoor
zorgen voor koude handen en voeten.
Bètablokkers worden bij voorkeur niet
voorgeschreven aan cliënten met astma
omdat ze de astmamedicatie bij een aanval
minder kunnen laten werken.
Calciumantagonisten zoals nifedipine
worden vooral ingezet om een hoge
bloeddruk te bestrijden. Nifedipine
verlaagt de calciuminstroom in spiercellen
in perifere slagaders, waardoor die
meer ontspannen zijn. Dat verlaagt de
bloeddruk. Veelvoorkomende bijwerkingen
zijn flushes (voorbijgaande roodheid
in het gezicht), hoofdpijn, duizeligheid
en hartkloppingen. Nifedipine wordt
gemetaboliseerd door het CYP3A4-enzym
in de lever. Daarom kunnen veel interacties
optreden met CYP3A4-remmers (hivproteaseremmers, cimetidine, itraconazol,
erytromycine, ketoconazol, grapefruitsap)
en -inductoren (zoals carbamazepine,
rifampicine en fenytoïne).
Diuretica (plastabletten)
Diuretica, zoals hydrochloorthiazide en
chloorthiazide, zorgen ervoor dat minder
water en zouten worden vastgehouden,
waardoor de bloeddruk daalt. Ze worden
ook wel plastabletten genoemd, omdat
mensen er veel meer van moeten plassen.
Bijwerkingen zijn een droge mond,
moeheid en spierkrampen. Vooral in het
begin kunnen cliënten last hebben van
duizeligheid. Het gebruik van diuretica
tijdens zwangerschap en borstvoeding
moet zoveel mogelijk worden vermeden.
De werking van diuretica wordt
afgeremd door NSAID’s. Er kan ernstige
nierinsufficiëntie worden opgewekt als
dehydratie door sterkwerkende diuretica
samengaat met toediening van een NSAID.
Dit kan zorgen voor het vasthouden van
vocht in de longen en acuut hartfalen.
4/6
Samenvatting
Nieren
5/6
Andere geneesmiddelen
EPO
De nieren maken het hormoon erytropoëtine (EPO) aan,
wat heel belangrijk is voor de productie van rode bloedcellen
in het beenmerg. Een tekort aan EPO kan dus zorgen voor
bloedarmoede.
Vervangers voor EPO worden gegeven in injecties, zoals
darbepoëtine (Aranesp®), epoëtine-alfa (Eprex®) en epoëtine-bèta
(NeoRecormon®, Mircera®). De voornaamste bijwerkingen van
deze geneesmiddelen zijn pijn op de injectieplaats, een verhoogde
bloeddruk, oedeem en overgevoeligheid. Er is weinig bekend over
gebruik van deze middelen tijdens zwangerschap en borstvoeding,
daarom wordt dit afgeraden.
IJzer en vitaminen
Een andere oorzaak van bloedarmoede bij nierpatiënten is een
tekort aan ijzer en vitaminen. Deze stoffen zijn belangrijk voor de
bouw van een rode bloedcel. Bij bloedarmoede door ijzergebrek
krijgen nierpatiënten vaak ferrofumaraat, ferrosulfaat (Fero
Gradumet®) of ferrogluconaat (Losferron®). Bijwerkingen zijn
maag-darmklachten, zoals verstopping en het zwartkleuren
van de ontlasting. Als tabletten niet helpen, kan ijzer ook
worden geïnjecteerd, bijvoorbeeld met Venofer®. In verband
met overgevoeligheidsklachten wordt vaak eerst een testdosis
voorgeschreven.
Bicarbonaat
Nieren kunnen bij nierfalen geen bicarbonaat meer maken,
wat ervoor kan zorgen dat het bloed zuurder wordt. Daar raakt
het lichaam van uit balans. Daarom krijgen sommige cliënten
bicarbonaat in tabletten voorgeschreven (natriumbicarbonaat).
De behandelend arts bepaalt voor elke cliënt of en hoeveel
bicarbonaat nodig is.
Bijwerkingen
Het is goed om je als apothekersassistent te beseffen dat de grote
hoeveelheid geneesmiddelen die nierpatiënten gebruiken, gepaard
kan gaan met allerlei bijwerkingen. Probeer deze cliënten dan ook
vaak te vragen of zij bijwerkingen ervaren. Soms is daar namelijk
iets aan te doen in overleg met hun behandelend arts.
Sommige cliënten krijgen laxeermiddelen, zoals macrogol en
lactulose, voorgeschreven bij obstipatie door bijvoorbeeld het
gebruik van ijzerpreparaten. Andere cliënten hebben baat bij
maagzuurremmers, zoals omeprazol en pantoprazol. Door gebruik
van verschillende geneesmiddelen kunnen nierpatiënten namelijk
last krijgen van hun maag.
Dialyse en transplantatie
Dialyse
Bij hemodialyse wordt het bloed door
een ‘kunstnier’ buiten het lichaam
gefilterd. Dat betekent dat het bloed via
een slangetje door een apparaat wordt
geleid, waar allerlei filters in zitten. Daarna
wordt het door een ander slangetje weer
teruggebracht naar het lichaam.
Bij peritoneale dialyse wordt spoelvloeistof
in de buikholte van de cliënt ingebracht. In
de buikholte lopen heel veel bloedvaatjes.
