CM Examen Scheikunde VWO XX-­‐XX-­‐20XX Opgave 1a A: methylethanoaat B: hydroxypropanon 2 2 Opgave 1b methanol links van de pijl ethaanzuur links van de pijl methyethanoaat recht van de pijl water rechts van de pijl 1 1 1 1 Opgave 1c Beide polaire verbindingen Verbinding B kan H-­‐brug doneren Conclusie: verbinding B 1 1 1 Opgave 1d 2-­‐chloor-­‐1,2-­‐propaandiol 3 Opgave 1e atoom C-­‐2 is asymmetrisch opLsche isomeren ontstaan in gelijke hoeveelheden opLsch niet acLef 1 1 1 Opgave 1f Verschil in structuur: de OH-­‐groep OH-­‐groep kan H-­‐bruggen vormen IR-­‐spectrum II vertoont brede en sterke absorpLe bij 3500-­‐3200, duidend op OH Spectrum II behoort bij verbinding B 1 1 1 1 Opgave 2a Stel 100 g, daarvan is 98,5 g MnCO3 98,5 98,5 g≡ =0,856 mol MnCO 3 115 0,856 mol ≡47,1 g Mn antwoord 47,1% Opgave 2b In een zure omgeving zal het carbonaat reageren met zuur reacLe: MnCO 3 + s ,)2 H + +aq ,* Mn 2+ +aq,) H 2 O +l,)CO 2 + g , aflopende reacLe + conclusie Opgave 2c 1 1 1 1 1 2 2 Juiste tekening met spanningsbron mangaanelektrode moet – pool zijn. 3 1 Opgave 2d halfreacLe 1: Mn 2+ )2 e * Mn + s, 1 inzicht dat water ontleedt 1 + halfreacLe 2: 2 H 2 O *O 2 + g ,)4 H )4 e 1 2+ + totaalreacLe: 2 Mn )2 H 2 O * 2 Mn +s ,)O2 + g ,)4 H 2 (als halfreacLe 2 niet goed is beantwoord, maar wel correct in de totaalreacLe is meegenomen: geen a>rek in laatste stap) Opgave 2e Aangelegde spanning Ured – Uox Ured = 1,23 V dus minimaal 1,23—0,72 = 1,95 V Opgave 3a [ HI ]2 K= [ H 2 ][ I 2 ] invullen: K = 1 1 1 2 1,122 =0,60 2 1,44 2 Opgave 3b K wordt groter evenwicht verschui> naar rechts Bij T groter verschui> evenwicht naar endotherme kant ReacLe naar rechts is endotherm 1 1 1 Opgave 3c ConcentraLe HI begint bij 0 Aflezen verschil H2: 2 – 1,22 = 0,78 ConcentraLe HI eindigt bij 1,56 Evenwicht bij t=±2,5 1 1 1 1 Opgave 4a 1,298 =0,0206 mol /ml 63 0,4248 =0,0116 mol /ml HCl : 0,36×1,18=0,4248 g / ml≡ 36,5 H+: 0,0206)2×0,0116=0,0438 mol /3 ml [H+]: 0,0438 mol /3 ml =14,6 mol /l antwoord: pH =−1,16 HNO3: 0,86×1,51=1,298 g /ml ≡ Opgave 4b Uit tabel 48: halfreacLe NO3-­‐: +0,93 V (halfreacLe Au: 1,50 V) reacLe verloopt als Uox – Ured > 0 0,93-­‐1,50 < 0: reacLe verloopt niet 1 1 1 1 1 1 1 1 Opgave 4c Stap 2 verwijdert Au3+-­‐ionen uit de oplossing Stap1: evenwicht verschui> naar rechts (Bijna) aflopende reacLe in stap 2 : goud lost op 1 1 1 Opgave 4d in de totaalreacLe worden 3 NO3-­‐ en 4 Cl-­‐ deeltjes verbruikt = 7 deeltjes er worden maar 6 H+ gebruikt, van beide éénwaardige zuren Oplossing blij> zuur: geen indicator 1 1 1 Opgave 4e inzicht dat er bij de berekening van de chloride-­‐ionen moet worden uitgegaan Aan Cl-­‐ toegevoegd 0,0116×11,4=0,1322 mol (of antwoord bij 4a voor HCl) 0,1322 =0,0331 mol Au Verhouding 1:4 ⇒ 4 0,0331 mol≡0,0331×197=6,5 g Au 6,5 ×100=63,7 % massapercentage: 10,2 (geen correcLe op significanLeniveau) 1 1 1 1 1 Opgave 5a 1,4-­‐benzeendicarbonzuur 2 1,4-­‐benzeendiamine 2 Opgave 5b condensaLepolymerisaLe 2 Opgave 5c Opgave 5d Eén aanhechLngspunt Lineair: thermoplast Opgave 5e Watersto;ruggen tussen N-­‐H en O= en omgekeerd Als aromaLsche interacLe wordt vermeld eventueel extra punt toekennen 1 1 1 2