De spoelvloeistof heeft stoffen in zich die
als een soort magneetjes de afvalstoffen
naar zich toe trekken. Het bloed wordt
hierdoor gefilterd. De spoelvloeistof wordt
daarna weer uit de buikholte gepompt.
Dieet bij dialyse
Dialyse kan de nierfunctie voor maar 10
tot 15% overnemen. Dat betekent dat er
nog steeds veel afvalstoffen achterblijven
in het bloed. Zowel bij hemodialyse als
peritoneale dialyse gelden daarom allerlei
dieetregels wat betreft zouten, eiwitten
en calorieën. Een nierpatiënt moet niet
te veel zouten binnenkrijgen, omdat die
de vochtbalans beïnvloeden. Uit eiwitten
ontstaan afvalstoffen, die de nieren niet
goed kunnen uitscheiden. Daarnaast moet
de cliënt zorgen dat hij voldoende calorieën
binnenkrijgt, zodat hij niet onnodig gewicht
verliest.
Transplantatie
Een andere oplossing voor het vervangen
van de nierfunctie is een niertransplantatie.
Ruim 800 mensen staan op de wachtlijst
voor een niertransplantatie, met een
gemiddelde wachttijd van vier jaar.
Tegenwoordig komt de helft van de
getransplanteerde nieren van overleden
donoren. De andere helft komt van nog
levende donoren die een nier afstaan.
Dat heet transplantatie bij leven en komt
steeds meer voor.
Samenvatting
Nieren
6/6
Nierinsufficiëntie signaleren
Signaleren
Een deel van de medicatiegerelateerde
opnamen in het ziekenhuis heeft te maken
met een verminderde nierfunctie. De
Nierstichting heeft een site gelanceerd
in het kader van hun campagne over
medicatieveiligheid, waar nierpatiënten
hun medicatie kunnen checken.
De voorschrijver van geneesmiddelen heeft
als taak de nierfunctie te controleren. Het
is wel heel belangrijk om als apotheek te
monitoren welke cliënten nierproblemen
hebben en welke medicatie zij gebruiken.
Dit gebeurt niet in alle apotheken op
dezelfde manier. Sommige apotheken
hebben de beschikking over de actuele
nierfunctiewaarden van cliënten, andere
niet. Deze laatste apotheken kunnen
bij hun cliënten informeren naar de
nierfunctie.
Geneesmiddelen bij nierproblemen
Als het gaat om geneesmiddelen die effect
kunnen hebben op de nier en cliënten
met nierproblemen, heeft de apotheek
verschillende taken.
Als cliënten al een verminderde nierfunctie
hebben, is het van belang om te informeren
naar hun nierfunctie (klaring) om te
bepalen of je bepaalde geneesmiddelen
mag uitgeven of dat deze eerst in dosering
moeten worden aangepast. Bovendien is
het belangrijk om bijwerkingen die kunnen
wijzen op een verminderde nierfunctie
(vermoeidheid, duizeligheid) te signaleren.
Verder is het van belang dat je cliënten
met nierinsufficiëntie informeert over
de effecten die geneesmiddelen kunnen
hebben op de nierfunctie.
Nierfalen in de apotheek
Boekje ‘Verminderde nierfunctie’
Als een middel niet afgeleverd mag worden, zijn twee scenario’s
mogelijk: óf de dosis van het voorgeschreven geneesmiddel moet
worden aangepast, óf er moet een alternatief gevonden worden
voor dat geneesmiddel.
Er is een boekje over geneesmiddelen bij nierfalen van de KNMP
met de titel ‘Verminderde nierfunctie’. In dit boekje kun je
opzoeken welke geneesmiddelen niet gebruikt mogen worden bij
nierinsufficiëntie, en bij welke geneesmiddelen de dosering moet
worden aangepast. Dat kan heel handig zijn als je niet zo goed
weet of het verstandig is dat een cliënt een bepaald geneesmiddel
gebruikt met zijn nierfunctie.
Niet alleen bij UA-geneesmiddelen, maar ook bij het uitgeven
van sommige zelfzorgmiddelen is het belangrijk te vragen naar
de nierfunctie van de cliënt. Zo kan het onverstandig zijn om
bij een slechte nierfunctie NSAID’s te gebruiken. Bovendien
hebben NSAID’s interacties met bijvoorbeeld ACE-remmers en
lisdiuretica, die vaak worden voorgeschreven aan nierpatiënten.
Ook als de nierfunctie nog niet zo ver is achteruitgegaan, is het
van belang om zo weinig mogelijk pijnstillers te gebruiken zodat
verdere nierschade wordt voorkomen.
Geneesmiddelen die nierschade
kunnen veroorzaken:
• antibiotica, zoals aminoglycosiden,
cephalosporines, amphotericine
B, bacitracine en vancomycine deze worden eigenlijk alleen in het
ziekenhuis gebruikt;
• ACE-remmers en A2antagonisten;
• medicijnen tegen kanker, zoals,
cisplatina en carboplatin;
• methotrexaat;
• drugs, zoals heroïne en xtc;
• geneesmiddelen tegen hiv;
• NSAID’s
• cimetidine (een
maagzuurremmer).
Download